This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31985D0377
Commission Decision of 7 June 1985 establishing a Community typology for agricultural holdings
Beschikking van de Commissie van 7 juni 1985 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven
Beschikking van de Commissie van 7 juni 1985 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven
PB L 220 van 17.8.1985, p. 1–32
(DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)
No longer in force, Date of end of validity: 18/12/2008; opgeheven door 32008R1242
85/377/EEG: Beschikking van de Commissie van 7 juni 1985 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven
Publicatieblad Nr. L 220 van 17/08/1985 blz. 0001 - 0032
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 19 blz. 0068
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 37 blz. 0027
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 19 blz. 0068
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 37 blz. 0027
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIEvan 7 juni 1985houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven<(BLK0)LA ORG="CCF">NL</(BLK0)LA> (85/377/EEG)DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,Gelet op Verordening nr. 79/65/EEG van de Raad van 15 juni 1965 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Economische Gemeenschap (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2143/81 (2),Gelet op Verordening (EEG) nr. 1463/84 van de Raad van 24 mei 1984 houdende organisatie van de enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven in 1985 en 1987 (3), en met name op artikel 6, lid 2,Overwegende dat in artikel 1 van Beschikking 78/463/EEG van de Commissie van 7 april 1978 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven (4), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 84/542/EEG (5), de twee elementen zijn gedefinieerd waarop de communautaire typologie steunt, namelijk de produktierichting en de economische bedrijfsomvang; dat beide elementen worden bepaald aan de hand van het bruto standaardsaldo (BSS);Overwegende dat het bruto standaardsaldo zoals gedefinieerd in artikel 1, sub d), van voornoemde beschikking een in geldwaarde uitgedrukte maatstaf van economische aard is; dat een dergelijke maatstaf noodzakelijkerwijs gaandeweg veranderingen ondergaat;Overwegende dat de bruto standaardsaldi die staan vermeld in bijlage I bij voornoemde beschikking, zijn gebaseerd op gemiddelde waarden in een referentieperiode; dat zij derhalve in verband met de economische ontwikkeling regelmatig moeten worden bijgesteld, opdat de typologie haar volledige betekenis voor de in artikel 3 van die beschikking genoemde toepassingen kan behouden; dat het te dien einde dienstig is een periodiciteit te voorzien die zoveel als mogelijk samenhangt met de jaren waarin een enquête naar de structuur van de landbouwbedrijven wordt gehouden;Overwegende dat het dienstig is zich voor deze actualisering te baseren op de gemiddelden van de brutosaldi die worden waargenomen in de loop van een referentieperiode van verscheidene jaren;Overwegende dat de lijst van de produktietakken waarvoor bruto standaardsaldi worden vastgesteld, dient te worden aangepast aan de rubrieken van de enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven;Overwegende dat het bij Beschikking 78/463/EEG vastgestelde classificatieschema moet worden aangepast voor een betere afstemming op de situatie in de verschillende gebieden, met name in de Lid-Staten die sinds de inwerkingtreding van die beschikking tot de Gemeenschap zijn toegetreden, alsmede in verband met de wijzigingen in de rubrieken van de structuurenquêtes;Overwegende evenwel dat het bestaande schema zoveel mogelijk gehandhaafd dient te worden om te zorgen voor voldoende continuïteit in de tijd en aldus analyses van ontwikkelingen mogelijk te maken;Overwegende dat de Europese grootte-eenheid een basiseenheid is die wordt uitgedrukt in geldwaarde voor een bepaalde referentieperiode; dat deze waarde mettertijd veranderingen ondergaat onder invloed van de wijzigingen in de verschillende