Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 21997D0524(01)

    Besluit nr. 1/97 van de Associatieraad, associatie tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten enerzijds en de Republiek Bulgarije anderzijds, van 6 mei 1997 tot wijziging van Protocol 4 bij de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand komt tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten enerzijds, en de Republiek Bulgarije anderzijds

    PB L 134 van 24.5.1997, p. 1–99 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1997/302/oj

    21997D0524(01)

    Besluit nr. 1/97 van de Associatieraad, associatie tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten enerzijds en de Republiek Bulgarije anderzijds, van 6 mei 1997 tot wijziging van Protocol 4 bij de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand komt tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten enerzijds, en de Republiek Bulgarije anderzijds

    Publicatieblad Nr. L 134 van 24/05/1997 blz. 0001 - 0099


    BESLUIT Nr. 1/97 VAN DE ASSOCIATIERAAD, ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN HUN LID-STATEN ENERZIJDS EN DE REPUBLIEK BULGARIJE ANDERZIJDS,

    van 6 mei 1997 tot wijziging van Protocol 4 bij de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand komt tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten enerzijds, en de Republiek Bulgarije anderzijds (97/302/EGKS, EG, Euratom)

    DE ASSOCIATIERAAD,

    gelet op de op 8 maart 1993 te Brussel ondertekende Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand komt tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten enerzijds en de Republiek Bulgarije anderzijds (1), inzonderheid op artikel 32 van Protocol nr. 4,

    overwegende dat het wenselijk is de cumulatieregeling uit te breiden tot materialen van oorsprong uit de Europese Gemeenschap, Bulgarije, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Polen, Roemenië, Letland, Litouwen, Estland, Slovenië, de Europese Economische Ruimte, IJsland, Noorwegen en Zwitserland ten einde het handelsverkeer te vereenvoudigen en de doeltreffendheid van de Overeenkomst te vergroten; dat de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" gewijzigd dient te worden;

    overwegende dat een gemeenschappelijke verklaring betreffende Protocol nr. 4 dient te worden opgesteld om ervoor te zorgen dat deze Overeenkomst ook op goederen van oorsprong uit Andorra en San Marino kan worden toegepast;

    overwegende dat in verband met de uitbreiding van de cumulatieregeling en ter voorkoming van het ontduiken van douanerechten in Protocol nr. 4 nieuwe bepalingen dienen te worden opgenomen betreffende het verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten;

    overwegende dat de in het Protocol omschreven oorsprongverlenende be- of verwerkingen alsook de bepalingen inzake het bewijs van de oorsprong gewijzigd dienen te worden om het handelsverkeer vlotter te doen verlopen en de administratieve formaliteiten te vereenvoudigen;

    overwegende dat de omschrijvingen van oorsprongverlenende be- of verwerkingen gewijzigd dienen te worden om met de ontwikkelingen van de techniek rekening te houden; dat de lijst van oorsprongverlenende be- en verwerkingen in het licht van de ervaring kan worden verbeterd door deze tot alle posten van het geharmoniseerd systeem (GS) uit te breiden; dat bij het aanbrengen van technische wijzigingen in de lijst van oorsprongverlenende be- en verwerkingen rekening dient te worden gehouden met de wijzigingen van het GS die op 1 januari 1996 in werking treden;

    overwegende dat het voor het goed functioneren van de Overeenkomst dienstig is alle relevante bepalingen in één enkele tekst op te nemen om het werk van gebruikers en douaneadministraties te vereenvoudigen;

    BESLUIT:

    Artikel 1

    Protocol nr. 4 wordt vervangen door de aan dit besluit gehechte tekst, samen met de relevante gemeenschappelijke verklaringen.

    Artikel 2

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1997.

    Gedaan te Brussel, 6 mei 1997.

    Voor de Associatieraad

    De Voorzitter

    H. VAN MIERLO

    (1) PB nr. L 358 van 31. 12. 1994, blz. 3.

    PROTOCOL Nr. 4 betreffende de definitie van het begrip "Produkten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking

    INHOUDSOPGAVE

    Bladzijde

    TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN . 4

    - Artikel 1 Definities . 4

    TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUKTEN VAN OORSPRONG" . 4

    - Artikel 2 Algemene voorwaarden . 4

    - Artikel 3 Bilaterale cumulatie van de oorsprong . 4

    - Artikel 4 Diagonale cumulatie van de oorsprong . 5

    - Artikel 5 Geheel en al verkregen produkten . 5

    - Artikel 6 Toereikende bewerking of verwerking . 6

    - Artikel 7 Niet-toereikende bewerking of verwerking . 6

    - Artikel 8 Determinerende eenheid . 6

    - Artikel 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen . 7

    - Artikel 10 Stellen of assortimenten . 7

    - Artikel 11 Neutrale elementen . 7

    TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN . 7

    - Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel . 7

    - Artikel 13 Rechtstreeks vervoer . 7

    - Artikel 14 Tentoonstellingen . 8

    TITEL IV TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN . 8

    - Artikel 15 Verbod op teruggave of vrijstelling van rechten . 8

    TITEL V BEWIJS VAN DE OORSPRONG . 9

    - Artikel 16 Algemene voorwaarden . 9

    - Artikel 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 . 9

    - Artikel 18 Afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat . 10

    - Artikel 19 Afgifte van een duplicaat van een EUR.1-certificaat . 10

    - Artikel 20 Afgifte van een EUR.1-certificaat aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong . 10

