This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02018R1999-20231120
Regulation (EU) 2018/1999 of the European Parliament and of the Council of 11 December 2018 on the Governance of the Energy Union and Climate Action, amending Regulations (EC) No 663/2009 and (EC) No 715/2009 of the European Parliament and of the Council, Directives 94/22/EC, 98/70/EC, 2009/31/EC, 2009/73/EC, 2010/31/EU, 2012/27/EU and 2013/30/EU of the European Parliament and of the Council, Council Directives 2009/119/EC and (EU) 2015/652 and repealing Regulation (EU) No 525/2013 of the European Parliament and of the Council (Text with EEA relevance)
Consolidated text: Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)
In force
)
02018R1999 — NL — 20.11.2023 — 006.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
►C1 VERORDENING (EU) 2018/1999 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad ◄ (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
BESLUIT (EU) 2019/504 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 19 maart 2019 |
L 85I |
66 |
27.3.2019 |
|
VERORDENING (EU) 2021/1119 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 30 juni 2021 |
L 243 |
1 |
9.7.2021 |
|
VERORDENING (EU) 2023/839 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 19 april 2023 |
L 107 |
1 |
21.4.2023 |
|
VERORDENING (EU) 2023/857 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 19 april 2023 |
L 111 |
1 |
26.4.2023 |
|
RICHTLIJN (EU) 2023/2413 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 oktober 2023 |
L |
1 |
31.10.2023 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) 2018/1999 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 11 december 2018
inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
HOOFDSTUK 1
Algemene bepalingen
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Bij deze verordening wordt een governancemechanisme opgezet om:
uitvoering te geven aan strategieën en maatregelen die ontworpen zijn om de doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie en de verbintenissen op lange termijn van de Unie inzake broeikasgasemissies stroken met de Overeenkomst van Parijs te bereiken, met name de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit en, voor de eerste tienjarige periode van 2021 tot en met 2030, met name de streefcijfers voor energie en klimaat van de Unie voor 2030;
samenwerking te stimuleren tussen de lidstaten, in voorkomend geval ook op regionaal niveau, bedoeld om de doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie te verwezenlijken;
de tijdige uitvoering, transparantie, nauwkeurigheid, samenhang, vergelijkbaarheid en volledigheid van de rapportering door de Unie en haar lidstaten aan het secretariaat van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs te waarborgen;
bij te dragen tot meer regelgevingszekerheid en meer zekerheid voor investeerders en mee te zorgen voor een volledige benutting van mogelijkheden voor economische ontwikkeling, stimulering van investeringen, banencreatie en sociale samenhang.
Het governancemechanisme is gebaseerd op langetermijnstrategieën, op geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen die betrekking hebben op perioden van tien jaar, beginnende met de periode van 2021 tot en met 2030, op de bijbehorende geïntegreerde nationale voortgangsverslagen van de lidstaten over energie en klimaat, en op geïntegreerde regelingen voor monitoring door de Commissie. Het governancemechanisme garandeert dat het publiek daadwerkelijk gelegenheid tot inspraak krijgt bij de opstelling van die nationale plannen en die langetermijnstrategieën. Het omvat een gestructureerd, transparant, iteratief proces tussen de Commissie en de lidstaten met het oog op de voltooiing van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de uitvoering ervan, ook met betrekking tot regionale samenwerking, en de desbetreffende maatregelen van de Commissie.
Deze verordening is van toepassing op de vijf dimensies van de energie-unie, die nauw met elkaar verbonden zijn en elkaar versterken:
de continuïteit van de energievoorziening;
de interne energiemarkt;
energie-efficiëntie;
decarbonisatie, en
onderzoek, innovatie en concurrentievermogen.
Artikel 2
Definities
De volgende definities zijn van toepassing:
„beleidslijnen en maatregelen”: alle instrumenten die ertoe bijdragen dat de doelstellingen van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen worden bereikt en/of dat de verbintenissen uit hoofde van artikel 4, lid 2, onder a) en b), van het UNFCCC worden nagekomen, mogelijk met inbegrip van die welke niet in eerste instantie tot doel hebben de broeikasgasemissies te beperken of het energiesysteem te wijzigen;
„bestaande beleidslijnen en maatregelen”: alle uitgevoerde beleidslijnen en maatregelen en vastgestelde beleidslijnen en maatregelen;
„uitgevoerde beleidslijnen en maatregelen”: beleidslijnen en maatregelen waarvoor een of meer van de volgende voorwaarden is vervuld op de datum van indiening van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan of van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslag: er is rechtstreeks toepasselijk Unierecht of nationaal recht van kracht, er zijn een of meer vrijwillige overeenkomsten vastgesteld, er zijn financiële middelen toegewezen, er zijn personele middelen vrijgemaakt;
„vastgestelde beleidslijnen en maatregelen”: beleidslijnen en maatregelen waarvoor van overheidswege een officieel besluit is genomen op de datum van indiening van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan of van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslag, en waarvoor er een duidelijke wil aanwezig is om tot uitvoering over te gaan;
„geplande beleidslijnen en maatregelen”: opties die worden besproken en die een realistische kans maken om te worden goedgekeurd en uitgevoerd na de datum van indiening van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan of van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslag;
„systeem voor beleidslijnen en maatregelen en prognoses”: een systeem van institutionele, juridische en procedurele regelingen die zijn vastgelegd voor het rapporteren van beleidslijnen en maatregelen en prognoses over antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen en over het energiesysteem, zoals bepaald in artikel 39;
„prognoses”: voorspellingen van antropogene broeikasgasemissies per bron en verwijderingen per put of ontwikkelingen van het energiesysteem, waaronder ten minste kwantitatieve ramingen voor een reeks van zes komende jaren eindigend op 0 of 5 onmiddellijk volgend op het rapporteringsjaar;
„prognoses zonder maatregelen”: prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen die alle effecten uitsluiten van alle beleidslijnen en maatregelen welke zijn gepland, vastgesteld of uitgevoerd na het jaar dat als beginjaar voor de desbetreffende prognose is gekozen;
„prognoses met bestaande maatregelen”: prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen die de effecten op het gebied van de vermindering van broeikasgasemissies of ontwikkelingen van het energiesysteem omvatten van beleidslijnen en maatregelen die werden vastgesteld en uitgevoerd;
„prognoses met aanvullende maatregelen”: prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen of ontwikkelingen van het energiesysteem die de effecten op het gebied van de vermindering van broeikasgasemissies omvatten van beleidslijnen en maatregelen die voor de beperking van de klimaatverandering of voor het bereiken van energiedoelstellingen zijn vastgesteld en uitgevoerd, alsmede van voor dat doel geplande beleidslijnen en maatregelen;
„de 2030-streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie”: het Uniebrede bindende streefcijfer om de broeikasgasemissies in 2030 te doen dalen dat is bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119, het bindende streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie voor 2030 dat is vastgelegd in artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001, het streefcijfer op Unieniveau om de energie-efficiëntie in 2030 te verbeteren dat is bedoeld in artikel 4, lid 1, van Richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ), en het streefcijfer om in 2030 een elektriciteitsinterconnectie van ten minste 15 % te bereiken, en alle verdere streefcijfers in dat verband die door de Europese Raad of door het Europees Parlement en de Raad voor het jaar 2030 worden overeengekomen;
„nationaal inventarisatiesysteem”: een systeem van institutionele, juridische en procedurele regelingen die in een lidstaat zijn vastgesteld voor het ramen van de antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, en voor het rapporteren en archiveren van inventarisinformatie;
„indicator”: een kwantitatieve of kwalitatieve factor of variabele die zorgt voor een beter begrip van de voortgang bij de uitvoering;
„kernindicatoren”: de indicatoren voor de vooruitgang die is geboekt met betrekking tot de vijf dimensies van de energie-unie, zoals voorgesteld door de Commissie;
„technische correcties”: aanpassingen aan de ramingen van de nationale broeikasgasinventarissen die in het kader van de evaluatie overeenkomstig artikel 38 worden uitgevoerd wanneer de ingediende inventarisgegevens onvolledig zijn of zijn opgesteld op een wijze die niet strookt met de desbetreffende internationale of Unieregels of richtsnoeren, en die de oorspronkelijk ingediende ramingen vervangen;
„kwaliteitsborging”: een gepland systeem van beoordelingsprocedures om te waarborgen dat de kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens worden gehaald en de best mogelijke ramingen en informatie worden gerapporteerd teneinde de doeltreffendheid van het kwaliteitscontroleprogramma te ondersteunen en de lidstaten bij te staan;
„kwaliteitscontrole”: een systeem van technische routineactiviteiten om de kwaliteit te meten en te controleren van de informatie en de ramingen die zijn verzameld teneinde de integriteit, de correctheid en de volledigheid van gegevens te waarborgen, fouten en leemten te identificeren en te verhelpen, gegevens en ander gebruikt materiaal te documenteren en te archiveren, en alle activiteiten inzake kwaliteitsborging te registreren;
„energie-efficiëntie eerst”: dat in energieplanning en in besluiten over energiebeleid en -investeringen zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met alternatieve, kostenefficiënte energie-efficiëntiemaatregelen om de vraag naar energie en de energievoorziening efficiënter te maken, met name door middel van kosteneffectieve besparingen op het eindgebruik van energie, vraagresponsinitiatieven en efficiëntere omzetting, transmissie en distributie van energie, zonder afbreuk te doen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van die besluiten;
„SET-plan”: het strategisch plan voor energietechnologie, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 15 september 2015, getiteld „Towards an Integrated Strategic Energy Technology (SET) Plan: Accelerating the European Energy System Transformation” (Naar een geïntegreerd strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan): een snellere omvorming van het Europese energiesysteem);
„vroege inspanningen”:
in de context van de beoordeling van een potentiële kloof tussen het streefcijfer van de Unie voor 2030 voor energie uit hernieuwbare bronnen en de collectieve bijdragen van de lidstaten, een verwezenlijking waarbij een lidstaat een aandeel energie uit hernieuwbare bronnen haalt dat hoger is dan zijn bindende nationale streefcijfer voor 2020 als vermeld in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2018/2001, dan wel vroegtijdig vooruitgang heeft geboekt bij de verwezenlijking van zijn bindende nationale streefcijfer voor 2020;
in de context van de aanbevelingen van de Commissie op basis van de beoordeling uit hoofde van artikel 29, lid 1, punt b), met betrekking tot energie uit hernieuwbare bronnen, de vroegtijdige uitvoering door een lidstaat van zijn bijdrage aan het bindende streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie in 2030 dat is vastgelegd in artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001, gemeten ten opzichte van de nationale referentiepunten voor hernieuwbare energie van die lidstaat;
„regionale samenwerking”: samenwerking tussen twee of meer lidstaten die betrokken zijn bij een partnerschap dat een of meer van de vijf dimensies van de energie-unie omvat;
„energie uit hernieuwbare bronnen” of „hernieuwbare energie”: energie uit hernieuwbare bronnen of hernieuwbare energie in de zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„bruto-eindverbruik van energie”: bruto-eindverbruik van energie in de zin van artikel 2, punt 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„steunregeling”: steunregeling in de zin van artikel 2, punt 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„repowering”: repowering in de zin van artikel 2, punt 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„hernieuwbare-energiegemeenschap”: hernieuwbare-energiegemeenschap in de zin van artikel 2, punt 16, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„stadsverwarming” of „stadskoeling”: stadsverwarming of stadskoeling in de zin van artikel 2, punt 19, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„afvalstof”: afvalstof in de zin van artikel 2, punt 23, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„biomassa”: biomassa in de zin van artikel 2, punt 24, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„agrarische biomassa”: agrarische biomassa in de zin van artikel 2, punt 25, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„bosbiomassa”: bosbiomassa in de zin van artikel 2, punt 26, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„biomassabrandstoffen”: biomassabrandstoffen in de zin van artikel 2, punt 27, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„biogas”: biogas in de zin van artikel 2, punt 28, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„vloeibare biomassa”: vloeibare biomassa in de zin van artikel 2, punt 32, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„biobrandstof”: biobrandstof in de zin van artikel 2, punt 33, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„geavanceerde biobrandstoffen”: geavanceerde biobrandstoffen in de zin van artikel 2, punt 34, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„uit afval geproduceerde fossiele brandstoffen”: uit afval geproduceerde fossiele brandstoffen in de zin van artikel 2, punt 35, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„zetmeelrijke gewassen”: zetmeelrijke gewassen in de zin van artikel 2, punt 39, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„voedsel- en voedergewassen”: voedsel- en voedergewassen in de zin van artikel 2, punt 40, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„lignocellulosisch materiaal”: lignocellulosisch materiaal in de zin van artikel 2, punt 41, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„procesresidu”: procesresidu in de zin van artikel 2, punt 43, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
„primair energieverbruik”: primair energieverbruik in de zin van artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2012/27/EU;
„eindenergieverbruik”: eindenergieverbruik in de zin van artikel 2, punt 3, van Richtlijn 2012/27/EU;
„energie-efficiëntie”: energie-efficiëntie in de zin van artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2012/27/EU;
„energiebesparingen”: energiebesparingen in de zin van artikel 2, punt 5, van Richtlijn 2012/27/EU;
„verbetering van de energie-efficiëntie”: verbetering van de energie-efficiëntie in de zin van artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2012/27/EU;
„energiedienst”: energiedienst in de zin van artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2012/27/EU;
„totale bruikbare vloeroppervlakte”: totale bruikbare vloeroppervlakte in de zin van artikel 2, punt 10, van Richtlijn 2012/27/EU;
„energiebeheersysteem”: energiebeheersysteem in de zin van artikel 2, punt 11, van Richtlijn 2012/27/EU;
„aan verplichtingen gebonden partij”: aan verplichtingen gebonden partij in de zin van artikel 2, punt 14, van Richtlijn 2012/27/EU;
„uitvoerende overheidsinstantie”: uitvoerende overheidsinstantie in de zin van artikel 2, punt 17, van Richtlijn 2012/27/EU;
„afzonderlijke actie”: afzonderlijke actie in de zin van artikel 2, punt 19, van Richtlijn 2012/27/EU;
„energiedistributeur”: energiedistributeur in de zin van artikel 2, punt 20, van Richtlijn 2012/27/EU;
„distributiesysteembeheerder”: distributiesysteembeheerder in de zin van artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2009/72/EG en artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2009/73/EG;
„detailhandelaar in energie”: detailhandelaar in energie in de zin van artikel 2, punt 22, van Richtlijn 2012/27/EU;
„aanbieder van energiediensten”: aanbieder van energiediensten in de zin van artikel 2, punt 24, van Richtlijn 2012/27/EU;
„energieprestatiecontract”: energieprestatiecontract in de zin van artikel 2, punt 27, van Richtlijn 2012/27/EU;
„warmtekrachtkoppeling”: warmtekrachtkoppeling in de zin van artikel 2, punt 30, van Richtlijn 2012/27/EU;
„gebouw”: gebouw in de zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2010/31/EU;
„bijna-energieneutraal gebouw”: bijna-energieneutraal gebouw in de zin van artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2010/31/EU;
„warmtepomp”: warmtepomp in de zin van artikel 2, punt 18, van Richtlijn 2010/31/EU;
„fossiele brandstof”: niet-hernieuwbare koolstofrijke energiebronnen zoals vaste brandstoffen, aardgas en olie;
„geografisch informatiesysteem”: een computersysteem dat gegeorefereerde informatie kan vastleggen, opslaan, analyseren en weergeven;
„geospatiale aanvraag”: een elektronisch aanvraagformulier met een IT-applicatie op basis van een geografisch informatiesysteem waarmee begunstigden de landbouwpercelen van het bedrijf en de niet-landbouwarealen waarvoor een betalingsclaim wordt ingediend, ruimtelijk kunnen aangeven.
