Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02020R0740-20200605

    Consolidated text: Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009 (Voor de EER relevante tekst)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2020/740/2020-06-05

    02020R0740 — NL — 05.06.2020 — 000.004


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    ▼C1

    VERORDENING (EU) 2020/740 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN

    25 mei 2020

    inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009

    (Voor de EER relevante tekst)

    ▼B

    (PB L 177 van 5.6.2020, blz. 1)


    Gerectificeerd bij:

    ►C1

    Rectificatie, PB L 147, 30.4.2021, blz.  23 (2020/740)

    ►C2

    Rectificatie, PB L 382, 28.10.2021, blz.  52 (2020/740)




    ▼B

    ▼C1

    VERORDENING (EU) 2020/740 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN

    25 mei 2020

    inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009

    (Voor de EER relevante tekst)

    ▼B



    Artikel 1

    Toepassingsgebied en onderwerp

    Bij deze verordening wordt een kader vastgesteld om via etiketten geharmoniseerde informatie te verstrekken over bandenparameters, zodat eindgebruikers een geïnformeerde keuze kunnen maken bij de aankoop van banden, teneinde de veiligheid, de bescherming van de gezondheid en de economische en milieuefficiëntie van het wegvervoer te verbeteren door het gebruik van brandstofefficiënte, duurzame, veilige en geluidsarme banden aan te moedigen.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    1.  
    Deze verordening is van toepassing op C1-banden, C2-banden en C3-banden die in de handel worden gebracht.

    De voorschriften voor coverbanden zijn van toepassing zodra er door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 13 een geschikte testmethode voor het meten van de prestaties van deze banden beschikbaar is.

    2.  

    Deze verordening is niet van toepassing op:

    a) 

    professionele terreinbanden;

    b) 

    banden die enkel zijn ontworpen voor montage op voertuigen die voor het eerst zijn geregistreerd vóór 1 oktober 1990;

    c) 

    T-reservebanden voor tijdelijk gebruik;

    d) 

    banden van de snelheidscategorie onder 80 km/h;

    e) 

    banden met een nominale velgdiameter van minder dan 254 mm of meer dan 635 mm;

    f) 

    banden met trekkrachtbevorderende voorzieningen, zoals spijkerbanden;

    g) 

    banden die uitsluitend zijn ontworpen om te worden gemonteerd op voertuigen die alleen bestemd zijn voor races;

    h) 

    tweedehandsbanden, tenzij deze banden vanuit een derde land zijn ingevoerd.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1) 

    “C1-banden”, “C2-banden” en “C3-banden”: banden die behoren tot de respectieve klassen van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 661/2009;

    2) 

    “coverband”: een gebruikte band die weer geschikt voor gebruik is gemaakt door vervanging van het versleten loopvlak door nieuw materiaal;

    3) 

    “T-reserveband voor tijdelijk gebruik”: reserveband voor tijdelijk gebruik die ontworpen is voor een hogere spanning dan die van standaard- en versterkte banden;

    4) 

    “professionele terreinband”: een band voor speciaal gebruik die voornamelijk wordt gebruikt in moeilijke omstandigheden op onverharde wegen;

    5) 

    “bandenetiket”: een grafisch diagram, in gedrukte of elektronische vorm, ook in de vorm van een sticker, waarop symbolen staan om eindgebruikers te informeren over de prestaties van een band of partij banden met betrekking tot de parameters in bijlage I;

    6) 

    “verkooppunt”: een plaats waar banden worden uitgestald of opgeslagen en te koop worden aangeboden, met inbegrip van autotoonzalen waar niet op voertuigen gemonteerde banden aan eindgebruikers te koop worden aangeboden;

    7) 

    “technisch reclamemateriaal”: documentatie, in gedrukte of elektronische vorm, geproduceerd door een leverancier om reclamemateriaal aan te vullen met de informatie van bijlage IV;

    8) 

    “productinformatieblad”: een standaarddocument met de in bijlage III beschreven informatie, in gedrukte of elektronische vorm;

    9) 

    “technische documentatie”: documentatie die voldoende is om markttoezichtautoriteiten in staat te stellen de juistheid van het bandenetiket en het productinformatieblad van een band te beoordelen, met inbegrip van de in bijlage VII, punt 2, beschreven informatie;

    10) 

    “productendatabank”: de op grond van artikel 12 van Verordening (EU) 2017/1369 opgezette databank;

    11) 

    “verkoop op afstand”: het voor verkoop, huur of huurkoop aanbieden van producten via postorder, catalogus, internet, telemarketing of een andere methode waarbij kan worden aangenomen dat de potentiële eindgebruiker de band niet uitgestald ziet;

    12) 

    “fabrikant”: een fabrikant in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2019/1020;

    13) 

    “importeur”: een importeur in de zin van artikel 3, punt 9, van Verordening (EU) 2019/1020;

    14) 

    “gemachtigde”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens de fabrikant specifieke taken te vervullen in verband met de verplichtingen van de fabrikant op grond van de voorschriften van deze verordening;

    15) 

    “leverancier”: een in de Unie gevestigde fabrikant, een officiële vertegenwoordiger van een fabrikant die niet in de Unie is gevestigd of een importeur die een product in de Unie in de handel brengt;

    16) 

    “distributeur”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon in de toeleveringsketen die een product op de markt aanbiedt, met uitzondering van de leverancier;

    17) 

    “op de markt aanbieden”: op de markt aanbieden in de zin van artikel 3, punt 1, van Verordening (EU) 2019/1020;

    18) 

    “in de handel brengen”: in de handel brengen in de zin van artikel 3, punt 2, van Verordening (EU) 2019/1020;

    19) 

    “eindgebruiker”: een consument, wagenparkbeheerder of wegvervoersonderneming die een band koopt of voornemens is een band te kopen;

    20) 

    “parameter”: een kenmerk van een band dat tijdens het gebruik van de band een significant effect heeft op het milieu, de verkeersveiligheid of de gezondheid, zoals bandenslijtage, kilometrage, rolweerstand, grip op nat wegdek, rolgeluidemissie, grip op sneeuw of grip op ijs;

    21) 

    “bandentype”: een versie van een band waarvan de technische kenmerken op het bandenetiket, het productinformatieblad en de bandentypeaanduiding dezelfde zijn voor alle eenheden van die versie;

    22) 

    “controletolerantie”: de maximaal toelaatbare afwijking van de meet- en berekeningsresultaten van de door of namens de markttoezichtautoriteiten uitgevoerde controletests, ten opzichte van de waarden van de aangegeven of gepubliceerde parameters, rekening houdend met afwijkingen die toe te schrijven zijn aan interlaboratoriumvariatie;

    23) 

    “bandentypeaanduiding”: een doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek bandentype wordt onderscheiden van andere bandentypes met dezelfde handelsnaam of hetzelfde handelsmerk als de leverancier;

    24) 

    “gelijkwaardig bandentype”: een bandentype dat door dezelfde leverancier in de handel wordt gebracht als een ander type met een andere bandentypeaanduiding en dat dezelfde voor het etiket relevante technische eigenschappen en hetzelfde productinformatieblad heeft.

    Artikel 4

    Verplichtingen van bandenleveranciers

    1.  

    Leveranciers zorgen ervoor dat C1-banden, C2-banden en C3-banden die in de handel worden gebracht gratis vergezeld gaan van:

    a) 

    voor elke afzonderlijke band: een bandenetiket, in de vorm van een sticker, dat in overeenstemming is met de voorschriften van bijlage II en waarop de informatie en klasse van elke parameter wordt vermeld, zoals bedoeld in bijlage I, en van een productinformatieblad, of

    b) 

    voor elke partij van één band of meerdere identieke banden: een gedrukt bandenetiket dat in overeenstemming is met de vereisten van bijlage II en waarop de informatie en klasse van elke parameter wordt vermeld, zoals bedoeld in bijlage I, en van een productinformatieblad.

