EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 21997A0618(04)

Briefwisseling waarbij de gemeenschappelijke overeenstemming wordt vastgelegd over de beginselen van de internationale samenwerking bij het onderzoek- en ontwikkelingswerk op het gebied van intelligente productiesystemen tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika, Japan, Australië, Canada en de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland (Canada) - Bijlage: Referentiekader voor een internationaal samenwerkingsprogramma op het gebied van geavanceerde fabrieksmatige productie

PB L 161 van 18.6.1997, p. 31–35 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 08/04/2007

ELI: http://data.europa.eu/eli/exch_let/1997/378(4)/oj

Related Council decision

21997A0618(04)

Briefwisseling waarbij de gemeenschappelijke overeenstemming wordt vastgelegd over de beginselen van de internationale samenwerking bij het onderzoek- en ontwikkelingswerk op het gebied van intelligente productiesystemen tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika, Japan, Australië, Canada en de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland (Canada) - Bijlage: Referentiekader voor een internationaal samenwerkingsprogramma op het gebied van geavanceerde fabrieksmatige productie

Publicatieblad Nr. L 161 van 18/06/1997 blz. 0031 - 0035


BRIEFWISSELING waarbij de gemeenschappelijke overeenstemming wordt vastgelegd over de beginselen van de internationale samenwerking bij het onderzoek- en ontwikkelingswerk op het gebied van intelligente productiesystemen tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika, Japan, Australië, Canada en de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland

A. Brief van de Gemeenschap

Brussel, 19 maart 1997.

Mijnheer,

Hiermee verwijs ik naar de onderhandelingen, die plaats hebben gevonden over de internationale samenwerking inzake onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente fabricagesystemen (IMS) tussen de partijen, te weten de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika, Japan, Australië, Canada en de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland.

Doel van dit schrijven is de bereikte algemene overeenstemming over de beginselen van samenwerking over IMS vast te leggen. Het schrijven completeert het in de bijlage gegeven referentiekader ontwikkeld door de internationale stuurgroep in de IMS-haalbaarheidsstudie en wijzigt artikel VIII en artikel 1.13 van bijlage 2 van het referentiekader, zoals hieronder aangeduid. Het referentiekader, en de bijlagen van het referentiekader, zijn ingesloten bij deze brief.

1. Doel

De deelnemers zullen de samenwerking op het gebied van intelligente fabricagesystemen tussen rechtspersonen - die op het grondgebied van de partijen bij de overeenkomst zijn gevestigd (op het gebied van de lidstaten in het geval van de Europese Gemeenschap) - aanmoedigen en mogelijk maken. Een dergelijke samenwerking zal voorzien in een evenwichtige verdeling van baten en bijdragen, moet voor de industrie van belang zijn en moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds belang en begrip.

2. Technische onderwerpen voor samenwerking op IMS-gebied

De samenwerking zal aanvankelijk betrekking hebben op de volgende vijf technische gebieden:

a) totale levenscyclus producten,

b) productieprocessen,

c) instrumenten voor strategie/planning/ontwerp,

d) menselijke/organisatorische/sociale aspecten, en

e) aspecten in verband met virtuele en verruimde ondernemingen.

Andere IMS-gebieden kunnen worden overwogen, maar er moet voor worden gezorgd dat de nieuwe technische onderwerpen verenigbaar zijn met het overheidsbeleid en de industriële prioriteiten van de deelnemende regio's.

3. Vormen en middelen van samenwerking

De samenwerking zal de vorm aannemen van deelneming in door rechtspersonen opgezette projecten, overeenkomstig gezamenlijk aangenomen procedures voor de oprichting en uitvoering van internationale consortia, alsmede van bezoeken, opleiding en uitwisseling van wetenschappers, ingenieurs en andere terzake dienstige personeelsleden op gebieden, die relevant zijn voor een succesvolle toepassing en voltooiing van de projecten.

4. Verspreiding en gebruik van informatie

Intellectuele-eigendomsrechten, die worden verkregen met in het kader van de IMS-overeenkomst uitgevoerde projecten, vallen onder de IMS-bepalingen inzake intellectuele-eigendomsrechten in bijlage 2 van het mandaat. Deze bijlage zal in artikel 1.13 worden gewijzigd ter vaststelling van het feit dat Oostenrijk, Finland en Zweden lidstaten van de Europese Unie zijn.

5. Financiering

De financiering van de samenwerkingsactiviteiten is afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen en van de terzake toepasselijke wetten en voorschriften, beleidsopties en programma's van de partijen.

Iedere partij zal haar eigen deelname financieren.

Iedere partij zal - in geld of in natura - op evenredige wijze bijdragen in de financiering van de uitvoering van de werkzaamheden en de kosten van het interregionaal secretariaat.

6. Uitvoering van IMS

Vertegenwoordigers van de partijen die deel uitmaken van het internationale stuurcomité (ISC) zullen optreden als verbinding tussen het ISC en hun respectieve overheidsinstellingen/regeringen. De vertegenwoordigers van de partijen zullen toezicht houden op de uitvoering, met inachtneming van de doelstelling, de beginselen en de programmastructuur van IMS, en zullen bovendien naar vereenvoudiging streven. Bovendien moeten zij:

- de goede samenwerking tussen de regionale secretariaten vergemakkelijken,

- informatie uitwisselen over plaatselijke praktijken, wetten, regelingen en programma's met betrekking tot de samenwerking,

- de rechtstreekse of indirecte deelname van het midden- en kleinbedrijf (MKB) aan het IMS-programma vergemakkelijken. In dit verband moet zorg gedragen worden voor toegang tot een elektronische faciliteit voor het zoeken van partners en een elektronisch register van reacties van belangstellenden, en

- regerings- /overheidsinstellingen de aanbevelingen van het ISC betreffende de toelating van nieuwe partijen voor besluit voorleggen.

De regeringen of overheidsinstellingen zullen hun respectieve regionale secretariaten organiseren, beheren of opzetten. De regionale secretariaten zullen met name de volgende taken hebben:

- vergemakkelijking van de tijdige selectie van projecten op regionaal niveau, overeenkomstig de in de regio van de partij van kracht zijnde regels en procedures,

- steun bij de vorming van consortia binnen en tussen de respectieve regio's, en

- samenwerking met regionale infrastructuurgroepen ter bevordering van IMS.

7. Duur

Het IMS-programma zal een duur van tien jaar hebben, waarbij elke partij het recht heeft om zich op ieder moment terug te trekken, met inachtneming van een opzegtermijn van twaalf maanden. De partijen zullen de beginselen van hun samenwerking vijf jaar na de inwerkingtreding opnieuw bezien om te besluiten of deze dient te worden voortgezet, gewijzigd of beëindigd. Dit vervangt artikel VIII van het mandaat.

8. Uitvoering van IMS in Europa

De Europese Gemeenschap en Zwitserland en Noorwegen behouden zich het recht voor gezamenlijk als één Europese regio op te treden, door één gezamenlijke delegatie in het internationale stuurcomité te worden vertegenwoordigd en door één Europees IMS-secretariaat te worden bijgestaan.

De Europese Commissie zal haar regionaal secretariaat de nodige ondersteuning verlenen.

Ik stel voor dat dit schrijven, samen met de ratificatie daarvan door de regeringen van de partijen, het referentiekader aanvult en wijzigt en de gemeenschappelijke overeenstemming over de samenwerkingsbeginselen inzake IMS vastlegt. Ik zou het op prijs stellen de bevestiging van deze overeenstemming te mogen ontvangen.

Namens de Europese Gemeenschap

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

B. Brief van Canada

Toronto, 31 maart 1997.

Mijnheer,

Ik bevestig de ontvangst van uw brief van 19 maart 1997 met de volgende inhoud:

"Hiermee verwijs ik naar de onderhandelingen, die plaats hebben gevonden over de internationale samenwerking inzake onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente fabricagesystemen (IMS) tussen de partijen, te weten de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika, Japan, Australië, Canada en de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland.

