Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31984R2151

    Verordening (EEG) nr. 2151/84 van de Raad van 23 juli 1984 betreffende het douanegebied van de Gemeenschap

    PB L 197 van 27.7.1984, p. 1–3 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/01/1994; opgeheven door 31992R2913

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1984/2151/oj

    31984R2151

    Verordening (EEG) nr. 2151/84 van de Raad van 23 juli 1984 betreffende het douanegebied van de Gemeenschap

    Publicatieblad Nr. L 197 van 27/07/1984 blz. 0001 - 0003
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 02 Deel 11 blz. 0047
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 02 Deel 11 blz. 0047


    *****

    VERORDENING (EEG) Nr. 2151/84 VAN DE RAAD

    van 23 juli 1984

    betreffende het douanegebied van de Gemeenschap

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

    Gezien het voorstel van de Commissie (1),

    Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

    Overwegende dat het douanegebied van de Gemeenschap wordt gedefinieerd bij Verordening (EEG) nr. 1496/68 (4), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1979; dat in artikel 4 van die verordening is bepaald dat deze niet vooruitloopt op de douaneregeling voor het continentaal plat, noch op dit voor de wateren, zandbanken en wadden tussen de kust of de oever en de grens van de territoriale wateren, noch op de maatregelen die van toepassing zijn overeenkomstig de communautaire voorschriften die inzake vrije zones zullen worden vastgesteld;

    Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 802/68 van de Raad van 27 juni 1968 betreffende de gemeenschappelijke definitie van het begrip »oorsprong van goederen" (5) in feite de douaneregeling wordt gedefinieerd die van toepassing is op produkten gewonnen uit het continentale plat; dat er in de huidige situatie geen reden bestaat voor opneming van het aan het grondgebied van de Lid-Staten grenzende continentale plat in het douanegebied van de Gemeenschap;

    Overwegende dat in Richtlijn 69/75/EEG van de Raad van 4 maart 1969 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot het stelsel van vrije zones (6) de communautaire regels zijn vastgesteld die van toepassing zijn in genoemde zones;

    Overwegende dat voor een uniforme toepassing van de communautaire douanewetgeving dient te worden gepreciseerd dat de werkingssfeer van de douane-unie zich uitstrekt tot de territoriale zee en het luchtruim van de Lid-Staten;

    Overwegende derhalve dat er geen aanleiding is de bepalingen van conservatoire aard in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1496/68 te handhaven;

    Overwegende dat de definitie van het gemeenschappelijk douanegebied tot doel heeft het geografisch gebied vast te stellen waar op uniforme wijze, behoudens specifieke andersluidende bepalingen, alle communautaire douanevoorschriften moeten worden toegepast; dat dit met zoveel woorden dient te worden vermeld;

    Overwegende dat de bepalingen van de onderhavige verordening geen afbreuk mogen doen aan de huidige regeling van de binnenlandse handel van Duitsland in de zin van het Protocol inzake deze handel en de daarmede samenhangende vraagstukken, noch aan de regeling die van toepassing is op Saint-Pierre-et-Miquelon, vroeger Frans overzees gebied, dat met zoveel woorden in bijlage IV van het Verdrag wordt genoemd;

    Overwegende dat, aangezien de territoriale zee van sommige Lid-Staten momenteel geen deel uitmaakt van hun nationaal douanegebied of wordt beschouwd als daarvan geen deel uit te maken voor bepaalde aldaar plaatsvindende economische activiteiten, dient te worden gepreciseerd dat de in de territoriale zee van de Lid-Staten geldende douaneregeling voor wat betreft boor- en werkeilanden en produkten voor de bevoorrading van schepen en boor- en werkeilanden, van toepassing is tot de vaststelling van communautaire douanebepalingen op deze terreinen;

    Overwegende dat sommige Lid-Staten met name voor de toepassing op nationaal vlak van bepaalde richtlijnen van de Raad op douaneterrein, uitdrukkelijk hebben verwezen naar hun nationale douanegebied; dat, ten einde te vermijden dat deze Lid-Staten om zuiver formele redenen een nieuwe nationale wetgeving voor de betrokken terreinen invoeren die slechts een voorlopig karakter zou hebben, aan die Lid-Staten machtiging dient te worden verleend deze verwijzing te handhaven tot het ogenblik waarop de verordeningen van de Raad ter zake van toepassing worden;

    Overwegende dat er voorts aanleiding toe is duidelijk te stellen dat de bepalingen die de Lid-Staten hebben vastgesteld krachtens artikel 2 van Richtlijn 68/312/EEG van de Raad van 30 juli 1968 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot 1. het aanbrengen bij de douane van goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen, 2. de voorlopige opslag van deze goederen (1), niet van toepassing zijn op schepen op doorvaart door de territoriale zee van de Lid-Staten, noch op luchtvaartuigen die hun luchtruim doorkruisen, wanneer deze niet een in deze Lid-Staten gelegen zee- of luchthaven als bestemming hebben;

    Overwegende dat het met het oog op de duidelijkheid gewenst is alle bepalingen die voortaan van toepassing zijn inzake de definitie van het douanegebied van de Gemeenschap in een nieuwe verordening op te nemen en Verordening (EEG) nr. 1496/68 derhalve in te trekken;

    Overwegende dat in het Verdrag de bevoegdheid om bindende bepalingen betreffende het douanegebied van de Gemeenschap vast te stellen niet specifiek aan de Instellingen van de Gemeenschap wordt verleend; dat de onderhavige verordening derhalve op artikel 235 van het Verdrag dient te worden gebaseerd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

    VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Het douanegebied van de Gemeenschap omvat:

    - het grondgebied van het Koninkrijk België;

    - het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken, met uitzondering van de Faeroeer;

    - de Duitse gebieden waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van toepassing is, met uitzondering van enerzijds het eiland Helgoland en anderzijds het gebied van Buesingen (Verdrag van 23 november 1964 tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Zwitserse Confederatie);

    - het grondgebied van de Helleense Republiek;

    - het grondgebied van de Franse Republiek, met uitzondering van de overzeese gebieden;

    - het grondgebied van Ierland;

    - het grondgebied van de Italiaanse Republiek, met uitzondering van de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, alsmede van de nationale wateren van het Meer van Lugano vanaf de oever tot aan de politieke grens van de zone tussen Ponte Tresa en Porto Ceresio;

    - het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg;

    - het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa;

    - het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland alsmede de Anglo-Normandische Eilanden en het eiland Man.

