EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 21994A0103(62)

Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte - Bijlage XII - Vrij verkeer van kapitaal - Lijst bedoeld in artikel 40

PB L 1 van 3.1.1994, p. 420–421 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document In force

Related Council decision

21994A0103(62)

Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte - Bijlage XII - Vrij verkeer van kapitaal - Lijst bedoeld in artikel 40

Publicatieblad Nr. L 001 van 03/01/1994 blz. 0420 - 0421


BIJLAGE XII

VRIJ VERKEER VAN KAPITAAL

Lijst bedoeld in artikel 40

INLEIDING

Wanneer de in deze bijlage genoemde besluiten begrippen bevatten of betrekking hebben op procedures die specifiek zijn voor de communautaire rechtsorde, zoals:

- preambules;

- degenen tot wie de communautaire besluiten zijn gericht;

- verwijzingen naar gebieden of talen van de EG;

- verwijzingen naar de rechten en verplichtingen van de Lid-Staten van de EG, hun overheidsorganen, ondernemingen of personen in relatie tot elkaar; en

- verwijzingen naar informatie- en kennisgevingsprocedures;

is Protocol 1 betreffende horizontale aanpassingen van toepassing, tenzij in deze bijlage anders is bepaald.

VERMELDE BESLUITEN

1. 388 L 0361: Richtlijn 88/361/EEG van de Raad van 24 juni 1988 voor de uitvoering van artikel 67 van het Verdrag (PB nr. L 178 van 8.7.1988, blz. 5).

De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van deze Overeenkomst als volgt gelezen:

a) De EVA-Staten stellen het Gemengd Comité van de EER in kennis van de maatregelen waarnaar in artikel 2 van de richtlijn verwezen wordt. De Gemeenschap stelt het Gemengd Comité van de EER in kennis van de maatregelen die door de Lid-Staten genomen zijn. De uitwisseling van inlichtingen betreffende zodanige maatregelen vindt plaats binnen het Gemengd Comité van de EER;

b) Voor de toepassing van de in artikel 3 van de richtlijn genoemde maatregelen volgen de EVA-Staten de in Protocol 18 vastgestelde procedure. De gemeenschappelijke procedures van artikel 45 van de Overeenkomst zijn van toepassing op de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen;

c) De procedures van hoofdstuk 2, deel VII, van de Overeenkomst zijn niet van toepassing op de overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de richtlijn door de Gemeenschap genomen besluiten. De Gemeenschap stelt de overige overeenkomstsluitende partijen van zodanige besluiten in kennis. De beperkingen waarvoor verlenging van de overgangsperioden wordt toegekend, kunnen in het kader van deze Overeenkomst op dezelfde voorwaarden als in de Gemeenschap worden gehandhaafd;

d) De EVA-Staten kunnen met inachtneming van de volgende tijdslimieten en op de volgende gebieden de nationale wetgeving inzake buitenlandse eigendom en/of eigendom van niet-ingezetenen handhaven, die reeds bestond op de datum van inwerkingtreding van de EER-Overeenkomst:

- voor IJsland, uiterlijk tot 1 januari 1995 met betrekking tot de in bijlage II van de richtlijn bedoelde kortlopende kapitaalverrichtingen;

- voor Noorwegen, uiterlijk tot 1 januari 1995 met betrekking tot de verkrijging van binnenlandse aandelen en de toelating van binnenlandse aandelen op een buitenlandse kapitaalmarkt;

- voor Noorwegen en Zweden, uiterlijk tot 1 januari 1995, en voor Finland, IJsland en Liechtenstein, uiterlijk tot 1 januari 1996 met betrekking tot directe investeringen in het binnenland;

- voor Zwitserland, uiterlijk tot 1 januari 1998 met betrekking tot directe investeringen in de beroepsmatige verhandeling van binnenlandse onroerende goederen;

- voor Noorwegen, uiterlijk tot 1 januari 1995, voor Oostenrijk, Finland en IJsland, uiterlijk tot 1 januari 1996 en voor Liechtenstein en Zwitserland uiterlijk tot 1 januari 1998 met betrekking tot beleggingen in onroerende goederen in het binnenland;

- voor Oostenrijk, met betrekking tot directe investeringen in de sector binnenvaart, totdat gelijke toegang tot de binnenwateren van de EG wordt verkregen;

e) Gedurende de overgangsperiode worden nieuwe en bestaande investeringen van ondernemingen of ingezetenen van de Lid-Staten van de EG of van de overige EVA-Staten niet in minder gunstige zin door de EVA-Staten behandeld dan op grond van de op het tijdstip van ondertekening van de Overeenkomst bestaande wetgeving het geval is, onverminderd het recht van de EVA-Staten om wetgeving in te voeren, in het bijzonder met betrekking tot de aankoop van tweede woningen, die verenigbaar is met de Overeenkomst en naar de werking overeenkomt met wetgeving die overeenkomstig artikel 6, lid 4, van de richtlijn binnen de Gemeenschap gehandhaafd blijft;

f) De verwijzing naar artikel 68, lid 3 van het EEG-Verdrag in het inleidende gedeelte van bijlage I van de richtlijn wordt beschouwd als een verwijzing naar artikel 42, lid 2, van de Overeenkomst;

g) Niettegenstaande artikel 40 van de Overeenkomst en de bepalingen van deze bijlage kan IJsland de op het tijdstip van ondertekening van de Overeenkomst bestaande beperkingen op buitenlandse eigendom en/of eigendom van niet-ingezetenen in de sectoren visserij en visverwerking handhaven.

Deze beperkingen vormen geen beletsel voor investeringen van niet-onderdanen of van onderdanen die geen juridische woonplaats in IJsland hebben in ondernemingen die zich alleen indirect bezighouden met visserij of met visverwerking. De nationale autoriteiten hebben echter het recht om ondernemingen die geheel of gedeeltelijk zijn overgenomen door niet-onderdanen of door onderdanen waarvan de juridische woonplaats zich niet in IJsland bevindt, ertoe te verplichten hun eventuele belangen in visverwerkende activiteiten of in visserijschepen te vervreemden;

h) Niettegenstaande artikel 40 van de Overeenkomst en de bepalingen van deze bijlage kan Noorwegen de op het tijdstip van ondertekening van de Overeenkomst bestaande beperkingen op de eigendom van vissersschepen van niet-onderdanen handhaven.

Deze beperkingen vormen geen beletsel voor investeringen van niet-onderdanen in de visverwerking op het land of in ondernemingen die zich alleen indirect met de visserij bezighouden. De nationale autoriteiten hebben het recht om ondernemingen die geheel of gedeeltelijk zijn overgenomen door niet-onderdanen, ertoe te verplichten om hun eventuele belangen in visserijschepen te vervreemden.

Top