    2.  
    Voor banden die op afstand worden verkocht of te koop worden aangeboden, zorgen leveranciers ervoor dat het bandenetiket in de nabijheid van de prijsvermelding wordt getoond en dat het productinformatieblad toegankelijk is, ook in gedrukte vorm indien de eindgebruiker daarom verzoekt. De afmetingen van het bandenetiket zijn zodanig dat het duidelijk zichtbaar en leesbaar is, en staan in verhouding tot de in bijlage II, punt 2.1 vermelde afmetingen.

    Voor banden die via internet verkocht worden of te koop worden aangeboden, kunnen leveranciers het bandenetiket van een specifiek bandentype in geneste weergave beschikbaar stellen.

    3.  
    Leveranciers zorgen ervoor dat bij elke visuele advertentie voor een specifiek bandentype het bandenetiket wordt getoond. Indien de visuele advertentie de prijs van dat bandentype vermeldt, wordt het bandenetiket in de nabijheid van de prijsvermelding getoond.

    In visuele advertenties via internet kunnen leveranciers het bandenetiket in geneste weergave beschikbaar stellen.

    4.  
    Leveranciers zorgen ervoor dat in al het technische reclamemateriaal met betrekking tot een specifiek bandentype het bandenetiket van dat bandentype getoond wordt en de informatie van bijlage IV bevat.
    5.  
    Leveranciers verstrekken aan een betrokken nationale autoriteit in de zin van artikel 3, punt 37 van Verordening (EU) 2018/858 de waarden om de betrokken klassen te bepalen en alle extra informatie over de prestaties die leveranciers overeenkomstig bijlage I bij deze verordening op het bandenetiket van de bandentypes vermelden, alsook het bandenetiket dat in overeenstemming is met de voorschriften van bijlage II bij deze verordening. Die informatie wordt aan de betrokken nationale autoriteit verstrekt overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2 van deze verordening, voordat de bandentypes in kwestie in de handel worden gebracht, zodat de autoriteit de juistheid van het bandenetiket kan verifiëren.
    6.  
    Leveranciers zorgen ervoor dat de door hen verstrekte bandenetiketten en productinformatiebladen juist zijn.
    7.  
    Leveranciers kunnen technische documentatie ter beschikking stellen van andere autoriteiten van de lidstaten dan die welke in lid 5 worden genoemd of aan betrokken nationale geaccrediteerde instanties, indien deze daarom verzoeken.
    8.  
    Leveranciers werken samen met de markttoezichtautoriteiten en nemen op eigen initiatief of op verzoek van de markttoezichtautoriteiten onmiddellijk maatregelen ter correctie van een onder hun verantwoordelijkheid vallende situatie die niet strookt met deze verordening.
    9.  
    Leveranciers verstrekken of tonen geen andere etiketten, merktekens, symbolen of opschriften die niet voldoen aan deze verordening indien dit bij eindgebruikers tot misleiding of verwarring met betrekking tot de parameters van bijlage I zou kunnen leiden.
    10.  
    Leveranciers verstrekken of tonen geen etiketten waarmee het bandenetiket waarin deze verordening voorziet, wordt nagebootst.

    Artikel 5

    Verplichtingen van bandenleveranciers in verband met de productendatabank

    1.  
    Met ingang van 1 mei 2021 voeren leveranciers de in bijlage VII bepaalde informatie in de productendatabank in alvorens een na die datum geproduceerde band in de handel te brengen.
    2.  
    Uiterlijk op 30 november 2021 voert de leverancier voor banden die tussen 25 juni 2020 en 30 april 2021 geproduceerd zijn, de in bijlage VII bedoelde informatie in de productendatabank in.
    3.  
    Voor banden die in de handel worden gebracht vóór 25 juni 2020, kan de leverancier de in bijlage VII bedoelde informatie in de productendatabank invoeren.
    4.  
    Zolang de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie niet in de productendatabank is ingevoerd, stelt de leverancier binnen tien werkdagen na een verzoek van een markttoezichtautoriteit, een elektronische versie van de technische documentatie ter beschikking voor inspectie.
    5.  
    Wanneer typegoedkeuringsinstanties of markttoezichtautoriteiten andere dan de in bijlage VII vermelde informatie nodig hebben om hun taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, verstrekt de leverancier hun deze informatie op hun verzoek.
    6.  
    Een band waaraan wijzigingen worden aangebracht die relevant zijn voor het bandenetiket of het productinformatieblad, wordt beschouwd als een nieuw bandentype. De leverancier geeft in de productendatabank aan wanneer hij eenheden van een bepaald bandentype niet langer in de handel brengt.
    7.  
    De leverancier bewaart de informatie betreffende een bandentype in het conformiteitsgedeelte van de productendatabank gedurende vijf jaar nadat de laatste eenheid van dat bandentype in de handel is gebracht.

    Artikel 6

    Verplichtingen van bandendistributeurs

    1.  

    Distributeurs zorgen ervoor dat:

    a) 

    in het verkooppunt, het bandenetiket in de vorm van een door de leverancier overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), geleverde sticker, dat in overeenstemming is met de voorschriften van bijlage II, op een duidelijke zichtbare en volledig leesbare plaats op de band is aangebracht en zij zorgen ervoor dat het productinformatieblad beschikbaar is, ook in fysieke vorm indien daarom wordt verzocht, of

    b) 

    vóór de verkoop van een band die tot een partij van één band of meerdere identieke banden behoort, een gedrukt bandenetiket, dat in overeenstemming is met de voorschriften van bijlage II, aan de eindgebruiker wordt getoond en in het verkooppunt in de nabijheid van de band op een duidelijk zichtbare plaats is uitgestald, en dat het productinformatieblad beschikbaar is.

    2.  
    Distributeurs zorgen ervoor dat bij elke visuele advertentie voor een specifiek bandentype het bandenetiket zichtbaar is. Indien de visuele advertentie de prijs van dat bandentype vermeldt, wordt het bandenetiket in de nabijheid van de prijsvermelding getoond.

    In visuele advertenties op internet voor een specifiek bandentype kunnen leveranciers het bandenetiket in geneste weergave beschikbaar stellen.

    3.  
    Distributeurs zorgen ervoor dat in al het technische reclamemateriaal met betrekking tot een specifiek bandentype het bandenetiket getoond wordt en de bijlage IV vermelde informatie bevat.
    4.  
    Distributeurs zorgen ervoor dat, indien de te koop aangeboden banden op het moment van de verkoop niet zichtbaar zijn voor de eindgebruiker, zij de eindgebruiker vóór de verkoop een exemplaar van het bandenetiket verstrekken.
    5.  
    Distributeurs zorgen ervoor dat bij elke op papier gebaseerde verkoop op afstand het bandenetiket wordt getoond en dat de eindgebruiker via een gratis toegankelijke website toegang tot het productinformatieblad heeft, en om een gedrukt exemplaar daarvan kan verzoeken.
    6.  
    Distributeurs die gebruikmaken van op telemarketing gebaseerde verkoop op afstand informeren de eindgebruikers over de klassen van elk van de parameters op het bandenetiket, en stellen de eindgebruikers ervan in kennis dat zij toegang tot het bandenetiket en het productinformatieblad hebben via een gratis toegankelijke website, en door om een gedrukt exemplaar te verzoeken.
    7.  
    Voor via internet verkochte of te koop aangeboden banden zorgen distributeurs ervoor dat het bandenetiket in de nabijheid van de prijsvermelding zichtbaar is en dat het productinformatieblad toegankelijk is. De afmetingen van het bandenetiket zijn zodanig dat het duidelijk zichtbaar en leesbaar is, en staan in verhouding tot de in bijlage II, punt 2.1, vermelde afmetingen.

