Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31984L0530

    Richtlijn 84/530/EEG van de Raad van 17 september 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gemeenschappelijke bepalingen voor gasvormige brandstof gebruikende toestellen, daarvoor bestemde veiligheids- en regelinrichtingen, alsmede keuringsmethoden voor deze toestellen

    PB L 300 van 19.11.1984, p. 95–105 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 09/07/1990; opgeheven door 31990L0396

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1984/530/oj

    31984L0530

    Richtlijn 84/530/EEG van de Raad van 17 september 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gemeenschappelijke bepalingen voor gasvormige brandstof gebruikende toestellen, daarvoor bestemde veiligheids- en regelinrichtingen, alsmede keuringsmethoden voor deze toestellen

    Publicatieblad Nr. L 300 van 19/11/1984 blz. 0095 - 0105
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 18 blz. 0105
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 18 blz. 0105


    ++++

    RICHTLIJN VAN DE RAAD

    van 17 september 1984

    betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gemeenschappelijke bepalingen voor gasvormige brandstof gebruikende toestellen , daarvoor bestemde veiligheids - en regelinrichtingen , alsmede keuringsmethoden voor deze toestellen

    ( 84/530/EEG )

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

    Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

    Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

    Overwegende dat in bepaalde Lid-Staten de technische kenmerken inzake constructie , keuring en/of werking van gasvormige brandstof gebruikende toestellen zijn geregeld door dwingende voorschriften ; dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen ; dat zij daardoor het handelsverkeer belemmeren en ongelijke concurrentievoorwaarden binnen de Gemeenschap kunnen scheppen ;

    Overwegende dat deze belemmeringen voor de totstandbrenging en de werking van de gemeenschappelijke markt kunnen worden beperkt en zelfs opgeheven , indien in alle Lid-Staten dezelfde voorschriften hetzij ter aanvulling , hetzij ter vervanging van hun huidige wetgevingen van kracht zijn ;

    Overwegende dat een controle op de naleving van deze technische voorschriften noodzakelijk is om gebruikers en derden doeltreffend te beschermen ; dat de bestaande controleprocedures van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen ; dat het , ten einde het vrije verkeer van deze toestellen binnen de gemeenschappelijke markt tot stand te brengen en veelvuldige controles die even zovele belemmeringen voor dit vrije verkeer der toestellen vormen , te vermijden , wenselijk is te voorzien in een wederzijdse erkenning tussen de Lid-Staten van de controleverrichtingen ;

    Overwegende dat het , ter vergemakkelijking van deze wederzijdse erkenning van de controles met name wenselijk is geschikte procedures voor het EEG-typeonderzoek en de EEG-controle van de toestellen in te stellen , alsmede de criteria die moeten worden gehanteerd om de keuringsinstanties aan te wijzen , te harmoniseren ;

    Overwegende dat de aanwezigheid op een gasvormige brandstof gebruikend toestel van het EEG-merkteken , overeenkomend met de controle die het heeft ondergaan , de veronderstelling wettigt dat dit voldoet aan de daarop betrekking hebbende technische voorschriften , zodat een herhaling van reeds verrichte controles bij invoer en ingebruikneming overbodig wordt ;

    Overwegende dat de nationale regelingen in de sector gasvormige brandstof gebruikende toestellen gelden voor een groot aantal types gasvormige brandstof gebruikende toestellen van zeer verschillende capaciteit , die bestemd zijn voor zeer verschillende gebruiksdoeleinden ; dat het wenselijk is in deze richtlijn de algemene bepalingen vast te stellen die met name betrekking hebben op de procedures voor het EEG-typeonderzoek en de EEG-controle ; dat in bijzondere richtlijnen voor elke categorie toestellen de voorschriften worden vastgelegd ten aanzien van de technische uitvoering , de controlebepalingen voor deze toestellen en , in voorkomend geval , de voorwaarden waaronder de communautaire technische voorschriften in de plaats treden van de bestaande nationale voorschriften ; dat in de bijzondere richtlijnen zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van de resultaten der werkzaamheden van de internationale normalisatie-instanties ;

    Overwegende dat een snelle aanpassing der technische voorschriften in de richtlijnen betreffende de gasvormige brandstof gebruikende toestellen noodzakelijk is ten einde rekening te houden met de vooruitgang van de techniek ; dat er , ten einde de tenuitvoerlegging van de daartoe benodigde maatregelen te vergemakkelijken , dient te worden voorzien in een procedure waarbij een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht in het Comité voor de aanpassing aan de vooruitgang der techniek van de richtlijnen tot opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector gasvormige brandstof gebruikende toestellen ;

    Overwegende dat het niet uitgesloten moet worden geacht dat op de markt gebrachte gasvormige brandstof gebruikende toestellen , hoewel deze voldoen aan de voorschriften van de desbetreffende bijzondere richtlijn , de veiligheid in gevaar brengen ; dat er derhalve een procedure moet worden ingesteld om dit gevaar te ondervangen ;