    2. Tot het douanegebied van de Gemeenschap behoren:

    a) de territoriale zee van de aan zee grenzende Lid-Staten alsmede hun binnenwateren;

    b) het luchtruim van elke Lid-Staat.

    Artikel 2

    Gezien de daarop van toepassing zijnde overeenkomsten en verdragen worden de in de bijlage vermelde gebieden die buiten het grondgebied van de Lid-Staten zijn gelegen, beschouwd als deel uitmakende van het douanegebied van de Gemeenschap.

    Artikel 3

    Behoudens andersluidende specifieke bepalingen, die hetzij uit overeenkomsten hetzij uit autonome communautaire maatregelen voortvloeien, is de communautaire douanewetgeving uniform van toepassing in het gehele douanegebied van de Gemeenschap.

    Artikel 4

    Deze verordening doet geen afbreuk aan:

    a) de huidige regeling van de binnenlandse handel van Duitsland in de zin van het Protocol betreffende deze handel en de daarmee samenhangende vraagstukken, met name aan de Duitse regeling inzake het Duitse douanegebied;

    c) de regeling die van toepassing is op Saint-Pierre-et-Miquelon.

    Artikel 5

    1. De bepalingen van de Lid-Staten inzake de douaneregeling die in hun territoriale zee van toepassing is op:

    a) produkten die bestemd zijn voor boor- of werkeilanden met het oog op de bouw, het herstel, het onderhoud, de verbouwing of de uitrusting ervan, alsmede op de elementen die deze boor- of werkeilanden met het vasteland verbinden;

    b) produkten voor de bevoorrading van schepen en boor- en werkeilanden,

    zijn van toepassing tot de invoering van communautaire douanebepalingen op deze terreinen.

    Voor de toepassing van het bepaalde onder a) worden onder produkten die bestemd zijn voor boor- of werkeilanden eveneens verstaan, de produkten die noodzakelijk zijn voor de werking van de machines en toestellen die op genoemde eilanden worden gebruikt met het oog op de bouw, het herstel, het onderhoud, de verbouwing of de uitrusting ervan.

    2. Wanneer een Lid-Staat, op een gebied van douanewetgeving dat nog niet op communautair niveau is geharmoniseerd of voor de toepassing van een communautaire richtlijn op douaneterrein, in zijn bepalingen van nationaal recht heeft verwezen naar zijn nationale douanegebied, mag deze verwijzing gehandhaafd blijven tot de vaststelling van een communautaire verordening ter zake.

    3. De bepalingen die de Lid-Staten hebben vastgesteld krachtens artikel 2, lid 2, van Richtlijn 68/312/EEG zijn niet van toepassing op schepen op doorvaart door de territoriale zee van de Lid-Staten noch op luchtvaartuigen die hun luchtruim doorkruisen, wanneer deze niet een in deze Lid-Staten gelegen zee- of luchthaven als bestemming hebben.

    Artikel 6

    1. Verordening (EEG) nr. 1496/68 wordt ingetrokken.

    2. In alle communautaire besluiten, waarin wordt verwezen naar Verordening (EEG) nr. 1496/68, geldt die verwijzing als verwijzing naar de onderhavige verordening. Daartoe worden het begrip »wateren, zandbanken en wadden tussen de kust of de oever en de grens van de territoriale wateren" dat voorkomt in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1496/68, waarnaar in andere communautaire besluiten wordt verwezen en het in de onderhavige verordening voorkomende begrip »territoriale zee", geacht identiek te zijn.

    Artikel 7

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1985.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 23 juli 1984.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    J. O'KEEFFE

    (1) PB nr. C 305 van 22. 11. 1980, blz. 4.

    (2) PB nr. C 260 van 12. 10. 1981, blz. 115.

    (3) PB nr. C 185 van 27. 7. 1981, blz. 5.

    (4) PB nr. L 238 van 28. 9. 1968, blz. 1.

    (5) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 1.

    (6) PB nr. L 58 van 8. 3. 1969, blz. 11.

    (1) PB nr. L 194 van 6. 8. 1968, blz. 13.

    BIJLAGE

    1. DUITSLAND

    De Oostenrijkse gebieden van Jungholz en Mittelberg zoals deze zijn omschreven in de volgende verdragen:

    - wat Jungholz betreft: Verdrag van 3 mei 1868 (Bayerisches Regierungsblatt 1868, blz. 1245),

    - wat Mittelberg betreft: Verdrag van 2 december 1890 (Reichsgesetzblatt 1891, blz. 59).

    2. FRANKRIJK

    Het grondgebied van het Vorstendom Monaco zoals dit is omschreven in de te Parijs ondertekende Douaneovereenkomst van 18 mei 1963 (Journal Officiel van 27 september 1963, blz. 8679).

    3. ITALIË

    Het grondgebied van de Republiek San Marino zoals dit is omschreven in de Overeenkomst van 31 maart 1939 (Wet van 6 juni 1939, nr. 1220).

    Top