    - Artikel 21 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring . 10

    - Artikel 22 Toegelaten exporteur . 11

    - Artikel 23 Geldigheid van het bewijs van de oorsprong . 11

    - Artikel 24 Overlegging van het bewijs van de oorsprong . 11

    - Artikel 25 Invoer in deelzendingen . 11

    - Artikel 26 Vrijstelling van het bewijs van de oorsprong . 11

    - Artikel 27 Bewijsstukken . 12

    - Artikel 28 Bewaring van oorsprongsbewijzen en andere bewijsstukken . 12

    - Artikel 29 Verschillen en vormfouten . 12

    - Artikel 30 In ecu uitgedrukte bedragen . 12

    TITEL VI REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING . 13

    - Artikel 31 Wederzijdse bijstand . 13

    - Artikel 32 Controle van de oorsprongsbewijzen . 13

    - Artikel 33 Regeling van geschillen . 13

    - Artikel 34 Sancties . 13

    - Artikel 35 Vrije zones . 13

    TITEL VII CEUTA EN MELILLA . 14

    - Artikel 36 Toepassing van het Protocol . 14

    - Artikel 37 Bijzondere voorwaarden . 14

    TITEL VIII SLOTBEPALINGEN . 14

    - Artikel 38 Wijzigingen van het Protocol . 14

    TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1 Definities

    Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:

    a) "vervaardiging": elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

    b) "materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het produkt worden gebruikt;

    c) "produkt": het verkregen produkt, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander produkt te worden gebruikt;

    d) "goederen": zowel materialen als produkten;

    e) "douanewaarde": de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);

    f) "prijs af fabriek": de prijs die voor het produkt af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Bulgarije in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen produkt wordt uitgevoerd;

    g) "waarde van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of Bulgarije is betaald;

    h) "waarde van de materialen van oorsprong": de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

    i) "toegevoegde waarde": de prijs af fabriek min de douanewaarde van de in het produkt opgenomen goederen die niet van oorsprong zijn uit het land waarin het produkt werd verkregen;

    j) "hoofdstukken" en "posten": de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit Protocol "het geharmoniseerd systeem" of "GS" genoemd;

    k) "ingedeeld": de indeling van een produkt of materiaal onder een bepaalde post;

    l) "zending": produkten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur;

    m) "gebieden" omvatten: ook de territoriale wateren.

    TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUKTEN VAN OORSPRONG"

    Artikel 2 Algemene voorwaarden

    1. Voor de toepassing van de Overeenkomst worden de volgende produkten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap:

    a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen produkten in de zin van artikel 5 van dit Protocol;

    b) in de Gemeenschap verkregen produkten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit Protocol;

    c) goederen van oorsprong uit de Europese Economische Ruimte (EER), in de zin van Protocol nr. 4 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

    2. Voor de toepassing van de Overeenkomst worden de volgende produkten beschouwd van oorsprong te zijn uit Bulgarije:

    a) geheel en al in Bulgarije verkregen produkten, in de zin van artikel 5 van dit Protocol;

    b) in Bulgarije verkregen produkten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Bulgarije een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit Protocol.

    Artikel 3 Bilaterale cumulatie van de oorsprong

    1. Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap worden beschouwd materialen van oorsprong uit Bulgarije te zijn indien ze in een aldaar verkregen produkt zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7, lid 1, van dit Protocol genoemde be- of verwerkingen.

    2. Materialen van oorsprong uit Bulgarije worden beschouwd materialen van oorsprong uit de Gemeenschap te zijn wanneer ze in een aldaar verkregen produkt zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7, lid 1, van dit Protocol genoemde be- of verwerkingen.

    Artikel 4 Diagonale cumulatie van de oorsprong

    1. Onder voorbehoud van de leden 2 en 3 worden materialen van oorsprong uit Hongarije, Polen, Tsjechië, Slowakije, Roemenië, Letland, Litouwen, Estland, Slovenië, IJsland, Noorwegen of Zwitserland in de zin van de Overeenkomsten tussen de Gemeenschap en Bulgarije en deze landen beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap of Bulgarije indien ze in een aldaar verkregen produkt zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.

    2. Produkten die ingevolge lid 1 het karakter van produkt van oorsprong hebben verkregen, behouden het karakter van produkt van oorsprong uit de Gemeenschap of Bulgarije uitsluitend indien de aldaar toegevoegde waarde hoger is dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 genoemde landen. Indien dit niet het geval is worden de produkten beschouwd van oorsprong te zijn uit het in lid 1 genoemde land dat de hoogste waarde van de gebruikte materialen van oorsprong vertegenwoordigt. Bij het toekennen van de oorsprong wordt geen rekening gehouden met de materialen van oorsprong uit de andere in lid 1 genoemde landen die in de Gemeenschap of Bulgarije een voldoende be- of verwerking hebben ondergaan.

    3. Cumulatie op grond van dit artikel kan slechts worden toegepast indien de gebruikte materialen het karakter van produkt van oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan de in dit Protocol opgenomen oorsprongsregels. De Gemeenschap en Bulgarije delen elkaar, via de Europese Commissie, de gegevens mede over de overeenkomsten die zij met de andere in lid 1 genoemde landen hebben gesloten en over de daarin opgenomen oorsprongsregels.

    4. De Europese Commissie zal in de C-serie van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendmaken op welke datum de in lid 1 bedoelde landen aan de in lid 3 vervatte verplichtingen hebben voldaan.

