Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 22018A0801(01)

Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende administratieve samenwerking, bestrijding van fraude en invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw

ST/14390/2017/INIT

PB L 195 van 1.8.2018, p. 3–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/2018/1089/oj

Related Council decision
Related Council decision

1.8.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 195/3


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende administratieve samenwerking, bestrijding van fraude en invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd,

en

HET KONINKRIJK NOORWEGEN, hierna „Noorwegen” genoemd,

hierna „de partijen” genoemd,

VERLANGENDE de juiste vaststelling, heffing en inning van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) en de invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw te garanderen om dubbele heffing of niet-heffing te vermijden en btw-fraude te bestrijden,

ZICH ERVAN BEWUST ZIJNDE dat de bestrijding van grensoverschrijdende btw-fraude en -ontduiking nauwe samenwerking vereist tussen de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de toepassing van de wetgeving op dat gebied,

ERKENNENDE dat grensoverschrijdende btw-fraude en -ontduiking typische kenmerken vertonen en typische mechanismen volgen waardoor zij verschillen van andere vormen van belastingfraude, en om die reden specifieke wettelijke instrumenten voor administratieve samenwerking, met name de wederzijdse uitwisseling van inlichtingen, vereisen,

ERNAAR STREVENDE het Eurofisc-netwerk voor de uitwisseling van doelgerichte inlichtingen ter bestrijding van grensoverschrijdende btw-fraude te bevorderen, onder voorbehoud van de beperkingen uit hoofde van deze overeenkomst,

ZICH ERVAN BEWUST ZIJNDE dat alle overeenkomstsluitende partijen regels inzake vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens dienen toe te passen in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, daaronder begrepen in de context van Eurofisc,

OVERWEGENDE dat alleen via internationale samenwerking doeltreffend kan worden beoordeeld of de btw op telecommunicatie-, omroep- en langs elektronische weg verrichte diensten juist wordt toegepast,

OVERWEGENDE dat de Unie en Noorwegen buren en dynamische handelspartners zijn, alsmede partijen bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („EER-overeenkomst”), die tot doel heeft een gestadige en evenwichtige versterking van de handel en de economische betrekkingen tussen de overeenkomstsluitende partijen te bevorderen onder gelijke mededingingsvoorwaarden en met inachtneming van dezelfde voorschriften met het oog op de totstandbrenging van een homogene Europese Economische Ruimte,

ERKENNENDE dat fiscale aangelegenheden weliswaar buiten het toepassingsgebied van de EER-overeenkomst vallen, maar samenwerking ten behoeve van een doeltreffendere toepassing en handhaving van de btw toch in het belang is van zowel de Unie als Noorwegen,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT HET VOLGENDE:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doelstelling

Deze overeenkomst strekt ertoe het kader voor de administratieve samenwerking tussen de lidstaten van de Unie en Noorwegen tot stand te brengen, zodat de autoriteiten die belast zijn met de toepassing van de btw-wetgeving, elkaar bijstand kunnen verlenen bij het waarborgen van de naleving van die wetgeving en het beschermen van de btw-inkomsten.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Bij deze overeenkomst worden regels en procedures voor de samenwerking vastgesteld:

a)

ten behoeve van de uitwisseling van inlichtingen die kunnen helpen bij een juiste heffing van de btw, het toezicht op de juiste toepassing van de btw en de bestrijding van btw-fraude;

b)

ten behoeve van de invordering van:

i)

schuldvorderingen met betrekking tot de btw;

ii)

administratieve sancties, boeten, heffingen en toeslagen in verband met de in punt i) bedoelde schuldvorderingen, die opgelegd zijn door de administratieve autoriteiten die bevoegd zijn om de btw te heffen of om administratieve onderzoeken daarnaar te verrichten, of die op verzoek van de bovengenoemde administratieve autoriteiten door administratieve of gerechtelijke instanties bevestigd zijn;

iii)

interesten en kosten die verbonden zijn aan de in de punten i) en ii) bedoelde schuldvorderingen.

2.   Deze overeenkomst laat de toepassing van de voorschriften inzake administratieve samenwerking en fraudebestrijding alsook bijstand bij invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw tussen de lidstaten van de Unie onverlet.

3.   Deze overeenkomst laat de toepassing van de voorschriften inzake de wederzijdse rechtshulp in strafzaken onverlet.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)   „btw”: belasting over de toegevoegde waarde overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2), wat de Unie betreft, en belasting over de toegevoegde waarde overeenkomstig de Noorse wet nr. 58 van 19 juni 2009 betreffende de belasting over de toegevoegde waarde, wat Noorwegen betreft;

b)   „staat”: een lidstaat van de Unie of Noorwegen;

c)   „staten”: lidstaten van de Unie en Noorwegen;

d)   „derde land”: een land dat geen lidstaat van de Unie noch Noorwegen is;

e)   „bevoegde autoriteit”: de overeenkomstig artikel 4, lid 1, aangewezen autoriteit;

f)   „centraal verbindingsbureau”: het overeenkomstig artikel 4, lid 2, aangewezen bureau dat de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de contacten met het oog op de toepassing van titel II of titel III;

g)   „verbindingsdienst”: elk ander bureau dan het centrale verbindingsbureau dat overeenkomstig artikel 4, lid 3, als zodanig is aangewezen om wederzijdse bijstand in het kader van titel II of titel III te vragen of te verlenen;

h)   „bevoegde ambtenaar”: elke overeenkomstig artikel 4, lid 4, aangewezen ambtenaar die rechtstreeks inlichtingen kan uitwisselen in het kader van titel II;

i)   „verzoekende autoriteit”: een centraal verbindingsbureau, een verbindingsdienst of een bevoegde ambtenaar die/dat namens een bevoegde autoriteit een verzoek om bijstand in het kader van titel II indient;

j)   „verzoekende autoriteit”: een centraal verbindingsbureau of een verbindingsdienst van een staat die een verzoek indient in het kader van titel III;

k)   „aangezochte autoriteit”: het centrale verbindingsbureau, de verbindingsdienst of — voor zover het samenwerking in het kader van titel II betreft — de bevoegde ambtenaar die/dat een verzoek van een verzoekende autoriteit ontvangt;

l)   „persoon”:

i)

een natuurlijk persoon;

ii)

een rechtspersoon;

iii)

indien de geldende wetgeving in die mogelijkheid voorziet, een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de wettelijke status van rechtspersoon bezit, of

iv)

een andere juridische constructie, ongeacht de aard of de vorm ervan, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die is onderworpen aan de btw of aansprakelijk is voor de betaling van de in artikel 2, lid 1, onder b), bedoelde schuldvorderingen;

m)   „Gemengd Comité”: het comité dat overeenkomstig artikel 41 is belast met het toezicht op de goede werking en tenuitvoerlegging van deze overeenkomst;

n)   „administratief onderzoek”: alle door de staten bij de uitoefening van hun taken verrichte controles, onderzoeken en andere acties gericht op het waarborgen van de juiste toepassing van de btw-wetgeving;

o)   „spontane uitwisseling”: het niet-systematisch, op willekeurige tijdstippen en zonder voorafgaand verzoek verstrekken van inlichtingen aan een andere staat;

p)   „automatische uitwisseling”: het systematisch en zonder voorafgaand verzoek verstrekken van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere staat;

q)   „gelijktijdige controle”: de gecoördineerde controle van de belastingplicht van één of meer onderling verbonden belastingplichtigen door twee of meer staten die daarbij gemeenschappelijke of verwante belangen hebben;

r)   „langs elektronische weg”: door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevensopslag, met gebruikmaking van draden, radio, optische of andere elektromagnetische middelen;

s)   „CCN/CSI-netwerk”: het op het gemeenschappelijke communicatienetwerk (CCN) met gemeenschappelijke systeeminterface (CSI) gebaseerde gemeenschappelijke platform dat de Unie ontwikkeld heeft voor het elektronische berichtenverkeer tussen de autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van belastingen;

t)   „telecommunicatiediensten, radio- en televisieomroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten”: de diensten als bedoeld in de artikelen 6 bis, 6 ter en 7 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (3) houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

Artikel 4

Organisatie

1.   Elke staat wijst een bevoegde autoriteit aan die belast is met de toepassing van deze overeenkomst.

2.   Elke staat wijst:

a)

één centraal verbindingsbureau aan dat de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de toepassing van titel II van deze overeenkomst, en

b)

één centraal verbindingsbureau aan dat de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de toepassing van titel III van deze overeenkomst.