    Overwegende dat er in de Lid-Staten verschillende voorwaarden gelden betreffende de gascategorieën alsmede de verbruiksdrukken ; dat deze dwingende voorwaarden niet kunnen worden geharmoniseerd omdat de situatie inzake energievoorziening en -distributie eigen is aan iedere Lid-Staat ;

    Overwegende dat sommige gasvormige brandstof gebruikende toestellen ook kunnen worden geacht gedeeltelijk te vallen onder Richtlijn 76/767/EEG van de Raad van 27 juli 1976 over de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gemeenschappelijke bepalingen betreffende toestellen onder druk en keuringsmethoden voor deze toestellen ( 4 ) , gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1979 ; dat de Raad per geval dient te beslissen of de aan druk blootgestelde delen van toestellen voor wat de constructievoorschriften en de controlemethodes betreft onder Richtlijn 76/767/EEG moeten vallen ,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

    HOOFDSTUK I

    Definities en grondbeginselen

    Artikel 1

    1 . Deze richtlijn is van toepassing op ieder gasvormige brandstof gebruikend kook - , verwarmings - , warmwater - , koel - , verlichtings - en wastoestel , alsmede op iedere veiligheids - en regelinrichting die bestemd is een integrerend deel van deze toestellen te vormen .

    2 . De in lid 1 bedoelde toestellen en inrichtingen worden hierna " toestellen " genoemd .

    3 . Van de werkingssfeer van deze richtlijn zijn uitgesloten :

    - toestellen die speciaal zijn bestemd voor de uitrusting van schepen of van luchtvaartuigen ;

    - toestellen waarop geen bijzondere richtlijn in de zin van artikel 2 van toepassing is .

    4 . Onder gasvormige brandstof in de zin van deze richtlijn wordt verstaan elke brandstof die bij een temperatuur van 15 * C en onder een druk van 1,01325 bar geheel in gasvormige toestand verkeert .

    5 . In deze richtlijn wordt verstaan onder :

    " EEG-typeonderzoek " , de procedure waarbij een door een Lid-Staat hiertoe erkende instantie na proefnemingen constateert en verklaart dat een type toestel voldoet aan de bij deze richtlijn en de desbetreffende bijzondere richtlijnen geharmoniseerde voorschriften ;

    " EEG-controle " , de procedure waarbij een door een Lid-Staat hiertoe erkende instantie zich ervan vergewist , na afgifte van een verklaring van EEG-typeonderzoek overeenkomstig deze richtlijn en de desbetreffende bijzondere richtlijn , dat de toestellen overeenkomstig de goedgekeurde typen zijn gefabriceerd .

    Artikel 2

    1 . In bijzondere richtlijnen worden voor de categorieën toestellen waarop zij betrekking hebben , de voorschriften vastgesteld inzake ontwerp en constructie , de methoden van controle en beproeving en , in voorkomend geval , de wijze van werking .

    2 . Door middel van de doeleinden die in beginsel moeten worden nagestreefd bij het uitwerken van de in lid 1 bedoelde voorschriften en proeven , rekening houdende met de stand van de technische vooruitgang , moet met name worden gewaarborgd dat de toestellen :

    - bij correcte installatie , degelijk onderhoud en bij gebruik overeenkomstig de bestemming , de veiligheid van mensen , huisdieren en goederen niet in gevaar brengen ;

    - beantwoorden aan een rationeel energieverbruik ;

    - de functie vervullen waarvoor zij bestemd zijn .

    3 . In de bijzondere richtlijnen kan de datum worden aangegeven waarop de Lid-Staten toestellen als bedoeld in die richtlijnen , maar die er niet aan voldoen , niet meer op hun markt mogen toelaten .

    Artikel 3

    1 . Onder toestel van het EEG-type in de zin van deze richtlijn wordt verstaan elk toestel dat voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn en van de desbetreffende bijzondere richtlijn en dat derhalve is voorzien van het in artikel 7 , leden 6 en 7 , bedoelde EEG-merkteken inzake overeenstemming of vergezeld gaat van een eventueel in de desbetreffende bijzondere richtlijn voorgeschreven certificaat van overeenstemming .

    2 . De Lid-Staten mogen het in de handel brengen van een toestel van het EEG-type , het aansluiten ervan op het distributienet en het in bedrijf stellen ervan met het oog op een met de bestemming ervan overeenkomend gebruik , niet weigeren , verbieden of beperken om redenen die verband houden met de constructie ervan en met de daarop betrekking hebbende controle in de zin van deze richtlijn en van de desbetreffende bijzondere richtlijn .

    3 . Zij zien er met name op toe dat de autoriteiten of instanties die verantwoordelijk zijn voor de gasdistributie , de aansluiting op het distributienet en het in bedrijf stellen van genoemde toestellen , deze aansluiting en ingebruikneming niet onderwerpen aan andere technische voorwaarden dan :

    - het aansluiten van het toestel en het in bedrijf stellen ervan met het oog op een met de bestemming ervan overeenkomend gebruik ;

    - de naleving van de op het grondgebied van een Lid-Staat geldende installatievoorschriften .

