EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31983D0494

83/494/EEG: Beschikking van de Commissie van 27 september 1983 betreffende gezondheidsvoorschriften en gezondheidscertificering voor de invoer van runderen en varkens (huisdieren) uit Canada

PB L 273 van 6.10.1983, p. 37–52 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 11/05/2002; opgeheven door 32002D0199

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1983/494/oj

31983D0494

83/494/EEG: Beschikking van de Commissie van 27 september 1983 betreffende gezondheidsvoorschriften en gezondheidscertificering voor de invoer van runderen en varkens (huisdieren) uit Canada

Publicatieblad Nr. L 273 van 06/10/1983 blz. 0037 - 0052
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 16 blz. 0235
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 29 blz. 0050
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 16 blz. 0235
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 29 blz. 0050


*****

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 27 september 1983

betreffende gezondheidsvoorschriften en gezondheidscertificering voor de invoer van runderen en varkens (huisdieren) uit Canada

(83/494/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 72/462/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen en varkens en van vers vlees uit derde landen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 83/91/EEG (2), en met name op artikel 8,

Overwegende dat bij een bezoek van de veterinaire diensten van de Gemeenschap is gebleken dat de diergezondheidssituatie in Canada wordt gecontroleerd door goed gestructureerde en georganiseerde veterinaire diensten, zodat voldoende waarborgen kunnen worden geboden ten aanzien van ziekten die via de invoer van runderen en varkens (huisdieren) kunnen worden overgedragen;

Overwegende voorts dat de bevoegde veterinaire instanties van Canada hebben bevestigd dat Canada sedert twaalf maanden vrij is van runderpest, mond- en klauwzeer, besmettelijke longziekte der runderen, blue tongue, Afrikaanse varkenspest, klassieke varkenspest, besmettelijke varkensverlamming (Teschener ziekte), vesiculaire varkensziekte en vesiculeus exantheem (exanthema coïtale vesiculorum), sedert zes maanden vrij is van besmettelijke vesiculeuze stomatitis en dat in de betrokken perioden niet tegen deze ziekten is ingeënt;

Overwegende dat de bevoegde veterinaire instanties van Canada zich ertoe hebben verbonden de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de Lid-Staten binnen 24 uur per telexbericht of per telegram in kennis te stellen van de constatering van één van bovengenoemde ziekten of van het besluit tegen één van die ziekten in te enten, of binnen de gepaste termijn mededeling te doen van voorgestelde wijzigingen in het Canadese programma voor de uitroeiing van tuberculose, het Canadese programma voor de uitroeiing van brucellose of de Canadese voorschriften voor de invoer van runderen en varkens en van sperma en embryo's daarvan;

Overwegende dat de bevoegde veterinaire instanties van Canada zich ertoe hebben verbonden officieel toezicht te houden op de afgifte van certificaten in het kader van deze beschikking betreffende de invoer van runderen en varkens uit Canada in de Europese Economische Gemeenschap en ervoor te zorgen dat alle ter zake als bewijsstukken geldende certificaten en verklaringen gedurende ten minste twaalf maanden na de verzending van de dieren officieel worden bewaard;

Overwegende dat de gezondheidsvoorschriften en de gezondheidscertificering moeten worden afgestemd op de diergezondheidssituatie in het betrokken derde land; dat, gezien het epizooetologische karakter van blue tongue, door de Lid-Staten bijkomende voorzorgen mogen worden genomen;

Overwegende dat, indien quarantaine vereist is, erop moet worden toegezien dat aan de hand van een machtigingsdocument de nodige maatregelen zijn genomen voor een vlot verloop van de quarantaine, waarbij met name rekening is gehouden met de capaciteit van de aangewezen quarantainestations; dat dit document moet worden afgegeven indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, wat met name kan inhouden dat de dieren tijdens de quarantaineperiode en bij het transport uitsluitend in aanraking mogen komen met dieren met dezelfde gezondheidsstatus;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. De Lid-Staten verlenen machtiging tot invoer uit Canada van de hierna omschreven dieren:

a) fok- of gebruiksrunderen (huisdieren) die voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in het gezondheidscertificaat overeenkomstig bijlage A dat samen met een machtigingsdocument de zending moet vergezellen. De machtiging mag evenwel worden beperkt tot bepaalde perioden van het jaar en/of tot niet-drachtige dieren;

b) fokvarkens (huisdieren) die voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in het gezondheidscertificaat overeenkomstig bijlage B dat samen met een machtigingsdocument de zending moet vergezellen;

c) in de sub a) en b) bedoelde machtigingsdocumenten mag als voorwaarde worden gesteld dat de dieren tijdens de quarantaineperiode en het vervoer alleen met dieren met dezelfde gezondheidsstatus in contact mogen komen.

2. De Lid-Staten verlenen geen machtiging tot invoer van andere dan de in lid 1 omschreven runderen of varkens (huisdieren).

3. a) Indien de tests, uitgevoerd in de in bijlage A, sub V, punt 10, en bijlage B, sub V, punt 10, bedoelde ruimte voor het in quarantaine houden van de dieren vóór de inlading, niet alle een negatief resultaat opleveren, moeten alle positief bevonden dieren worden verwijderd. Voordat machtiging wordt gegeven tot invoer van één of meer van de nog in de quarantaineruimte verblijvende dieren, moeten de Lid-Staten van bestemming en de veterinaire instanties van Canada erop toezien dat de betrokken dieren nog steeds aan de in lid 1 bedoelde gezondheidsvoorwaarden voldoen.

b) Indien de quarantaineruimte terzelfder tijd door meer dan één Lid-Staat wordt gebruikt, moeten de sub a) bedoelde maatregelen door de betrokken Lid-Staten in samenwerking met de veterinaire instanties van Canada worden gecooerdineerd.

c) Indien zich tijdens de quarantaineperiode ernstige problemen voordoen, moeten de Lid-Staten daarvan verslag uitbrengen bij de Commissie en deze alle details over de genomen maatregelen mededelen.