Doel van dit schrijven is de bereikte algemene overeenstemming over de beginselen van samenwerking over IMS vast te leggen. Het schrijven completeert het in de bijlage gegeven referentiekader ontwikkeld door de internationale stuurgroep in de IMS-haalbaarheidsstudie en wijzigt artikel VIII en artikel 1.13 van bijlage 2 van het referentiekader, zoals hieronder aangeduid. Het referentiekader, en de bijlagen van het referentiekader, zijn ingesloten bij deze brief.

1. Doel

De deelnemers zullen de samenwerking op het gebied van intelligente fabricagesystemen tussen rechtspersonen - die op het grondgebied van de partijen bij de overeenkomst zijn gevestigd (op het gebied van de lidstaten in het geval van de Europese Gemeenschap) - aanmoedigen en mogelijk maken. Een dergelijke samenwerking zal voorzien in een evenwichtige verdeling van baten en bijdragen, moet voor de industrie van belang zijn en moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds belang en begrip.

2. Technische onderwerpen voor samenwerking op IMS-gebied

De samenwerking zal aanvankelijk betrekking hebben op de volgende vijf technische gebieden:

a) totale levenscyclus producten,

b) productieprocessen,

c) instrumenten voor strategie/planning/ontwerp,

d) menselijke/organisatorische/sociale aspecten, en

e) aspecten in verband met virtuele en verruimde ondernemingen.

Andere IMS-gebieden kunnen worden overwogen, maar er moet voor worden gezorgd dat de nieuwe technische onderwerpen verenigbaar zijn met het overheidsbeleid en de industriële prioriteiten van de deelnemende regio's.

3. Vormen en middelen van samenwerking

De samenwerking zal de vorm aannemen van deelneming in door rechtspersonen opgezette projecten, overeenkomstig gezamenlijk aangenomen procedures voor de oprichting en uitvoering van internationale consortia, alsmede van bezoeken, opleiding en uitwisseling van wetenschappers, ingenieurs en andere terzake dienstige personeelsleden op gebieden, die relevant zijn voor een succesvolle toepassing en voltooiing van de projecten.

4. Verspreiding en gebruik van informatie

Intellectuele-eigendomsrechten, die worden verkregen met in het kader van de IMS-overeenkomst uitgevoerde projecten, vallen onder de IMS-bepalingen inzake intellectuele-eigendomsrechten in bijlage 2 van het mandaat. Deze bijlage zal in artikel 1.13 worden gewijzigd ter vaststelling van het feit dat Oostenrijk, Finland en Zweden lidstaten van de Europese Unie zijn.

5. Financiering

De financiering van de samenwerkingsactiviteiten is afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen en van de terzake toepasselijke wetten en voorschriften, beleidsopties en programma's van de partijen.

Iedere partij zal haar eigen deelname financieren.

Iedere partij zal - in geld of in natura - op evenredige wijze bijdragen in de financiering van de uitvoering van de werkzaamheden en de kosten van het interregionaal secretariaat.

6. Uitvoering van IMS

Vertegenwoordigers van de partijen die deel uitmaken van het internationale stuurcomité (ISC) zullen optreden als verbinding tussen het ISC en hun respectieve overheidsinstellingen/regeringen. De vertegenwoordigers van de partijen zullen toezicht houden op de uitvoering, met inachtneming van de doelstelling, de beginselen en de programmastructuur van IMS, en zullen bovendien naar vereenvoudiging streven. Bovendien moeten zij:

- de goede samenwerking tussen de regionale secretariaten vergemakkelijken,

- informatie uitwisselen over plaatselijke praktijken, wetten, regelingen en programma's met betrekking tot de samenwerking,

- de rechtstreekse of indirecte deelname van het midden- en kleinbedrijf (MKB) aan het IMS-programma vergemakkelijken. In dit verband moet zorg gedragen worden voor toegang tot een elektronische faciliteit voor het zoeken van partners en een elektronisch register van reacties van belangstellenden, en

- regerings- /overheidsinstellingen de aanbevelingen van het ISC betreffende de toelating van nieuwe partijen voor besluit voorleggen.

De regeringen of overheidsinstellingen zullen hun respectieve regionale secretariaten organiseren, beheren of opzetten. De regionale secretariaten zullen met name de volgende taken hebben;

- vergemakkelijking van de tijdige selectie van projecten op regionaal niveau, overeenkomstig de in de regio van de partij van kracht zijnde regels en procedures,

- steun bij de vorming van consortia binnen en tussen de respectieve regio's, en

- samenwerking met regionale infrastructuurgroepen ter bevordering van IMS.

7. Duur

Het IMS-programma zal een duur van tien jaar hebben, waarbij elke partij het recht heeft om zich op ieder moment terug te trekken, met inachtneming van een opzegtermijn van twaalf maanden. De partijen zullen de beginselen van hun samenwerking vijf jaar na de inwerkingtreding opnieuw bezien om te besluiten of deze dient te worden voortgezet, gewijzigd of beëindigd. Dit vervangt artikel VIII van het mandaat.

8. Uitvoering van IMS in Europa

De Europese Gemeenschap en Zwitserland en Noorwegen behouden zich het recht voor gezamenlijk als één Europese regio op te treden, door één gezamenlijke delegatie in het internationale stuurcomité te worden vertegenwoordigd en door één Europees IMS-secretariaat te worden bijgestaan.

De Europese Commissie zal haar regionaal secretariaat de nodige ondersteuning verlenen.

Ik stel voor dat dit schrijven, samen met de ratificatie daarvan door de regeringen van de partijen, het referentiekader aanvult en wijzigt en de gemeenschappelijke overeenstemming over de samenwerkingsbeginselen inzake IMS vastlegt. Ik zou het op prijs stellen de bevestiging van deze overeenstemming te mogen ontvangen.".

Ik kan u bevestigen dat mijn regering akkoord gaat met de inhoud van uw brief.

Voor de regering van Canada

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BIJLAGE

REFERENTIEKADER VOOR EEN INTERNATIONAAL SAMENWERKINGSPROGRAMMA OP HET GEBIED VAN GEAVANCEERDE FABRIEKSMATIGE PRODUCTIE:

I. DOEL

Dit document geeft een uiteenzetting van het referentiekader aan de deelnemers aan het programma IMS (Intelligent Manufacturing Systems - intelligente productiesystemen) voor internationale samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling op het gebied van intelligente productiesystemen. Dit referentiekader heeft niet de intentie verplichtingen te scheppen onder internationaal of nationaal recht.

II. DOELSTELLINGEN

De doelstellingen van het IMS-programma zijn:

A. grotere perfectie op het gebied van fabricage-activiteiten,

B. verbetering van het milieu wereldwijd,

C. verbetering van de efficiëntie waarmee duurzame en niet-duurzame hulpbronnen worden gebruikt,

D. de totstandbrenging van nieuwe producten en voorwaarden die de levensomstandigheden van gebruikers belangrijk verbeteren,

E. de verbetering van de kwaliteit van de productieomgeving,

F. de ontwikkeling van een erkend en gerespecteerd vakgebied productietechnologie dat de kennisoverdracht naar volgende generaties zal stimuleren,

G. het doeltreffend reageren op de mondialisering van de productie,

H. vergroting en opening van markten over de gehele wereld,

I. de wereldwijde vooruitgang van deskundigheid op het gebied van productie door wereldwijde erkenning en tot stand brengen van het vak productietechnologie.

Door zijn doelstellingen te bereiken zou het IMS-programma fungeren als katalysator voor:

A. wereldwijde samenwerking op het gebied van fabrieksmatige productie waarbij grote en kleine bedrijven, gebruikers en leveranciers, universiteiten, en regeringen zijn betrokken,

B. de wereldwijde verspreiding van de resultaten van belangrijke verbeteringen in het productiegebeuren,

C. de ontwikkeling van aanbevelingen voor wereldwijde fabricagenormen door middel van coöperatieve werkzaamheden op het gebied van voornormen,

D. de evaluatie en selectie van prioriteiten voor wereldwijde samenwerking bij de ontwikkeling van productieprocessen,

E. de verspreiding, het begrip en de toepassing van consistente richtsnoeren, bepalingen en modelovereenkomsten die rekening houden met de intellectuele-eigendomsrechten van deelnemers en partners in het projectconsortium.

