Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31987H0371

87/371/EEG: Aanbeveling van de Raad van 25 juni 1987 inzake de gecoördineerde invoering van openbare paneuropese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap

PB L 196 van 17.7.1987, p. 81–84 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/1987/371/oj

31987H0371

87/371/EEG: Aanbeveling van de Raad van 25 juni 1987 inzake de gecoördineerde invoering van openbare paneuropese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 196 van 17/07/1987 blz. 0081 - 0084


*****

AANBEVELING VAN DE RAAD

van 25 juni 1987

inzake de gecooerdineerde invoering van openbare paneuropese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap

(87/371/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Overwegende dat volgens Aanbeveling 84/549/EEG (3) de invoering van diensten op basis van een gemeenschappelijke geharmoniseerde benadering op het gebied van telecommunicatie wenselijk is;

Overwegende dat voor de economische ontwikkeling van de Gemeenschap zoveel mogelijk van de door de moderne telecommunicatie geboden mogelijkheden gebruik dient te worden gemaakt;

Overwegende dat mobiele radiodiensten het enige middel vormen om met zich verplaatsende gebruikers contact op te nemen en voor deze gebruikers tevens het meest efficiënte middel zijn om met de openbare telecommunicatienetwerken verbinding te krijgen;

Overwegende dat de op dit ogenblik in de Gemeenschap in gebruik zijnde mobiele landcommunicatiesystemen veelal incompatibel zijn, zodat niet alle gebruikers die zich per voertuig, boot, trein of te voet binnen de Gemeenschap, kust- en binnenwateren inbegrepen, verplaatsen hun voordeel kunnen doen met diensten en markten die geheel Europa bestrijken;

Overwegende dat de omschakeling op het cellulaire digitale mobiele communicatiesysteem van de tweede generatie een unieke gelegenheid vormt om een werkelijk paneuropese mobiele communicatie tot stand te brengen;

Overwegende dat de Europese Conferentie van PTT-administraties (CEPT) een bijzondere werkgroep heeft opgericht, GSM (Groupe Spécial Mobile) genaamd, en deze werkgroep heeft belast met de planning van alle systeemaspecten van een cellulaire mobiele radio-infrastructuur van de tweede generatie;

Overwegende dat een toekomstig systeem, waarmee transmissie van zowel spraak als data mogelijk is, op digitale technieken dient te worden gebaseerd en daarom gemakkelijk zal moeten kunnen worden aangepast aan de algemene digitale omgeving die zal ontstaan door de gecooerdineerde invoering van het Digitale Netwerk voor geïntegreerde diensten (ISDN) in de Gemeenschap overeenkomstig Aanbeveling 86/659/EEG (4);

Overwegende dat een gecooerdineerd beleid bij de introductie van een paneuropese digitale cellulaire mobiele radiodienst de totstandkoming van een Europese markt voor mobiele en hand-held terminals mogelijk zal maken, waarvan de omvang de voor de ontwikkeling noodzakelijke omstandigheden kan scheppen, zodat de in de landen van de Gemeenschap gevestigde ondernemingen hun aandeel in de wereldmarkt kunnen handhaven en vergroten;

Overwegende dat met spoed alle nodige overeenkomsten dienen te worden uitgewerkt om de Europese gebruiker onbeperkt toegang te geven tot mobiele communicatie en vrij verkeer van mobiele terminals in de gehele Gemeenschap mogelijk te maken;

Overwegende dat met een snelle tenuitvoerlegging van Richtlijn 86/361/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de eerste fase van de wederzijdse erkenning van goedkeuringen van eindapparatuur voor telecommunicatie (5) een belangrijke bijdrage tot deze doelstelling zal worden geleverd;

Overwegende dat rekening moet worden gehouden met Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (6) en met Beschikking 87/95/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de normalisatie op het gebied van de informatietechnologieën en de telecommunicatie (7), alsmede met eventuele andere voorstellen die de Commissie op dit gebied doet;

