EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 11997E141

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam)
Derde deel: Het beleid van de Gemeenschap
Titel XI: Sociale politiek, onderwijs, beroepsopleiding en jeugd
Hoofdstuk 1: Sociale bepalingen
Artikel 141
Artikel 119 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)
Artikel 119 - Verdrag EG

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/treaty/tec_1997/art_141/oj

11997E141

Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam) - Derde deel: Het beleid van de Gemeenschap - Titel XI: Sociale politiek, onderwijs, beroepsopleiding en jeugd - Hoofdstuk 1: Sociale bepalingen - Artikel 141 - Artikel 119 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht) - Artikel 119 - Verdrag EG

Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0242 - Geconsolideerde versie
Publicatieblad Nr. C 224 van 31/08/1992 blz. 0045 - Geconsolideerde versie
(EEG Verdrag - geen officiële publicatie beschikbaar)


Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam)

Artikel 141

Artikel 119 - Verdrag EG

1. Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast.

2. Onder beloning in de zin van dit artikel dient te worden verstaan het gewone basis- of minimumloon of -salaris en alle overige voordelen in geld of in natura die de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking direct of indirect van de werkgever ontvangt.

Gelijke beloning zonder onderscheid naar kunne houdt in:

a) dat de beloning voor gelijke arbeid in stukloon wordt vastgesteld op basis van een zelfde maatstaf;

b) dat de beloning voor arbeid in tijdloon dezelfde is voor een zelfde functie.

3. De Raad neemt volgens de procedure van artikel 251 en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité maatregelen aan om de toepassing te waarborgen van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep, met inbegrip van het beginsel van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid.

4. Het beginsel van gelijke behandeling belet niet dat een lidstaat, om volledige gelijkheid van mannen en vrouwen in het beroepsleven in de praktijk te verzekeren, maatregelen handhaaft of aanneemt waarbij specifieke voordelen worden ingesteld om de uitoefening van een beroepsactiviteit door het ondervertegenwoordigde geslacht te vergemakkelijken of om nadelen in de beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren.

Top