This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 21991A1203(05)
Agreement between the European Economic Community and the Kingdom of Sweden establishing cooperation in the field of education and training within the framework of the Erasmus programme
Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Zweden betreffende samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding in het kader van het ERASMUS-programma
Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Zweden betreffende samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding in het kader van het ERASMUS-programma
PB L 332 van 3.12.1991, p. 42–50
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
No longer in force, Date of end of validity: 31/10/1996
Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Zweden betreffende samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding in het kader van het ERASMUS-programma
Publicatieblad Nr. L 332 van 03/12/1991 blz. 0042 - 0050
OVEREENKOMST tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Zweden betreffende samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding in het kader van het ERASMUS-programma DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP, hierna "de Gemeenschap" te noemen, en HET KONINKRIJK ZWEDEN, hierna "Zweden" te noemen, beide hierna "overeenkomstsluitende partijen" te noemen, OVERWEGENDE dat de Gemeenschap het communautaire actieprogramma betreffende de mobiliteit van studenten, hierna "ERASMUS" te noemen, heeft goedgekeurd; OVERWEGENDE dat de overeenkomstsluitende partijen beide belang hebben bij samenwerking op dit gebied als onderdeel van een ruimere samenwerking tussen de Gemeenschap en de EVA-landen op het gebied van onderwijs en opleiding, met als doel het leveren van een bijdrage aan een dynamische en homogene ontwikkeling op dit gebied; OVERWEGENDE dat in het bijzonder een samenwerkingsovereenkomst tussen de Gemeenschap en Zweden, bedoeld om de in het ERASMUS-programma vastgestelde doelstellingen na te streven, binnen een interuniversitair samenwerkingsnetwerk waarbij de Gemeenschap en de EVA-landen als geheel zijn door haar aard het effect van de acties van het ERASMUS-programma vergroot, waardoor het peil van de vaardigheden van de menselijke hulpbronnen in de Gemeenschap en Zweden wordt verhoogd; OVERWEGENDE dat de overeenkomstsluitende partijen bijgevolg verwachten wederzijds voordeel te ontlenen aan de deelname van Zweden aan ERASMUS; OVERWEGENDE dat een succesvolle samenwerking op dit gebied een algehele bereidheid van beide partijen veronderstelt om aanvullende inspanningen te leveren om de mobiliteit van studenten te stimuleren, ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN: Artikel 1 Er wordt een samenwerking tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en Zweden inzake interuniversitaire samenwerking en mobiliteit in het kader van de tenuitvoerlegging van ERASMUS. De actiepunten van ERASMUS zijn in bijlage I uiteengezet. Artikel 2 Voor deze Overeenkomst wordt de uitdrukking "universiteit" gebruikt voor alle soorten instellingen voor post-secundair onderwijs en post-secundaire opleiding waar, in voorkomend geval in het kader van een voortgezette opleiding, kwalificaties of diploma's op dat niveau kunnen worden behaald ongeacht de onderscheiden benamingen die daaraan in de overeenkomstsluitende partijen worden gegeven. Studenten die aan deze instellingen zijn ingeschreven, komen, onafhankelijk van de studierichting, in aanmerking voor steun in het kader van ERASMUS tot het doctoraalniveau, op voorwaarde dat de studieperiode aan de gastuniversiteit past in het leerplan van de universiteit van herkomst van de student en in zijn of haar beroepsopleiding. ERASMUS subsidieert geen ontwikkelingsactiviteiten inzake onderzoek en technologie. Artikel 3 Tenzij in dit artikel anders wordt bepaald, hebben verwijzingen naar Lid-Staten van de Gemeenschap in bijlage I van deze Overeenkomst voor de toepassing van deze Overeenkomst ook betrekking op Zweden. Wat de verschillende actiepunten van ERASMUS betreft, is de deelname van universiteiten uit Zweden aan ERASMUS-activiteiten onderworpen aan de specifieke voorwaarden en regels van dit artikel: 1. Actie 1: Oprichting en werkwijze van een Europees universitair netwerk Inhoud en doelstellingen van deze actie zijn vermeld in bijlage I van deze Overeenkomst, onder actie 1. 