Artikel 2

1. Na de veterinaire controle (invoercontrole) overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 72/462/EEG aan de grenspost in een Lid-Staat en de bekrachtiging van het certificaat dat iedere partij runderen of varkens vergezelt en waarop is aangegeven dat de dieren zijn toegelaten, kunnen de dieren in afzondering worden geplaatst op een plaats en gedurende een periode die door de Lid-Staat van bestemming worden vastgesteld; in die periode mogen zij worden behandeld op de door de betrokken Lid-Staat nodig geachte wijze of mogen één of meer van de in bijlage C voor de betrokken diersoort omschreven tests worden uitgevoerd. Indien deze tests geen negatief resultaat opleveren, mogen meer specifieke bijkomende tests worden uitgevoerd.

2. De Lid-Staat van bestemming neemt de nodige maatregelen om besmetting van de inheemse veebeslagen te voorkomen.

Artikel 3

1. In afwijking van artikel 1, lid 1, sub a), mogen de Lid-Staten voor stieren die rechtstreeks naar een spermacentrum gaan, het bepaalde in bijlage A, sub V, punt 5 iii), tweede streepje, buiten beschouwing laten. In dat geval moeten de stieren, na invoer, gedurende ten minste negen maanden in afzondering worden geplaatst. In die periode moeten overeenkomstig het bepaalde in bijlage C op de betrokken dieren twee agargel immunodiffusietests op enzooetische bovine leukose worden verricht; tussen de twee tests moet een periode van vier maanden verlopen en de tweede test moet worden uitgevoerd aan het einde van de afzonderingsperiode wanneer de dieren ten minste achttien maanden oud zijn.

2. a) In afwijking van artikel 1, lid 1, sub a), mogen de Lid-Staten voor stieren en niet-drachtige vrouwelijke dieren het bepaalde in bijlage A, sub V, punt 5 iii), tweede streepje, buiten beschouwing laten. In dat geval moeten de dieren ten minste achttien maanden oud zijn bij de inlading als bedoeld in punt 13 van bijlage A en mogen vrouwelijke dieren onmiddellijk voordat zij worden afgezonderd overeenkomstig het bepaalde in punt 6 van bijlage A, noch bij de inlading drachtig zijn. b) De Lid-Staten die gebruik maken van deze afwijking moeten de dieren bij invoer afzonderen en twee maanden na invoer, overeenkomstig het bepaalde in bijlage C, een agargel immunodiffusietest op enzooetische bovine leukose verrichten; vier maanden later moet deze test worden herhaald. Dieren waarbij de test een positief resultaat oplevert, moeten worden geslacht of weer naar het land van herkomst worden teruggezonden.

c) De Lid-Staten zien erop toe dat de op grond van deze afwijking ingevoerde dieren gedurende twee jaar na de invoer kunnen worden opgespoord en dat zij in die periode verder overeenkomstig het bepaalde in bijlage C aan de hand van een agargel immunodiffusietest op enzooetische bovine leukose worden onderzocht.

d) De Lid-Staten dienen uiterlijk op 31 december 1985 bij de Commissie een rapport in over de op grond van deze afwijking ingevoerde dieren.

Artikel 4

Deze beschikking is van toepassing met ingang van uiterlijk 1 juli 1984.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 27 september 1983.

Voor de Commissie

Poul DALSAGER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 302 van 31. 12. 1972, blz. 28.

(2) PB nr. L 59 van 5. 3. 1983, blz. 34.

BIJLAGE A

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT (1)

voor fok- en gebruiksrunderen (huisdieren) bestemd voor de Europese Economische Gemeenschap

nr.

Land van uitvoer: CANADA

Bevoegd ministerie: CANADIAN DEPARTMENT OF AGRICULTURE

Bevoegde dienst: CANADIAN DEPARTMENT OF AGRICULTURE

I. Aantal dieren:

(voluit geschreven)

II. Identificatie van de dieren:

1.2.3.4.5 // // // // // // Aantal dieren // Koe, stier, os, vaars of kalf // Ras // Leeftijd // Officiële merken en andere merken of tekens (nr. en plaats aangeven) // // // // // // // // // // // // // // //

III. Oorsprong van de dieren:

De dieren zijn afkomstig uit het volgende beslag/de volgende beslagen (5):

1.2 // // // Officieel merk of kenteken // Beslag van oorsprong (adres en provincie) // // // // // //

IV. Bestemming van de dieren:

De dieren worden verzonden

uit

(plaats van inlading)

naar

(Lid-Staat en plaats van bestemming)

en komen het grondgebied van de Gemeenschap binnen

te

(communautaire grenspost)

1.2.3 // per: // vliegtuig // (vlucht nr. ) // // schip // (naam ) (5)

op

(waarschijnlijke datum en uur van aankomst)

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde: V. Gezondheidsverklaring:

Ondergetekende, officiële dierenarts, aangesteld door de bevoegde centrale instantie van Canada, verklaart dat hij de hiervoor omschreven dieren heeft onderzocht en dat zij, voor zover hij heeft kunnen nagaan, aan de volgende voorwaarden voldoen:

1. Zij

i) zijn verwekt, geboren en opgefokt in en hebben nooit verbleven buiten Canada;

ii) zijn niet afkomstig van dieren waarvan bekend is dat zij bij de agargel immunodiffusietest op blue tongue positief zijn bevonden;

iii) zijn van oorsprong uit beslagen die ten minste drie jaar bestaan.

2. Identificatie van de dieren is mogelijk aan de hand van een officieel erkend merk of kenteken als aangegeven in punt II hiervoor.

3. Het betreft geen dieren die in het kader van een nationaal programma voor de uitbanning van een besmettelijke ziekte moeten worden afgemaakt.

4. i) Zij zijn niet ingeënt tegen brucellose, paratuberculose of anaplasmose.

ii) Zij zijn/zijn niet ingeënt tegen bovine virusdiarree (3) (5).

iii) Zij zijn/zijn niet ingeënt tegen infectieuze bovine rhinotracheïtis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis (IBR/IPV) (3) (5).