    Distributeurs kunnen het bandenetiket voor een specifiek bandentype in geneste weergave beschikbaar stellen.

    Artikel 7

    Verplichtingen van leveranciers en distributeurs van voertuigen

    Indien eindgebruikers voornemens zijn een nieuw voertuig te kopen, verstrekken leveranciers en distributeurs van voertuigen aan die eindgebruikers vóór de verkoop het bandenetiket voor de banden die bij het voertuig worden aangeboden of daarop gemonteerd zijn en het relevante technische reclamemateriaal, en zorgen zij ervoor dat het bedoelde productinformatieblad beschikbaar is.

    Artikel 8

    Verplichtingen van aanbieders van hostingdiensten

    Indien een aanbieder van diensten als bedoeld in artikel 14 van Richtlijn 2000/31/EG de verkoop van banden via zijn internetsite toestaat, zorgt hij ervoor dat het door de leverancier verstrekte bandenetiket en productinformatieblad zichtbaar kunnen worden gemaakt in de nabijheid van de prijsvermelding, en stelt hij de distributeur in kennis van de verplichting het bandenetiket en het productinformatieblad te tonen.

    Artikel 9

    Test- en meetmethoden

    De uit hoofde van de artikelen 4, 6 en 7 vereiste informatie over de op het bandenetiket vermelde parameters wordt verkregen overeenkomstig de in bijlage I bedoelde testmethoden en de in bijlage V bedoelde procedure voor het op elkaar afstemmen van laboratoria.

    Artikel 10

    Controleprocedure

    Voor elk van de in bijlage I vermelde parameters controleren de lidstaten volgens de controleprocedure van bijlage VI of de opgegeven klassen in overeenstemming zijn met deze verordening.

    Artikel 11

    Verplichtingen van de lidstaten

    1.  
    Het is de lidstaten niet toegestaan het in de handel brengen of het in gebruik nemen, op hun grondgebied, van banden die in overeenstemming zijn met deze verordening, te verhinderen.
    2.  
    Waar lidstaten stimuleringsmaatregelen voor banden nemen, mogen deze stimuleringsmaatregelen alleen gericht zijn op banden in klasse A of B voor rolweerstand of grip op nat wegdek in de zin van respectievelijk de delen A en B van bijlage I. Fiscale en budgettaire maatregelen worden niet beschouwd als stimulansen voor de toepassing van deze verordening.
    3.  
    Onverminderd Verordening (EU) 2019/1020 verifieert de nationale autoriteit in de zin van artikel 3, punt 37, van Verordening (EU) 2018/858 of de klassen en de op het bandenetiket vermelde aanvullende informatie over de prestaties, overeenstemmen met de waarden en de documentatie die de leverancier overeenkomstig artikel 4, lid 5, van de onderhavige verordening heeft verstrekt, indien zij voldoende reden heeft om aan te nemen dat een leverancier niet voor de in artikel 4, lid 6, van de onderhavige verordening bedoelde juistheid van het bandenetiket heeft gezorgd.
    4.  
    Overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1020 zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale markttoezichtautoriteiten een regeling van routine- en ad-hocinspecties invoeren met als doel in de verkooppunten de naleving van deze verordening te garanderen.
    5.  
    De lidstaten voorzien in de regels voor sancties en handhavingsmechanismen die worden toegepast wanneer deze verordening of de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen niet worden nageleefd, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 mei 2021 in kennis van die regels en die maatregelen die nog niet eerder bij de Commissie zijn aangemeld, en stellen de Commissie onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen ervan.

    Artikel 12

    Markttoezicht in de Unie en controle van producten die de markt van de Unie binnenkomen

    1.  
    Verordening (EU) 2019/1020 is van toepassing op de banden die onder deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen vallen.
    2.  
    De Commissie ondersteunt en moedigt de samenwerking en de uitwisseling van informatie betreffende markttoezicht op de etikettering van banden aan tussen de autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het markttoezicht op of belast zijn met de controle van banden die de markt van de Unie binnenkomen, alsmede tussen die autoriteiten en de Commissie, met name door de Groep voor Administratieve Samenwerking inzake bandenetikettering hierbij nauwer te betrekken.
    3.  
    In de krachtens artikel 13 van Verordening (EU) 2019/1020 vastgestelde nationale markttoezichtstrategieën van de lidstaten worden maatregelen opgenomen om de doeltreffende handhaving van deze verordening te waarborgen.
    4.  
    Markttoezichtautoriteiten kunnen de kosten van de documentencontrole en de fysieke tests van het product terugvorderen van de leverancier indien hij deze verordening of de uit hoofde daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen niet heeft nageleefd.

    Artikel 13

    Gedelegeerde handelingen

    1.  

    De Commissie is overeenkomstig artikel 14 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde:

    a) 

    bijlage II te wijzigen wat betreft de inhoud en opmaak van het bandenetiket;

    b) 

    bijlage I, delen D en E, en bijlagen II, III, IV, V, VI en VII te wijzigen door de waarden, berekeningsmethoden en voorschriften van die bijlagen aan te passen aan de technologische vooruitgang.

    2.  
    De Commissie stelt uiterlijk op 26 juni 2022 overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast om deze verordening in de bijlagen aan te vullen met nieuwe informatievereisten voor coverbanden, mits een geschikte testmethode beschikbaar is.
    3.  

    De Commissie is ook bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om parameters of informatievereisten voor bandenslijtage en kilometrage op te nemen, zodra betrouwbare, accurate en reproduceerbare methoden voor het testen en meten van bandenslijtage en kilometrage beschikbaar zijn voor Europese en internationale normalisatie-instellingen, en op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a) 

    de Commissie heeft een grondige effectbeoordeling uitgevoerd, en

    b) 

    de Commissie heeft de betrokken belanghebbenden naar behoren geraadpleegd.

    4.  
    Indien passend, test de Commissie bij het voorbereiden van gedelegeerde handelingen de inhoud en de opmaak van de bandenetiketten bij representatieve groepen van klanten in de Unie, teneinde te waarborgen dat de bandenetiketten duidelijk te begrijpen zijn, en maakt zij de resultaten van die tests bekend.

    Artikel 14

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.  
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
    2.  
    De in artikel 13 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar vanaf 25 juni 2020. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging bezwaar maakt.
    3.  
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikel 13 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
    4.  
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
    5.  
    Wanneer de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
    6.  
    Een overeenkomstig artikel 13 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 15

    Evaluatie en verslaglegging

    Uiterlijk op 1 juni 2025 voert de Commissie een evaluatie uit van deze verordening en legt zij een verslag voor aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

    In dat verslag wordt beoordeeld in welke mate deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen eindgebruikers daadwerkelijk ertoe hebben aangezet banden met betere prestaties te kiezen, waarbij rekening wordt gehouden met de effecten van de onderhavige verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen op het bedrijfsleven, het brandstofverbruik, de veiligheid, broeikasgasemissies, het consumentenbewustzijn en activiteiten op het gebied van markttoezicht. In dat verslag zullen ook de kosten en de baten van verplichte onafhankelijke verificatie door derden van de op het bandenetiket vermelde informatie worden beoordeeld, waarbij rekening wordt gehouden met de ervaring die met betrekking tot het ruimere kader van Verordening (EG) nr. 661/2009 is opgedaan.

