This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 22005D0042
Decision of the EEA Joint Committee No 42/2005 of 11 March 2005 amending Annex XIV (Competition) to the EEA Agreement
Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 42/2005 van 11 maart 2005 tot wijziging van bijlage XIV (Mededinging) bij de EER-overeenkomst
Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 42/2005 van 11 maart 2005 tot wijziging van bijlage XIV (Mededinging) bij de EER-overeenkomst
PB L 198 van 28.7.2005, p. 42–44
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(BG, RO, HR)
In force
28.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/42 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 42/2005
van 11 maart 2005
tot wijziging van bijlage XIV (Mededinging) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage XIV bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 17/2005 van het Gemengd Comité van de EER van 8 februari 2005 (1). |
(2) |
Verordening (EG) nr. 772/2004 van de Commissie van 27 april 2004 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen overeenkomsten inzake technologie-overdracht (2), zoals gerectificeerd in PB L 127 van 29.4.2004, blz. 158, moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 240/96 van de Commissie (3), die al in de Overeenkomst is opgenomen, wordt bij Verordening (EG) nr. 772/2004 ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt, |
BESLUIT:
Artikel 1
In bijlage XIV bij de Overeenkomst wordt de tekst van punt 5 (Verordening (EG) nr. 240/96 van de Commissie) vervangen door:
„32004 R 0772: Verordening (EG) nr. 772/2004 van de Commissie van 27 april 2004 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen overeenkomsten inzake technologieoverdracht (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 11), zoals gerectificeerd in PB L 127 van 29.4.2004, blz. 158.
Voor de toepassing van deze Overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:
a) |
In artikel 6, lid 1, wordt het volgende toegevoegd na „overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad”: „of de overeenkomstige bepaling in artikel 29, lid 1, van hoofdstuk II van deel I van Protocol nr. 4 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie.”. |
b) |
In artikel 6, lid 2, wordt het volgende toegevoegd na „overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad”: „of de overeenkomstige bepaling in artikel 29, lid 2, van hoofdstuk II van deel I van Protocol nr. 4 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie.”. |
(c) |
Aan het slot van artikel 7 wordt het volgende toegevoegd: „Overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, kan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bij aanbeveling verklaren dat, wanneer parallelle netwerken van gelijksoortige overeenkomsten inzake technologieoverdracht meer dan 50 % van een relevante markt bestrijken, deze verordening niet van toepassing is op overeenkomsten inzake technologieoverdracht die specifieke beperkingen met betrekking tot die markt omvatten. Een aanbeveling overeenkomstig lid 1 wordt gericht tot de EVA-staat of EVA-staten waartoe de betreffende relevante markt behoort. De Commissie wordt in kennis gesteld van een dergelijke aanbeveling. Binnen drie maanden na de bekendmaking van de aanbeveling overeenkomstig lid 1 delen alle EVA-staten tot wie de aanbeveling is gericht de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA mee of zij de aanbeveling aanvaarden. Is na drie maanden geen antwoord ontvangen, staat dit gelijk met aanvaarding door de EVA-staat die niet binnen de termijn heeft geantwoord. Indien een EVA-staat tot wie de aanbeveling is gericht, de aanbeveling aanvaardt of niet binnen de termijn antwoordt, is deze uit hoofde van de Overeenkomst wettelijk verplicht de aanbeveling binnen drie maanden na de bekendmaking ten uitvoer te leggen. Indien een EVA-staat tot wie de aanbeveling is gericht, binnen drie maanden meedeelt de aanbeveling niet de aanvaarden, stelt de Toezichthoudende Autoriteit de Commissie daarvan in kennis. Indien de Commissie het standpunt van de betreffende EVA-staat niet deelt, is artikel 92, lid 2, van de Overeenkomst van toepassing. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie wisselen informatie uit en houden elkaar op de hoogte over de toepassing van deze bepaling Indien parallelle netwerken van gelijksoortige overeenkomsten voor technologieoverdracht meer dan 50 % van een relevante markt binnen het grondgebied van de EER-Overeenkomst bestrijken, kunnen de twee Toezichthoudende Autoriteiten samenwerken om tot afzonderlijke maatregelen te komen. Indien de twee Toezichthoudende Autoriteiten overeenstemming bereiken over een relevante markt en de wenselijkheid van maatregelen overeenkomstig deze bepaling, wordt door de Commissie een verordening vastgesteld gericht tot de EG-lidstaten, en wordt door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA een aanbeveling van dezelfde strekking vastgesteld gericht tot de EVA-staat of EVA-staten waartoe de betreffende relevante markt behoort.”.” |
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en Noorse taal van Verordening (EG) nr. 772/2004, zoals gerectificeerd in PB L 127 van 29.4.2004, blz. 158, zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 12 maart 2005, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (4) of op de dag waarop Besluit nr. 130/2004 van het EER-Comité van 24 september 2004 van kracht wordt, als dat later is.
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 11 maart 2005.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Richard WRIGHT
(1) PB L 161 van 23.6.2005, blz. 39.
(2) PB L 123 van 27.4.2004, blz. 11.
(3) PB L 31 van 9.3.1996, blz. 2.
(4) Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.