Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 11992MG/E61

    Verdrag betreffende de Europese Unie - Titel II: Bepalingen houdende wijziging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap met het oog op de oprichting van de Europese Gemeenschap - Artikel G - Artikel G E 61

    Legal status of the document In force

    11992MG/E61

    Verdrag betreffende de Europese Unie - Titel II: Bepalingen houdende wijziging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap met het oog op de oprichting van de Europese Gemeenschap - Artikel G - Artikel G E 61

    Publicatieblad Nr. C 191 van 29/07/1992 blz. 0037


    61) De volgende artikelen worden ingevoegd:

    "Artikel 189 A

    1. Wanneer op grond van dit Verdrag een besluit van de Raad wordt genomen op voorstel van de Commissie, kan de Raad een besluit dat van dat voorstel afwijkt slechts met eenparigheid van stemmen nemen, onder voorbehoud van artikel 189 B, leden 4 en 5.

    2. Zolang de Raad geen besluit heeft genomen kan de Commissie te allen tijde gedurende de procedures die tot aanneming van een communautair besluit leiden haar voorstel wijzigen.

    Artikel 189 B

    1. Wanneer in dit Verdrag voor de aanneming van een besluit naar dit artikel wordt verwezen, is de onderstaande procedure van toepassing.

    2. De Commissie dient een voorstel in bij het Europees Parlement en bij de Raad.

    De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na advies van het Europees Parlement, een gemeenschappelijk standpunt vast. Dit gemeenschappelijk standpunt wordt medegedeeld aan het Europees Parlement. De Raad stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die hem hebben geleid tot de het vaststellen van zijn gemeenschappelijk standpunt. De Commissie stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van haar standpunt.

    Indien het Europees Parlement binnen een termijn van drie maanden na deze mededeling:

    a) het gemeenschappelijk standpunt goedkeurt, stelt de Raad het desbetreffende besluit definitief vast overeenkomstig dit gemeenschappelijk standpunt;

    b) zich niet heeft uitgesproken, stelt de Raad het desbetreffende besluit vast overeenkomstig zijn gemeenschappelijk standpunt;

    c) met volstrekte meerderheid van zijn leden te kennen geeft dat het voornemens is het gemeenschappelijk standpunt te verwerpen, stelt het de Raad onverwijld van dat voornemen in kennis. De Raad kan het in lid 4 bedoelde Bemiddelingscomité bijeenroepen om zijn standpunt nader toe te lichten. Vervolgens bekrachtigt het Europees Parlement, met volstrekte meerderheid van zijn leden, de verwerping van het gemeenschappelijk standpunt, in welk geval het voorgestelde besluit wordt geacht niet te zijn aangenomen, of stelt het amendementen voor overeenkomstig de bepalingen onder d) van dit lid;

    d) met volstrekte meerderheid van zijn leden amendementen op het gemeenschappelijk standpunt voorstelt, wordt de geamendeerde tekst toegezonden aan de Raad en aan de Commissie, die advies over deze amendementen uitbrengt.

    3. Indien de Raad binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de amendementen van het Europees Parlement al deze amendementen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen goedkeurt, wijzigt hij dienovereenkomstig zijn gemeenschappelijk standpunt en stelt hij het desbetreffende besluit vast; de Raad besluit evenwel met eenparigheid van stemmen over de amendementen waarover de Commissie negatief advies heeft uitgebracht. Indien de Raad het betrokken besluit niet vaststelt, roept de Voorzitter van de Raad in overeenstemming met de Voorzitter van het Europees Parlement, onverwijld het Bemiddelingscomité bijeen.

    4. Het Bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal vertegenwoordigers van het Europees Parlement en heeft tot taak met een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en met een meerderheid van de vertegenwoordigers van het Europees Parlement overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke ontwerp-tekst. De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het Bemiddelingscomité deel en neemt alle nodige initiatieven om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.

    5. Wanneer het Bemiddelingscomité binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, een gemeenschappelijke ontwerp-tekst goedkeurt, beschikken het Europees Parlement en de Raad over een termijn van zes weken na deze goedkeuring om het desbetreffende besluit overeenkomstig de gemeenschappelijke ontwerp-tekst aan te nemen, met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor wat het Europees Parlement betreft en met gekwalificeerde meerderheid voor wat de Raad betreft. Wanneer een van de twee Instellingen het voorgestelde besluit niet goedkeurt, wordt het geacht niet te zijn aangenomen.