    Artikel 16

    Wijziging van Verordening (EU) 2017/1369

    Artikel 12, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/1369 wordt vervangen door:

    “a) 

    de markttoezichtautoriteiten ondersteunen bij de uitvoering van hun taken uit hoofde van deze verordening en de desbetreffende gedelegeerde handelingen, met inbegrip van de handhaving daarvan, en uit hoofde van Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad ( *1 ).

    Artikel 17

    Intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009

    Verordening (EG) nr. 1222/2009 wordt ingetrokken met ingang van 1 mei 2021.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen overeenkomstig de in bijlage VIII van de onderhavige verordening opgenomen concordantietabel.

    Artikel 18

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2021.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




    BIJLAGE I

    TESTEN, INDELEN IN KLASSEN EN METEN VAN BANDENPARAMETERS

    Deel A: Brandstofefficiëntieklassen en rolweerstandscoëfficiënt

    De brandstofefficiëntieklasse wordt vastgesteld en op het bandenetiket aangegeven op basis van de rolweerstandscoëfficiënt (RRC in N/kN), volgens de in de tabel hieronder gespecificeerde schaal van “A” tot en met “E”, en gemeten overeenkomstig bijlage 6 bij VN/ECE-reglement nr. 117, volgens de procedure voor het op elkaar afstemmen van laboratoria van bijlage V.

    Als een bandentype behoort tot meer dan één bandenklasse (bv. C1 en C2), wordt dat bandentype ingedeeld in de brandstofefficiëntieklasse van de hoogste bandenklasse (bv. C2, niet C1).



     

    C1-banden

    C2-banden

    C3-banden

    Brandstofefficiëntieklasse

    RRC in N/kN

    RRC N/kN

    RRC in N/kN

    A

    RRC ≤ 6,5

    RRC ≤ 5,5

    RRC ≤ 4,0

    B

    6,6 ≤ RRC ≤ 7,7

    5,6 ≤ RRC ≤ 6,7

    4,1 ≤ RRC ≤ 5,0

    C

    7,8 ≤ RRC ≤ 9,0

    6,8 ≤ RRC ≤ 8,0

    5,1 ≤ RRC ≤ 6,0

    D

    9,1 ≤ RRC ≤ 10,5

    8,1 ≤ RRC ≤ 9,0

    6,1 ≤ RRC ≤ 7,0

    E

    RRC ≥ 10,6

    RRC ≥ 9,1

    RRC ≥ 7,1

    Deel B: Klassen grip op nat wegdek

    1. De klasse grip op nat wegdek wordt vastgesteld en op het bandenetiket aangegeven op basis van de index van grip op nat wegdek (G), volgens de in onderstaande tabel gespecificeerde schaal van “A” tot en met “E”, en wordt berekend overeenkomstig punt 2 en gemeten overeenkomstig bijlage 5 bij VN/ECE-reglement nr. 117.

    2. Berekening van de index van grip op nat wegdek (G)

    G = G(T)0,03

    waarbij:

    G(T) = de index van grip op nat wegdek van de kandidaatband, gemeten in één testcyclus



     

    C1-banden

    C2-banden

    C3-banden

    Klasse grip op nat wegdek

    G

    G

    G

    A

    1,55 ≤ G

    1,40 ≤ G

    1,25 ≤ G

    B

    1,40 ≤ G ≤ 1,54

    1,25 ≤ G ≤ 1,39

    1,10 ≤ G ≤ 1,24

    C

    1,25 ≤ G ≤ 1,39

    1,10 ≤ G ≤ 1,24

    0,95 ≤ G ≤ 1,09

    D

    1,10 ≤ G ≤ 1,24

    0,95 ≤ G ≤ 1,09

    0,80 ≤ G ≤ 0,94

    E

    G ≤ 1,09

    G ≤ 0,94

    G ≤ 0,79

    Deel C: Klassen en gemeten waarde van de rolgeluidemissie

    De gemeten waarde van de rolgeluidemissie (N, in dB(A)) wordt uitgedrukt in decibel en berekend overeenkomstig bijlage 3 bij VN/ECE-reglement nr. 117.

    De rolgeluidemissieklasse moet als volgt worden vastgesteld en op het bandenetiket worden aangegeven op basis van de grenswaarden (LV) in deel C van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 661/2009:



    N ≤ LV – 3

    LV - 3 < N ≤ LV

    N > LV

    image

    image

    image

    Deel D: Grip op sneeuw

    De prestatie inzake grip op sneeuw wordt getest overeenkomstig bijlage 7 bij VN/ECE-reglement nr. 117.

    Een band die aan de in VN/ECE-reglement nr. 117 genoemde minimumsneeuwgrip-indexwaarden voldoet, wordt ingedeeld als band voor gebruik bij hevige sneeuwvalcondities, en het volgende pictogram wordt op het bandenetiket vermeld.

    image

    Deel E: Grip op ijs

    De prestatie inzake grip op ijs wordt getest op basis van betrouwbare, accurate en reproduceerbare methoden, waar mogelijk volgens internationale normen, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende stand van de wetenschap.

    Op het bandenetiket van een band die aan de betrokken minimumijsgripindexwaarden voldoet, wordt het volgende pictogram vermeld.

    image




    BIJLAGE II

    INHOUD EN OPMAAK VAN HET BANDENETIKET

    1. Inhoud van het bandenetiket

    1.1. Informatie die in het bovenste gedeelte van het bandenetiket moet worden vermeld:

    image

    I. QR-code;

    II. naam van de leverancier of het handelsmerk;

    III. bandentypeaanduiding;

    IV. maataanduiding, de beladingsindex en het snelheidssymbool zoals weergegeven in Reglement nr. 30 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) ( 1 ) in de meest recente versie die van toepassing is op de Unie (VN/ECE -Reglement nr. 30) en Reglement nr. 54 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) in de meest recente versie die van toepassing is op de Unie (VN/ECE -Reglement nr. 54) ( 2 ) C1-banden, C2-banden en C3-banden, naargelang het geval;

    V. bandenklasse: C1, C2 of C3;

    VI. pictogram brandstofefficiëntie, schaal en de prestatieklasse;

    VII. pictogram grip op nat wegdek, schaal en de prestatieklasse.

    1.2. Informatie die in het onderste gedeelte van het bandenetiket moet worden vermeld voor alle andere banden dan banden die aan de in VN/ECE-Reglement nr. 117 vermelde minimumsneeuwgripindexwaarden, aan de betrokken minimumijsgripindexwaarden, of aan beide voldoen

    image

    I. pictogram rolgeluidemissie, waarde (uitgedrukt in dB(A) en afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal) en prestatieklasse;

    II. het volgnummer van deze verordening: “2020/740”.

    1.3. Informatie die in het onderste gedeelte van het bandenetiket moet worden vermeld voor banden die voldoen aan de in VN/ECE-Reglement nr. 117 vermelde minimumsneeuwgripindexwaarden:

    image

    I. pictogram rolgeluidemissie, waarde (uitgedrukt in dB(A) en afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal) en prestatieklasse;

    II. pictogram grip op sneeuw;

    III. het volgnummer van deze verordening: “2020/740”.

    1.4. Informatie die in het onderste gedeelte van het bandenetiket moet worden vermeld voor banden die voldoen aan de betrokken minimumijsgripindexwaarden:

    image

    I. pictogram rolgeluidemissie, waarde (uitgedrukt in dB(A) en afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal) en prestatieklasse;

