Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31985D0018

    85/18/EEG: Beschikking van de Commissie van 10 oktober 1984 betreffende de afbakening in Frankrijk van de zones die in aanmerking komen voor de ruimtelijke- ordeningspremie (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

    PB L 11 van 12.1.1985, p. 28–33 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1985/18/oj

    31985D0018

    85/18/EEG: Beschikking van de Commissie van 10 oktober 1984 betreffende de afbakening in Frankrijk van de zones die in aanmerking komen voor de ruimtelijke- ordeningspremie (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

    Publicatieblad Nr. L 011 van 12/01/1985 blz. 0028 - 0033


    *****

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 10 oktober 1984

    betreffende de afbakening in Frankrijk van de zones die in aanmerking komen voor de ruimtelijke-ordeningspremie

    (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

    (85/18/EEG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

    GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en met name op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

    Na de betrokkenen overeenkomstig genoemd artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen kenbaar te maken en gezien deze opmerkingen,

    Overwegende hetgeen volgt:

    I

    De Franse Regering heeft overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het Verdrag bij telex van 15 januari 1982, later aangevuld bij brieven van 18 januari 1982, 29 januari 1982, 25 februari 1982, 30 maart 1982 en 8 april 1982, een project aangemeld waarbij een nieuwe steunregeling met regionale strekking wordt ingevoerd onder de naam Prime d'aménagement du territoire (ruimtelijke-ordeningspremie), hierna PAT te noemen.

    Het decreet nr. 82-379 van 6 mei 1982 inzake de ruimtelijke-ordeningspremie is gepubliceerd in het Journal officiel de la République française (1).

    De PAT-regeling voert de mogelijkheid in om de ondernemingen subsidies toe te kennen die worden gefinancierd door de Staat en bestemd zijn ter bevordering van activiteiten in bepaalde zones van het nationale grondgebied.

    De afbakening van de zones die uit hoofde van de PAT-regeling zijn ingedeeld verschilt naargelang deze regeling van toepassing is op ondernemingen die op industrieel gebied werkzaam zijn of op ondernemingen die zich bezighouden met tertiaire activiteiten of research.

    De afbakening van de op grond van de PAT ingedeelde zones komt, wanneer deze regeling van toepassing is op industriële ondernemingen, in de plaats van de afbakening van de zones die vroeger waren ingedeeld op grond van de Prime de développement régional (regionale ontwikkelingspremie), hierna PDR te noemen, en omschrijft aldus de regionale ontwikkelingszones die door de Franse Regering zijn geselecteerd.

    De afbakening van de op grond van de PAT ingedeelde zones streeft, wanneer deze regeling van toepassing is op ondernemingen die zich bezighouden met tertiaire activiteiten of research, niet in de eerste plaats een regionaal oogmerk na, omdat zij beantwoordt aan een oogmerk van deconcentratie van deze activiteiten buiten het Parijse bekken en dus niet onder de onderhavige beschikking valt.

    De afbakening van de op grond van de PAT-regeling ingedeelde zones voor industriële projecten zou in hun geheel of ten dele 68 van de 96 departementen van het Franse moederland betreffen en de bevolking van deze zones zou ongeveer 21,4 miljoen inwoners, dit is ongeveer 39 % van de totale bevolking van Frankrijk, vertegenwoordigen.

    Deze afbakening is enerzijds het resultaat van de toepassing van een selectiemethode voor steungebieden die door de centrale overheid is uitgewerkt en anderzijds van wijzigingen die na raadpleging van de regio's in dit project zijn aangebracht.

    De Franse autoriteiten in de randgebieden, in de zin van de cooerdinatiebeginselen voor steunregeling met regionale strekking, te weten in de ingedeelde zones west, zuidwest, Massif-Central, hebben betoogd dat het voortduren van structurele belemmeringen, de handhaving van de indeling van het gehele gebied dat vroeger uit hoofde van de PDR was ingedeeld, rechtvaardigde, met uitzondering van de vijf agglomeraties Bordeaux, Montpellier, Nantes, Rennes en Toulouse.