    Artikel 4

    De Lid-Staten kennen aan het EEG-typeonderzoek en de EEG-controle dezelfde waarde toe als aan de overeenkomstige nationale handelingen .

    HOOFDSTUK II

    EEG-typeonderzoek en verklaring van EEG-typeonderzoek

    Artikel 5

    1 . Het EEG-typeonderzoek vormt , indien het bij een bijzondere richtlijn is voorgeschreven , een absolute voorwaarde voor het in de handel brengen , het aansluiten op het distributienet en het in bedrijf stellen van de toestellen .

    2 . Het EEG-typeonderzoek wordt verricht door de daartoe door de Lid-Staat erkende instanties .

    Artikel 6

    1 . De erkende instanties die door de Lid-Staten zijn belast met het EEG-typeonderzoek overeenkomstig de voorschriften van artikel 7 , moeten voldoen aan de minimumcriteria bepaald in bijlage II , onverminderd de bevoegdheid van de Lid-Staten om de maatregelen te treffen en de voorwaarden te stellen die zij nodig zouden achten op nationaal vlak om een doeltreffende , gecoordineerde en onberispelijke werking van deze instanties te waarborgen .

    Het feit dat een instantie aan deze minimumcriteria beantwoordt , brengt voor een Lid-Staat niet de verplichting met zich mede deze instantie te erkennen .

    2 . Als een Lid-Staat een instantie of instanties heeft erkend voor het verrichten van het EEG-typeonderzoek , doet hij aan de andere Lid-Staten en aan de Commissie de lijst van deze instantie(s ) toekomen . Hij stelt de andere Lid-Staten en de Commissie ook in kennis van elke latere wijziging van deze lijst .

    Artikel 7

    1 . De verklaring van EEG-typeonderzoek is het document waarmee een erkende instantie getuigt dat een type toestel beantwoordt aan de voorschriften van deze richtlijn en van de desbetreffende bijzondere richtlijnen .

    2 . De in artikel 6 bedoelde erkende instanties gaan op verzoek van de fabrikant , of van zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde , over tot het EEG-onderzoek van een type toestel . Indien dit type beantwoordt aan de voorschriften van deze richtlijn en van de desbetreffende bijzondere richtlijnen en indien de fabrikant zich heeft verbonden zich te voegen naar de in artikel 13 en in de bijzondere richtlijnen genoemde voorwaarden , geeft de erkende instantie de verklaring van EEG-typeonderzoek af . De verklaring van EEG-typeonderzoek wordt opgesteld volgens het model in de bijzondere richtlijnen .

    Het toestel dat aan het EEG-typeonderzoek wordt onderworpen , moet representatief zijn voor de beoogde produktie . De toestellen die zullen worden vervaardigd om voor een verklaring van EEG-typeonderzoek in aanmerking te komen , moeten overeenstemmen met het toestel waarvoor deze verklaring is afgegeven .

    3 . De verklaring van EEG-typeonderzoek wordt door de erkende instanties verleend , geweigerd , geschorst of ingetrokken overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en in bijlage I .

    4 . Voor een zelfde type toestel mag de aanvraag van een EEG-typeonderzoek slechts bij één erkende instantie worden ingediend .

    5 . Voor de verklaring van EEG-typeonderzoek gelden de in artikel 13 opgenomen voorwaarden en eventueel een tijdsbeperking of andere in de bijzondere richtlijnen opgenomen voorwaarden .

    6 . De fabrikant die een verklaring van EEG-typeonderzoek heeft verkregen , heeft het recht het EEG-merkteken inzake overeenstemming aan te brengen op de in de handel te brengen produkten die overeenstemmen met het type waarvoor de verklaring is afgegeven . Dit merkteken moet zichtbaar , leesbaar en onuitwisbaar op elk toestel zijn aangebracht .

    7 . De voorschriften betreffende de verklaring van EEG-typeonderzoek en het EEG-merkteken inzake overeenstemming staan in bijlage I .

    Artikel 8

    1 . Indien een erkende instantie constateert dat enkele exemplaren van een toestel niet overeenstemmen met het type waarvoor zij een verklaring van EEG-typeonderzoek heeft afgegeven , verzoek zij de houder van de verklaring om binnen een door haar bepaalde termijn zijn produktie in overeenstemming met het type te brengen en schorst zij eventueel de verklaring . In voorkomend geval wordt in de desbetreffende bijzondere richtlijn het aantal exemplaren vastgesteld dat voldoende wordt geacht om ingrijpen van de erkende instantie te rechtvaardigen . Indien de fabrikant niet binnen de gestelde termijn op dit verzoek ingaat , wordt de verklaring door de erkende instantie geschorst of ingetrokken .

    2 . De erkende instantie trekt de door haar afgegeven verklaring van EEG-typeonderzoek in , indien blijkt dat deze verklaring niet had mogen worden afgegeven .

    3 . De erkende instantie schorst de verklaring of trekt haar in , wanneer de houder ervan zijn in de artikelen 7 en 13 bedoelde verbintenissen ten opzichte van de erkende instantie niet nakomt .