    II. pictogram grip op ijs;

    III. het volgnummer van deze verordening: “2020/740”.

    1.5. Informatie die in het onderste gedeelte van het bandenetiket moet worden vermeld voor banden die aan de in VN/ECE-Reglement nr. 117 vermelde minimumsneeuwgripindexwaarden voldoen en aan de minimumijsgripindexwaarden:

    image

    I. pictogram rolgeluidemissie, waarde (uitgedrukt in dB(A) en afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal) en prestatieklasse;

    II. pictogram grip op sneeuw;

    III. pictogram grip op ijs;

    IV. het volgnummer van deze verordening: “2020/740”.

    2. Opmaak van het bandenetiket

    2.1. Opmaak van het bovenste gedeelte van het bandenetiket:

    image

    ▼B

    2.1.1. Opmaak van het onderste gedeelte van het bandenetiket voor alle andere banden dan banden die aan de in VN/ECE-Reglement nr. 117 vermelde minimumsneeuwgripindexwaarden, aan de betrokken minimumijsgripindexwaarden, of aan beide voldoen:

    image

    2.1.2. Opmaak van het onderste gedeelte van het bandenetiket voor banden die voldoen aan de in VN/ECE-Reglement nr. 117 vermelde minimumsneeuwgripindexwaarden:

    image

    2.1.3. Opmaak van het onderste gedeelte van het bandenetiket voor banden die voldoen aan de minimumijsgripindexwaarden:

    image

    2.1.4. Opmaak van het onderste gedeelte van het bandenetiket voor banden die zowel aan de in VN/ECE-Reglement nr. 117 vermelde minimumsneeuwgripindexwaarden als aan de minimumijsgripindexwaarden voldoen:

    image

    ▼B

    2.2. Voor de toepassing van punt 2.1 geldt het volgende:

    a) 

    Minimumafmetingen bandenetiket: 75 mm breed en 110 mm hoog. Als het bandenetiket op groter formaat wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding blijven tot de bovenvermelde specificaties.

    b) 

    Achtergrondkleur van het bandenetiket: 100 % wit.

    c) 

    Lettertype: Verdana en Calibri.

    d) 

    Afmetingen en specificaties van de delen van het bandenetiket: zoals hierboven aangegeven.

    e) 

    Kleurcodes (de gebruikte code is CMYK — cyaan, magenta, geel en zwart) moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

    — 
    kleuren van het EU-logo:
    — 
    achtergrond: 100,80,0,0;
    — 
    sterren: 0,0,100,0;
    — 
    kleur van het energielogo 100,80,0,0;
    — 
    QR-code: 100 % zwart;
    — 
    handelsnaam of handelsmerk van de leverancier: 100 % zwart ►C2  in Verdana Bold 8 pt; ◄
    — 
    bandentypeaanduiding: 100 % zwart ►C2  in Verdana Regular 8 pt; ◄
    — 
    maataanduiding, beladingsindex en het snelheidsymbool: 100 % zwart in Verdana Regular 10 pt;
    — 
    bandenklasse: 100 % zwart ►C2  in Verdana Regular 8 pt ◄ , rechts uitgelijnd;
    — 
    ►C2  letters voor de brandstofefficiëntieschaal en de schaal voor grip op nat wegdek: 100 % wit in Calibri Bold 15 pt; met een zwarte omlijning van 0,15 pt; de letters worden gecentreerd op een as op 3 mm van de linkerzijde van de pijlen ◄
    — 
    ►C2  CMYK-kleurcodes voor de pijlen van de brandstofefficiëntieschaal A tot en met E, met een zwarte omlijning van 0,15 pt: ◄
    — 
    A-klasse: 100,0,100,0;
    — 
    B-klasse: 45,0,100,0;
    — 
    C-klasse: 0,0,100,0;
    — 
    D-klasse: 0,30,100,0;
    — 
    E-klasse 0,100,100,0;
    — 
    ►C2  CMYK-kleurcodes voor de pijlen van de schaal voor grip op nat wegdek A tot en met E, met een zwarte omlijning van 0,15 pt: ◄
    — 
    A: 100,60,0,0
    — 
    B: 90,40,0,0
    — 
    C: 65,20,0,0
    — 
    D: 50,10,0,0
    — 
    E: 30,0,0,0
    — 
    scheidingslijnen: dikte 0,5 pt, kleur 100 % zwart;
    — 
    ►C2  letter van de brandstofefficiëntieklasse en de klasse inzake grip op nat wegdek: 100 % wit in Calibri Bold 20 pt. ◄ De pijlen voor de brandstofefficiëntieklasse en de voor de klasse inzake grip op nat wegdek, en de corresponderende pijlen in de schaal A tot en met E, worden zodanig afgebeeld dat de pijlpunten uitgelijnd zijn. De letter van de brandstofefficiëntieklasse en van de klasse inzake grip op nat wegdek wordt afgebeeld in het midden van het rechthoekig gedeelde van de pijl, dat 100 % zwart is;
    — 
    ►C2  pictogram brandstofefficiëntie: breedte 16 mm, hoogte 13 mm, dikte 0,8 pt, ◄ kleur 100 % zwart;
    — 
    ►C2  pictogram nat wegdek: breedte 20 mm, hoogte 13 mm, dikte 0,8 pt, kleur 100 % zwart; ◄
    — 
    ►C2  pictogram rolgeluidemissie: breedte 24 mm, hoogte 18 mm, dikte 0,8 pt, kleur 100 % zwart; aantal decibel in de luidspreker in Verdana Bold 10 pt, de eenheid “dB” in Verdana Regular 8 pt; het bereik van de rolgeluidsemissieklassen (A tot en met C) wordt gecentreerd onder het pictogram, de letter van de toepasselijke rolgeluidsemissieklasse in Verdana Bold 12 pt en de letters van de overige rolgeluidsemissieklassen in Verdana Regular 8 pt; ◄
    — 
    pictogram grip op sneeuw: breedte 15 mm, hoogte 14 mm, ►C2  dikte 0,8 pt, ◄ kleur 100 % zwart;
    — 
    ►C2  pictogram grip op ijs: breedte 15 mm, hoogte 13 mm, dikte 0,8 pt, dikte van de schuine lijnen 0,2 pt, kleur 100 % zwart; ◄
    — 
    nummer van de verordening: 100 % zwart in ►C2  Verdana Regular 5 pt. ◄




    BIJLAGE III

    PRODUCTINFORMATIEBLAD

    De informatie in het productinformatieblad van de banden moet in de productbrochure of andere bij de band verstrekte documenten worden opgenomen en omvat het volgende:

    a) 

    de handelsnaam of het handelsmerk van de leverancier of van de fabrikant, indien fabrikant en leverancier niet dezelfde zijn;

    b) 

    bandentypeaanduiding;

    c) 

    maataanduiding, de beladingsindex en het snelheidssymbool overeenkomstig VN/ECE‐Reglement nr. 30 of VN/ECE-Reglement nr. 54 voor C1‐banden, C2‐banden en C3‐banden, naargelang het geval;

    d) 

    de brandstofefficiëntieklasse van de band overeenkomstig bijlage I;

    e) 

    de klasse grip op nat wegdek van de band overeenkomstig bijlage I;

    f) 

    de rolgeluidemissieklasse en de waarde in decibels overeenkomstig bijlage I;

    g) 

    de vermelding of de band bij hevige sneeuwval kan worden gebruikt;

    h) 

    de vermelding of de band een band met grip op ijs is;

    i) 

    de datum waarop de productie van het bandentype is begonnen (twee cijfers voor de week en twee voor het jaar);

    j) 

    de datum waarop de productie van het bandentype is beëindigd, indien bekend (twee cijfers voor de week en twee voor het jaar).