    Artikel 5 Geheel en al verkregen produkten

    1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Bulgarije verkregen worden beschouwd:

    a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen produkten;

    b) aldaar geoogste produkten van het plantenrijk;

    c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;

    d) produkten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;

    e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;

    f) produkten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of Bulgarije uit de zee gewonnen produkten;

    g) produkten uitsluitend uit de onder f) bedoelde produkten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;

    h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen; met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

    i) afval afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

    j) produkten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;

    k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde produkten zijn vervaardigd.

    2. De termen "hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen

    a) die in een Lid-Staat van de Gemeenschap of Bulgarije zijn ingeschreven of geregistreerd;

    b) die de vlag van een Lid-Staat van de Gemeenschap of van Bulgarije voeren;

    c) die voor ten minste 50 procent toebehoren aan onderdanen van Lid-Staten van de Gemeenschap of van Bulgarije of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van een Lid-Staat van de Gemeenschap of van Bulgarije, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan;

    d) waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van Lid-Staten van de Gemeenschap of van Bulgarije; en

    e) waarvan de bemanning voor ten minste 75 procent uit onderdanen van Lid-Staten van de Gemeenschap of van Bulgarije bestaat.

    Artikel 6 Toereikende bewerking of verwerking

    1. Voor de toepassing van artikel 2 worden produkten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in Bijlage II is voldaan.

    Deze voorwaarden geven voor alle onder deze Overeenkomst vallende produkten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van produkt van oorsprong te verkrijgen en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een produkt dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat produkt heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander produkt, de voorwaarden die van toepassing zijn op het produkt waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.

    2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald produkt niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:

    a) wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 procent van de prijs af fabriek van het produkt;

    b) wanneer in de lijst een of meer percentages zijn gegeven voor de maximumwaarde van de materialen die niet van oorsprong zijn, en deze percentages door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.

    Dit lid is niet van toepassing op de produkten die onder de Hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld.

    3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7.

    Artikel 7 Ontoereikende bewerking of verwerking

    1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:

    a) behandelingen om de produkten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere produkten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke verrichtingen);

    b) eenvoudige verrichtingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen), wassen, verven en snijden;

    c) i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli;

    ii) eenvoudig bottelen, verpakken in zakken, etuis, dozen of blikken, bevestigen op kaartjes of plankjes, enz., en alle andere eenvoudige verpakkingshandelingen;

    d) het aanbrengen van merken, etiketten of soortgelijke onderscheidingstekens op de produkten zelf of op hun verpakkingen;

    e) eenvoudig mengen van produkten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit Protocol om als produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Bulgarije te worden beschouwd;

    f) eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig produkt;

    g) twee of meer van de onder a) tot en met f) vermelde behandelingen te zamen;

    h) het slachten van dieren.

    2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald produkt heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit produkt in de Gemeenschap of in Bulgarije heeft ondergaan tezamen genomen.

    Artikel 8 Determinerende eenheid

    1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol is het produkt dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

    Hieruit volgt dat:

    a) wanneer een produkt, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

    b) wanneer een zending bestaat uit een aantal eendere produkten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk produkt voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol afzonderlijk moet worden genomen.

    2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

    Artikel 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

    Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

    Artikel 10 Stellen of assortimenten

    Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit produkten van oorsprong en produkten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de produkten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

    Artikel 11 Neutrale elementen

    Om te bepalen of een produkt van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van:

    a) energie en brandstof;

    b) fabrieksuitrusting;

    c) machines en werktuigen;

    d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het produkt niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen; die bij de vervaardiging gebruikt kunnen zijn.

    TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN

    Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel

    1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Bulgarije zijn voldaan, behoudens het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder c) en artikel 4.

    2. Produkten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Bulgarije naar een ander land worden uitgevoerd en daarna weer worden ingevoerd, kunnen, behoudens het bepaalde in artikel 4, niet langer als produkten van oorsprong worden beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

    a) de wederingevoerde goederen dezelfde goederen zijn als de eerder uitgevoerde goederen; en

    b) dat zij tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.

    Artikel 13 Rechtstreeks vervoer

    1. De bij deze Overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op produkten die aan de voorwaarden van dit Protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Bulgarije of over het grondgebied van een ander in artikel 4 bedoeld land zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

    Produkten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Bulgarije worden vervoerd.

    2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:

    a) een enkel vervoerdocument dat in het land van uitvoer is opgesteld ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer, of

    b) een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin:

    i) de goederen nauwkeurig zijn omschreven,

    ii) de data zijn vermeld waarop de produkten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, of van de andere gebruikte vervoermiddelen; en

    iii) een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de goederen in het land van doorvoer verbleven;

    c) hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

    Artikel 14 Tentoonstellingen

    1. De Overeenkomst is van toepassing op produkten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan een in artikel 4 genoemd land zijn verzonden en die na de tentoonstelling in de Gemeenschap of in Bulgarije worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    a) een exporteur deze produkten vanuit de Gemeenschap of Bulgarije naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

    b) deze exporteur de produkten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Bulgarije;

    c) de produkten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden; en

    d) de produkten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

    2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de aard van de produkten en de voorwaarden waarop zij werden tentoongesteld.

    3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse produkten worden gehouden, en gedurende welke de produkten onder douanetoezicht zijn gebleven.

