This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31984R0276
Council Regulation (EEC) No 276/84 of 31 January 1984 on the organization of a labour force sample survey in the spring of 1984
Verordening (EEG) nr. 276/84 van de Raad van 31 januari 1984 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in het voorjaar van 1984
Verordening (EEG) nr. 276/84 van de Raad van 31 januari 1984 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in het voorjaar van 1984
PB L 32 van 3.2.1984, p. 6–7
(DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)
No longer in force, Date of end of validity: 20/06/1984
Verordening (EEG) nr. 276/84 van de Raad van 31 januari 1984 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in het voorjaar van 1984
Publicatieblad Nr. L 032 van 03/02/1984 blz. 0006 - 0007
***** VERORDENING (EEG) Nr. 276/84 VAN DE RAAD van 31 januari 1984 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in het voorjaar van 1984 DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 213, Gezien de ontwerp-verordening ingediend door de Commissie, Overwegende dat de Commissie, om de haar bij het Verdrag, inzonderheid bij de artikelen 2, 92, 117, 118, 122 en 123, opgedragen taken te vervullen, op de hoogte dient te zijn van de situatie en de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de werkloosheid; Overwegende dat de in elk der Lid-Staten beschikbare statistische gegevens geen voldoende vergelijkingsgrondslag vormen, met name wegens de in de Lid-Staten bestaande verschillen tussen de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve gebruiken waarop deze statistieken zijn gebaseerd; Overwegende dat de beste methode om inzicht te krijgen in het peil en de structuur van de werkgelegenheid en de werkloosheid bestaat in het houden van geharmoniseerde en gelijktijdige communautaire steekproefenquêtes naar de arbeidskrachten, zoals dit reeds van 1968 tot en met 1971 jaarlijks en van 1973 tot en met 1983 om de twee jaar is gedaan; Overwegende dat het in een periode van aanhoudende en toenemende moeilijkheden op de arbeidsmarkt en van structurele wijzigingen op het stuk van de werkgelegenheid noodzakelijk is over recente gegevens te beschikken; Overwegende dat deze gegevens slechts kunnen worden verkregen door een herhaling in 1984 van de reeds in 1983 gehouden enquête; Overwegende dat het Koninkrijk der Nederlanden vanwege een bijzonder systeem van tweejaarlijkse statistieken, dat in dit land is ingevoerd vanwege de onmogelijkheid om volkstellingen te houden, niet in staat is aan de onderhavige enquête deel te nemen; dat derhalve aan deze Lid-Staat bij wijze van uitzondering een ontheffing van de deelname daaraan dient te worden verleend, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 De Commissie houdt in het voorjaar van 1984 bij de huishoudens in elk der Lid-Staten, met uitzondering van Nederland, een steekproefenquête naar de arbeidskrachten. Artikel 2 De enquête wordt in elk der betrokken Lid-Staten uitgevoerd door middel van een steekproef uit de huishoudens die op het ogenblik van de enquête op het grondgebied van deze Staten verblijven. De gegevens worden verzameld voor elk der personen die deel uitmaken van de in de steekproef begrepen huishoudens. Artikel 3 De omvang van de steekproef ligt tussen 60 000 en 100 000 huishoudens in Duitsland, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk, tussen 30 000 en 50 000 huishoudens in Griekenland en Ierland, tussen 15 000 en 30 000 in België en Denemarken en bedraagt ongeveer 10 000 huishoudens in Luxemburg. Artikel 4 De enquête heeft betrekking op: a) de individuele kenmerken (geslacht, leeftijd, nationaliteit, burgerlijke staat, verwantschap met het gezinshoofd) van alle personen die deel uitmaken van de ondervraagde huishoudens; b) de beroepswerkzaamheden van deze personen (positie, bedrijfstak, normaal of daadwerkelijk aantal gewerkte uren, kenmerken van de functie zoals full-time of part-time, vast of tijdelijk) op het ogenblik van de enquête; c) het zoeken naar werk, rekening houdend met de aard van de gezochte betrekking, de omstandigheden, de wijze en de duur van het zoeken naar werk en de grond van beschikbaarheid voor werk; d) gegevens over onderwijs of opleiding; e) de beroepservaring van niet-werkzame personen van de actieve leeftijdsgroepen. Artikel 5 De gegevens worden verzameld door de diensten voor de statistiek van de betrokken Lid-Staten door middel van een vragenlijst die door de Commissie in samenwerking met de ter zake bevoegde diensten van de Lid-Staten wordt opgesteld. De Commissie bepaalt in samenwerking met de diensten voor de statistiek van de betrokken Lid-Staten de wijze waarop de enquête technisch zal worden uitgevoerd, met name de begin- en einddatum van de enquête en de termijnen voor de toezending van de resultaten. De diensten zien toe op de representativiteit van de steekproef overeenkomstig de in de betrokken Lid-Staten geldende gebruiken en zorgen ervoor dat minimaal één vierde van de in het kader van de enquête gecontacteerde adressen in de steekproef van een volgende enquête worden opgenomen. Artikel 6 De diensten voor de statistiek van de betrokken Lid-Staten verifiëren de binnengekomen antwoorden. Zij brengen de enquêteresultaten betreffende elke ondervraagde persoon zonder opgave van naam en adres ter kennis van de Commissie. Artikel 7 De individuele gegevens die in het kader van de enquête zijn verstrekt, mogen alleen voor statistische doeleinden worden gebruikt. Zij mogen niet voor andere, met name fiscale, doeleinden worden gebruikt noch aan derden worden medegedeeld. De betrokken Lid-Staten zorgen ervoor dat de gevraagde gegevens volledig en naar waarheid binnen de gestelde termijn worden medegedeeld. De betrokken Lid-Staten en de Commissie nemen de nodige maatregelen tegen inbreuken op de in de eerste alinea bedoelde verplichting de vertrouwelijke aard van de verzamelde gegevens te handhaven. Artikel 8 De betrokken Lid-Staten ontvangen voor de uitvoering van deze enquête een vergoeding. De betrokken bedragen komen ten laste van de kredieten die hiertoe op de begroting van de Europese Gemeenschappen zijn uitgetrokken. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 31 januari 1984. Voor de Raad De Voorzitter G. LENGAGNE