    Artikel 9

    1 . De Lid-Staten zien erop toe dat de erkende instanties hun bovengenoemde taken op de juiste wijze vervullen .

    Daartoe verplichten zij de erkende instanties met passende maatregelen om zich te allen tijde te onderwerpen aan een controle door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat die hen heeft aangewezen .

    2 . Een Lid-Staat kan een door hem erkende instantie machtigen om , onverminderd haar eigen verantwoordelijkheid , de uitvoering van de proeven die moeten worden genomen in het kader van het EEG-typeonderzoek en de in hoofdstuk III bedoelde EEG-controle over te dragen aan een of meer laboratoria , die ten minste aan de in bijlage II , sub 3 , 4 en 5 , bepaalde criteria moeten voldoen .

    3 . De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen opdat de aanvrager of de persoon aan wie de verklaring van EEG-typeonderzoek is afgegeven , beroep kan instellen tegen de beslissingen van de erkende instantie met betrekking tot de weigering , de schorsing of de intrekking van de verklaring van EEG-typeonderzoek .

    4 . Indien een Lid-Staat constateert dat een door hem erkende instantie haar in de artikelen 7 en 8 genoemde taken niet op de juiste wijze vervult , neemt de Lid-Staat ten aanzien van deze instantie alle passende maatregelen .

    5 . De Lid-Staat trekt de erkenning in elk geval in , wanneer hij constateert dat de erkende instantie niet meer voldoet aan de in bijlage II vastgestelde minimumcriteria of zich niet meer voegt naar de door de Lid-Staat gestelde voorwaarden .

    6 . Indien een Lid-Staat de erkenning van een instantie die niet meer voldoet aan de minimumcriteria niet intrekt , kan elke andere Lid-Staat de Commissie daarvan in kennis stellen . Deze treft de nodige maatregelen die tot een oplossing kunnen leiden .

    Artikel 10

    1 . De Lid-Staat die de erkenning van een instantie intrekt , neemt alle passende maatregelen voor de continuïteit van de vervulling van de verplichtingen en taken die voortvloeien uit de door deze instantie voor de intrekking van de erkenning afgegeven verklaringen van EEG-typeonderzoek . Voorts kunnen de door deze instantie afgewezen aanvragen opnieuw worden ingediend .

    2 . De Lid-Staat moet alle door deze instantie voor de intrekking van de erkenning afgegeven verklaringen intrekken , wanneer deze ten onrechte zijn afgegeven .

    Artikel 11

    1 . Indien in een Lid-Staat één van de in artikel 8 genoemde gevallen wordt geconstateerd , stellen de bevoegde autoriteiten van deze Lid-Staat de Lid-Staat waarin de verklaring is afgegeven , hiervan in kennis .

    2 . De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waarin de verklaring van EEG-typeonderzoek is afgegeven , verplichten de betrokken erkende instantie de in artikel 8 vastgestelde maatregelen te nemen .

    3 . In geval van een geschil tussen de Lid-Staat waarin een verklaring van EEG-typeonderzoek is afgegeven , en een andere Lid-Staat , wordt de Commissie op de hoogte gesteld en neemt zij de nodige maatregelen .

    HOOFDSTUK III

    EEG-controle

    Artikel 12

    De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de EEG-controle die ten doel heeft toe te zien op het juiste gebruik van het EEG-merkteken inzake overeenstemming , wordt uitgevoerd . Deze controle kan worden verricht door de in artikel 6 bedoelde erkende instanties die de EEG-typeverklaring hebben afgegeven . Deze controle geschiedt onder andere door middel van monsternemingen en steekproeven . De instanties die de controle verrichten , moeten in elk geval voldoen aan de in bijlage II genoemde criteria en overeenkomstig artikel 6 worden opgegeven .

    Artikel 13

    1 . De fabrikant , of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde , moet , zodra hij het EEG-merkteken inzake overeenstemming gaat gebruiken :

    a ) de erkende instantie die de verklaring van EEG-typeonderzoek heeft afgegeven inlichten :

    - over de plaats van fabricage en/of de plaats van opslag , naar gelang van de eis van de erkende instantie ;

    - over de datum waarop de fabricage begint ;

    - over alle andere gegevens die de instantie voor de vervulling van haar taak nodig heeft en die in de bijzondere richtlijn worden genoemd ;

    b ) ten behoeve van de controle , toegang tot genoemde plaatsen van fabricage en/of opslag alsmede tot de controleregisters verlenen aan vertegenwoordigers van de erkende instantie die de verklaring heeft afgegeven en hun alle voor deze controle nodige informatie geven ;

    c ) ten behoeve van de controle , monsterneming van een of meer toestellen op de plaats van fabricage of opslag toestaan aan de erkende instantie die de verklaring heeft afgegeven .

    2 . De erkende instantie , die de verklaring van EEG-typeonderzoek heeft afgegeven , moet aan de andere erkende instanties , de Lid-Staten en de Commissie op aanvraag een afschrift van het keuringsrapport en eventueel van het technisch dossier doen toekomen .