    TITEL IV TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN

    Artikel 15 Verbod op teruggave of vrijstelling van rechten

    1. a) Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van produkten van oorsprong uit de Gemeenschap, Bulgarije of een van de andere in artikel 4 genoemde landen in de zin van dit Protocol waarvoor overeenkomstig de bepalingen van Titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Bulgarije niet in aanmerking voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

    b) De onder Hoofdstuk 3 en de posten 1604 en 1605 van het geharmoniseerd systeem ingedeelde produkten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van dit Protocol, zoals bepaald in artikel 2, lid 1, onder c), waarvoor overeenkomstig het bepaalde in Titel V een bewijs van de oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

    2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Bulgarije van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt en op de in lid 1, onder b) bedoelde produkten, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de produkten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze produkten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.

    3. De exporteur van produkten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient op verzoek van de douaneautoriteiten steeds bereid te zijn alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken produkten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, inderdaad zijn betaald.

    4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke artikelen niet van oorsprong zijn.

    5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de Overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwprodukten overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst.

    6. In afwijking van lid 1 mag Bulgarije regelingen toepassen voor de vrijstelling of teruggave van douanerechten en heffingen van gelijke werking op materialen die bij de vervaardiging van produkten van oorsprong zijn gebruikt, onder het volgende voorbehoud:

    a) een douanerecht van 5 %, of een lager recht indien dit in Bulgarije van toepassing is, wordt geheven op produkten die onder de Hoofdstukken 25 tot en met 49 en 64 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld,

    b) een douanerecht van 10 %, of een lager recht indien dit in Bulgarije van toepassing is, wordt geheven op produkten die onder de Hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld.

    Dit lid is tot en met 31 december 1998 van toepassing en kan in onderling overleg worden herzien.

    TITEL V BEWIJS VAN DE OORSPRONG

    Artikel 16 Algemene voorwaarden

    1. Deze Overeenkomst is van toepassing op produkten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Bulgarije worden ingevoerd en produkten van oorsprong uit Bulgarije die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van:

    a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in Bijlage III is opgenomen; of

    b) in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in Bijlage IV is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument en waarin de produkten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (hierna "factuurverklaring" genoemd).

    2. Niettegenstaande lid 1 vallen produkten van oorsprong in de zin van dit Protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze Overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.

    Artikel 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

    1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 (hierna "EUR.1-certificaat" genoemd) wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

    2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het EUR.1-certificaat als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in Bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de Overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De produkten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.

    3. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, dient op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds bereid te zijn de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken produkten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.

    4. Het EUR.1-certificaat wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap of van Bulgarije indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als produkten van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Bulgarije of uit een van de andere in artikel 4 genoemde landen en indien aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.

    5. De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de produkten inderdaad van oorsprong zijn en of aan alle andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de boeken van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Deze douaneautoriteiten zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zo is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

    6. De datum van afgifte van het EUR.1-certificaat wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.

    7. Een EUR.1-certificaat wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.

    Artikel 18 Afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat

    1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een EUR.1-certificaat bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien

    a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;

    b) ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het EUR.1-certificaat wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

    2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de produkten waarop het EUR.1-certificaat betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.

    3. De douaneautoriteiten kunnen eerst tot afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

    4. Op een achteraf afgegeven EUR.1-certificaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

    "NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT", "DÉLIVRÉ A POSTERIORI", "RILASCIATO A POSTERIORI", "AFGEGEVEN A POSTERIORI", "ISSUED RETROSPECTIVELY", "UDSTEDT EFTERFØLGENDE", "ÅÊÄÏÈÅÍ ÅÊ ÔÙÍ ÕÓÔÅÑÙÍ", "EXPEDIDO A POSTERIORI", "EMITIDO A POSTERIORI", "ANNETTU JÄLKIKÄTEEN", "UTFÄRDAT I EFTERHAND", ">REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    ".

    5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het EUR.1-certificaat.

    Artikel 19 Afgifte van een duplicaat van een EUR.1-certificaat

    1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een EUR.1-certificaat, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

    2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

    "DUPLIKAT", "DUPLICATA", "DUPLICATO", "DUPLICAAT", "DUPLICATE", "ÁÍÔÉÃÑÁÖÏ", "DUPLICADO", "SEGUNDA VIA", "KAKSOISKAPPALE", ">REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    ".

    3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het duplicaat van het EUR.1-certificaat.

    4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke EUR.1-certificaat geldt vanaf die datum.

    Artikel 20 Afgifte van een EUR.1-certificaat aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

    Voor produkten van oorsprong die in de Gemeenschap of Bulgarije onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1-certificaten worden vervangen bij verzending van deze produkten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Bulgarije. Dit certificaat of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de produkten toezicht houdt.

    Artikel 21 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring

    1. De in artikel 16, lid 1, onder b) genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:

    a) een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22;

    b) een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die produkten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6000 ecu bedraagt.

    2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de produkten als van oorsprong uit de Gemeenschap, Bulgarije of een van de in artikel 4 genoemde landen kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit Protocol voldoen.

    3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds bereid zijn de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken produkten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.

    4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in Bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring mag ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden geschreven.

    5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.

    6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de produkten waarop ze betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de produkten waarop ze betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.

    Artikel 22 Toegelaten exporteur

    1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur die veelvuldig produkten verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken produkten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de produkten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit Protocol.

    2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.

    3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe dat in de factuurverklaringen wordt vermeld.

    4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

    5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning steeds intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.

    Artikel 23 Geldigheid van het bewijs van de oorsprong

    1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.

    2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

    3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de produkten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

    Artikel 24 Overlegging van het bewijs van de oorsprong

    Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van dit bewijs verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de produkten aan de voorwaarden voor de toepassing van de Overeenkomst voldoen.