HOOFDSTUK 2
Geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen
Artikel 3
Geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen
De geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen bestaan uit de volgende delen:
een overzicht van de procedure voor de vaststelling van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, bestaande uit een samenvatting, een beschrijving van de openbare raadpleging en betrokkenheid van belanghebbenden en de resultaten daarvan, en de regionale samenwerking met andere lidstaten bij de voorbereiding van het plan, zoals vastgelegd in de artikelen 10, 11 en 12 van deze verordening en in deel 1, afdeling A, punt 1, van bijlage I bij deze verordening;
een beschrijving van nationale doelstellingen, streefcijfers en bijdragen in verband met de dimensies van de energie-unie, als vermeld in artikel 4 en in bijlage I;
een beschrijving van de geplande beleidslijnen en maatregelen in verband met de onder b) bedoelde overeenkomstige doelstellingen, streefcijfers en bijdragen, alsook een algemeen overzicht van de investering die nodig is om de overeenkomstige doelstellingen, streefcijfers en bijdragen te bereiken;
een beschrijving van de bestaande situatie op het gebied van de vijf dimensies van de energie-unie, ook met betrekking tot het energiesysteem en de broeikasgasemissies en verwijderingen, alsmede prognoses met betrekking tot de onder b) bedoelde doelstellingen, met reeds bestaande beleidslijnen en maatregelen;
indien van toepassing, een beschrijving van de regelgevende en niet-regelgevende belemmeringen en hinderpalen voor de verwezenlijking van de doelstellingen, streefcijfers of bijdragen met betrekking tot hernieuwbare energie en energie-efficiëntie;
een beoordeling van de effecten van de geplande beleidslijnen en maatregelen om de in punt b) van dit lid bedoelde doelstellingen te verwezenlijken, waarbij ook wordt nagegaan of ze stroken met de doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit, als vastgelegd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119, met de langetermijndoelstellingen inzake broeikasgasemissiereductie in het kader van de Overeenkomst van Parijs en met de in artikel 15 van deze verordening bedoelde langetermijnstrategieën;
een algemene beoordeling van de effecten van de geplande beleidslijnen en maatregelen op het concurrentievermogen in verband met de vijf dimensies van de energie-unie;
een bijlage, opgesteld overeenkomstig de in bijlage III bij deze verordening vastgestelde eisen en structuur, waarin is uiteengezet welke methoden en beleidsmaatregelen de lidstaat toepast om de overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU en bijlage V bij die richtlijn vereiste energiebesparingen te verwezenlijken.
Met betrekking tot hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen handelen de lidstaten als volgt:
zij beperken de administratieve complexiteit en de kosten voor alle relevante belanghebbenden;
zij houden rekening met de onderlinge verbanden tussen de vijf dimensies van de energie-unie, in het bijzonder met het beginsel „energie-efficiëntie eerst”;
zij gebruiken waar relevant robuuste en consistente gegevens en aannames voor alle vijf dimensies;
zij gaan na hoeveel huishoudens met energiearmoede kampen, rekening houdend met de energiediensten voor huishoudens die nodig zijn om in de desbetreffende nationale context een basislevensstandaard te garanderen, met bestaand sociaal beleid en andere relevante maatregelen, alsook met de indicatieve richtsnoeren van de Commissie in verband met relevante indicatoren voor energiearmoede.
Indien een lidstaat op grond van de eerste alinea, onder d), en op basis van een beoordeling van verifieerbare gegevens tot de conclusie komt dat er op zijn grondgebied een aanzienlijk aantal huishoudens met energiearmoede kampt, neemt deze lidstaat in zijn plan een nationale indicatieve doelstelling op om de energiearmoede terug te dringen. De lidstaten in kwestie schetsen in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen de beleidslijnen en maatregelen ter bestrijding van energiearmoede, indien deze voorhanden zijn, met inbegrip van sociale beleidsmaatregelen en andere relevante nationale programma's.
Artikel 4
Nationale doelstellingen, streefcijfers en bijdragen voor de vijf dimensies van de energie-unie
In zijn geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan stelt elke lidstaat de volgende in punt 2 van in afdeling A van bijlage I gespecificeerde hoofddoelstellingen, streefcijfers en bijdragen vast:
voor de dimensie „decarbonisatie”:
met betrekking tot de emissies en verwijderingen van broeikasgassen en teneinde bij te dragen tot het behalen van het streefcijfer voor de vermindering van de broeikasgasemissies in de gehele economie van de Unie:
het bindend nationaal streefcijfer voor broeikasgasemissies en de jaarlijkse bindende nationale grenzen van de lidstaat op grond van Verordening (EU) 2018/842;
de verbintenissen en nationale streefcijfers van de lidstaat voor nettobroeikasgasverwijderingen op grond van artikel 4, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2018/841;
andere doelstellingen en streefcijfers, met inbegrip van sectorale streefcijfers en aanpassingsdoelstellingen, voor zover van toepassing om de doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie en de verbintenissen van de Unie op lange termijn inzake broeikasgasemissies in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs te bereiken;
met betrekking tot hernieuwbare energie:
teneinde het bindende streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie voor 2030 dat is vastgelegd in artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001 te bereiken, een bijdrage tot dit streefcijfer in termen van het aandeel hernieuwbare energie van de lidstaat in het bruto-eindverbruik van energie in 2030, met een indicatief traject voor die bijdrage vanaf 2021. Uiterlijk in 2022 bereikt het indicatieve traject een referentiepunt van ten minste 18 % van de totale verhoging van het aandeel hernieuwbare energie tussen het bindende nationale streefcijfer van die lidstaat voor 2020 en de bijdrage van de lidstaat aan het streefcijfer voor 2030. Uiterlijk in 2025 bereikt het indicatieve traject een referentiepunt van ten minste 43 % van de totale verhoging van het aandeel hernieuwbare energie tussen het bindende nationale streefcijfer van die lidstaat voor 2020 en de bijdrage van de lidstaat aan het streefcijfer voor 2030. Uiterlijk in 2027 bereikt het indicatieve traject een referentiepunt van ten minste 65 % van de totale verhoging van het aandeel hernieuwbare energie tussen het bindende nationale streefcijfer van die lidstaat voor 2020 en de bijdrage van de lidstaat aan het streefcijfer voor 2030.
Uiterlijk in 2030 bereikt het indicatieve traject ten minste de geplande bijdrage van de lidstaat. Indien een lidstaat verwacht dat hij zijn bindende nationale streefcijfer voor 2020 zal overtreffen, kan het indicatieve traject aanvangen bij het niveau dat hij verwacht te bereiken. De gecumuleerde indicatieve trajecten van de lidstaten komen opgeteld uit op de referentiepunten van de Unie in 2022, 2025 en 2027 en op het bindende streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie voor 2030 dat is vastgelegd in artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001. Ongeacht zijn bijdrage aan het streefcijfer van de Unie en het indicatieve traject voor de toepassing van deze verordening, staat het een lidstaat vrij in zijn nationale beleid hogere ambities op te nemen;
voor de dimensie „energie-efficiëntie”:
de indicatieve nationale energie-efficiëntiebijdrage tot het bereiken van de energie-efficiëntiestreefcijfers van de Unie van ten minste 32,5 % in 2030, zoals vermeld in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 5, van Richtlijn 2012/27/EU, op basis van het primair energieverbruik of eindenergieverbruik, de besparing van primaire energie of eindenergie, of energie-intensiteit.
De lidstaten drukken hun bijdrage uit in termen van een absoluut niveau van primair energieverbruik en eindenergieverbruik in 2020 en in termen van een absoluut niveau van primair energieverbruik en eindenergieverbruik in 2030, met een indicatief traject voor die bijdrage vanaf 2021. Zij lichten hun onderliggende methodologie en de omrekeningsfactoren toe;
de cumulatieve besparing van eindenergieverbruik die in de periode 2021-2030 moet worden bereikt volgens artikel 7, lid 1, onder b), van Richtlijn 2012/27/EU over verplichtingen tot energiebesparing;
de indicatieve mijlpalen van de langetermijnstrategie voor de renovatie van het nationale bestand van woningen en niet voor bewoning bestemde gebouwen (zowel publieke als particuliere), het stappenplan met nationaal vastgestelde meetbare vooruitgangsindicatoren, een op feitelijke gegevens gebaseerde raming van de verwachte energiebesparing en van de voordelen in ruimere zin, en de bijdragen tot de energie-efficiëntiestreefcijfers van de Unie uit hoofde van Richtlijn 2012/27/EU, in overeenstemming met artikel 2 bis van Richtlijn 2010/31/EU;
de totale vloeroppervlakte die moet worden gerenoveerd of het equivalent aan jaarlijkse energiebesparingen dat van 2021 tot en met 2030 moet worden bereikt overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2012/27/EU over de voorbeeldfunctie van gebouwen van overheidsinstanties;
voor de dimensie „energiezekerheid”:
nationale doelstellingen met betrekking tot:
voor de dimensie „interne energiemarkt”:
het niveau van interconnectiviteit op elektriciteitsgebied waar de lidstaat naar streeft in 2030, met inachtneming van het interconnectiestreefcijfer voor elektriciteit van ten minste 15 % in 2030, middels een strategie waarbij het niveau vanaf 2021 wordt vastgesteld in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten, rekening houdend met het interconnectiestreefcijfer van 10 % in 2020 en de indicatoren voor de urgentie van de maatregelen op basis van prijsverschillen op de wholesalemarkt, de nominale transmissiecapaciteit van interconnectoren in verhouding tot hun piekbelasting en tot de geïnstalleerde capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare energie als vastgesteld in bijlage I, deel 1, afdeling A, punt 2.4.1. Elke nieuwe interconnector wordt onderworpen aan een sociaal-economische en ecologische kosten-batenanalyse en wordt alleen geïmplementeerd indien de potentiële voordelen opwegen tegen de kosten;
de belangrijkste projecten voor elektriciteits- en gastransmissie-infrastructuur en, wanneer relevant, projecten voor de modernisering daarvan, die nodig zijn voor het behalen van de doelstellingen en streefcijfers in de vijf dimensies van de energie-unie;
nationale doelstellingen met betrekking tot andere aspecten van de interne energiemarkt, zoals: het vergroten van de flexibiliteit van het systeem, met name door middel van beleidslijnen en maatregelen in verband met marktgebaseerde prijsvorming overeenkomstig het toepasselijk recht; marktintegratie en koppeling, gericht op de verhoging van de verhandelbare capaciteit van bestaande interconnectoren, slimme netten, aggregatie, vraagrespons, opslag, gedistribueerde opwekking, mechanismen voor dispatching, redispatching en beperking, en realtime prijssignalen, met inbegrip van een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt, en andere nationale doelstellingen met betrekking tot de interne energiemarkt als vermeld in bijlage I, deel 1, afdeling A, punt 2.4.3;
voor de dimensie „onderzoek, innovatie en concurrentievermogen”:
nationale doelstellingen en financieringsstreefcijfers voor openbaar en, indien beschikbaar, particulier onderzoek en innovatie op het gebied van de energie-unie, in voorkomend geval met inbegrip van een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt, conform de prioriteiten van de strategie voor de energie-unie en, waar relevant, het SET-plan. Bij het bepalen van zijn doelstellingen, streefcijfers en bijdragen kan de lidstaat voortbouwen op bestaande nationale strategieën of plannen die verenigbaar zijn met het Unierecht;
wanneer beschikbaar, nationale doelstellingen voor 2050 met betrekking tot de bevordering van technologieën op het gebied van schone energie.
Artikel 5
Het proces van de lidstaten om bijdragen op het gebied van hernieuwbare energie vast te stellen
In het kader van zijn bijdrage voor zijn aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie in 2030 en het laatste jaar van de verslagperiode voor de latere nationale plannen, overeenkomstig artikel 4, onder a), punt 2, houdt elke lidstaat rekening met al het volgende:
de in Richtlijn (EU) 2018/2001 bedoelde maatregelen;
de maatregelen die zijn genomen om het krachtens Richtlijn 2012/27/EU vastgestelde energie-efficiëntiestreefcijfer te bereiken;
eventuele andere bestaande maatregelen om hernieuwbare energie in de lidstaat en, waar relevant, op het niveau van de Unie te bevorderen;
het bindende nationale streefcijfer voor 2020 voor energie uit hernieuwbare bronnen in zijn bruto-eindverbruik van energie als vastgesteld in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2018/2001;
eventuele relevante omstandigheden die van invloed zijn op de uitrol van hernieuwbare energie, zoals:
billijke verdeling van de uitrol in de gehele Unie;
economische omstandigheden en economisch potentieel, waaronder het bbp per hoofd van de bevolking;
potentieel voor kosteneffectieve uitrol van hernieuwbare energie;
geografische, ecologische en natuurlijke handicaps, met inbegrip van gebieden en regio's die geen interconnectie hebben met het elektriciteitsnet;
het niveau van elektriciteitsinterconnectie tussen de lidstaten;
andere relevante omstandigheden, met name vroege inspanningen.
Met betrekking tot de eerste alinea, onder e), vermeldt elke lidstaat in zijn geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan welke relevante omstandigheden die van invloed zijn op de uitrol van hernieuwbare energie hij in aanmerking heeft genomen.
Artikel 6
Het proces van de lidstaten om bijdragen op het gebied van energie-efficiëntie vast te stellen
Bovendien houdt elke lidstaat rekening met:
de in Richtlijn 2012/27/EU bedoelde maatregelen;
andere maatregelen om energie-efficiëntie binnen de lidstaat en op Unieniveau te bevorderen.
In het kader van zijn in lid 1 bedoelde bijdrage kan elke lidstaat rekening houden met nationale omstandigheden die een invloed hebben op het primaire en het eindverbruik van energie, zoals:
het resterende kosteneffectieve energiebesparingspotentieel;
de ontwikkeling en de prognose van het bruto binnenlands product;
wijzigingen in de in- en uitvoer van energie;
wijzigingen in de energiemix en de ontwikkeling van het afvangen en opslaan van kooldioxide, en
vroegtijdige maatregelen.
Wat de eerste alinea betreft, vermeldt elke lidstaat in zijn geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan met welke eventuele relevante omstandigheden die van invloed zijn op het primaire en het eindverbruik van energie hij rekening heeft gehouden.
Artikel 7
Nationale beleidslijnen en maatregelen voor elk van de vijf dimensies van de energie-unie
De lidstaten beschrijven, in overeenstemming met bijlage I, in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan de belangrijkste bestaande en geplande beleidslijnen en maatregelen om met name de in het nationale plan uiteengezette doelstellingen te bereiken, in voorkomend geval met inbegrip van maatregelen om te zorgen voor regionale samenwerking en passende financiering op nationaal en regionaal niveau, onder meer door het inzetten van Unieprogramma's en -instrumenten.
De lidstaten zorgen voor een algemeen overzicht van de investeringen die nodig zijn om de in het nationale plan vastgestelde doelstellingen, streefcijfers en bijdragen te bereiken, samen met een algemene beoordeling betreffende de bronnen van die investeringen.
Artikel 8
Analytische basis van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen
In hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan beschrijven de lidstaten, op nationaal en in voorkomend geval regionaal niveau, hun evaluatie van:
de effecten op de ontwikkeling van het energiesysteem en de broeikasgasemissies en verwijderingen voor de duur van het plan en voor een periode van tien jaar volgend op het laatste jaar waarop het plan betrekking heeft, in het kader van de geplande beleidslijnen en maatregelen of groepen maatregelen, met inbegrip van een vergelijking met de prognoses op basis van bestaande beleidslijnen en maatregelen of groepen maatregelen als bedoeld in lid 1;
het macro-economisch effect en, voor zover mogelijk, het sociaal effect en het effect op de gezondheid, het milieu en vaardigheden van de geplande beleidslijnen en maatregelen of groepen maatregelen, zoals vermeld in artikel 7 en verder gespecificeerd in bijlage I, gedurende de eerste periode van tien jaar en ten minste tot het jaar 2030, met inbegrip van een vergelijking met de prognoses op basis van bestaande beleidslijnen en maatregelen of groepen maatregelen als bedoeld in lid 1 van dit artikel. De methodologie die wordt gebruikt om die effecten te evalueren wordt openbaar gemaakt;
de interacties tussen bestaande beleidslijnen en maatregelen of groepen van maatregelen en geplande beleidslijnen en maatregelen of groepen maatregelen binnen een beleidsdimensie en tussen bestaande beleidslijnen en maatregelen of groepen van maatregelen en geplande beleidslijnen en maatregelen of groepen maatregelen in andere dimensies voor de eerste periode van tien jaar en ten minste tot het jaar 2030. Prognoses betreffende de continuïteit van de bevoorrading, infrastructuur en marktintegratie moeten worden gekoppeld aan robuuste energie-efficiëntiescenario's;
de wijze waarop bestaande beleidslijnen en maatregelen en geplande beleidslijnen en maatregelen de investeringen zullen aantrekken die nodig zijn voor de uitvoering ervan;
de wijze waarop bestaande beleidslijnen en maatregelen en geplande beleidslijnen en maatregelen bijdragen tot de verwezenlijking van de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit.