5. Zij zijn afkomstig uit beslagen

i) die door de centrale veterinaire instanties van Canada als tuberculosevrije beslagen zijn erkend in het kader van het Canadese programma voor de uitroeiing van tuberculose;

ii) die door de centrale veterinaire instanties van Canada zijn erkend als brucellosevrije bestanden (»brucellosis free herds") overeenkomstig het Canadese programma voor de uitroeiing van brucellose 1980 (»brucellosis eradication programme 1980"), waar in de voorgaande drie jaar (2) geen enkel dier tegen brucellose is ingeënt en waar bovendien ten minste in de laatste zes maanden voor de afzonderingsperiode als bedoeld in punt 6 geen enkel rund klinische symptomen van brucellose heeft vertoond;

iii) waar

- geen enkel feit ter kennis is gebracht van ondergetekende of van een andere ambtenaar van de Canadese Regering op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat zich in de voorgaande drie jaar (2) een geval van enzooetische bovine leukose in het beslag heeft voorgedaan, terwijl de eigenaar bovendien schriftelijk heeft verklaard dat bij hem dergelijke feiten niet bekend zijn en dat de voor uitvoer naar de Europese Economische Gemeenschap bestemde dieren in het beslag zijn geboren en opgefokt of daar gedurende de voorgaande twaalf maanden (2) onafgebroken deel van hebben uitgemaakt;

- in de voorafgaande twaalf maanden (2) alle runderen die op de datum van de test ouder zijn dan vierentwintig maanden en die behoren tot het beslag waaruit zij afkomstig zijn, negatief hebben gereageerd op de agargel immunodiffusietest op enzooetische bovine leukose (3) (5) (6);

iv) waar, onmiddellijk vóór de afzonderingsperiode als bedoeld in punt 6, geen enkel bewijs is gevonden op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat:

- miltvuur is voorgekomen in de voorafgaande dertig dagen;

- infectieuze bovine rhinotracheïtis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis (IBR/IPV) of bovine virusdiarree is voorgekomen in de voorafgaande drie maanden;

- hondsdolheid, campylobacteriose (C. fetus), trichomoniase (T. fetus), Q-fever of leptospirose is voorgekomen in de voorafgaande zes maanden;

- mycoplasmose of anaplasmose is voorgekomen in de voorafgaande twaalf maanden, of

- paratuberculose is voorgekomen in de voorafgaande twee jaar.

6. Na een klinisch onderzoek waarbij is geconstateerd dat zij geen enkel symptoom vertoonden van een besmettelijke ziekte, zijn zij gedurende ten minste éénentwintig dagen afgezonderd gehouden van de andere dieren in het beslag van oorsprong. Voor runderen waarop artikel 2 van Beschikking 83/494/EEG van toepassing is, bedraagt deze periode ten minste twee maanden (5). 7. Zij zijn bij het begin van de hierboven bedoelde afzonderingsperiode onderzocht aan de hand van de volgende tests overeenkomstig het bepaalde in bijlage C bij Beschikking 83/494/EEG van de Commissie; de tests hebben een negatief resultaat opgeleverd en zijn, voor zover noodzakelijk, uitgevoerd in een officieel erkend laboratorium:

i) de enkelvoudige intradermale tuberculinetest;

ii) de serumagglutinatietest en de complementbindingsreactie op runderbrucellose;

iii) de agargel immunodiffusietest op enzooetische bovine leukose;

iv) de agargel immunodiffusietest op blue tongue en epizooetische icteroglobinurie;

v) de micro-agglutinatietest op leptospirose (type L. pomona, grippo-thyphosa, hardjo en sejroe);

en/of zij hebben tijdens de in punt 10 bedoelde quarantaineperiode en na uitvoering met negatief resultaat van de daarin genoemde tests met uitzondering van de tests op leptospirose een injectie ontvangen met dihydrostreptomycine (25 mg per kg levend gewicht) (3) (5);

vi) de serumneutralisatietest op infectieuze bovine rhinotracheïtis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis (IBR/IPV) voor dieren die niet tegen deze ziekte zijn ingeënt (5);

vii) de serumneutralisatietest op bovine virusdiarree voor dieren die niet tegen deze ziekte zijn ingeënt (5);

viii) wanneer het koeien betreft die worden gemolken, een klinisch onderzoek op mastitis en een melkanalyse om een eventuele ontsteking op te sporen of een specifiek pathogeen micro-organisme te identificeren.

8. Na uitvoering van de in punt 7 hierboven genoemde tests en na afloop van de afzonderingsperiode van éénentwintig dagen (twee maanden voor dieren waarop artikel 3, lid 2, van Beschikking 83/494/EEG van toepassing is) (3) (5), zijn zij onderzocht, zonder dat daarbij symptomen van besmettelijke ziekten of enig spoor van ectoparasieten of horzellarven zijn gevonden.

9. Zij zijn binnen vierentwintig uur na het in punt 8 hierboven bedoelde onderzoek rechtstreeks vervoerd naar de in punt 10 hierna bedoelde ruimte voor het in quarantaine houden van de dieren vóór de inlading, zonder dat zij daarbij in contact zijn gekomen met andere tweehoevige dieren dan runderen of varkens die voldoen aan de voorschriften van Beschikking 83/494/EEG van de Commissie; het vervoer heeft plaatsgevonden in voertuigen die zijn gereinigd en ontsmet onder toezicht van een ambtenaar van de Canadese veterinaire diensten.

10. Totdat de in punt 7 genoemde (4) tests met negatief resultaat zijn herhaald, hebben zij verbleven in een officieel erkende ruimte voor het in quarantaine houden van de dieren vóór de inlading, die onder toezicht staat van de Canadese veterinaire diensten. De tests op leptospirose zijn/zijn niet herhaald (3) (5). Met de uitvoering van de tests is pas begonnen nadat de dieren gedurende ten minste éénentwintig dagen in de quarantaineruimte hebben verbleven en, voor zover noodzakelijk, zijn de tests uitgevoerd in een officieel erkend laboratorium. Voor runderen waarop artikel 3 van Beschikking 83/494/EEG van toepassing is, bedraagt deze periode dertig dagen. Met de tuberculinetest werd begonnen op . . . . . . (datum van injectie).