    Artikel 25 Invoer in deelzendingen

    Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde produkten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de Afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

    Artikel 26 Vrijstelling van bewijs van de oorsprong

    1. Produkten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als produkten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leggen, voor zover aan zulke produkten ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit Protocol voldoen en er over de juistheid van een dergelijke verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier C2/CP3 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

    2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van produkten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de reiziger of de leden van zijn gezin, voor zover noch de aard noch de hoeveelheid van de produkten op commerciële doeleinden wijzen.

    3. Voorts mag de totale waarde van deze produkten niet meer bedragen dan 500 ecu voor kleine zendingen of 1 200 ecu voor produkten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

    Artikel 27 Bewijsstukken

    De in artikel 17, lid 3 en artikel 21, lid 3 bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat produkten die door een EUR.1-certificaat of een factuurverklaring worden gedekt produkten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Bulgarije of een van de andere in lid 4 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit Protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:

    a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de produkten te verkrijgen;

    b) in de Gemeenschap of in Bulgarije afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

    c) in de Gemeenschap of in Bulgarije afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in Bulgarije blijkt;

    d) EUR.1-certificaten of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit Protocol in de Gemeenschap of in Bulgarije zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de in artikel 4 genoemde landen zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels in dit Protocol.

    Artikel 28 Bewaring van de oorsprongsbewijzen en andere bewijsstukken

    1. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, bewaart de in artikel 17, lid 3 bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar.

    2. De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 21, lid 3, bedoelde documenten gedurende een periode van ten minste drie jaar.

    3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een EUR.1-certificaat afgeven bewaren het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende een periode van ten minste drie jaar.

    4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de EUR.1-certificaten en factuurverklaringen die bij hen werden ingediend gedurende een periode van ten minste drie jaar.

    Artikel 29 Verschillen en vormfouten

    1. Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens in het bewijs van oorsprong en de gegevens in de documenten die in verband met de formaliteiten bij invoer bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het bewijs van oorsprong daardoor niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het wel degelijk met de aangebrachte produkten overeenstemt.

    2. Kennelijke vormfouten zoals typefouten op het bewijs van oorsprong maken dit document niet ongeldig indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

    Artikel 30 In ecu uitgedrukte bedragen

    1. Het land van uitvoer stelt de tegenwaarde vast in zijn nationale valuta van de in ecu uitgedrukte bedragen en deelt deze via de Europese Commissie aan de landen van invoer mede.

    2. Indien deze bedragen hoger zijn dan de overeenkomstige door het land van invoer vastgestelde bedragen, worden ze door laatstgenoemd land aanvaard indien de produkten gefactureerd zijn in de valuta van het land van uitvoer. Indien de produkten gefactureerd zijn in de valuta van een andere Lid-Staat van de Gemeenschap of van een ander in artikel 4 genoemd land, aanvaardt het land van invoer het door het betrokken land medegedeelde bedrag.

    3. De tegenwaarde van de ecu in een nationale valuta is gelijk aan de tegenwaarde van de ecu in die nationale valuta op de eerste werkdag van oktober 1996.

    4. De in ecu uitgedrukte bedragen en de tegenwaarde daarvan in de nationale valuta van de Lid-Staten van de Gemeenschap en Bulgarije worden op verzoek van de Gemeenschap of Bulgarije door het Associatiecomité herzien. Bij deze herziening ziet het Associatiecomité erop toe dat de bedragen in geen enkele nationale valuta zullen dalen. Voorts zal het Comité onderzoeken of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in ecu uitgedrukte bedragen te wijzigen.

    TITEL VI REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

    Artikel 31 Wederzijdse bijstand

    1. De douaneautoriteiten van de Lid-Staten van de Gemeenschap en van Bulgarije doen elkaar, via de Europese Commissie, afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van EUR.1-certificaten, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.

    2. Met het oog op de correcte toepassing van dit Protocol verlenen de Gemeenschap en Bulgarije elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1-certificaten en de factuurverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

    Artikel 32 Controle van de oorsprongsbewijzen

    1. De bewijzen van oorsprong worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd en wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken produkten of de naleving van de andere voorwaarden van dit Protocol.

    2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het EUR.1-certificaat, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

    3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Deze zijn in dit verband gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten.

    4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel de produkten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

    5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken produkten als produkten van oorsprong uit de Gemeenschap, Bulgarije of een van de in artikel 4 genoemde landen beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.

    6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de produkten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

    Artikel 33 Regeling van geschillen

    Geschillen ten aanzien van de in artikel 32 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit Protocol worden aan het Associatiecomité voorgelegd.

    In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

    Artikel 34 Sancties

    Tegen een ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel produkten onder de preferentiële regeling te doen vallen, worden sancties getroffen.

    Artikel 35 Vrije zones

    1. De Gemeenschap en Bulgarije nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat produkten die onder geleide van een bewijs van de oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.

    2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Bulgarije die onder dekking van een bewijs van de oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af te geven mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit Protocol overeenstemt.

    TITEL VII CEUTA EN MELILLA

    Artikel 36 Toepassing van het Protocol

    1. De in artikel 2 gebruikte term "Gemeenschap" heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.

    2. Produkten van oorsprong uit Bulgarije die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op produkten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Bulgarije zal op onder de Overeenkomst vallende produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toepassen als op produkten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.

    3. Bij toepassing van lid 2 op produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, is dit Protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 37.