    De selectiemethode voor steungebieden die door de centrale overheid is uitgewerkt in de andere regio's bestond uit een aanvankelijke keuze van de Franse departementen waar de werkloosheid in maart en oktober 1981 boven de 8 % lag, terwijl het nationale gemiddelde 8,3 % was; vervolgens zijn zeven departementen, te weten de departementen Alpes-Maritimes, Eure, Indre-et-Loire, Marne, Oise, Seine-St. Denis en Yonne, die gelegen zijn in een betrekkelijk bevoorrecht gebied, uitgesloten van de kaart van de steungebieden, hoewel de werkloosheid er boven de 8 % ligt, terwijl vier departementen, Vosges, Moselle, Indre en Nièvre, geheel of gedeeltelijk zijn opgenomen op de kaart van de steungebieden, ondanks een werkloosheidspercentage dat onder de 8 % ligt; daarbij is rekening gehouden met moeilijkheden waarmee bepaalde sectoren van hun industrie te kampen hebben; vervolgens is besloten de aldus verkregen kaart te wijzigen ten einde rekening te houden met bepaalde situaties binnen de departementen en er bepaalde grote agglomeraties van uit te sluiten waarin de werkloosheid dikwijls meer een nationaal verschijnsel dan specifieke plaatselijke moeilijkheden weerspiegelt.

    De raadpleging van de regio's over dit project tot afbakening van de steungebieden heeft ertoe geleid dat aan de hand van binnen-departementale overwegingen wijzigingen van wisselende omvang werden aangebracht in veertien departementen, te weten Aisne, Cher, Doubs, Eure, Indre, Indre-et-Loire, Meuse, Meurthe-et-Moselle, Moselle, Nièvre, Haute-Saône, Seine-Maritime, Somme en Territoire de Belfort.

    Uit de afbakening van de ingedeelde zones waar de industriële projecten kunnen worden gesteund, zoals zij is weergegeven in de bijlage van het decreet nr. 82-379, blijkt dat de bevolking van de gesteunde zones in de randgebieden ten opzichte van de vroeger geldende regionale steunregeling ongeveer 2 miljoen inwoners minder telt doordat de bovengenoemde vijf grote agglomeraties van de kaart van de steungebieden zijn uitgesloten; daarentegen stijgt de bevolking van de andere gesteunde zones met ongeveer 2 miljoen inwoners, als gevolg van de uitbreiding van de kaart van de steunzones in met name de departementen van de centrale regio's van Frankrijk.

    De PAT-regeling houdt de mogelijkheid in bij wege van afwijking premies toe te kennen buiten de kaart van de steunzones, ten gunste van industriële programma's die bijdragen tot de oplossing van plaatselijke werkgelegenheidsproblemen van uitzonderlijke zwaarte.

    De intensiteitspercentages van de voorgenomen steunmaatregelen in deze nieuwe regeling zouden hetzij 17 %, hetzij 25 % bruto van het totale bedrag van de gesteunde investeringen kunnen bedragen; de zones die voor steun tot een maximumpercentage van 25 % van de investering in de PAT-regeling in aanmerking komen werden reeds tot ditzelfde percentage gesteund in de vroegere PDR-regeling; de andere gesteunde zones zouden in aanmerking komen voor steun tot een percentage van 17 % terwijl zij, toen zij werden ingedeeld, onder de vorige regeling in aanmerking kwamen voor de steun die tot 12 % dan wel 17 % van de investering kon gaan.

    De PAT-regeling houdt de mogelijkheid in bij wege van afwijking in de voor een percentage van 17 % ingedeelde zones premies van een hoger percentage toe te kennen, dat maximaal 25 zou kunnen bedragen, ten gunste van industriële programma's welker kosten of betekenis zulk een afwijking zouden rechtvaardigen; deze afwijking zou volgens de Franse autoriteiten voornamelijk van toepassing zijn op zeer arbeidsintensieve projecten waarvoor de maximale steun aan de investering een buffer oplevert.