factoren die de agrarisch-economische ontwikkeling bepalen; dat, om deze eenheid haar volledige betekenis in het kader van de communautaire typologie te laten behouden, de definitie ervan regelmatig moet worden bijgesteld, en wel tegelijk met de aanpassing van de BSS;Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen van de Europese Economische Gemeenschap en het advies van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek,HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: HOOFDSTUK IDe communautaire typologie van de landbouwbedrijven Artikel 1 Voor de toepassing van deze beschikking wordt onder ""communautaire typologie van de landbouwbedrijven", hierna ""typologie" te noemen, verstaan: een uniforme classificatie van de bedrijven van de Gemeenschap op basis van hun produktierichting en hun economische bedrijfsomvang, welke classificatie zodanig is opgezet dat op verschillende detailleringsniveaus homogene bedrijfsgroepen kunnen worden gevormd.De produktierichting van een bedrijf en de economische bedrijfsomvang worden bepaald op basis van het bruto standaardsaldo. Artikel 2 1. De typologie wordt opgesteld voornamelijk om te kunnen voldoen aan de informatiebehoeften voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid.2. Met de typologie wordt beoogd een instrument te bieden dat het op het niveau van de Gemeenschap mogelijk maakt:- de toestand van de landbouwbedrijven te analyseren aan de hand van economische kengetallen;- de toestand van de bedrijven te vergelijken- tussen de verschillende klassen van de typologie;- tussen Lid-Staten of gebieden van de Lid-Staten;- in de tijd.3. De typologie wordt in het bijzonder gebruikt voor het opstellen per klasse van produktierichting en van economische bedrijfsomvang van bij de gemeenschappelijke enquêtes inzake structuur van landbouwbedrijven en in het kader van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen van de Gemeenschap verzamelde gegevens.HOOFDSTUK IIHet bruto standaardsaldo Artikel 3 Voor de toepassing van deze beschikking wordt onder ""bruto standaardsaldo" (BSS) verstaan: het verschil tussen de standaardwaarde van de produktie en het standaardbedrag van bepaalde specifieke kosten zoals in bijlage I vastgesteld; dit saldo wordt in elke regio voor de verschillende gewassen en diersoorten bepaald. Artikel 4 Het totale bruto standaardsaldo van het bedrijf is gelijk aan de som van de waarden die worden verkregen door voor elk kenmerk het bruto standaardsaldo per eenheid te vermenigvuldigen met het overeenstemmende aantal eenheden. Artikel 5 De bruto standaardsaldi worden bepaald op basis van gemiddelden die betrekking hebben op een referentieperiode over een aantal jaren. Ze worden geactualiseerd ten einde rekening te houden met de economische ontwikkeling.In bijlage I zijn de werkwijze voor het verzamelen van de gegevens, de berekeningswijze en de periodiciteit voor de vaststelling van de bruto standaardsaldi omschreven.HOOFDSTUK IIIDe produktierichting van het bedrijf Artikel 6 Voor de toepassing van deze beschikking wordt de ""produktierichting" (PR) van een bedrijf gekenmerkt door de relatieve bijdrage van de verschillende produktietakken tot het totale bruto standaardsaldo van dit bedrijf. Artikel 7 Naar gelang van het detailleringsniveau waarmee de produktierichting wordt aangegeven, zijn te onderscheiden:- de klassen van algemene produktierichting,- de klassen van hoofdproduktierichting,- de klassen van bijzondere produktierichting,- onderverdelingen van de bepaalde klassen van bijzondere produktierichting.Deze onderverdelingen zijn facultatief voor die Lid-Staten waar het aantal bedrijven met deze produktierichting gering is.Het classificatieschema volgens produktierichting wordt vastgesteld in bijlage II.HOOFDSTUK IVDe economische bedrijfsomvang Artikel 8 De economische bedrijfsomvang wordt vastgesteld op basis van het totale bruto standaardsaldo van het bedrijf. Zij wordt uitgedrukt in Europese grootte-eenheden (EGE). Deze eenheid wordt gedefinieerd overeenkomstig het bepaalde in bijlage III, sub A. De wijze van berekening