III. ACHTERGROND

Er namen zes landen of landengroepen deel aan de haalbaarheidsstudie voor de omschrijving van het IMS-programma. Deze deelnemers zijn:

- Australië,

- Canada,

- de Europese Gemeenschap (EG),

- de deelnemende landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA): Oostenrijk, Finland, Zweden, Noorwegen en Zwitserland,

- Japan, en

- de Verenigde Staten.

De landen van de EG en de EVA traden gezamenlijk op als één Europese regio.

De deelnemende landen voltooiden de haalbaarheidsstudie volgens het referentiekader van de haalbaarheidsstudie betreffende internationale samenwerking op het gebied van geavanceerde fabrieksmatige productie.

De internationale stuurgroep voor de haalbaarheidsstudie verklaarde in zijn eindverslag dat de haalbaarheidsstudie aantoonde dat een internationaal samenwerkingsprogramma van onderzoek en ontwikkeling op het gebied van geavanceerde fabrieksmatige productie tot stand kan worden gebracht dat billijk en nuttig gestructureerd is, en leidt tot billijke en nuttige resultaten.

De internationale stuurgroep voor de haalbaarheidsstudie gaf in zijn eindverslag de aanbeveling het IMS-programma te beginnen en deed een voorstel voor de bijbehorende beheersstructuur, technische thema's en bepalingen betreffende intellectuele-eigendomsrechten.

IV. UITGANGSPUNTEN

Fabrieksmatige productie is een belangrijke bron van welvaart en is cruciaal bij het vormen van een economische basis voor economische groei.

De noodzaak om bij productieactiviteiten uit te munten is van essentieel belang geworden als gevolg van de ontwikkeling van wereldwijde markten.

De rol van onderzoek en ontwikkeling op het gebied van geavanceerde productieprocessen komt bij fabricageactiviteiten in toenemende mate centraal te staan. Overal in de wereld vindt belangrijk onderzoek plaats op het gebied van geavanceerde productieprocessen.

Op passende wijze beheerde internationale samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling op het gebied van geavanceerde productieprocessen kan fabricageactiviteiten helpen verbeteren.

Internationale samenwerking op het gebied van geavanceerde productieprocessen dient van de volgende grondslagen uit te gaan:

A. bijdragen aan en voordelen uit deze samenwerking dienen billijk en evenwichtig te zijn,

B. samenwerkingsprojecten dienen voor de industrie van betekenis te zijn,

C. samenwerkingsprojecten worden uitgevoerd door interregionale, geografisch verspreide consortia,

D. samenwerkingsprojecten kunnen de volle innovatiecyclus bestrijken,

E. resultaten van samenwerkingsprojecten worden gedeeld door middel van een proces van gecontroleerde informatieverspreiding, dat alle tijdens de samenwerking tot stand gebrachte of geleverde intellectuele-eigendomsrechten beschermt en op billijke wijze toewijst, en

F. projectactiviteiten van IMS die door regeringen worden gesteund of die gebruik maken van overheidsmiddelen mogen geen betrekking hebben op concurrerend onderzoek en ontwikkeling.

V. PROGRAMMASTRUCTUUR EN FINANCIERING

Binnen het internationale samenwerkingsprogramma IMS werken de deelnemers samen met het oogmerk het industriële concurrentievermogen te vergroten, problemen voor wereldwijde productie op te lossen en geavanceerde productietechnologieën en -systemen te ontwikkelen ten bate van de mensheid. De taakstelling van het IMS-programma is zo breed als de uitvoering toelaat.

A. Het IMS-programma kent een beheersstructuur die bestaat uit:

1. een internationale IMS-stuurgroep,

2. een interregionaal secretariaat, en

3. regionale secretariaten.

Het IMS-programma zal projecten omvatten die aan de in bijlage 1 beschreven technische thema's beantwoorden.

Projectpartners dienen te voldoen aan de in bijlage 2 beschreven bepalingen betreffende intellectuele-eigendomsrechten. Deze bepalingen bevatten een minimumreeks verplichte eisen, niet-verplichte bepalingen waaraan aandacht dient te worden besteed, en optionele bepalingen.

B. Financiering van de beheersstructuur

1. Elke deelnemer bekostigt zijn eigen deelname.

2. Elke deelnemer bepaalt zelf de methode waarop zijn deelname wordt gefinancierd.

3. Elke deelnemer draagt op billijke wijze bij, in geld of in natura, aan de kosten van het interregionaal secretariaat.

4. Elke deelnemer is zelf verantwoordelijk voor de ondersteuning van zijn delegatie en voor de verzorging van alle noodzakelijke dekking van aansprakelijkheidsrisico's.

C. Financiering van de projecten

1. Elke deelnemer bekostigt zijn eigen deelname.

2. Elke deelnemer bepaalt zelf de methode waarop zijn deelname wordt gefinancierd.

VI. BEHEERSSTRUCTUUR

A. De internationale IMS-stuurgroep: Op het IMS-programma zal door een internationale IMS-stuurgroep toezicht worden gehouden. De leden van de IMS-stuurgroep dienen vooraanstaande vertegenwoordigers te zijn uit de industrie, de universitaire wereld of de overheidssector van de deelnemer, met deskundigheid op het gebied van productie. De leden dienen bereid en in staat te zijn de noodzakelijke tijd en inspanningen te wijden die nodig zijn voor de begeleiding van het IMS-programma.

1. Samenstelling: twee leden en één waarnemer van iedere deelnemer.

Het totale aantal leden en waarnemers zal zich uitbreiden naarmate meer leden worden toegelaten, overeenkomstig de in hoofdstuk IX uitengezette procedure.

Delegatieleden kunnen afkomstig zijn uit de industrie, de universitaire wereld of de overheidssector van de deelnemer. Sterke industriële vertegenwoordiging wordt aangemoedigd. Tenminste één van de twee leden dient afkomstig te zijn uit de industriële sector, en het hoofd van de delegatie mag niet van de overheidssector afkomstig zijn. De leden dienen voor een behoorlijke termijn te worden benoemd. Waarnemers kunnen echter naar behoefte worden gewisseld.

Elke deelnemersdelegatie naar de vergaderingen van de internationale IMS-stuurgroep kan worden vergezeld door twee vertegenwoordigers van haar aangewezen regionale secretariaat.

2. De internationale IMS-stuurgroep zal tot besluitvorming komen door consensus van zijn leden.

3. Voorzitterschap: Het voorzitterschap van de internationale IMS-stuurgroep zal rouleren tussen de zes deelnemers. Elke termijn zal twee jaar duren. Tijdens de termijn van het voorzitterschap van een deelnemer zal deze ook verantwoordelijk zijn voor de organisatie van het interregionale secretariaat. Canada zal gedurende de eerste termijn het voorzitterschap op zich nemen. Australië zal gedurende de tweede termijn voorzitter zijn en tevens ter waarborging van de continuïteit gedurende de eerste termijn het vice-voorzitterschap waarnemen. EVA neemt de derde termijn voor haar rekening. De volgorde van de daaropvolgende voorzitters zal worden bepaald in het derde jaar na het begin van het IMS-programma.

4. Verantwoordelijkheden: De internationale IMS-stuurgroep zal aanbevelingen doen voor het beleid en de strategieën voor de uitvoering van het IMS-programma, alsmede voor de verdere ontwikkeling daarvan, met inbegrip van de kwestie van nieuwe deelnemers. Ook zal de stuurgroep:

a) algehele begeleiding verzorgen, strategische prioriteiten vaststellen en toezien op de verwezenlijking van het programma,

b) nieuwe IMS-documenten steunen en goedkeuren,

c) zo nodig voor de vervulling van zijn werk interim-taakgroepen of -commissies vormen, bijvoorbeeld voor technische of wettelijke kwesties,

d) toezicht houden op het interregionale secretariaat,

e) verzorgen van internationale promotie voor IMS en voor het productiegebeuren als generiek vakgebied,

f) projecten als beschreven in hoofdstuk IX onderschrijven,

g) er zorg voor dragen dat onder dit programma ondernomen projecten en werkzaamheden op een wijze worden verricht die in overeenstemming is met het doel, de uitgangspunten en de programmasamenstelling die door de deelnemers zijn overeengekomen, en

h) communicatie bevorderen tussen de internationale IMS-stuurgroep, de interregionale en regionale secretariaten en de leden van de projectconsortia.