3.   Elke bevoegde autoriteit kan, rechtstreeks of bij delegatie:

a)

verbindingsdiensten aanwijzen om rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen in het kader van titel II van deze overeenkomst,

b)

verbindingsdiensten aanwijzen om wederzijdse bijstand in het kader van titel III van deze overeenkomst te vragen of te verlenen in verband met hun specifieke territoriale of functionele bevoegdheid.

4.   Elke bevoegde autoriteit kan rechtstreeks of bij delegatie bevoegde ambtenaren aanwijzen die rechtstreeks inlichtingen kunnen uitwisselen op basis van titel II van deze overeenkomst.

5.   De centrale verbindingsbureaus houden de lijst van verbindingsdiensten en bevoegde ambtenaren bij en zorgen ervoor dat deze toegankelijk is voor de andere centrale verbindingsbureaus.

6.   Wanneer een verbindingsdienst of een bevoegde ambtenaar een verzoek om bijstand in het kader van deze overeenkomst verzendt of ontvangt, stelt hij zijn centrale verbindingsbureau hiervan in kennis.

7.   Wanneer een centraal verbindingsbureau, een verbindingsdienst of een bevoegde ambtenaar een verzoek om wederzijdse bijstand ontvangt dat een optreden buiten zijn bevoegdheid vereist, zendt het/hij dit verzoek onverwijld door aan het bevoegde centrale verbindingsbureau of de bevoegde verbindingsdienst en stelt het/hij de verzoekende autoriteit hiervan in kennis. In dat geval vangt de in artikel 8 bedoelde termijn aan op de dag nadat het verzoek om bijstand aan het bevoegde centrale verbindingsbureau of de bevoegde verbindingsdienst is doorgezonden.

8.   Elke staat stelt de Europese Commissie binnen een termijn van één maand vanaf de ondertekening van deze overeenkomst in kennis van zijn bevoegde autoriteit voor de toepassing van deze overeenkomst en deelt elke wijziging in dit verband onmiddellijk mee. De Europese Commissie houdt de lijst van bevoegde autoriteiten bij en zorgt ervoor dat deze toegankelijk is voor het Gemengd Comité.

Artikel 5

Overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau

Volgens de door het Gemengd Comité vastgestelde procedure wordt een overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau gesloten dat de technische kwaliteit en kwantiteit van de diensten voor het functioneren van de communicatie- en inlichtingenuitwisselingssystemen moet waarborgen.

Artikel 6

Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens

1.   Alle door een staat krachtens deze overeenkomst verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze vertrouwelijk behandeld en beschermd als inlichtingen die krachtens de nationale wetgeving zijn verkregen, en, voor zover nodig voor de bescherming van persoonsgegevens, in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad en met de waarborgen die de staat die de inlichtingen verstrekt, kan voorschrijven indien deze krachtens zijn wetgeving worden vereist.

2.   Dergelijke inlichtingen kunnen ter kennis worden gebracht van personen of autoriteiten (met inbegrip van rechterlijke instanties en bestuurlijke of toezichthoudende lichamen) die betrokken zijn bij de toepassing van de btw-wetgeving, en met het oog op een juiste heffing van de btw alsook met het oog op de toepassing van handhavingsmaatregelen, met inbegrip van invorderings- of conservatoire maatregelen, ter zake van btw-schuldvorderingen.

3.   De in lid 1 bedoelde inlichtingen kunnen ook worden gebruikt voor de heffing en handhaving, met inbegrip van invordering, van andere belastingen en verplichte socialezekerheidsbijdragen. Indien de uitgewisselde inlichtingen inbreuken op de belastingwetgeving aan het licht brengen of het bestaan daarvan helpen te bewijzen, kunnen zij ook worden gebruikt voor het opleggen van administratieve of strafrechtelijke sancties. Uitsluitend de in lid 2 bedoelde personen of autoriteiten mogen van de inlichtingen gebruikmaken en dit uitsluitend voor de in de voorgaande zinnen van dit lid vermelde doeleinden. Zij mogen deze inlichtingen bekendmaken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.

4.   Niettegenstaande de leden 1 en 2 staat de staat die de inlichtingen verstrekt, op basis van een met redenen omkleed verzoek toe dat deze in de ontvangende staat ook voor andere dan de in artikel 2, lid 1, bedoelde doeleinden worden gebruikt, indien de inlichtingen krachtens de wetgeving van de staat die de inlichtingen verstrekt, voor soortgelijke doeleinden kunnen worden gebruikt. De aangezochte autoriteit aanvaardt of weigert een dergelijk verzoek binnen één maand.

5.   Verslagen, verklaringen en overige bescheiden of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, die door een staat zijn verkregen in het kader van de bijstand waarin deze overeenkomst voorziet, kunnen in die staat als bewijs worden gebruikt op dezelfde voet als soortgelijke bescheiden die door een andere instantie van die staat zijn verstrekt.

6.   Door een staat aan een andere staat verstrekte inlichtingen kunnen door deze laatste worden doorgegeven aan een andere staat, mits de bevoegde autoriteit van wie de inlichtingen afkomstig zijn, daarvoor vooraf haar toestemming heeft verleend. De staat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, kan zich tegen het delen van de inlichtingen verzetten binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving van de staat die de inlichtingen wenst te delen.

7.   Krachtens deze overeenkomst verkregen inlichtingen kunnen door de staten aan derde landen worden doorgegeven mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de doorgifte van inlichtingen is slechts mogelijk indien artikel 25 van Richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ten uitvoer is gelegd in de nationale wetgeving van de staat die de inlichtingen doorgeeft, met name wat betreft het passende beschermingsniveau dat in het betrokken derde land wordt geboden;

b)

de bevoegde autoriteit van de staat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, heeft daarin toegestemd;

c)

de doorgifte is toegestaan uit hoofde van een bijstandsregeling tussen de staat die de inlichtingen doorgeeft, en dat specifieke derde land.

8.   Wanneer een staat inlichtingen van een derde land ontvangt, kan die staat die inlichtingen uitwisselen voor zover dat is toegestaan uit hoofde van de bijstandsregeling met dat specifieke derde land.

9.   Elke staat stelt de andere betrokken staten onmiddellijk in kennis van schendingen van de vertrouwelijkheid, het ontbreken van waarborgen voor persoonsgegevens en alle sancties en corrigerende maatregelen die vervolgens zijn getroffen.

10.   Personen die daartoe zijn gemachtigd door de instantie voor veiligheidsaccreditatie van de Europese Commissie, mogen alleen toegang hebben tot deze inlichtingen voor zover dat nodig is voor de goede werking, het onderhoud en de uitbouw van het CCN/CSI-netwerk.

TITEL II

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING EN BESTRIJDING VAN FRAUDE

HOOFDSTUK 1

Uitwisseling van inlichtingen op verzoek

Artikel 7

Uitwisseling van inlichtingen en administratieve onderzoeken

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde inlichtingen betreffende een welbepaald geval of verscheidene welbepaalde gevallen.

2.   Met het oog op de in lid 1 bedoelde verstrekking van inlichtingen laat de aangezochte autoriteit de vereiste administratieve onderzoeken uitvoeren om deze inlichtingen te verkrijgen.

3.   Het in lid 1 bedoelde verzoek kan een met redenen omkleed verzoek om een administratief onderzoek omvatten. Indien de aangezochte autoriteit van oordeel is dat het administratieve onderzoek niet nodig is, stelt zij de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van de redenen waarop zij haar oordeel baseert.