Overwegende dat de mogelijkheden van de bestaande financiële instrumenten van de Gemeenschap dienen te worden benut om de ontwikkeling van haar infrastructuur te stimuleren;

Overwegende dat bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan de dringende behoefte van bepaalde gebruikers aan paneuropese communicatie te land;

Overwegende dat de Commissie in de toekomst nog andere voorstellen op het gebied van de mobiele communicatie zal doen, onder meer voor semafoniesystemen;

Overwegende dat het voeren van een dergelijk beleid zal leiden tot een nauwere samenwerking op communautair niveau tussen de telecommunicatie-industrie enerzijds, en de telecommunicatie-administraties en erkende particuliere instellingen die openbare mobiele telecommunicatiediensten aanbieden, hierna te noemen »telecommunicatie-administraties", anderzijds;

Overwegende dat gunstig advies is uitgebracht door de Groep van Hoge Ambtenaren inzake Telecommunicatie (SOG-T); dat volgens dit advies de door de Groep Analyse en Vooruitzichten (GAP) opgestelde gedetailleerde aanbevelingen een strategische basis vormen voor de ontwikkeling van openbare mobiele communicatie in de Gemeenschap, waarmee gebruikers in Europa tijdens hun verplaatsingen in staat worden gesteld om efficiënt en economisch te communiceren;

Overwegende dat over deze aanbevelingen gunstig is geadviseerd door de telecommunicatie-administraties, de Europese Conferentie van PTT-administraties (CEPT) en de industrie van telecommunicatie-apparatuur in de Lid-Staten;

Overwegende dat de overwogen maatregelen ertoe zullen leiden dat de economische voordelen en het snel groeiende marktpotentieel van openbare mobiele communicatie in de Gemeenschap volledig tot hun recht komen;

Overwegende dat het Verdrag, afgezien van artikel 235, niet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet,

BEVEELT AAN:

1. dat de telecommunicatie-administraties de in de bijlage beschreven gedetailleerde aanbevelingen inzake de gecooerdineerde invoering van openbare paneuropese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap ten uitvoer leggen;

2. dat zij daarbij met name aandacht besteden aan:

a) de keuze van het transmissiesysteem en de netwerkinterfaces;

b) het in de bijlage aangegeven tijdschema;

c) de aanvang van de diensten uiterlijk met ingang van 1991, waarbij wordt gestreefd naar een geografisch bereik en een penetratiegraad die verenigbaar zijn met een commerciële strategie;

3. dat zij voortgaan met de samenwerking in het kader van de Europese Conferentie van PTT-administraties (CEPT), met name ten aanzien van de doelstellingen en het tijdschema die voor de voltooiing van de specificatie van het paneuropese systeem voor openbare digitale cellulaire mobiele communicatie in de bijlage zijn opgenomen;

4. dat zij voorzien in een geleidelijke ontwikkeling van de eventueel reeds bestaande openbare mobiele radiosystemen naar het paneuropese systeem voor digitale cellulaire mobiele communicatie, ten einde een omschakeling te bewerkstelligen die aan de behoeften van gebruikers, telecommunicatie-administraties en in de Gemeenschap gevestigde bedrijven voldoet;

5. dat de regeringen der Lid-Staten en de telecommunicatie-administraties met spoed alle technische overeenkomsten tot stand brengen die nodig zijn om een onbeperkte toegang tot digitale cellulaire mobiele communicatie mogelijk te maken;

6. dat bij de bijdragen in het kader van de financiële instrumenten van de Gemeenschap rekening wordt gehouden met deze aanbeveling, met name voor de investeringen die nodig zijn voor de verwezenlijking van het paneuropese systeem voor digitale cellulaire mobiele communicatie, en dat dit ook gebeurt bij de bijdragen in het kader van de programma's van de Gemeenschap voor technologisch onderzoek en technologische ontwikkeling voor de ontwikkeling van de vereiste technologische basis;

7. dat de regeringen van de Lid-Staten de telecommunicatie-administraties verzoeken deze aanbeveling ten uitvoer te leggen;

8. dat de regeringen van de Lid-Staten vanaf eind 1987 de Commissie aan het eind van elk jaar op de hoogte stellen van de bij de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling genomen maatregelen en de problemen die zich daarbij hebben voorgedaan. De Commissie zal, samen met de op 4 november 1983 door de Raad ingestelde Groep van Hoge Ambtenaren inzake Telecommunicatie (SOG-T), de voortgang van de werkzaamheden nagaan.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 1987.

