Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31979R0348

Verordening (EEG) nr. 348/79 van de Raad van 5 februari 1979 houdende maatregelen tot aanpassing van het wijnbouwpotentieel aan de behoeften van de markt

PB L 54 van 5.3.1979, p. 81–83 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 29/02/1980; opgeheven door 31980R0454

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1979/348/oj

31979R0348

Verordening (EEG) nr. 348/79 van de Raad van 5 februari 1979 houdende maatregelen tot aanpassing van het wijnbouwpotentieel aan de behoeften van de markt

Publicatieblad Nr. L 054 van 05/03/1979 blz. 0081


++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 348/79 VAN DE RAAD

van 5 februari 1979

houdende maatregelen tot aanpassing van het wijnbouwpotentieel aan de behoeften van de markt

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 43 ,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 337/79 van de Raad van 5 februari 1979 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt ( 1 ) , inzonderheid op artikel 31 , lid 5 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 3 ) ,

Overwegende dat de huidige situatie van de markt voor tafelwijn wordt gekenmerkt door een duidelijke verstoring van het evenwicht ; dat de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening in deze sector derhalve in gevaar dreigt te worden gebracht ;

Overwegende dat voorts uit het in artikel 31 , lid 4 , van Verordening ( EEG ) nr . 337/79 bedoelde verslag blijkt dat de produktie in de komende jaren de neiging heeft gemiddeld het te verwachten gebruik te overtreffen ; dat er dus passende maatregelen moeten worden getroffen op het gebied van aanplant van en herbeplanting met wijnstokken ten einde vorming van structurele overschotten te voorkomen ; dat het in deze situatie geboden is nieuwe beleidslijnen uit te stippelen om de ontwikkeling van de produktie af te remmen en zowel op korte als op lange termijn het marktevenwicht te herstellen ;

Overwegende dat , om uitbreiding van de tafelwijnproduktie te voorkomen , althans voor een bepaalde periode de aanplant van wijnstokrassen voor de wijnbereiding dient te worden verboden ;

Overwegende dat een vrijstelling van dit verbod gerechtvaardigd is voor de aanplant bestemd voor de produktie van v.q.p.r.d . in de Lid-Staten waar de produktie van deze wijnen geen hoofdbestanddeel vormt van de totale wijnproduktie in een bepaalde periode ; dat voorts op grond van de geringe omvang een vrijstelling ook gerechtvaardigd is voor aanplant in de Lid-Staten die minder dan 5 000 hl wijn per jaar produceren , voor aanplant naar aanleiding van onteigeningen uit hoofde van openbaar nut , alsook voor aanplant ter uitvoering van ontwikkelingsplannen voor landbouwbedrijven onder de voorwaarden die zijn omschreven in Richtlijn 72/159/EEG van de Raad van 17 april 1972 betreffende modernisering van landbouwbedrijven ( 4 ) ; dat de ervaring echter heeft geleerd dat de laatstgenoemde vrijstelling het verbod op aanplant in de Lid-Staten waar de produktie van v.q.p.r.d . het hoofdbestanddeel van de totale wijnproduktie vormt en waar dit verbod vrijwel het gehele wijnbouwareaal betreft , minder doeltreffend dreigt te maken ; dat het derhalve wenselijk is deze vrijstelling niet voor deze Lid-Staten te laten gelden ;

Overwegende dat voor de herbeplanting met wijnstokken criteria dienen te worden vastgesteld waardoor een kwalitatieve verbetering van de wijnproduktie kan worden bewerkstelligd ; dat derhalve dient te worden bepaald dat aanbevolen wijnstokrassen en indien de vraag op de markt of de indeling van het desbetreffende ras dat rechtvaardigt , bepaalde toegestane wijnstokrassen voor de herbeplanting moeten worden gebruikt ;

Overwegende dat uit hoofde van de verschillende nationale wetgevingen door bepaalde wijnbouwers rechten op aanplant en herbeplanting zijn verworven ; dat de uitoefening van deze rechten tijdens de periode dat aanplant is verboden , het nagestreefde doel , namelijk herstel van het marktevenwicht , in gevaar dreigt te brengen ; dat het dus op grond van een duidelijk openbaar belang geboden is de uitoefening van deze rechten tijdens deze periode op te schorten en hun geldigheidsduur met een gelijke periode te verlengen ;

Overwegende dat het , ten einde het wijnbouwpotentieel voor een zo lang mogelijke periode aan de behoeften van de markt aan te passen , van belang is voor 1 oktober 1979 passende maatregelen te treffen , waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin de verschillende gebieden van de Gemeenschap voor de wijnbouw geschikt zijn en met het bestaan in deze gebieden van bruikbare alternatieven inzake landbouwculturen ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder

a ) herbeplanting : de aanplant van wijnstokken binnen hetzelfde wijnbouwbedrijf waar minder dan vier jaar geleden een gelijkwaardige oppervlakte is gerooid ;

b ) aanplant : de aanplant van wijnstokken die niet beantwoordt aan de sub a ) vermelde definitie van " herbeplanting " .