B. Het interregionale secretariaat: De deelnemer die optreedt als voorzitter van de internationale IMS-stuurgroep is verantwoordelijk voor het beheer van het interregionale secretariaat.

Het interregionale secretariaat is verantwoordelijk voor:

1. de verzorging van logistieke ondersteuning voor interregionale voorstellen,

2. het onderhouden en de verspreiding van IMS-vergader- en andere documenten,

3. de verzorging van logistieke ondersteuning voor interregionale publiciteit in opdracht van de internationale IMS-stuurgroep,

4. het begeleiden van nieuwe en toekomstige deelnemers,

5. de verspreiding van informatie tijdens de looptijd en bij de afsluiting van de projecten,

6. de ondersteuning bij de vorming van interregionale consortia, en

7. de organisatie en regeling van studies on/of werkzaamheden op verzoek van de internationale IMS-stuurgroep.

C. De regionale secretariaten: De regeringen en/of de overheidsadministraties en publieke organisaties van de deelnemers zullen hun onderscheiden regionale secretariaten op de door hen geschikt geachte wijze organiseren en beheren.

Ter bevordering van het IMS-programma zullen de regionale secretariaten de verantwoordelijkheid dragen voor:

1. de verzorging van regionale logistieke ondersteuning voor interregionale voorstellen,

2. het onderhouden en de verspreiding van IMS-vergader- en andere documenten binnen de onderscheiden regio's,

3. de verzorging van logistieke ondersteuning voor regionale vergaderingen en promotieactiviteiten,

4. de verspreiding van informatie tijdens de looptijd en bij de afsluiting van de projecten binnen de onderscheiden regio's,

5. assistentie bij de vorming van consortia binnen en tussen onderscheiden regio's,

6. ondersteuning van regionale delegaties bij de bijwoning van de vergaderingen van de internationale IMS-stuurgroep,

7. ondersteunen van regionale selecties en beoordelingen, en

8. activiteiten met regionale infrastructuurgroepen ter bevordering van het IMS-programma.

VII. AANVANG VAN HET IMS-PROGRAMMA

Het IMS-programma zal beginnen na:

1. de bekrachtiging van het mandaat voor het IMS-programma door elke deelnemer,

2. de benoeming van de leden van de internationale IMS-stuurgroep, en

3. de aanwijzing van de regionale secretariaten.

VIII. EINDE VAN HET IMS-PROGRAMMA

Het IMS-programma zal eindigen op de tiende verjaardag van de overeengekomen aanvangsdatum van het programma, tenzij de regeringen en/of de overheidsadministraties in het zevende jaar van het programma anders besluiten.

IX. TOELATING VAN NIEUWE DEELNEMERS

A. De regering en/of overheidsadministratie van een aanvragerregio dient eerst te voldoen aan het referentiekader van het IMS-programma.

B. Na ratificatie van het referentiekader voor het IMS-programma kunnen projectpartners van een aanvragerregio consortia vormen met de toestemming van andere partners. De bijdragen van de partners van een aanvragerregio zullen zorgvuldig gedurende een bepaalde tijdsperiode moeten worden bijgehouden voor de profielsamenstelling van de deelname van een aanvragerregio.

C. Na verloop van deze tijdsperiode (mogelijk enkele jaren) zullen de regeringen en/of openbare instanties op basis van aanbevelingen van de internationale IMS-stuurgroep tot een beslissing komen over vertegenwoordiging van de aanvragerregio in de internationale IMS-stuurgroep.

X. CONSORTIUMVORMING

De regionale secretariaten verlenen tezamen met het interregionale secretariaat assistentie bij de vorming van consortia voor IMS-projecten.

A. Basisdocument voor consortiumvorming

Het interregionale secretariaat en de regionale secretariaten zullen samen, op basis van het mandaat voor het IMS-programma, een basisdocument ontwikkelen, waarin wordt uiteengezet:

- de organisatie van het programma,

- de werkwijze en de doelen,

- de vereisten voor selectie van projecten en consortia,

- de technische thema's, en

- het proces van evaluatie en selectie en de ondersteunende criteria.

B. Internationale coördinerende partner

Elk consortium dient een internationale coördinerende partner te benoemen. De benoemde internationale coördinerende partner dient een industriële onderneming te zijn met de nodige middelen voor het tot een goed einde brengen van het project en met een bewezen bekwaamheid in het beheer van complexe internationale projecten. De plichten van de internationale coördinerende partner omvatten:

1. coördinatie van de vorming van consortia,

2. coördinatie van de opstelling van volledige overeenkomsten voor het voorstel en voor samenwerking,

3. het optreden als eerste contactpunt voor alle communicatie tussen het consortium, en de internationale IMS-stuurgroep en het interregionale secretariaat,

4. bevordering van een geslaagde uitvoering van het project, en

5. de coördinatie van de voorbereiding van de projectbeoordeling en informatieverspreiding.

C. Lijst van geïnteresseerde organisaties

Binnen een regio zal het desbetreffende secretariaat het basisdocument, de mogelijkheden voor nationale financiering en de binnenlandse agenda voor het IMS-programma doen toekomen aan alle als mogelijke projectpartner onderkende organisaties binnen de industrie, universitaire wereld en overheid. Het regionale secretariaat zal een lijst van geïnteresseerde organisaties samenstellen. In de lijst dienen het interessegebied en de bekwaamheden van elke geïnteresseerde organisatie te zijn opgenomen.

D. Uitwisseling van lijsten met geïnteresseerde organisaties

Deze lijst zal regelmatig worden bijgewerkt en via het interregionale secretariaat worden verspreid naar alle andere regio's. Het regionale secretariaat verzamelt ook lijsten van geïnteresseerde organisaties uit andere regio's. Het verzendt een lijst van geïnteresseerde organisaties uit andere regio's naar nationale organisaties met mogelijke gelijksoortige belangstelling. Het regionale secretariaat bevordert gemeenschappelijke interesses tussen binnenlandse en buitenlandse organisaties en vergemakkelijkt de vorming van consortia.

E. Uitwisseling van projectvoorstellen

Iedere geïnteresseerde organisatie kan voorlopige voorstellen indienen bij zijn eigen regionale secretariaat ter bevordering van de vorming van internationale consortia.

Het regionale secretariaat zal deze voorstellen verspreiden naar alle geïnteresseerde partijen op de lijst. Op basis van deze informatie kunnen mogelijke partners streven naar de vorming van internationale consortia.

XI. EVALUATIE, SELECTIE EN BEOORDELING VAN PROJECTEN

Voorstellen dienen in overeenstemming te zijn met de uitgangspunten, de programmasamenstelling en de bepalingen betreffende intellectuele-eigendomsrechten die in dit mandaat zijn uiteengezet.

A. Selectiecriteria voor projecten

1. Betekenis voor de industrie.

2. Voldoen aan de technische thema's in bijlage 1, die van tijd tot tijd door de internationale IMS-stuurgroep kunnen worden gewijzigd.

3. Wetenschappelijke en technische verdienste.

4. Mogelijkheden van aanvaarding en commerciële vooruitzichten.

5. Voldoen aan de bepalingen betreffende intellectuele-eigendomsrechten in bijlage 2, die van tijd tot tijd door de internationale IMS-stuurgroep kunnen worden gewijzigd.

6. Toegevoegde waarde.

B. Selectiecriteria voor consortia

1. Interregionale spreiding van partners

Consortiumpartners dienen van tenminste drie deelnemers afkomstig te zijn.

2. Evenwichtige verdeling van bijdragen en baten

De consortiumpartners dienen aan te tonen dat de bijdragen aan en de voordelen van deelname billijk en evenwichtig zijn. Met het oog hierop dienen voor elke partner en groep partners de soort (waaronder bijdragen in natura als apparatuur, voorzieningen, personeel, documentatie, technieken en intellectuele-eigendomsrechten van basiskennis) en de waarde van de bijdragen te worden aangegeven.

3. Interregionaal leiderschap

Het interregionaal consortium dient de internationale consortiumcoördinator voor het consortium te benoemen.