    Artikel 37 Bijzondere voorwaarden

    1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, worden beschouwd als:

    1) produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

    a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen produkten;

    b) in Ceuta en Melilla verkregen produkten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde produkten zijn gebruikt, voor zover:

    i) deze produkten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6 van dit Protocol, of voor zover

    ii) deze produkten van oorsprong zijn uit Bulgarije of de Gemeenschap in de zin van dit Protocol en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;

    2) produkten van oorsprong uit Bulgarije:

    a) geheel en al in Bulgarije verkregen produkten;

    b) in Bulgarije verkregen produkten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde produkten zijn gebruikt, voor zover:

    i) deze produkten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit Protocol, of voor zover

    ii) deze produkten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap in de zin van dit Protocol en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, omschreven ontoereikende be- of verwerkingen.

    2. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.

    3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt "Bulgarije" en "Ceuta en Melilla" in vak 2 van het EUR.1-certificaat. Voor produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt het karakter van oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring.

    4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit Protocol in Ceuta en Melilla.

    TITEL VIII SLOTBEPALINGEN

    Artikel 38 Wijziging van het Protocol

    De Associatieraad kan besluiten de toepassing van de bepalingen van dit Protocol te wijzigen.

    BIJLAGE I

    AANTEKENINGEN BIJ DE LIJST IN BIJLAGE II

    Aantekening 1

    In deze lijst zijn de be- en verwerkingen omschreven waardoor produkten als voldoende be- of verwerkt worden beschouwd in de zin van artikel 6 van het Protocol.

    Aantekening 2

    2.1. In de eerste twee kolommen van de lijst is het verkregen produkt omschreven. Kolom 1 bevat het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerd systeem en kolom 2 de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom 3 of 4 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven.

    2.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het produkt in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepassing op alle produkten die volgens het geharmoniseerd systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten werden ingedeeld.

    2.3. Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende produkten die onder één post zijn ingedeeld, is bij ieder gedachtenstreepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 of 4 vermelde regel van toepassing is.

    2.4. Wanneer zowel in kolom 3 als in kolom 4 een regel is gegeven voor het in de kolommen 1 en 2 omschreven produkt, kan de exporteur kiezen welke regel - die in kolom 3 of die in kolom 4 - hij toepast. Indien in kolom 4 geen regel is gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast.

    Aantekening 3

    3.1. Op produkten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere produkten worden gebruikt, is artikel 6 van het Protocol van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze produkten worden gebruikt of in een andere fabriek in de Gemeenschap of in Bulgarije.

    Bijvoorbeeld:

    Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt niet hoger mag zijn dan 40 procent van de prijs af fabriek, is vervaardigd van ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed van post ex 7224.

    Indien dit smeedijzer in de Gemeenschap uit niet van oorsprong zijnde ingots werd vervaardigd, dan heeft het reeds de oorsprong verkregen krachtens de regel voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de motor telt het dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of in een andere fabriek in de Gemeenschap. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

    3.2. De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen. Mag een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald produktiestadium worden gebruikt, dan kan hetzelfde materiaal in een vroeger produktiestadium ook worden gebruikt. Hetzelfde materiaal in een later produktiestadium mag evenwel niet worden gebruikt.

    3.3. Onverminderd Aantekening 3.2 geldt dat wanneer volgens de regel "materialen van iedere post" mogen worden gebruikt, ook materialen van dezelfde post als het produkt mogen worden gebruikt, voor zover de regel verder geen beperkingen inhoudt. De uitdrukking "vervaardiging uit materialen van een willekeurige post met inbegrip van andere materialen van post . . ." betekent evenwel dat materialen van dezelfde post als het produkt slechts gebruikt mogen worden als de omschrijving ervan verschilt van die van het produkt in kolom 2.

    3.4. Wanneer volgens de regel in de lijst een produkt van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

    Bijvoorbeeld:

    Volgens de regel voor weefsels van post 5208 tot en met 5212 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt.

    3.5. Wanneer volgens een regel in de lijst een produkt uit een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, betekent dit niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen. (Zie ook aantekening 6.2 met betrekking tot textielprodukten.)

    Bijvoorbeeld:

    De regel voor post 1904 sluit nadrukkelijk het gebruik uit van granen en graanderivaten. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd mogen evenwel worden gebruikt.

    Dit geldt evenwel niet voor produkten die, hoewel zij niet kunnen worden vervaardigd uit het in de lijst genoemde materiaal, wel vervaardigd kunnen worden uit een materiaal van dezelfde aard in een vroeger produktiestadium.

    Bijvoorbeeld:

    Indien voor een kledingstuk van ex Hoofdstuk 62, van gebonden textielvlies, slechts het gebruik van garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, dan is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies - zelfs al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval zou het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen moeten bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium.

    3.6. Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages voor bepaalde materialen niet worden overschreden.

    Aantekening 4

    4.1. De term "natuurlijke vezels" in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term "natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.

    4.2. De term "natuurlijke vezels" omvat paardehaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003 en wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.

    4.3. De termen "textielmassa", "chemische materialen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.

    4.4. De term "synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.

    Aantekening 5

    5.1. Indien voor een bepaald produkt in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10 procent van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4).

    5.2. Deze in Aantekening 5.1 genoemde afwijking is evenwel slechts van toepassing op gemengde produkten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.