    3 . De houder van het EEG-merkteken in zake overeenstemming dient een fabricagecontrole te organiseren of te doen organiseren en te beschikken over de benodigde uitrusting , die hem in staat stelt om regelmatig op adequate wijze te controleren of de gefabriceerde toestellen in overeenstemming zijn met het toestel waarvoor de verklaring van EEG-typeonderzoek is afgegeven .

    Artikel 14

    1 . De erkende instantie die de verklaring van EEG-typeonderzoek heeft afgegeven organiseert de EEG-controle voor gefabriceerde toestellen waarvoor zij de verklaring van EEG-typeonderzoek heeft afgegeven .

    Deze controle moet de erkende instantie in de eerste plaats in staat stellen na te gaan of de fabrikant de in artikel 13 , lid 3 , bedoelde controle-uitrusting bezit en in de tweede plaats of hij inderdaad controleert of de toestellen in overeenstemming zijn met het toestel waarvoor de verklaring van EEG-typeonderzoek is afgegeven , bij voorbeeld of hij controleregisters bijhoudt indien hem hierom is verzocht .

    Bovendien kan de erkende instantie onverwacht monsters laten nemen op de aangegeven plaatsen van fabricage en opslag . De erkende instanties mogen niet worden verhinderd om tegen betaling ook in alle stadia van de afzet monsters te nemen .

    2 . Indien de plaats van fabricage , van opslag of van afzet zich in een andere Lid-Staat bevindt dan de erkende instantie die de verklaring van EEG-typeonderzoek heeft afgegeven , neemt die instantie zo nodig contact op met een erkende instantie van de Lid-Staat waar de monsterneming voor bovenbedoelde controles moet geschieden .

    De erkende instantie die de controle heeft verricht , brengt verslag uit aan de erkende instantie die de verklaring van EEG-typeonderzoek heeft afgegeven .

    3 . De kosten die voor de fabrikant voortvloeien uit de EEG-controle in ongeacht welk stadium van de afzet nadat het toestel de plaats van fabricage of opslag verlaten heeft , worden in voorkomend geval bepaald volgens de in de bijzondere richtlijnen voorgeschreven wijze .

    Artikel 15

    1 . Indien uit de in artikel 14 bedoelde controles blijkt dat de toestellen niet in overeenstemming zijn met het toestel waarvoor een verklaring van EEG-typeonderzoek is afgegeven en/of niet is voldaan aan alle voorschriften van deze richtlijn en de desbetreffende bijzondere richtlijn , dan dient de erkende instantie ten aanzien van de houder van het EEG-merkteken inzake overeenstemming een van de volgende maatregelen te nemen :

    a ) een gewone waarschuwing met een aanmaning om de geconstateerde gebreken binnen een gegeven termijn te verhelpen ;

    b ) een waarschuwing als sub a ) , maar met een verhoging van de controlefrequentie ;

    c ) schorsing van de verklaring van EEG-typeonderzoek ;

    d ) intrekking van de verklaring van EEG-typeonderzoek .

    Deze maatregelen kunnen uitsluitend worden genomen door de erkende instantie die de verklaring van EEG-typeonderzoek heeft afgegeven .

    2 . De eerste twee maatregelen worden genomen wanneer de afwijkingen het algemene ontwerp van het toestel niet aantasten of wanneer de geconstateerde gebreken minimaal zijn en , in ieder geval , de veiligheid niet in gevaar brengen .

    De derde of de vierde maatregel wordt getroffen wanneer de geconstateerde afwijkingen of gebreken belangrijk zijn , en , in ieder geval , wanneer zij de veiligheid in gevaar brengen .

    3 . De erkende instantie die de verklaring van EEG-typeonderzoek heeft afgegeven , moet de verklaring ook intrekken indien :

    - de fabrikant , of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde , de uitvoering van de in artikel 14 bedoelde controles verhindert ;

    - zij constateert dat de verklaring van EEG-typeonderzoek niet had mogen worden afgegeven .

    4 . Indien de erkende instantie die de verklaring van EEG-typeonderzoek heeft afgegeven , door de erkende instantie van een andere Lid-Staat op de hoogte wordt gesteld van het bestaan van een van de in leden 2 en 3 bedoelde afwijkingen of gebreken , neemt zij , na raadpleging van deze instantie , eveneens de in die leden genoemde maatregelen .

    5 . De Lid-Staten en de erkende instanties worden in kennis gesteld van de schorsing of de intrekking van de verklaring van EEG-typeonderzoek .

    Artikel 16

    Alle kosten in verband met het EEG-typeonderzoek en de EEG-controle moeten worden gedragen door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde .

    HOOFDSTUK IV

    Aanpassing van de richtlijnen aan de stand van de techniek

    Artikel 17

    De wijzigingen die nodig zijn om bijlage I van deze richtlijn , met uitzondering van de punten 1.1 en 5 , alsmede de bepalingen van de bijzondere richtlijnen , die uitdrukkelijk zullen worden aangeduid in elk van deze richtlijnen , aan te passen aan de stand van de techniek , worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19 .