    BIJLAGE IV

    INFORMATIE IN HET TECHNISCHE RECLAMEMATERIAAL

    1. De informatie over de banden in het technische reclamemateriaal moet in de onderstaande volgorde worden weergegeven:

    a) 

    de brandstofefficiëntieklasse (letters “A” tot en met “E”);

    b) 

    de klasse grip op nat wegdek (letters “A” tot en met “E”);

    c) 

    de rolgeluidemissieklasse en de gemeten waarde in dB;

    d) 

    de vermelding of de band een band voor gebruik bij hevige sneeuwval is;

    e) 

    de vermelding of de band een band met grip op ijs is.

    2. De in punt 1 bedoelde informatie moet aan de volgende vereisten voldoen:

    a) 

    ze moet gemakkelijk leesbaar zijn;

    b) 

    ze moet gemakkelijk begrijpbaar zijn;

    c) 

    wanneer binnen een bandenserie bepaalde bandentypes in verschillende klassen worden ingedeeld, door verschillen in afmetingen of andere kenmerken, wordt het verschil tussen het slechtst en het best presterende bandentype vermeld.

    3. Leveranciers moeten eveneens het volgende vermelden op hun websites:

    a) 

    een link naar de specifieke website van de Commissie in verband met deze verordening;

    b) 

    een toelichting bij de op het bandenetiket gebruikte pictogrammen;

    c) 

    een verklaring waarin zij benadrukken dat in de eerste plaats het gedrag van de bestuurder bepalend is voor het brandstofverbruik en de verkeersveiligheid, en met name dat:

    — 
    ecologisch verantwoord rijden het brandstofverbruik aanzienlijk kan doen dalen;
    — 
    de bandenspanning regelmatig moet worden gecontroleerd om de brandstofefficiëntie en de grip op nat wegdek te optimaliseren;
    — 
    de volgafstanden altijd strikt in acht moeten worden genomen.

    4. Leveranciers en distributeurs moeten, indien van toepassing, eveneens het volgende vermelden op hun websites: een verklaring waarin zij erop wijzen dat banden met grip op ijs specifiek ontworpen zijn voor een met ijs en aangedrukte sneeuw bedekt wegdek, dat zij alleen mogen worden gebruikt in zeer strenge weersomstandigheden (bv. lage temperaturen) en dat het gebruik van banden met grip op ijs in minder strenge weersomstandigheden (bv. neerslag of hogere temperaturen) tot slechtere prestaties kan leiden, met name wat betreft grip op nat wegdek, wegligging en slijtage.




    BIJLAGE V

    PROCEDURE VOOR HET OP ELKAAR AFSTEMMEN VAN LABORATORIA MET HET OOG OP HET METEN VAN DE ROLWEERSTAND

    1.   Definities

    In de procedure voor het op elkaar afstemmen van laboratoria met het oog op het meten van de rolweerstand, wordt verstaan onder:

    1) 

    “referentielaboratorium”: een laboratorium dat deel uitmaakt van het netwerk van laboratoria waarvan de namen met het oog op de procedure voor het op elkaar afstemmen van laboratoria zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, en dat de in deel 3 vastgestelde nauwkeurigheid van de testresultaten met zijn referentiemachine kan bereiken;

    2) 

    “kandidaatlaboratorium”: een laboratorium dat deelneemt aan de procedure voor het op elkaar afstemmen van laboratoria maar dat geen referentielaboratorium is;

    3) 

    “afstemmingsband”: een band die wordt getest voor het uitvoeren van de procedure voor het op elkaar afstemmen van laboratoria;

    4) 

    “set afstemmingsbanden”: een set van vijf of meer afstemmingsbanden voor het afstemmen van één enkele machine;

    5) 

    “toegewezen waarde”: een theoretische waarde van de rolweerstandscoëfficiënt (RRC) van één afstemmingsband, zoals gemeten door een theoretisch laboratorium dat representatief is voor het netwerk van referentielaboratoria dat gebruikt wordt voor de procedure voor het op elkaar afstemmen van laboratoria;

    6) 

    “machine”: elke as voor het testen van banden in één specifieke meetmethode. Als bijvoorbeeld twee assen op dezelfde trommel werken, dan worden deze niet als één machine beschouwd.

    2.   Algemene bepalingen

    2.1.   Principe

    De in een referentielaboratorium (l) gemeten (m) rolweerstandscoëfficiënt (RRCm,l ) wordt afgestemd op de toegewezen waarden van het netwerk van referentielaboratoria.

    De bij een machine in een kandidaatlaboratorium (c) gemeten (m) rolweerstandscoëfficiënt (RRCm,c ), wordt afgestemd op een referentielaboratorium van het netwerk naar keuze.

    2.2.   Eisen inzake de keuze van banden

    Voor de procedure voor het op elkaar afstemmen van laboratoria worden sets afstemmingsbanden gekozen overeenkomstig de volgende criteria. Eén set wordt gekozen voor C1-banden en C2-banden samen, en één set voor C3‐banden.

    a) 

    De set afstemmingsbanden wordt zodanig gekozen dat ze de reeks verschillende RRC’s van C1-banden en C2-banden samen, of van C3-banden, omvat. Het verschil tussen de hoogste RRCm en de laagste RRCm van de bandenset moet voor en na afstemming in ieder geval minstens gelijk zijn aan:

    i) 

    3 N/kN voor C1-banden en C2‐banden, en

    ii) 

    2 N/kN voor C3-banden.

    b) 

    De RRCm in de kandidaat- of referentielaboratoria (RRCm,c of RRCm,l ) op basis van de opgegeven RRC-waarden van elke afstemmingsband van de set afstemmingsbanden wordt gelijkmatig verdeeld.

    c) 

    De beladingsindexwaarden moeten op adequate wijze de reeks van de te testen banden omvatten, waarbij erop moet worden toegezien dat de rolweerstandswaarden ook die van de reeks van te testen banden omvatten.

    Voordat een afstemmingsband wordt gebruikt, moet hij worden gecontroleerd en worden vervangen wanneer:

    a) 

    de afstemmingsband in een zodanige staat verkeert dat hij voor verdere tests niet meer kan worden gebruikt, of

    b) 

    er inzake RRCm,c of RRCm,l afwijkingen zijn van meer dan 1,5 % ten opzichte van eerdere metingen, na correctie voor eventueel verloop van de machine.

    2.3.   Meetmethode

    Het referentielaboratorium meet elke afstemmingsband vier keer en behoudt de laatste drie resultaten voor verdere analyse, overeenkomstig deel 4 van bijlage 6 bij VN/ECE‐reglement nr. 117, en volgens de voorwaarden van deel 3 van bijlage 6 bij VN/ECE‐reglement nr. 117.

    Het kandidaatlaboratorium meet elke afstemmingsband (n + 1) keer, waarbij n gespecificeerd is in deel 5 van deze bijlage, en behoudt de laatste n resultaten voor verdere analyse, overeenkomstig deel 4 van bijlage 6 bij VN/ECE-reglement nr. 117, en volgens de voorwaarden van deel 3 van bijlage 6 bij VN/ECE-reglement nr. 117.

    Bij elke meting van een afstemmingsband moet de band/wielcombinatie van de machine worden genomen en moet de volledige testprocedure als bedoeld in punt 4 van bijlage 6 bij VN/ECE‐reglement nr. 117 opnieuw van voren af aan worden gevolgd.

