This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31981R2992
Council Regulation (EEC) No 2992/81 of 19 October 1981 amending Regulation (EEC) No 1852/78 on an interim common measure for restructuring the inshore fishing industry
Verordening (EEG) nr. 2992/81 van de Raad van 19 oktober 1981 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1852/78 over een tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstructurering van de kustvisserij
Verordening (EEG) nr. 2992/81 van de Raad van 19 oktober 1981 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1852/78 over een tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstructurering van de kustvisserij
PB L 299 van 20.10.1981, p. 24–25
(DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1981
Verordening (EEG) nr. 2992/81 van de Raad van 19 oktober 1981 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1852/78 over een tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstructurering van de kustvisserij
Publicatieblad Nr. L 299 van 20/10/1981 blz. 0024 - 0025
VERORDENING (EEG) Nr. 2992/81 VAN DE RAAD van 19 oktober 1981 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1852/78 over een tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstructurering van de kustvisserij DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europese Parlement (1), Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 1852/78 van de Raad van 25 juli 1978 over een tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstructurering van de kustvisserij (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1713/80 (3), in 1978, 1979 en 1980 de grondslag vormde om via het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie, financiële bijstand te verlenen voor investeringsprojecten die gericht waren op de ontwikkeling van de kustvisserij of de aquacultuur, uitgaande van de bijzondere situatie in bepaalde gebieden van de Gemeenschap; Overwegende dat het dienstig is deze overgangsmaatregel te verlengen voor 1981, in afwachting van een beslissing over het pakket van de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid ten uitvoer te leggen maatregelen; Overwegende dat de Raad bij Verordening (EEG/Euratom) nr. 3308/80 (4) besloten heeft, met ingang van 1 januari 1981 de Europese rekeneenheid in de communautaire besluiten te vervangen door de Ecu; Overwegende dat de termijnen moeten worden vastgesteld waarbinnen de aanvragen om bijstand bij de Commissie moeten worden ingediend; Overwegende dat het wenselijk is dat de voor het eerst in het kader van Verordening (EEG) nr. 1852/78 ingediende aanvragen om bijstand waarvoor bij gebrek aan kredieten geen bijstand uit het Fonds kon worden verleend, in aanmerking worden genomen in het kader van deze verordening ; dat het dus noodzakelijk is de in het kader van Verordening nr. 17/64/EEG van de Raad van 5 februari 1964 betreffende de voorwaarden voor het verlenen van bijstand door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (5), ingediende aanvragen om bijstand uit te sluiten, omdat voorrang moet worden verleend aan recente projecten waarin beter rekening wordt gehouden met de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1852/78 vermelde criteria; Overwegende dat Griekenland zich uit een oogpunt van landbouwinkomen en werkgelegenheid in een ongunstige situatie bevindt ; dat de actie voor de structurele ontwikkeling in dit land derhalve moet worden geïntensiveerd, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EEG) nr. 1852/78 wordt als volgt gewijzigd: 1. In artikel 3, lid 1, sub a), tweede streepje, wordt het woord "rekeneenheden" vervangen door het woord "Ecu". 2. Artikel 6, lid 3, wordt als volgt gelezen: "3. In afwijking van lid 2 geldt voor Griekenland, Groenland, Ierland, Noord-Ierland, Italië, de Mezzogiorno en de Franse overzeese departementen het volgende: a) de financiële deelneming van de begunstigde moet ten minste 25 % van de verrichte investering bedragen; b) de financiële deelneming van de betrokken Lid-Staat moet ten minste 5 % van de verrichte investering bedragen; c) de door het Fonds verleende subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de verrichte investering.". 3. In artikel 7 - wordt lid 1 als volgt gelezen: "1. De duur van deze gemeenschappelijke actie is beperkt tot 31 december 1981."; - wordt lid 2 aangevuld met de volgende tekst: "25 miljoen Ecu voor 1981". 4. In artikel 8, lid 1: - wordt de eerste alinea aangevuld met het volgende streepje: "- vóór 1 december 1981 ten aanzien van de projecten die worden ingediend uit hoofde van 1981"; (1) PB nr. C 234 van 14.9.1981, blz. 93. (2) PB nr. L 211 van 1.8.1978, blz. 30. (3) PB nr. L 167 van 1.7.1980, blz. 50. (4) PB nr. L 345 van 20.12.1980, blz. 1. (5) PB nr. 34 van 27.2.1964, blz. 586/64. - wordt de tweede alinea aangevuld met de volgende tekst: "en uiterlijk op 31 mei 1982 voor de projecten die zijn ingediend vóór 1 december 1981". 5. In artikel 12, lid 2, wordt "eenenveertig" vervangen door "vijfenveertig". Artikel 2 Aanvragen om bijstand die voor het eerst in het kader van Verordening (EEG) nr. 1852/78 zijn ingediend en waarvoor bij gebrek aan kredieten geen bijstand uit het Fonds kon worden verleend, kunnen in aanmerking worden genomen in het kader en onder de voorwaarden van de onderhavige verordening. Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Luxemburg, 19 oktober 1981. Voor de Raad De Voorzitter P. WALKER