Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 21999A0715(01)

Aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Cyprus, anderzijds

PB L 180 van 15.7.1999, p. 37–45 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2002

ELI: http://data.europa.eu/eli/prot/1999/460/oj

Related Council decision

21999A0715(01)

Aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Cyprus, anderzijds

Publicatieblad Nr. L 180 van 15/07/1999 blz. 0037 - 0045


AANVULLEND PROTOCOL

bij de associatieovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Cyprus, anderzijds

DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna "Gemeenschap" te noemen,

enerzijds, en

DE REPUBLIEK CYPRUS, hierna "Cyprus" te noemen,

anderzijds,

OVERWEGENDE dat de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Cyprus, anderzijds, hierna "associatieovereenkomst" te noemen, in werking is getreden op 1 juni 1973;

OVERWEGENDE dat een protocol betreffende de financiële en technische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Cyprus, anderzijds, op 30 oktober 1995 is ondertekend;

OVERWEGENDE dat een van de doelstellingen van het protocol, als omschreven in artikel 1 daarvan, is de aanpassing van de economie van Cyprus in het vooruitzicht van de toetreding van dat land tot de Europese Unie te vergemakkelijken;

OVERWEGENDE dat in artikel 3, lid 2, van het protocol is bepaald dat de voorkeur zal worden gegeven aan projecten en maatregelen die inter alia tot doel hebben de deelname van Cyprus aan de EG-kaderprogramma's te bevorderen en op het gebied van wetenschap en technologie banden tussen de instellingen voor opleiding en onderzoek in Cyprus en de Europese Unie tot stand te brengen of te verstevigen;

OVERWEGENDE dat in de resolutie van 12 juni 1995 van de in uitvoering van de associatieovereenkomst opgerichte associatieraad is herhaald dat in de context van de voorbereiding van Cyprus op toetreding tot de Europese Unie een specifieke strategie bepalingen en regelingen zal omvatten die inter alia betrekking hebben op deelname van Cyprus aan de communautaire programma's die openstaan voor de lidstaten en/of partnerlanden die zich kandidaat voor toetreding hebben gesteld;

OVERWEGENDE dat de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst op 12 en 13 december 1997 in Luxemburg erop heeft aangedrongen dat bepaalde communautaire programma's (onder andere op het gebied van onderzoek) worden opengesteld voor de kandidaat-lidstaten, zodat deze zich vertrouwd kunnen maken met het beleid en de werkmethodes van de Unie, waarbij van elke kandidaat-lidstaat wordt verwacht dat hij zelf een geleidelijk toenemende financiële bijdrage levert;

OVERWEGENDE dat bovenvermelde conclusies ook impliceren dat de kandidaat-lidstaten voor de op hen betrekking hebbende punten als waarnemers zitting moeten hebben in de comités die de Commissie assisteren bij de tenuitvoerlegging van de programma's waaraan zij financieel bijdragen;

OVERWEGENDE dat het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie bij Besluit nr. 182/1999/EG een kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek; technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002), hierna het "vijfde kaderprogramma" te noemen, hebben aangenomen;

OVERWEGENDE dat, onverminderd de relevante bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dit protocol en alle daaronder vallende activiteiten op geen enkele wijze afbreuk doen aan de bevoegdheid van de lidstaten om bilaterale activiteiten met Cyprus op te zetten op het gebied van wetenschap en technologie, onderzoek en ontwikkeling en om zonodig daartoe passende overeenkomsten te sluiten,

ZIJN OVEREENGEKOMEN HETGEEN VOLGT:

Artikel 1

1. Onderzoeksinstituten die overeenkomstig de wetgeving van Cyprus in Cyprus zijn gevestigd, kunnen aan alle specifieke programma's van het vijfde kaderprogramma deelnemen. Wetenschappers of onderzoeksinstituten van Cyprus kunnen deelnemen aan de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, voorzover die niet onder de eerste zin vallen.