4. Verspreiding van resultaten

Het consortium dient zich te binden aan een in te dienen plan ter verspreiding van projectresultaten, met inbegrip van de lessen die van de vorming en het beheer van het IMS-consortium zijn geleerd, en van niet aan eigendomsrechten gebonden technische resultaten, voorzover toegestaan door de bepalingen betreffende intellectuele-eigendomsrechten.

C. Projectevaluatie

Het behandelingsproces van voorstellen bestaat uit drie fasen.

1. Evaluatie van het projectoverzicht

Het consortium dient een overzicht van het geplande onderzoek te leveren. Dit overzicht dient te worden ingediend bij de regionale secretariaten voor een eerste regionale beoordeling. Elke delegatie zal een aanbeveling geven aan de internationale IMS-stuurgroep. Voorstellers van niet-goedgekeurde projecten zullen op de hoogte worden gesteld van de redenen waarom zij geen ondersteuning ontvingen.

2. Evaluatie van het volledige voorstel

Het consortium dient een eindvoorstel in genormaliseerde vorm in te dienen voor gedetailleerde evaluatie door de regio's van alle partners. Het eindvoorstel dient de formele goedkeuring te bevatten van elke partner van de uitgangspunten, de samenstelling en de bepalingen betreffende de intellectuele-eigendomsrechten van het IMS-programma, waaronder een ondertekende samenwerkingsovereenkomst inclusief een overeenkomst over intellectuele-eigendomsrechten.

3. Definitieve aanvaarding

De definitieve aanvaarding geschiedt door de internationale IMS-stuurgroep op basis van de regionale aanbevelingen en de ingediende voorstellen.

D. Projectbeoordeling

De internationale IMS-stuurgroep zal de voortgang bewaken en deze regelmatig beoordelen. Ter vergemakkelijking van dit proces zal elk consortium jaarlijks een samenvattend verslag in genormaliseerd formaat indienen bij de internationale IMS-stuurgroep.

Iedere regio kan de vooruitgang van een partner (of van meerdere partners) uit de eigen regio op elk gewenst moment beoordelen.

XII. DE ROL VAN IMS TEN OPZICHTE VAN HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (MKB), UNIVERSITEITEN EN ONDERZOEKINSTITUTEN VAN DE OVERHEID

De afzonderlijke deelnemers en de internationale IMS-stuurgroep zullen procedures ontwikkelen teneinde het MKB direct en indirect bij het IMS-programma te betrekken. Daarnaast dienen alle regio's activiteiten in aanmerking te nemen als:

A. duidelijk en goed gedocumenteerd advies over kwesties van intellectuele-eigendomsrechten,

B. een "wegenkaart" van bestaande knelpunten in wetten of gewoonten binnen de gebieden van de deelnemers en de praktische gevolgen daarvan,

C. ondersteuningspunten voor de beantwoording van eenvoudige vragen,

D. een specifiek op het MKB gerichte voorziening voor het elektronische zoeken naar een partner,

E. een elektronisch register van "blijken van belangstelling" van MKB-bedrijven die op zoek zijn naar mogelijkheden van aansluiting bij bestaande of in ontwikkeling zijnde projectengroepen,

F. een doorlopend "boek met verslagen" over IMS-ervaringen, met bijdragen afkomstig van projectteams,

G. informatie evenementen die specifiek zijn ingericht naar verschillende sectoren van het MKB.

Deze lijst is niet uitputtend, en onderzoek dient parallel met het zich ontwikkelende programma te blijven verlopen teneinde de deelname van het MKB te bewaken en verdere behoeften vast te stellen.

De in het voorgaande vermelde punten zijn ook nuttig ter aanmoediging van de deelname van universiteiten en onderzoekinstituten van de overheid. Het is noodzakelijk bij de verspreiding van onderzoekresultaten naar de volgende generatie van vakgenoten gebruik te maken van de onderwijskundige functie van universiteiten.

XIII. VERSPREIDING VAN RESULTATEN

De verspreiding van informatie is uitermate belangrijk en vormt een eis in het IMS-programma. Alle informatieverspreiding dient echter te voldoen aan de bepalingen betreffende intellectuele-eigendomsrechten in bijlage 2. Dit heeft ook betrekking op de verspreiding van tussentijdse en definitieve technische resultaten van het project.

Informatieverspreiding zal plaats vinden op project-, regionaal en interregionaal niveau. Deze verspreiding kan schriftelijke rapporten, internationale symposia, en publicaties van leden van de universitaire wereld omvatten.

Aanhangsel 1

TECHNISCHE THEMA'S VOOR EEN VOLLEDIG IMS-PROGRAMMA, ZOALS VOORGESTELD DOOR HET ITC (INTERNATIONAL TECHNICAL COMMITTEE)

Dit themakader zou mogelijke projectaanvragers aan moeten moedigen tot de ontwikkeling van voorstellen die een duidelijke bijdrage leveren aan de noodzakelijke wereldwijde samenwerking. Die projectvoorstellen die kunnen aantonen dat wereldwijde samenwerking deze thema's beter kunnen oplossen dan regionale inspanningen dienen voorrang te krijgen.

1. Kwesties van de totale levenscyclus van producten

- Toekomstige algemene modellen van productiesystemen

Voorbeelden van dit thema zijn de voorstellen van "agile manufacturing" (flexibele productieprocessen), "fractal factory" (fabriek met zich intern herhalende organisatievormen), "bionic manufacturing" (bionische productie), "holistic enterprise integration" (holistische integratie van de onderneming) enz.

- Intelligente communicatienetwerksystemen voor informatieprocessen bij de productie

Voor het begrip van de productiviteit van wereldwijde distributie en inkoop dienen de communicatienetwerken en -hulpmiddelen, en de bijbehorende toepassingen te worden verbeterd.

- Milieubescherming en zo gering mogelijk gebruik van grondstoffen en energie

De problemen met betrekking tot het milieu, energie en grondstoffen zijn zo complex geworden dat deze alleen kunnen worden behandeld door middel van samenwerking met een aantal verschillende specialisten. Vanwege het feit dat de omstandigheden op deze gebieden in de verschillende regio's zeer veel van elkaar verschillen, zijn een gemeenschappelijk begrip en geharmoniseerde gezichtspunten over het antwoord van productietechnologieën op milieubescherming noodzakelijk.

- Recycleerbaarheid en hergebruik

Tot op heden is het vrijwel onmogelijk een product van de ene regio te recycleren in een andere regio. Op langere termijn kan die situatie de vrije handel tussen regio's ernstige schade toebrengen. Er dienen derhalve onder de overkoepeling van IMS methoden en nieuwe denkbeelden met betrekking tot recycleerbaarheid te worden ontwikkeld die wereldwijd worden aanvaard.

- Methoden van economische rechtvaardiging

Ondanks de inspanningen van productiewetenschappers is de snelheid waarmee nieuwe problemen verschijnen veel groter dan die van de uitvoer van probleemoplossende ideeën en de uitvoering daarvan op het productiegebied. Dit wordt zeer dikwijls veroorzaakt door niet-geharmoniseerde evaluatie en economische rechtvaardiging van nieuwe productiesystemen. IMS dient derhalve projecten te ondersteunen waarin duidelijke specificaties worden ontwikkeld voor methoden van bewaking en economische rechtvaardiging die kunnen leiden tot gemeenschappelijk begrip bij de evaluatie van productiesystemen.

2. Proceskwesties

Ter vervulling van de behoefte aan snelle reacties op veranderende eisen, ter besparing van menselijke en materiële hulpbronnen en ter verbetering van de werkomstandigheden voor werknemers kunnen de volgende thema's worden aangewezen

- Schone productieprocessen die de gevolgen voor het milieu kunnen beperken

Systemen met beperkte procesemissies.

Systemen met beperkt procesafval.

Systemen waarbij van tevoren aandacht wordt besteed aan de levenscyclus van de fabriek (het proces).

- Energiezuinige processen die aan productie-eisen kunnen voldoen met minimaal energieverbruik

Minimaal energieverbruik.

Geïntegreerde kringloopprocessen voor een lager energiegebruik.

Modules voor energiebesparing.

Technologie van productiebeheer voor energiebesparing.