    Artikel 18

    1 . Er wordt een Comité voor de aanpassing aan de vooruitgang der techniek van de richtlijnen tot opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector gasvormige brandstof gebruikende toestellen , hierna te noemen " het Comité " , opgericht , dat is samengesteld uit vertegenwoordigers der Lid-Staten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie .

    2 . Het Comité stelt zijn reglement van orde vast .

    Artikel 19

    1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , wordt deze procedure bij het Comité ingeleid door de voorzitter , hetzij op diens initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

    2 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan bepalen naar gelang van de urgentie van het betreffende vraagstuk . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 45 stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De voorzitter neemt niet aan de stemming deel .

    3 . a ) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité .

    b ) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of bij gebreke van een advies , doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de vast te stellen maatregelen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

    c ) Indien de Raad na een termijn van drie maanden , te rekenen vanaf de indiening van het voorstel , geen besluit heeft genomen , worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld .

    HOOFDSTUK V

    Afwijkingsclausule

    Artikel 20

    1 . Bij het ontwerp en de wijze van verwaardiging van een toestel mag in specifieke gevallen van sommige bepalingen van de bijzondere richtlijnen worden afgeweken , zonder dat dit toestel daardoor niet meer voor artikel 3 , lid 2 , van deze richtlijn in aanmerking komt , waneer de aangebrachte veranderingen bedoeld zijn om op het gebied van veiligheid of gezondheid een op zijn minst even hoog niveau van bescherming te verkrijgen .

    2 . In elke bijzondere richtlijn wordt uitdrukkelijk vermeld van welke bepalingen aldus mag worden afgeweken , of van welke bepalingen niet mag worden afgeweken .

    3 . Wanneer een verzoek om te mogen afwijken wordt ingewilligd , is de volgende procedure van toepassing :

    a ) De Lid-Staat zendt , via de door hem aangewezen erkende instantie , de documenten met de beschrijving van het toestel en de bescheiden ter staving van het verzoek om van een bepaling te mogen afwijken , met name de resultaten van de eventueel verrichte proeven , aan de Commissie . Deze zendt er een afschrift van aan de andere Lid-Staten , die vier maanden , te rekenen vanaf deze mededeling , de tijd hebben om aan de betrokken Lid-Staat kenbaar te maken of zij al dan niet akkoord gaan , of te verlangen dat het Comité om advies wordt gevraagd . Van iedere mededeling wordt een afschrift aan de Commissie gezonden ; deze gehele briefwisseling is vertrouwelijk .

    b ) Wanneer geen enkele Lid-Staat voor het verstrijken van de sub a ) bedoelde termijn kenbaar heeft gemaakt dat hij niet akkoord gaat of om inschakeling van het Comité heeft gevraagd , kan de Commissie het Comité bijeenroepen , of de Lid-Staat machtigen om de gevraagde afwijking toe te staan of te doen toestaan , en licht zij de andere Lid-Staten hierover in .

    c ) Wanneer een Lid-Staat voor het verstrijken van de vastgestelde termijn geen antwoord heeft gegeven , wordt ervan uitgegaan dat deze Lid-Staat akoord gaat .

    d ) In het tegengestelde geval neemt de Commissie een besluit over het verzoek om te mogen afwijken , na het advies van het Comité te hebben ingewonnen .

    e ) Deze documenten worden ingediend in een officiële taal van de Staat van bestemming of , in bijzondere gevallen , in een andere door deze Staat aanvaarde taal .

    HOOFDSTUK VI

    Vrijwaringsclausule

    Artikel 21

    1 . Indien een Lid-Staat aan de hand van een gedetailleerde motivering constateert dat een toestel , hoewel in overeenstemming met de voorschriften van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen , gevaar oplevert voor de veiligheid , kan hij het in de handel brengen , het aansluiten op het distributienet en het in bedrijf stellen van dit toestel voor een met de bestemming ervan overeenkomend gebruik op zijn grondgebied voorlopig verbieden of afhankelijk stellen van bijzondere voorwaarden . Hij stelt de Commissie en de andere Lid-Staten hiervan onmiddellijk in kennis onder vermelding van de beweegredenen van zijn besluit .

    2 . Binnen een termijn van zes weken pleegt de Commissie overleg met de betrokken Lid-Staten ; zij brengt vervolgens onverwijld advies uit en neemt passende maatregelen .

    3 . Indien de Commissie van oordeel is dat er in de bijzondere richtlijn technische aanpassingen moeten worden aangebracht , worden deze aanpassingen hetzij door de Commissie , hetzij door de Raad vastgesteld volgens de procedure van artikel 19 ; in dit geval kan de Lid-Staat die de vrijwaringsmaatregelen heeft getroffen , deze handhaven totdat genoemde aanpassingen van kracht worden .