2. In de Gemeenschap gevestigde onderzoeksinstituten kunnen aan onderzoeksprogramma's en -projecten in Cyprus deelnemen wat betreft onderwerpen die overeenstemmen met die van de programma's van het vijfde kaderprogramma.

3. Onder "onderzoeksinstituten" als bedoeld in dit protocol zijn onder andere begrepen: universiteiten, organisaties die onderzoek verrichten, industriële ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, en personen.

Artikel 2

De samenwerking kan de volgende vormen aannemen:

1. deelname van in Cyprus gevestigde onderzoeksinstituten aan de tenuitvoerlegging van alle onder het vijfde kaderprogramma aangenomen specifieke programma's overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in de "regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten en inzake de verspreiding van de onderzoeksresultaten ter uitvoering van het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap (1998-2002)";

2. financiële bijdrage van Cyprus aan de begrotingen van de met het oog op de tenuitvoerlegging van het vijfde kaderprogramma aangenomen programma's op basis van de verhouding tussen het bruto binnenlands product (BBP) van Cyprus en het totaal van het BBP van de lidstaten van de Europese Unie en dat van Cyprus;

3. deelname van in de Gemeenschap gevestigde onderzoeksinstituten aan Cypriotische onderzoeksprojecten en rechten op de resultaten daarvan overeenkomstig de in Cyprus in elk geval geldende wetgeving en waarbij de gemeenschappelijke deelname van ten minste één Cypriotische onderzoeksinstelling is vereist. In de Gemeenschap gevestigde onderzoeksinstituten die in het kader van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's aan Cypriotische onderzoeksprojecten deelnemen, dragen hun eigen kosten met inbegrip van hun relatieve aandeel in de kosten van algemeen beheer en administratie van het project;

4. tijdige verschaffing van informatie over de tenuitvoerlegging van OTO-programma's in Cyprus en de Gemeenschap en over de resultaten van de in het kader van de samenwerking verrichte werkzaamheden;

5. de samenwerking kan te allen tijde in gezamenlijk overleg door de partijen worden aangepast en ontwikkeld.

Artikel 3

1. Onverminderd de bepalingen van bijlage A hebben in Cyprus gevestigde onderzoeksinstituten die aan communautaire onderzoeksprogramma's deelnemen, met betrekking tot de eigendom, het gebruik en de verspreiding van informatie en intellectuele eigendom die uit deze deelname voortvloeien, dezelfde rechten en plichten als in de Gemeenschap gevestigde onderzoeksinstituten.

2. In de Gemeenschap gevestigde onderzoeksinstituten die aan Cypriotische onderzoeksprojecten in het kader van programma's voor onderzoek en ontwikkeling deelnemen hebben, met betrekking tot de eigendom, het gebruik en de verspreiding van informatie en intellectuele eigendom die uit deze deelname voortvloeien, dezelfde rechten en plichten als Cypriotische onderzoeksinstituten die aan het betrokken project deelnemen.

Artikel 4

Krachtens dit protocol wordt een gemeenschappelijk comité opgericht, het "EG-Cyprus-onderzoekscomité" te noemen, dat onder meer de volgende taken heeft:

- het bekijken, evalueren en bespreken van maatregelen om te zorgen voor de tenuitvoerlegging van dit protocol;

- het bestuderen van alle maatregelen die de samenwerking kunnen verbeteren en uitbreiden.

Het comité, dat zal bestaan uit vertegenwoordigers van de Commissie en van Cyprus, neemt zijn reglement van orde aan.

Het comité vergadert op verzoek van een van de partijen en ten minste eenmaal per jaar.

Artikel 5

1. De financiële bijdrage van Cyprus in verband met de deelname aan de tenuitvoerlegging van de specifieke programma's wordt vastgesteld in evenredigheid met en als aanvulling op het bedrag dat jaarlijks op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen beschikbaar is voor vastleggingskredieten om te voldoen aan de financiële verplichtingen van de Commissie in verband met werkzaamheden die worden uitgevoerd in de vormen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging, het beheer en het functioneren van deze programma's.