Voor de Raad

De Voorzitter

H. DE CROO

(1) PB nr. L 69 van 17. 3. 1987, blz. 5.

(2) PB nr. C 125 van 11. 5. 1987, blz. 159.

(3) PB nr. L 298 van 16. 11. 1984, blz. 49.

(4) PB nr. L 382 van 31. 12. 1986, blz. 36.

(5) PB nr. L 217 van 5. 8. 1986, blz. 21.

(6) PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8.

(7) PB nr. L 36 van 7. 2. 1987, blz. 31.

BIJLAGE

1. Algemene eisen

Het toekomstige paneuropese digitale cellulaire mobiele communicatiesysteem moet aan de volgende algemene eisen voldoen:

- geschikt zijn om te werken in de frequentiebanden 890-915 MHz en 935-960 MHz die voor het paneuropese digitale cellulaire mobiele communicatiesysteem beschikbaar zullen worden gesteld;

- een verkeerscapaciteit (uitgedrukt in E/km2/MHz) bezitten die groter is dan die van bestaande systemen, rekening houdend met de beperkte bandbreedtemogelijkheden die hiervoor beschikbaar zijn;

- de gebruiker spraaktransmissie bieden van een kwaliteit die ten minste gelijk is aan die van de bestaande systemen;

- een doelmatig gebruik van hand-held-terminals mogelijk maken en de concurrentie tussen de fabrikanten bevorderen;

- voldoende flexibel zijn, zodat gemakkelijk nieuwe met ISDN verband houdende diensten kunnen worden ingevoerd.

De kosten van het systeem zijn te onderscheiden in kosten van de vaste infrastructuur die door de telecommunicatie-administraties worden gedragen, zowel voor steden als voor het platteland, en kosten van de mobiele apparatuur. Al deze kosten moeten binnen redelijke grenzen blijven en mogen in ieder geval niet hoger zijn dan de kosten van de reeds bestaande openbare mobiele telefoonsystemen in de 900 MHz-band. Aangezien de kosten van de mobiele communicatie-apparatuur de hoofdmoot zullen vormen van de totale systeemkosten, is het wenselijk dat zij (bij meer dan 100 000 eenheden) lager zijn dan die voor reeds bestaande openbare mobiele telefoonsystemen in de 900 MHz-band.

2. Keuze van het transmissiesysteem

Het paneuropese mobiele systeem moet met digitale transmissie werken. De grondslagen voor de definitieve keuze van een voor alle Lid-Staten gemeenschappelijke technische optie (methode van meervoudige toegang tot het radiosubsysteem) binnen de digitale modus zijn in mei 1987 door de telecommunicatie-administraties gelegd op basis van de werkzaamheden die door de CEPT, in het bijzonder haar speciale groep voor mobiele communicatie, GSM (Groupe Spécial Mobile) genaamd, zijn verricht.

3. Netwerkarchitectuur

De principes van de netwerkstructuur, de definitie en toewijzing van de functies van de verschillende onderdelen van het systeem - mobiele stations (MS), basisstations (BS) en schakelcentrales voor mobiele communicatie (MSC) - zouden tegen juli 1987 moeten vaststaan. Daarbij dienen de adequate interfaces tussen de verschillende onderdelen van het systeem (MS-BS-MSC) volledig te worden gedefinieerd voor alle OSI-lagen die voor de desbetreffende diensten van toepassing zijn en voor alle toepassingen die van deze interfaces gebruik maken (oproepfuncties, onderhoud enz. . . .). Het systeem moet kunnen voorzien in de behoeften van in een zelfde gebied gevestigde exploitanten van digitale cellulaire mobiele radio.

