Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 11997E011

    Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam)
    Eerste deel: De beginselen
    Artikel 11

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/treaty/tec_1997/art_11/oj

    11997E011

    Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam) - Eerste deel: De beginselen - Artikel 11

    Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0184 - Geconsolideerde versie


    Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam)

    Artikel 11

    1. De lidstaten die voornemens zijn onderling een nauwere samenwerking aan te gaan, kunnen met inachtneming van de artikelen 43 en 44 van het Verdrag betreffende de Europese Unie worden gemachtigd gebruik te maken van de instellingen, procedures en regelingen van dit Verdrag, mits de beoogde samenwerking:

    a) geen betrekking heeft op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen;

    b) geen afbreuk doet aan beleidslijnen, activiteiten of programma's van de Gemeenschap;

    c) geen betrekking heeft op het burgerschap van de Unie en niet discrimineert tussen de onderdanen van de lidstaten;

    d) binnen de grenzen van de bij dit Verdrag aan de Gemeenschap verleende bevoegdheden blijft; en

    e) geen discriminatie of beperking van de handel tussen de lidstaten vormt en de mededingingsvoorwaarden tussen de lidstaten niet vervalst.

    2. De in lid 1 bedoelde machtiging wordt verleend door de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement.

    Indien een lid van de Raad verklaart om belangrijke, nader genoemde, redenen van nationaal beleid voornemens te zijn zich te verzetten tegen de instemming om een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen te nemen, wordt er niet gestemd. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen verlangen dat de zaak voor een besluit met eenparigheid van stemmen wordt voorgelegd aan de Raad in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders.

    De lidstaten die voornemens zijn onderling een nauwere samenwerking aan te gaan, als bedoeld in lid 1, kunnen daartoe een verzoek richten tot de Commissie, die vervolgens bij de Raad een voorstel kan indienen. Indien de Commissie geen voorstel indient, stelt zij de lidstaten onder opgave van redenen daarvan op de hoogte.

    3. Een lidstaat die wil deelnemen aan een overeenkomstig dit artikel ingestelde samenwerking geeft kennis van zijn voornemen aan de Raad en aan de Commissie, die binnen drie maanden na ontvangst van die kennisgeving advies uitbrengt aan de Raad. Binnen vier maanden na die kennisgeving neemt de Commissie een besluit over het verzoek en over de bijzondere regelingen die zij nodig acht.

    4. Op de voor de uitvoering van samenwerkingsactiviteiten noodzakelijke handelingen en besluiten zijn alle desbetreffende bepalingen van dit Verdrag van toepassing, tenzij anders is bepaald in dit artikel en in de artikelen 43 en 44 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

    5. Dit artikel laat de bepalingen van het Protocol tot opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie onverlet.

    Top