    Bepaalde fiscale steunmaatregelen, die een regionale strekking hebben, kunnen worden gecumuleerd met de PAT.

    II

    De Commissie heeft, ten einde de verenigbaarheid van de door de Franse Regering overwogen steunmaatregelen met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92 van het Verdrag na te gaan, allereerst de betrokken Franse gebieden vergeleken door deze te plaatsen in communautair verband en vervolgens nagegaan of er op nationaal vlak ernstige dispariteiten tussen de gebieden bestonden die een rechtvaardiging zouden kunnen opleveren voor de toekenning van regionale steun.

    De Commissie heeft aan het einde van haar onderzoek besloten geen bezwaar te maken tegen de toepassing van de PAT-regeling op een aantal zones en de mogelijkheid voor de Franse Regering om bij uitzondering PAT buiten de gesteunde zone toe te kennen niets in de weg te leggen, onder het voorbehoud dat zij overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het Verdrag vooraf aanmelding ontvangt van alle gevallen waarvoor het bedrag van de investering zou liggen boven 3 miljoen Ecu of de intensiteit van de steun boven de 10 % in netto-subsidie-equivalent zou liggen; daarentegen heeft zij besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden met betrekking tot de toepassing van de PAT-regeling ten gunste van de industriële investeringen in het arrondissement Angers (Maine-et-Loire) en in de departementen Doubs, Eure, Haute-Marne, Sarthe, Nièvre, Territoire de Belfort en, gedeeltelijk, de departementen Meurthe-et-Moselle (arrondissementen Lunéville, Nancy en Toul), Haute- Saône (arrondissement Vesoul), Seine-Maritime (met uitzondering van het arrondissement Dieppe) en tot de toepassing van de PAT tot haar maximumpercentage van 25 % in het departement Loire. De Commissie heeft de Franse Regering in dat verband op 11 juni 1982 een brief gezonden waarbij zij haar van deze besluiten in kennis stelde en haar aanmaande haar opmerkingen kenbaar te maken; de Commissie heeft de Franse Regering daarbij de methode medegedeeld welke zij heeft gebruikt voor het onderzoek van de betrokken regelingen, en haar de aldus verrichte analyse voorgelegd.

    III

    De Franse autoriteiten hebben de Commissie bij brief van 2 juli 1982 hun opmerkingen kenbaar gemaakt en haar medegedeeld dat zeer volledige gegevens over de betwiste regio's haar later zouden worden verstrekt om te trachten de beoordelingsverschillen uit de weg te ruimen.

    De Franse autoriteiten hebben bij hun opmerkingen kritiek uitgeoefend op de analyse van de Commissie, zowel ten aanzien van de door deze toegepaste methode als van het feit dat niet voldoende rekening zou zijn gehouden met de demografische situatie, de moeilijkheden waarin bepaalde industriesectoren verkeren, de ontwikkeling van de werkgelegenheid in loondienst in 1980-1981, de werkloosheid en de toename daarvan hetzij op middellange termijn, hetzij in de periode oktober 1976 tot oktober 1980, naar gelang van het geval; de Franse autoriteiten hebben voor ieder betrokken departement een specifieke argumentatie geleverd ten gunste van de gewraakte indelingen.

    Deze opmerkingen zijn aangevuld en ontwikkeld op bijeenkomsten tussen de Franse autoriteiten en de Commissie.

    De opmerkingen van een eerste Lid-Staat bevestigen de sociaal-economische analyse van de Commissie en wijzen met name op de geografische uitbreiding van de in Frankrijk gesteunde zones in de afgelopen tien jaren, terwijl de regionale ongelijkheden juist geleidelijk verminderden.

    Een tweede Lid-Staat gaat principieel akkoord met de analyse van de Commissie maar merkt op dat de Lid-Staten over voldoende vrijheid moeten beschikken waar zij rekening houden met de regionale ongelijkheden aan de hand van een gediversifieerde scala van sociaal-economische indicatoren.