2. De evenredigheidsfactor voor het bepalen van de bijdrage van Cyprus wordt bepaald door de verhouding tussen het BBP van Cyprus tegen marktprijzen en het totaal van het BBP van de lidstaten van de Europese Unie en Cyprus tegen marktprijzen. Deze verhouding wordt berekend op basis van de meest recente gegevens van het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen (Eurostat), betrekking hebbend op hetzelfde jaar, die op het tijdstip waarop het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Gemeenschappen wordt bekendgemaakt, beschikbaar zijn.

3. Om zijn deelname aan de specifieke programma's te vergemakkelijken, wordt de bijdrage van Cyprus als volgt in rekening gebracht:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. De voorwaarden voor de financiële deelneming van de Gemeenschap zijn uiteengezet in bijlage IV van Besluit nr. 182/1999/EG.

5. De voorwaarden voor de financiële bijdrage van Cyprus zijn uiteengezet in bijlage B.

Artikel 6

1. Onverminderd artikel 3 en rekening houdend met de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Cyprus, hebben in Cyprus gevestigde onderzoeksinstituten die aan het vijfde kaderprogramma deelnemen, dezelfde contractuele rechten en plichten als in de Gemeenschap gevestigde instituten.

2. Voor Cypriotische onderzoeksinstituten gelden, rekening houdend met de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Cyprus, dezelfde voorwaarden voor de indiening en beoordeling van voorstellen en voor de toekenning en sluiting van contracten onder communautaire programma's als voor contracten die onder dezelfde programma's met onderzoeksinstituten in de Gemeenschap worden gesloten.

3. Behalve deskundigen uit de Gemeenschap worden ook deskundigen uit Cyprus in aanmerking genomen bij de keuze van beoordelaars of deskundigen in het kader van de communautaire OTO-programma's of van leden van de adviesgroepen en andere raadgevende organen die de Commissie bij de tenuitvoerlegging van het vijfde kaderprogramma terzijde staan.

4. Onverminderd artikel 3 en rekening houdend met de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Cyprus hebben in de Gemeenschap gevestigde onderzoeksinstituten die aan onderzoeksprojecten in het kader van programma's voor onderzoek en ontwikkeling deelnemen, dezelfde contractuele rechten en plichten als in Cyprus gevestigde instituten.

5. Cypriotische onderzoeksinstituten kunnen als projectcoördinator optreden onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor in de Gemeenschap gevestigde instituten. Conform de financiële reglementen van de Gemeenschap dienen de contractuele regelingen die met of door Cypriotische onderzoeksinstituten worden getroffen, te voorzien in controles en audits welke door of op gezag van de Commissie en de Rekenkamer worden uitgevoerd. Financiële audits kunnen worden uitgevoerd teneinde de inkomsten en uitgaven van de betrokken instituten te controleren in het licht van hun contractuele verplichtingen ten aanzien van de Gemeenschap. Met het oog op de samenwerking en de wederzijdse belangen verlenen de bevoegde Cypriotische autoriteiten alle redelijkerwijs mogelijke assistentie die in de gegeven omstandigheden voor het uitvoeren van bedoelde controles en audits nodig of nuttig is.

6. Voor onderzoeksinstituten in de Gemeenschap gelden, rekening houdend met de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Cyprus, voorwaarden voor de indiening en beoordeling van voorstellen en voor de toekenning en sluiting van contracten voor projecten in Cypriotische programma's voor onderzoek en ontwikkeling die gelijkwaardig zijn aan die voor contracten die onder dezelfde programma's voor onderzoek en ontwikkeling met onderzoeksinstituten in Cyprus worden gesloten.

Artikel 7

1. Elke partij vergemakkelijkt in overeenstemming met haar eigen wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen de verplaatsingen en het verblijf van onderzoekers die in Cyprus en in de Gemeenschap aan de onder dit protocol vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdende vervoer van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt.