11. Na afloop van de quarantaineperiode en na uitvoering van de in punt 10 hierboven bedoelde tests zijn de dieren, na een klinisch onderzoek waarbij geen symptomen van besmettelijke ziekten zijn gevonden, rechtstreeks vervoerd naar de plaats van inlading voor verzending naar de Europese Economische Gemeenschap, zonder dat zij daarbij in contact zijn gekomen met andere tweehoevige dieren dan runderen of varkens die voldoen aan de voorschriften van Beschikking 83/494/EEG van de Commissie; het transport heeft plaatsgevonden in voertuigen die zijn gereinigd en ontsmet onder toezicht van een ambtenaar van de Canadese veterinaire diensten.

12. Voor dieren waarop artikel 3, lid 2, van Beschikking 83/494/EEG van toepassing is, geldt dat de vrouwelijke dieren onmiddellijk voordat zij overeenkomstig het bepaalde in punt 6 werden afgezonderd, niet drachtig waren en dat bij de inlading alle dieren waarop deze afwijking van toepassing is, ten minste achttien maanden oud zijn en niet drachtig, waar het vrouwelijke dieren betreft (3) (5).

13. Op de plaats van inlading zijn de dieren aan boord van een schip of vliegtuig gebracht in voorzieningen die zijn gereinigd en ontsmet onder toezicht van een ambtenaar van de Canadese veterinaire diensten en op het schip of in het vliegtuig zijn geen andere tweehoevige dieren ingeladen dan runderen of varkens die voldoen aan de voorschriften van Beschikking 83/494/EEG van de Commissie. VI. Dit certificaat is geldig gedurende éénentwintig dagen vanaf de dag van inlading.

1.2.3 // // Gedaan te , // de (dag van inlading) 1.2,3 // Stempel (handtekening van de officiële dierenarts) // (naam in hoofdletters en functie)

VII. Verklaring van de gezagvoerder van het vliegtuig of de kapitein van het schip:

Ondergetekende, gezagvoerder van het vliegtuig (vlucht nr. . . . . . . . . . .) /kapitein van het schip (naam . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .) (5), verklaart dat de in punt II bedoelde dieren aan boord van het vliegtuig/schip (5) zijn gebleven tijdens de vlucht/reis (5) van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . in Canada naar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . in de Europese Economische Gemeenschap, en dat het vliegtuig/schip (5) niet is geland/heeft aangelegd (5) op een plaats buiten Canada op weg naar de Europese Economische Gemeenschap.

1.2.3 // // Gedaan te , (luchthaven of haven van aankomst) // de (datum van aankomst) 1.2,3 // Stempel (handtekening van de kapitein) // (naam in hoofdletters en functie)

VIII. Verklaring betreffende de veterinaire controle bij invoer:

Ondergetekende, officiële dierenarts, verantwoordelijk voor de grenspost

1.2 // te (plaats) // in (Lid-Staat)

verklaart dat bij de in punt II hiervoor omschreven dieren bij aankomst op het grondgebied van de Gemeenschap een veterinaire controle (invoercontrole) is verricht overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, lid 1 en lid 2, van Richtlijn 72/462/EEG van de Raad en dat de dieren zijn toegelaten/geweigerd (5).

1.2.3 // // Gedaan te , (grenspost) // de (datum van de veterinaire controle) 1.2,3 // Stempel (handtekening van de officiële dierenarts) // (naam in hoofdletters en functie)

(1) Een gezondheidscertificaat mag slechts worden afgegeven voor dieren die in hetzelfde schip of vliegtuig naar dezelfde geadresseerde worden vervoerd.

(2) Vóór de datum van afzondering op het bedrijf van oorsprong.

(3) Naar keuze van de Lid-Staat van invoer.

(4) Tussen de tests bedoeld in de punten 7 en 10 moet een periode van ten minste dertig dagen verlopen, behalve bij de tuberculinetest, waar tussen de eerste en de tweede test ten minste tweeënveertig dagen moeten verlopen.

(5) Doorhalen wat niet van toepassing is.

(6) Doorhalen indien de bij artikel 3 vastgestelde afwijking is toegestaan.

BIJLAGE B

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT (1)

voor fokvarkens (huisdieren) bestemd voor de Europese Economische Gemeenschap

nr.

Land van uitvoer: CANADA

Bevoegd ministerie: CANADIAN DEPARTMENT OF AGRICULTURE

Bevoegde dienst: CANADIAN DEPARTMENT OF AGRICULTURE

I. Aantal dieren:

(voluit geschreven)

II. Identificatie van de dieren:

1.2.3.4.5 // // // // // // Aantal dieren // Koe, stier, os, vaars of kalf // Ras // Leeftijd // Officiële merken en andere merken of tekens (nr. en plaats aangeven) // // // // // // // // // // // // // // //

III. Oorsprong van de dieren:

De dieren zijn afkomstig uit het volgende beslag/de volgende beslagen (5):

1.2 // // // Officieel merk of kenteken // Beslag van oorsprong (adres en provincie) // // // // // //

IV. Bestemming van de dieren:

De dieren worden verzonden

uit

(plaats van inlading)

naar

(Lid-Staat en plaats van bestemming)

en komen het grondgebied van de Gemeenschap binnen

te

(communautaire grenspost)

1.2.3 // per: // vliegtuig // (vlucht nr. ) // // schip // (naam ) (5)

op

(waarschijnlijke datum en uur van aankomst)

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde: V. Gezondheidsverklaring:

Ondergetekende, officiële dierenarts, aangesteld door de bevoegde instantie van Canada, verklaart dat hij de hiervoor omschreven dieren heeft onderzocht en dat zij, voor zover hij heeft kunnen nagaan, aan de volgende voorwaarden voldoen:

1. Zij hebben ten minste in de zes maanden vóór de datum van inlading of sedert hun geboorte op het grondgebied van Canada verbleven.

2. Identificatie van de dieren is mogelijk aan de hand van een officieel erkend merk of kenteken als aangegeven in punt II hiervoor.