Artikel 2

1 . Voor de periode tot en met 30 november 1979 , geldt een verbod voor elke aanplant van wijnstokrassen die voor de betrokken administratieve eenheid zijn ingedeeld in de categorie wijnstokrassen voor de wijnbereiding .

Na de inwerkingtreding van deze verordening verlenen de Lid-Staten geen vergunningen meer voor aanplant .

2 . Van het in lid 1 bedoelde verbod zijn evenwel vrijgesteld :

a ) in de Lid-Staten waar de produktie van v.q.p.r.d . tijdens de wijnoogstjaren 1972/1973 , 1973/1974 en 1974/1975 minder dan 50 % van de totale wijnproduktie bedroeg :

- aanplant bestemd voor de produktie van v.q.p.r.d . ;

- aanplant ter uitvoering van ontwikkelingsplannen voor landbouwbedrijven onder de voorwaarden die zijn omschreven in Richtlijn 72/159/EEG ;

b ) aanplant in Lid-Staten die minder dan 5 000 hl wijn per jaar produceren uit op hun grondgebied geoogste druiven ;

c ) aanplant naar aanleiding van ruilverkavelingen of onteigeningen ten algemene nutte krachtens de geldende nationale wetgeving .

Artikel 3

Tot de in artikel 2 , lid 1 , genoemde einddatum moet elke herbeplanting en elke aanplant geschieden met wijnstokrassen die voor de betrokken administratieve eenheid zijn ingedeeld :

a ) in de categorie van aanbevolen wijnstokrassen of

b ) in de categorie van toegestane wijnstokrassen wanneer deze in een nog op te stellen lijst zijn opgenomen .

Artikel 4

De geldigheidsduur van de rechten op aanplant of herbeplanting die op 27 mei 1976 uit hoofde van de nationale wetgevingen zijn verworven , wordt verlengd met een periode gelijk aan die welke loopt van 1 december 1976 tot en met de in artikel 2 , lid 1 , eerste alinea , genoemde datum . Gedurende deze periode wordt de uitoefening van deze rechten geschorst .

Artikel 5

1 . De Raad stelt , volgens de procedure van artikel 43 , lid 2 , van het Verdrag , voor 1 oktober 1979 de nodige maatregelen vast ten einde het wijnbouwpotentieel aan de marktbehoeften aan te passen , waarbij rekening wordt gehouden met

- de mate waarin de verschillende gebieden van de Gemeenschap voor de wijnbouw geschikt zijn , en

- het bestaan in elk van de verschillende gebieden van bruikbare alternatieven inzake landbouwculturen .

2 . De Raad besluit volgens de procedure van artikel 43 , lid 2 , van het Verdrag , voor 1 december 1979 , zo nodig , tot verlenging van de geldigheidsduur van artikel 2 en artikel 3 . Deze verlenging dient op beide artikelen tegelijk betrekking te hebben .

3 . De Lid-Staten delen aan de Commissie alle gegevens mede betreffende de in artikel 2 , lid 2 , bedoelde vrijstellingen .

4 . De uitvoeringsbepalingen van deze verordening worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 67 van Verordening ( EEG ) nr . 337/79 .

Artikel 6

1 . Verordening ( EEG ) nr . 1162/76 van de Raad van 17 mei 1976 houdende maatregelen tot aanpassing van het wijnbouwpotentieel aan de behoeften van de markt ( 5 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 2776/78 ( 6 ) , wordt ingetrokken .

2 . Verwijzingen naar de krachtens lid 1 , ingetrokken verordening moeten worden gelezen als verwijzingen naar de onderhavige verordening .

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op 2 april 1979 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 5 februari 1979 .

Voor de Raad

De Voorzitter

P . MEHAIGNERIE

( 1 ) Zie blz . 1 van dit Publikatieblad .

( 2 ) PB nr . C 276 van 20 . 11 . 1978 , blz . 78 .

( 3 ) PB nr . C 296 van 11 . 12 . 1978 , blz . 58 .

( 4 ) PB nr . L 96 van 23 . 4 . 1972 , blz . 1 .

( 5 ) PB nr . L 135 van 24 . 5 . 1976 , blz . 33 .

( 6 ) PB nr . L 333 van 30 . 11 . 1978 , blz . 1 .

Top