van de economische bedrijfsomvang wordt vastgesteld in bijlage III, sub B. Artikel 9 De klassen van economische bedrijfsomvang worden vastgesteld in bijlage III, sub C.HOOFDSTUK VAlgemene bepalingen Artikel 10 Beschikking 78/463/EEG blijft gelden voor de toepassingen die betrekking hebben op de periode vóór 1985. Voor latere toepassingen geldt deze beschikking.De eerste dergelijke toepassing zal gebruik maken van de BSS voor de referentieperiode ""1982" (kalenderjaren 1981, 1982 en 1983 of landbouwjaren 1981/1982, 1982/1983 en 1983/1984) vastgesteld overeenkomstig hoofdstuk II. Artikel 11 Met medewerking van de Lid-Staten stelt de Commissie ten minste om de tien jaar een onderzoek in naar de bij de toepassing van deze beschikking opgedane ervaring en naar de eventuele nieuwe communautaire behoeften op dit gebied. In aansluiting op dat onderzoek kunnen de bepalingen van deze beschikking zo nodig worden gewijzigd. Artikel 12 Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten. Gedaan te Brussel, 7 juni 1985.Voor de CommissieFrans ANDRIESSENVice-Voorzitter BIJLAGE II<(BLK0)LA ORG="CCF">NL</(BLK0)LA> CLASSIFICATIE VAN DE LANDBOUWBEDRIJVEN VOLGENS PRODUKTIERICHTING A. CLASSIFICATIESCHEMA >RUIMTE VOOR DE TABEL> > RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> B. KENMERKEN VAN DE KLASSEN Aan de bepaling van de klassen van produktierichting (PR) liggen twee uitgangspunten ten grondslag, namelijk:a) De aard van de betrokken produktiesDeze produkties stemmen overeen met de lijst van de kenmerken waarvoor in de structuurenquêtes 1985 en 1987 gegevens worden verzameld; zij worden aangeduid met de code die is vermeld in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 1463/84, of met een code waaronder meerdere van deze kenmerken zijn gegroepeerd zoals aangegeven in bijlage II C (1).b) Het minimale en/of maximale aandeel dienend tot vaststelling van de klassegrens of klassegrenzenBehoudens andersluidende aanduiding wordt dit minimale en/of maximale aandeel aangegeven als breuk van het totale BSS van het bedrijf. >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> C. <(BLK0)BLK2 ID="A"> I. Codes waaronder enige in de structuurenquêtes 1985 en 1987 opgenomen kenmerken worden gegroepeerd P1 Akkerbouw = D01 (zachte tarwe en spelt) + D02 (harde tarwe) + D03 (rogge) + D04 (gerst) + D05 (haver) + D06 (korrelmaïs) + D07 (rijst) + D08 (overige granen) + D09 (peulvruchten) + D10 (aardappelen) + D11 (suikerbieten) + D12 (voederwortel en koolgewassen) + D13 (handelsgewassen) + D14a (verse groenten, meloenen, aardbeien in volle grond) + D18 (voedergewassen) + D19 (zaden en planten op bouwland) + D20 (overige gewassen op bouwland) + I01 (elkaar opvolgende secundaire teelten van andere dan voedergewassen) (1).P2 Tuinbouw = D14b (verse groenten, meloenen en aardbeien in openluchttuinbouw) + D15 (verse groenten, meloenen en aardbeien onder glas) + D16 (bloemen en sierplanten in de open lucht) + D17 (bloemen en sierplanten onder glas) + I02 (paddestoelen).P3 Meerjarige cultures = G01 (boomgaarden en kleinfruit) + G02 (citrusvruchtaanplantingen) + G03 (olijfboomgaarden) + G04 (wijngaarden) + G05 (boomkwekerijen) + G06 (overige meerjarige cultures) + G07 (meerjarige cultures onder glas).P4 Grasland en graasdieren = F01 (blijvend grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst) + F02 (weiden met geringe opbrengst) + J01 (eenhoevige dieren) + J02 (runderen jonger dan 1 jaar) + J03 (mannelijke runderen van 1 maar nog geen 2 jaar oud) + J04 (vrouwelijke runderen van 1 maar nog geen 2 jaar oud) + J05 (mannelijke runderen van 2 jaar en ouder)N06 (vaarzen) + J07 (melkkoeien) + J08 (overige koeien) + J09 (schapen) + J10 (geiten).P5 Veredeling = J11 (biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg) + J12 (fokzeugen van 50 kg en meer) + J13 (andere varkens) + J14 (mesthoenders) + J15 (leghennen) + J16 (overig pluimvee: eenden, kalkoenen, ganzen en parelhoenders) + J17 (moederkonijnen).P11 Granen=D01 (zachte tarwe en spelt) + D02 (harde tarwe) + D03 (rogge) + D04 (gerst) + D05 (haver) + D06 (korrelmaïs) + D07 (rijst) + D08 (overige granen).P41 Melkvee = J02 (runderen jonger dan 1 jaar) + J04 (vrouwelijke runderen van 1 maar nog geen 2 jaar oud) + J06 (vaarzen) + J07 (melkkoeien).P42 Runderen = J02 (runderen jonger dan 1 jaar) + J03 (mannelijke runderen van 1 maar nog geen 2 jaar oud) + J04 (vrouwelijke runderen van 1 maar nog geen 2 jaar oud) + J05 (mannelijke runderen van 2 jaar en ouder) + J06 (vaarzen) + J07 (melkkoeien) + J08 (overige koeien).P51 Varkens = J11 (biggen met een levend gewicht van minder 20 kg) + J12 (fokzeugen van 50 kg en meer) + J13 (andere varkens).P52 Pluimvee= J14 (mesthoenders) + J15 (leghennen) + J16 (overig pluimvee: eenden, kalkoenen, ganzen en parelhoenders).P111 Granen, uitgezonderd rijst = D01 (zachte tarwe en spelt) + D02 (harde tarwe) + D03 (rogge) + D04 (gerst) + D05 (haver) + D06 (korrelmaïs) + D08 (overige granen).P121Hakvruchten = D10 (aardappelen) + D11 (suikerbieten) + D12 (voederwortel en koolgewassen). </(BLK0)BLK2> <(BLK0)BLK2 ID="B"> II. Vergelijking tussen de rubrieken van de structuurenquêtes 1985 en 1987 en die van het bedrijfsformulier van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (ILB) > RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> </(BLK0)BLK2> (1)De rubrieken D12 (Voederwortel- en koolgewassen), D18 (Voedergewassen), D21 (Braakland),E (Tuin voor eigen gebruik), F01 (Blijvend grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst),F02(Weidenmetgeringeopbrengst)enJ11(Biggen)wordenslechtsonderbepaaldevoorwaardenmeegeteld (zie bijlage I punt 5 van deze beschikking). (1)De elkaar opvolgende secundaire teelten van andere dan voedergewassen (I01) behoren tot de akkerbouw (P1) en hebben dezelfde BSS als de overeenkomstige akkerbouwgewassen. BIJLAGE III<(BLK0)LA ORG="CCF">NL</(BLK0)LA> ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG <(BLK0)BLK2 ID="A"> A. DEFINITIE VAN DE EUROPESE GROOTTE-EENHEID (EGE) 1. De Europese grootte-eenheid is gebaseerd op de waarde van 1 000 Ecu totaal bruto standaardsaldo van het bedrijf in de referentieperiode ""1980" zoals vastgesteld in punt 1 van bijlage III bij Beschikking 78/463/EEG van de Commissie, als laatst gewijzigd bij Beschikking 84/542/EEG.2. Voor de latere referentieperiodes waarin de BSS worden herzien en geactualiseerd, wordt de bovenbedoelde waarde van 1 000 Ecu vermenigvuldigd met een coëfficiënt waarin, op basis van de geldwaarde, de globale agrarisch-economische ontwikkeling in de Europese Economische Gemeenschap als geheel is verdisconteerd.Deze coëfficiënt wordt berekend door de Commissie en wordt vastgesteld na raadpleging van de Lid-Staten.</(BLK0)BLK2> <(BLK0)BLK2 ID="B"> B. ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG De economische omvang van een bedrijf wordt berekend door het totale bruto standaardsaldo van het bedrijf te delen door het aantal Ecu waarop de EGE overeenkomstig punt A van deze bijlage voor de betrokken referentieperiode is vastgesteld.</(BLK0)BLK2> <(BLK0)BLK2 ID="C"> C. DE KLASSEN VAN ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG De bedrijven worden ingedeeld in de hieronder afgebakende grootteklassen:KlasseGrenzen in EGEIkleiner dan 2 EGEII 2 tot kleiner dan 4 EGEIII 4 tot kleiner dan 6 EGEIV 6 tot kleiner dan 8 EGEV 8 tot kleiner dan 12 EGEVI 12 tot kleiner dan 16 EGEVII 16 tot kleiner dan 40 EGEVIII 40 tot kleiner dan 100 EGEIX100 EGE en groterDe maatregelen betreffende de toepassingen op het gebied van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen en op het gebied van de communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven kunnen voorzien dat de klassen III en IV enerzijds en de klassen V en VI anderzijds worden gegroepeerd.De Lid-Staten die ter uitvoering van artikel 4, lid 1, van Verordeningnr. 79/65/EEG voor het waarnemingsgebied van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen een drempelwaarde van de economische bedrijfsomvang vaststellen die niet samenvalt met de bovenvermelde grootteklassegrenzen, verdelen deze grootteklassen in subklassen waarvan de grenzen stroken met de vastgestelde drempelwaarde.</(BLK0)BLK2>