Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 12002M011

    Verdrag betreffende de Europese Unie (Geconsolideerde Versie Nice)
    Titel V: Bepalingen betreffende een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
    Artikel 11
    Artikel J.1 - EU Verdrag (Maastricht 1992)

    PB C 325 van 24.12.2002, p. 13–14 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/treaty/teu_2002/art_11/oj

    12002M011

    Verdrag betreffende de Europese Unie (Geconsolideerde Versie Nice) - Titel V: Bepalingen betreffende een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Artikel 11 - Artikel J.1 - EU Verdrag (Maastricht 1992) -

    Publicatieblad Nr. C 325 van 24/12/2002 blz. 0013 - 0014
    Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0155 - Geconsolideerde versie
    Publicatieblad Nr. C 191 van 29/07/1992 blz. 0058


    Verdrag betreffende de Europese Unie (Geconsolideerde Versie Nice)

    Titel V: Bepalingen betreffende een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

    Artikel 11

    Artikel J.1 - EU Verdrag (Maastricht 1992)

    Artikel 11

    1. De Unie bepaalt en voert een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid dat alle terreinen van het buitenlands en veiligheidsbeleid bestrijkt en dat de volgende doelstellingen heeft:

    - bescherming van de gemeenschappelijke waarden, de fundamentele belangen, de onafhankelijkheid en de integriteit van de Unie, conform de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties;

    - versterking van de veiligheid van de Unie in alle opzichten;

    - handhaving van de vrede en versterking van de internationale veiligheid overeenkomstig de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, alsmede de beginselen van de Slotakte van Helsinki en de doelstellingen van het Handvest van Parijs, met inbegrip van die betreffende de buitengrenzen;

    - bevordering van de internationale samenwerking;

    - ontwikkeling en versterking van de democratie en de rechtsstaat, alsmede eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden.

    2. De lidstaten geven in een geest van loyaliteit en wederzijdse solidariteit hun actieve en onvoorwaardelijke steun aan het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie.

    De lidstaten werken samen om hun wederzijdse politieke solidariteit te versterken en tot ontwikkeling te brengen. Zij onthouden zich van ieder optreden dat in strijd is met de belangen van de Unie of dat afbreuk zou kunnen doen aan de doeltreffendheid ervan als bundelende kracht in de internationale betrekkingen.

    De Raad ziet toe op de inachtneming van deze beginselen.

    Top