1) Universiteiten uit Zweden kunnen formeel deelnemen aan interuniversitaire samenwerkingsprogramma's (ISP's) en hiervoor financiële steun verkrijgen. Ten einde een netwerk voor interuniversitaire samenwerking op te zetten tussen de Gemeenschap en Zweden wordt prioriteit gegeven aan multilaterale ISP's. Overeenkomstig dit principe dienen bij de ISP's universiteiten uit ten minste twee Lid-Staten van de Gemeenschap te worden betrokken. In het eerste jaar dat deze Overeenkomst van kracht is, kunnen ISP's waarbij een of meer universiteiten uit ten minste één Lid-Staat van de Gemeenschap betrokken zijn, echter bij wijze van uitzondering in aanmerking komen voor financiële ondersteuning. 2) Activiteiten uit hoofde van actie 1 die uitsluitend plaatsvinden tussen universiteiten uit Zweden en uit EVA-landen, komen niet in aanmerking voor financiële hulp, zelfs niet wanneer dergelijke landen inzake ERASMUS een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten met de Gemeenschap. 3) Onder de in de punten 1) en 2) omschreven omstandigheden kunnen universiteiten uit Zweden op dezelfde wijze als universiteiten uit Lid-Staten van de Gemeenschap en onder dezelfde voorwaarden in aanmerking komen voor de maatregelen die in deze actie worden vermeld. 2. Actie 2: Stelsel van ERASMUS-studiebeurzen Inhoud en doelstellingen van deze actie zijn vermeld in bijlage I van deze Overeenkomst onder actie 2. 1) ERASMUS-studiebeurzen kunnen worden toegewezen aan studenten uit Zweden, ten einde dezen de gelegenheid te geven een studieperiode te vervullen in een Lid-Staat van de Gemeenschap en vice versa. Dergelijke studenten dienen onderdaan van een der Lid-Staten van de Gemeenschap of Zweden te zijn, of permanent in een van de Lid-Staten van de Gemeenschap of Zweden woonachtig te zijn. Er worden geen studiebeurzen toegekend aan studenten uit Zweden die een studieperiode in een ander EVA-land (of vice versa) willen vervullen, zelfs niet wanneer dat land inzake ERASMUS een samenwerkingsovereenkomst met de Gemeenschap heeft gesloten. 2) De ERASMUS-studiebeurzen voor studenten afkomstig van universiteiten in Zweden worden beheerd door de bevoegde instanties in Zweden, die voor dit doel worden aangewezen door Zweden. 3) Onder de in de punten 1) en 2) beschreven omstandigheden kunnen universiteitsstudenten uit Zweden op dezelfde wijze als universiteitsstudenten uit de Lid-Staten van de Gemeenschap en onder dezelfde voorwaarden in aanmerking komen voor de maatregelen die in bijlage I van deze Overeenkomst onder actie 2 worden vermeld. 3. Actie 3: Maatregelen ter verbetering van de mobiliteit door middel van de academische erkenning van diploma's en studieperioden Inhoud en doelstellingen van deze actie zijn vermeld in bijlage I van deze Overeenkomst onder actie 3. Relevante instellingen en organisaties in Zweden kunnen op dezelfde wijze als soortgelijke instellingen en organisaties in Lid-Staten van de Gemeenschap en onder dezelfde voorwaarden deelnemen aan en in aanmerking komen voor de maatregelen die in deze actie worden vermeld. 4. Actie 4: Aanvullende maatregelen om de mobiliteit van studenten in de Gemeenschap te bevorderen Inhoud en doelstellingen van deze actie zijn vermeld in bijlage I van deze Overeenkomst onder actie 4. Relevante instellingen en organisaties in Zweden kunnen op dezelfde wijze als soortgelijke instellingen en organisaties in Lid-Staten van de Gemeenschap en onder dezelfde voorwaarden deelnemen aan en in aanmerking komen voor de maatregelen die in deze actie worden vermeld. Artikel 4 1. Zweden levert, vanaf het kalenderjaar waarin deze Overeenkomst in werking treedt tot en met het kalenderjaar waarin het laatste universitaire actiejaar uit hoofde van deze Overeenkomst begint, een jaarlijkse bijdrage aan de financiering van ERASMUS. 