- Technologische innovatie in productieprocessen

Methoden die snel verschillende producten kunnen voortbrengen door middel van "Rapid Prototyping Methods" (methoden voor snelle vervaardiging van prototypen).

Productieprocessen die op flexibele wijze kunnen reageren op veranderingen in arbeidsomstandigheden, producten of grondstoffen.

- Verbeteringen in de flexibiliteit en autonomie van procesmodules als bestanddelen van productiesystemen

Open gedistribueerde systemen en bijbehorende modules die geschikt zijn voor onbemande, gemengde (mens-en-machine) en arbeidsintensieve systemen, en die systeemcomponenten metamorfologisch kunnen ontwerpen in overeenstemming met productveranderingen.

- Verbetering in de interactie of harmonie tussen verschillende productiecomponenten en -functies

"Open infrastructure for manufacturing" (open productie-infrastructuur).

Onderling aangesloten informatiesystemen, zoals "remote ID" (identificatie op afstand) tussen onderscheiden modules.

3. Hulpmiddelen voor strategiebepaling, planning en ontwerp

Productie vindt plaats in een wereldomvattende economie. Hoe en waar grondstoffen worden omgevormd, wordt beslist op strategische gronden. De beslissing wordt ingewikkelder gemaakt door de vraag van wat en waar te produceren, dan wel te kopen, in een omgeving die in toenemende mate één wereldeconomie aan het worden is.

Veel hedendaagse productieorganisaties zijn opgezet met verticale en hiërarchische structuren. De overgang naar hiërarchische structuren vereist belangrijke veranderingen in organisaties, systemen en praktische werkwijzen, en zal dat ook blijven vereisen. We hebben methodologieën en hulpmiddelen nodig die ons behulpzaam zijn bij de bepaling van passende productiestrategieën en bij het ontwerp van passende organisaties en bedrijfs- en arbeidsprocessen.

Methoden en hulpmiddelen ter ondersteuning van het herontwerp van bedrijfsprocessen. Hulpmiddelen voor modellering ter ondersteuning van de analyses en ontwikkeling van productiestrategieën.

Ontwerphulpmiddelen ter ondersteuning van de planning in een omgeving van een verruimd of virtueel bedrijf.

4. Menselijke, organisatorische en sociale kwesties

- Projecten ter bevordering en ontwikkeling van een verbeterd imago van fabrieksmatige productie

Productietechnici bevinden zich meestal op een lager salarisniveau dan andere technici, en het beroep in zijn geheel heeft een lagere status. Het ITC beschouwt derhalve wereldwijd erkende sterke beroepsgenootschappen en onderwijsinstituten als projectdoelstellingen ter bevordering van productie als vakgebied. Deze voorstellen omvatten ook de totstandbrenging van internationale organisaties ter bevordering van industriële productie.

- Verbetering van de vaardigheden van werknemers, en onderwijs en opleiding

Het technische onderwijs heeft vaak de theorie meer benadrukt dan het proces. Daarnaast heeft het primaire onderwijs niet altijd aan de behoeften van de industrie beantwoord en heeft afgestudeerden voortgebracht de dikwijls over ontoereikende vaardigheden beschikken. Dit heeft geleid tot industriële bedrijven die innovatie onvoldoende in succesvolle producten kunnen omvormen. Dit maakt een verandering in prioriteiten noodzakelijk en vereist nauwere banden tussen de industrie en onderwijsinstellingen. Bovendien betekenen veranderingen in systeemorganisatie dat opleiding binnen bedrijven een doorlopend proces vormt, gericht op modernisering en vergroting van de vaardigheden en de mogelijkheden van de personeelsleden, die de wezenlijke elementen in elk systeem vormen.

- Autonome buiten het land gelegen fabrieken (de integratie van aanvullende bedrijfsfuncties in dochterondernemingen)

In het buitenland gevestigde fabrieken waren oorspronkelijk bedoeld voor verhoging van het marktaandeel en verlaging van productiekosten: de ontwikkeling van de arbeidskrachten van de vestiging in het buitenland was van secundair belang. De verlening van grotere autonomie aan deze fabrieken stelt deze in staat flexibeler te reageren op veranderende omstandigheden in de gebieden waar zij zijn gevestigd, en stemt overeen met de organisatorische ideeën van decentralisatie, machtiging en afgevlakte hiërarchische structuren. Zij draagt dan ook bij aan binnenlandse ontwikkeling in de landen waar de fabrieken zich bevinden en bevordert de IMS-doelstelling van wijde verspreiding van fundamentele productiekennis.

- Het bedrijfsgeheugen: onderhoud, ontwikkeling en toegang

Dikwijls zijn in een productie-onderneming kennis en informatiebronnen geïsoleerd of afgesloten. "Organisational learning" (leren van de organisatie) is een strategie voor de vertaling van deze kennis in een kader of model dat voert tot betere besluitvorming, en dat een belangrijk thema binnen IMS zou kunnen vormen.

- Passende prestatienormen voor nieuwe modellen

Nieuwe productiemodellen dienen superieure prestaties te leveren op het gebied van kosten, kwaliteit, levering en flexibiliteit. De eerste drie zijn bekende prestatiecriteria die worden gebruikt voor massaproductie, terwijl flexibiliteit een sleutelkenmerk is van productie volgens nieuwe modellen. Ter verhoging van de acceptatie van nieuwe modellen dienen methoden van prestatie-evaluatie te worden ontwikkeld.

5. Kwesties van virtuele en verruimde ondernemingen

De verruimde onderneming is een uitdrukking voor de door de markt gestelde eis van opneming van externe hulpmiddelen in de onderneming zonder deze te bezitten. Op kernactiviteiten van het bedrijf toegespitste aandacht voert tot uitstekende resultaten, maar voor de levering van producten en diensten is een combinatie van verschillende typen bekwaamheden van wereldklasse nodig. Veranderende markten vragen een wisselende combinatie van hulpmiddelen. De verruimde onderneming, die kan worden gezien als het toppunt van aanpasbare, configureerbare productiemiddelen, vormt het doel. Het proces is zelfs van toepassing binnen grote organisaties, aangezien deze in toenemende mate veranderen in overkoepelingen voor kleinere organisaties en gerichte fabrieken.

De werking van de verruimde onderneming vereist de inzet van communicatie- en databasetechnologie op een niveau dat dicht tegen de huidige stand van de technologie aan ligt. De belangrijkste uitdaging ligt echter eerder op organisatorisch dan op technologisch gebied.

Mogelijkheden van onderzoek en ontwikkeling op dit terrein zijn:

- methodologieën ter vaststelling en ondersteuning van informatieprocessen en logistiek binnen de waardeketen in de verruimde onderneming,

- architectuur op zakelijk, functioneel en technisch gebied ter ondersteuning van technische samenwerking binnen de waardeketen, bijvoorbeeld gelijktijdig technisch ontwerp en ontwikkeling binnen de verruimde onderneming,

- methoden en benaderingswijzen voor de toewijzing van kosten, verantwoordelijkheid en risico's en van beloning aan elementen van de verruimde onderneming,

- werken in teamverband over afzonderlijke eenheden binnen de verruimde onderneming.

Aanhangsel 2

BEPALINGEN OVER INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN VOOR ONDERZOEKS- EN ONTWIKKELINGSPROJECTEN

Doelstellingen

Deze bepalingen leggen verplichte voorwaarden en aanbevolen uitgangspunten vast voor partners die willen deelnemen aan een project dat binnen het programma voor intelligente fabrieksmatige productie (IMS-programma) wordt uitgevoerd. De doelstellingen van deze bepalingen zorgen voor een adequate bescherming van intellectuele-eigendomsrechten die worden gebruikt en gegenereerd tijdens gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten onder het IMS-programma, waarbij wordt verzekerd:

a) dat bijdragen en voordelen van deelnemers, afkomstig van de samenwerking in deze projecten, billijk en evenwichtig zijn;

b) dat het juiste evenwicht bestaat tussen de noodzaak van flexibiliteit bij de onderhandelingen tussen partners en de noodzaak van een uniforme procedure tussen projecten en tussen partners; en

c) dat de resultaten van het onderzoek door de partners zullen worden gedeeld door middel van een proces dat alle intellectuele-eigendomsrechten, die tijdens de samenwerking tot stand werden gebracht of geleverd, beschermt en op billijke wijze toewijst.