Artikel 9
Ontwerp van geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen
Overeenkomstig artikel 34 en uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de uiterste termijn voor het indienen van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen beoordeelt de Commissie de ontwerpen van die geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en kan ze aan de lidstaten landspecifieke aanbevelingen doen. In deze aanbevelingen kan met name het volgende aan bod komen:
het ambitieniveau van de doelstellingen, streefcijfers en bijdragen met het oog op de collectieve verwezenlijking van de doelstellingen van de energie-unie en met name de 2030-streefcijfers van de Unie inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, alsook het niveau van interconnectiviteit op elektriciteitsgebied waar de lidstaat naar streeft in 2030, als bedoeld in artikel 4, onder d), waarbij terdege rekening wordt gehouden met relevante omstandigheden die van invloed zijn op de uitrol van hernieuwbare energie en het energieverbruik, zoals door de betrokken lidstaat vermeld in het ontwerp van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, alsook met de in bijlage I, deel 1, afdeling A, punt 2.4.1, vastgestelde indicatoren voor de urgentie van de maatregelen voor interconnectiviteit;
beleidslijnen en maatregelen die verband houden met de doelstellingen op het niveau van de lidstaat en de Unie, en andere beleidslijnen en maatregelen met potentiële grensoverschrijdende gevolgen;
eventuele aanvullende beleidslijnen en maatregelen die mogelijk vereist zijn in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen;
wisselwerkingen tussen en samenhang van bestaande en geplande beleidslijnen en maatregelen die zijn opgenomen in het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan binnen één dimensie en tussen verschillende dimensies van de energie-unie;
de consistentie van relevante financieringsmaatregelen, waaronder het relevante aandeel van inkomsten uit de veiling van EU-ETS-rechten krachtens Richtlijn 2003/87/EG die worden gebruikt voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw, steun van de Unie en het gebruik van Uniemiddelen zoals instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, beleid en maatregelen, met betrekking tot het bereiken van de toezeggingen, streefcijfers en begrotingen van de lidstaten die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 2018/841.
Artikel 10
Openbare raadpleging
Onverminderd eventuele andere Unierechtelijke vereisten, moet elke lidstaat ervoor zorgen dat het publiek in een vroeg stadium effectieve kansen krijgt om deel te nemen aan de opstelling van het ontwerp van geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan — wat betreft de plannen voor de periode 2021-2030, bij de opstelling van het definitieve plan ruim voordat het wordt aangenomen — en aan de opstelling van de in artikel 15 bedoelde langetermijnstrategieën. Elke lidstaat voegt bij indiening van dergelijke documenten bij de Commissie een samenvatting van de standpunten of voorlopige standpunten van het publiek toe. Voor zover Richtlijn 2001/42/EG van toepassing is, wordt overleg over het ontwerp in overeenstemming met die richtlijn geacht te voldoen aan de verplichtingen tot raadpleging van het publiek uit hoofde van de onderhavige verordening.
Elke lidstaat zorgt ervoor dat het publiek wordt geïnformeerd. Elke lidstaat stelt redelijke tijdschema's vast die het publiek voldoende tijd gunnen om zich op de hoogte te stellen, deel te nemen en zijn standpunten uit te drukken.
Bij de uitvoering van dit artikel beperkt elke lidstaat de administratieve complexiteit.
Artikel 11
Klimaat- en energiedialoog op verschillende niveaus
Elke lidstaat zet overeenkomstig nationale regels een klimaat- en energiedialoog op verschillende niveaus op, waarin lokale overheden, maatschappelijke organisaties, de bedrijfswereld, investeerders en andere betrokken partijen en het brede publiek actief kunnen participeren en de verwezenlijking van de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit en de verschillende mogelijke scenario’s, ook op lange termijn, voor het energie- en klimaatbeleid kunnen bespreken, en de vooruitgang kunnen beoordelen, tenzij de lidstaat al een structuur heeft ingevoerd die datzelfde doel heeft. De geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen kunnen in het kader van deze dialoog worden besproken.
Artikel 12
Regionale samenwerking
Artikel 13
Beoordeling van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen
Op basis van de krachtens de artikelen 3 en 14 ingediende geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de actualiseringen daarvan evalueert de Commissie met name of:
de doelstellingen, streefcijfers en bijdragen volstaan om de collectieve doelstellingen van de energie-unie te bereiken, en voor de eerste periode van tien jaar met name de streefcijfers van het klimaat- en energiekader van de Unie voor 2030;
de plannen voldoen aan de vereisten van de artikelen 3 tot en met 12 en de lidstaten terdege rekening hebben gehouden met de aanbevelingen van de Commissie op grond van artikel 34.
Artikel 14
Actualisering van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen
HOOFDSTUK 3
Langetermijnstrategieën
Artikel 15
Langetermijnstrategieën
Met het oog op de verwezenlijking van de in lid 3 bedoelde algemene klimaatdoelstellingen komt de Commissie uiterlijk op 1 april 2019 met een voorstel voor een langetermijnstrategie van de Unie voor de reductie van de broeikasgasemissies, in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs, rekening houdend met de ontwerpen van geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen van de lidstaten. De in dit lid bedoelde langetermijnstrategie omvat een analyse die ten minste het volgende behelst:
verschillende scenario's voor de bijdrage van de Unie aan de verwezenlijking van de in lid 3 bepaalde doelstellingen, waaronder een scenario om de netto-uitstoot van broeikasgassen binnen de Unie uiterlijk in 2050 tot nul te herleiden en daarna tot negatieve emissies te komen;
de gevolgen van de onder a) bedoelde scenario's voor het resterende mondiale koolstofbudget en het koolstofbudget van de Unie als bijdrage aan de discussie over kosteneffectiviteit, efficiëntie en billijkheid van de broeikasgasemmisiereducties.
De langetermijnstrategieën van de lidstaten en van de Unie dragen bij tot:
de naleving van de verbintenissen van de Unie en de lidstaten in het kader van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs om de antropogene broeikasgasemissies te beperken, de verwijderingen per put te verbeteren en voor een verbeterde koolstofvastlegging te zorgen;
de verwezenlijking van de doelstelling uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs om de mondiale temperatuurstijging te beperken tot beduidend minder dan 2 °C in vergelijking met het pre-industriële tijdperk en om te streven naar een maximale stijging van 1,5 °C boven het pre-industriële niveau;
de verwezenlijking van de broeikasgasemissiebeperkingen op lange termijn en de verbetering van verwijderingen per put in alle sectoren overeenkomstig de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit om, in het kader van de volgens de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (Intergovernmental Panel on Climate Change — IPCC) noodzakelijk geachte broeikasgasemissiereducties en verbetering van verwijderingen per put, de broeikasgasemissies van de Unie op kosteneffectieve wijze te verminderen en de verwijderingen per put te verbeteren met het oog op de temperatuurdoelstellingen op lange termijn van de Overeenkomst van Parijs, teneinde in de Unie een evenwicht te verwezenlijken tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, en — waar mogelijk — daarna tot negatieve emissies te komen;
een zeer energie-efficiënt en sterk op hernieuwbare energiebronnen gebaseerd energiesysteem in de Unie.
De langetermijnstrategieën van de lidstaten bevatten de elementen die in bijlage IV bepaald zijn. Daarnaast hebben de langetermijnstrategieën van de lidstaten en van de Unie betrekking op:
de totale vermindering van broeikasgasemissies en de verbetering van verwijderingen per put;
de vermindering van broeikasgasemissies en de verbetering van verwijderingen per put in individuele sectoren, waaronder elektriciteit, industrie, vervoer, de sectoren verwarming en koeling en de bouwsector (residentieel en tertiair), landbouw, afval en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF);
de verwachte vooruitgang bij de overgang naar een economie met geringe emissies van broeikasgassen, met inbegrip van broeikasgasintensiteit, CO2-intensiteit van het bruto binnenlands product, daaraan gerelateerde schattingen van langetermijninvesteringen, en strategieën voor gerelateerd onderzoek en gerelateerde ontwikkeling en innovatie;
in de mate van het mogelijke, de verwachte sociaal-economische gevolgen van de decarbonisatiemaatregelen, met inbegrip van onder meer aspecten in verband met de macro-economische en maatschappelijke ontwikkeling, gezondheidsrisico's en -voordelen, en milieubescherming;
links naar andere nationale langetermijndoelstellingen, planning en andere beleidslijnen, maatregelen en investeringen.
Artikel 16
Strategisch plan voor methaan
Gezien het hoge aardopwarmingspotentieel en de relatief korte atmosferische levensduur van methaan, verricht de Commissie een analyse van de implicaties voor de uitvoering van beleidslijnen en maatregelen die als doel hebben de effecten op korte en middellange termijn van methaanemissies op de broeikasgasemissies van de Unie te beperken. De Commissie overweegt beleidsopties, op passende wijze rekening houdend met de doelstellingen van de circulaire economie, om methaanemissies spoedig aan te pakken, en stelt een strategisch Unieplan voor methaan voor als integraal onderdeel van de strategie van de Unie op lange termijn als bedoeld in artikel 15.
HOOFDSTUK 4
Rapportering
Artikel 17
Geïntegreerde nationale voortgangsverslagen over energie en klimaat
Het geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslag heeft betrekking op de volgende elementen:
informatie over de geboekte vooruitgang bij het behalen van de doelstellingen waaronder de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit, de streefcijfers en bijdragen die zijn uiteengezet in het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, en over de geboekte vooruitgang bij de financiering en tenuitvoerlegging van de beleidslijnen en maatregelen die nodig waren om ze te behalen, met inbegrip van een beoordeling van daadwerkelijk gebeurde investeringen ten opzichte van initieel geplande investeringen;
in voorkomend geval, informatie over de voortgang bij het opzetten van de in artikel 11 bedoelde dialoog;
de informatie waarnaar wordt verwezen in de artikelen 20 tot en met 25 en, in voorkomend geval, actualiseringen van beleidslijnen en maatregelen, overeenkomstig deze artikelen;
informatie over de aanpassing overeenkomstig artikel 4, onder a), punt 1;
voor zover mogelijk kwantificering van het effect van het beleid en de maatregelen in het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan op luchtkwaliteit en emissies van luchtverontreinigende stoffen.
De Unie en de lidstaten dienen bij het secretariaat van het UNFCCC tweejaarlijkse verslagen in overeenkomstig Besluit 2/CP.17 van de Conferentie van de Partijen bij het UNFCCC en nationale mededelingen overeenkomstig artikel 12 van het UNFCCC.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 44, lid 6, bedoelde onderzoeksprocedure.
Indien de betrokken lidstaat besluit geen gevolg te geven aan een aanbeveling of een aanzienlijk deel daarvan, moet hij dit motiveren.
Artikel 18
Geïntegreerde rapportering over broeikasgasbeleidslijnen en -maatregelen en over prognoses
Uiterlijk op 15 maart 2021 en daarna om de twee jaar verstrekken de lidstaten de Commissie informatie over:
hun nationale beleidslijnen en maatregelen of groep maatregelen als omschreven in bijlage VI, en
hun nationale prognoses van antropogene broeikasgasemissies per bron en verwijderingen per put, georganiseerd per gas of groep van gassen (fluorkoolwaterstoffen en perfluorkoolstoffen) die zijn opgesomd in deel 2 van bijlage V. De nationale prognoses houden rekening met eventuele beleidslijnen en maatregelen die op het niveau van de Unie zijn vastgesteld en omvatten de in bijlage VII uiteengezette informatie.
Artikel 19
Geïntegreerde rapportering over nationale aanpassingsacties, financiële en technologische ondersteuning aan ontwikkelingslanden en veilingopbrengsten
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 44, lid 6, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 20
Geïntegreerde rapportering over hernieuwbare energie
In hun geïntegreerde nationale voortgangsverslagen over energie en klimaat nemen de lidstaten informatie op over:
de tenuitvoerlegging van de volgende trajecten en doelstellingen:
het indicatieve nationale traject voor het algemene aandeel hernieuwbare energie in het bruto-eindverbruik van energie van 2021 tot en met 2030;
de geraamde trajecten voor het sectorale aandeel hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie van 2021 tot en met 2030 in de sectoren elektriciteit, verwarming en koeling, en vervoer;
de geraamde trajecten voor elke technologie voor hernieuwbare energie om de algemene en sectorale trajecten voor hernieuwbare energie van 2021 tot en met 2030 te verwezenlijken, met inbegrip van het verwachte totale bruto-eindverbruik van energie per technologie en sector in Mtoe en de geplande totale geïnstalleerde capaciteit per technologie en sector in MW;
de trajecten voor de vraag naar bio-energie, uitgesplitst tussen de vraag naar verwarming, elektriciteit en vervoer, en voor de levering van biomassa, per grondstof en herkomst (waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen binnenlandse productie en invoer). Voor bosbiomassa afkomstig van bossen, een beoordeling van de bron en de gevolgen voor de emissieput van de LULUCF;
indien van toepassing, andere nationale trajecten en doelstellingen, met inbegrip van sectorale trajecten en doelstellingen op lange termijn (zoals het aandeel van elektriciteit uit biomassa zonder productie van warmte, het aandeel van hernieuwbare energie in stadsverwarming, het gebruik van hernieuwbare energie in gebouwen, hernieuwbare energie geproduceerd door steden, hernieuwbare-energiegemeenschappen en consumenten van zelfgeproduceerde hernieuwbare energie), energie opgewekt uit slib dat bij afvalwaterzuivering wordt gewonnen;
de uitvoering van de volgende beleidslijnen en maatregelen:
uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen en maatregelen ter verwezenlijking van de nationale bijdrage aan het bindende 2030-streefcijfer voor hernieuwbare energie op het niveau van de Unie, zoals vermeld in artikel 4, onder a), punt 2, van deze verordening, met inbegrip van sector- en technologiespecifieke maatregelen, met een specifieke evaluatie van de uitvoering van maatregelen die zijn vastgesteld in de artikelen 23 tot en met 28 van Richtlijn (EU) 2018/2001;
indien beschikbaar, specifieke maatregelen voor regionale samenwerking;
onverminderd de artikelen 107 en 108 VWEU, specifieke maatregelen voor financiële steun, met inbegrip van steun van de Unie en het gebruik van financiële middelen van de Unie, voor de bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer;
indien van toepassing, de beoordeling van de steun voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, die de lidstaten moeten uitvoeren uit hoofde van artikel 6, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
specifieke maatregelen om te voldoen aan de vereisten van de artikelen 15 tot en met 18 van Richtlijn (EU) 2018/2001;
indien van toepassing, specifieke maatregelen om de behoefte aan capaciteit die altijd moet draaien — die kan leiden tot een vermindering van energie uit hernieuwbare bronnen — te beoordelen, transparant te maken en te verminderen;
een samenvatting van de beleidslijnen en maatregelen van het stimulerend kader die de lidstaten uit hoofde van artikel 21, lid 6, en artikel 22, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001 moeten invoeren om de ontwikkeling van consumptie van zelfgeproduceerde hernieuwbare energie en hernieuwbare-energiegemeenschappen te bevorderen en te vergemakkelijken;
maatregelen ter bevordering van het gebruik van energie uit biomassa, in het bijzonder de exploitatie van nieuwe biomassabronnen, waarbij rekening moet worden gehouden met de beschikbaarheid van biomassa, met inbegrip van duurzame-biomassapotentieel, alsmede maatregelen voor de duurzaamheid van geproduceerde en gebruikte biomassa;
bestaande maatregelen om het aandeel hernieuwbare energie te vergroten in de sectoren verwarming en koeling en transport;
beleidslijnen en maatregelen die het gebruik van afnameovereenkomsten voor stroom bevorderen;
zoals uiteengezet in deel 1 van bijlage IX.
Artikel 21
Geïntegreerde rapportering over energie-efficiëntie
In hun geïntegreerde nationale voortgangsverslagen over energie en klimaat nemen de lidstaten informatie op over:
de tenuitvoerlegging van de volgende nationale trajecten, doelstellingen en streefcijfers:
het indicatieve traject voor het jaarlijkse primaire en eindverbruik van energie tussen 2021 en 2030, als de nationale energiebesparingsbijdrage tot het behalen van het 2030-streefcijfer op het niveau van de Unie, met inbegrip van de onderliggende methodologie;
de indicatieve mijlpalen van de langetermijnstrategie voor de renovatie van het nationale bestand van woningen en niet voor bewoning bestemde gebouwen (zowel publieke als particuliere), en de bijdragen tot de energie-efficiëntiestreefcijfers van de Unie uit hoofde van Richtlijn 2012/27/EU, in overeenstemming met artikel 2 bis van Richtlijn 2010/31/EU;
indien van toepassing, een actualisering van andere in het nationale plan uiteengezette nationale doelstellingen;
de uitvoering van de volgende beleidslijnen en maatregelen:
uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen, maatregelen en programma's ter verwezenlijking van de indicatieve nationale energie-efficiëntiebijdrage voor 2030 en andere in artikel 6 bedoelde doelstellingen, inclusief de geplande maatregelen en instrumenten (ook van financiële aard) om de energieprestaties van gebouwen te verbeteren, maatregelen om gebruik te maken van het energie-efficiëntiepotentieel van de gas- en elektriciteitsinfrastructuur en andere maatregelen ter bevordering van energie-efficiëntie;
indien van toepassing, marktgebaseerde instrumenten die aanzetten tot verbetering van de energie-efficiëntie, met inbegrip van, maar niet beperkt tot energiebelastingen, -heffingen en -vergoedingen;
nationale verplichtingsregelingen voor energie-efficiëntie en alternatieve maatregelen overeenkomstig de artikelen 7 bis en 7 ter van Richtlijn 2012/27/EU en overeenkomstig bijlage III bij deze verordening;
langetermijnstrategieën voor renovatie overeenkomstig artikel 2 bis van Richtlijn 2010/31/EU;
beleidslijnen en maatregelen voor de bevordering van energiediensten in de openbare sector en maatregelen voor het wegnemen van regelgevende en niet-regelgevende obstakels die verhinderen dat energieprestatiecontracten en andere dienstenmodellen met betrekking tot energie-efficiëntie ingang vinden;
regionale samenwerking op het gebied van energie-efficiëntie, indien van toepassing;
onverminderd de artikelen 107 en 108 VWEU, financiële maatregelen, met inbegrip van steun van de Unie en het gebruik van financiële middelen van de Unie, op het gebied van energie-efficiëntie op nationaal niveau, indien van toepassing;
zoals uiteengezet in deel 2 van bijlage IX.