2. Deze jaarlijkse financiële bijdrage van Zweden wordt bepaald in verhouding tot het totale jaarlijkse budget voor ERASMUS. 3. De verdeelsleutel voor de bijdragen van Zweden vloeit voort uit de verhouding tussen het bruto binnenlands produkt (BBP) van Zweden tegen marktprijzen en de som van de bruto binnenlandse produkten tegen marktprijzen van de Lid-Staten van de Gemeenschap en Zweden. Deze verhouding zal jaarlijks worden berekend aan de hand van de meest recente statistische gegevens van de OESO. 4. Aan het begin van ieder jaar stelt de Commissie Zweden in kennis van het bedrag aan kredieten dat met betrekking tot ERASMUS voor dat jaar beschikbaar is. Aanpassingen van dit bedrag in de loop van het jaar worden door de Commissie aan Zweden meegedeeld. 5. Naast de jaarlijkse bijdrage die in lid 1 wordt genoemd, dient Zweden op zijn laatst bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst een bijdrage in de aanloopkosten te leveren ter hoogte van 128 700 ecu, zulks om de kosten te dekken van voorafgaande voorbereidende werkzaamheden die door de Commissie zijn uitgevoerd in verband met de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst. 6. De regels volgens welke de financiële bijdrage van Zweden aan de ontwikkeling van ERASMUS wordt vastgesteld, zijn opgenomen in bijlage II van deze Overeenkomst. Artikel 5 Behoudens de speciale in artikel 4 vermelde vereisten betreffende deelname door universiteiten uit Zweden, zijn de termijnen en voorwaarden voor de indiening en beoordeling van de aanvragen en de termijnen en voorwaarden voor de gunning en sluiting van contracten in het kader van ERASMUS dezelfde als die welke van toepassing zijn op universiteiten uit de Gemeenschap. Artikel 6 1. Er wordt een Gemengd Comité opgericht. 2. Het Comité is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de onderhavige Overeenkomst. 3. De delegatie van de Gemeenschap neemt passende stappen om te zorgen voor coördinatie tussen de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst en de door de Gemeenschap met betrekking tot de tenuitvoerlegging van ERASMUS genomen besluiten. 4. Met het oog op de correcte tenuitvoerlegging van de Overeenkomst wisselen de overeenkomstsluitende partijen informatie uit en plegen zij op verzoek van een der partijen in het Comité overleg. 5. Het Comité brengt adviezen uit en werkt richtsnoeren uit met betrekking tot de tenuitvoerlegging van ERASMUS voor zover de deelname van Zweden daarbij is betrokken. 6. Het Comité keurt zijn reglement van orde goed. 7. Het Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Gemeenschap enerzijds, en uit vertegenwoordigers van Zweden anderzijds. 8. Het Comité neemt zijn besluiten in onderlinge overeenstemming. 9. Het Comité vergadert op verzoek van een der overeenkomstsluitende partijen, overeenkomstig de in het reglement van orde vastgestelde voorwaarden. Artikel 7 Alle besluiten betreffende de selectie van de in bijlage I (acties 1, 3 en 4) omschreven projecten worden door de Commissie van de Europese Gemeenschappen genomen. Beslissingen inzake de toekenning van ERASMUS-studiebeurzen aan studenten afkomstig van Zweedse universiteiten (actie 2) worden genomen door de bevoegde instanties in Zweden, zulks in nauwe samenwerking met de deelnemende universiteiten. Met het oog hierop zal de Commissie van de Europese Gemeenschappen de bovengenoemde bevoegde instanties richtsnoeren doen toekomen. Artikel 8 De overeenkomstsluitende partijen stellen pogingen in het werk om het vrije verkeer en verblijf te vergemakkelijken van studenten, docenten en administrateurs die in Zweden en in de Gemeenschap deelnemen aan onder de Overeenkomst vallende activiteiten. Artikel 9 Zweden levert de Commissie een bijdrage waarin de nationale door Zweden genomen maatregelen zijn omschreven, om de Commissie bij