2. De samenwerking in het kader van dit protocol is, wat betreft de goederen en diensten die bestemd zijn om in dat verband te worden gebruikt, vrijgesteld van Cypriotische indirecte belastingen en douanerechten, alsook van in- en uitvoerverboden en -beperkingen.

Artikel 8

1. Vertegenwoordigers van Cyprus nemen bij de bespreking van op hun land betrekking hebbende punten als waarnemers deel aan de vergaderingen van de programmacomités van het vijfde kaderprogramma. Zij mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen. Cyprus wordt van het resultaat op de hoogte gesteld.

2. De in lid 1 bedoelde deelneming aan de vergaderingen vindt plaats onder dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie, als die welke gelden voor deelnemers uit de lidstaten.

Artikel 9

1. Dit protocol wordt hierbij gesloten voor de duur van het vijfde kaderprogramma.

2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan elk van beide partijen dit protocol te allen tijde beëindigen met een opzegtermijn van twaalf maanden. Projecten en activiteiten die op het ogenblik waarop dit protocol afloopt of wordt beëindigd, gaande zijn, worden onder de in dit protocol neergelegde voorwaarden voortgezet totdat zij zijn voltooid.

3. Indien de Gemeenschap besluit een of meer communautaire programma's te herzien, dan kan dit protocol onder onderling overeen te komen voorwaarden worden beëindigd. Cyprus wordt van de exacte inhoud van de herziene programma's in kennis gesteld binnen een week nadat deze door de Gemeenschap zijn aangenomen. De partijen stellen elkaar binnen een maand nadat het besluit van de Gemeenschap is aangenomen in kennis van een eventueel voornemen om dit protocol te beëindigen.

4. Indien de Gemeenschap een nieuw meerjarig kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie aanneemt, dan kan dit protocol onder onderling overeen te komen voorwaarden worden herzien of hernieuwd.

Artikel 10

Dit protocol treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.

Artikel 11

Dit protocol, met inbegrip van de bijlagen A en B, vormt een integrerend onderdeel van de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Cyprus.

Artikel 12

Dit protocol wordt in twee exemplaren opgesteld in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Griekse talen, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Gedaan te Brussel, 20 mei 1999.

Voor de Europese Gemeenschap

>PIC FILE= "L_1999180NL.004001.EPS">

Voor de Republiek Cyprus

>PIC FILE= "L_1999180NL.004002.EPS">

BIJLAGE A

BEGINSELEN INZAKE DE TOEKENNING VAN INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN

Uit hoofde van dit protocol gecreëerde of verschafte rechten op intellectuele eigendom worden toegekend in overeenstemming met deze bijlage.

I. Toepassing

Deze bijlage is van toepassing op het gezamenlijk onderzoek dat de partijen in het kader van dit protocol verrichten, tenzij door de partijen uitdrukkelijk anderszins overeengekomen.

II. Eigendom, toekenning en uitoefening van rechten

1. In de zin van dit protocol heeft "intellectuele eigendom" de betekenis als gedefinieerd in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom, gedaan te Stockholm op 14 juli 1967.

2. Deze bijlage heeft betrekking op de toekenning van rechten en belangen tussen de partijen en hun deelnemers. Elke partij en haar deelnemers zorgt ervoor dat de andere partij en haar deelnemers de rechten op intellectuele eigendom kunnen ontvangen die haar in overeenstemming met deze bijlage zijn toegekend. Deze bijlage houdt geen wijziging in van of doet geen afbreuk aan de toekenning van rechten, belangen en royalty's tussen een partij en haar onderdanen of deelnemers, welke wordt geregeld overeenkomstig de wetten en gebruiken van de partij in kwestie.