    Een derde Lid-Staat vraagt de Commissie, te waarborgen dat alle Lid-Staten op niet-discriminerende wijze worden behandeld en geeft bovendien uiting aan twijfel omtrent het gebruik dat de Commissie van communautaire gemiddelden maakt om de steungebieden te beoordelen.

    Een vierde Lid-Staat tekent verzet aan tegen de toekenning van regionale steun buiten de steunzones.

    IV

    De voorgenomen steunmaatregelen van de Franse Regering ten gunste van bepaalde gebieden kunnen het handelsverkeer tussen Lid-Staten ongunstig beïnvloeden en de mededinging in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag vervalsen, door bepaalde ondernemingen of bepaalde produkties te begunstigen.

    In artikel 92, lid 1, van het Verdrag, is de principiële onverenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt neergelegd van steunmaatregelen die aan de daarin gestelde criteria voldoen; in de uitzonderingen op deze onverenigbaarheid in artikel 92, lid 3, sub a) en c), de enige afwijkingen die in het onderhavige geval kunnen worden toegepast omdat het gaat om steunmaatregelen met regionale strekking, zijn de doeleinden aangegeven die in het belang van de Gemeenschap worden nagestreefd en niet in dat van de begunstigde van de steun alleen; deze afwijkingen moeten bij het onderzoek van ieder steunprogramma met regionale of sectoriële strekking, of ieder individueel geval van toepassing van algemene steunregelingen restrictief worden geïnterpreteerd en zij kunnen met name alleen worden toegepast in gevallen waarin de Commissie kan aantonen dat het mechanisme van vraag en aanbod, zonder de steun, van de begunstigden alleen geen gedrag gedaan kan krijgen dat kan bijdragen tot de verwezenlijking van een van de doelstellingen die in deze uitzonderingsbepalingen zijn vermeld.

    De toepassing van de genoemde uitzonderingen op steun die zulk een tegenstuk niet vertoont zou daarop neerkomen dat men het handelsverkeer tussen Lid-Staten ongunstig liet beïnvloeden en de concurrentie liet vervalsen zonder dat het communautair belang dit op enigerlei wijze rechtvaardigt, en zou aan bepaalde Lid-Staten ongerechtvaardigde voordelen toekennen.

    De Commissie moet zich er bij de toepassing van de bovenvermelde beginselen op het onderzoek van steunregelingen met regionale strekking van vergewissen dat er in de betrokken gebieden ten opzichte van de Gemeenschap in haar geheel moeilijkheden bestaan die voldoende ernstig zijn om de toekenning van de steun en zijn intensiteit te rechtvaardigen, in die zin dat de steun noodzakelijk is om de verwezenlijking van de in artikel 92, lid 3, sub a) en c), van het Verdrag genoemde doelstellingen te verzekeren; wanneer dit niet kan worden aangetoond is duidelijk dat de steun niet bijdraagt tot de verwezenlijking van de via de uitzonderingsbepalingen nagestreefde doelstellingen maar voornamelijk dient om de betrokken ondernemingen te begunstigen.

    De Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, hebben na een mededeling van de Commissie inzake de algemene steunregelingen met regionale strekking, in hun eerste resolutie van 20 oktober 1971 (1) erkend dat steun met regionale strekking, wanneer deze adequaat is en op oordeelkundige wijze wordt toegepast, een onmisbaar middel vormt voor de regionale ontwikkeling en de Lid-Staten in staat stelt een streekbeleid te voeren dat is gericht op een meer evenwichtige groei van de verschillende gebieden van

    eenzelfde land en van de Gemeenschap; de Commissie moet derhalve aan de hand van de geldende cooerdinatiebeginselen voor steunmaatregelen met regionale strekking, die beogen de risico's van overbieding te beperken, bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de steun met regionale strekking met het bepaalde in artikel 92, lid 3, sub a) en c), van het Verdrag zowel rekening houden met de sociaal-economische situatie van de betrokken gebieden op communautair vlak als met de ernstige ongelijkheden die eventueel tussen regio's van eenzelfde land bestaan.