    Basistextielmaterialen zijn:

    - zijde,

    - wol,

    - grof haar,

    - fijn haar,

    - paardehaar (crin),

    - katoen,

    - papier en materiaal voor het vervaardigen van papier,

    - vlas,

    - hennep,

    - jute en andere bastvezels,

    - sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave,

    - kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels,

    - synthetische filamenten,

    - kunstmatige filamenten,

    - synthetische stapelvezels van polypropyleen,

    - synthetische stapelvezels van polyester,

    - synthetische stapelvezels van polyamide,

    - synthetische stapelvezels van polyacrylonitryl,

    - synthetische stapelvezels van polyimide,

    - synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen,

    - synthetische stapelvezels van polyfenyleensulfon,

    - synthetische stapelvezels van polyvinylchloride,

    - andere synthetische stapelvezels,

    - kunstmatige stapelvezels van viscose,

    - andere kunstmatige stapelvezels,

    - garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld,

    - garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld,

    - produkten van post 5605 (metaalgaren) waarin strippen zijn verwerkt bestaande uit een kern van aluminiumfolie of van kunststoffolie, al dan niet met aluminiumpoeder bedekt, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een transparant of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht,

    - andere produkten van post 5605.

    Bijvoorbeeld:

    Garen van post 5205, vervaardigd uit katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen.

    Bijvoorbeeld:

    Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd uit garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) of garens van wol die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel.

    Bijvoorbeeld:

    Getufte textielstoffen van post 5802, vervaardigd uit garens van katoen van post 5205 en uit weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd produkt wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd produkt is, vervaardigd uit onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

    Bijvoorbeeld:

    Indien de betrokken getufte textielstof is vervaardigd uit katoengarens van post 5205 en uit synthetisch weefsel van post 5407, dan zijn de gebruikte garens uiteraard van twee verschillende soorten basistextielmateriaal gemaakt en is de getufte textielstof bijgevolg een gemengd produkt.

    Bijvoorbeeld:

    Een getuft tapijt, vervaardigd uit zowel kunstmatige garens als uit katoengarens en met een grondlaag van jute, is een gemengd produkt omdat drie basistextielmaterialen zijn gebruikt. Derhalve mogen alle niet van oorsprong zijnde materialen die in een later produktiestadium zijn dan de regel toelaat, worden gebruikt, voor zover hun totale gewicht niet meer bedraagt dan 10 procent van het gewicht van de textielmaterialen van het tapijt. Zo zouden in dit produktiestadium zowel de jutegrondlaag als de kunstmatige garens ingevoerd kunnen zijn, voor zover aan de voorwaarden inzake het gewicht wordt voldaan.

    5.3. Voor weefsels die garens bevatten, "gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20 procent.

    5.4. Voor weefsels die strippen bevatten bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen 30 procent.

    Aantekening 6

    6.1. Wordt voor een bepaald textielprodukt in de lijst in een voetnoot naar deze aantekening verwezen, dan mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde produkten, worden gebruikt voor zover zij onder een andere post vallen dan het produkt en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8 procent van de prijs af fabriek van het produkt.

    6.2. Onverminderd Aantekening 6.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld bij de vervaardiging van textielprodukten vrij worden gebruikt, of ze nu textiel bevatten of niet.

    Bijvoorbeeld:

    Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bij voorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel.

    6.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

    Aantekening 7

    7.1. Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft, wordt onder "specifieke behandelingen" verstaan:

    a) vacuümdistillatie,

    b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (1),

    c) kraken,

    d) reforming,

    e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,

    f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,

    g) polymeriseren,

    h) alkyleren,

    i) isomeriseren.

    7.2. Wat de posten 2710 tot en met 2712 betreft, wordt onder "specifieke behandelingen" verstaan:

    a) vacuümdistillatie,

    b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (2),

    c) kraken,

    d) reforming,

    e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,

    f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,

    g) polymeriseren,

    h) alkyleren,

    i) isomeriseren,

    k) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde produkten met ten minste 85 procent wordt verlaagd (methode ASTM D 1 266-59 T),

    l) uitsluitend voor de produkten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren,

    m) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bij voorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een aangewezen behandeling aangemerkt,

    n) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze produkten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 procent van het volume ervan overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86,

    o) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading.

    7.3. Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van produkten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.

    (1) Zie aanvullende aantekening 4 b) bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.

    (2) Zie aanvullende aantekening 4 b) bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.

    BIJLAGE II

    LIJST VAN BE- OF VERWERKINGEN VAN MATERIALEN DIE NIET VAN OORSPRONG ZIJN WAARDOOR HET VERVAARDIGDE PRODUCT HET KARAKTER VAN PRODUCT VAN OORSPRONG VERKRIJGT

    Niet alle in de lijst genoemde producten vallen onder de overeenkomst. De lijst dient daarom samen met de andere delen van de overeenkomst te worden gelezen.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE III

    CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1 EN AANVRAAG OM EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

    Aanwijzingen voor het drukken

    1. De afmetingen van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 zijn 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, zodanig gelijmd dat het goed beschrijfbaar is en houtvrij, met een gewicht van ten minste 25 g/m². Het is voorzien van een groene geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

    2. De bevoegde instanties van de Lid-Staten van de Gemeenschap en Bulgarije kunnen zich het recht voorbehouden de certificaten zelf te drukken of te laten drukken door daartoe gemachtigde drukkerijen. In het laatste geval wordt op ieder certificaat van deze vergunning melding gemaakt. Op elk certificaat worden bovendien de naam en het adres van de drukker vermeld of wordt een merkteken ter identificatie van de drukker aangebracht. De certificaten worden van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien.