3. De partijen laten zich tevens leiden door de volgende, contractueel te regelen beginselen:

a) daadwerkelijke bescherming van intellectuele eigendom. De partijen en/of hun deelnemers, naar gelang van het geval, zorgen ervoor dat zij elkaar binnen een redelijke termijn in kennis stellen van enigerlei uit de tenuitvoerlegging van dit protocol voortvloeiende intellectuele eigendom en tijdig de nodige voorzieningen treffen om deze intellectuele eigendom te beschermen;

b) bij de vaststelling van de rechten en belangen van de partijen en hun deelnemers wordt rekening gehouden met de bijdragen van de partijen of hun deelnemers;

c) doeltreffende exploitatie van resultaten;

d) niet-discriminerende behandeling van deelnemers van de andere partij in vergelijking met de behandeling die de eigen deelnemers genieten;

e) bescherming van vertrouwelijke informatie.

4. De deelnemers ontwikkelen gezamenlijk een gemeenschappelijk plan inzake technologiebeheer (PTB) met betrekking tot de eigendom en het gebruik, inclusief publicatie, van informatie en intellectuele eigendom welke voortvloeien uit het gemeenschappelijk onderzoek. Welke globale kenmerken een PTB heeft, wordt aangegeven in het aanhangsel bij dit protocol. Het PTB moet door het verantwoordelijke financieringsorgaan of departement van de bij de financiering van het onderzoek betrokken partij worden goedgekeurd, voordat de specifieke contracten voor samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling waaraan de PTB's gehecht zijn, worden gesloten. Het PTB wordt ontwikkeld met inachtneming van de bij iedere partij geldende regels en voorschriften, van de respectieve financiële of andere bijdragen van de partijen en hun deelnemers, de voor- en nadelen van het verlenen van vergunningen per grondgebied of per toepassingsgebied, de gecontroleerde uitvoer van gegevens, goederen en diensten, de door de geldende wetgeving opgelegde voorwaarden en andere factoren die door de deelnemers relevant worden geacht. De rechten en verplichtingen inzake intellectuele eigendom met betrekking tot het door gastonderzoekers verrichte onderzoek worden eveneens in de gemeenschappelijke PTB's geregeld.

5. Behoudens de door de partijen vastgestelde specifieke bepalingen inzake intellectuele-eigendomsrechten wordt informatie of intellectuele eigendom welke voortvloeit uit gemeenschappelijk onderzoek en niet in het PTB is geregeld, met instemming van de partijen, overeenkomstig de beginselen van het PTB, toegewezen. In geval van betwisting komt de informatie of intellectuele eigendom toe aan alle deelnemers aan het gemeenschappelijk onderzoek dat de informatie of de intellectuele eigendom heeft voortgebracht. Elke deelnemer op wie deze bepaling van toepassing is, heeft dan het recht die informatie of intellectuele eigendom zonder geografische beperking voor eigen commerciële doeleinden te gebruiken.

6. Elke partij zorgt ervoor dat de andere partij en haar deelnemers over de intellectuele-eigendomsrechten kunnen beschikken die hun overeenkomstig deze beginselen zijn toegekend.

7. Met inachtneming van de mededingingsvoorwaarden op de onder het protocol vallende gebieden streeft elke partij ernaar dat de krachtens dit protocol en de daaruit voortvloeiende regelingen verkregen rechten zodanig worden uitgeoefend, dat met name i) de verspreiding en het gebruik van gegevens die in het kader van het protocol zijn ontstaan, bekendgemaakt of anderszins beschikbaar gesteld, worden aangemoedigd en ii) de vaststellingen de uitvoering van internationale normen worden bevorderd.

8. De beëindiging of het aflopen van dit protocol zal van generlei invloed zijn op de uit deze bijlage voortvloeiende rechten of verplichtingen.

III. Internationale overeenkomsten

Intellectuele-eigendomsrechten die aan de partijen of hun deelnemers toebehoren, worden behandeld in overeenstemming met de terzake geldende internationale overeenkomst, met inbegrip van de TRIPS-overeenkomst (overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, die door de Wereldhandelsorganisatie wordt beheerd), de Conventie van Bern (Akte van Parijs 1971), alsmede de Conventie van Parijs (Akte van Stockholm 1967).