    De grondige sociaal-economische analyse van de regio's van het Franse moederland toont aan dat toepassing van de uitzonderingsbepaling die is vervat in artikel 92, lid 3, sub a), van het Verdrag niet kan worden overwogen, omdat deze Franse regio's geen abnormaal lage levensstandaard hebben noch daar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst; dit is door de Franse Regering in haar oorspronkelijk project noch in de later door haar gemaakte opmerkingen in het kader van de bovengenoemde procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag betoogd; derhalve kan alleen de toepassing van de in artikel 92, lid 3, sub c), van het Verdrag bedoelde uitzondering waarin de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt is neergelegd van steunmaatregelen die bestemd zijn om de ontwikkeling van bepaalde economische gebieden te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad, in het onderhavige geval worden overwogen.

    De Commissie heeft om de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van de door de Franse Regering overwogen steunmaatregelen ten gunste van bepaalde gebieden te beoordelen, de bovenvermelde beginselen toegepast; zij heeft aldus de betrokken Franse gebieden in een communautair verband geplaatst, de inkomens per inwoner en de werkgelegenheid in de betrokken gebieden vergeleken met de overeenkomstige communautaire gemiddelden, en de ongelijkheden opgezocht die eventueel op nationaal vlak tussen de regio's konden bestaan en de toekenning van steun met regionale strekking konden rechtvaardigen; de Commissie heeft daartoe behalve de twee genoemde indicatoren andere indicatoren toegepast zoals de werkloosheid, de ontwikkeling van de werkgelegenheid, de structuur van de economische activiteiten, de migratieoverschotten of de demografische ontwikkeling.

    V

    De door de Franse autoriteiten ten behoeve van hun methode naar voren gebrachte argumenten leverden geen rechtvaardiging op voor de gehele indeling zoals die in de nieuwe regeling is voorgesteld.

    De demografische situatie in de gebieden welke de Franse Regering wil steunen wordt nu eens gekenmerkt door positieve migratiebewegingen en dan weer door negatieve, nu soms door een geringe bevolkingsdichtheid en dan weer door een hoge, nu eens door een hoog percentage jeugdige bevolking en dan weer door een hoog percentage ouderen; de plattelandsgebieden die met ontvolking worden bedreigd hebben in het verleden reeds geprofiteerd van een specifieke steunregeling voor ondernemingen toen het systeem van speciale plattelandssteun werd ingevoerd dat sindsdien is gewijzigd in verhoogde steun in het kader van de regionale werkgelegenheidspremie; de kaart van de aldus gesteunde plattelandsgebieden voor de centrale regio's betreft voornamelijk departementen die in het verleden waren uitgesloten van de PDR en nu weer zijn uitgesloten van de PAT.

    De demografische situatie levert derhalve niet een beslissend selectiecriterium op in de Franse methode voor het kiezen van steungebieden uit hoofde van de regionale ontwikkeling.

    Alleen in de door de Commissie betwiste departementen passen de sectoriële economische moeilijkheden welke de Franse autoriteiten ter ondersteuning van hun indelingsproject aanvoeren, in een scala van activiteiten die zo breed is dat zij een identificatie van de zones onmogelijk maakt waar omvang en specifieke zwakte van de industriële structuur werkelijk de toekenning van regionale steun zouden rechtvaardigen.

    De ontwikkeling van de werkgelegenheid in loondienst in 1980 en 1981 weerspiegelt meer een conjuncturele dan een structurele situatie; bepaalde departementen die geheel of bijna geheel van de toepassing van de PAT-regeling zijn uitgesloten, hebben op deze wijze een negatief verloop van het aantal werknemers in loondienst in deze periode te zien gegeven.

    Bepaalde departementen die geheel uit hoofde van de PAT waren ingedeeld hebben in dezelfde jaren een positief verloop bij het aantal werknemers in loondienst te zien gegeven.