    6. Wanneer het Bemiddelingscomité geen gemeenschappelijke ontwerp-tekst goedkeurt, wordt het voorgestelde besluit geacht niet te zijn aangenomen tenzij de Raad, binnen een termijn van zes weken na het verstrijken van de aan het Bemiddelingscomité verleende termijn, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen het gemeenschappelijk standpunt bekrachtigt waaraan hij vóór de opening van de bemiddelingsprocedure zijn goedkeuring had gehecht, eventueel met door het Europees Parlement voorgestelde amendementen. In dit geval wordt het besluit definitief vastgesteld, tenzij het Europees Parlement de tekst binnen een termijn van zes weken na bekrachtiging door de Raad, met volstrekte meerderheid van zijn leden verwerpt; in dat geval wordt het voorgestelde besluit geacht niet te zijn aangenomen.

    7. De in dit artikel vermelde termijnen van drie maanden en zes weken kunnen in onderlinge overeenstemming tussen het Europees Parlement en de Raad met ten hoogste één maand, respectievelijk twee weken worden verlengd. De in lid 2 genoemde termijn van drie maanden wordt automatisch met twee maanden verlengd indien lid 2, onder c) van toepassing is.

    8. De werkingssfeer van de in dit artikel bedoelde procedure kan op grond van een door de Commissie uiterlijk in 1996 aan de Raad voor te leggen verslag worden uitgebreid tot andere gebieden, volgens de procedure van artikel N, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

    Artikel 189 C

    Wanneer in dit Verdrag voor de aanneming van een besluit naar dit artikel wordt verwezen, is de onderstaande procedure van toepassing:

    a) De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na advies van het Europees Parlement, een gemeenschappelijk standpunt vast.

    b) Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wordt toegezonden aan het Europees Parlement. De Raad en de Commissie stellen het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die de Raad hebben geleid tot het vaststellen van het gemeenschappelijk standpunt, alsmede van het standpunt van de Commissie.

    Indien het Europees Parlement binnen een termijn van drie maanden na deze mededeling dit gemeenschappelijk standpunt goedkeurt of zich binnen deze termijn niet heeft uitgesproken, stelt de Raad het desbetreffende besluit definitief vast overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt.

    c) Het Europees Parlement kan binnen de onder b) bedoelde termijn van drie maanden met volstrekte meerderheid van zijn leden amendementen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad voorstellen. Het kan eveneens met dezelfde meerderheid het gemeenschappelijk standpunt van de Raad verwerpen. De uitkomst van de beraadslagingen wordt aan de Raad en de Commissie toegezonden.

    Indien het Europees Parlement het gemeenschappelijk standpunt van de Raad heeft verworpen, kan de Raad in tweede lezing slechts met eenparigheid van stemmen besluiten.

    d) Binnen één maand behandelt de Commissie haar voorstel op basis waarvan de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt heeft vastgesteld, aan de hand van de door het Europees Parlement voorgestelde amendementen, opnieuw.

    De Commissie legt, samen met het opnieuw behandelde voorstel, de door haar niet overgenomen amendementen van het Europees Parlement voor aan de Raad, waarbij zij haar mening daarover te kennen geeft. De Raad kan deze amendementen met eenparigheid van stemmen aannemen.

    e) De Raad neemt het door de Commissie opnieuw behandelde voorstel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen aan.

    De Raad kan het door de Commissie opnieuw behandelde voorstel slechts met eenparigheid van stemmen wijzigen.

    f) In de gevallen bedoeld onder c), d) en e) is de Raad gehouden binnen drie maanden te besluiten. Bij gebreke van een besluit binnen deze termijn wordt het voorstel van de Commissie geacht niet te zijn aangenomen.

    g) De onder b) en f) bedoelde termijnen kunnen in onderlinge overeenstemming tussen de Raad en het Europees Parlement met maximaal één maand worden verlengd.".

    Top