IV. Wetenschappelijke publicaties

Behoudens het bepaalde in deel V en tenzij in het PTB anders overeengekomen, geschiedt de publicatie van de onderzoeksresultaten gezamenlijk door de partijen of de deelnemers aan dat onderzoek. Naast deze algemene regel is nog het volgende van toepassing:

1. Indien door een partij of door de overheidsorganen van die partij wetenschappelijke en technische tijdschriften, artikelen, rapporten, boeken, video-opnamen of computerprogramma's worden gepubliceerd die het resultaat zijn van gemeenschappelijk onderzoek in het kader van dit protocol, ontstaat voor de andere partij het wereldwijd geldende alomvattende, onherroepelijke recht met vrijstelling van royalty's om die werken te vertalen, te reproduceren, te bewerken, te verspreiden en openbaar te maken.

2. De partijen streven naar verspreiding op een zo groot mogelijke schaal van wetenschappelijke geschriften die het resultaat zijn van gemeenschappelijk onderzoek uit hoofde van dit protocol en die door onafhankelijke uitgevers zijn gepubliceerd.

3. Op alle voor publicatie bestemde exemplaren van een werk waarop auteursrechten rusten en dat volgens deze bepaling tot stand is gekomen, dient de naam van de auteur(s) van het werk te worden vermeld, tenzij de auteur uitdrukkelijk wenst daar vanaf te zien. Ook moet op een duidelijk zichtbare plaats worden verwezen naar de medewerking en de steun van de partijen.

V. Niet openbaar te maken informatie

A. Schriftelijke niet openbaar te maken informatie

1. Elke partij, haar instanties of haar deelnemers, naar gelang van het geval, stelt in een zo vroeg mogelijk stadium en bij voorkeur in het PTB, vast welke informatie zij niet openbaar wenst te maken met betrekking tot dit protocol. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met:

a) het geheime karakter van de informatie, in die zin dat de gegevens - als geheel of in de gegeven samenstelling van de onderdelen - niet algemeen bekend zijn bij deskundigen en voor hen ook niet gemakkelijk toegankelijk zijn met wettige middelen;

b) de feitelijke of de potentiële handelswaarde van de informatie ingevolge het geheime karakter ervan;

c) de voorafgaande bescherming van de informatie, in die zin dat door de wettelijk bevoegde persoon onder de gegeven omstandigheden redelijke maatregelen zijn genomen om de geheimhouding van de gegevens te verzekeren.

De partijen, hun instanties en hun deelnemers, naar gelang van het geval, mogen in bepaalde gevallen overeenkomen dat, tenzij anders aangegeven, de bij het gemeenschappelijk onderzoek in het kader van dit protocol verschafte, uitgewisselde of gecreëerde informatie geheel of gedeeltelijk geheim moet blijven.

2. Elke partij zorgt ervoor dat niet openbaar te maken informatie door de andere partij gemakkelijk als zodanig kan worden herkend, bijvoorbeeld door een passend kenteken of een beperkend opschrift. Dit geldt ook voor de gehele of gedeeltelijke reproductie van de gegevens in kwestie.

Een partij die uit hoofde van dit protocol niet openbaar te maken informatie ontvangt, respecteert het vertrouwelijke karakter van deze gegevens. Deze beperkingen worden automatisch opgeheven wanneer de gegevens in kwestie door de eigenaar worden vrijgegeven.

3. In het kader van het protocol verstrekte niet openbaar te maken informatie mag door de ontvangende partij of haar organisatie worden verspreid onder personen die behoren tot of in dienst zijn van de ontvangende partij of organisatie, welke voor de specifieke doeleinden van het lopende gemeenschappelijke onderzoek gemachtigd zijn, mits deze geheime gegevens krachtens een schriftelijk akkoord inzake de vertrouwelijkheid worden verspreid en gemakkelijk - zoals boven vermeld - als zodanig kunnen worden herkend.