Artikel 22
Geïntegreerde rapportering over de energievoorzieningszekerheid
In hun geïntegreerde nationale voortgangsverslagen over energie en klimaat nemen de lidstaten informatie op over de tenuitvoerlegging van:
nationale doelstellingen voor de diversificatie van energiebronnen en leveranciers;
indien van toepassing, nationale doelstellingen om de afhankelijkheid van de invoer van energie uit derde landen te verminderen;
nationale doelstellingen voor de ontwikkeling van het vermogen om het hoofd te bieden aan een beperking of onderbreking van het aanbod van een energiebron, met inbegrip van gas en elektriciteit;
nationale doelstellingen met betrekking tot het vergroten van de flexibiliteit van het nationale energiesysteem, met name door de inzet van binnenlandse energiebronnen, vraagrespons en energieopslag;
uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen en maatregelen ter verwezenlijking van de onder a) tot en met d) bedoelde doelstellingen;
regionale samenwerking bij de tenuitvoerlegging van de onder a) tot en met d) bedoelde doelstellingen en beleidslijnen;
onverminderd de artikelen 107 en 108 VWEU, financiële maatregelen, met inbegrip van steun van de Unie en het gebruik van financiële middelen van de Unie, op dit gebied op nationaal niveau, indien van toepassing.
Artikel 23
Geïntegreerde rapportering over de interne energiemarkt
In hun geïntegreerde nationale voortgangsverslagen over energie en klimaat nemen de lidstaten informatie op over de tenuitvoerlegging van de volgende doelstellingen en maatregelen:
het niveau van interconnectiviteit op elektriciteitsgebied waar de lidstaat naar streeft in 2030, met inachtneming van het interconnectiestreefcijfer voor elektriciteit van ten minste 15 % in 2030, de indicatoren als vastgesteld in bijlage I, deel 1, afdeling A, punt 2.4.1, en de maatregelen voor de uitvoering van de strategie om dit niveau te bereiken, inclusief de maatregelen in verband met het verlenen van vergunningen;
de belangrijkste projecten voor elektriciteits- en gastransmissie-infrastructuur die nodig zijn voor het behalen van de doelstellingen en streefcijfers in de vijf dimensies van de energie-unie;
indien van toepassing, belangrijke geplande infrastructuurprojecten, met uitzondering van projecten van gemeenschappelijk belang, waaronder infrastructuurprojecten waarbij derde landen betrokken zijn, en, in de mate van het mogelijke, een algemene beoordeling van de verenigbaarheid ervan met, en de bijdrage ervan aan, de doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie;
nationale doelstellingen met betrekking tot andere aspecten van de interne energiemarkt, zoals het vergroten van de flexibiliteit van het systeem en de marktintegratie en -koppeling, met als doel de verhoging van de verhandelbare capaciteit van bestaande interconnectoren, slimme netten, aggregatie, vraagrespons, opslag, verspreide opwekking, mechanismen voor dispatching, redispatching en beperking, en realtimeprijssignalen;
indien van toepassing, nationale doelstellingen en maatregelen met betrekking tot de niet-discriminerende bijdrage van hernieuwbare energie, vraagrespons en opslag, onder meer via aggregatie, in alle energiemarkten;
indien van toepassing, nationale doelstellingen en maatregelen om ervoor te zorgen dat consumenten participeren in het energiesysteem en profijt trekken van zelfopwekking en nieuwe technologieën, waaronder slimme meters;
maatregelen met betrekking tot het waarborgen van de toereikendheid van het elektriciteitssysteem;
uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen en maatregelen ter verwezenlijking van de onder a) tot en met g) bedoelde doelstellingen;
regionale samenwerking bij de tenuitvoerlegging van de onder a) tot en met h) bedoelde doelstellingen en beleidslijnen;
onverminderd de artikelen 107 en 108 VWEU, financiële maatregelen op nationaal niveau, met inbegrip van steun van de Unie en het gebruik van financiële middelen van de Unie, op het gebied van de interne energiemarkt, met inbegrip van het interconnectiestreefcijfer voor elektriciteit, indien van toepassing;
maatregelen ter vergroting van de flexibiliteit van het energiesysteem, met betrekking tot de productie van hernieuwbare energie, met inbegrip van de uitrol van intradaymarktkoppeling en grensoverschrijdende vereffeningsmarkten.
Artikel 24
Geïntegreerde rapportering over energiearmoede
Wanneer artikel 3, lid 3, onder d), tweede alinea, van toepassing is, neemt de betrokken lidstaat in zijn geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslag de volgende elementen op:
informatie over de voortgang ten aanzien van de nationale indicatieve doelstelling om het aantal huishoudens in energiearmoede terug te dringen, en
kwantitatieve informatie over het aantal huishoudens in energiearmoede en, indien beschikbaar, informatie over beleidslijnen en maatregelen om energiearmoede terug te dringen.
De Commissie deelt de gegevens die de lidstaten op grond van dit artikel meedelen met de Europese Waarnemingspost voor energiearmoede.
Artikel 25
Geïntegreerde rapportering over onderzoek, innovatie en concurrentievermogen
In hun geïntegreerde nationale voortgangsverslagen over energie en klimaat nemen de lidstaten informatie op over de tenuitvoerlegging van de volgende doelstellingen en maatregelen:
indien van toepassing, nationale doelstellingen en beleidslijnen die de doelstellingen en beleidslijnen van het SET-plan vertalen naar een nationale context;
nationale doelstellingen met betrekking tot de totale publieke en, indien beschikbaar, private uitgaven voor onderzoek en innovatie op het gebied van technologieën voor schone energie, en met betrekking tot de kosten van dergelijke technologieën en de ontwikkeling van de prestaties ervan;
voor zover passend, nationale doelstellingen, met inbegrip van langetermijnstreefcijfers voor 2050, voor de uitrol van technologieën voor het koolstofvrij maken van energie- en koolstofintensieve industriesectoren en, indien van toepassing, voor de uitrol van de daarmee samenhangende infrastructuur voor vervoer, gebruik en opslag van koolstof;
nationale doelstellingen voor de geleidelijke afbouw van energiesubsidies, in het bijzonder voor fossiele brandstoffen;
uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen en maatregelen ter verwezenlijking van de onder b) en c) bedoelde doelstellingen;
samenwerking met andere lidstaten bij de tenuitvoerlegging van de doelstellingen en beleidslijnen als bedoeld onder b), c) en d), met inbegrip van de coördinatie van beleidslijnen en maatregelen in het kader van het SET-plan, zoals de onderlinge afstemming van onderzoeksprogramma's en gemeenschappelijke programma's;
financieringsmaatregelen, met inbegrip van steun van de Unie en het gebruik van financiële middelen van de Unie, op dit gebied op nationaal niveau, indien van toepassing.
Artikel 26
Jaarlijkse rapportering
Uiterlijk op 15 maart 2021 en daarna om het jaar (jaar X) verstrekken de lidstaten aan de Commissie:
de in artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2009/119/EG bedoelde informatie;
de in bijlage IX, punt 3, van Richtlijn 2013/30/EU bedoelde informatie, in overeenstemming met artikel 25 van die richtlijn.
Met het oog op de toepassing van dit lid maakt de Commissie jaarlijks, op basis van de geschatte broeikasgasinventarissen van de lidstaten of, indien een lidstaat zijn geschatte inventaris uiterlijk op die datum niet heeft ingediend, op basis van haar eigen ramingen, een geschatte broeikasgasinventaris van de Unie op. Uiterlijk op 30 september van elk jaar maakt de Commissie deze informatie openbaar.
De Commissie is overeenkomstig artikel 43 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde:
deel 2 van bijlage V te wijzigen door stoffen toe te voegen aan of te schrappen van de lijst van broeikasgassen, in overeenstemming met besluiten ter zake die zijn vastgesteld door de instanties van het UNFCCC of van de Overeenkomst van Parijs;
deze verordening aan te vullen door waarden voor het aardopwarmingsvermogen vast te stellen en richtsnoeren voor inventarisering te specificeren die van toepassing zijn in overeenstemming met de betrokken besluiten die zijn aangenomen door de instanties van het UNFCCC of van de Overeenkomst van Parijs;
deel 3 van bijlage V te wijzigen om de lijst van categorieën bij te werken overeenkomstig de relevante Uniewetgeving.
Wanneer de Commissie voorstellen voor dergelijke uitvoeringshandelingen doet, houdt zij rekening met de tijdschema's van het UNFCCC of de Overeenkomst van Parijs voor de monitoring en rapportering van deze informatie en de desbetreffende besluiten die door de organen van de UNFCCC of van de Overeenkomst van Parijs zijn aangenomen om ervoor te zorgen dat de Unie haar rapporteringsverplichtingen als partij bij het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs nakomt. Deze uitvoeringshandelingen omvatten ook het tijdpad voor de samenwerking en de coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten wanneer zij het rapport over de broeikasgasinventaris van de Unie opstellen.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 44, lid 6, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 27
Rapportering over de streefcijfers 2020
Uiterlijk op 30 april 2022 brengt elke lidstaat aan de Commissie verslag uit over de verwezenlijking van zijn overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2012/27/EU vastgestelde nationale energie-efficiëntiestreefcijfers voor 2020 door het verstrekken van de gegevens vermeld in deel 2 van bijlage IX bij deze verordening, en over de verwezenlijking van de totale nationale streefcijfers voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in 2020, zoals vermeld in bijlage I bij Richtlijn 2009/28/EG in de versie zoals van kracht op 31 december 2020, door de volgende informatie te verstrekken:
het aandeel per sector (elektriciteit, verwarming en koeling, en vervoer) en het totale aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in 2020;
de maatregelen die zijn genomen om de nationale streefcijfers voor hernieuwbare energie voor 2020 te halen, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot steunregelingen, garanties van oorsprong en vereenvoudiging van de administratieve procedures;
het aandeel van energie uit biobrandstoffen en vloeibare biomassa geproduceerd uit granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers en oliegewassen in het energieverbruik in de vervoersector;
het aandeel energie uit biobrandstoffen en biogas voor vervoer die worden geproduceerd uit grondstoffen en van andere brandstoffen die zijn vermeld in deel A van bijlage IX bij Richtlijn 2009/28/EG in de versie zoals van kracht op 31 december 2020 in het energieverbruik in het vervoer.
Artikel 28
E-platform
HOOFDSTUK 5
Geaggregeerde beoordeling van de voortgang en de beleidsrespons om te garanderen dat de doelstellingen van de Unie worden verwezenlijkt — monitoring door de Commissie
Artikel 29
Beoordeling van de vooruitgang
Uiterlijk op 31 oktober 2021 en daarna om de twee jaar evalueert de Commissie, met name op grond van de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen inzake energie en klimaat, andere krachtens deze verordening verstrekte informatie, de indicatoren en, voor zover beschikbaar, Europese statistieken en gegevens:
de vooruitgang op Unieniveau bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de energie-unie, waaronder voor de eerste periode van tien jaar de 2030-streefcijfers van de Unie voor energie en klimaat, met name om te vermijden dat er een tekort ontstaat ten opzichte van de 2030-streefcijfers van de Unie voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie;
de vooruitgang die elke lidstaat maakt bij het bereiken van zijn doelstellingen waaronder de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit, streefcijfers en bijdragen en bij de uitvoering van de beleidslijnen en maatregelen die zijn uiteengezet in zijn geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan;
de algemene impact van de luchtvaart op het mondiale klimaat, met name als gevolg van niet-CO2-emissies of niet-CO2-effecten op basis van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 26 ingediende emissiegegevens, en verbetert zij deze beoordeling, in voorkomend geval, in het licht van de wetenschappelijke vooruitgang en luchtverkeersgegevens;
het algemene effect van de beleidslijnen en maatregelen van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen op de werking van de klimaat- en energiebeleidsmaatregelen van de Unie;
het algemene effect van de beleidslijnen en maatregelen van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen op de werking van het systeem voor de handel in emissierechten van de Unie (EU-ETS) en op het evenwicht tussen vraag en aanbod van de emissierechten op de Europese koolstofmarkt.
De Commissie voert deze evaluatie stapsgewijs uit:
zij gaat na of de mijlpaal op het niveau van de Unie van hoogstens 1 483 Mtoe primaire energie en hoogstens 1 086 Mtoe eindenergie in 2020 is bereikt;
zij beoordeelt of de vooruitgang van de lidstaten erop wijst dat de Unie als geheel op schema ligt om het in de eerste alinea vermelde niveau van energieverbruik in 2030 te bereiken, rekening houdend met de evaluatie van de informatie die de lidstaten hebben verstrekt in hun geïntegreerde nationale voortgangsverslagen inzake energie en klimaat;
zij maakt gebruik van de resultaten van modelberekeningen betreffende toekomstige ontwikkelingen op het gebied van energieverbruik op het niveau van de Unie en de lidstaten, en van andere aanvullende analyses;
in overeenstemming met artikel 6, lid 2, houdt zij terdege rekening met relevante omstandigheden die van invloed zijn op het primair en eindenergieverbruik, zoals opgegeven door de lidstaten in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen.
Uiterlijk op 31 oktober 2021, en vervolgens om het jaar, beoordeelt de Commissie, met name op basis van de krachtens deze verordening verstrekte informatie, of de Unie en haar lidstaten voldoende vooruitgang hebben geboekt om te voldoen aan de volgende vereisten:
de verbintenissen in het kader van artikel 4 van het UNFCCC en artikel 3 van de Overeenkomst van Parijs, zoals uiteengezet in besluiten die zijn vastgesteld door de Conferentie van de partijen bij het UNFCCC of door de Conferentie van de partijen bij de Overeenkomst van Parijs;
de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 4 van Verordening (EU) 2018/842 en artikel 4 van Verordening (EU) 2018/841;
de doelstellingen die zijn vastgesteld in het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de energie-unie en voor de eerste termijn van tien jaar met het oog op het behalen van de 2030-streefcijfers voor energie en klimaat.
Artikel 30
Inconsistenties met overkoepelende doelstellingen van de energie-unie en streefcijfers in het kader van Verordening (EU) 2018/842
Artikel 31
Reactie op onvoldoende ambitieuze geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen
Als er op het gebied van energie-efficiëntie een kloof ontstaat tussen de som van de nationale bijdragen en het streefcijfer van de Unie voor 2030, verricht de Commissie in het bijzonder een beoordeling van de relevante in artikel 6, lid 2, opgenomen omstandigheden, de door de lidstaten in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen verstrekte informatie, de resultaten van modelberekeningen betreffende toekomstige ontwikkelingen op het gebied van energieverbruik en andere aanvullende analyses, naargelang van het geval.
Onverminderd de andere bepalingen van dit artikel, en enkel om na te gaan of er een kloof is tussen de gezamenlijke bijdragen van de lidstaten en het streefcijfer van de Unie voor 2030, gaat de Commissie in haar beoordeling uit van een nationale bijdrage van de lidstaten die hun ontwerp van geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan niet hebben ingediend zoals op grond van artikel 9, lid 1, vereist is.
Op het gebied van hernieuwbare energie, houdt de Commissie voor deze veronderstelling rekening met het bindend nationaal streefcijfer voor 2020 van de lidstaat, zoals bepaald in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2018/2001, de resultaten van modelberekeningen met betrekking tot de ontwikkeling van hernieuwbare energie en de resultaten van de in bijlage II bij deze verordening bepaalde formule. Op het gebied van energie-efficiëntie houdt zij rekening met modelberekeningen in verband met toekomstige ontwikkelingen op het gebied van energieverbruik en andere aanvullende analyses, naargelang van het geval.
Bij haar beoordeling van de bijdragen op het gebied van hernieuwbare energie, op basis van de in bijlage II bepaalde formule, houdt de Commissie rekening met eventuele negatieve gevolgen voor de energievoorzieningszekerheid en de netstabiliteit in kleine of geïsoleerde energiesystemen of in de systemen van de lidstaten ten aanzien waarvan er aanzienlijke implicaties kunnen zijn als gevolg van een gewijzigd synchroon gebied.