3. Het betreft geen dieren die in het kader van een nationaal programma voor de uitbanning van een besmettelijke ziekte moeten worden afgemaakt.

4. i) Zij zijn niet ingeënt tegen varkensbrucellose, ziekte van Aujeszky of varkensinfluenza.

ii) Zij/zijn niet ingeënt tegen leptospirose (3) (5).

5. Zij zijn afkomstig uit beslagen

i) die door de centrale veterinaire instanties van Canada als brucellosevrije beslagen zijn erkend,

ii) waar, onmiddellijk voor de afzonderingsperiode als bedoeld in punt 6, geen enkel bewijs is gevonden op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat:

- miltvuur is voorgekomen in de voorafgaande dertig dagen,

- rabies, ziekte van Aujeszky, varkensdysenterie, virale encefalomeylitis (»vomiting & wasting disease"), leptospirose of atrofische rhinitis is voorgekomen in de voorafgaande zes maanden,

- TGE (besmettelijke gastro-enteritis) of varkensinfluenza is voorgekomen in de voorafgaande twaalf maanden,

iii) die in de laatste zes maanden negatief hebben gereageerd op een 10 %-bloedmonster van volwassen fokdieren waarop een serumneutralisatietest was verricht op TGE, en/of een hemagglutinatie-inhibitietest op varkensinfluenza (2) (3) (5).

6. Na een klinisch onderzoek waarbij is geconstateerd dat zij geen enkel symptoom vertoonden van een overdraagbare ziekte, zijn zij gedurende ten minste éénentwintig dagen afgezonderd gehouden van de andere dieren in het beslag van oorsprong.

7. Zij zijn, in de hierboven bedoelde afzonderingsperiode van éénentwintig dagen onderzocht aan de hand van de volgende tests overeenkomstig het bepaalde in bijlage C bij Beschikking 83/494/EEG van de Commissie; de tests hebben een negatief resultaat opgeleverd en zijn, voor zover noodzakelijk, uitgevoerd in een officieel erkend laboratorium:

i) de enkelvoudige intradermale tuberculinetest op aviaire tuberculose;

ii) de serumagglutinatietest en de complementbindingsreactie op brucellose;

iii) de serumagglutinatietest op de ziekte van Aujeszky;

iv) de serumagglutinatietest op besmettelijke gastro-enteritis (TGE);

v) de hemagglutinatie-inhibitietest op varkensinfluenza;

vi) de micro-agglutinatietest op leptospirose (type L. pomona, grippo-thyphosa, hardjo en tarassovi (Hyos); en/of zij hebben tijdens de in punt 10 bedoelde quarantaineperiode en na uitvoering met negatief resultaat van de daarin genoemde tests, met uitzondering van de tests op leptospirose, een injectie ontvangen met dihydrostreptomycine (25 mg per kg levend gewicht) (3) (5);

8. Na uitvoering van de in punt 7 hierboven genoemde tests (4) en na afloop van de afzonderingsperiode van éénentwintig dagen, zijn zij onderzocht, zonder dat daarbij symptomen van besmettelijke ziekten of enig spoor van ectoparasieten zijn gevonden. 9. Zij zijn binnen vierentwintig uur na het in punt 8 hiervoor bedoelde onderzoek rechtstreeks vervoerd naar de in punt 10 hierna bedoelde ruimte voor het in quarantaine houden van de dieren vóór de inlading, zonder dat zij daarbij in contact zijn gekomen met andere tweehoevige dieren dan runderen of varkens die voldoen aan de voorschriften van Beschikking 83/494/EEG van de Commissie; het vervoer heeft plaatsgevonden in voertuigen die zijn gereinigd en ontsmet onder toezicht van een ambtenaar van de Canadese veterinaire diensten.

10. Totdat de in punt 7 genoemde tests (4) met negatief resultaat zijn herhaald, hebben zij verbleven in een officieel erkende ruimte voor het in quarantaine houden van de dieren vóór de inlading, die onder toezicht staat van de Canadese veterinaire diensten. De tests op leptospirose zijn/zijn niet herhaald (3) (5). Met de uitvoering van de tests is pas begonnen nadat de dieren gedurende ten minste éénentwintig dagen in de quarantaineruimte hebben verbleven en, voor zover noodzakelijk, zijn de tests uitgevoerd in een officieel erkend laboratorium. Met de tuberculinetest werd begonnen op . . . . . . . . . (datum van injectie).

11. Na afloop van de quarantaineperiode en na uitvoering van de in punt 10 hierboven bedoelde tests zijn de dieren, na een klinisch onderzoek waarbij geen symptomen van besmettelijke ziekten zijn gevonden, rechtstreeks vervoerd naar de plaats van inlading voor verzending naar de Europese Economische Gemeenschap, zonder dat zij daarbij in contact zijn gekomen met andere tweehoevige dieren dan runderen of varkens die voldoen aan de voorschriften van Beschikking 83/494/EEG van de Commissie; het transport heeft plaatsgevonden in voertuigen die zijn gereinigd en ontsmet onder toezicht van een ambtenaar van de Canadese veterinaire diensten.

12. Op de plaats van inlading zijn de dieren aan boord van een schip of vliegtuig gebracht in voorzieningen die zijn gereinigd en ontsmet onder toezicht van een ambtenaar van de Canadese veterinaire diensten en op het schip of in het vliegtuig zijn geen andere tweehoevige dieren ingeladen dan runderen of varkens die voldoen aan de voorschriften van Beschikking 83/494/EEG van de Commissie; eventueel gebruikte kratten waren nieuw.

VI. Dit certificaat is geldig gedurende éénentwintig dagen vanaf de dag van inlading.

1.2.3 // // Gedaan te , // de (dag van inlading) 1.2,3 // Stempel (handtekening van de officiële dierenarts) // (naam in hoofdletters en functie)

VII. Verklaring van de gezagvoerder van het vliegtuig of de kapitein van het schip:

Ondergetekende, gezagvoerder van het vliegtuig (vlucht nr. . . . . . . . . . .) /kapitein van het schip (naam . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .) (5), verklaart dat de in punt II bedoelde dieren aan boord van het vliegtuig/schip (5) zijn gebleven tijdens de vlucht/reis (5) van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . in Canada naar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . in de Europese Economische Gemeenschap, en dat het vliegtuig/schip (5) niet is geland/heeft aangelegd (5) op een plaats buiten Canada op weg naar de Europese Economische Gemeenschap.