4.   Wanneer de aangezochte autoriteit een administratief onderzoek weigert naar de bedragen die door een belastingplichtige zijn aangegeven voor de in de bijlage genoemde leveringen van goederen en diensten, die zijn verricht door een in de staat van de aangezochte autoriteit gevestigde belastingplichtige en belastbaar zijn in de staat van de verzoekende autoriteit, verstrekt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit ten minste de datums en de bedragen van de relevante prestaties die de belastingplichtige de twee voorgaande jaren in de staat van de verzoekende autoriteit heeft verricht.

5.   Voor het verkrijgen van de gevraagde inlichtingen of het verrichten van het gevraagde administratieve onderzoek gaat de aangezochte autoriteit, of de administratieve autoriteit waartoe zij zich heeft gericht, te werk als handelde zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere autoriteit van haar eigen staat.

6.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit haar alle pertinente inlichtingen die zij verkrijgt of waarover zij beschikt, alsmede de resultaten van administratieve onderzoeken, in de vorm van verslagen, verklaringen en andere bescheiden of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan.

7.   Originelen worden slechts verstrekt indien de geldende bepalingen van de staat van de aangezochte autoriteit dat niet beletten.

Artikel 8

Termijn voor het verstrekken van inlichtingen

1.   De aangezochte autoriteit gaat zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het verzoek, over tot het verstrekken van de in artikel 7 bedoelde inlichtingen. Ingeval deze inlichtingen de aangezochte autoriteit echter reeds ter beschikking staan, wordt deze termijn ingekort tot ten hoogste één maand.

2.   Voor bijzondere categorieën gevallen kunnen de aangezochte en de verzoekende autoriteit andere dan de in lid 1 gestelde termijnen overeenkomen.

3.   Wanneer de aangezochte autoriteit niet binnen de in de leden 1 en 2 gestelde termijnen aan het verzoek kan voldoen, deelt zij de verzoekende autoriteit onverwijld schriftelijk mee waarom zij de termijn niet kan nakomen, en wanneer zij denkt waarschijnlijk aan het verzoek te kunnen voldoen.

HOOFDSTUK 2

Uitwisseling van inlichtingen zonder voorafgaand verzoek

Artikel 9

Soorten uitwisselingen van inlichtingen

De uitwisseling van inlichtingen zonder voorafgaand verzoek geschiedt ofwel spontaan overeenkomstig artikel 10 ofwel automatisch overeenkomstig artikel 11.

Artikel 10

Spontane uitwisseling van inlichtingen

Een bevoegde autoriteit van een staat zendt de bevoegde autoriteit van een andere staat zonder voorafgaand verzoek de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde inlichtingen die niet in het kader van de in artikel 11 bedoelde automatische uitwisseling zijn verstrekt, en waarvan zij kennis heeft, in de volgende gevallen:

a)

wanneer de belastingheffing wordt geacht plaats te vinden in de staat van bestemming en door de staat van oorsprong verstrekte inlichtingen noodzakelijk zijn voor de doeltreffendheid van het controlesysteem van de staat van bestemming;

b)

wanneer een staat gegronde redenen heeft om aan te nemen dat in de andere staat een inbreuk op de btw-wetgeving heeft of vermoedelijk heeft plaatsgevonden;

c)

wanneer in de andere staat gevaar voor belastingderving bestaat.

Artikel 11

Automatische uitwisseling van inlichtingen

1.   De automatisch uit te wisselen categorieën inlichtingen worden bepaald door het Gemengd Comité overeenkomstig artikel 41.

2.   Een staat kan ervan afzien aan de automatische uitwisseling van één of meer van de in lid 1 bedoelde categorieën inlichtingen deel te nemen indien het vergaren van inlichtingen voor dergelijke uitwisseling zou vergen dat aan btw-plichtigen nieuwe verplichtingen worden opgelegd of die staat een buitensporige administratieve last zou opleggen.

3.   Elke staat stelt het Gemengd Comité schriftelijk in kennis van zijn besluit, rekening houdende met het voorgaande lid.

HOOFDSTUK 3

Andere vormen van samenwerking

Artikel 12

Administratieve notificatie

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit, overeenkomstig de geldende voorschriften betreffende de kennisgeving van gelijksoortige akten van de staat van de aangezochte autoriteit, over tot kennisgeving aan de geadresseerde van alle akten en beslissingen die uitgaan van de verzoekende autoriteiten en betrekking hebben op de toepassing van de btw-wetgeving in de staat van de verzoekende autoriteit.

2.   Het verzoek tot kennisgeving, waarin het voorwerp van de akte of beslissing waarvan kennis moet worden gegeven, is opgenomen, vermeldt tevens de naam, het adres en alle overige gegevens die nodig zijn ter bepaling van de geadresseerde.

3.   De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van het gevolg dat aan het verzoek tot kennisgeving wordt gegeven en, meer in het bijzonder, van de datum waarop de kennisgeving van de akte of beslissing aan de geadresseerde heeft plaatsgevonden.

Artikel 13

Aanwezigheid in de kantoren van de aangezochte autoriteit en deelname aan administratieve onderzoeken

1.   De verzoekende en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat, met het oog op de uitwisseling van de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde inlichtingen, de aangezochte autoriteit kan toestaan dat door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren onder de door de aangezochte autoriteit gestelde voorwaarden aanwezig zijn in de kantoren van de aangezochte autoriteit, of op iedere andere plaats waar die autoriteiten hun taken vervullen. Indien de verlangde inlichtingen in bescheiden staan waartoe de ambtenaren van de aangezochte autoriteit toegang hebben, ontvangen de ambtenaren van de verzoekende autoriteit afschriften daarvan.

2.   De verzoekende en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat, met het oog op de uitwisseling van de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde inlichtingen, de aangezochte autoriteit kan toestaan dat door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren onder de door de aangezochte autoriteit gestelde voorwaarden aanwezig zijn bij de administratieve onderzoeken die op het grondgebied van de staat van de aangezochte autoriteit worden uitgevoerd. Uitsluitend de ambtenaren van de aangezochte autoriteit zijn met de uitvoering van dergelijke administratieve onderzoeken belast. De ambtenaren van de verzoekende autoriteit oefenen de aan de ambtenaren van de aangezochte autoriteit verleende controlebevoegdheden niet uit. Zij kunnen wel toegang krijgen tot dezelfde plaatsen en bescheiden als laatstgenoemden, door tussenkomst van de ambtenaren van de aangezochte autoriteit, en alleen met het oog op de uitvoering van het administratieve onderzoek.

3.   De ambtenaren van de verzoekende autoriteit die uit hoofde van de leden 1 en 2 in een andere staat aanwezig zijn, dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen voorleggen waarin hun identiteit en hun officiële hoedanigheid zijn vermeld.

Artikel 14

Gelijktijdige controles

1.   De staten kunnen overeenkomen dat zij overgaan tot gelijktijdige controles wanneer dergelijke controles door hen efficiënter worden geacht dan door slechts één staat uitgevoerde controles.

2.   Elke staat stelt zelfstandig vast voor welke belastingplichtigen hij voornemens is een gelijktijdige controle voor te stellen. Zijn bevoegde autoriteit deelt de bevoegde autoriteit van de andere betrokken staat mee welke dossiers voor een gelijktijdige controle worden voorgesteld. Zij motiveert de keuze in de mate van het mogelijke door de inlichtingen te verstrekken die tot deze keuze hebben geleid. Zij geeft de periode aan gedurende welke deze controles moeten plaatsvinden.

3.   Een bevoegde autoriteit die het voorstel tot gelijktijdige controle ontvangt, bevestigt de bevoegde autoriteit van de staat waarvan het voorstel uitging, in beginsel binnen twee weken na ontvangst van het voorstel maar uiterlijk binnen een maand na ontvangst ervan, dat zij dit voorstel aanvaardt of zij geeft haar een met redenen omkleed afwijzend antwoord.

4.   Elke bevoegde autoriteit wijst een vertegenwoordiger aan die belast wordt met het toezicht op en de coördinatie van de controle.