te staan bij de opstelling van het jaarverslag over ERASMUS en bij de opstelling van een verslag over de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van het programma. Een afschrift van deze verslagen wordt aan Zweden toegezonden. Artikel 10 Met betrekking tot de aanvraagprocedure, de contracten en in te dienen verslagen en andere administratieve regelingen voor ERASMUS zijn de te gebruiken talen de officiële talen van de Gemeenschap. Artikel 11 Deze Overeenkomst is van toepassing enerzijds op de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap van toepassing is en onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, en anderzijds op het grondgebied van het Koninkrijk Zweden. Artikel 12 1. Deze Overeenkomst wordt gesloten voor een periode van vijf academische jaren, volgend op haar inwerkingtreding. Ze kan, na overeenstemming tussen de overeenkomstsluitende partijen, met een nieuwe periode van vijf jaar worden verlengd. Vóór het einde van het derde academische jaar vanaf haar inwerkingtreding zal deze Overeenkomst worden herzien. 2. Mocht de Gemeenschap ERASMUS herzien, dan kan opnieuw over de Overeenkomst worden onderhandeld of kan zij worden beëindigd. Zweden wordt binnen een week na goedkeuring daarvan door de Gemeenschap op de hoogte gebracht van de juiste inhoud van het herziene programma. De overeenkomstsluitende partijen delen elkaar binnen drie maanden na het besluit van de Gemeenschap mede of om heronderhandeling over dan wel beëindiging van de Overeenkomst wordt verzocht. In geval van beëindiging ervan wordt over de praktische regelingen voor de afhandeling van de uitstaande verplichtingen tussen de overeenkomstsluitende partijen onderhandeld. 3. Iedere overeenkomstsluitende partij kan te allen tijde om herziening van de Overeenkomst verzoeken. Daartoe legt het een met redenen omkleed verzoek aan de andere overeenkomstsluitende partij voor. De overeenkomstsluitende partijen kunnen het Gemengd Comité opdracht verlenen dit verzoek te bestuderen en zo nodig hun aanbevelingen te doen, in het bijzonder met het oog op het aanknopen van onderhandelingen. Artikel 13 Deze Overeenkomst wordt door de overeenkomstsluitende partijen goedgekeurd overeenkomstig de voor hen geldende procedures. Op voorwaarde dat de overeenkomstsluitende partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures, treedt de Overeenkomst in werking op de eerste dag van de tweede maand die op die kennisgeving volgt. Indien evenwel die kennisgeving niet vóór het einde van september van een bepaald jaar heeft plaatsgevonden, worden de bepalingen van de Overeenkomst pas van kracht vanaf het tweede academische jaar dat op die kennisgeving volgt. Artikel 14 Deze Overeenkomst wordt opgesteld in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. Hecho en Bruselas, el nueve de octubre de mil novecientos noventa y uno. Udfærdiget i Bruxelles, den niende oktober nitten hundrede og enoghalvfems. Geschehen zu Brüssel am neunten Oktober neunzehnhunderteinundneunzig. éÅãéíå óôéò ÂñõîÝëëåò, óôéò åííÝá Ïêôùâñßïõ ÷ßëéá åííéáêüóéá åíåíÞíôá Ýíá. Done at Brussels on the ninth day of October in the year one thousand nine hundred and ninety-one. Fait à Bruxelles, le neuf octobre mil neuf cent quatre-vingt-onze. Fatto a Bruxelles, addì nove ottobre millenovecentonovantuno. Gedaan te Brussel, de negende oktober negentienhonderd eenennegentig. Feito em Bruxelas, em nove de Outubro de mil novecentos e noventa e um. Upprättat i Bryssel den nionde oktober nittonhundranittioett. Por el Consejo de las Comunidades Europeas For Rådet for De Europæiske Fællesskaber Für den Rat der Europäischen Gemeinschaften Ãéá ôï Óõìâïýëéï ôùí Åõñùðáúêþí ÊïéíïôÞôùí For the Council of the European Communities Pour le Conseil des Communautés européennes Per il Consiglio delle Comunità europee Voor de Raad van de Europese Gemeenschappen Pelo Conselho das Comunidades Europeias För Europeiska gemenskapernas råd Por el Gobierno del Reino de Suecia For Kongeriget Sveriges regering