Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31987D0194

87/194/EEG: Beschikking van de Commissie van 12 november 1986 inzake een FIM-lening aan een mineraalwater en glazen flessen producerende onderneming (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

PB L 77 van 19.3.1987, p. 43–46 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1987/194/oj

31987D0194

87/194/EEG: Beschikking van de Commissie van 12 november 1986 inzake een FIM-lening aan een mineraalwater en glazen flessen producerende onderneming (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 077 van 19/03/1987 blz. 0043 - 0046


*****

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 november 1986

inzake een FIM-lening aan een mineraalwater en glazen flessen producerende onderneming

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(87/194/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en met name op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden overeenkomstig genoemd artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I

De Franse Regering heeft de Commissie op 11 november 1985 overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het EEG-Verdrag in kennis gesteld van een steunvoornemen ten gunste van een onderneming die mineraalwater en glazen flessen produceert.

Dit voornemen omvat de toekenning van een lening van het Fonds Industriel de Modernisation (FIM) van 70 miljoen Ffr. voor een investering van 266,5 miljoen Ffr. welke de begunstigde onderneming in 1985/1986 beoogde te verrichten, met als voornaamste oogmerk de uitbreiding en automatisering van haar produktie van glazen flessen, enerzijds, en de verhoging van de produktie van de twee bottelfabrieken, anderzijds, waarbij tevens energiebesparingen en verbetering van de arbeidsomstandigheden worden verkregen.

Bij haar Beschikking 85/378/EEG (1) heeft de Commissie de Franse autoriteiten duidelijk gemaakt dat de toekenning van FIM-leningen een steunmaatregel oplevert in de zin van artikel 92, lid 1, van het EEG-Verdrag en heeft zij het verstrekken van deze leningen afhankelijk gesteld van de aanmelding in ontwerp-vorm van alle van betekenis zijnde gevallen van verstrekking ervan.

De betrokken leningen werden eind 1985 toegekend tegen een rentevoet van 8,75 % voor een maximumduur van tien jaar, met een uitstel van terugbetaling dat tot twee jaar kon gaan.

Zij zijn bestemd voor ondersteuning van investeringen van innoverende aard en met name investeringen voor de installatie van technisch geavanceerde machines en uitrusting, de ontwikkeling van de kantoordataverwerking en de biotechnologie.

II

De Commissie heeft na onderzoek van het steunvoornemen in het kader van artikel 93, lid 3, van het EEG-Verdrag aan de hand van de analyse van de markt voor de betrokken produkten en rekening houdend met de door de Franse autoriteiten verstrekte informatie, op 18 december 1985 besloten met betrekking tot de steunmaatregel in de vorm van de lening van 70 miljoen Ffr. van het FIM aan deze producent van mineraalwater en glazen flessen de procedure van artikel 93, lid 2, van het EEG-Verdrag in te leiden, wegens de gevolgen welke deze maatregel voor het handelsverkeer tussen Lid-Staten en voor de mededinging tussen de begunstigde onderneming en haar concurrenten binnen de Gemeenschap zou hebben.

De Commissie heeft de Franse Regering en de andere Lid-Staten alsmede andere belanghebbenden dan de Lid-Staten in het kader van deze procedure aangemaand hun opmerkingen te maken.

De Franse Regering heeft op 2 april 1986 de brief beantwoord welke de Commissie haar op 24 december 1985 had gezonden om haar van het inleiden van de procedure van artikel 93, lid 2, van het EEG-Verdrag in kennis te stellen.

Zij heeft met name betoogd dat de toekenning van de betrokken FIM-lening het handelsverkeer tussen Lid-Staten niet zou bedreigen maar zou bijdragen tot de ontwikkeling van activiteiten die met het Europese belang overeenstemmen. De lening zou bestemd zijn voor de financiering van investeringen met het doel innoverende technieken en de automatisering van het gehele produktieproces in te voeren, de controle en de kwaliteit te verbeteren en energiebesparingen te bewerkstelligen.

In het kader van de raadpleging van de andere belanghebbenden hebben de Regeringen van drie Lid-Staten en een federatie uit de sector de Commissie hun opmerkingen kenbaar gemaakt.

III

De FIM-lening welke de Franse Regering beoogt te verstrekken, omvat steunelementen in de zin van artikel 92, lid 1, van het EEG-Verdrag, omdat zij de begunstigde onderneming in staat zou stellen met staatsmiddelen een deel van de kosten van de investering af te wentelen, welke kosten zij normaal zou moeten dragen.

De produktie en het verbruik van mineraalwater in de Gemeenschap zijn in de periode 1975-1984 met ongeveer 40 % gestegen, van rond 63 miljoen hectoliter tot rond 88 miljoen hectoliter. Deze stijging is naar gelang van de betrokken Lid-Staat meer of minder geprononceerd.

Frankrijk is de grootste producent in de Gemeenschap met een produktie van 33,8 miljoen hectoliter in 1983, in neergaande lijn gevolgd door Duitsland, Italië en België.