    HOOFDSTUK VII

    Slotbepalingen

    Artikel 22

    Ieder ter uitvoering van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen genomen besluit van een Lid-Staat of van een erkende instantie houdende weigering van het EEG-typeonderzoek , schorsing of intrekking van de verklaring van het EEG-typeonderzoek of verbod om een toestel van het EEG-type in de handel te brengen , op het distributienet aan te sluiten of in bedrijf te stellen voor een met de bestemming ervan overeenkomend gebruik moet naar behoren worden gemotiveerd . Dit besluit wordt zo spoedig mogelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht , onder opgave van de krachtens de geldende wettelijke voorschriften van die Lid-Staat openstaande rechtsmiddelen om beroep aan te tekenen en van de termijnen waarbinnen dit moet geschieden .

    Artikel 23

    1 . De Lid-Staten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en wel zodanig dat deze bepalingen op dezelfde datum van kracht worden als de bepalingen welke zijn uitgevaardigd om te voldoen aan Richtlijn 84/531/EEG ( 1 ) . Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis .

    2 . De Lid-Staten zien erop toe dat de tekst van de bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen , aan de Commissie wordt meegedeeld .

    Artikel 24

    Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

    Gedaan te Brussel , 17 september 1984 .

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    P . BARRY

    ( 1 ) PB nr . C 134 van 16 . 6 . 1975 , blz . 37 .

    ( 2 ) PB nr . C 76 van 7 . 4 . 1975 , blz . 37 .

    ( 3 ) PB nr . C 270 van 27 . 11 . 1975 , blz . 28 .

    ( 4 ) PB nr . L 262 van 27 . 9 . 1976 , blz . 153 .

    ( 5 ) Zie blz . 106 van dit Publikatieblad .

    BIJLAGE I

    EEG-TYPEONDERZOEK EN VERKLARING VAN EEG-TYPEONDERZOEK

    1 . AANVRAAG VAN EEG-TYPEONDERZOEK

    1.1 . De aanvraag en de correspondentie die daarop betrekking heeft , moeten zijn gesteld in een officiële taal van de Staat waar die aanvraag wordt ingediend , overeenkomstig zijn wetgeving . De erkende instantie mag eisen dat ook de bijgevoegde documenten in die officiële taal zijn gesteld .

    1.2 . De aanvraag moet bevatten :

    - naam en adres van de fabrikant of de firma , van zijn of haar gemachtigde of van de aanvrager , alsmede de plaats of de plaatsen waar de toestellen worden vervaardigd ;

    - de aard van het toestel en de categorie ;

    - het beoogde gebruik en de eventuele uitsluitingen ;

    - de eventuele handelsbenaming of het type ;

    - de Lid-Staat of de Lid-Staten waar het toestel in de handel zal worden gebracht .

    1.3 . De aanvraag moet vergezeld gaan van documenten in tweevoud die ter beoordeling ervan noodzakelijk zijn , met name :

    1.3.1 . - het in de bijzondere richtlijnen voorgeschreven technische dossier ;

    - vermelding van de plaatsen , bestemd voor het bij deze richtlijn vastgestelde EEG-merkteken inzake overeenstemming en van de overige bij de bijzondere richtlijnen vastgestelde merktekens ;

    1.3.2 . een verklaring dat geen andere aanvraag van het EEG-typeonderzoek voor hetzelfde type toestel is ingediend .

    2 . ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG

    De aanvraag wordt onderzocht overeenkomstig de in bijzondere richtlijnen vastgestelde procedure .

    3 . VERKLARING VAN EEG-TYPEONDERZOEK EN EEG-MERKTEKEN INZAKE OVEREENSTEMMING

    De in artikel 7 bedoelde verklaring bevat de conclusies van het EEG-typeonderzoek en de eventuele daaraan verbonden voorwaarden . Zij gaat vergezeld van de beschrijvingen en de tekeningen die nodig zijn om het type te identificeren en eventueel de werking ervan te verklaren . Het in artikel 7 van de richtlijn bedoelde EEG-merkteken inzake overeenstemming bestaat uit een gestileerde letter in een zeshoek , met :

    - in het bovenste gedeelte het kengetal van de bijzondere richtlijn volgens de chronologische volgorde van aanneming , en de hoofdletters als kenteken van de Staat die de goedkeuring heeft verleend ( B voor België , D voor de Bondsrepubliek Duitsland , DK voor Denemarken , F voor Frankrijk , GR voor Griekenland , I voor Italië , IRL voor Ierland , L voor Luxemburg , NL voor Nederland , UK voor het Verenigd Koninkrijk ) , alsmede de laatste twee cijfers van het jaar van de verklaring ; het kengetal van de bijzondere richtlijn waarnaar de verklaring verwijst , zal door de Raad worden toegekend bij de aanneming van deze richtlijn ;

    - in het onderste gedeelte het kengetal van de verklaring .

    Een model van dit merkteken is opgenomen sub 6.1 . Wanneer de verklaring is afgegeven op grond van artikel 20 van de richtlijn , moet zulks duidelijk in die verklaring worden vermeld .