    Het in aanmerking nemen van de ontwikkeling van het aantal werknemers in loondienst in 1980-1981 levert derhalve geen beslissend selectiecriterium in de Franse keuzemethode voor steunzones uit hoofde van de regionale ontwikkeling op en de waargenomen ontwikkeling zou in ieder geval een langere periode moeten omvatten.

    De toename van de werkloosheid die tussen 1976 en 1980 in de verschillende betrokken departementen is waargenomen, kan een belangrijke factor opleveren om de zones aan te duiden die krachtens de regionale ontwikkeling worden gesteund, zoals de Franse autoriteiten verklaren; de toename van de werkloosheid zou echter moeten worden beoordeeld met inachtneming van met name het werkloosheidspercentage dat aan het eind van de waargenomen ontwikkeling is genoteerd.

    Voorts hebben de Franse autoriteiten zelf terecht beslist dat een hoog werkloosheidspercentage geen noodzakelijke voorwaarde, noch een voldoende voorwaarde behoeft op te leveren om indeling van een zone uit hoofde van de PAT te bepalen; dit principe besluit wordt bevestigd door de uitsluiting van een aantal departementen met een aanzienlijk hoger werkloosheidspercentage dan het nationale gemiddelde van de kaart van een aantal departementen met een werkloosheidspercentage dat aanzienlijk beneden het nationale gemiddelde ligt; de Franse autoriteiten kunnen derhalve niet het werkloosheidspercentage alleen aanvoeren als argument voor de indeling van de zones voor toepassing van de PAT.

    Uit de door de Franse autoriteiten verstrekte inlichtingen blijkt dat:

    Loire en Meurthe-et-Moselle departementen zijn waar de industriële activiteit zich in een crisis bevindt;

    de werkgelegenheidssituatie in het departement Loire slecht is en er een grote immigratie plaatsvindt als gevolg van de veroudering van de traditionele sectoren van de industrie die een crisis doormaakt;

    in het departement Meurthe-et-Moselle door de crisis in de staalindustrie structurele moeilijkheden ontstaan voor de gehele plaatselijke economie;

    in de departementen Nièvre, Haute-Marne en Maine-et-Loire de ontwikkeling is achtergebleven;

    in het departement Nièvre een geleidelijke ontvolking plaatsvindt omdat de inkomens er zeer laag zijn;

    het departement Haute-Marne een zeer geringe bevolkingsdichtheid heeft en nog snel ontvolkt als gevolg van het voortdurend verloren gaan van beschikbare werkgelegenheid;

    het departement Maine-et-Loire een demografische groei vertoont die groter is dan de toename van de geboden werkgelegenheid en dat het risico van een verstoord evenwicht tussen deze twee ontwikkelingen toeneemt.

    Deze informatie kan bepaalde elementen van de oorspronkelijke analyse van de Commissie wijzigen.

    De Commissie kan op grond van de andere inlichtingen welke haar zijn verstrekt niet concluderen tot de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van de toekenning van de PAT aan industriële projecten die gelegen zijn in de andere zones die zijn geselecteerd bij het inleiden van de bovengenoemde procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag, te weten de zones die vallen onder de departementen Eure, Doubs, Territoire de Belfort, Seine-Maritime (arrondissement Havre), Sarthe, Haute-Saône en de specifieke zones in Haute-Normandie (Pavilly- Duclair-Bernay, Elbeuf en Louviers).

    In de vroeger onder de PDR vallende zones zou het onmiddellijke verbod van toekenning van premies consequenties met zich kunnen brengen op plaatselijk niveau, voor zover deze premies regelmatig werden toegekend; het verdient de voorkeur daarvoor een termijn toe te kennen die afloopt op 31 december 1985.

    In de zones die niet onder de PDR vielen zou dezelfde termijn moeten worden toegekend zodat discriminatie tussen de betwiste zones wordt vermeden, met name wanneer zij gelegen zijn in hetzelfde departement, en dus zou de termijn van 31 december 1985 moeten worden gekozen.