In sommige Lid-Staten is het jaarlijkse verbruik per inwoner nog zeer gering (enkele liters) maar de tendens tot een snelle toeneming is aanwezig; in Frankrijk en in België ligt het verbruik bij ongeveer 55 hectoliter en in Duitsland bij 50 hectoliter.

In dezelfde periode is de handel binnen de Gemeenschap in dit water praktisch verdubbeld en van 289 000 ton tot 583 000 ton gestegen, hetgeen een waarde van 224,8 miljoen Ecu en 6,3 % van de produktie vertegenwoordigt. In 1984 stond de Franse export voor ongeveer 73 % van het volume en voor meer dan 80 % van de waarde van dit handelsverkeer, terwijl de Franse produktie minder dan 40 % van de produktie van de Gemeenschap beloopt.

Ongeveer 90 % van de produktie en de afzet van mineraalwater in Frankrijk is in handen van vier grote concerns. De begunstigde van de betrokken FIM-lening is de voornaamste van deze concerns en ook in zijn branche in de Gemeenschap. Zijn marktaandeel bedraagt in Frankrijk ongeveer 30 % voor niet-gazeus water en meer dan 50 % voor gazeus water. De onderneming is grotendeels gericht op de export van haar produktie naar de andere Lid-Staten en naar derde landen. Haar omzet, die voortdurend is gestegen, bedroeg bij de verkoop van mineraalwater 2 618 miljoen Ffr. in 1983/1984, tegenover 2 344 miljoen Ffr. in 1982/1983.

Bij de export in 1983/1984 werd een cijfer van 887 miljoen Ffr. gehaald - meer dan de helft daarvan bij de verkoop ervan in andere Lid-Staten - tegenover 738 miljoen Ffr. in 1982/1983.

Aangaande het verpakkingsglas moet rekening ermee worden gehouden dat de produktie van hol glas in de Gemeenschap in de jaren tachtig is gedaald, vooral als gevolg van het gebruik van concurrerende materialen en wegens de energieprijzen; bijgevolg is in de Lid-Staten een aantal fabrieken gesloten. In Frankrijk steeg daarentegen de produktie van hol glas sinds 1979 met 8 % (Gemeenschap: - 5 %); in 1983 was de produktie van de Franse industrie de voornaamste in de Gemeenschap en vertegenwoordigde zij 27 % van de communautaire produktie. Frankrijk blijft echter een netto-importeur van hol glas.

Tot nog toe blijft glas een overheersende positie innemen wat de verpakking van gazeuse dranken betreft. Daarentegen blijkt in verschillende Lid-Staten, met inbegrip van Frankrijk, de plasticverpakking op de markt van mineraalwater te overheersen. De verpakkingsprijs is één van de bepalende elementen van de kostprijs van dranken.

Gezien de bovenstaande overwegingen, de situatie van de betrokken markt en de positie van de betrokken onderneming op deze markt, kan de door de Franse Regering voorgenomen steun het handelsverkeer tussen Lid-Staten ongunstig beïnvloeden en de mededinging vervalsen in de zin van artikel 92, lid 1, van het EEG-Verdrag door begunstiging van de betrokken onderneming en de Franse produktie van dranken en verpakkingsglas.

Wanneer de financiële steun van de Staat de positie van bepaalde ondernemingen versterkt ten opzichte van andere waarmee zij binnen de Gemeenschap concurreren, moet zij als nadelig voor deze andere ondernemingen worden beschouwd.

Ingevolge artikel 92, lid 1, van het EEG-Verdrag is steun die aan de daarin vermelde criteria beantwoordt, principieel onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

De in artikel 92, lid 2, van het EEG-Verdrag vermelde uitzonderingen op deze onverenigbaarheid zijn in dit geval niet van toepassing, gezien de aard en de doelstellingen van de voorgenomen steun.

Overeenkomstig artikel 92, lid 3, van het EEG-Verdrag moet de verenigbaarheid van steun met het Verdrag worden beoordeeld binnen de context van de Gemeenschap en niet binnen die van één enkele Lid-Staat. Met het oog op de goede werking van de gemeenschappelijke markt en gelet op de in artikel 3, onder f), van het EEG-Verdrag aangegeven beginselen moeten de in artikel 92, lid 3, genoemde uitzonderingen op het beginsel van artikel 92, lid 1, bij het onderzoek van een steunregeling of van een individueel geval van toepassing strikt worden geïnterpreteerd. De uitzonderingen mogen met name alleen worden toegepast wanneer de Commissie vaststelt dat bij ontstentenis van de steun, de eventuele begunstigden van de steun niet via het marktmechanisme alleen tot de verwezenlijking van een van de nagestreefde doelstellingen zouden overgaan.