HOOFDSTUK 4

Eurofisc

Artikel 15

Participatie van Noorwegen in Eurofisc

1.   Om de multilaterale samenwerking bij de bestrijding van btw-fraude te bevorderen en te vergemakkelijken, wordt Noorwegen uitgenodigd deel te nemen aan het zogenaamde Eurofisc-netwerk, dat is ingesteld krachtens hoofdstuk X van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad (4) betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde, onder de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden.

2.   De participatie van Noorwegen in Eurofisc geeft de Eurofisc-verbindingsambtenaren die zijn aangewezen door de bevoegde autoriteit van een staat, geen toegang tot de databanken van de andere staat.

Artikel 16

Eurofisc-verbindingsambtenaren

1.   De bevoegde autoriteit van Noorwegen wijst ten minste één Eurofisc-verbindingsambtenaar aan die belast is met de uitwisseling van inlichtingen op de Eurofisc-werkterreinen waaraan Noorwegen deelneemt.

2.   De Eurofisc-verbindingsambtenaren zijn bevoegde ambtenaren in de zin van artikel 4, lid 4. Zij blijven uitsluitend rekenschap verschuldigd aan hun nationale overheid.

3.   De Eurofisc-verbindingsambtenaren van Noorwegen worden niet aangewezen als werkterreincoördinator of Eurofisc-voorzitter en nemen ook niet deel aan stemprocedures waarin het reglement van orde van Eurofisc voorziet.

HOOFDSTUK 5

Algemene bepalingen

Artikel 17

Voorwaarden voor de uitwisseling van inlichtingen

1.   De aangezochte autoriteit verstrekt een verzoekende autoriteit de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde inlichtingen of verricht de in artikel 12 bedoelde administratieve notificatie op voorwaarde dat:

a)

het aantal en de aard van de door de verzoekende autoriteit ingediende verzoeken om inlichtingen de aangezochte autoriteit administratief niet onevenredig zwaar belasten;

b)

de verzoekende autoriteit voor het verkrijgen van de inlichtingen eerst een beroep heeft gedaan op alle gebruikelijke bronnen die zij in de gegeven omstandigheden had kunnen benutten zonder het verkrijgen van het beoogde resultaat in gevaar te brengen.

2.   Deze overeenkomst legt niet de verplichting op onderzoeken in te stellen naar of inlichtingen te verstrekken over een specifiek geval wanneer de wetgeving of de administratieve praktijk van de staat die de inlichtingen moet verstrekken, die staat niet toestaat dergelijke onderzoeken in te stellen of zodanige inlichtingen in te winnen of te gebruiken voor de eigen doeleinden.

3.   Een aangezochte autoriteit kan weigeren inlichtingen te verstrekken indien de verzoekende autoriteit, op wettelijke gronden, soortgelijke inlichtingen niet kan verstrekken. De aangezochte autoriteit stelt het Gemengd Comité in kennis van de redenen voor de weigering.

4.   Het verstrekken van inlichtingen kan worden geweigerd indien dit zou leiden tot onthulling van een commercieel, industrieel of beroepsgeheim of van een handelswerkwijze of van gegevens waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde.

5.   In geen geval worden de leden 2, 3 en 4 zo uitgelegd dat de aangezochte autoriteit kan weigeren inlichtingen te verstrekken, uitsluitend omdat deze inlichtingen berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of uit hoofde van een fiduciaire verplichting optreedt, of omdat zij betrekking hebben op eigendomsbelangen in een rechtspersoon.

6.   De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de redenen voor de afwijzing van een verzoek om bijstand.

Artikel 18

Terugmelding

Een bevoegde autoriteit die uit hoofde van artikel 7 of artikel 10 inlichtingen verstrekt, kan de ontvangende bevoegde autoriteit om een terugmelding hierover verzoeken. Indien een dergelijk verzoek is gedaan, doet de bevoegde autoriteit die de inlichtingen ontvangt, zonder afbreuk te doen aan de in haar staat geldende voorschriften inzake belastinggeheim en gegevensbescherming, en mits dit geen onevenredige administratieve lasten veroorzaakt, zo spoedig mogelijk een terugmelding.

Artikel 19

Taal

De verzoeken om bijstand, waaronder de verzoeken tot kennisgeving, en de bijgevoegde stukken worden gesteld in een door de aangezochte en de verzoekende autoriteit overeengekomen taal.

Artikel 20

Statistische gegevens

Uiterlijk 30 juni van elk jaar verstrekken de partijen het Gemengd Comité langs elektronische weg een lijst van statistische gegevens over de toepassing van deze titel.

Artikel 21

Standaardformulieren en wijze van communicatie

1.   De verstrekking van inlichtingen krachtens de artikelen 7, 10, 11, 12 en 18 en van de statistische gegevens krachtens artikel 20 geschiedt met behulp van een in artikel 41, lid 2, onder d), bedoeld standaardformulier.

2.   De standaardformulieren worden voor zover als mogelijk verzonden langs elektronische weg.

3.   Indien het verzoek niet volledig via de elektronische systemen is ingediend, bevestigt de aangezochte autoriteit onverwijld en in elk geval uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst langs elektronische weg de ontvangst van het verzoek.

4.   Een autoriteit die een verzoek of inlichtingen ontvangt zonder de beoogde ontvanger te zijn, stuurt onverwijld en in elk geval uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst de verzender een bericht langs elektronische weg.

TITEL III

BIJSTAND BIJ INVORDERING

HOOFDSTUK 1

Uitwisseling van inlichtingen

Artikel 22

Verzoek om inlichtingen

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit alle inlichtingen die naar verwachting voor de verzoekende autoriteit van belang zijn ten behoeve van de invordering van haar schuldvorderingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b).

Met het oog op die inlichtingenverstrekking laat de aangezochte autoriteit alle administratieve onderzoeken verrichten die noodzakelijk zijn om deze inlichtingen te verkrijgen.

2.   De aangezochte autoriteit is niet gehouden inlichtingen te verstrekken:

a)

die zij niet zou kunnen verkrijgen voor de invordering van soortgelijke schuldvorderingen ten eigen behoeve;

b)

waarmee een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim zou worden onthuld;

c)

waarvan de onthulling een aantasting zou kunnen vormen van de veiligheid of in strijd zou kunnen zijn met de openbare orde van de staat van de aangezochte autoriteit.

3.   In geen geval wordt lid 2 zo uitgelegd dat een aangezochte autoriteit kan weigeren inlichtingen te verstrekken, uitsluitend omdat deze inlichtingen berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die als vertegenwoordiger of trustee optreedt, of omdat zij betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.

4.   De aangezochte autoriteit deelt de verzoekende autoriteit mee op welke gronden zij een verzoek om inlichtingen afwijst.

Artikel 23

Uitwisseling van inlichtingen zonder voorafgaand verzoek

Indien een teruggaaf van belastingen of rechten betrekking heeft op een persoon die gevestigd is of zijn woonplaats heeft in een andere staat op wiens grondgebied deze overeenkomst van toepassing is, kan de staat van teruggaaf de staat van vestiging of woonplaats in kennis stellen van de aanstaande teruggaaf.

Artikel 24

Aanwezigheid in de kantoren van de aangezochte autoriteit en deelname aan administratieve onderzoeken

1.   De verzoekende en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat, ter bevordering van de wederzijdse bijstand waarin deze titel voorziet, door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren onder de door de aangezochte autoriteit gestelde voorwaarden:

a)

aanwezig kunnen zijn in de kantoren waar ambtenaren van de aangezochte staat hun taken vervullen;

b)

aanwezig kunnen zijn bij administratieve onderzoeken op het grondgebied van de aangezochte staat;

c)

de bevoegde ambtenaren van de aangezochte staat in rechtszaken in die staat bijstaan.

2.   Voor zover dit bij de in de aangezochte staat toepasselijke wetgeving is toegestaan, kan in de in lid 1, onder b), bedoelde overeenkomst worden bepaald dat ambtenaren van de verzoekende autoriteit personen kunnen ondervragen en dossiers kunnen bestuderen.

3.   Door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren die gebruikmaken van de in de leden 1 en 2 geboden mogelijkheid, dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen voorleggen waarin hun identiteit en hun officiële hoedanigheid zijn vermeld.

