Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02022R1369-20230401

Consolidated text: Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2022/1369/2023-04-01

02022R1369 — NL — 01.04.2023 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2022/1369 VAN DE RAAD

van 5 augustus 2022

inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag

(PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2023/706 VAN DE RAAD van 30 maart 2023

  L 93

1

31.3.2023




▼B

VERORDENING (EU) 2022/1369 VAN DE RAAD

van 5 augustus 2022

inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag



Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening worden regels vastgesteld om het hoofd te bieden aan ernstige moeilijkheden op het gebied van de gaslevering, met het oog op de waarborging van de gasleveringszekerheid van de Unie in een geest van solidariteit. Die regels omvatten een betere coördinatie, monitoring en rapportage inzake nationale maatregelen ter reductie van de gasvraag en de mogelijkheid voor de Raad om op voorstel van de Commissie een Unie-alarm af te kondigen als een Uniespecifiek crisisniveau, waardoor een Uniebrede vraagreductie verplicht wordt.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) 

“bevoegde autoriteit”: een nationale overheidsinstantie of een nationale regulerende instantie die door een lidstaat aangewezen is voor de uitvoering van de maatregelen waarin Verordening (EU) 2017/1938 voorziet;

2) 

“Unie-alarm”: een Uniespecifiek crisisniveau waardoor een vraagreductie verplicht wordt en dat geen verband houdt met de crisisniveaus op grond van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1938;

3) 

“gasverbruik”: de totale levering van aardgas voor activiteiten op het grondgebied van een lidstaat, inclusief het uiteindelijke verbruik van de huishoudens, in de industrie en voor elektriciteitsopwekking, maar exclusief onder meer gas voor het vullen van opslagcapaciteiten, in overeenstemming met de door de Commissie (Eurostat) gebruikte definitie van “levering, transformatie en verbruik van gas”;

4) 

“grondstof”: het “niet-energetisch gebruik van aardgas” als bedoeld in de energiebalansberekeningen door de Commissie (Eurostat);

▼M1

5) 

“referentiegasverbruik”: het gemiddelde gasverbruik van een lidstaat gedurende de referentieperiode; voor lidstaten waarvan het gasverbruik in de periode van 1 april 2021 tot en met 31 maart 2022 met ten minste 8 % gestegen is ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik gedurende de referentieperiode, betekent “referentiegasverbruik” alleen het gasverbruik in de periode van 1 april 2021 tot en met 31 maart 2022;

6) 

“referentieperiode”: de periode van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2022;

▼B

7) 

“tussentijds streefdoel”: het in bijlage I bis bij Verordening (EU) 2017/1938 opgenomen tussentijdse streefdoel.

▼M1

Artikel 3

Vrijwillige vraagreductie

De lidstaten trachten naar beste vermogen hun gasverbruik in de periode van 1 april 2023 tot en met 31 maart 2024 met ten minste 15 % te reduceren ten opzichte van hun gemiddelde gasverbruik in de periode van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2022 (“vrijwillige vraagreductie”). De artikelen 6, 7 en 8 zijn op die maatregelen ter vrijwillige vraagreductie van toepassing.

▼B

Artikel 4

Afkondiging van een Unie-alarm door de Raad

1.  
De Raad kan op voorstel van de Commissie door middel van een uitvoeringsbesluit een Unie-alarm afkondigen.
2.  
De Commissie dient het voorstel voor een Unie-alarm in indien zij van oordeel is dat er zich een substantieel risico van een ernstig gasleveringstekort voordoet of indien er een uitzonderlijk hoge gasvraag is, waarvoor de in artikel 3 bedoelde maatregelen niet afdoende zijn en waardoor de gasleveringssituatie in de Unie aanzienlijk verslechtert, maar waarbij de markt in staat is om de verstoring op te vangen zonder dat niet-marktgebaseerde maatregelen nodig zijn.
3.  
De Commissie dient ook een voorstel bij de Raad in om een Unie-alarm af te kondigen op verzoek van vijf or meer bevoegde autoriteiten die op nationaal niveau een alarm op grond van artikel 11, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2017/1938 afgekondigd hebben.
4.  
De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen het voorstel van de Commissie wijzigen.
5.  
Voordat de Commissie bij de Raad een voorstel indient om een Unie-alarm af te kondigen, raadpleegt zij de relevante risicogroepen zoals vervat in bijlage I bij Verordening (EU) 2017/1938 (“risicogroepen”) en de bij artikel 4 van die verordening opgerichte Groep coördinatie gas (GCG).
6.  
De Raad kan, op voorstel van de Commissie, bij uitvoeringsbesluit het Unie-alarm en de bijbehorende verplichtingen op grond van artikel 5 beëindigen. De Commissie dient het voorstel voor een dergelijk uitvoeringsbesluit bij de Raad in indien zij na analyse van oordeel is dat de grondslag voor het Unie-alarm het handhaven van dat alarm niet langer rechtvaardigt, en na raadpleging van de relevante risicogroepen en de GCG.