    4 . AAN HET IN DE HANDEL GEBRACHTE PRODUKT AANGEBRACHTE VERANDERINGEN

    De erkende instantie die een verklaring van EEG-typeonderzoek heeft afgegeven , moet in kennis worden gesteld van alle noemenswaardige veranderingen , met name die welke een wijziging van de handelsbenaming van het produkt meebrengen .

    5 . BEKENDMAKING VAN DE VERKLARING VAN EEG-TYPEONDERZOEK

    5.1 . Een uittreksel uit de verklaringen van EEG-typeonderzoek wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

    5.2 . Tegelijk met de kennisgeving aan belanghebbende zendt de bevoegde dienst van de Lid-Staat die de erkende instantie heeft aangewezen , afschriften van de verklaring van EEG-typeonderzoek aan de Commissie en de overige Lid-Staten , die tevens een afschrift van het definitieve technische dossier van het toestel en van de keurings - en beproevingsrapporten kunnen verkrijgen .

    5.3 . De intrekking of de schorsing van een verklaring van EEG-typeonderzoek wordt bekendgemaakt volgens de procedure sub 5.1 en 5.2 .

    5.4 . De erkende instantie die een verklaring van EEG-typeonderzoek weigert , stelt de bevoegde diensten van de Lid-Staat die haar heeft aangewezen hiervan in kennis ; deze stelt de overige Lid-Staten en de Commissie hiervan in kennis .

    6 . EEG-MERKTEKEN INZAKE OVEREENSTEMMING

    6.1 . EEG-merkteken inzake overeenstemming ( zie sub 3 )

    Voorbeeld : * In 1979 door een erkende instantie van de Bondsrepubliek Duitsland afgegeven verklaring van EEG-typeonderzoek krachtens de eerste bijzondere richtlijn .

    Kengetal van de verklaring van EEG-typeonderzoek .

    6.2 . In de bijzondere richtlijnen kunnen de plaats en de afmetingen van het EEG-merkteken inzake overeenstemming worden vastgelegd .

    Voor zover hierover niets in de bijzondere richtlijnen wordt voorgeschreven , moeten de letters en cijfers van dat teken ten minste 5 mm hoog zijn .

    BIJLAGE II

    DOOR DE LID-STATEN IN ACHT TE NEMEN MINIMUMCRITERIA VOOR HET AANWIJZEN VAN DE ERKENDE INSTANTIES

    1 . De instanties die zijn belast met het onderzoek van de toestellen met het oog op de afgifte van de verklaring van EEG-typeonderzoek dienen te beschikken over het nodige personeel en de nodige middelen te bezitten om de met het afgeven van de verklaringen van EEG-typeonderzoek en uitvoeren van controles verbonden technische en administratieve taken op passende wijze te vervullen en dienen toegang te hebben tot de nodige apparatuur voor bijzondere onderzoekingen , als bepaald in de bijzondere richtlijnen .

    2 . De instantie , de directeur en het personeel daarvan mogen niet de fabrikant , de leverancier , de installateur van de toestellen , of de gemachtigde van een van deze personen zijn . Zij mogen noch rechtstreeks noch als gemachtigden optreden bij het ontwerpen , de bouw , de verkoop , de vertegenwoordiging of het onderhoud van deze toestellen . Een eventuele uitwisseling van technische informatie tussen fabrikant en erkende instantie wordt door deze bepaling niet uitgesloten .

    3 . Het personeel dat is belast met het onderzoek van de toestellen met het oog op de afgifte van de verklaring van EEG-typeonderzoek , dient deze taak uit te voeren met de hoogste mate van integriteit en technische bekwaamheid ; het dient vrij te zijn van elke pressie en beïnvloeding , met name van financiële aard , die zijn beoordeling of de uitslag van zijn werkzaamheden kan beïnvloeden , inzonderheid van de kant van personen of groepen van personen die bij de resultaten van het onderzoek belang hebben .

    4 . Het personeel dat met de onderzoekingen is belast , dient :

    - een goede technische en beroepsopleiding te hebben genoten ;

    - voldoende kennis te bezitten van de voorschriften betreffende de onderzoekingen die het verricht en voldoende ervaring met deze werkzaamheden te hebben ;

    - de vereiste bekwaamheid te bezitten om op grond van de verrichte werkzaamheden processen-verbaal en rapporten op te stellen .

    5 . De onafhankelijkeid van het personeel dat met het onderzoek is belast , dient te zijn gewaarborgd . De bezoldiging van elke functionaris mag niet afhangen van het aantal controles dat hij verricht , noch van de uitslag daarvan .

    6 . De instantie dient verzekerd te zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid , tenzij deze wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de Staat wordt gedekt .

    7 . Het personeel van de instantie moet gebonden zijn aan het beroepsgeheim ten aanzien van alles wat bij de uitoefening van zijn taak in het kader van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen of van elke andere bepaling van intern recht die daaraan uitvoering geeft , te zijner kennis is gekomen ( behalve tegenover de bevoegde overheidsinstanties van de Staat die de instantie heeft aangewezen ) .

    Top