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    BIJLAGE IV

    FACTUURVERKLARING

    >BEGIN VAN DE GRAFIEK>

    Bij het opstellen van de factuurverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten behoeft echter niet in de verklaring te worden overgenomen.

    Nederlandse versie

    De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning nr. . . . (1)), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële . . .-oorsprong zijn (2).

    Spaanse versie

    El exportador de los productos incluidos en el presente documento (autorización aduanera no . . . (1)), declara que, salvo indicación en sentido contrario, estos productos gozan de un origen preferencial . . . (2).

    Deense versie

    Eksportøren af varer, der er omfattet af nærværende dokument, (toldmyndighedernes tilladelse nr. . . . (1)), erklærer, at varerne, medmindre andet tydeligt er angivet, har præferenceoprindelse i . . . (2).

    Duitse versie

    Der Ausführer (Ermächtigter Ausführer; Bewilligungs-Nr. . . . (1)), der Waren, auf die sich dieses Handelspapier bezieht, erklärt, daß diese Waren, soweit nicht anders angegeben, präferenzbegünstigte . . .-Ursprungswaren sind (2).

    Griekse versie

    Ï åîáãùãÝáò ôùí ðñïúüíôùí ðïõ êáëýðôïíôáé áðü ôï ðáñüí Ýããñáöï (Üäåéá ôåëùíåßïõ õð' áñéè. . . . (1)) dhl´vnei óti, ektów eán dhl´vnetai saf´vw állvw, ta proïónta aztá eínai protimhsiak´hw katagvg´hw . . . (2).

    Engelse versie

    The exporter of the products covered by this document (customs authorization No . . . (1)) declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of . . . preferential origin (2).

    Franse versie

    L'exportateur des produits couverts par le présent document [autorisation douanière no . . . (1)], déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l'origine préférentielle . . . (2).

    Italiaanse versie

    L'esportatore delle merci contemplate nel presente documento (autorizzazione doganale n. . . . (1)) dichiara che, salvo indicazione contraria, le merci sono di origine preferenziale (2).

    Portugese versie

    O abaixo assinado, exportador dos produtos cobertos pelo presente documento (autorização aduaneira no. . . . (1)), declara que, salvo expressamente indicado em contrário, estes produtos são de origem preferencial . . . (2).

    (1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 21 van het Protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.(2) Aanduiding van de oorsprong van de produkten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het Protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters "CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.Finse versie

    Tässä asiakirjassa mainittujen tuotteiden viejä (tullin lupa n:o . . . (1)), ilmoittaa, että nämä tuotteet ovat, ellei toisin ole selvästi merkitty, etuuskohteluun oikeutettuja . . .-akluperätuotteita (2).

    Zweedse versie

    Exportören av de varor som omfattas av detta dokument (tullmyndighetens tillstånd nr . . . (1)), försäkrar att dessa varor, om inte annat tydligt markerats, har förmånsberättigande . . .-ursprung (2).

    >EIND VAN DE GRAFIEK>

    Bulgaarse versie

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    >BEGIN VAN DE GRAFIEK>

    . (3)

    (Plaats en datum)

    . (4)

    (Handtekening van de exporteur gevolgd door zijn naam in blokletters)

    (1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 21 van het Protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.(2) Aanduiding van de oorsprong van de produkten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het Protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters "CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.(3) Deze gegevens kunnen worden weggelaten indien ze in het document zelf al voorkomen.(4) Zie artikel 20, lid 5, van het Protocol. Indien de exporteur niet behoeft te ondertekenen, dan behoeft ook diens naam niet te worden vermeld.>EIND VAN DE GRAFIEK>

    GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING overgangsperiode voor de afgifte of het opstellen van documenten in verband met het bewijs van oorsprong

    1. Tot en met 31 december 1997 aanvaarden de bevoegde douaneautoriteiten van de Gemeenschap en Bulgarije als geldig bewijs van oorsprong in de zin van Protocol 4:

    i) krachtens deze Overeenkomst afgegeven lange-termijncertificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die door het bevoegde douanekantoor van het land van uitvoer zijn afgestempeld;

    ii) certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die vooraf door het bevoegde douanekantoor van het land van uitvoer zijn afgestempeld;

    iii) krachtens deze Overeenkomst afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 waarop een toegelaten exporteur een door de douane van het land van uitvoer goedgekeurd speciaal stempel heeft aangebracht;

    iv) krachtens deze Overeenkomst afgegeven EUR.2 formulieren.

    2. Verzoeken om controle achteraf van de vorengenoemde documenten worden door de bevoegde douane-instanties van de Gemeenschap en Bulgarije aanvaard tot twee jaar nadat het betrokken bewijs van oorsprong werd opgesteld of afgegeven. Deze controles worden uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in titel VI van Protocol 4 bij deze Overeenkomst.

    GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING betreffende het Prinsdom Andorra

    1. Produkten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het Geharmoniseerd Systeem van oorsprong uit het Prinsdom Andorra worden door Bulgarije behandeld als produkten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze Overeenkomst.

    2. Protocol 4 is van overeenkomstige toepassing voor het bepalen van de oorsprong van de bovenvermelde produkten.

    GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING betreffende de Republiek San Marino

    1. Produkten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door Bulgarije behandeld als produkten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze Overeenkomst.

    2. Protocol 4 is van overeenkomstige toepassing voor het bepalen van de oorsprong van de vorengenoemde produkten.

    Top