4. Indien de partij die niet openbaar te maken gegevens verstrekt, hiermee schriftelijk instemt, mag de ontvangende partij deze gegevens op een ruimere schaal verspreiden dan volgens punt 3 is toegestaan. De partijen werken samen procedures uit voor het aanvragen en verkrijgen van voorafgaande schriftelijke toestemming voor de verspreiding op ruimere schaal; elke partij verleent deze goedkeuring voorzover dit in het kader van haar binnenlands beleid en haar nationale voorschriften en wetten mogelijk is.

B. Niet-schriftelijke niet openbaar te maken informatie

Niet op schrift gestelde niet openbaar te maken gegevens of andere vertrouwelijke informatie die worden verstrekt tijdens studiedagen en andere bijeenkomsten welke in het kader van dit protocol plaatsvinden, of gegevens verkregen door de indienstneming van personeel, het gebruik van voorzieningen of gemeenschappelijke projecten, worden door de partijen of hun deelnemers behandeld overeenkomstig de in het protocol voor schriftelijke informatie vastgestelde beginselen, mits de ontvanger van dergelijke niet openbaar te maken of anderszins vertrouwelijke gegevens is gewezen op het vertrouwelijke karakter van de meegedeelde informatie, op het tijdstip waarop deze mededeling plaatsvindt.

C. Beheer

Elke partij probeert ervoor te zorgen dat niet openbaar te maken informatie die zij uit hoofde van dit protocol ontvangt, wordt beheerd zoals in het protocol is bepaald. Indien één van de partijen zich realiseert dat zij niet in staat is, of redelijkerwijs verwacht niet in staat te zullen zijn, om de in de punten A en B vervatte bepalingen inzake niet-verspreiding na te leven, stelt zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis. De betrokken partijen plegen vervolgens overleg om een passende gedragslijn vast te stellen.

Aanhangsel bij bijlage A

Globale kenmerken van een plan voor technologiebeheer (PTB)

Het PTB is een specifieke overeenkomst die de deelnemers sluiten over het verrichten van gezamenlijk onderzoek en de respectieve rechten en verplichtingen van de deelnemers.

Wat de intellectuele eigendom betreft, omvat het PTB doorgaans onder meer een regeling betreffende eigendom, bescherming, gebruikersrechten voor onderzoek en ontwikkelingsdoeleinden, exploitatie en verspreiding, met inbegrip van regelingen voor gezamenlijke publicatie, de rechten en verplichtingen van gastonderzoekers en procedures voor de beslechting van geschillen. Het PTB kan ook een regeling bevatten omtrent prioritaire en achtergrondinformatie, het verlenen van vergunningen en de te leveren prestaties.

BIJLAGE B

FINANCIËLE REGELS VOOR DE IN ARTIKEL 5 VAN DIT PROTOCOL BEDOELDE FINANCIËLE BIJDRAGE VAN CYPRUS

1. Vaststelling van de financiële bijdrage

1.1. Zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van elk begrotingsjaar deelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen Cyprus, samen met de nodige achtergrondinformatie, het volgende mee:

a) de bedragen van de vastleggingskredieten op de staat van uitgaven van het voorontwerp van de begroting van de Europese Gemeenschappen, die betrekking hebben op het vijfde kaderprogramma;

b) het op basis van het voorontwerp van algemene begroting geraamde bedrag van de bijdrage van Cyprus in verband met zijn deelname aan het vijfde kaderprogramma,

en stelt zij tevens het in artikel 4 van dit protocool bedoelde comité hiervan in kennis.

Om de interne begrotingsprocedures te vergemakkelijken, verschaffen de diensten van de Commissie echter uiterlijk op 30 mei van elk jaar reeds de corresponderende indicatieve bedragen.

1.2. Zodra de algemene begroting definitief is vastgesteld, deelt de Commissie Cyprus de bovenstaande met de deelname van Cyprus corresponderende bedragen op de staat van uitgaven mee.

