This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31985R2041
Council Regulation (EEC) No 2041/85 of 23 July 1985 opening, allocating and providing for the administration of a Community tariff quota for certain polyester films falling within subheading ex 39.01 C III a) of the Common Customs Tariff
Verordening (EEG) nr. 2041/85 van de Raad van 23 juli 1985 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor bepaalde polyesterfoliën van post ex 39.01 C III a) van het gemeenschappelijk douanetarief
Verordening (EEG) nr. 2041/85 van de Raad van 23 juli 1985 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor bepaalde polyesterfoliën van post ex 39.01 C III a) van het gemeenschappelijk douanetarief
PB L 193 van 25.7.1985, p. 3–5
(DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1985
Verordening (EEG) nr. 2041/85 van de Raad van 23 juli 1985 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor bepaalde polyesterfoliën van post ex 39.01 C III a) van het gemeenschappelijk douanetarief
Publicatieblad Nr. L 193 van 25/07/1985 blz. 0003 - 0005
***** VERORDENING (EEG) Nr. 2041/85 VAN DE RAAD van 23 juli 1985 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor bepaalde polyesterfoliën van post ex 39.01 C III a) van het gemeenschappelijk douanetarief DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 28, Overwegende dat de produktie in de Gemeenschap, van polyesterfoliën, zonder deklaag, met een dikte van 12 micrometer of minder, momenteel niet toereikend is om te voorzien in de behoeften van de verwerkende industrieën van de Gemeenschap; dat de bevoorrading van de Gemeenschap derhalve grotendeels van invoer uit derde landen afhankelijk is; dat het in het belang is van de Gemeenschap het recht van het gemeenschappelijk douanetarief voor de betrokken produkten, binnen de grenzen van een passend communautair tariefcontingent, gedurende een vrij beperkte periode gedeeltelijk te schorsen; dat het, ten einde de vooruitzichten van de groei van deze communautaire produktie niet te schaden en om een toereikende voorziening van de verwerkende industrie te verzekeren, dienstig is het gebruik van het tariefcontingent te beperken tot die produkten die bestemd zijn voor de vervaardiging van videomagneetbanden, dit contingent voor de periode van de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot en met 31 december 1985 te openen met vrijstelling van rechten en het contingent vast te stellen op 200 ton; Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs van de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van de door het bedoelde contingent geboden mogelijkheden en dat het aan dat contingent verbonden recht zonder onderbreking wordt toegepast op alle invoer, totdat het contingent is uitgeput; dat een systeem voor de benutting van het communautaire tariefcontingent, gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten, in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dat contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen; dat die verdeling, om zo goed mogelijk bij de werkelijke ontwikkeling op de markt voor het betrokken produkt aan te sluiten, zou moeten geschieden naar verhouding van de behoeften van de Lid-Staten, berekend enerzijds aan de hand van de statistische gegevens betreffende de invoer uit derde landen gedurende een representatieve referentieperiode en anderzijds op basis van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode; Overwegende dat, aangezien het hier een autonoom communautair tariefcontingent betreft ter voorziening in invoerbehoeften van de Gemeenschap, bij wijze van proef een verdeling van het contingent op basis van de voorlopige, door ieder van de Lid-Staten geraamde behoeften aan import uit derde landen kan worden geaccepteerd; dat deze wijze van verdeling tevens de uniformiteit van de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief waarborgt; Overwegende dat, ten einde rekening te houden met de eventuele ontwikkeling van de invoer van het betrokken produkt, het contingent in twee gedeelten moet worden gesplitst, waarbij het eerste gedeelte over bepaalde Lid-Staten wordt verdeeld, terwijl het tweede gedeelte een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van deze Lid-Staten wanneer zij hun aanvankelijke quotum hebben verbruikt, alsmede de behoeften die zich in de overige Lid-Staten zouden voordoen; dat het, ten einde aan de importeurs van de Lid-Staten enige zekerheid te verschaffen, dienstig is het eerste gedeelte van het communautaire tariefcontingent op een betrekkelijk hoog niveau vast te stellen, dat in het onderhavige geval 180 ton zou kunnen bedragen; Overwegende dat de aanvankelijke quota van de Lid-Staten meer of minder spoedig kunnen zijn verbruikt; dat het, ten einde hiermede rekening te houden en elke onderbreking te voorkomen, van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijke quotum vrijwel geheel heeft benut, een extra quotum uit de reserve opneemt; dat dergelijke opnemingen door iedere Lid-Staat dienen te worden verricht wanneer elk van zijn extra quota nagenoeg geheel is benut, en wel zo vaak als de reserve dit toelaat; dat de aanvankelijke en de extra quota moeten gelden tot aan het einde van de contingentsperiode; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staat en de Commissie, die met name de benuttingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten; Overwegende dat, aangezien het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie, elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door een van haar leden, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Van de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot en met 31 december 1985, wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief voor polyesterfoliën, zonder deklaag, met een dikte van 12 micrometer of minder, bestemd voor de vervaardiging van videomagneetbanden, van post ex 39.01 C III a), volledig geschorst binnen de grenzen van een communautair tariefcontingent van 200 ton. 2. Binnen de grenzen van dit tariefcontingent worden door de Helleense Republiek rechten toegepast welke berekend worden overeenkomstig de bepalingen ter zake in de Toetredingsakte van 1979. 