Toepassing van uitzonderingsbepalingen op gevallen die niet tot de verwezenlijking van een dergelijke doelstelling bijdragen, zou neerkomen op het ten onrechte toestaan van voordelen aan industrieën of ondernemingen in bepaalde Lid-Staten, die daardoor hun financiële situatie verbeterd zouden zien, alsook op het ongunstig beïnvloeden van het handelsverkeer tussen Lid-Staten en het vervalsen van de mededinging zonder dat daarmee enig communautair belang wordt gediend in de zin van artikel 92, lid 3, van het EEG-Verdrag. Gezien het bovenstaande valt de voorgenomen steun niet onder een der categorieën in artikel 92, lid 3, voorziene uitzonderingen. Met betrekking tot het onder a) en c) van dat artikel bepaalde betreffende steun om de ontwikkeling van bepaalde streken te bevorderen, dient te worden overwogen dat in de streken waar de investeringen plaatsvinden de levensstandaard niet abnormaal laag is, noch dat er een ernstig gebrek aan werkgelegenheid in de zin van de onder a) bedoelde uitzondering heerst.

Wat de onder c) bedoelde uitzondering betreft, kan de door de Franse Regering voorgenomen steun de ontwikkeling van bepaalde regionale economieën niet in de door deze bepaling voorziene zin bevorderen.

De toekenning van de FIM-leningen geschiedt immers in de regel niet aan ondernemingen wier bedrijvigheid plaatsvindt in economische sectoren en gebieden, die van tevoren zijn bepaald.

De leningen zijn derhalve niet bestemd om de achterstand van bepaalde gebieden te verhelpen en de Franse Regering heeft overigens in het voorliggende geval geen gronden van deze aard aangevoerd om de toekenning van de lening van 70 miljoen Ffr. aan de betrokken onderneming te rechtvaardigen.

Ten aanzien van de uitzonderingsbepaling van artikel 92, lid 3, onder b), is het duidelijk dat de betrokken steun niet bestemd is om een project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen, noch om een ernstige verstoring van de Franse economie op te heffen.

Tenslotte moet met betrekking tot de uitzonderingsbepalingen van artikel 92, lid 3, onder c), ten gunste van de steun om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid te vergemakkelijken, worden overwogen dat de betrokken FIM-lening voornamelijk bestemd is voor de modernisering en vergroting van produktie-installaties. Dergelijke investeringen, die noodzakelijk zijn om de begunstigde onderneming in staat te stellen op doeltreffende wijze aan een toenemende vraag naar de betrokken produkten te voldoen, worden normalerwijze verwezenlijkt zonder dat stimulansen in de vorm van steun noodzakelijk zijn. Het is volkomen normaal en in het belang van de producent zelf, dat hij de best renderende technieken en materialen gebruikt, waardoor de bedrijfskosten met inbegrip van het energieverbruik kunnen worden teruggebracht.

De concurrenten van de Franse onderneming worden geconfronteerd met dezelfde problemen, zonder dat zij in aanmerking kunnen komen voor steun om een deel van de voor de oplossing van deze problemen vereiste kosten te dekken. Aanvaarden dat de FIM-lening van 70 miljoen Ffr. aan de bovengenoemde mineraalwaterfabrikant wordt verleend, zou voor haar concurrenten neerkomen op een nadeel, dat tot een niet-gerechtvaardigde achteruitgang van hun afzet zou kunnen leiden.

Om deze redenen was de Commissie bij Beschikkingen 82/774/EEG (1), 82/775/EEG (2) en 82/776/EEG (3) van oordeel dat voorgenomen steun van de Belgische Regering ten behoeve van algeheel soortgelijke investeringen, die zouden worden verricht door producenten van mineraalwater en frisdranken in België, met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar waren en derhalve niet mochten worden verleend. Daar de situatie van de betrokken sector sindsdien niet merkbaar is veranderd, meent de Commissie in het onderhavige geval van dezelfde sectoriële overwegingen te moeten uitgaan.

Dientengevolge beantwoordt steun ten behoeve van de modernisering en de uitbreiding van de betrokken produktie-eenheden niet aan de vereisten van de betrokken sector zonder dat de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad in de zin van artikel 92, lid 3, onder c),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De toekenning van een FIM-lening van 70 miljoen Ffr., die een steunmaatregel in de zin van artikel 92, lid 1, van het EEG-Verdrag inhoudt, aan een glazen flessen en gazeus en niet-gazeus mineraalwater producerende onderneming, waarvan de Commissie bij schrijven van 11 november 1985 in kennis is gesteld, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, zodat de Franse Regering niet tot tenuitvoerlegging daarvan mag overgaan.

Artikel 2

Frankrijk stelt de Commissie binnen een maand na de datum van kennisgeving van deze beschikking in kennis van de maatregelen die het tot nakoming ervan heeft getroffen.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 12 november 1986.

Voor de Commissie

Peter SUTHERLAND

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 216 van 13. 8. 1985, blz. 12.

(1) PB nr. L 323 van 19. 11. 1982, blz. 31.

(2) PB nr. L 323 van 19. 11. 1982, blz. 34.

(3) PB nr. L 323 van 19. 11. 1982, blz. 37.

Top