Bij haar beoordeling van de bijdragen op het gebied van energie-efficiëntie, houdt de Commissie rekening met de eventuele gevolgen voor de elektriciteitstransmissiesystemen en de netstabiliteit in lidstaten waar er aanzienlijke implicaties kunnen zijn als gevolg van een gewijzigd synchroon gebied.
Artikel 32
Reactie op onvoldoende vooruitgang onvoldoende vooruitgang inzake de doelstellingen en streefcijfers van de Unie op het gebied van energie en klimaat
In haar aanbevelingen op het gebied van hernieuwbare energie houdt de Commissie rekening met de door de lidstaat aangegeven relevante omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 1, tweede alinea. De Commissie houdt ook rekening met projecten op het gebied van hernieuwbare energie ten aanzien waarvan een definitief investeringsbesluit is genomen, op voorwaarde dat die projecten operationeel worden in de periode 2021 tot en met 2030 en een aanzienlijke invloed hebben op de nationale bijdrage van de lidstaat.
In haar aanbevelingen op het gebied van energie-efficiëntie houdt de Commissie terdege rekening met de in artikel 6, lid 1, onder a) en b), opgenomen objectieve criteria en de door de lidstaat aangegeven relevante nationale omstandigheden in de zin van artikel 6, lid 2.
Op het gebied van hernieuwbare energie beoordeelt de Commissie of de in lid 3 bedoelde nationale maatregelen volstaan om de streefcijfers van de Unie voor hernieuwbare energie te halen. Wanneer de nationale maatregelen ontoereikend zijn, stelt de Commissie in voorkomend geval maatregelen voor en maakt zij gebruik van haar bevoegdheden op het niveau van de Unie in aanvulling op de aanbevelingen om te garanderen dat met name het 2030-streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie wordt bereikt.
Op het gebied van energie-efficiëntie stelt de Commissie in voorkomend geval maatregelen voor en maakt zij gebruik van haar bevoegdheden op het niveau van de Unie in aanvulling op de aanbevelingen om te garanderen dat met name het 2030-streefcijfer van de Unie voor energie-efficiëntie wordt bereikt.
Op het gebied van energie-efficiëntie kunnen deze aanvullende maatregelen met name leiden tot de verbetering van de energie-efficiëntie van:
gebouwen, uit hoofde van de Richtlijnen 2010/31/EU en 2012/27/EU, en
vervoer.
Indien de Commissie op het gebied van hernieuwbare energie concludeert, op basis van haar beoordeling uit hoofde van artikel 29, leden 1 en 2, dat een of meer van de referentiepunten van het indicatieve Unietraject als bedoeld in artikel 29, lid 2, in 2022, 2025 of 2027 niet worden behaald, zorgen de lidstaten die een of meer van hun in artikel 4, onder a), punt 2, bedoelde nationale referentiepunten in 2022, 2025 of 2027 niet hebben behaald, ervoor dat aanvullende maatregelen worden genomen binnen het jaar na ontvangst van de beoordeling van de Commissie om het tekort ten opzichte van hun nationale referentiepunt te dichten, zoals
nationale maatregelen om de inzet van hernieuwbare energie te vergroten;
de aanpassing van het aandeel van hernieuwbare energie in de sector verwarming en koeling, bedoeld in artikel 23, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
de aanpassing van het aandeel van hernieuwbare energie in de vervoerssector, bedoeld in artikel 25, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
een vrijwillige financiële bijdrage tot het financieringsmechanisme voor hernieuwbare energie, op het niveau van de Unie, dat bijdraagt tot projecten voor hernieuwbare energie onder direct of indirect beheer van de Commissie, als bedoeld in artikel 33;
gebruik van samenwerkingsmechanismen zoals vastgesteld in Richtlijn (EU) 2018/2001.
Bij dergelijke maatregelen wordt rekening gehouden met de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel bedoelde overwegingen van de Commissie. De betrokken lidstaten nemen deze maatregelen op in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslag.
De lidstaten die de verplichting nakomen om het tekort ten opzichte van het referentieaandeel goed te maken, worden gedurende de hele periode waarin het tekort zich voordeed, geacht te voldoen aan de verplichtingen die zijn beschreven in de eerste alinea van dit lid en in artikel 3, lid 4 van Richtlijn (EU) 2018/2001.
Voor de toepassing van lid 3, eerste alinea, onder d), van dit artikel kunnen de lidstaten gebruikmaken van hun inkomsten uit jaarlijkse emissierechten op grond van Richtlijn 2003/87/EG.
Artikel 33
Financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie
Onverminderd lid 1 van dit artikel draagt het financieringsmechanisme bij aan het stimulerend kader overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001 met het oog op de ondersteuning van de inzet van hernieuwbare energie in de Unie ongeacht tekorten ten opzichte van het indicatieve Unietraject. Daartoe:
kunnen de in artikel 32 bedoelde betalingen van lidstaten aangevuld worden met andere bronnen, zoals Uniemiddelen, bijdragen van de privésector of aanvullende betalingen van lidstaten om bij te dragen aan het behalen van de Uniestreefcijfers;
kan het financieringsmechanisme, onder andere, bijstand verlenen in de vorm van leningen met een lage rentevoet, subsidies of een mengvorm van beide, en kan het steun bieden aan, onder andere, gezamenlijke projecten tussen lidstaten overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2018/2001 en de deelname van lidstaten aan gezamenlijke projecten met derde landen als bedoeld in artikel 11 van die richtlijn.
De Commissie kan, met assistentie van het in artikel 44, lid 1, onder b), bedoelde Comité voor de energie-unie, uitvoeringshandelingen vaststellen met de noodzakelijke bepalingen voor het tot stand brengen en functioneren van het financieringsmechanisme, met name:
de methode voor het berekenen van het maximumbedrag van de premie voor elke aanbesteding;
de toe te passen vorm van de aanbesteding, waaronder de leveringsvoorwaarden en bijbehorende sancties;
de methode voor het berekenen van de bijdragen van de lidstaten en de resulterende statistische voordelen voor de bijdragende lidstaten;
de minimumvereisten voor de deelname van lidstaten, gezien de noodzaak zowel te zorgen voor de continuïteit van het mechanisme door een voldoende lange looptijd van de bijdrage van de lidstaten, als te voorzien in zo veel mogelijk flexibiliteit voor de deelname van lidstaten.
de bepalingen die de deelneming en/of de goedkeuring van de gastheerstaten waarborgen en, indien nodig, de bepalingen betreffende de aanvullende lasten voor systeemkosten.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 44, lid 6, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 34
Aanbevelingen van de Commissie aan de lidstaten
Wanneer in deze verordening verwezen wordt naar dit artikel zijn de volgende beginselen van toepassing:
de betrokken lidstaat houdt terdege rekening met de aanbeveling in een geest van solidariteit tussen de lidstaten en de Unie en tussen de lidstaten onderling;
in zijn geïntegreerde nationale voortgangsverslag inzake energie en klimaat dat is opgesteld in het jaar volgend op het jaar dat de aanbeveling werd gedaan, zet de lidstaat uiteen hoe hij terdege rekening heeft gehouden met de aanbeveling. Een lidstaat die besluit geen gevolg te geven aan een aanbeveling of een aanzienlijk deel daarvan, moet dit motiveren;
de aanbevelingen moeten complementair zijn met de meest recente landspecifieke aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van het Europees Semester.
Artikel 35
Verslag over de stand van de energie-unie
Dit verslag over de stand van de energie-unie omvat de volgende elementen:
de overeenkomstig artikel 29 uitgevoerde evaluatie;
in voorkomend geval, aanbevelingen overeenkomstig artikel 34;
het verslag over de werking van de koolstofmarkt als bedoeld in artikel 10, lid 5, van Richtlijn 2003/87/EG, met inbegrip van informatie over de toepassing van die Richtlijn overeenkomstig artikel 21, lid 2, ervan;
tweejaarlijks, vanaf 2023, een verslag over de duurzaamheid van bio-energie in de Unie, met de informatie bedoeld in bijlage X;
tweejaarlijks, een verslag over vrijwillige regelingen waarvoor de Commissie een besluit heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 30, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001, met de informatie bedoeld in bijlage XI bij deze verordening;
een algemeen voortgangsverslag betreffende de toepassing van Richtlijn 2009/72/EG;
een algemeen voortgangsverslag betreffende de toepassing van Richtlijn 2009/73/EG, overeenkomstig artikel 52 van die richtlijn;
een algemeen voortgangsverslag over de verplichtingsregelingen en alternatieve beleidsmaatregelen voor energie-efficiëntie, als bedoeld in de artikelen 7 bis en 7 ter van Richtlijn 2012/27/EU;
tweejaarlijks, een algemeen voortgangsverslag over de renovatie van het nationale bestand van woningen en niet voor bewoning bestemde gebouwen, zowel publieke als particuliere, in lijn met de stappenplannen voor de langetermijnrenovatiestrategieën die elke lidstaat overeenkomstig artikel 2 bis van Richtlijn 2010/31/EU moet opstellen;
vierjaarlijks, een algemeen voortgangsverslag over de toename van het aantal bijna-energieneutrale gebouwen in de lidstaten, overeenkomstig artikel 9, lid 5, van Richtlijn 2010/31/EU;
een algemeen voortgangsverslag over de vooruitgang die de lidstaten hebben geboekt bij de totstandbrenging van een volledige en operationele energiemarkt;
de effectieve brandstofkwaliteit in de verschillende lidstaten en de geografische spreiding van brandstoffen met een maximumzwavelgehalte van 10 mg/kg, teneinde een overzicht te geven van de gegevens inzake brandstofkwaliteit in de verschillende lidstaten, zoals gerapporteerd krachtens Richtlijn 98/70/EG;
een voortgangsverslag over het concurrentievermogen;
de vooruitgang van de lidstaten met betrekking tot de geleidelijke afbouw van energiesubsidies, in het bijzonder voor fossiele brandstoffen;
andere kwesties die van belang zijn voor de uitvoering van de energie-unie, met inbegrip van openbare en particuliere steun;
uiterlijk op 31 oktober 2019, en vervolgens om de vier jaar een beoordeling van de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/31/EG.
Artikel 36
Monitoring van het governancemechanisme
In het kader van de in artikel 35 bedoelde stand van de energie-unie, informeert de Commissie het Europees Parlement en de Raad over de tenuitvoerlegging van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen. Het Europees Parlement en de Raad gaan jaarlijks na welke vooruitgang er door de energie-unie is geboekt in verband met alle aspecten van het energie- en klimaatbeleid.
HOOFDSTUK 6
Systemen van de Unie en de lidstaten inzake broeikasgasemissies en verwijderingen per put
Artikel 37
Inventarisatiesystemen van de Unie en de lidstaten
Indien de Commissie tijdens de eerste op grond van lid 4 van dit artikel uitgevoerde controle een verschil van meer dan 500 kiloton CO2-equivalent vaststelt tussen het jaarlijkse gemiddelde van de nettobroeikasgasverwijderingen in de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) 2018/841 gespecificeerde jaren dat door een lidstaat is gemeld bij de indiening van de broeikasgasinventaris van 2020 en 2023 of daarna, verifieert de Commissie:
de transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van de ingediende informatie, en
of de LULUCF-rapportage is uitgevoerd op een wijze die strookt met de richtsnoeren van het UNFCCC of de voorschriften van de Unie.
De Commissie maakt de resultaten van die verificatie openbaar.
Wanneer de Commissie voorstellen voor dergelijke uitvoeringshandelingen doet, houdt zij rekening met de desbetreffende besluiten die zijn aangenomen door de instanties van het UNFCCC of van de Overeenkomst van Parijs.
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 44, lid 6, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 38
Evaluatie van de inventaris
►M3 De in de leden 1 en 1 bis bedoelde algehele evaluatie omvat: ◄
controles om de transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van de ingediende informatie na te gaan;
controles om de gevallen te identificeren waarin de inventarisgegevens zijn opgesteld op een wijze die niet strookt met de richtsnoeren van het UNFCCC of de voorschriften van de Unie;
controles om de gevallen te identificeren waarin de LULUCF-boekhouding is uitgevoerd op een wijze die niet strookt met de richtsnoeren van het UNFCCC of de voorschriften van de Unie, en
indien van toepassing, de berekening van de daaruit voortvloeiende noodzakelijke technische correcties, in overleg met de lidstaten.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 44, lid 6, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 39
Systemen van de Unie en de lidstaten voor beleidslijnen en maatregelen en prognoses
Wanneer de Commissie voorstellen voor dergelijke uitvoeringshandelingen doet, houdt zij rekening met de relevante besluiten die zijn vastgesteld door de organen van het UNFCCC of van de Overeenkomst van Parijs, met inbegrip van internationaal overeengekomen rapporteringseisen en tijdschema's voor de monitoring en rapportering van die informatie.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 44, lid 6, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 40
Opzet en werking van registers
HOOFDSTUK 7
Samenwerking en steun
Artikel 41
Samenwerking tussen de lidstaten en de Unie
De lidstaten moeten volledig samenwerken en onderling en met de Unie overleg plegen over hun werkzaamheden die verband houden met de verplichtingen uit hoofde van deze verordening, met name:
het proces voor het opstellen, vaststellen, aanmelden en beoordelen van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen op grond van de artikelen 9 tot en met 13;
het proces voor het opstellen, vaststellen, aanmelden en beoordelen van de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen inzake energie en klimaat op grond van artikel 17 en voor de jaarlijkse rapportering op grond van artikel 26;
het proces met betrekking tot de aanbevelingen van de Commissie en de opvolging van die aanbevelingen overeenkomstig artikel 9, leden 2 en 3, artikel 17, lid 6, artikel 30, lid 1, artikel 31, lid 1, en artikel 32, leden 1 en 2;
het opmaken van de broeikasgasinventaris van de Unie en het opstellen van het broeikasgasinventarisatierapport van de Unie, overeenkomstig artikel 26, lid 4;
het opstellen van de nationale mededeling van de Unie overeenkomstig artikel 12 van het UNFCCC en het tweejaarlijkse rapport van de Unie overeenkomstig Besluit 2/CP.17 van de instanties van het UNFCCC of latere door die instanties vastgestelde relevante besluiten;
de beoordelings- en nalevingsprocedures in het kader van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs overeenkomstig elk toepasselijk besluit krachtens het UNFCCC en de procedure van de Unie ter beoordeling van de broeikasgasinventarissen van de lidstaten als vermeld in artikel 38;
aanpassingen naar aanleiding van het in artikel 38 bedoelde evaluatieproces of andere wijzigingen in de inventarissen en inventarisrapporten die bij het secretariaat van het UNFCCC zijn ingediend of moeten worden ingediend;
het opstellen van de geschatte broeikasgasinventaris van de Unie, overeenkomstig artikel 26, lid 2.
Artikel 42
De rol van het Europees Milieuagentschap
Overeenkomstig zijn jaarlijks werkprogramma staat het Europees Milieuagentschap de Commissie bij in haar werkzaamheden met betrekking tot de dimensies koolstofarm maken en energie-efficiëntie, teneinde te voldoen aan de artikelen 15 tot en met 21, 26, 28, 29, 35, 37, 38, 39 en 41. Dit omvat bijstand bij:
het verzamelen van de door de lidstaten gerapporteerde informatie over beleidslijnen en maatregelen en prognoses;
het uitvoeren van kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprocedures met betrekking tot de door de lidstaten gerapporteerde informatie over prognoses en beleidslijnen en maatregelen;
het maken van ramingen of het aanvullen van ramingen waarover de Commissie beschikt, voor gegevens over prognoses die niet werden gerapporteerd door de lidstaten;
het samenstellen van gegevens, indien beschikbaar uit Europese statistieken en passend qua timing, die vereist zijn voor het door de Commissie opgestelde verslag over de stand van de energie-unie aan het Europees Parlement en aan de Raad;
het verspreiden van de op grond van deze verordening verzamelde informatie, met inbegrip van het onderhouden en bijwerken van een databank met de beleidslijnen en maatregelen van de lidstaten inzake mitigatie van de klimaatverandering en het Europees klimaataanpassingsplatform met betrekking tot effecten, kwetsbare punten en aanpassing aan de klimaatverandering;
het uitvoeren van kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprocedures bij het opmaken van de broeikasgasinventaris van de Unie;
het opmaken van de broeikasgasinventaris van de Unie en het opstellen van het broeikasgasinventarisatierapport van de Unie;
het maken van ramingen voor gegevens die niet werden gerapporteerd in de nationale broeikasgasinventarissen;
de uitvoering van de in artikel 38 bedoelde evaluatie;
het opmaken van de geschatte broeikasgasinventaris van de Unie.