Artikel 1 Omschrijvingen

1.1. Verrekening: het delen van een beloning als royalty's of andere licentierechten door één partner met een andere partner wanneer de eerste partner die alleen of gezamenlijk rechthebbende is van nieuwe kennis deze bekend maakt, in licentie geeft of overdraagt aan een derde partij.

1.2. Affiliatie: een rechtspersoon die direct of indirect door een partner in eigendom wordt gehouden of wordt gecontroleerd, of die een partner in eigendom heeft of controleert, of die gezamenlijk met een partner in eigendom wordt gehouden of wordt gecontroleerd. Gemeenschappelijk eigendom of gemeenschappelijke controle via de overheid schept niet op zichzelf de status van affiliatie.

Eigendom of controle ontstaat door middel van direct of indirect:

a) eigendom van meer dan 50 % van de nominale waarde van het uitstaande aandelenkapitaal, of

b) eigendom van meer dan 50 % van de aandelen die aan de houders het stemrecht verlenen voor de verkiezing van directeuren of personen die overeenkomstige functies vervullen, of recht op elke andere wijze tot verkiezing of benoeming van directeuren, of personen die overeenkomstige functies vervullen, en die de meerderheid van stemmen hebben, of

c) eigendom van 50 % van de aandelen en het recht van controle van de leiding of de gang van zaken van het bedrijf door middel van contractuele bepalingen.

1.3. Basiskennis: Alle informatie en intellectuele-eigendomsrechten, met uitzondering van basisoctrooien die eigendom zijn of onder controle staan van een partner of diens affiliatie en die geen nieuwe kennis zijn.

1.4. Basisoctrooien: Octrooien op uitvindingen, en ontwerp- en bruikbaarheidsmodellen, en openbaar gemaakte octrooi-aanvragen daarvoor, die eigendom zijn of onder controle staan van een partner of diens affiliaties, en waarvoor een licentie is vereist ten behoeve van de werkzaamheden in een project of ten behoeve van de commerciële exploitatie van nieuwe kennis, en die geen nieuwe kennis vormen.

1.5. Vertrouwelijke informatie: Alle informatie die niet algemeen beschikbaar wordt gesteld en die slechts in vertrouwen beschikbaar wordt gesteld volgens wettelijke regels of onder schriftelijke overeenkomsten tot vertrouwelijkheid.

1.6. Consortium: Drie of meer groepen die de gezamenlijke uitvoering van een project zijn overeengekomen.

1.7. Samenwerkingsovereenkomst: Eén of meer getekende overeenkomsten tussen alle partners in een consortium betreffende de opzet van het project.

1.8. Nieuwe kennis: Alle informatie en intellectuele-eigendomsrechten die voor het eerst tot stand gebracht, bedacht, uitgevonden of ontwikkeld worden in de loop van de werkzaamheden in een project.

1.9. Groep: Alle partners in een bepaald project die behoren tot het geografisch gebied van een deelnemer.

1.10. IMS-programma: Het programma voor intelligente fabrieksmatige productiesystemen (IMS - Intelligent Manufacturing Systems).

1.11. Intellectuele-eigendomsrechten: Alle door artikel 2, onder viii), van het Verdrag van oprichting van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (ondertekend te Stockholm op 14 juli 1967 (1)), omschreven rechten, met uitzondering van handelsmerken, dienstmerken, en commerciële namen en aanduidingen.

1.12. Instellingen zonder winstoogmerk: Een rechtspersoon, openbaar of particulier, opgericht of georganiseerd voor andere doeleinden dan het maken van winst, die zelf niet de nieuwe kennis commercieel exploiteert.

1.13. Deelnemer: Australië, Canada, de EG, de groep deelnemende EVA-landen (Oostenrijk, Finland, Noorwegen, Zweden en Zwitserland), Japan en de Verenigde Staten van Amerika, alsmede elk ander land of elke andere geografische regio waarvan de deelname aan het IMS-programma kan worden goedgekeurd op de door de deelnemers vastgestelde manier.

1.14. Partner: Een wettelijke of natuurlijke rechtspersoon die als overeenkomende partij deelneemt aan de samenwerkingsovereenkomst van een bepaald project.

1.15. Project: Een onderzoeks- en ontwikkelingsproject dat door een consortium binnen het IMS-programma wordt uitgevoerd.

1.16. Samenvattende informatie: Een beschrijving van de doelstellingen, status en resultaten van een project dat geen vertrouwelijke informatie onthult.

Artikel 2 Verplichte bepalingen

Elke samenwerkingsovereenkomst dient wezenlijke termen en voorwaarden te bevatten die volledig verenigbaar zijn met elk van de bepalingen 2.1 tot en met 2.13 van dit artikel en de in elke samenwerkingsovereenkomst gebruikte omschrijvingen zullen de in artikel 1 van dit document gespecificeerde omschrijvingen zijn.

Waar een project of een potentiële partner of diens affiliaties zijn onderworpen aan overheidsvoorwaarden, ingevolge wet of overeenkomst, en dergelijke eisen de rechten of verplichtingen die uit de samenwerkingsovereenkomst voortvloeien zullen beïnvloeden, zal de potentiële partner al deze eisen waar zij zich van bewust is aan de andere partners bekendmaken voorafgaande aan de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst. Partners dienen te waarborgen dat eigendomsrechten, gebruik, onthulling, en licentieverlening van nieuwe kennis in overeenstemming zullen zijn met deze verplichte bepalingen als het project is onderworpen aan overheidseisen.

Partners dienen bij de start van het project elkaar onverwijld op de hoogte te stellen van hun affiliaties die bij de uitvoering van het project zullen zijn betrokken, en zullen elkaar op de hoogte stellen van enige verandering in de op deze wijze betrokken affiliaties tijdens de duur van het project. Ten tijde van het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst, en onmiddellijk nadat nieuwe rechtspersonen aan de omschrijving van affiliatie zijn komen te voldoen, mogen partners affiliaties uitsluiten van de in deze bepalingen uiteengezette rechten en verplichtingen in overeenstemming met de voorwaarden van de samenwerkingsovereenkomst.

Schriftelijke overeenkomst

2.1. Partners zullen een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst aangaan die hun deelname aan een project regelt in overeenstemming met dit document.

Eigendom

2.2. De eigendomsrechten van nieuwe kennis zullen uitsluitend toevallen aan de partner of partners die deze tot stand brengen.

2.3. Een partner die de enige eigenaar is van nieuwe kennis kan deze nieuwe kennis bekendmaken en niet-exclusief in licentie geven aan derden zonder verrekening met enig andere partner.

2.4. Een partner die gezamenlijk de eigendomsrechten van nieuwe kennis bezit kan die nieuwe kennis bekendmaken en daarvoor niet-exclusieve licentierechten verlenen aan derden zonder toestemming van en verrekening met enig andere partner, tenzij anders is overeengekomen in de samenwerkingsovereenkomst.

2.5. Een partner kan zijn belangen van enig of gezamenlijk eigendom in zijn basiskennis, basisoctrooien en nieuwe kennis aan derden overdragen zonder de toestemming van een andere partner en zonder de toestemming van en verrekening met een andere partner.

Partners die rechten op basisoctrooien of nieuwe kennis overdragen dienen elke overdracht afhankelijk te maken van de samenwerkingsovereenkomst en dienen elke partij aan wie een overdracht plaatsvindt te verplichten tot een schriftelijke overeenkomst dat deze is gebonden aan de verplichtingen van de overdragende partij onder de samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot de overgedragen rechten.

Verspreiding van informatie

2.6. Samenvattende informatie dient beschikbaar te zijn voor alle partners in andere projecten en voor de onder het IMS-programma gevormde commissies.

2.7. Het consortium zal aan het eind van het project een openbaar rapport beschikbaar stellen waarin de samenvattende informatie over het project wordt uiteengezet.