Artikel 5

Verplichte vraagreductie in geval van een Unie-alarm

1.  
Indien de Raad een Unie-alarm afkondigt, reduceert iedere lidstaat zijn gasverbruik overeenkomstig lid 2 (“verplichte vraagreductie”).

▼M1

2.  
Voor de toepassing van de verplichte vraagreductie voor de duur van het Unie-alarm is het gasverbruik per lidstaat voor de periode van 1 april 2023 tot en met 31 maart 2024 (de “reductieperiode”) 15 % lager dan het referentiegasverbruik. De vraagreducties die door de lidstaten verwezenlijkt werden tijdens de periode voordat het Unie-alarm afgekondigd werd, worden voor de toepassing van de verplichte vraagreductie in aanmerking genomen.

▼B

3.  
Een lidstaat waarvan het elektriciteitssysteem alleen synchroon gekoppeld is aan het elektriciteitssysteem van een derde land, wordt vrijgesteld van de toepassing van lid 2 indien hij losgekoppeld wordt van het systeem van dat derde land zolang er geïsoleerde elektriciteitssysteemdiensten of andere diensten aan de elektriciteitsnetbeheerder verleend moeten worden om de veilige en betrouwbare werking van het elektriciteitssysteem te waarborgen.
4.  
Een lidstaat is vrijgesteld van het toepassen van lid 2 zolang die lidstaat niet rechtstreeks aangesloten is op een gassysteem van een andere lidstaat.
5.  
Een lidstaat kan het referentiegasverbruik dat gebruikt wordt voor de berekening van het streefdoel inzake verplichte vraagreductie op grond van lid 2 beperken met het gasvolume dat gelijk is aan het verschil tussen zijn tussentijdse streefdoel voor 1 augustus 2022 en het werkelijke volume van opgeslagen gas op 1 augustus 2022, indien die lidstaat op die datum voldoet aan het tussentijdse streefdoel.
6.  
Een lidstaat kan het referentiegasverbruik dat gebruikt wordt voor de berekening van het streefdoel inzake verplichte vraagreductie op grond van lid 2 beperken met het gasvolume dat gedurende de referentieperiode verbruikt is als grondstof.

▼M1

6 bis.  
Een lidstaat kan het referentiegasverbruik dat gebruikt wordt voor de berekening van het streefdoel inzake verplichte vraagreductie op grond van lid 2 beperken met het volume toegenomen gasverbruik als gevolg van de overstap van steenkool op gas voor stadsverwarming, indien die toename in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 31 maart 2024 ten minste 8 % bedraagt ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik tijdens de referentieperiode en voor zover die toename rechtstreeks aan de overstap toegeschreven kan worden.