    Het kandidaat- of referentielaboratorium berekent:

    a) 

    de gemeten waarde van elke afstemmingsband voor elke meting, zoals gespecificeerd in bijlage 6, punten 6.2 en 6.3, bij VN/ECE-reglement nr. 117 (d.w.z. gecorrigeerd voor een temperatuur van 25 °C en een trommeldiameter van 2 m);

    b) 

    het gemiddelde van de laatste drie gemeten waarden (voor referentielaboratoria) of de gemiddelde waarde van de n laatst gemeten waarden voor elke afstemmingsband, en

    c) 

    de standaardafwijking (σm ):

    image

    image

    waarbij:

    i

    = een getal van 1 tot p voor het aantal afstemmingsbanden;

    j

    = een getal van 2 tot n + 1 voor de laatste n herhalingen van elke meting van een bepaalde afstemmingsband;

    n + 1

    = het aantal keren dat een bandenmeting wordt herhaald (n + 1 = 4 voor referentielaboratoria en n + 1 ≥ 4 voor kandidaatlaboratoria);

    p

    = het aantal afstemmingsbanden (p ≥ 5).

    2.4.   Gegevensopmaak die moet worden gebruikt voor de berekeningen en resultaten

    De gemeten RRC-waarden, gecorrigeerd op basis van trommeldiameter en temperatuur, worden afgerond op twee decimalen.

    Vervolgens worden de berekeningen gemaakt met alle cijfers: er vindt geen verdere afronding plaats, behalve op de uiteindelijke afstemmingsvergelijkingen.

    Alle standaardafwijkingswaarden worden weergegeven tot op drie decimalen.

    Alle RRC‐waarden worden weergegeven tot op twee decimalen.

    Alle afstemmingscoëfficiënten (A1 l , B1 l , A2 c en B2 c ) worden afgerond en weergegeven tot op vier decimalen.

    3.   Eisen voor referentielaboratoria en vaststelling van de toegewezen waarden

    De toegewezen waarden van elke afstemmingsband worden vastgesteld door een netwerk van referentielaboratoria. Om de twee jaar beoordeelt het netwerk de stabiliteit en geldigheid van de toegewezen waarden.

    Elk referentielaboratorium dat aan het netwerk deelneemt, moet beantwoorden aan de specificaties van bijlage 6 bij VN/ECE-reglement nr. 117 en mag de volgende standaardafwijking (σm ) hebben:

    a) 

    niet meer dan 0,05 N/kN voor C1-banden en C2-banden, en

    b) 

    niet meer dan 0,05 N/kN voor C3-banden.

    De sets afstemmingsbanden die zijn gekozen overeenkomstig de specificaties van punt 2.2, worden door elk referentielaboratorium van het netwerk gemeten overeenkomstig punt 2.3.

    De toegewezen waarde van elke afstemmingsband is het gemiddelde van de waarden die de referentielaboratoria van het netwerk voor deze afstemmingsband hebben gemeten.

    4.   Procedure voor de afstemming van een referentielaboratorium op de toegewezen waarden

    Elk referentielaboratorium (l) moet zich afstemmen op elke nieuwe set van toegewezen waarden en in ieder geval na elke belangrijke wijziging van de machine of elke afwijking in de controlegegevens van de machinebesturingen.

    Voor de afstemming wordt op alle afzonderlijke gegevens een lineaire regressietechniek toegepast. De regressiecoëfficiënten, A1 l en B1l, worden als volgt berekend:

    RRC = A1 l × RRCm,l + B1 l

    waarbij:

    RRC

    l

    = de toegewezen waarde van de rolweerstandscoëfficiënt;

    RRCm,

    l

    = de door het referentielaboratorium “l” individueel gemeten waarde van de rolweerstandscoëfficiënt (rekening houdend met de correcties voor temperatuur en trommeldiameter).

    5.   Eisen voor kandidaatlaboratoria

    Kandidaatlaboratoria moeten voor elke machine de afstemmingsprocedure minstens om de twee jaar herhalen en in ieder geval na elke belangrijke wijziging van de machine en bij elk verloop in de controlegegevens van de machinebesturing.

    Een gemeenschappelijke set van vijf verschillende banden die zijn gekozen overeenkomstig de specificaties van punt 2.2, wordt eerst door het kandidaatlaboratorium en later door één referentielaboratorium gemeten overeenkomstig punt 2.3. Op verzoek van het kandidaatlaboratorium mogen meer dan vijf afstemmingsbanden worden getest.

    Het kandidaatlaboratorium verstrekt de set afstemmingsbanden aan het geselecteerde referentielaboratorium.

    Het kandidaatlaboratorium (c) moet beantwoorden aan de specificaties van bijlage 6 bij VN/ECE‐reglement nr. 117 en moet bij voorkeur de volgende standaardafwijkingen ( σm) voorleggen:

    a) 

    niet meer dan 0.075 N/kN voor C1-banden en C2‐banden, en

    b) 

    niet meer dan 0,06 N/kN voor C3‐banden.

    Als de standaardafwijking (σm) van het kandidaatlaboratorium na vier metingen hoger is dan deze waarden, waarbij de laatste drie voor de berekeningen worden gebruikt, wordt het aantal metingen (n + 1) voor de gehele partij als volgt verhoogd:

    n+1 = 1+(σm/γ)2 , afgerond op het dichtstbijzijnde hogere geheel getal

    waarbij:

    γ = 0,043 N/kN voor C1‐banden en C2‐banden
    γ = 0,035 N/kN voor C3‐banden

    6.   Procedure voor de afstemming van een kandidaatlaboratorium

    Eén referentielaboratorium (l) van het netwerk berekent de lineaire regressiefunctie over alle afzonderlijke gegevens van het kandidaatlaboratorium (c). De regressiecoëfficiënten, A2c en B2c, worden als volgt berekend:

    RRCm,l = A2 c × RRCm,c + B2 c

    waarbij:

    RRCm,l

    = de door het referentielaboratorium (l) individueel gemeten waarde van de rolweerstandscoëfficiënt (rekening houdend met de correcties voor temperatuur en trommeldiameter);

    RRCm,c

    = de door het kandidaatlaboratorium (c) individueel gemeten waarde van de rolweerstandscoëfficiënt (rekening houdend met de correcties voor temperatuur en trommeldiameter).

    Als de determinatiecoëfficiënt R2 lager is dan 0,97 wordt het kandidaatlaboratorium niet afgestemd.

    De afgestemde RRC van door het kandidaatlaboratorium geteste banden wordt als volgt berekend:

    RRC = (A1 l × A2 c ) × RRCm,c + (A1 l × B2 c + B1 l )




    BIJLAGE VI

    CONTROLEPROCEDURE

    Voor elk bandentype of elke bandengroep dient te worden gecontroleerd of de door de leverancier opgegeven brandstofefficiëntieklasse, de klasse en de opgegeven waarde voor de grip op nat wegdek en de rolgeluidemissie, en alle extra informatie over de prestaties op het bandenetiket in overeenstemming zijn met deze verordening, overeenkomstig een van de volgende procedures:

    1. 

    Eerst wordt één band of één set banden getest. Indien de gemeten waarden beantwoorden aan de in tabel 1 vastgestelde maximumtoleranties voor de opgegeven klassen of de opgegeven waarde van de rolgeluidemissies, wordt het bandenetiket verondersteld overeen te stemmen met deze verordening.