1.2.3 // // Gedaan te , (luchthaven of haven van aankomst) // de (datum van aankomst) 1.2,3 // Stempel (handtekening van de kapitein) // (naam in hoofdletters en functie)

VIII. Verklaring betreffende de veterinaire controle bij invoer:

Ondergetekende, officiële dierenarts, verantwoordelijk voor de grenspost

1.2 // te (plaats) // in (Lid-Staat)

verklaart dat bij de in punt II hiervoor omschreven dieren bij aankomst op het grondgebied van de Gemeenschap een veterinaire controle (invoercontrole) is verricht overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, lid 1 en lid 2, van Richtlijn 72/462/EEG van de Raad en dat de dieren zijn toegelaten/geweigerd (5).

1.2.3 // // Gedaan te , (grenspost) // de (datum van de veterinaire controle) 1.2,3 // Stempel (handtekening van de officiële dierenarts) // (naam in hoofdletters en functie)

(1) Een gezondheidscertificaat mag slechts worden afgegeven voor dieren die in hetzelfde schip of vliegtuig naar dezelfde geadresseerde worden vervoerd.

(2) Vóór de datum van afzondering op het bedrijf van oorsprong en dergelijke onderzoeken van beslagen mogen door sommige Lid-Staten worden vereist.

(3) Naar keuze van de Lid-Staat van invoer.

(4) Tussen de tests bedoeld in de punten 7 en 10 moet een periode van ten minste dertig dagen verlopen, behalve bij de tuberculinetest, waar tussen de eerste en de tweede test ten minste tweeënveertig dagen moeten verlopen.

(5) Doorhalen wat niet van toepassing is.

BIJLAGE C

I. Voorschriften voor de standaardisatie van materiaal en methoden voor de in bijlage A, sub V, punten 7 en 10, bedoelde test bij runderen

1. Tuberculose

De enkelvoudige intradermale tuberculinetest met bovine tuberculine moet worden uitgevoerd overeenkomstig bijlage B bij Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 82/893/EEG van de Raad (2).

2. Brucellose

De serumagglutinatietest en de complementbindingsreactie moeten worden uitgevoerd overeenkomstig bijlage C, sub A en B, bij Richtlijn 64/432/EEG van de Raad.

3. Enzooetische bovine leukose

De agargel immunodiffusietest moet worden verricht overeenkomstig bijlage G bij Richtlijn 64/432/EEG van de Raad.

4. Blue tongue

De agargel immunodiffusietest moet worden uitgevoerd met inachtneming van de onderstaande voorschriften:

i) Antigeen:

Precipiterend antigeen moet worden bereid in een celstructuur die geschikt is voor de snelle vermeerdering van een referentiestam van het blue tongue-virus. Bij voorkeur wordt hiervoor gebruik gemaakt van BHK- of Vero-cellen. Het antigeen bevindt zich in de vloeistof die aan het einde van de virusgroei aan de oppervlakte drijft, maar het moet 50 tot 100 keer worden geconcentreerd om effectief te zijn. Daartoe kan om het even welke genormaliseerde methode voor eiwitconcentratie worden gebruikt; het virus in het antigeen kan worden geïnactiveerd door toevoeging van 0,3 % (V/V) Betapropiolacton.

ii) Testserum.

iii) Controleserum waarvan bekend is dat het positief is:

moet voor een optimale verhouding worden gestandaardiseerd ten opzichte van het internationale referentieserum. Aan de hand van het internationale referentie-antiserum en -antigeen moet een nationaal standaardserum worden geproduceerd en gevriesdroogd; dat serum moet bij iedere test worden gebruikt als controleserum waarvan bekend is dat het positief is.

iv) Agargel:

1 % agar, in een boraat- of natriumbarbituraatbuffer, pH 8,5 à 9,0. De agar wordt in petrischaaltjes gegoten, en wel zo dat het laagje agar een dikte heeft van ten minste 3,00 mm.

v) In de agar worden zeven vochtvrije putjes gemaakt en wel zo dat één putje in het midden ligt en de zes overige in een cirkel eromheen.

Diameter van de putjes: 5 mm.

Afstand tussen het centrale en de perifere putjes: 3 mm.

vi) Het centrale putje wordt gevuld met het standaardantigeen. De perifere putjes 2, 4 en 6 worden gevuld met het positieve controleserum en de putjes 1, 3 en 5 met het testserum.

1

6 2

5 3

4

vii) Gedurende 72 uur bij kamertemperatuur incuberen in een gesloten vochtige kamer. Een testserum is positief indien het een specifieke precipitatielijn vormt met het antigeen en een volledig identieke lijn met het controleserum. Een testserum is negatief indien het geen specifieke lijn vormt met het antigeen en indien het de lijn van het controleserum niet buigt. De petrischaaltjes moeten worden bekeken tegen een donkere achtergrond en bij een indirecte verlichting.

5. Epizooetische icteroglobinurie

De agargel immunodiffusietest moet worden uitgevoerd met inachtneming van de onderstaande voorschriften:

i) Antigeen:

precipiterend antigeen moet worden bereid in een celstructuur die geschikt is voor de snelle vermeerdering van het virus van epizooetische icteroglobinurie (New Jersey-stam). Bij voorkeur wordt hiervoor gebruik gemaakt van BHK- of Vero-cellen. Het antigeen bevindt zich in de vloeistof die aan het einde van de virusgroei aan de oppervlakte drijft, maar het moet 50 tot 100 keer worden geconcentreerd om effectief te zijn. Daartoe kan om het even welke genormaliseerde methode voor eiwitconcentratie worden gebruikt; het virus in het antigeen kan worden geïnactiveerd door toevoeging van 0,3 % (V/V) Betapropiolacton.

ii) Testserum.

iii) Controleserum waarvan bekend is dat het positief is:

moet voor een optimale verhouding worden gestandaardiseerd ten opzichte van het internationale referentieserum. Aan de hand van het internationale referentie-antiserum en -antigeen moet een nationaal standaardserum worden geproduceerd en gevriesdroogd; dat serum moet bij iedere test worden gebruikt als controleserum waarvan bekend is dat het positief is.

iv) Agargel:

1 % agar, in een boraat- of natriumbarbituraatbuffer, pH 8,5 à 9,0. De agar wordt in petrischaaltjes gegoten, en wel zo dat het laagje agar een dikte heeft van ten minste 3,00 mm.

v) In de agar worden zeven vochtvrije putjes gemaakt en wel zo dat één putje in het midden ligt en de zes overige in een cirkel eromheen.