HOOFDSTUK 8
Slotbepalingen
Artikel 43
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 44
Comités
De Commissie wordt bijgestaan door:
een Comité klimaatverandering met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de aangelegenheden als bedoeld in artikel 19, lid 5, artikel 26, lid 7, artikel 37, lid 6, artikel 38, lid 3, en artikel 39, lid 3, en
een Comité van de energie-unie met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de aangelegenheden als bedoeld in artikel 17, lid 4, en artikel 33, lid 4.
Artikel 45
Evaluatie
Binnen zes maanden na elke „global stocktake” in het kader van artikel 14 van de Overeenkomst van Parijs brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van deze verordening, de bijdrage ervan tot de governance van de energie-unie, de bijdrage ervan aan de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, de voortgang op weg naar het verwezenlijken van de streefcijfers voor klimaat en energie voor 2030, en de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit, aanvullende doelstellingen van de energie-unie en de overeenstemming van de in deze verordening vervatte plannings-, rapporterings- en monitoringbepalingen met andere wetgeving van de Unie of toekomstige besluiten met betrekking tot het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs. De verslagen van de Commissie kunnen, indien nodig, vergezeld gaan van wetgevingsvoorstellen.
Artikel 46
Wijzigingen van Richtlijn 94/22/EG
Richtlijn 94/22/EG wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8, lid 2, wordt geschrapt.
Artikel 9 wordt geschrapt.
Artikel 47
Wijzigingen van Richtlijn 98/70/EG
Richtlijn 98/70/EG wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 7 bis wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1, derde alinea, wordt punt a) vervangen door:
„a) het totale volume van iedere soort geleverde brandstof of energie, en”;
in lid 2 wordt de aanhef vervangen door:
Artikel 8, lid 4, wordt vervangen door:
Artikel 48
Wijzigingen van Richtlijn 2009/31/EG
Richtlijn 2009/31/EG wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 27, lid 1, wordt vervangen door:
„Elke vier jaar brengen de lidstaten bij de Commissie verslag uit over de uitvoering van deze richtlijn, onder meer over het in artikel 25, lid 1, onder b), bedoelde register. Het eerste verslag wordt de Commissie uiterlijk op 30 juni 2011 toegezonden. Het verslag wordt opgesteld aan de hand van een vragenlijst die of een schema dat door de Commissie in de vorm van uitvoeringshandelingen wordt vastgesteld. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Ten minste zes maanden vóór de einddatum voor indiening van het verslag wordt de vragenlijst of het schema aan de lidstaten toegezonden.”.
Artikel 38, lid 1, wordt geschrapt.
Artikel 49
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 663/2009
Verordening (EG) nr. 663/2009 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 27 worden de leden 1 en 3 geschrapt.
Artikel 28 wordt geschrapt.
Artikel 50
Wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2009
Artikel 29 van Verordening (EG) nr. 715/2009 wordt geschrapt.
Artikel 51
Wijzigingen van Richtlijn 2009/73/EG
Richtlijn 2009/73/EG wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5 wordt geschrapt.
Artikel 52 wordt vervangen door:
„Artikel 52
Rapportering
De Commissie monitort en evalueert de toepassing van deze richtlijn en dient een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en bij de Raad, als bijlage bij het in artikel 35 van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad ( *1 ) bedoelde verslag over de stand van de energie-unie.
Artikel 52
Wijziging van Richtlijn 2009/119/EG van de Raad
In artikel 6 van Richtlijn 2009/119/EG wordt lid 2 vervangen door:
Artikel 53
Wijzigingen van Richtlijn 2010/31/EU
Richtlijn 2010/31/EU wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 bis wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt de aanhef vervangen door:
het volgende lid wordt toegevoegd:
In artikel 5, lid 2, tweede alinea, wordt de zin „Dit verslag mag worden opgenomen in de in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2006/32/EG bedoelde actieplannen voor energie-efficiëntie” geschrapt.
Artikel 9, lid 5, wordt vervangen door:
In artikel 10 worden de leden 2 en 3 geschrapt.
In artikel 14, lid 3, wordt de derde alinea vervangen door:
„Dit verslag wordt bij de Commissie ingediend als onderdeel van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen van de lidstaten, als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) 2018/1999.”.
In artikel 15, lid 3, wordt de derde alinea vervangen door:
„Dit verslag wordt bij de Commissie ingediend als onderdeel van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen van de lidstaten, als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) 2018/1999.”.
Artikel 54
Wijzigingen van Richtlijn 2012/27/EU
Richtlijn 2012/27/EU wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4 wordt geschrapt.
In artikel 18, lid 1, wordt punt e) geschrapt.
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
de leden 1, 3, 4 en 11 worden geschrapt;
lid 2 wordt geschrapt.
Bijlage XIV wordt geschrapt.
Artikel 55
Wijziging van Richtlijn 2013/30/EU
In artikel 25 van Richtlijn 2013/30/EU wordt lid 1 vervangen door:
Artikel 56
Wijzigingen van Richtlijn (EU) 2015/652
Richtlijn (EU) 2015/652 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5, lid 1, wordt vervangen door:
In bijlage I, deel 2, worden de punten 1, onder h), 2, 3, 4 en 7 geschrapt.
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
punt 1 wordt vervangen door:
„1. De lidstaten rapporteren de in punt 3 vermelde gegevens. Die gegevens moeten voor alle in elke lidstaat in de handel gebrachte brandstoffen en energie worden gerapporteerd. Wanneer verschillende biobrandstoffen bij de fossiele brandstoffen worden gemengd, moeten de gegevens voor elke biobrandstof worden opgegeven.”;
in punt 3 worden de punten e) en f) geschrapt.
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
de volgende modellen voor de rapportering van informatie ten behoeve van de samenhang van de gerapporteerde gegevens worden geschrapt:
in de opmerkingen bij het model worden de punten 8 en 9 geschrapt.
Artikel 57
Intrekking
Verordening (EU) nr. 525/2013 wordt, met inachtneming van de in artikel 58 van deze verordening vastgestelde overgangsbepalingen, ingetrokken met ingang van 1 januari 2021, met uitzondering van artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 525/2013, dat met ingang van 24 december2018 [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] wordt ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XIII.
Artikel 58
Overgangsbepalingen
In afwijking van artikel 57 van deze verordening, blijven artikel 7 en artikel 17, lid 1, onder a) en d), van Verordening (EU) nr. 525/2013 van toepassing op de verslagen met de gegevens die op grond van die artikelen vereist zijn voor de jaren 2018, 2019 en 2020.
Artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 525/2013 blijft van toepassing wat de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto betreft.
Artikel 19 van Verordening (EU) nr. 525/2013 blijft van toepassing op de evaluaties van de broeikasgasinventarisatiegegevens voor de jaren 2018, 2019 en 2020.
Artikel 22 van Verordening (EU) nr. 525/2013 blijft van toepassing op de indiening van het verslag dat uit hoofde van dat artikel is vereist.
Om redenen van samenhang en rechtszekerheid mag niets in deze verordening de toepassing van de afwijkingen uit hoofde van de relevante sectorale wetgeving van de Unie op het gebied van elektriciteit en elektriciteitsrisicoparaatheid beletten.
Artikel 59
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 40, artikel 53, punten 2, 3 en 4, artikel 54, punt 3, onder a), en punt 4, en artikel 55 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
ALGEMEEN KADER VOOR DE GEÏNTEGREERDE NATIONALE ENERGIE- EN KLIMAATPLANNEN
Deel 1
Algemeen kader
AFDELING A: NATIONAAL PLAN
1. OVERZICHT EN PROCEDURE VOOR DE VASTSTELLING VAN HET PLAN
1.1. Samenvatting
Politieke, economische, ecologische en maatschappelijke context van het plan
Strategie met betrekking tot de vijf dimensies van de energie-unie
Overzichtstabel met de belangrijkste doelstellingen, beleidslijnen en maatregelen van het plan
1.2. Overzicht van de huidige beleidscontext
Energiesysteem op nationaal en Unieniveau en beleidscontext van het nationaal plan
Beschrijving van de huidige beleidslijnen en maatregelen op het gebied van energie en klimaat, met betrekking tot de vijf dimensies van de energie-unie
De belangrijkste aspecten van grensoverschrijdend belang
Administratieve structuur van het nationale energie- en klimaatbeleid
1.3. Raadpleging en betrokkenheid van de nationale en Unie-instanties en het resultaat daarvan
Betrokkenheid van het nationaal parlement
Betrokkenheid van de lokale en regionale overheden
Raadpleging van belanghebbenden, waaronder de sociale partners, en betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en het grote publiek
Raadpleging van andere lidstaten
Iteratief proces met de Europese Commissie
1.4. Regionale samenwerking bij de opstelling van het plan
Elementen die het voorwerp uitmaken van een samen met andere lidstaten doorlopen of gecoördineerd planningsproces
Toelichting van de wijze waarop de resultaten van die regionale samenwerking zijn meegenomen in het plan
2. NATIONALE DOELSTELLINGEN EN STREEFCIJFERS
2.1. Dimensie decarbonisatie
2.1.1. Broeikasgasemissies en -verwijderingen ( 5 )
De elementen bedoeld in artikel 4, onder a), punt 1
Indien van toepassing, andere nationale doelstellingen en streefcijfers die samenhangend zijn met de Overeenkomst van Parijs en de bestaande langetermijnstrategieën. Indien van toepassing voor de bijdrage aan de algemene verplichting van de Unie inzake broeikasgasemissiereductie, andere doelstellingen en streefcijfers, m.i.v. sectorale doelstellingen en adaptatiedoelstellingen, indien beschikbaar
2.1.2. Hernieuwbare energie
De elementen bedoeld in artikel 4, onder a), punt 2
Geraamde trajecten voor het sectorale aandeel hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie van 2021 tot en met 2030 in de sectoren elektriciteit, verwarming en koeling, en vervoer
Geraamde trajecten voor elke hernieuwbare-energietechnologie die de lidstaten willen gebruiken om de algemene en de sectorale trajecten voor hernieuwbare energie van 2021 tot en met 2030 te halen, m.i.v. het verwachte totale bruto-eindverbruik van energie in Mtoe per technologie en per sector en de totale geïnstalleerde capaciteit (gedeeld door de nieuwe capaciteit en capaciteitsverhoging) per technologie en sector in MW
Geraamde trajecten voor de vraag naar bio-energie, uitgesplitst tussen verwarming, elektriciteit en vervoer, en voor het aanbod van biomassa, uitgesplitst op basis van grondstof en oorsprong (binnenlandse productie vs. invoer). Voor bosbiomassa, een beoordeling van de bron ervan en de impact op de LULUCF-emissieput
Indien van toepassing, andere nationale trajecten en doelstellingen, ook op lange termijn of per sector (b.v. het aandeel van hernieuwbare energie in stadsverwarming, het gebruik van hernieuwbare energie in gebouwen, hernieuwbare energie die is geproduceerd door steden, hernieuwbare-energiegemeenschappen en consumenten van zelfgeproduceerde hernieuwbare energie, en energie opgewekt uit slib dat bij afvalwaterzuivering wordt gewonnen)
2.2. Dimensie energie-efficiëntie
De elementen bedoeld in artikel 4, onder b)
De indicatieve mijlpalen voor 2030, 2040 en 2050, de nationaal vastgestelde meetbare vooruitgangsindicatoren, een op feitelijke gegevens gebaseerde raming van de verwachte energiebesparing en van de voordelen in ruimere zin, en hun bijdragen tot de energie-efficiëntiestreefcijfers van de Unie zoals vermeld in de stappenplannen voor de langetermijnrenovatiestrategieën van het nationale bestand van al dan niet voor bewoning bestemde gebouwen, zowel openbare als particuliere, overeenkomstig artikel 2 bis van Richtlijn 2010/31/EU
Indien van toepassing, andere nationale doelstellingen, met inbegrip van langetermijnstreefcijfers of -strategieën en sectorale streefcijfers, en nationale doelstellingen op gebieden zoals energie-efficiëntie in de vervoerssector en op het gebied van verwarming en koeling
2.3. Dimensie energiezekerheid
De elementen bedoeld in artikel 4, onder c)
Nationale doelstellingen met betrekking tot het verhogen van: de diversificatie van energiebronnen en van leveranciers uit derde landen met het oog op het vergroten van de veerkracht van de regionale en nationale energiesystemen
Indien van toepassing, nationale doelstellingen om de afhankelijkheid van de invoer van energie uit derde landen te verminderen met het oog op het vergroten van de weerbaarheid van de regionale en nationale energiesystemen
Nationale doelstellingen met betrekking tot het vergroten van de flexibiliteit van het nationale energiesysteem, met name door de inzet van binnenlandse energiebronnen, vraagrespons en energieopslag
2.4. Dimensie interne energiemarkt
2.4.1. Elektriciteitsinterconnectie
Het niveau van elektriciteitsinterconnectie dat de lidstaat in 2030 beoogt, met betrekking tot het interconnectiestreefcijfer voor elektriciteit van ten minste 15 % in 2030, middels een strategie waarbij het niveau vanaf 2021 wordt vastgesteld in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten, rekening houdend met het interconnectiestreefcijfer van 10 % in 2020 en de onderstaande indicatoren voor de urgentie van de maatregelen:
prijsverschillen op de wholesalemarkt die de indicatieve drempelwaarde van 2 EUR/MWh tussen lidstaten, regio's of biedzones overschrijden;
een nominale transmissiecapaciteit van interconnectoren van minder dan 30 % van de piekbelasting;
een nominale transmissiecapaciteit van interconnectoren van minder dan 30 % van de geïnstalleerde capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare energie.
Elke nieuwe interconnector wordt onderworpen aan een sociaaleconomische en ecologische kosten-batenanalyse en mag alleen worden geïmplementeerd indien de potentiële voordelen opwegen tegen de kosten.