    De ruimtelijke-ordeningspremies zullen aldus in de betwiste zones na die datum niet meer kunnen worden toegekend, behoudens uitzonderlijk beroep conform artikel 9 van het decreet nr. 82-379; de Franse Regering heeft bovendien de bevoegdheid de Commissie te allen tijde alle informatie te verstrekken die zij nodig acht om te wijzen op een eventuele verandering in de sociaal-economische situatie van een of meer zones.

    De Franse autoriteiten hebben de Commissie het uitzonderlijk karakter van de afwijkingen bevestigd die de toekenning van een PAT buiten de kaart van de steunzones mogelijk kunnen maken, of de verhoging van het percentage van een PAT in een ingedeelde zone tot 17 %, die bovendien slechts betrekking mag hebben op projecten met grote arbeidsintensiviteit; zij hebben beloofd een onderzoek te zullen verrichten, ten einde de frequentie en juiste omvang van dergelijke praktijken in de vroegere regeling van de PDR en in de regeling van de PAT vast te stellen en de Commissie van de resultaten van dit onderzoek in kennis te zullen stellen.

    De Commissie kan onder die omstandigheden aangaande de toekenning van een PAT buiten de steunzones akkoord gaan met de toepassing van artikel 9 tot en met 31 december 1986, mits ter voorafgaande goedkeuring aanmelding plaatsvindt, indien de gesteunde investeringen niet de 4,5 miljoen Ecu halen of overschrijden, of de nominale intensiteit van de steun gelijk is aan 15 % of hoger, maar deze afwijking zal na die datum niet meer worden aanvaard; steun tegen een verhoogd tarief in een voor 17 % ingedeelde zone kan worden goedgekeurd mits aanmelding plaatsvindt ter voorafgaande goedkeuring van de investeringen boven 2 miljoen Ecu of investeringen waarvoor een premie geldt die overeenkomt met meer dan 35 000 Ffr. per arbeidsplaats.

    In de centrale gebieden (in de zin van de cooerdinatiebeginselen voor steunregelingen met regionale strekking van punt IV (1)) waar het tarief van de PAT in nominale waarde kan gaan tot 25 % van de investering bestaat duidelijk een risico dat de communautaire steunmaxima worden overschreden bij toekenning van zulk een premie, alleen of gecumuleerd met een fiscale steun met regionale strekking; de Franse autoriteiten hebben bij de eerdergenoemde brief van 2 juli 1982 medegedeeld dat de nodige maatregelen zouden worden genomen, onder met hetgeen in het verleden is geschied vergelijkbare condities, ten einde de inachtneming van deze maxima te verzekeren; de Commissie heeft dienaangaande echter geen enkele nadere mededeling ontvangen en de Franse autoriteiten hebben haar niet kunnen mededelen of de geldigheidsduur van de in 1981 daartoe toegepaste voorschriften was verlengd.

    De Commissie dient, ten einde het voortdurend onderzoek te kunnen verrichten bedoeld in artikel 93, lid 1, van het Verdrag, te beschikken over een jaarlijks toepassingsrapport over de regeling van de PAT en moet een aantal concrete gevallen onderzoeken.

    Ten slotte stelt de Commissie speciale regels in met betrekking tot de toekenning van steun aan ondernemingen in bepaalde sectoren, ook wanneer deze steun wordt toegekend uit hoofde van de wetgeving inzake regionale steunmaatregelen,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De PAT die de Franse Regering voornemens is toe te kennen ten gunste van industriële projecten in de departementen Doubs (in de kantons Audeux, Etupes en Hérimoncourt), Eure (in de kantons Bernay en Louviers en te Pont-Audemer), Territoire de Belfort (in de kantons Beaucourt, Delle, Grandvillars, Rougemont, Giromagny, Fontaine en Chatenois-les-Forges), Seine-Maritime (kantons Pavilly-Duclair en Elbeuf en arrondissement Havre), Sarthe (arrondissementen Flèche en Mans), en Haute-Savoie (arrondissement Vesoul), zijn onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92 van het Verdrag.