3. De controle op het gebruik van de produkten voor de voorgeschreven bijzondere bestemming geschiedt door toepassing van de communautaire voorschriften ter zake. Artikel 2 1. Van dit communautaire tariefcontingent wordt een eerste gedeelte, ter grootte van 180 ton, over bepaalde Lid-Staten verdeeld; de quota die gelden tot en met 31 december 1985 bedragen voor ieder van deze Lid-Staten de volgende hoeveelheden: 1.2 // // (in ton) // Benelux // 21 // Duitsland // 138 // Verenigd Koninkrijk // 21. 2. Het tweede gedeelte, ter grootte van 20 ton, vormt de reserve. 3. Indien een importeur melding maakt van op handen zijnde invoer van het betrokken produkt in een Lid-Staat en indien hij verzoekt om voor het contingent in aanmerking te komen, gaat de betrokken Lid-Staat, door middel van een kennisgeving aan de Commissie, over tot opneming van een hoeveelheid die overeenstemt met zijn behoeften, voor zover het beschikbare saldo van het contingent zulks toelaat. Artikel 3 1. Indien het aanvankelijke quotum van een van de in artikel 2 bedoelde Lid-Staten - zoals vastgesteld in lid 1 van dat artikel - voor 90 % of meer is benut, gaat de betrokken Lid-Staat, door middel van een kennisgeving aan de Commissie, onverwijld over tot opneming, voor zover de reserve zulks toelaat, van een tweede quotum, gelijk aan 5 % van zijn aanvankelijke quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond. 2. Indien een Lid-Staat, na volledige benutting van zijn aanvankelijke quotum, het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft benut, gaat hij, onder de in lid 1 genoemde voorwaarden, over tot opneming van een derde quotum, gelijk aan 2,5 % van zijn aanvankelijke quotum. 3. Indien een Lid-Staat, na volledige benutting van zijn tweede quotum, het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft benut, gaat hij onverwijld, onder dezelfde voorwaarden, over tot opneming van een vierde quotum, dat gelijk is aan het derde. Deze procedure wordt verder gevolgd totdat de reserve is uitgeput. 4. In afwijking van het bepaalde in de leden 1, 2 en 3, kunnen de Lid-Staten overgaan tot opneming van kleinere quota dan de in die leden vastgestelde, indien er redenen zijn om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut. Zij delen aan de Commissie de redenen mede die tot toepassing van dit lid hebben geleid. Artikel 4 De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 31 december 1985. Artikel 5 De Lid-Staten storten uiterlijk op 15 november 1985 van het niet-benutte gedeelte van hun aanvankelijke quotum dat deel in de reserve terug dat op 1 november 1985 20 % van het aanvankelijke quotum te boven gaat. Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten, indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze wellicht niet zal worden benut. Elke Lid-Staat doet de Commissie uiterlijk op 15 november 1985 mededeling van de totale invoer van het betrokken produkt, die tot en met 1 november 1985 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt, alsmede eventueel van het gedeelte van zijn aanvankeijke quotum, dat hij in de reserve terugstort. Artikel 6 De Commissie boekt de hoeveelheden van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota en brengt elke Lid-Staat, zodra de opgaven haar bereiken, op de hoogte van de uitputtingsgraad van de reserve. Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 20 november 1985 in kennis van de omvang van de reserve na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen. Zij draagt er zorg voor dat de opneming uit een van de reserves tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht, mede hoeveel dit saldo bedraagt. Artikel 7 1. De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat, bij opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota, zonder onderbreking afboekingen kunnen plaatsvinden op hun gecumuleerde aandeel in het communautaire tariefcontingent. 2. De Lid-Staten waarborgen aan de importeurs van het betrokken produkt vrije toegang tot de hun toegekende quota. 3. De Lid-Staten boeken de ingevoerde hoeveelheden af op hun quota naar gelang het betrokken produkt bij de douane ten invoer in het vrije verkeer wordt aangegeven. 4. De uitputtingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld aan de hand van de ingevoerde hoeveelheden, die op de in lid 3 omschreven wijze zijn afgeboekt. Artikel 8 De Lid-Staten stellen de Commissie op haar verzoek in kennis van de invoer die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt. Artikel 9 De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nagekomen. Artikel 10 Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 23 juli 1985. Voor de Raad De Voorzitter J. POOS