EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 12002E157

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice)
Derde deel: Het beleid van de Gemeenschap
Titel XVI: Industrie
Artikel 157
Artikel 130 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)
Artikel 130 - Verdrag EEG

PB C 325 van 24.12.2002, p. 103–103 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/treaty/tec_2002/art_157/oj

12002E157

Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice) - Derde deel: Het beleid van de Gemeenschap - Titel XVI: Industrie - Artikel 157 - Artikel 130 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht) - Artikel 130 - Verdrag EEG

Publicatieblad Nr. C 325 van 24/12/2002 blz. 0103 - 0103
Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0249 - Geconsolideerde versie
Publicatieblad Nr. C 224 van 31/08/1992 blz. 0049 - Geconsolideerde versie
(EEG Verdrag - geen officiële publicatie beschikbaar)


Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice)

Derde deel: Het beleid van de Gemeenschap

Titel XVI: Industrie

Artikel 157

Artikel 130 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)

Artikel 130 - Verdrag EEG

Artikel 157

1. De Gemeenschap en de lidstaten dragen er zorg voor dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen van de industrie van de Gemeenschap, aanwezig zijn.

Hiertoe is hun optreden, overeenkomstig een systeem van open en concurrerende markten, erop gericht:

- de aanpassing van de industrie aan structurele wijzigingen te bespoedigen;

- een gunstig klimaat voor het ontplooien van initiatieven en voor de ontwikkeling van ondernemingen in de gehele Gemeenschap, met name van het midden- en kleinbedrijf, te bevorderen;

- een gunstig klimaat voor de samenwerking tussen ondernemingen te bevorderen;

- een betere benutting van het industriële potentieel van het beleid inzake innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te stimuleren.

2. De lidstaten plegen, in verbinding met de Commissie, onderling overleg en coördineren, voorzover nodig, hun activiteiten. De Commissie kan initiatieven nemen om deze coördinatie te bevorderen.

3. De Gemeenschap draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van lid 1 door middel van haar beleid en optreden uit hoofde van andere bepalingen van dit Verdrag. De Raad kan volgens de procedure van artikel 251 na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité specifieke maatregelen vaststellen ter ondersteuning van de activiteiten die in de lidstaten worden ondernomen om de doelstellingen van lid 1 te verwezenlijken.

Deze titel verschaft geen grondslag voor invoering door de Gemeenschap van maatregelen waardoor de mededinging kan worden vervalst of die belastingbepalingen of bepalingen betreffende de rechten en belangen van werknemers inhouden.

Top