HOOFDSTUK 2

Bijstand bij de notificatie van documenten

Artikel 25

Verzoek tot notificatie van bepaalde documenten die betrekking hebben op schuldvorderingen

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit over tot notificatie aan de geadresseerde van alle, met inbegrip van gerechtelijke, documenten die uitgaan van de staat van de verzoekende autoriteit en betrekking hebben op een in artikel 2, lid 1, onder b), bedoelde schuldvordering of de invordering daarvan.

Het verzoek tot notificatie gaat vergezeld van een standaardformulier dat ten minste de volgende gegevens bevat:

a)

naam, adres en andere gegevens die van belang zijn om de identiteit van de geadresseerde vast te stellen;

b)

het doel van de notificatie en de termijn waarbinnen de notificatie dient te geschieden;

c)

een beschrijving van het aangehechte document en de aard en het bedrag van de betrokken schuldvordering;

d)

naam, adres en andere contactgegevens met betrekking tot:

i)

het bureau dat verantwoordelijk is voor het aangehechte document, en, indien dat een ander bureau is,

ii)

het bureau waar nadere inlichtingen kunnen worden verkregen over het genotificeerde document of over de mogelijkheden tot betwisting van de betalingsverplichting.

2.   De verzoekende autoriteit doet alleen een verzoek tot notificatie op grond van dit artikel wanneer zij niet kan notificeren volgens de regels voor de notificatie van het betrokken document in haar eigen staat of wanneer een dergelijke notificatie tot onevenredige moeilijkheden zou leiden.

3.   De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van het gevolg dat aan het verzoek tot notificatie is gegeven en in het bijzonder van de datum waarop het document aan de geadresseerde is genotificeerd.

Artikel 26

Wijze van notificatie

1.   De aangezochte autoriteit zorgt ervoor dat de notificatie in de aangezochte staat geschiedt volgens de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk.

2.   Lid 1 doet niet af aan enige andere vorm van notificatie die door een bevoegde autoriteit van de verzoekende staat wordt verricht overeenkomstig de in die staat geldende voorschriften.

Een bevoegde autoriteit van de verzoekende staat kan documenten rechtstreeks per aangetekende brief of langs elektronische weg notificeren aan een persoon in een andere staat op wiens grondgebied deze overeenkomst van toepassing is.

HOOFDSTUK 3

Invordering of conservatoire maatregelen

Artikel 27

Verzoek tot invordering

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit over tot invordering van schuldvorderingen waarvoor een titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit bestaat.

2.   Zodra de verzoekende autoriteit kennis krijgt van nuttige inlichtingen betreffende de zaak die de aanleiding tot het verzoek tot invordering vormde, doet zij die aan de aangezochte autoriteit toekomen.

Artikel 28

Voorwaarden voor het indienen van een verzoek tot invordering

1.   Indien en zolang de schuldvordering en/of de titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit wordt of worden betwist, kan de verzoekende autoriteit geen verzoek tot invordering indienen, behalve in gevallen waarin artikel 31, lid 4, derde alinea, van toepassing is.

2.   Voordat de verzoekende autoriteit een verzoek tot invordering doet, moet zij de passende invorderingsmiddelen aanwenden die in de staat van de verzoekende autoriteit ter beschikking staan, behalve in de volgende situaties:

a)

indien het duidelijk is dat er in die staat geen voor invordering vatbare vermogensbestanddelen zijn of dat die middelen niet tot een volledige betaling van de schuldvordering zullen leiden, en de verzoekende autoriteit over specifieke inlichtingen beschikt dat de betrokken persoon in de staat van de aangezochte autoriteit over vermogensbestanddelen beschikt;

b)

wanneer de aanwending van die middelen in de staat van de verzoekende autoriteit tot onevenredige moeilijkheden zou leiden.

Artikel 29

Titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de aangezochte autoriteit en andere begeleidende documenten

1.   Ieder verzoek tot invordering gaat vergezeld van een uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de aangezochte autoriteit.

Deze uniforme executoriale titel weerspiegelt de inhoud van de oorspronkelijke titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit en vormt de enige basis voor invorderingsmaatregelen en conservatoire maatregelen in de staat van de aangezochte autoriteit. Hij behoeft in die staat niet te worden erkend, aangevuld of vervangen.

De uniforme executoriale titel bevat ten minste de volgende informatie:

a)

de gegevens aan de hand waarvan de oorspronkelijke executoriale titel kan worden achterhaald, een beschrijving van de schuldvordering, waaronder de aard, het tijdvak waarop de schuldvordering betrekking heeft, alle data die relevant zijn voor de executie, alsmede het bedrag van de schuldvordering en de verschillende onderdelen ervan, zoals de hoofdsom, de geaccumuleerde interesten enz.;

b)

naam en andere gegevens die van belang zijn om de identiteit van de schuldenaar vast te stellen;

c)

naam, adres en andere contactgegevens met betrekking tot:

i)

het bureau dat verantwoordelijk is voor de heffing van de schuldvordering, en, indien dat een ander bureau is,

ii)

het bureau waar nadere inlichtingen kunnen worden verkregen over de schuldvordering of over de mogelijkheden tot betwisting van de betalingsverplichting.

2.   Het verzoek tot invordering van een schuldvordering kan vergezeld gaan van andere, in de staat van de verzoekende autoriteit afgegeven documenten die betrekking hebben op de schuldvordering.

Artikel 30

Behandeling van het verzoek tot invordering

1.   Met het oog op de invordering in de staat van de aangezochte autoriteit wordt iedere schuldvordering waarvoor een verzoek tot invordering is ingediend, behandeld alsof het een schuldvordering van de aangezochte staat zelf betreft, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald. De aangezochte autoriteit wendt de bevoegdheden en middelen aan waarover zij beschikt uit hoofde van de in die staat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ter zake van dezelfde schuldvorderingen, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald.

De staat van de aangezochte autoriteit is niet verplicht om aan de schuldvorderingen waarvan de invordering wordt gevraagd, voorrechten te verlenen die gelden voor soortgelijke schuldvorderingen die in de staat van de aangezochte autoriteit ontstaan, tenzij anderszins overeengekomen of bepaald in het recht van die staat. Een staat die bij de uitvoering van deze overeenkomst voorrechten verleent aan de schuldvorderingen die in een andere staat ontstaan, kan niet weigeren dezelfde voorrechten onder dezelfde voorwaarden aan dezelfde of soortgelijke schuldvorderingen van andere lidstaten van de Unie toe te kennen.

De staat van de aangezochte autoriteit vordert de schuldvordering in zijn eigen valuta in.

2.   De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit met bekwame spoed in kennis van het gevolg dat zij aan het verzoek tot invordering heeft gegeven.

3.   Met ingang van de datum waarop het verzoek tot invordering is ontvangen, brengt de aangezochte autoriteit achterstallige rente in rekening overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op haar eigen schuldvorderingen.

4.   De aangezochte autoriteit kan, indien de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dit toelaten, aan de schuldenaar uitstel van betaling verlenen of een betaling in termijnen toestaan, en zij kan daarvoor rente aanrekenen. Zij deelt elke beslissing in die zin mee aan de verzoekende autoriteit.

5.   Onverminderd artikel 37, lid 1, maakt de aangezochte autoriteit de door haar met betrekking tot de schuldvordering ingevorderde bedragen, inclusief de in de leden 3 en 4 van dit artikel bedoelde rente, aan de verzoekende autoriteit over.

Artikel 31

Geschillen

1.   Geschillen in verband met de schuldvordering, de oorspronkelijke titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit of de uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de aangezochte autoriteit, alsook geschillen in verband met de geldigheid van een notificatie door een verzoekende autoriteit, vallen onder de bevoegdheid van de bevoegde instanties van de staat van de verzoekende autoriteit. Indien een belanghebbende in de loop van de invorderingsprocedure de schuldvordering, de oorspronkelijke titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit of de uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de aangezochte autoriteit betwist, deelt de aangezochte autoriteit hem mee dat hij een rechtsgeding aanhangig moet maken bij de bevoegde instantie van de staat van de verzoekende autoriteit overeenkomstig de daar geldende rechtsregels.