Licentierechten

Nieuwe kennis

2.8. Elke partner en diens affiliaties kunnen nieuwe kennis zonder betaling van royalty's gebruiken voor onderzoek en ontwikkeling en voor commerciële exploitatie. Commerciële exploitatie omvat de rechten van gebruik, vervaardiging, vervaardiging in opdracht, verkoop en invoer. In uitzonderlijke omstandigheden echter,

a) kunnen partners in hun samenwerkingsovereenkomst overeenkomen royalty's te betalen aan partners die instellingen zonder winstoogmerk zijn voor commerciële exploitatie van nieuwe kennis die uitsluitend het eigendom is van deze instellingen zonder winstoogmerk; en

b) kunnen partners in hun samenwerkingsovereenkomst overeenkomen royalty's te betalen aan partners die instellingen zonder winstoogmerk zijn voor commerciële exploitatie van nieuwe kennis die gezamenlijk met deze instellingen zonder winstoogmerk in eigendom wordt gehouden, vooropgesteld dat deze royalty's gering zijn en zich verdragen met het uitgangspunt dat bijdragen en voordelen in het IMS-programma evenwichtig en billijk dienen te zijn.

2.9. Een partner en diens affiliaties die niet de eigendomsrechten van nieuwe kennis bezitten zijn niet gerechtigd die nieuwe kennis aan derde partijen bekend te maken of sublicentierechten te verstrekken, behalve dat elke partner of diens affiliaties in de normale gang van zaken:

a) nieuwe kennis vertrouwelijk bekend mag maken uitsluitend met het oog op de fabricage, fabricage in opdracht, invoer of verkoop van producten;

b) sublicentierechten mag verstrekken voor programmatuur in object-code, die deel uitmaakt van nieuwe kennis; of

c) zich mag bezighouden met de rechtmatige levering van producten of diensten die inherent de nieuwe kennis prijs geven.

Basiskennis

2.10. Een partner in een project kan zijn basiskennis aan andere partners leveren of in licentie geven, maar is daartoe niet verplicht.

2.11. Zonder verdere compensatie, waaronder (maar niet beperkt tot) financiële compensatie, kunnen partners en hun affiliaties de basisoctrooien van een andere partner of diens affiliaties gebruiken alleen voor onderzoek en ontwikkeling in het project.

2.12. Partners en hun affiliaties zijn gehouden aan andere partners en hun affiliaties een licentie voor basisoctrooien op normale commerciële voorwaarden te verstrekken, wanneer die licentie noodzakelijk is voor de commerciële exploitatie van nieuwe kennis tenzij:

a) de eigendom houdende partner of diens affiliatie van rechtswege of door contractuele verplichting die reeds bestond vóór ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst niet in staat is dergelijke licenties te verlenen en deze basisoctrooien in de samenwerkingsovereenkomst specifiek zijn aangegeven; of

b) de partners in uitzonderlijke gevallen overeenstemming bereiken over de uitsluiting van specifiek in de samenwerkingsovereenkomst aangegeven basisoctrooien.

Voortbestaan van rechten

2.13. De samenwerkingsovereenkomst dient te specificeren dat de rechten en verplichtingen van partners en affiliaties betreffende nieuwe kennis, basiskennis en basisoctrooien zullen voortbestaan ná de natuurlijke afloop van de termijn van de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 3 Bepalingen die in de samenwerkingsovereenkomst dienen behandeld te worden

De partners dienen in hun samenwerkingsovereenkomst elk hierna vermeld punt te behandelen:

Publicatie van resultaten

3.1. Partners dienen aandacht te besteden aan de kwestie van de toestemming, indien vereist, van de andere partners voor de publicatie van de resultaten van het project anders dan samenvattende informatie.

3.2. Partners dienen aandacht te besteden aan de kwestie of partners die instellingen zonder winstoogmerk zijn om wetenschappelijke redenen nieuwe kennis mogen publiceren waarvan zij de enige rechthebbende zijn onder de voorwaarde dat adequate procedures zijn gevolgd voor de bescherming van nieuwe kennis in overeenstemming met de artikelen 3.3 en 3.4.

Bescherming van nieuwe kennis

3.3. Partners dienen de stappen aan te geven die zij zullen nemen ter verkrijging van wettelijke bescherming van nieuwe kennis door middel van intellectuele-eigendomsrechten, en dienen bij het verrichten van een uitvinding aan de andere partners in hetzelfde project op tijdige wijze mededeling te doen van de gezochte bescherming en tevens een samenvattende beschrijving van de uitvinding te verschaffen.

3.4. Partners dienen aandacht te besteden aan de kwestie van prompte kennisgeving aan alle andere partners in hetzelfde project en, op verzoek en op wederzijds overeengekomen voorwaarden, van de onthulling van de uitvinding en dienen op redelijke wijze mee te werken aan de door een andere partner in hetzelfde project ondernomen verkrijging van bescherming in het geval dat en voorzover als een partner of partners in het bezit van nieuwe kennis niet voornemens zijn de bescherming te zoeken.

Vertrouwelijke informatie

3.5. Partners dienen de maatregelen aan te geven die zij zullen nemen ter waarborging dat door een partner ontvangen vertrouwelijke informatie alleen door hemzelf of diens affiliatie wordt gebruikt of onthuld voorzover is toegestaan door de voorwaarden waaronder die informatie was verschaft.

Regeling van geschillen en toepasselijke wetgeving

3.6. Partners dienen in hun samenwerkingsovereenkomst overeen te komen op welke wijze geschillen zullen worden geregeld.

3.7. Partners dienen in hun samenwerkingsovereenkomst overeen te komen welk recht op de samenwerkingsovereenkomst van toepassing zal zijn.

Artikel 4 Facultatieve bepalingen

Partners kunnen aandacht besteden - maar zijn dat niet verplicht - aan de volgende bepalingen in hun samenwerkingsovereenkomst:

Affiliatiebepalingen

Kwesties met betrekking tot anti-kartel- en mededingingswetgeving

Annulering en beëindiging

Arbeidsverhoudingen

Regelingen met betrekking tot uitvoer en nakoming daarvan

Gebied van de overeenkomst

Intentie van de partijen

Licentieverlening aan partners in andere projecten

Aansprakelijkheid van licentiegever voortkomende uit het gebruik van de door de licentienemer in licentie verkregen technologie

Uitgeleende of overgedragen werknemers en daaruit voortvloeiende rechten

Nieuwe partners en terugtrekking uit projecten door partners

Basiskennis na afloop van de samenwerkingsovereenkomst

Verplichtingen ten aanzien van bescherming, gebruik en geheimhouding van vertrouwelijke informatie

Overblijvende informatie

Royalty-tarieven voor licenties van basisoctrooien

Programmatuur-broncodes

Belastingen

Termijn/duur van de overeenkomst

Er zijn waarschijnlijk nog andere bepalingen die de partners in hun samenwerkingsovereenkomst dienen op te nemen, afhankelijk van de bijzondere omstandigheden van hun project. Partners dienen hierover zelf deskundig advies te zoeken, waarbij moet worden opgemerkt dat verdere bepalingen niet in strijd mogen zijn met artikel 1 en artikel 2 van deze bepalingen.

(1) Zie aanhangsel 3.

Aanhangsel 3

VERDRAG VAN OPRICHTING VAN DE WERELDORGANISATIE VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM (STOCKHOLM, 14 JULI 1967)

Artikel 2, onder viii), omschrijft intellectuele eigendom als inhoudende:

". . . de rechten op literaire, artistieke en wetenschappelijke werken; opvoeringen van uitvoerende kunstenaars; grammofoonplaten en omroepuitzendingen; uitvindingen op alle gebieden van menselijke activiteiten; wetenschappelijke ontdekkingen; industriële ontwerpen; handelsmerken, dienstmerken, en commerciële namen en aanduidingen; bescherming tegen oneerlijke concurrentie; en alle andere rechten die voortkomen uit intellectuele activiteiten op industrieel, wetenschappelijk, literair of artistiek gebied.".

BIJLAGE

REFERENTIEKADER VOOR EEN INTERNATIONAAL SAMENWERKINGSPROGRAMMA OP HET GEBIED VAN GEAVANCEERDE FABRIEKSMATIGE PRODUCTIE

(Deze bijlage en de daarbij behorende aanhangsels zijn volkomen gelijk aan die op de bladzijden 6-20 van dit Publikatieblad)

Top