    Indien de gemeten waarden niet beantwoorden aan de in tabel 1 bedoelde maximumtoleranties voor de opgegeven klassen of de opgegeven waarde van de rolgeluidemissies, moeten drie extra banden of bandensets worden getest. De gemiddelde meetwaarde van de drie extra geteste banden of bandensets moet worden gebruikt om na te gaan of de opgegeven informatie in overeenstemming is met de in tabel 1 bedoelde maximumtoleranties;

    2. 

    Indien de op het bandenetiket vermelde klassen of waarden zijn afgeleid van de resultaten van typegoedkeuringstests die zijn verkregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 661/2009 of VN/ECE-reglement nr. 117, kunnen de lidstaten gebruikmaken van de gegevens die zijn verkregen uit productieconformiteitstests van banden die zijn uitgevoerd volgens de typegoedkeuringsprocedure van Verordening (EU) 2018/858.

    Bij het beoordelen van de meetgegevens die zijn verkregen uit productieconformiteitstests moet rekening worden gehouden met de in tabel 1 bedoelde controletoleranties.

    Tabel 1



    Gemeten parameter

    Controletoleranties

    RR (brandstofefficiëntie)

    De afgestemde gemeten waarde mag de bovengrens (de hoogste RRC) van de opgegeven klasse met niet meer dan 0,3 N/kN overschrijden.

    Rolgeluidemissies

    De gemeten waarde mag niet meer dan 1 dB(A) hoger zijn dan de opgegeven waarde van N.

    Grip op nat wegdek

    De afgestemde gemeten waarde G(T) mag niet lager zijn dan de laagste waarde (laagste G-waarde) van de opgegeven klasse.

    Grip op sneeuw

    De gemeten waarde mag niet lager zijn dan de minimumsneeuwgripindexwaarde.

    Grip op ijs

    De gemeten waarde mag niet lager zijn dan de minimumijsgripindexwaarde.




    BIJLAGE VII

    DOOR DE LEVERANCIER IN DE PRODUCTENDATABANK OP TE NEMEN INFORMATIE

    1. Informatie die in het openbare gedeelte van de productendatabank moet worden opgenomen:

    a) 

    de handelsnaam of het handelsmerk, het adres, de contactgegevens en andere wettelijke identificatiegegevens van de leverancier;

    b) 

    de bandentypeaanduiding;

    c) 

    het bandenetiket in elektronisch formaat;

    d) 

    de klasse(n) en andere parameters op het bandenetiket, en

    e) 

    de parameters van het productinformatieblad in elektronische opmaak.

    2. Informatie die in het conformiteitsgedeelte van de productendatabank moet worden opgenomen:

    a) 

    de bandentypeaanduiding van alle soortgelijke bandentypes die al op de markt zijn gebracht;

    b) 

    een algemene beschrijving van het bandentype, met inbegrip van de afmetingen, beladingsindex en snelheidscategorie van de band, zodanig dat hij eenduidig en gemakkelijk kan worden geïdentificeerd;

    c) 

    de protocollen voor het testen, indelen in klassen en meten van de in bijlage I genoemde bandparameters;

    d) 

    de eventueel te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie, het onderhoud of het testen van het bandentype;

    e) 

    de gemeten technische parameters van het bandentype, indien van toepassing, en

    f) 

    de met de gemeten parameters gemaakte technische berekeningen.




    BIJLAGE VIII

    CONCORDANTIETABEL



    Verordening (EG) nr. 1222/2009

    Onderhavige verordening

    Artikel 1, lid 1

    Artikel 1, lid 2

    Artikel 1

    Artikel 2, lid 1

    Artikel 2, lid 1

    Artikel 2, lid 2

    Artikel 2, lid 2

    Artikel 3, punt 1

    Artikel 3, punt 1

    Artikel 3, punt 2

    Artikel 3, punt 2

    Artikel 3, punt 3

    Artikel 3, punt 4

    Artikel 3, punt 5

    Artikel 3, punt 3

    Artikel 3, punt 6

    Artikel 3, punt 4

    Artikel 3, punt 7

    Artikel 3, punt 8

    Artikel 3, punt 5

    Artikel 3, punt 9

    Artikel 3, punt 10

    Artikel 3, punt 11

    Artikel 3, punt 6

    Artikel 3, punt 12

    Artikel 3, punt 7

    Artikel 3, punt 13

    Artikel 3, punt 8

    Artikel 3, punt 14

    Artikel 3, punt 9

    Artikel 3, punt 15

    Artikel 3, punt 10

    Artikel 3, punt 16

    Artikel 3, punt 11

    Artikel 3, punt 17

    Artikel 3, punt 18

    Artikel 3, punt 12

    Artikel 3, punt 19

    Artikel 3, punt 13

    Artikel 3, punt 20

    Artikel 3, punt 21

    Artikel 3, punt 22

    Artikel 3, punt 23

    Artikel 3, punt 24

    Artikel 4

    Artikel 4

    Artikel 4, lid 1

    Artikel 4, lid 1

    Artikel 4, lid 1, onder a)

    Artikel 4, lid 1, onder a)

    Artikel 4, lid 1, onder b)

    Artikel 4, lid 1, onder b)

    Artikel 4, lid 2

    Artikel 4, lid 2

    Artikel 4, lid 3

    Artikel 4, lid 3

    Artikel 4, lid 4

    Artikel 4, lid 4

    Artikel 4, lid 5

    Artikel 4, lid 6

    Artikel 4, lid 7

    Artikel 4, lid 8

    Artikel 4, lid 9

    Artikel 4, lid 10

    Artikel 5

    Artikel 5, lid 1

    Artikel 6, lid 1

    Artikel 5, lid 1, onder a)

    Artikel 6, lid 1, onder a)

    Artikel 5, lid 1, onder b)

    Artikel 6, lid 1, onder b)

    Artikel 6, lid 2

    Artikel 6, lid 3

    Artikel 5, lid 2

    Artikel 6, lid 4

    Artikel 5, lid 3

    Artikel 6, lid 5

    Artikel 6, lid 6

    Artikel 6, lid 7

    Artikel 6

    Artikel 7

    Artikel 8

    Artikel 7

    Artikel 9

    Artikel 8

    Artikel 10

    Artikel 9, lid 1

    Artikel 11, lid 1

    Artikel 9, lid 2

    Artikel 11, lid 1

    Artikel 9, lid 2, tweede zin

    Artikel 4, lid 5

    Artikel 10

    Artikel 11, lid 2

    Artikel 11, lid 3

    Artikel 11, onder a)

    Artikel 11, onder b)

    Artikel 11, onder c)

    Artikel 13, lid 1, onder b)

    Artikel 12

    Artikel 11, lid 4

    Artikel 11, lid 5

    Artikel 12

    Artikel 13

    Artikel 13, lid 1

    Artikel 13, lid 2

    Artikel 13, lid 3

    Artikel 13, lid 4

    Artikel 14

    Artikel 13

    Artikel 14

    Artikel 15

    Artikel 15

    Artikel 16

    Artikel 17

    Artikel 16

    Artikel 18

    Bijlage I

    Bijlage I

    Bijlage II

    Bijlage II

     

    Bijlage III

    Bijlage III

    Bijlage IV

    Bijlage IV

    Bijlage VI

    Bijlage IVa

    Bijlage V

    Bijlage V

    Bijlage VII

    Bijlage VIII



    ( *1 ) Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009 (PB L 177 van 5.6.2020, blz. 177).”.

    ( 1 ) Reglement nr. 30 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme voorschriften voor de goedkeuring van luchtbanden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 201 van 30.7.2008, blz. 70).

    ( 2 ) Reglement nr. 54 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme voorschriften voor de goedkeuring van luchtbanden voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 183 van 11.7.2008, blz. 41).

    Top