▼B

7.  
Een lidstaat kan de verplichte vraagreductie beperken met 8 procentpunten, mits hij aantoont dat zijn interconnectie met andere lidstaten gemeten in vaste technische uitvoercapaciteit minder dan 50 % bedraagt ten opzichte van zijn jaarlijks gasverbruik in 2021 en dat de capaciteit op de interconnectoren met andere lidstaten gedurende ten minste één maand voorafgaand aan de kennisgeving van de afwijking voor ten minste 90 % daadwerkelijk gebruikt is voor gastransport, tenzij de lidstaat kan aantonen dat er geen vraag was en dat de capaciteit maximaal was, en mits hij aantoont dat zijn nationale LNG-faciliteiten commercieel en technisch klaar zijn om de op de markt gevraagde gasvolumes naar andere lidstaten te transporteren.
8.  
Een lidstaat die in een elektriciteitscrisis verkeert, kan de verplichte vraagreductie op grond van lid 2 tijdelijk beperken tot de hoogte die nodig is om het risico voor de elektriciteitslevering te beperken, indien er geen economische alternatieven voorhanden zijn ter vervanging van het gas dat noodzakelijk is om elektriciteit op te wekken zonder de leveringszekerheid ernstig in het gedrang te brengen. In dat geval deelt de lidstaat de redenen voor de beperking mee en verstrekt hij voldoende bewijsmateriaal voor de uitzonderlijke omstandigheden die de beperking rechtvaardigen. Indien nodig actualiseert de lidstaat het risicoparaatheidsplan op grond van artikel 10 van Verordening (EU) 2019/941.
9.  
Een lidstaat stelt de Commissie in kennis van zijn besluit om de verplichte vraagreductie op grond van de leden 5, 6, 7 en 8 te beperken en verstrekt daarbij het nodige bewijsmateriaal dat de voorwaarden voor het beperken van de verplichte vraagreductie vervuld zijn. Een kennisgeving in het kader van de leden 5, 6 en 7 kan reeds na de inwerkingtreding van deze verordening gedaan worden, en moet uiterlijk twee weken na de afkondiging van een Unie-alarm gedaan worden. Een kennisgeving in het kader van lid 8 moet uiterlijk twee weken na het ontstaan van de in dat lid bedoelde elektriciteitscrisis gedaan worden. De lidstaat stelt tevens de relevante risicogroepen en de GCG in kennis van zijn voornemen.
10.  
Op basis van de kennisgeving en na raadpleging van de risicogroepen en de GCG, beoordeelt de Commissie of de voorwaarden voor een beperking op grond van de leden 5, 6, 7 en 8 vervuld zijn. Indien de Commissie vaststelt dat een beperking ongerechtvaardigd is, brengt zij een advies uit met vermelding van de redenen waarom de lidstaat de beperking van de verplichte vraagreductie moet opheffen of wijzigen. De Commissie brengt dat advies uiterlijk 30 werkdagen na de volledige kennisgeving op grond van lid 9 uit.
11.  
Indien de voorwaarden voor de beperking van de verplichte vraagreductie in de leden 5, 6, 7 en 8 niet langer vervuld zijn, past de lidstaat het streefdoel inzake verplichte vraagreductie op grond van lid 2 toe.
12.  
De Commissie gaat voortdurend na of aan de voorwaarden voor een beperking van de verplichte vraagreductie op grond van de leden 5, 6, 7 en 8 voldaan is.
13.  
De artikelen 6, 7 en 8 zijn op de maatregelen ter verplichte vraagreductie van toepassing onverminderd bestaande langlopende contracten.

Artikel 6

Maatregelen om vraagreductie te verwezenlijken

1.  

Het staat de lidstaten vrij de nodige maatregelen te kiezen om de vraag te reduceren. De in de artikelen 3 en 5 bedoelde maatregelen worden duidelijk omschreven en zijn transparant, proportioneel, niet-discriminerend en controleerbaar. Bij de keuze van de maatregelen nemen de lidstaten de in Verordening (EU) 2017/1938 neergelegde beginselen in acht. Met name:

a) 

mogen de maatregelen de concurrentie of de goede werking van de interne gasmarkt niet onnodig verstoren;

b) 

mogen de maatregelen de gasleveringszekerheid van andere lidstaten of van de Unie niet in het gedrang brengen;

c) 

moeten de maatregelen voldoen aan de bepalingen van Verordening (EU) 2017/1938 met betrekking tot beschermde afnemers.

2.  

Bij het treffen van vraagreductiemaatregelen overwegen de lidstaten om voorrang te geven aan maatregelen met gevolgen voor andere afnemers dan beschermde afnemers als gedefinieerd in artikel 2, punt 5), van Verordening (EU) 2017/1938, en mogen zij die afnemers ook uitsluiten van die maatregelen, op basis van objectieve en transparante criteria, waarbij rekening gehouden wordt met hun economische belang en, onder meer, de volgende elementen:

a) 

de gevolgen van een verstoring voor leveringsketens die van zeer groot maatschappelijk belang zijn;

b) 

de mogelijke negatieve gevolgen in andere lidstaten, in het bijzonder op leveringsketens van downstreamsectoren die van zeer groot maatschappelijk belang zijn;

c) 

de mogelijk langdurige schade aan industriële installaties;

d) 

de mogelijkheden om het verbruik te reduceren en producten in de Unie te vervangen.