Diameter van de putjes: 5 mm.

Afstand tussen het centrale en de perifere putjes: 3 mm.

vi) Het centrale putje wordt gevuld met het standaardantigeen. De perifere putjes 2, 4 en 6 worden gevuld met het positieve controleserum en de putjes 1, 3 en 5 met het testserum.

1

6 2

5 3

4

vii) Gedurende 72 uur bij kamertemperatuur incuberen in een gesloten vochtige kamer. Een testserum is positief indien het een specifieke precipitatielijn vormt met het antigeen en een volledig identieke lijn met het controleserum. Een testserum is negatief indien het geen specifieke lijn vormt met het antigeen en indien het de lijn van het controleserum niet buigt. De petrischaaltjes moeten worden bekeken tegen een donkere achtergrond en bij een indirecte verlichting.

6. Leptospirose

De micro-agglutinatietest moet worden uitgevoerd met inachtneming van de onderstaande voorschriften:

Cultures:

worden bewaard in Korthof's en EMJH-medium bij 30 °C.

Antigeen:

moet 2 × 108 organismen per ml kweekmedium bevatten.

Test:

gelijkte hoeveelheden antigeen en serum worden aangebracht op micro-titerplaatjes met vlakke bodem; de hoeveelheden worden vermengd en vervolgens geïncubeerd bij 30 °C gedurende twee uur of bij 37 °C gedurende één à anderhalf uur; de test wordt afgelezen tegen een donkere achtergrond bij een zwakke verlichting en bij een vergroting van 60 à 100.

Interpretatie:

Het resultaat is negatief indien de agglutinatie minder dan 50 % bedraagt bij een verdunning van 1: 100. 7. Infectieuze bovine rhinotracheïtis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis (IBR/IPV)

De serumneutralisatietest moet worden uitgevoerd met inachtneming van de onderstaande voorschriften:

De neutralisatietest met constant virus tegenover wisselende serumverdunningen moet worden uitgevoerd door microtitrering, waarbij gebruik wordt gemaakt van MDBK of andere gevoelige cellen. Van de Colorado-, de Oxford- of een andere referentiestam van het virus moet een dosis van 100 TCID50 per 0,025 ml worden gebruikt; geïnactiveerde onverdunde serummonsters worden vermengd met een gelijke hoeveelheid (0,025 ml) virussuspensie. De virus/serummengsels moeten gedurende één uur bij 37 °C worden geïncubeerd in microtiterplaatjes voordat de MDBK-cellen worden toegevoegd. De cellen worden gebruikt in een zodanige concentratie dat na vierentwintig uur een volledige monolayer wordt gevormd.

Serum:

Vóór gebruik worden alle sera geïnactiveerd door blootstelling aan een temperatuur van 56 °C gedurende 30 minuten.

Controles:

- Bepaling van het infectievermogen van het virus,

- Controles op de toxiciteit van het serum,

- Controles van niet-geïnoculeerde celcultures,

- Referentie-antisera.

Interpretatie:

Aflezing van de resultaten van de neutralisatietest en titrering van het bij de test gebruikte virus gebeuren na een incubatieperiode van 3 tot 6 dagen bij 37 °C. De serumtiters worden als negatief beschouwd indien er geen neutralisatie is bij een verdunning van 1: 2 (onverdund serum).

8. Bovine virusdiarree

De serumneutralisatietest moet worden uitgevoerd met inachtneming van de onderstaande voorschriften:

De test moet worden uitgevoerd op microtiterplaatjes met een constant virus tegenover wisselende serumverdunningen, met gebruikmaking van geschikte seriematig doorgekweekte gevoelige bovine cellen (bv. bovine turbinaatcellen als omschreven door McClurkin e.a., 1974, Arch. ges. Virusforsch., 45, 285-289).

Het is essentieel dat alle reagentia en cellen vrij zijn van bijkomend verontreinigend niet-cytopathogeen BVD/MD-virus. Het te onderzoeken virus, ongeacht welke cytopathogene referentiestam (bv. de NADL-stam), wordt gebruikt in een concentratie van 100 TCID50 per 0,05 ml. Verdunningen van geïnactiveerd serum worden vermengd met gelijke volumes virussuspensie (0,05 ml) en de virus-serummengsels worden gedurende één uur bij 37 °C geïncubeerd voordat gelijke volumes celsuspensie worden toegevoegd. De cellen worden gebruikt in een zodanige concentratie dat binnen twee dagen een volledige monolayer wordt gevormd.

Vóór gebruik worden de sera geïnactiveerd door blootstelling aan een temperatuur van 56 °C gedurende 30 minuten.

Adequate controles moeten worden verricht:

- Bepaling van het infectievermogen van het virus,

- Controles op de toxiciteit van het serum,

- Controles van niet-geïnoculeerde celcultures,

- Referentie-antisera.

Aflezing en interpretatie:

Met de NADL-stam geschiedt de aflezing bij voorkeur na een incubatieperiode van vijf dagen bij 37 °C.

Een 50 % neutraliserende titer in een verdunning 1: 10 wordt geïnterpreteerd als een immuunrespons op een voorafgaande acute infectie.