2. Betalingsprocedures

2.1. Uiterlijk op 1 januari en 15 juni van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Cyprus een verzoek tot storting in verband met de bijdrage van Cyprus in het kader van dit protocol. Dit verzoek tot storting betreft de betaling van respectievelijk:

- zes twaalfden van de bijdrage van Cyprus uiterlijk op 20 februari,

- zes twaalfden van de bijdrage van Cyprus uiterlijk op 15 juli.

De uiterlijk op 20 februari te betalen zes twaalfden worden evenwel berekend op basis van het bedrag dat in de staat van ontvangsten van het voorontwerp van algemene begroting is opgenomen. Het aldus betaalde bedrag wordt geregulariseerd bij de betaling van de uiterlijk op 15 juli te betalen zes twaalfden.

2.2. Voor het eerste jaar van de uitvoering van dit protocol doet de Commissie binnen 30 dagen na de inwerkingtreding ervan een eerste verzoek tot storting. Indien dit verzoek na 15 juni wordt gedaan, dan betreft het de betaling, binnen 30 dagen, van twaalf twaalfden van de bijdrage van Cyprus, berekend op basis van het bedrag dat in de staat van ontvangsten van de begroting is opgenomen.

2.3. De bijdragen van Cyprus worden uitgedrukt en betaald in euro.

2.4. Cyprus betaalt zijn bijdrage in het kader van dit protocol volgens het in de punten 2.1 en 2.2 vermelde tijdschema. Voor elke te late betaling wordt interest betaald ten belope van de Interbank Offered Rate (Euribor) voor één maand in euro als gegeven door Telerate. Dit percentage wordt met 1,5 % verhoogd voor elke maand uitstel. De verhoogde interest geldt voor de gehele periode van de betalingsachterstand. De intererst is evenwel pas verschuldigd als de betaling meer dan 30 dagen na de in de punten 2.1 en 2.2 vermelde termijnen plaatsvindt.

2.5. Reiskosten van vertegenwoordigers en deskundigen van Cyprus in verband met deelname aan de werkzaamheden van het in artikel 4, artikel 6, lid 3, en artikel 8, lid 1, van dit protocol genoemd comité en de bij de tenuitvoerlegging van het vijfde kaderprogramma betrokken comités worden door de Commissie vergoed op dezelfde grondslag als de vertegenwoordigers en deskundigen van de lidstaten van de Europese Unie, en zulks volgens de momenteel geldende procedures.

3. Voorwaarden voor de tenuitvoerlegging

3.1. De financiële bijdrage van Cyprus aan het vijfde kaderprogramma overeenkomstig artikel 5 van het protocol blijft normaliter gedurende het betrokken begrotingsjaar ongewijzigd.

3.2. Bij de afsluiting van de rekeningen over elk begrotingsjaar (n) gaat de Commissie in het kader van de opstelling van de jaarrekening over tot een regularisering van de rekeningen in verband met de bijdrage van Cyprus, rekening houdend met wijzigingen die zich in de loop van het begrotingsjaar hebben voorgedaan door overschrijvingen, annuleringen, overboeking, vrijgekomen kredieten of aanvullende en gewijzigde begrotingen. Deze regularisatie vindt plaats ten tijde van de tweede betaling voor het jaar n+1. Verdere regulariseringen vinden ieder jaar plaats tot en met juli 2006.

Betalingen van Cyprus worden als in de begroting opgenomen ontvangsten geboekt voor de Gemeenschapsprogramma's onder de passende begrotingslijn van de staat van ontvangsten van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

Het financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het beheer van de kredieten.

4. Informatie

Uiterlijk op 31 mei van elk begrotingsjaar (n+1) wordt de staat van de kredieten voor het vijfde kaderprogramma in verband met het voorgaande begrotingsjaar (n) opgesteld en ter informatie aan Cyprus toegezonden in de voor de jaarrekening van de Commissie gebruikelijke opmaak.

Top