3.  
Bij hun besluit over vraagreductiemaatregelen overwegen de lidstaten maatregelen ter reductie van gas dat in de elektriciteitssector verbruikt wordt, maatregelen ter bevordering van brandstofomschakeling in de industrie, nationale bewustmakingscampagnes, en gerichte verplichtingen ter beperking van verwarming en koeling, ter bevordering van de omschakeling naar andere brandstoffen en ter beperking van het verbruik door de industrie.

Artikel 7

Coördinatie van vraagreductiemaatregelen

1.  
Met het oog op een goede coördinatie van de maatregelen ter vrijwillige en verplichte vraagreductie op grond van de artikelen 3 en 5, werken de lidstaten met elkaar samen in iedere relevante risicogroep.
2.  
De bevoegde autoriteit van iedere lidstaat actualiseert uiterlijk op 31 oktober 2022 haar op grond van artikel 8 van Verordening (EU) 2017/1938 opgestelde nationale noodplan, om maatregelen ter vrijwillige vraagreductie te weerspiegelen. Iedere lidstaat actualiseert tevens zijn nationale noodplan, indien wenselijk, in geval van een afkondiging van een Unie-alarm op grond van artikel 4 van deze verordening. Artikel 8, leden 6 tot en met 10, van Verordening (EU) 2017/1938 is niet van toepassing op de op grond van dit lid gemaakte actualiseringen van de nationale noodplannen.
3.  
De lidstaten raadplegen de Commissie en de relevante risicogroepen voordat zij de herziene noodplannen vaststellen. De Commissie kan de risicogroepen en de GCG bijeenroepen, rekening houdend met de standpunten van de lidstaten ter zake, om kwesties in verband met de nationale vraagreductiemaatregelen te bespreken.

Artikel 8

Monitoring en handhaving

▼M1

1.  
De bevoegde autoriteit van iedere lidstaat monitort de uitvoering van de vraagreductiemaatregelen op haar grondgebied. De lidstaten brengen ten minste om de twee maanden en uiterlijk op de 15e dag van de volgende maand aan de Commissie verslag uit over hun gasverbruik (in terajoule, TJ). Indien een Unie-alarm afgekondigd wordt overeenkomstig artikel 4, lid 1, wordt maandelijks verslag uitgebracht.

De lidstaten kunnen in hun verslag een uitsplitsing opnemen van het gasverbruik per sector, met inbegrip van het gasverbruik voor de volgende sectoren:

a) 

gasinput voor de opwekking van elektriciteit en warmte;

b) 

gasverbruik in de industrie;

c) 

gasverbruik in huishoudens en voor diensten.

Voor de toepassing van dit lid zijn de definities en statistische afspraken van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) van toepassing.

De GCG ondersteunt de Commissie bij het monitoren van de vrijwillige en de verplichte vraagreductie.

▼B

2.  
Indien de Commissie aan de hand van de gerapporteerde vraagreductiecijfers merkt dat een lidstaat de verplichte vraagreductie op grond van artikel 5 dreigt niet te zullen halen, verzoekt zij de lidstaat een plan in te dienen met een strategie om daadwerkelijk te voldoen aan de vraagreductieverplichting. De Commissie verzoekt tevens een om een solidariteitsmaatregel verzoekende lidstaat op grond van artikel 13 van Verordening (EU) 2017/1938 een plan in te dienen met de strategie om een mogelijke verdere reductie van de gasvraag te verwezenlijken, overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1938. In beide gevallen brengt de Commissie advies uit met opmerkingen en suggesties betreffende de ingediende plannen en deelt zij de Raad haar advies mee. De betrokken lidstaat neemt het advies van de Commissie terdege in aanmerking.
3.  
De Commissie houdt het Europees Parlement en de Raad regelmatig op de hoogte van de uitvoering van deze verordening.

Artikel 9

Evaluatie

Uiterlijk op ►M1  1 maart 2024 ◄ voert de Commissie een evaluatie uit van deze verordening in het licht van de algemene stand van de gasleveringen aan de Unie, en brengt zij verslag uit aan de Raad over de belangrijkste bevindingen van die evaluatie. Op basis van dat verslag kan de Commissie met name voorstellen de geldigheidsduur van deze verordening te verlengen.

Artikel 10

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

▼M1

Zij is van toepassing tot en met 31 maart 2024.

▼B

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken (PB L 304 van 14.11.2008, blz. 1).

Top