2.4.2. Infrastructuur voor energietransmissie
De belangrijkste projecten voor elektriciteits- en gastransmissie-infrastructuur, en — wanneer relevant — projecten voor de modernisering daarvan, die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen en streefcijfers in de vijf dimensies van de strategie voor de energie-unie
Indien van toepassing, de belangrijkste infrastructuurprojecten, met uitzondering van projecten van gemeenschappelijk belang (PGB's) ( 6 )
2.4.3. Marktintegratie
Nationale doelstellingen met betrekking tot andere aspecten van de interne energiemarkt, zoals het vergroten van de flexibiliteit van het systeem, met name met betrekking tot de bevordering van competitief bepaalde elektriciteitsprijzen in overeenstemming met de relevante sectorale wetgeving, marktintegratie en koppeling, gericht op de verhoging van de verhandelbare capaciteit van bestaande interconnectoren, slimme netten, aggregatie, vraagrespons, opslag, gedistribueerde opwekking, mechanismen voor dispatching, redispatching en beperking, en realtime prijssignalen, met inbegrip van een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt
Indien van toepassing, nationale doelstellingen met betrekking tot de niet-discriminerende participatie van hernieuwbare energie, vraagrespons en opslag, onder meer via aggregatie, in alle energiemarkten, met inbegrip van een tijdschema waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen moeten zijn verwezenlijkt
Indien van toepassing, nationale doelstellingen om ervoor te zorgen dat consumenten participeren in het energiesysteem en profijt trekken van zelfopwekking en nieuwe technologieën, waaronder slimme meters
Nationale doelstellingen met betrekking tot het waarborgen van de toereikendheid van het elektriciteitssysteem, alsook voor de flexibiliteit van het energiesysteem op het gebied van de productie van hernieuwbare energie, m.i.v. een tijdschema waarbinnen de doelstellingen moeten worden gehaald
Indien van toepassing, nationale doelstellingen inzake consumentenbescherming en het concurrentievermogen van de kleinhandel in de energiesector
2.4.4. Energiearmoede
Indien van toepassing, nationale doelstellingen met betrekking tot energiearmoede, met inbegrip van een tijdschema waarbinnen de doelstellingen moeten worden gehaald
2.5. Dimensie onderzoek, innovatie en concurrentievermogen
Nationale doelstellingen en streefcijfers voor de openbare en, indien beschikbaar, particuliere financiering van onderzoek en innovatie in verband met de energie-unie, waaronder, in voorkomend geval, een termijn waarbinnen de doelstellingen moeten worden verwezenlijkt
Indien beschikbaar, nationale doelstellingen met betrekking tot de bevordering van technologieën op het gebied van schone energie, en desgevallend, nationale doelstellingen, waaronder langetermijndoelstellingen (2050) voor de uitrol van koolstofarme technologieën, o.a. voor het koolstofvrij maken van de energie- en koolstofintensieve industriesectoren en, indien van toepassing, voor de daarmee samenhangende infrastructuur voor het transport en de opslag van koolstof
Indien van toepassing, nationale doelstellingen met betrekking tot het concurrentievermogen
3. BELEIDSLIJNEN EN MAATREGELEN
3.1. Dimensie decarbonisatie
3.1.1. Broeikasgasemissies en -verwijderingen
Beleidsinitiatieven en maatregelen ter verwezenlijking van de op grond van Verordening (EU) 2018/842 vastgestelde doelstellingen, als bedoeld in punt 2.1.1 van deze afdeling en beleidsinitiatieven en maatregelen voor de naleving van Verordening (EU) 2018/841, voor alle belangrijke emissiesectoren en sectoren waar de verwijdering moet worden verbeterd, in het licht van de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit
Indien relevant, regionale samenwerking op dit gebied
Onverminderd de toepasselijkheid van de regels inzake staatssteun, financieringsmaatregelen op dit gebied op nationaal niveau, waaronder steun van de Unie en het gebruik van Uniefondsen, indien van toepassing
3.1.2. Hernieuwbare energie
Beleid en de maatregelen ter verwezenlijking van de nationale bijdrage aan het bindende streefcijfer van de Unie voor 2030 op het gebied van hernieuwbare energie en de trajecten bedoeld in artikel 4, onder a), punt 2, en, indien van toepassing of beschikbaar, de elementen bedoeld in punt 2.1.2 van deze bijlage, met inbegrip van sector- en technologiespecifieke maatregelen ( 7 )
Indien relevant, specifieke maatregelen voor regionale samenwerking, alsmede, optioneel, de geraamde extra productie van energie uit hernieuwbare bronnen die zou kunnen worden overgedragen aan andere lidstaten om de nationale bijdrage en trajecten zoals bedoeld in punt 2.1.2 te halen
Specifieke maatregelen voor financiële steun, indien van toepassing, met inbegrip van steun van de Unie en het gebruik van Uniefondsen, ter bevordering van de productie en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor elektriciteit, verwarming en koeling, alsmede vervoer
Indien van toepassing, de beoordeling van de steun voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, die de lidstaten moeten uitvoeren uit hoofde van artikel 6, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001
Specifieke maatregelen voor de invoering van een of meer contactpunten, het stroomlijnen van administratieve procedures, het verstrekken van informatie en opleiding, en de bevordering van het gebruik van afnameovereenkomsten voor stroom
Een samenvatting van de beleidslijnen en maatregelen van het stimulerend kader die de lidstaten uit hoofde van artikel 21, lid 6, en artikel 22, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001 moeten invoeren om de ontwikkeling van de consumptie van zelfgeproduceerde energie en hernieuwbare-energiegemeenschappen te bevorderen en te vergemakkelijken
Beoordeling van de behoefte aan de bouw van nieuwe infrastructuur voor stadsverwarming en -koeling op basis van hernieuwbare bronnen
Indien van toepassing, specifieke maatregelen ter bevordering van het gebruik van energie uit biomassa, in het bijzonder de exploitatie van nieuwe biomassabronnen, rekening houdend met:
3.1.3. Andere elementen van de dimensie
Indien van toepassing, de nationale beleidsinitiatieven en maatregelen die een impact hebben op de EU-ETS-sector en beoordeling van de complementariteit en de gevolgen voor het EU-ETS
Beleidsinitiatieven en maatregelen ter verwezenlijking van andere nationale doelstellingen, indien van toepassing
Beleidsinitiatieven en maatregelen om de omslag te maken naar emissiearme mobiliteit (m.i.v. de elektrificatie van het vervoer)
Indien van toepassing, nationale beleidslijnen, tijdschema's en maatregelen voor de geleidelijke afbouw van energiesubsidies, in het bijzonder voor fossiele brandstoffen
3.2. Dimensie energie-efficiëntie
Geplande beleidslijnen, maatregelen en programma's ter verwezenlijking van de indicatieve nationale energie-efficiëntiebijdragen 2030 en andere in punt 2.2 bedoelde doelstellingen, m.i.v. de geplande maatregelen en instrumenten (ook van financiële aard) ter verbetering van de energieprestaties van gebouwen, met name wat betreft het volgende:
Verplichtingsregelingen voor energie-efficiëntie en alternatieve beleidsmaatregelen in het kader van de artikelen 7 bis en 7 ter en artikel 20, lid 6, van Richtlijn 2012/27/EU en vast te stellen overeenkomstig bijlage III bij deze verordening
Langetermijnrenovatiestrategie ter ondersteuning van de renovatie van het nationale bestand van woningen en niet voor bewoning bestemde gebouwen (zowel publieke als particuliere) ( 8 ), m.i.v. beleid, maatregelen en acties ter stimulering van kosteneffectieve ingrijpende renovaties en beleidslijnen en acties gericht op de slechtst presterende segmenten van het nationale gebouwenbestand, overeenkomstig artikel 2 bis van Richtlijn 2010/31/EU
Beleid en maatregelen ter bevordering van energiediensten in de publieke sector en maatregelen voor het wegnemen van regelgevende en niet-regelgevende belemmeringen voor het gebruik van energieprestatiecontracten en andere modellen voor energie-efficiëntiediensten ( 9 )
Andere geplande beleidslijnen, maatregelen en programma's ter verwezenlijking van de indicatieve nationale energie-efficiëntiebijdragen 2030 en andere in punt 2.2 bedoelde doelstellingen (bv. het promoten van de voorbeeldfunctie van openbare gebouwen en energie-efficiënte overheidsaankopen, het promoten van energie-audits en energiemanagementsystemen ( 10 ), het opleiden en informeren van consumenten ( 11 ) en andere maatregelen om energie-efficiëntie te promoten ( 12 ))
Indien van toepassing, een beschrijving van de beleidslijnen en maatregelen om de rol van lokale energiegemeenschappen bij de uitvoering van de in de punten i, ii, iii en iv genoemde beleidslijnen en maatregelen te bevorderen
Beschrijving van de maatregelen ter ontwikkeling van maatregelen om het energie-efficiëntiepotentieel van gas- en elektriciteitsinfrastructuur te benutten ( 13 )
Eventuele regionale samenwerking op dit gebied
Financiële maatregelen op dit gebied op nationaal niveau, waaronder steun van de Unie en het gebruik van Uniefondsen
3.3. Dimensie energiezekerheid ( 14 )
Het beleid en de maatregelen met betrekking tot de elementen in punt 2.3 ( 15 )
Regionale samenwerking op dit gebied
Indien van toepassing, financieringsmaatregelen op dit gebied op nationaal niveau, m.i.v. steun van de Unie en het gebruik van Uniefondsen
3.4. Dimensie interne energiemarkt ( 16 )
3.4.1. Elektriciteitsinfrastructuur
Beleid en maatregelen om het beoogde niveau van interconnectiviteit van artikel 4, onder d), tot stand te brengen
Regionale samenwerking op dit gebied ( 17 )
Indien van toepassing, financieringsmaatregelen op dit gebied op nationaal niveau, m.i.v. steun van de Unie en het gebruik van Uniefondsen
3.4.2. Infrastructuur voor energietransmissie
Het beleid en de maatregelen met betrekking tot de elementen in punt 2.4.2, met inbegrip van eventuele specifieke maatregelen ter uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang (PGB's) en andere belangrijke infrastructuurprojecten
Regionale samenwerking op dit gebied ( 18 )
Indien van toepassing, financieringsmaatregelen op dit gebied op nationaal niveau, m.i.v. steun van de Unie en het gebruik van Uniefondsen
3.4.3. Marktintegratie
Het beleid en de maatregelen met betrekking tot de elementen in punt 2.4.3
Maatregelen om het energiesysteem flexibeler te maken ten aanzien van de productie van hernieuwbare energie, zoals slimme netten, aggregatie, vraagrespons, opslag, gedistribueerde opwekking, mechanismen voor dispatching, redispatching en beperking, en realtime prijssignalen, m.i.v. de uitrol van intraday-marktkoppeling en grensoverschrijdende balanceringsmarkten
Indien van toepassing, maatregelen ter waarborging van de niet-discriminerende participatie van energie uit hernieuwbare bronnen, vraagrespons en opslag, onder meer via aggregatie, in alle energiemarkten
Het beleid en de maatregelen ter bescherming van de consument, met name van kwetsbare en, indien van toepassing, energiearme consumenten, en ter verbetering van het concurrentievermogen en de concurrentiedruk op de energiemarkt
Beschrijving van maatregelen om vraagrespons mogelijk te maken en te ontwikkelen, m.i.v. maatregelen die een dynamische prijsstelling ( 19 ) ondersteunen
3.4.4. Energiearmoede
Indien van toepassing, beleid en de maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van punt 2.4.4
3.5. Dimensie onderzoek, innovatie en concurrentievermogen
Het beleid en de maatregelen met betrekking tot de elementen in punt 2.5
Indien van toepassing, samenwerking met andere lidstaten op dit gebied, waaronder, in voorkomend geval, informatie over de manier waarop de beleidslijnen en doelstellingen van het SET-plan in een nationale context worden vertaald
Indien van toepassing, financieringsmaatregelen op dit gebied op nationaal niveau, m.i.v. steun van de Unie en het gebruik van Uniefondsen
AFDELING B: ANALYTISCHE BASIS ( 20 )
4. HUIDIGE SITUATIE EN PROGNOSES MET BESTAANDE MAATREGELEN EN BELEIDSLIJNEN ( 21 ), ( 22 )
4.1. Verwachte evolutie van de belangrijkste externe factoren met een impact op het energiesysteem en de ontwikkeling van de broeikasgasemissies
Macro-economische prognoses (stijging van het bbp en bevolkingsgroei)
Sectorale veranderingen die naar verwachting een impact zullen hebben op het energiesysteem en de broeikasgasemissies
Mondiale energietrends, internationale prijzen voor fossiele brandstoffen, de EU-ETS-koolstofprijs
Evolutie van de technologiekosten
4.2. Dimensie decarbonisatie
4.2.1. Broeikasgasemissies en -verwijderingen
Trends in de lopende broeikasgasemissies en -verwijderingen in de EU-ETS-sectoren, de sectoren die een inspanning moeten leveren, de LULUCF-sectoren en de verschillende energiesectoren
Prognoses van de sectorale ontwikkelingen met bestaande beleidslijnen en maatregelen van de lidstaten en de Unie tot ten minste 2040 (m.i.v. het jaar 2030)
4.2.2. Hernieuwbare energie
Aandeel van hernieuwbare energie in het bruto eindverbruik van energie en in verschillende sectoren (verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer) en per technologie in elk van die sectoren
Indicatieve prognoses van de ontwikkelingen op basis van het bestaande beleid voor het jaar 2030 (met een vooruitzicht voor het jaar 2040)
4.3. Dimensie energie-efficiëntie
Huidige primaire en eindenergieverbruik in de economie en per sector (waaronder industrie, woningen, diensten en vervoer)
Huidige potentieel voor de toepassing van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en efficiënte stadsverwarming en -koeling ( 23 )
Prognoses met betrekking tot bestaande energie-efficiëntie-initiatieven, -maatregelen en -programma's, als beschreven in punt 1.2, ii), voor het primair en eindenergieverbruik voor elke sector tot ten minste 2040 (m.i.v. het jaar 2030) ( 24 )
Kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestaties die voortvloeien uit nationale berekeningen overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2010/31/EU
4.4. Dimensie energiezekerheid
De huidige energiemix, binnenlandse energiebronnen en afhankelijkheid van invoer, m.i.v. relevante risico's
Prognoses van de ontwikkelingen met de bestaande beleidslijnen en maatregelen tot ten minste 2040 (m.i.v. het jaar 2030)
4.5. Dimensie interne energiemarkt
4.5.1. Elektriciteitsinterconnectie
Huidige interconnectieniveau en de belangrijkste interconnectoren ( 25 )
Prognoses van de vereiste interconnectieversterking (m.i.v. het jaar 2030) ( 26 )
4.5.2. Infrastructuur voor energietransmissie
De belangrijkste kenmerken van de bestaande transmissie-infrastructuur voor elektriciteit en gas ( 27 )
Prognoses van de vereiste netuitbreidingen tot ten minste 2040 (m.i.v. het jaar 2030) ( 28 )
4.5.3. Elektriciteits- en gasmarkten, energieprijzen
Huidige situatie van de elektriciteits- en gasmarkten, m.i.v. de energieprijzen
Prognoses van de ontwikkelingen met de bestaande beleidslijnen en maatregelen tot ten minste 2040 (m.i.v. het jaar 2030)
4.6. Dimensie onderzoek, innovatie en concurrentievermogen
Huidige situatie van de sector koolstofarme technologieën en, in de mate van het mogelijke, de positie ervan op de wereldmarkt (deze analyse moet worden verricht op Unieniveau of op mondiaal niveau)
Huidige niveau van de openbare en, indien beschikbaar, particuliere uitgaven voor onderzoek en innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën, huidige aantal octrooien en huidige aantal onderzoekers
Uitsplitsing van de huidige prijselementen die de drie voornaamste prijscomponenten vormen (energie, netwerk, belastingen/heffingen)
Beschrijving van de energiesubsidies, waaronder die voor fossiele brandstoffen
5. EFFECTBEOORDELING VAN GEPLANDE BELEIDSLIJNEN EN MAATREGELEN ( 29 )
5.1. Gevolgen van de in deel 3 beschreven geplande beleidslijnen en maatregelen op het vlak van het energiesysteem en de broeikasgasemissies en -verwijderingen, m.i.v. vergelijkingen met prognoses met bestaande initiatieven en maatregelen (als beschreven in deel 4).