    De genoemde zones mogen steun blijven ontvangen tot en met 31 december 1985.

    Artikel 2

    De PAT die de Franse Regering voornemens is op basis van de bij de Commissie verrichte aanmelding toe te kennen aan industriële projecten in de andere ingedeelde zones van de departementen van het moederland worden verenigbaar geacht met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92, lid 3, van het Verdrag.

    Artikel 3

    De PAT die de Franse Regering voornemens is toe te kennen aan industriële projecten uit hoofde van artikel 9, lid 4, van het decreet nr. 82-379 worden verenigbaar geacht met de gemeenschappelijke markt tot en met 31 december 1986 in de zin van artikel 92, lid 3, van het Verdrag, mits de Commissie na de aanmelding haar voorafgaande goedkeuring heeft gegeven aan alle projecten waarvan de investering 4,5 miljoen Ecu haalt of overschrijdt, of waarvan de nominale intensiteit van de steun gelijk is aan of hoger dan 15 %.

    De PAT die de Franse Regering voornemens is tegen een hoger tarief toe te kennen aan industriële projecten in de zones die zijn ingedeeld voor een maximumsteuntarief van 17 %, krachtens artikel 9 van het decreet nr. 82-379, worden verenigbaar geacht met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92, lid 3, van het Verdrag mits de Commissie vooraf goedkeuring heeft verleend voor ieder project met een investering boven 2 miljoen Ecu of met een premie van meer dan 35 000 Ffr. per gecreëerde arbeidsplaats.

    Artikel 4

    Frankrijk stelt de nodige administratiefrechtelijke bepalingen vast om de inachtneming van de communautaire steunmaxima te verzekeren die in de cooerdinatiebeginselen voor steunregelingen met regionale strekking zijn vastgesteld, in geval van toekenning van een PAT alleen of gecumuleerd met andere steun met regionale strekking. Zij stelt de Commissie daarvan in kennis binnen twee maanden na kennisgeving van deze beschikking.

    Artikel 5

    Frankrijk stelt uiterlijk op 31 oktober 1985 de Commissie in kennis van de bepalingen welke zij heeft vastgesteld om de naleving van artikel 1 te verzekeren.

    Artikel 6

    Frankrijk legt de Commissie voor het einde van het eerste halfjaar van ieder jaar een rapport over waarin het bedrag van de PAT die in de ingedeelde en niet-ingedeelde regio's zijn toegekend, het bedrag van de gesteunde investeringen, het aantal gesteunde arbeidsplaatsen en het aantal van de betrokken gevallen zijn vermeld, onderverdeeld enerzijds aan de hand van de regio's van niveau 3 van de Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek van het Bureau voor de Statistiek der Europese Gemeenschappen en anderzijds aan de hand van de sectoren in twee cijfers van de Algemene systematische bedrijfsindeling in de Europese Gemeenschappen van het Bureau voor de Statistiek der Europese Gemeenschappen.

    Bovendien deelt Frankrijk de Commissie op haar verzoek de nodige gegevens mede opdat deze kan overgaan tot het onderzoek van een aantal individuele gevallen.

    Artikel 7

    Deze beschikking doet niet af aan de inachtneming van de bestaande of toekomstige specifieke regels die van toepassing zijn op de PAT die worden toegekend ten behoeve van tertiaire activiteiten of research, noch aan de naleving van de bestaande of toekomstige specifieke regels die van toepassing zijn op bepaalde sectoren.

    Artikel 8

    Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

    Gedaan te Brussel, 10 oktober 1984.

    Voor de Commissie

    Frans ANDRIESSEN

    Lid van de Commissie

    (1) JORF van 7. 5. 1982, blz. 1294.

    (1) PB nr. C 111 van 4. 11. 1971, blz. 1.

    (1) PB nr. C 31 van 3. 2. 1979, blz. 9.

    Top