This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31986R3619
Council Regulation (EEC, Euratom, ECSC) No 3619/86 of 26 November 1986 correcting the weightings applicable in Denmark, Germany, Greece, France, Ireland, Italy, the Netherlands and the United Kingdom of the remuneration and pensions of Officials and Other Servants of the European Communities
Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 3619/86 van de Raad van 26 november 1986 houdende correctie van de aanpassingscoëfficiënten welke in Denemarken, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn op de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen
Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 3619/86 van de Raad van 26 november 1986 houdende correctie van de aanpassingscoëfficiënten welke in Denemarken, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn op de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen
PB L 336 van 29.11.1986, p. 1–2
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
No longer in force, Date of end of validity: 28/10/1988
Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 3619/86 van de Raad van 26 november 1986 houdende correctie van de aanpassingscoëfficiënten welke in Denemarken, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn op de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen
Publicatieblad Nr. L 336 van 29/11/1986 blz. 0001
***** VERORDENING (EEG, EURATOM, EGKS) Nr. 3619/86 VAN DE RAAD van 26 november 1986 houdende correctie van de aanpassingscoëfficiënten welke in Denemarken, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn op de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (1) en laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 3580/85 (2), inzonderheid op de artikelen 64 en 82 van het Statuut, alsmede op artikel 20, eerste alinea, en artikel 64 van de Regeling, Gelet op Besluit 81/1061/Euratom, EGKS, EEG van de Raad van 15 december 1981 tot wijziging van de methode voor de aanpassing van de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Gemeenschappen (3), inzonderheid op punt II.1.1, tweede alinea, van de bijlage, Gezien het voorstel van de Commissie, Overwegende dat de Commissie dit voorstel op 23 december 1985 bij de Raad heeft ingediend en dat dit voorstel het op 26 juli 1984 bij de Raad ingediende voorstel verving; Overwegende dat dit voorstel aansluit op een onderzoek van de aanpassingscoëfficiënten in alle Lid-Staten dat in de loop van 1980 en voor wat betreft het element huur in 1984 en 1985 is verricht door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen; Overwegende dat het - aangezien een zekere verschuiving tussen de koopkrachtpariteit van de in de in deze verordening genoemde plaatsen van tewerkstelling werkzame en de in Brussel werkzame ambtenaren is vastgesteld - dienstig is om voor acht Lid-Staten nieuwe aanpassingscoëfficiënten vast te stellen ten einde de gelijkwaardigheid van de koopkracht in de verschillende plaatsen van tewerkstelling te waarborgen; Overwegende dat de Commissie 1 januari 1981 heeft voorgesteld als ingangsdatum voor de nieuwe aanpassingscoëfficiënten; dat het echter, gezien de indieningsdata van het oorspronkelijke en het gewijzigde voorstel en de problemen die zich hebben voorgedaan met betrekking tot de juiste berekening van het element huur, niet meer mogelijk is met voldoende nauwkeurigheid vast te stellen hoe de situatie op 1 januari 1981 was; dat derhalve de eerste gepaste datum na indiening van het gewijzigde voorstel moet worden gekozen, namelijk 1 juli 1986; dat de nieuwe aanpassingscoëfficiënten op die datum volledig van kracht moeten worden; Overwegende dat daaruit met ingang van die datum toepassing van onderstaande aanpassingscoëfficiënten voortvloeit: Denemarken 132,3 Duitsland 108,8 Griekenland 102,8 Frankrijk 104,0 Ierland 105,1 Italië (zonder Varese) 93,6 Varese 92,7 Nederland 97,9 Verenigd Koninkrijk 103,0; Overwegende dat in sommige plaatsen van tewerkstelling, waar de aanpassingscoëfficiënten een daling vertonen ten opzichte van de op 30 juni 1986 van kracht zijnde coëfficiënten, evenwel in dit geval een in de tijd gespreide toepassing dienstig is door verrekening met de eventuele verhogingen die plaatsvinden vanaf 1 juli 1986; Overwegende dat bij de tot nu toe bij het vijfjaarlijkse onderzoek gebruikte methode voor de berekening van de gelijkwaardigheid van de koopkracht, met name voor de huren, werd uitgegaan van de gegevens van de nationale boekhouding; dat het voorstel echter wat de huren betreft verwijst naar een specifieke enquête die aan het eind van 1984 en in het begin van 1985 door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen is verricht om de pariteit tussen de daadwerkelijke huren in de verschillende hoofdsteden van de Gemeenschap te bepalen; Overwegende dat de resultaten van deze enquête niet aanvaardbaar lijken, in het bijzonder omdat zij geen betrekking had op een representatieve deelverzameling van woningen; dat deze enquête bovendien overeenkomstig punt II.1.1, tweede alinea, van de bijlage bij Besluit 81/1061/Euratom, EGKS, EEG in overleg met de nationale diensten voor de statistiek had moeten plaatsvinden; Overwegende dat het derhalve - in afwachting van een studie van de Commissie over de mogelijkheid om de bij het vijfjaarlijkse onderzoek voor de berekening van het element huur te gebruiken methode te verbeteren - in dit stadium dienstig is de eerdere methode waarbij werd uitgegaan van nationale gemiddelde huren op grond van gegevens van de nationale boekhouding te handhaven; dat de aanpassingscoëfficiënten in deze verordening dus op die basis moeten worden vastgesteld; Overwegende dat de aanpassingscoëfficiënten van toepassing op het pensioen in genoemde Lid-Staten op dezelfde wijze moeten worden gecorrigeerd, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Op de vigerende aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldiging van de in een van de hierna genoemde landen werkzame ambtenaren en andere personeelsleden worden, en voor de eerste maal op 1 juli 1986, de volgende correcties toegepast: Denemarken + 13,2 % Duitsland + 4,9 % Griekenland - 3,3 % Frankrijk + 1,0 % Ierland + 10,1 % Italië (zonder Varese) - 7,8 % Varese - 7,8 % Nederland - 1,4 % Verenigd Koninkrijk + 3,0 %. 2. a) De aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldiging van de in een van de hierna genoemde landen werkzame ambtenaren en andere personeelsleden bedragen derhalve met ingang van 1 juli 1986: Denemarken 132,3 Duitsland 108,8 Frankrijk 104,0 Ierland 105,1 Verenigd Koninkrijk 103,0. b) Voor wat betreft de aanpassingscoëfficiënten met een negatieve correctie, wordt deze correctie met een maximum van 3,3 % per kalenderjaar afgeboekt van eventuele verhogingen ingevolge jaarlijkse en tussentijdse aanpassingen van de bezoldigingen die vanaf 1 juli 1986 van kracht worden. Artikel 2 De in artikel 82, lid 1, tweede alinea, van het Statuut bedoelde vigerende aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op het pensioen worden op de in artikel 1 van de onderhavige verordening aangegeven wijze voor de in dat artikel genoemde landen gecorrigeerd. Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 26 november 1986. Voor de Raad De Voorzitter P. WALKER (1) PB nr. L 56 van 4. 3. 1968, blz. 1. (2) PB nr. L 343 van 20. 12. 1985, blz. 1. (3) PB nr. L 386 van 31. 12. 1981, blz. 6.