9. Melkanalyse voor de opsporing van mastitis

De melkanalyse moet worden verricht overeenkomstig bijlage D bij Richtlijn 64/432/EEG van de Raad, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 82/893/EEG van de Raad. II. Voorschriften voor de standaardisatie van materiaal en methoden voor de in bijlage B, sub V, punten 7 en 10, bedoelde tests bij varkens

1. Tuberculose

De enkelvoudige intradermale tuberculinetest met aviaire tuberculine moet worden uitgevoerd overeenkomstig bijlage B bij Richtlijn 64/432/EEG van de Raad, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 82/893/EEG, met die uitzondering dat de injectie moet worden gegeven in de losse huid aan de oorbasis.

2. Brucellose

De serumagglutinatietest en de complementbindingsreactie moeten worden uitgevoerd overeenkomstig bijlage C, sub A en B, bij Richtlijn 64/432/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 82/893/EEG van de Raad.

3. Ziekte van Aujeszky

De serumneutralisatietest moet worden uitgevoerd met inachtneming van de onderstaande voorschriften:

De neutralisatietest met constant virus tegenover wisselende serumverdunningen moet worden uitgevoerd door microtitrering, waarbij gebruik wordt gemaakt van Vero-cellen of andere gevoelige cellen. Het virus van de ziekte van Aujeszky moet worden gebruikt in een dosis van 100 TCID50 per 0,025 ml; geïnactiveerde onverdunde serummonsters worden vermengd met een gelijke hoeveelheid (0,025 ml) virussuspensie. De virus/serummengsels worden gedurende één uur bij 37 °C geïncubeerd in microtiterplaatjes voordat de vereiste cellen worden toegevoegd. De cellen worden gebruikt in een zodanige concentratie dat na vierentwintig uur een volledige monolayer wordt gevormd. In ieder putje wordt 0,05 ml celsuspensie aangebracht.

Serum:

Vóór gebruik worden alle sera geïnactiveerd door blootstelling aan een temperatuur van 56 °C gedurende dertig minuten.

Controles:

- Bepaling van het infectievermogen van het virus,

- Controles op de toxiciteit van het serum,

- Controles van niet-geïnoculeerde celcultures,

- Referentie-antisera.

Interpretatie:

Aflezing van de resultaten van de neutralisatietest en titrering van het bij de test gebruikte virus vinden plaats na een incubatieperiode van drie tot zeven dagen bij 37 °C. Een serumtiter van minder dan 1: 2 wordt als negatief beschouwd.

4. Overdraagbare gastro-enteritis (TGE)

De serumneutralisatietest moet worden uitgevoerd met inachtneming van de onderstaande voorschriften:

Als test wordt de neutralisatietest met constant virus tegenover wisselende serumverdunningen gebruikt. Mengsels van serum met virus worden geïnoculeerd op pas gesloten monolayercultures van primaire varkensniercellen of andere gevoelige varkenscellen. Het TGE-virus wordt gebruikt in een dosis van 100 TCID50 per volume; geïnactiveerde (onverdunde) serummonsters worden vermengd met een gelijke hoeveelheid virussuspensie. De virus/serummengsels worden gedurende 30 à 60 minuten geïncubeerd bij 37 °C en vervolgens geïnoculeerd op de passende primaire varkensniercellen of andere gevoelige varkenscellen.

Serum:

Alle sera worden geïnactiveerd door blootstelling aan een temperatuur van 56 °C gedurende 30 minuten.

Controles:

- Bepaling van het infectievermogen van het virus,

- Controle op de toxiciteit van het serum,

- Controle van niet-geïnoculeerde celcultures,

- Referentie-antiserum.

Interpretatie:

Aflezing van de resultaten van de neutralisatietest en titrering van het bij de test gebruikte virus vinden plaats na een incubatieperiode van vijf dagen bij 37 °C. Bij de microtitertest wordt een serumtiter van minder dan 1: 4 als negatief beschouwd. 5. Varkensinfluenza

De hemagglutinatie-inhibitietest moet worden uitgevoerd met inachtneming van de onderstaande voorschriften:

Deze test wordt uitgevoerd met behulp van de standaardmethode (US-Dept. Health, Education and Welfare, Immunology series No. 6) waarbij gebruik wordt gemaakt van een A/Varkens/Wisconsin/15/30 en een A/Varkens/Belgium/1/79 (H1N1)-stam. Om aspecifieke inhibitoren te vernietigen moeten de varkenssera ofwel gedurende een hele nacht worden behandeld met een receptorvernietigend enzym (Vibrio cholera filtraat) bij 37 °C en vervolgens gedurende dertig minuten worden verwarmd tot 56 °C om iedere residuele enzymactiviteit te vernietigen, ofwel gedurende een nacht worden behandeld met 25 % kaoline bij 4 °C (Clarke and Casals 1958, Amer. J. Trop. Med. Hyg., 7, 561).

Na absorptie met een 10 %-suspensie van kippenerythrocyten gedurende één uur bij 37 °C, worden de sera getest tegen vier hemagglutinerende viruseenheden met gebruikmaking van 1 % kippenerythrocyten. Het virus en het serum blijven gedurende zestig minuten met elkaar in contact bij kamertemperatuur voordat de erythrocyten worden toegevoegd.

Titers van 1: 10 of meer worden als positief beschouwd.

6. Leptospirose

De micro-agglutinatietest moet worden uitgevoerd met inachtneming van de onderstaande voorschriften:

Cultures:

Worden bewaard in een Korthof's en EMJH medium bij 30 °C.

Antigeen:

Moet 2 × 108 organismen per ml kweekmedium bevatten.

Test:

Gelijke hoeveelheden antigeen en serum moeten worden gebruikt in microtitreerplaatjes met vlakke bodem; de hoeveelheden worden vermengd en geïncubeerd bij 30 °C gedurende twee uur of bij 37 °C gedurende één tot anderhalf uur; vervolgens wordt de test afgelezen tegen een donkere achtergrond bij een geringe verlichting en bij een vergroting van 60 tot 100.

Interpretatie:

Indien de agglutinatie minder dan 50 % bedraagt bij een verdunning van 1: 100 wordt dit als een negatief resultaat beschouwd.

(1) PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 1977/64.

(2) PB nr. L 378 van 31. 12. 1982, blz. 57.

Top