2.   Geschillen in verband met de in de staat van de aangezochte autoriteit genomen executiemaatregelen of in verband met de geldigheid van een notificatie door een autoriteit van de aangezochte staat worden aanhangig gemaakt bij de bevoegde instantie van die staat overeenkomstig de daar geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

3.   Wanneer een rechtsgeding als bedoeld in lid 1 aanhangig wordt gemaakt, stelt de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit daarvan in kennis en deelt zij mee welk gedeelte van de schuldvordering niet wordt betwist.

4.   Zodra de aangezochte autoriteit de in lid 3 bedoelde informatie heeft ontvangen, hetzij van de verzoekende autoriteit, hetzij van de belanghebbende, schorst zij de executieprocedure voor het betwiste gedeelte van de schuldvordering, in afwachting van de beslissing van de ter zake bevoegde instantie, tenzij de verzoekende autoriteit overeenkomstig de derde alinea van het onderhavige lid anders verzoekt.

Onverminderd artikel 33 kan de aangezochte autoriteit op verzoek van de verzoekende autoriteit of indien zij zulks anderszins nodig acht, overgaan tot het nemen van conservatoire maatregelen om de invordering te waarborgen, voor zover de toepasselijke wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen dit toestaan.

De verzoekende autoriteit kan overeenkomstig de in haar staat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk de aangezochte autoriteit verzoeken een betwiste schuldvordering of het betwiste gedeelte van een schuldvordering in te vorderen, voor zover de in de staat van de aangezochte autoriteit geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk dit toestaan. Een dergelijk verzoek dient met redenen te worden omkleed. Indien de uitkomst van de betwisting vervolgens voor de schuldenaar gunstig uitvalt, is de verzoekende autoriteit gehouden tot terugbetaling van elk ingevorderd bedrag, vermeerderd met eventueel verschuldigde vergoedingen, overeenkomstig de in de staat van de aangezochte autoriteit geldende rechtsregels.

Indien door de staten van de verzoekende en de aangezochte autoriteit een procedure voor onderling overleg is ingeleid en de uitkomst van de procedure gevolgen kan hebben voor de schuldvordering waarvoor om bijstand is verzocht, worden de invorderingsmaatregelen tot na de afronding van die procedure geschorst of opgeheven, tenzij het gaat om een geval van hoogdringendheid wegens fraude of insolventie. Indien invorderingsmaatregelen worden geschorst of opgeheven, is de tweede alinea van toepassing.

Artikel 32

Wijziging of intrekking van het verzoek om invorderingsbijstand

1.   De verzoekende autoriteit stelt de aangezochte autoriteit onmiddellijk in kennis van een eventuele latere wijziging van het verzoek tot invordering of van de intrekking van het verzoek, met opgave van de redenen voor die wijziging of intrekking.

2.   Indien de wijziging van het verzoek voortvloeit uit een beslissing van de in artikel 31, lid 1, bedoelde bevoegde instantie, doet de verzoekende autoriteit de kennisgeving van de beslissing vergezeld gaan van een aangepaste uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de aangezochte autoriteit. De aangezochte autoriteit handelt de invorderingsmaatregelen vervolgens verder af op basis van de aangepaste titel.

De invorderingsmaatregelen of conservatoire maatregelen die reeds zijn genomen op grond van de oorspronkelijke uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de aangezochte autoriteit, kunnen op grond van de aangepaste titel worden voortgezet, tenzij het verzoek is gewijzigd wegens ongeldigheid van de oorspronkelijke titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit of van de oorspronkelijke uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de aangezochte autoriteit.

De artikelen 29 en 31 zijn van toepassing op de aangepaste titel.

Artikel 33

Verzoek om conservatoire maatregelen

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit, voor zover haar nationale recht dit toestaat en overeenkomstig haar administratieve praktijk, over tot het nemen van conservatoire maatregelen om de invordering te waarborgen wanneer een schuldvordering of de titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit bij de indiening van het verzoek wordt betwist, of wanneer voor de schuldvordering nog geen titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit bestaat, voor zover conservatoire maatregelen op grond van het recht en de administratieve praktijk van de staat van de verzoekende autoriteit in een soortgelijke situatie mogelijk zijn.

Het document dat in voorkomend geval is opgesteld met het oog op het nemen van conservatoire maatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit met betrekking tot de schuldvordering waarvoor om wederzijdse bijstand is verzocht, wordt aan het verzoek tot het nemen van conservatoire maatregelen in de staat van de aangezochte autoriteit gehecht. Dit document behoeft in staat van de aangezochte autoriteit niet te worden erkend, aangevuld of vervangen.

2.   Het verzoek om conservatoire maatregelen kan vergezeld gaan van andere documenten die betrekking hebben op de schuldvordering.

Artikel 34

Regels die van toepassing zijn op het verzoek om conservatoire maatregelen

Teneinde uitvoering te geven aan artikel 33, zijn artikel 27, lid 2, artikel 30, leden 1 en 2, en de artikelen 31 en 32 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 35

Grenzen aan de verplichtingen van de aangezochte autoriteit

1.   De aangezochte autoriteit is er niet toe gehouden de in de artikelen 27 tot en met 33 bedoelde bijstand te verlenen, indien de invordering van de schuldvordering, wegens de situatie van de schuldenaar, ernstige moeilijkheden van economische of sociale aard zou opleveren in de staat van de aangezochte autoriteit, voor zover de in die staat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk een dergelijke uitzondering voor nationale schuldvorderingen toestaan.

2.   De aangezochte autoriteit is er niet toe gehouden de in artikel 22 en de artikelen 24 tot en met 33 bedoelde bijstand te verlenen, indien het initiële verzoek om bijstand krachtens artikel 22, 24, 25, 27 of 33 betrekking heeft op schuldvorderingen die meer dan vijf jaar oud zijn, te rekenen vanaf de datum waarop de schuldvordering in de staat van de verzoekende autoriteit opeisbaar is geworden tot de datum van het initiële verzoek om bijstand.

In gevallen waarin de schuldvordering of de oorspronkelijke titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit wordt betwist, wordt de termijn van vijf jaar evenwel geacht een aanvang te nemen op het tijdstip waarop in de staat van de verzoekende autoriteit vaststaat dat de schuldvordering of de executoriale titel niet langer kan worden betwist.

In gevallen waarin de staat van de verzoekende autoriteit uitstel van betaling heeft verleend of betaling in termijnen heeft toegestaan, wordt de termijn van vijf jaar geacht een aanvang te nemen op het tijdstip waarop de volledige betalingstermijn is verstreken.

In deze gevallen is de aangezochte autoriteit er evenwel niet toe gehouden bijstand te verlenen met betrekking tot schuldvorderingen die meer dan tien jaar oud zijn, te rekenen vanaf de datum waarop de schuldvordering in de staat van de verzoekende autoriteit opeisbaar is geworden.

3.   Een staat is niet verplicht bijstand te verlenen indien het totale bedrag van de onder deze overeenkomst vallende schuldvorderingen waarvoor om bijstand wordt verzocht, minder dan 1 500 EUR bedraagt.

4.   De aangezochte autoriteit deelt de verzoekende autoriteit mee op welke gronden zij een verzoek om bijstand afwijst.

Artikel 36

Verjaringskwesties

1.   Kwesties met betrekking tot verjaringstermijnen worden uitsluitend geregeld bij de rechtsregels die gelden in de staat van de verzoekende autoriteit.

2.   Wat de schorsing, stuiting of verlenging van verjaringstermijnen betreft, worden maatregelen tot invordering van schuldvorderingen die ingevolge een verzoek om bijstand door of namens de aangezochte autoriteit worden genomen en tot gevolg hebben dat de verjaringstermijn volgens de in de staat van de aangezochte autoriteit geldende rechtsregels wordt geschorst, gestuit of verlengd, geacht hetzelfde gevolg te hebben in de staat van de verzoekende autoriteit, op voorwaarde dat de rechtsregels van die staat in het overeenkomstige gevolg voorzien.