Für die Regierung des Königreichs Schweden Ãéá ôçí ÊõâÝñíçóç ôïõ Âáóéëåßïõ ôçò Óïõçäßáò For the Government of the Kingdom of Sweden Pour le gouvernement du royaume de Suède Per il governo del Regno di Svezia Voor de Regering van het Koninkrijk Zweden Pelo Governo do Reino da Suécia För Konungariket Sveriges regering BIJLAGE I ACTIE 1 Oprichting en werkwijze van een Europees universitair netwerk 1. De Gemeenschap zal voortgaan met het ontwikkelen van het Europees universitair netwerk dat is opgericht in het kader van het ERASMUS-programma ter bevordering van studentenuitwisseling in de Gemeenschap. Het Europees universitair netwerk zal bestaan uit de universiteiten die in het kader van het ERASMUS-programma overeenkomsten hebben gesloten en programma's georganiseerd voor de uitwisseling van studenten en docenten met universiteiten van andere Lid-Staten en die er zorg voor dragen dat de vervulde studieperioden buiten de eigen universiteit volledig worden erkend. Het hoofddoel van overeenkomsten tussen universiteiten is universiteitsstudenten de gelegenheid te geven een volledig erkende studieperiode in ten minste één andere Lid-Staat te volgen als integrerend onderdeel van hun studie voor diploma of academische kwalificatie. Deze gemeenschappelijke programma's kunnen zo nodig een geïntegreerde periode van voorbereiding op een vreemde taal omvatten, evenals samenwerking tussen docenten en administratief personeel ten einde de nodige voorwaarden te scheppen voor de uitwisseling van studenten en voor de wederzijdse erkenning van in het buitenland vervulde studietijdvakken. Zo mogelijk moet in het land van oorsprong van de student een begin worden gemaakt met de voorbereiding op de vreemde taal, alvorens hij naar het buitenland vertrekt. Prioriteit zal worden gegeven aan programma's die een geïntegreerde en volledig erkende studieperiode in een andere Lid-Staat omvatten. Voor ieder gemeenschappelijk studieprogramma zal elke deelnemende universiteit steun ontvangen van maximaal 25 000 ecu per jaar, voor een periode van maximaal drie jaar in eerste instantie, met de mogelijkheid van periodieke herziening. 2. Er zal tevens steun worden verleend voor uitwisseling van docenten met het oog op de uitvoering van geïntegreerde onderwijsopdrachten in andere Lid-Staten. 3. Er zal tevens steun worden verleend voor gezamenlijke projecten inzake ontwikkeling van studieprogramma's tussen universiteiten in verschillende Lid-Staten als middel om de academische erkenning te vergemakkelijken en via uitwisseling van ervaringen bij te dragen tot het proces van vernieuwing en verbetering van cursussen in de gehele Gemeenschap. 4. Daarenboven zal tot een bedrag van 20 000 ecu steun worden verleend aan universiteiten die intensieve onderwijsprogramma's van korte duur organiseren waarbij studenten uit verschillende Lid-Staten betrokken zijn. Deze actie zal een aanvullend karakter hebben. 5. De Gemeenschap zal eveneens steun verlenen voor studiebezoeken van docenten, opleidend personeel en administratief kaderpersoneel van universiteiten aan andere Lid-Staten, ten einde hen in staat te stellen samen met universiteiten van die Lid-Staten geïntegreerde studieprogramma's op te stellen en om hun wederzijdse kennis van de opleidingsaspecten van de hoger-onderwijssystemen in de overige Lid-Staten te verbeteren. Tevens zullen er beurzen beschikbaar worden gesteld om docenten in de gelegenheid te stellen een reeks gespecialiseerde colleges in diverse Lid-Staten te geven. ACTIE 2 Stelsel van ERASMUS-studiebeurzen 1. De Gemeenschap zal voortgaan met de ontwikkeling van een stelsel voor rechtstreekse financiële steun aan universiteitsstudenten, zoals omschreven in artikel 1, lid 2 (*), die een studieperiode in een andere Lid-Staat vervullen. Bij de vaststelling van de totale uitgaven voor respectievelijk de acties 1 en 2 zal de Gemeenschap het aantal studenten in aanmerking nemen die binnen het Europees universitair netwerk, naarmate dit zich ontwikkelt, zullen worden uitgewisseld. 