4. Mobiele interfaces die eind 1987 in detail gespecificeerd zouden moeten zijn

a) S referentiepunt, met B (N kbit/s) + D (Nkbit/s) structuur (N en N nader te bepalen);

b) interface tussen MS en BS;

c) interface tussen BS en MSC.

Er zou een minimumpakket specificaties voor de mens-machine-interface (besturingsprocedures) moeten worden vastgesteld.

5. Mobiele diensten die eind 1987 in detail gespecificeerd moeten zijn en die vanaf 1991 in alle Lid-Staten beschikbaar moeten zijn, met inbegrip van hand-over en nationale/internationale roaming

Hoewel spraakverbindingen aanvankelijk de belangrijkste dienst zullen zijn, dient het mobiele systeem niettemin open te staan voor een algehele ontwikkeling in de richting van ISDN-diensten (1). Daarom zouden onderstaande mobiele diensten eind 1987 in detail gespecificeerd en vanaf 1991 in alle Lid-Staten beschikbaar moeten zijn:

a) Dragerdiensten

- niet-transparante dragerdienst voor spraak;

- transparante dragerdienst voor datatransmissie bij N kbit/s, in het netwerk geschakeld bij 64 kbit/s (N nader te bepalen);

b) Basisdiensten

- hand-over;

- nationale/internationale roaming;

c) Telediensten

3.1. kHz telefonie (corresponderend met N kbit/s op het B-kanaal; N nader te bepalen);

d) Extradiensten

- identificatie van de oproepende lijn;

- informatie over de duur van de gesprekken;

- spraakversleuteling.

Deze lijst kan door de CEPT worden aangevuld.

6. Signalering

De signalering bij gebruikerstoegang (abonneesignalering) dient te worden gedefinieerd volgens de principes van de bestaande CEPT-aanbevelingen voor ISDN en moet de instelling van extra ISDN/PSTN-diensten mogelijk maken.

De netwerk- en internetwerksignaleringsprocessen moeten in het kader van SS nr. 7 zodanig worden gedefinieerd dat de voorzieningen voor internationale roaming en hand-over-faciliteiten verzekerd zijn.

7. Tariefaspecten

De telecommunicatie-administraties worden verzocht, in het kader van de CEPT de volgende tariefbeginselen in beschouwing te nemen;

- aangezien de frequenties beperkt zijn moeten de kosten van de dienstverlening vooral op de duur van het gebruik van de radiokanalen gebaseerd zijn;

- de tarieven moeten overeenkomstig de huidige trend in mindere mate door de afstand worden bepaald.

De fundamentele tariferingsbeginselen zouden eind 1987 vastgesteld moeten zijn, zodat de gevolgen hiervan voor het netwerk kunnen worden bepaald en hiervoor tijdig een oplossing kan worden gevonden.

8. Geografisch bereik

Het paneuropese digitale cellulaire mobiele communicatiesysteem zou uiterlijk in 1991 moeten worden ingevoerd. Tegen 1993 zou het zich tot alle grote stedelijke gebieden moeten uitstrekken. De hoofdverbindingen tussen deze gebieden zouden ten laatste in 1995 deel moeten uitmaken van het systeem.

Voorts zouden de telecommunicatie-administraties gezamenlijk hun prioriteiten op dit gebied moeten onderzoeken, om ten spoedigste tot het grootst mogelijke paneuropese verkeer te komen. Daarbij zou rekening moeten worden gehouden met de behoeften van gebruikers in voertuigen op de grote Europese wegen en de behoeften van luchtreizigers die zich tussen de stadscentra en de internationale luchthavens bevinden.

(1) PB nr. C 157 van 24. 6. 1986, blz. 3.

Top