Indien de in de staat van de aangezochte autoriteit geldende rechtsregels geen schorsing, stuiting of verlenging van de verjaringstermijn toestaan, worden maatregelen tot invordering van schuldvorderingen die ingevolge een verzoek om bijstand door of namens de aangezochte autoriteit worden genomen en die, indien zij door of namens de verzoekende autoriteit in haar eigen staat waren genomen, tot gevolg hadden gehad dat de verjaringstermijn volgens de rechtsregels van die staat was geschorst, gestuit of verlengd, geacht, voor wat dit gevolg betreft, te zijn genomen in deze laatste staat.

De eerste en tweede alinea doen niet af aan het recht van de staat van de verzoekende autoriteit om maatregelen te nemen die tot gevolg hebben dat de verjaringstermijn volgens de in die staat geldende rechtsregels worden geschorst, gestuit of verlengd.

3.   De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit stellen elkaar in kennis van iedere maatregel die de verjaringstermijn van de schuldvordering waarvoor de invorderingsmaatregelen of conservatoire maatregelen zijn gevraagd, stuit, schorst of verlengt of die zulks tot gevolg kan hebben.

Artikel 37

Kosten

1.   Naast de in artikel 30, lid 5, bedoelde bedragen tracht de aangezochte autoriteit bij de betrokken persoon tot invordering over te gaan en de kosten in te houden die zij in verband met de invordering heeft gemaakt, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van haar staat.

2.   De staten zien wederzijds af van vergoeding van de kosten die voortvloeien uit de wederzijdse bijstand die zij elkaar overeenkomstig deze overeenkomst verlenen.

Wanneer de invordering evenwel tot een bijzonder probleem leidt, zeer hoge kosten veroorzaakt of verband houdt met de georganiseerde misdaad, kunnen de verzoekende en de aangezochte autoriteit per geval specifieke afspraken maken over de modaliteiten van de vergoeding.

3.   Niettegenstaande lid 2 blijft de staat van de verzoekende autoriteit ten opzichte van de staat van de aangezochte autoriteit aansprakelijk voor de kosten en mogelijke verliezen die het gevolg zijn van maatregelen die ongegrond worden geacht voor zover dit de inhoud van de schuldvordering of de geldigheid van de door de verzoekende autoriteit afgegeven titel voor het nemen van executie- en/of conservatoire maatregelen betreft.

HOOFDSTUK 4

Algemene regels ten aanzien van alle soorten bijstandsverzoeken

Artikel 38

Taalregeling

1.   Verzoeken om bijstand, standaardformulieren voor notificatie en uniforme titels voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de aangezochte autoriteit worden verzonden, of gaan vergezeld van een vertaling, in de officiële taal of een van de officiële talen van de staat van de aangezochte autoriteit. Het feit dat sommige delen van die documenten niet in de officiële taal of een van de officiële talen van die staat maar in een andere taal gesteld zijn, doet niet af aan hun geldigheid noch aan de geldigheid van de procedure, mits die andere taal tussen de betrokken staten is overeengekomen.

2.   De documenten waarvoor overeenkomstig artikel 25 om notificatie wordt verzocht, kunnen in een officiële taal van de staat van de verzoekende autoriteit aan de aangezochte autoriteit worden toegezonden.

3.   Indien een verzoek vergezeld gaat van andere dan de in de leden 1 en 2 bedoelde documenten, kan de aangezochte autoriteit indien noodzakelijk van de verzoekende autoriteit een vertaling van deze documenten in de officiële taal of een van de officiële talen van de staat van de aangezochte autoriteit of in een andere tussen de betrokken staten overeengekomen taal verlangen.

Artikel 39

Statistische gegevens

Uiterlijk 30 juni van elk jaar verstrekken de partijen het Gemengd Comité langs elektronische weg een lijst van statistische gegevens over de toepassing van deze titel.

Artikel 40

Standaardformulieren en wijze van communicatie

1.   Verzoeken om inlichtingen overeenkomstig artikel 22, lid 1, verzoeken tot notificatie overeenkomstig artikel 25, lid 1, verzoeken tot invordering overeenkomstig artikel 27, lid 1, of verzoeken om conservatoire maatregelen overeenkomstig artikel 33, lid 1, en de verstrekking van statistische gegevens overeenkomstig artikel 39 geschieden langs elektronische weg met gebruikmaking van een standaardformulier, tenzij dit om technische redenen ondoenlijk is. Die formulieren worden voor zover mogelijk ook gebruikt voor iedere nadere mededeling in verband met het verzoek.

De uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de aangezochte autoriteit en het document voor het nemen van conservatoire maatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit alsook de andere in de artikelen 29 en 33 bedoelde documenten worden eveneens langs elektronische weg verzonden, tenzij dit om technische redenen ondoenlijk is.

In voorkomend geval kunnen de standaardformulieren vergezeld gaan van verslagen, verklaringen en andere bescheiden, of van voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, die ook langs elektronische weg worden verzonden, tenzij dit om technische redenen ondoenlijk is.

Ook de uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig artikel 23 kan geschieden met gebruikmaking van standaardformulieren en communicatie langs elektronische weg.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op inlichtingen en bescheiden die worden verkregen bij de aanwezigheid van ambtenaren in kantoren van de aangezochte autoriteit in een andere staat of bij de deelname aan administratieve onderzoeken in een andere staat overeenkomstig artikel 24.

3.   Wanneer de communicatie niet langs elektronische weg of met gebruikmaking van standaardformulieren geschiedt, doet dit geen afbreuk aan de geldigheid van de verkregen inlichtingen of de maatregelen die zijn genomen om uitvoering te geven aan een verzoek om bijstand.

4.   Het elektronische communicatienetwerk en de voor de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst vastgestelde standaardformulieren kunnen ook worden gebruikt voor bijstand bij de invordering van andere dan de onder artikel 2, lid 1, onder b), bedoelde schuldvorderingen, indien dergelijke invorderingsbijstand mogelijk is krachtens andere bilaterale of multilaterale wettelijk bindende instrumenten betreffende administratieve samenwerking tussen de staten.

5.   Totdat en voor zover het Gemengd Comité geen nadere voorschriften voor de tenuitvoerlegging van deze titel heeft vastgesteld, maken de bevoegde autoriteiten gebruik van de voorschriften, met inbegrip van de standaardformulieren, die thans zijn vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2010/24/EU (5) van de Raad, waarbij de term „lidstaat” wordt uitgelegd als ook omvattende Noorwegen.

Niettegenstaande de vorige alinea gebruikt de staat van de aangezochte autoriteit de euro als valuta voor het overmaken van de ingevorderde bedragen aan de staat van de verzoekende autoriteit, tenzij tussen de betrokken staten anders is overeengekomen. Staten die niet de euro als officiële valuta hanteren, komen met Noorwegen overeen welke valuta voor het overmaken van de ingevorderde bedragen zal worden gebruikt en stellen het Gemengd Comité daarvan in kennis.

TITEL IV

TENUITVOERLEGGING EN TOEPASSING

Artikel 41

Gemengd Comité

1.   De partijen richten een Gemengd Comité op, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen. Het Gemengd Comité ziet toe op de juiste werking en tenuitvoerlegging van deze overeenkomst.