2. De ERASMUS-studiebeurzen worden beheerd door de bevoegde instanties in de Lid-Staten. In verband met de ontwikkeling van het Europees universitair netwerk wordt aan elke Lid-Staat een minimumbedrag van 200 000 ecu (ongeveer 100 beurzen) toegewezen; de toewijzing van het resterende bedrag aan elke Lid-Staat wordt gebaseerd op het totale aantal universiteitsstudenten zoals omschreven in artikel 1, lid 2 (*), op het totale aantal 18- tot 25-jarigen in elke Lid-Staat, op de gemiddelde kosten van de reis tussen het land van de universiteit van oorsprong van de student en het land van de gastuniversiteit, alsmede op het verschil tussen de kosten van het levensonderhoud in het land van de universiteit van oorsprong van de student en het land van de gastuniversiteit. Daarenboven zal de Commissie de nodige stappen nemen om te zorgen voor een evenwichtige deelneming van de verschillende studierichtingen, om rekening te houden met de vraag naar programma's en met de toevloed van studenten, alsmede om een aantal specifieke problemen op te lossen, met name de financiering van bepaalde beurzen die in verband met de structuur van de betrokken uitzonderlijke programma's niet door nationale organen kunnen worden beheerd. De middelen die aan deze maatregelen worden besteed, mogen niet meer bedragen dan 5 % van de totale jaarlijkse begroting voor studiebeurzen. 3. De autoriteiten van de Lid-Staten welke beurzen toekennen, verstrekken beurzen tot een maximum van 5 000 ecu per student per verblijf van een jaar, onder de volgende voorwaarden: a) de studiebeurzen zijn bedoeld om de bijkomende kosten van mobiliteit te compenseren, d.w.z. reiskosten, eventueel noodzakelijke voorbereiding op de vreemde taal en hogere kosten van levensonderhoud in het gastland (in voorkomend geval met inbegrip van de extra kosten omdat de student buiten zijn eigen land woont). De studiebeurzen zijn niet bedoeld om de volledige kosten van studie in het buitenland te dekken; b) er zal prioriteit worden gegeven aan studenten die cursussen volgen welke deel uitmaken van het Europees universitair netwerk uit hoofde van actie 1, evenals aan studenten die deelnemen aan het voor de gehele Gemeenschap geldende Europese puntenoverdrachtsysteem (kapitaliseerbare eenheden) (ECTS) uit hoofde van actie 3. Beurzen kunnen tevens worden verleend voor andere studenten die cursussen volgen en voor wie buiten het netwerk bijzondere regelingen zijn getroffen in een andere Lid-Staat, mits zij voldoen aan de maatstaven om voor subsidie in aanmerking te komen; c) studiebeurzen zullen alleen worden toegekend in gevallen waarin de in een andere Lid-Staat doorgebrachte studieperiode volledig wordt erkend door de universiteit van oorsprong van de student. Beurzen kunnen echter bij wijze van uitzondering worden toegekend in gevallen waarin de in een andere Lid-Staat door te brengen studieperiode volledig wordt erkend door de universiteit in de Lid-Staat welke de graad verleent, mits deze regeling deel uitmaakt van een overeenkomst tussen universiteiten die uit hoofde van actie 1 wordt gesteund; d) er wordt door de gastuniversiteiten geen collegegeld gevraagd van de studenten uit andere Lid-Staten; in voorkomend geval blijven de bursalen collegegeld betalen aan de universiteit van hun eigen land; e) studiebeurzen worden toegekend voor een significante periode van academische studie in een andere Lid-Staat van drie maanden tot een volledig academisch jaar of, in het geval van sterk geïntegreerde programma's, tot meer dan 12 maanden. Studiebeurzen worden normaliter niet toegekend voor het eerste universitaire studiejaar; f) alle beurzen of leningen waarover studenten in hun eigen land kunnen beschikken zullen volledig worden doorbetaald tijdens hun periode van studie aan de gastuniversiteit waarvoor zij een ERASMUS-beurs ontvangen. (*) Besluit 87/327/EEG, gewijzigd bij Besluit 89/663/EEG. ACTIE 3 Maatregelen ter verbetering van de mobiliteit door middel van de academische erkenning