2.   Het Gemengd Comité doet aanbevelingen ter bevordering van de doelstellingen van deze overeenkomst en neemt besluiten:

a)

inzake de frequentie van, de nadere regels voor en de precieze categorieën inlichtingen die vallen onder de in artikel 11 bedoelde automatische uitwisseling;

b)

ter evaluatie van het resultaat van de automatische uitwisseling van iedere overeenkomstig punt a) vastgestelde categorie inlichtingen, teneinde te garanderen dat dit type uitwisseling alleen plaatsvindt als dit de efficiëntste wijze is om inlichtingen uit te wisselen;

c)

tot vaststelling van nieuwe overeenkomstig artikel 11 uit te wisselen categorieën inlichtingen wanneer de automatische uitwisseling de efficiëntste wijze van samenwerking is;

d)

tot vaststelling van het standaardformulier voor de verstrekking van inlichtingen overeenkomstig artikel 21, lid 1, en artikel 40, lid 1;

e)

ter bepaling van hetgeen via het CCN/CSI-netwerk of langs andere weg wordt verzonden;

f)

tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden van de financiële bijdrage die Noorwegen aan de algemene begroting van de Unie moet leveren naar aanleiding van de kosten die uit zijn deelname aan de Europese informatiesystemen voortvloeien, rekening houdende met de onder d) en e) bedoelde besluiten;

g)

tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften voor de wijze waarop de contacten tussen de in artikel 4, lid 2, onder b), bedoelde centrale verbindingsbureaus en in artikel 4, lid 3, onder b), bedoelde verbindingsdiensten worden geregeld;

h)

tot vaststelling van de wijze waarop de centrale verbindingsbureaus uitvoering geven aan artikel 4, lid 5;

i)

tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften voor de omrekening van de in te vorderen bedragen en de overmaking van ingevorderde bedragen;

j)

tot vaststelling van de procedure voor het sluiten van het in artikel 5 bedoelde overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau;

k)

tot wijziging van de verwijzingen naar de in deze overeenkomst opgenomen rechtshandelingen van de Unie en van Noorwegen.

3.   Het Gemengd Comité handelt met eenparigheid van stemmen. Besluiten van het Gemengd Comité zijn bindend voor de partijen. Het Gemengd Comité stelt zijn reglement van orde vast.

4.   Het Gemengd Comité komt ten minste eenmaal om de twee jaar bijeen. Elke partij kan verzoeken dat een bijeenkomst wordt belegd. Het Gemengd Comité wordt bij toerbeurt voorgezeten door elk van de partijen. De datum en plaats van elke bijeenkomst alsook de agenda worden in onderling overleg door de partijen bepaald.

5.   Indien een partij deze overeenkomst wenst te herzien, legt zij een daartoe strekkend voorstel aan het Gemengd Comité voor, dat aanbevelingen doet, met name met het oog op het openen van onderhandelingen overeenkomstig de regels voor internationale onderhandelingen van de partijen.

Artikel 42

Geschillenregeling

Elk geschil tussen de partijen over de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst wordt beslecht via overleg in het Gemengd Comité. De partijen verstrekken het Gemengd Comité de ter zake doende informatie die het nodig heeft om de aangelegenheid grondig te bestuderen teneinde het geschil te beslechten.

TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 43

Territoriaal toepassingsgebied

Deze overeenkomst is van toepassing op enerzijds het grondgebied van Noorwegen zoals omschreven in de artikelen 1-2 van de Noorse Wet nr. 58 van 19 juni 2008 betreffende de belasting over de toegevoegde waarde en anderzijds de grondgebieden waar het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, overeenkomstig de bepalingen van die Verdragen, met uitzondering van de in artikel 6 van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde gebieden.

Artikel 44

Inwerkingtreding, looptijd en beëindiging

1.   Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen interne wettelijke procedures goedgekeurd.

2.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de in lid 1 bedoelde interne wettelijke procedures.

3.   Deze overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd. Elk van beide partijen kan de andere partij schriftelijk in kennis stellen van haar voornemen deze overeenkomst te beëindigen. De beëindiging wordt zes maanden na de datum van de kennisgeving van kracht.

4.   Kennisgevingen overeenkomstig dit artikel worden, wat de Unie betreft, gericht aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Unie en, wat Noorwegen betreft, aan het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 45

Bijlage

De bijlage bij deze overeenkomst vormt een integrerend deel van de overeenkomst.

Artikel 46

Verhouding tot bilaterale of multilaterale overeenkomsten of akkoorden tussen de staten

De bepalingen van deze overeenkomst hebben voorrang op de bepalingen van alle bilaterale of multilaterale wettelijk bindende instrumenten betreffende administratieve samenwerking, bestrijding van fraude en invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw die tussen een lidstaat (lidstaten) van de Unie en Noorwegen zijn overeengekomen, voor zover de bepalingen van laatstgenoemde instrumenten onverenigbaar zijn met die van deze overeenkomst.

Artikel 47

Authentieke tekst

Deze overeenkomst is opgesteld in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Noorse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.

Artikel 48

Uitbreiding van deze overeenkomst tot nieuwe lidstaten van de Unie

Wanneer een land toetreedt tot de Unie, wordt de tekst van deze overeenkomst in de taal van de nieuw toegetreden lidstaat zoals vastgesteld door de Raad van de Unie authentiek verklaard door middel van een briefwisseling tussen de Unie en Noorwegen.

Съставено в София на шести февруари две хиляди и осемнадесета година.

Hecho en Sofía, el seis de febrero de dos mil dieciocho.

V Sofii dne šestého února dva tisíce osmnáct.

Udfærdiget i Sofia den sjette februar to tusind og atten.

Geschehen zu Sofia am sechsten Februar zweitausendachtzehn.

Kahe tuhande kaheksateistkümnenda aasta veebruarikuu kuuendal päeval Sofias.

Έγινε στη Σόφια, στις έξι Φεβρουαρίου δύο χιλιάδες δεκαοκτώ.

Done at Sofia on the sixth day of February in the year two thousand and eighteen.

Fait à Sofia, le six février deux mille dix-huit.

Sastavljeno u Sofiji šestog veljače godine dvije tisuće osamnaeste.

Fatto a Sofia, addì sei febbraio duemiladiciotto.

Sofijā, divi tūkstoši astoņpadsmitā gada sestajā februārī.

Priimta du tūkstančiai aštuonioliktų metų vasario šeštą dieną Sofijoje.

Kelt Szófiában, a kétezer-tizennyolcadik év február havának hatodik napján.

Magħmul f'Sofija fis-sitt jum ta’ Frar fis-sena elfejn u tmintax.

Gedaan te Sofia, zes februari tweeduizend achttien.

Sporządzono w Sofii dnia szóstego lutego dwa tysiące osiemnastego roku.

Feito em Sófia, em seis de fevereiro de dois mil e dezoito.

Întocmit la Sofia, la șase februarie două mii optsprezece.

V Sofii šiesteho februára dvetisícosemnásť.

V Sofiji, dne šestega februarja leta dva tisoč osemnajst.

Tehty Sofiassa kuudentena päivänä helmikuuta vuonna kaksituhattakahdeksantoista.

Som skedde i Sofia den sjätte februari år tjugohundraarton.

Utferdiget i Sofia, den sjette februar totusenogatten.

За Европейския съюз

Рог la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Za Europsku uniju

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

For Den europeiske union

Image

За Кралство Норвегия

Por el Reino de Noruega

Za Norské království

For Kongeriget Norge

Für das Königreich Norwegen

Norra Kuningriigi nimel

Για το Βασίλειο της Νορβηγίας

For the Kingdom of Norway

Pour le Royaume de Norvège

Za Kraljevinu Norvešku

Per il Regno di Norvegia

Norvēģijas Karalistes vārdā –

Norvegijos Karalystės vardu

A Norvég Királyság részéről

Għar-Renju tan-Norveġja

Voor het Koninkrijk Noorwegen

W imieniu Królestwa Norwegii

Pelo Reino da Noruega

Pentru Regatul Norvegiei

Za Nórske kráľovstvo

Za Kraljevino Norveško

Norjan kuningaskunnan puolesta

För Konungariket Norge

For Kongeriket Norge

Image


(1)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(2)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (PB L 84 van 31.3.2010, blz. 1).


BIJLAGE

Lijst van leveringen van goederen en diensten waarop artikel 7, lid 4, van toepassing is:

1.

invoer met een te verwaarlozen waarde (artikel 23 van Richtlijn 2009/132/EG van de Raad (1));

2.

diensten die betrekking hebben op een onroerend goed (artikel 47 van Richtlijn 2006/112/EG);

3.

telecommunicatiediensten, radio- en televisieomroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten (artikel 3, onder t), van deze overeenkomst).


(1)  Richtlijn 2009/132/EG van de Raad van 19 oktober 2009 houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen (PB L 292 van 10.11.2009, blz. 5).


Top