van diploma's en studieperioden De Gemeenschap zal, in samenwerking met de bevoegde instanties in de Lid-Staten, de volgende acties ondernemen ter verbetering van de mobiliteit door middel van de academische erkenning van in een andere Lid-Staat behaalde diploma's en vervulde studieperioden: 1. maatregelen ter bevordering van een voor de gehele Gemeenschap geldend Europees puntenoverdrachtsysteem (kapitaliseerbare eenheden) (ECTS) op experimentele en vrijwillige basis, op grond waarvan aan studenten die hoger onderwijs of een hogere opleiding volgen of hebben voltooid punten kunnen worden toegekend voor een dergelijke opleiding aan universiteiten in andere Lid-Staten. Een beperkt aantal beurzen van maximaal 20 000 ecu per jaar zal aan de aan dit systeem deelnemende universiteiten worden toegekend; 2. maatregelen ter bevordering van de uitwisseling in de gehele Gemeenschap van informatie betreffende de academische erkenning van in een andere Lid-Staat verworven diploma's en doorgebrachte studieperioden, met name door de verdere ontwikkeling van het communautaire netwerk van nationale informatiecentra inzake de academische erkenning van diploma's en studieperioden; aan de centra zullen jaarlijkse toelagen tot 20 000 ecu worden toegekend om gegevensuitwisseling te vergemakkelijken, met name door middel van een geautomatiseerd stelsel van gegevensverwerking. ACTIE 4 Aanvullende maatregelen om de mobiliteit van studenten in de Gemeenschap te bevorderen 1. De aanvullende maatregelen zijn bestemd voor de financiering van: - steun aan verenigingen en consortia van universiteiten, opleidend personeel en administratief kaderpersoneel of studenten die op Europees niveau actief zijn, met name ten einde initiatieven op specifieke opleidingsgebieden beter bekend te maken in de hele Gemeenschap; - publikaties met het doel meer bekendheid te geven aan de mogelijkheden om in andere Lid-Staten te studeren en te doceren of om de aandacht te vestigen op belangrijke ontwikkelingen en innoverende modellen voor de samenwerking tussen universiteiten in de hele Gemeenschap; - andere initiatieven ter bevordering van de samenwerking tussen universiteiten op het gebied van beroepsopleiding binnen de Gemeenschap; - maatregelen ter vergemakkelijking van de verspreiding van informatie betreffende het ERASMUS-programma; - ERASMUS-prijzen van de Europese Gemeenschap, toe te kennen aan studenten, personeelsleden, universiteiten of ERASMUS-projecten die een opmerkelijke bijdrage hebben geleverd tot de ontwikkeling van de interuniversitaire samenwerking binnen de Gemeenschap. 2. De kosten van maatregelen uit hoofde van actie 4 bedragen niet meer dan 5 % van de jaarlijkse kredieten voor het ERASMUS-programma. BIJLAGE II FINANCIËLE BEPALINGEN Artikel 1 Het op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen toepasselijke Financieel Reglement is met name op het beheer van de kredieten van toepassing. Artikel 2 Aan het begin van elk jaar of wanneer het ERASMUS-programma zodanig wordt herzien dat dit een toename inhoudt van het bedrag dat voor de tenuitvoerlegging op de begroting van de Gemeenschap is opgenomen, vraagt de Commissie van Zweden de middelen op die overeenkomen met zijn bijdrage tot de kosten in het kader van de Overeenkomst. Deze bijdrage wordt uitgedrukt in ecu en gestort op een bankrekening van de Commissie in ecu. Zweden stort zijn bijdrage in de jaarlijkse kosten van de Overeenkomst overeenkomstig de opvraging van de middelen en uiterlijk één maand na versturing van deze opvraging. Elke vertraging door storting van de bijdrage geeft aanleiding tot het betalen door Zweden vanaf de vervaldatum van rente op het nog uitstaande bedrag. De rentevoet komt overeen met het percentage dat door het Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking (EFMS) voor de maand van de vervaldatum wordt toegepast op ecu-transacties (1), verhoogd met 1,5 procentpunt. (1) Dit percentage wordt maandelijks in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.