Prognoses van de ontwikkeling van het energiesysteem en de broeikasgasemissies en -verwijderingen, alsmede, indien relevant, van de emissies van luchtverontreinigende stoffen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/2284 in het kader van de geplande beleidslijnen en maatregelen tot ten minste tien jaar na de looptijd van het plan (m.i.v. het laatste jaar van de looptijd van het plan), m.i.v. relevante Uniebeleidslijnen en -maatregelen
Beoordeling van de beleidsinteracties (tussen bestaande en geplande beleidslijnen en maatregelen binnen een beleidsdimensie en tussen bestaande beleidslijnen en maatregelen en geplande beleidslijnen en maatregelen van verschillende dimensies) minstens tot het laatste jaar van de looptijd van het plan, met name om een duidelijk inzicht te krijgen in de effecten van energie-efficiëntie-/energiebesparingsbeleid op de omvang van het energiesysteem en om het risico van mislukte investeringen in energieopwekking te voorkomen
Beoordeling van interacties tussen bestaande beleidslijnen en maatregelen en geplande beleidslijnen en maatregelen, en tussen die beleidslijnen en maatregelen en de klimaat- en energiebeleidsmaatregelen van de Unie
5.2. Macro-economisch beleid, en voor zover doenlijk, gezondheidsbeleid, milieu-, werkgelegenheids- en onderwijsbeleid, vaardigheden en sociale effecten, waaronder de aspecten van „billijke transitie” (in termen van kosten en baten en kosteneffectiviteit), van de geplande beleidslijnen en maatregelen als beschreven in deel 3, ten minste tot en met het laatste jaar van de looptijd van het plan, met inbegrip van een vergelijking met prognoses op basis van bestaande maatregelen en beleidslijnen
5.3. Overzicht van de noodzakelijke investeringen
bestaande investeringsstromen en toekomstige geplande investeringen met betrekking tot de geplande beleidslijnen en maatregelen
risicofactoren van de betreffende sector of markt of belemmeringen op nationaal of regionaal gebied
analyse van aanvullende financiële overheidssteun of overheidsmiddelen om de in punt ii vastgestelde tekortkomingen te verhelpen
5.4. Gevolgen van de in deel 3 beschreven geplande beleidslijnen en maatregelen voor andere lidstaten en regionale samenwerking ten minste tot en met het laatste jaar van de looptijd van het plan, m.i.v. een vergelijking met prognoses op basis van bestaande maatregelen en beleidslijnen
Effect op het energiesysteem in naburige en andere lidstaten in de regio, voor zover mogelijk
Gevolgen voor de energieprijzen, nutsvoorzieningen en de integratie van de energiemarkt
Indien relevant, gevolgen voor de regionale samenwerking
5.5. De bijdrage van geplande beleidslijnen en maatregelen tot de verwezenlijking van de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit
Deel 2
Lijst van de in deel B van het nationaal plan te vermelden parameters en variabelen ( 30 ) ( 31 ) ( 32 ) ( 33 )
De volgende parameters, variabelen, energiebalansen en indicatoren moeten worden gerapporteerd in afdeling B „analytische basis” van de nationale plannen, indien gebruikt:
1. Algemene parameters en variabelen
Bevolking [miljoen]
bbp [miljoen euro]
Bruto toegevoegde waarde per sector (m.i.v. de belangrijkste industrie-, bouw-, diensten- en landbouwsectoren) [miljoen euro]
Aantal huishoudens [duizend]
Grootte van de huishoudens [inwoners/huishouden]
Beschikbaar inkomen van de huishoudens [euro]
Aantal afgelegde passagierskilometers: alle vervoerswijzen, d.w.z. ingedeeld in wegvervoer (auto's en bussen, indien mogelijk opgesplitst), spoor, luchtvaart en binnenvaart (indien relevant) [miljoen pkm]
Tonkilometers goederenvervoer: alle vervoerswijzen, m.u.v. de internationale zeevaart, d.w.z opgesplitst tussen weg, spoor, luchtvaart, binnenlandse scheepvaart (binnenvaart en zeevaart) [miljoen tkm]
Internationale invoerprijzen voor olie, gas en steenkool [EUR/GJ of euro/toe] — op basis van de aanbevelingen van de Commissie
EU-ETS-koolstofprijs [EUR/emissierecht] — op basis van de aanbevelingen van de Commissie
Aannames inzake de wisselkoersen met euro en dollar (indien van toepassing) [euro/valuta en USD/valuta]
Aantal graaddagen (HDD)
Aantal koeldagen (CDD)
Aannames inzake de technologiekosten die zijn gebruikt bij de modellering van de voornaamste relevante technologieën
2. Energiebalansen en indicatoren
2.1. Energievoorziening
Binnenlandse productie per brandstoftype (alle energieproducten die in significante hoeveelheden worden geproduceerd) [ktoe]
Netto-invoer per brandstoftype (m.i.v. elektriciteit, ingedeeld naar intra- en extra- netto-invoer naar de Unie) [ktoe]
Afhankelijkheid van invoer uit derde landen [%]
Belangrijkste invoerbronnen (landen) voor de voornaamste energiedragers (m.i.v. gas en elektriciteit)
Bruto binnenlands verbruik per brandstoftype bron (m.i.v. vaste brandstoffen, alle energieproducten, steenkool, ruwe olie en aardolieproducten, aardgas, nucleaire energie, elektriciteit, afgeleide warmte, hernieuwbare energie, afval) [ktoe]
2.2. Elektriciteit en warmte
Bruto-elektriciteitsproductie [GWh]
Bruto-elektriciteitsproductie per brandstof (alle energieproducten) [GWh]
Aandeel van warmtekrachtkoppeling in de totale productie van warmte en elektriciteit [%]
Capaciteit van elektriciteitsproductie per bron, m.i.v. buitengebruikstellingen en nieuwe investeringen [MW]
Warmte uit thermische energieopwekking
Warmte uit warmtekrachtkoppelingcentrales, m.i.v. industriële afvalwarmte
Grensoverschrijdende interconnectiecapaciteit voor gas en elektriciteit [definitie voor elektriciteit conform de resultaten van de lopende besprekingen over de grondslag voor de beoogde 15 % interconnectie] en de verwachte benuttingsgraad daarvan
2.3. Transformatiesector
Brandstofinput voor thermische energieopwekking (m.i.v. vaste brandstoffen, olie, gas) [ktoe]
Brandstof voor andere omzettingsprocessen [ktoe]
2.4. Energieverbruik
Primair en eindenergieverbruik [ktoe]
Eindenergieverbruik per sector (m.i.v. industrie, huishoudens, tertiaire sector, landbouw en vervoer (indien mogelijk, opgesplitst tussen passagiers- en goederenvervoer)) [ktoe]
Eindenergieverbruik per brandstof (alle energieproducten) [ktoe]
Niet-energetisch eindverbruik [ktoe];
Primaire energie-intensiteit van de economie als geheel (primair energieverbruik per bbp-punt) [toe/euro]
Eindenergie-intensiteit per sector (m.i.v. industrie, huishoudens, tertiaire sector, landbouw en vervoer (indien mogelijk, opgesplitst tussen passagiers- en goederenvervoer))
2.5. Prijzen
Elektriciteitsprijzen per sector (huishoudens, industrie, tertiaire sector)
Nationale retailprijzen van brandstoffen (m.i.v. belastingen, per bron en per sector) [euro/ktoe]
2.6. Investeringen
Kosten van investeringen in sectoren voor omzetting, levering, transmissie en distributie van energie
2.7. Hernieuwbare energie
Het bruto eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen, en het aandeel van hernieuwbare energie in het bruto-eindverbruik van energie per sector (elektriciteit, verwarming en koeling, vervoer) en per techniek
Elektriciteits- en warmtewinning uit hernieuwbare energie in gebouwen, met inbegrip van, indien beschikbaar, gedifferentieerde gegevens over de energie die is geproduceerd, geconsumeerd en in het net wordt geïnjecteerd door fotovoltaïsche systemen en thermale zonne-energiesystemen, biomassa, warmtepompen, geothermische systemen, alsmede alle andere gedecentraliseerde systemen voor hernieuwbare energie
Indien van toepassing, andere nationale trajecten, m.i.v. trajecten op lange termijn of trajecten met betrekking tot een bepaalde sector, het aandeel van geavanceerde en biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen, het aandeel van hernieuwbare energie in stadsverwarming, en de geproduceerde hernieuwbare energie in steden en hernieuwbare-energiegemeenschappen.
3. Aan de broeikasgasemissies en -verwijderingen gerelateerde indicatoren
Broeikasgasemissies per beleidsterrein (EU-ETS-sectoren, de sectoren die een inspanning moeten leveren en de LULUCF-sectoren)
Broeikasgasemissies per IPCC-sector en gas (in voorkomend geval opgesplitst in EU-ETS en de sectoren die een inspanning moeten leveren) [tCO2eq]
Koolstofintensiteit van de economie als geheel [tCO2eq/GDP]
CO2-uitstootgerelateerde indicatoren:
Broeikasgasintensiteit van binnenlandse elektriciteits- en warmteopwekking [tCO2eq/MWh]
Broeikasgasintensiteit van eindenergieverbruik voor elke sector [tCO2eq/toe]
Niet-CO2-uitstootgerelateerde parameters:
Veebestand: melkkoeien [1 000 stuks], ander vee dan melkvee [1 000 stuks], schapen [1 000 stuks], varkens [1 000 stuks], pluimvee [1 000 stuks]
Toevoer van stikstof uit kunstmest [kt stikstof]
Toevoer van stikstof uit mest [kt stikstof]
Stikstof vastgelegd door stikstofbindende gewassen [kt stikstof]
Stikstof in weer in de bodem ingebrachte gewasresten [kt stikstof]
Oppervlakte beteelde organische bodems [hectare]
Productie van vast stedelijk afval (VSA)
Gestort vast stedelijk afval (VSA)
Aandeel van CH4-terugwinning in de totale CH4-productie van afvalstortplaatsen [%]
BIJLAGE II
NATIONALE BIJDRAGEN VOOR HET AANDEEL ENERGIE UIT HERNIEUWBARE BRONNEN IN HET BRUTO-EINDVERBRUIK VAN ENERGIE IN 2030
1. De volgende indicatieve formule vertegenwoordigt de in artikel 5, lid 1, onder e), i) tot en met v), opgesomde objectieve criteria, elk uitgedrukt in procentpunten:
het bindende nationale streefcijfer van de lidstaat voor 2020, als vastgesteld in de derde kolom van de tabel in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2018/2001;
een forfaitaire bijdrage (CFlat);
een op het bbp per hoofd van de bevolking gebaseerde bijdrage (CGDP);
een op het potentieel gebaseerde bijdrage (CPotential);
een bijdrage waarin de interconnectiegraad van de lidstaat in aanmerking is genomen (CInterco).
2. CFlat is hetzelfde bedrag voor elke lidstaat. De som van de CFlat-bijdragen van alle lidstaten zorgt voor een bijdrage van 30 % aan het verschil tussen de EU-streefcijfers voor 2030 en 2020.
3. De CGDP-bijdrage wordt onder de lidstaten verdeeld aan de hand van een index van het bbp per hoofd van de bevolking van Eurostat ten opzichte van het EU-gemiddelde over de periode 2013-2017, uitgedrukt in koopkracht, waarbij de index voor elke lidstaat afzonderlijk maximaal 150 % van het EU-gemiddelde bedraagt. De som van de CGDP-bijdragen van alle lidstaten zorgt voor een bijdrage van 30 % aan het verschil tussen de EU-streefcijfers voor 2030 en 2020.
4. De CPotential-bijdrage wordt onder de lidstaten verdeeld aan de hand van het verschil tussen het aandeel hernieuwbare energiebronnen (HEB) van een lidstaat in 2030 zoals blijkt uit het Primes-scenario en het nationale bindende streefcijfer van die lidstaat voor 2020. De som van de CPotential-bijdragen van alle lidstaten zorgt voor een bijdrage van 30 % aan het verschil tussen de streefcijfers van de Unie voor 2030 en 2020.
5. De CInterco-bijdrage wordt onder de lidstaten verdeeld aan de hand van een index van het aandeel elektriciteitsinterconnecties ten opzichte van het EU-gemiddelde in 2017, gemeten aan de hand van de nettotransmissiecapaciteit over de totale geïnstalleerde productiecapaciteit, waarbij de index van het aandeel interconnecties voor elke lidstaat afzonderlijk maximaal 150 % van het Uniegemiddelde bedraagt. De som van de CInterco-bijdragen van alle lidstaten zorgt voor een bijdrage van 10 % aan het verschil tussen de Uniestreefcijfers voor 2030 en 2020.
BIJLAGE III
KENNISGEVING VAN DE MAATREGELEN VAN DE LIDSTATEN EN DE METHODEN VOOR DE TENUITVOERLEGGING VAN ARTIKEL 7 VAN RICHTLIJN 2012/27/EU
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de voorgestelde gedetailleerde methodologie overeenkomstig punt 5 van bijlage V bij Richtlijn 2012/27/EU voor de uitvoering van de verplichtingsregelingen voor energie-efficiëntie en alternatieve beleidsmaatregelen als bedoeld in artikel 7 bis, artikel 7 ter en artikel 20, lid 6, van die richtlijn.
1. De berekening van de energiebesparing die moet worden bereikt over de volledige periode van 1 januari 2021 t.e.m. 31 december 2030, waaruit blijkt hoe de volgende elementen in aanmerking worden genomen:
het jaarlijkse eindverbruik van energie, gemiddelde voor de meest recente periode van drie jaar voorafgaand aan 1 januari 2019 [in ktoe];
de totale cumulatieve besparing van eindenergieverbruik [in ktoe] die moet worden bereikt overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder b), van Richtlijn 2012/27/EU;
gegevens die worden gebruikt voor de berekening van het eindverbruik van energie en bronnen van deze gegevens, met een motivering voor het gebruik van andere statistische bronnen en eventuele verschillen van de daaruit voortvloeiende hoeveelheden (indien andere bronnen dan Eurostat worden gebruikt);
2. De lidstaten die besluiten een van de mogelijkheden uit hoofde van artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2012/27/EU te gebruiken, melden ook hun berekening van de energiebesparing die moet worden bereikt over de volledige periode van 1 januari 2021 t.e.m. 31 december 2030, waaruit blijkt hoe de volgende elementen in aanmerking worden genomen:
hun eigen jaarlijkse besparingspercentage;
hun eigen berekeningsgrondslag en energie voor vervoer, geheel of gedeeltelijk, die buiten de berekening wordt gehouden [in ktoe];
berekende cumulatieve energiebesparingen in de volledige periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2030 (voor de toepassing van de opties als bedoeld onder b) tot en met g) van artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2012/27/EU) [in ktoe];
toepassing van opties als bedoeld onder b) tot en met g) van artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2012/27/EU:
eindverbruik van energie voor industriële activiteiten [in ktoe] opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG, buiten de berekening gehouden, overeenkomstig artikel 7, lid 4, onder b), van Richtlijn 2012/27/EU;
hoeveelheid energiebesparingen [in ktoe] die in de sectoren omzetting, distributie en transport van energie, met inbegrip van infrastructuur voor efficiënte stadsverwarming en -koeling, zijn bereikt overeenkomstig artikel 7, lid 4, onder c), van Richtlijn 2012/27/EU;
hoeveelheid energiebesparingen [in ktoe] die voortvloeien uit afzonderlijke maatregelen die zijn uitgevoerd sedert 31 december 2008 en die in 2020 en daarna nog steeds een effect hebben, overeenkomstig artikel 7, lid 4, onder d), van Richtlijn 2012/27/EU;
hoeveelheid energiebesparingen [in ktoe] die voortvloeien uit beleidsmaatregelen, op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat die beleidsmaatregelen resulteren in individuele acties die worden ondernomen tussen 1 januari 2018 en 31 december 2020 en een besparing opleveren na 31 december 2020, overeenkomstig artikel 7, lid 4, onder e), van Richtlijn 2012/27/EU;
hoeveelheid energie [in ktoe] die op of in gebouwen wordt opgewekt voor eigen gebruik als gevolg van beleidsmaatregelen ter bevordering van nieuwe installaties van hernieuwbare energietechnologieën, overeenkomstig artikel 7, lid 4, onder f), van Richtlijn 2012/27/EU
hoeveelheid energiebesparing [in ktoe] die de cumulatieve energiebesparingen overstijgt die vereist zijn in de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2020, welke de lidstaten meetellen voor de periode van 1 januari 2021 tot 31 december 2030, overeenkomstig artikel 7, lid 4, onder g), van Richtlijn 2012/27/EU;
totale cumulatieve energiebesparingen (na de toepassing van de opties als bedoeld onder b) tot en met g) van artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2012/27/EU).
3. Beleidsmaatregelen met het oog op het bereiken van de vereiste energiebesparing als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2012/27/EU:
3.1. Verplichtingsregelingen voor energie-efficiëntie als bedoeld in artikel 7 bis van Richtlijn 2012/27/EU:
beschrijving van de verplichtingsregeling voor energie-efficiëntie;
verwachte cumulatieve en jaarlijkse besparingen en looptijd van de verplichtingsperiode(s);
de aan verplichtingen gebonden partijen en hun verantwoordelijkheden;
de doelsectoren;
de subsidiabele acties in het kader van de maatregel;
informatie over de toepassing van onderstaande bepalingen van Richtlijn 2012/27/EU:
indien van toepassing, specifieke acties, aandeel van de besparingen dat overeenkomstig artikel 7, lid 11, moet worden bereikt in huishoudens die met energiearmoede kampen;
energiebesparingen die zijn behaald door energieleveranciers of andere derde partijen, overeenkomstig artikel 7 bis, lid 6, onder a);
„bankieren en lenen” overeenkomstig artikel 7 bis, lid 6, onder b);
informatie over de handel in energiebesparingen (indien van toepassing).
3.2. Alternatieve maatregelen als bedoeld in artikel 7 ter en artikel 20, lid 6, van Richtlijn 2012/27/EU (exclusief belastingen):
aard van de beleidsmaatregel;
korte beschrijving van de beleidsmaatregel m.i.v. de ontwerpkenmerken van elke aangemelde beleidsmaatregel;
verwachte totale cumulatieve en jaarlijkse besparing per maatregel en/of de omvang van de energiebesparingen t.o.v. alle intermediaire perioden;
Uitvoerende overheidsinstanties, deelnemende of met de uitvoering belaste partijen en hun verantwoordelijkheden voor de uitvoering van de beleidsmaatregel(en);
de doelsectoren;
de subsidiabele acties in het kader van de maatregel;
indien van toepassing, specifieke beleidsmaatregelen of afzonderlijke acties tegen energiearmoede.
3.3. Informatie over belastingmaatregelen:
korte beschrijving van de belastingmaatregel;
de looptijd van de belastingmaatregel;
de uitvoerende overheidsinstantie;
verwacht cumulatief en jaarlijks bedrag van de besparing per maatregel;
de doelsectoren en het segment van belastingplichtigen;
berekeningsmethode, met vermelding van de gebruikte prijselasticiteiten en de manier waarop die zijn vastgesteld, overeenkomstig punt 4 van bijlage V bij Richtlijn 2012/27/EU.
4. Berekeningsmethode voor maatregelen die zijn aangemeld op grond van de artikelen 7 bis en 7 ter en artikel 20, lid 6), van Richtlijn 2012/27/EU (met uitzondering van belastingmaatregelen):
gebruikte meetmethoden als bedoeld in punt 1 van bijlage V bij Richtlijn 2012/27/EU;
methode waarmee de energiebesparing (primaire of eindenergiebesparing) wordt uitgedrukt;
de looptijd van maatregelen, het percentage waarmee het effect van de besparingen met de tijd afneemt en de aanpak om rekening te houden met de duur van de besparingen;
korte beschrijving van de berekeningsmethode, met inbegrip van de manier waarop de additionaliteit en het relatief belang van de besparingen worden gewaarborgd en welke methoden en benchmarks worden gebruikt voor verwachte of gewogen besparingen;
informatie over de wijze waarop mogelijke overlappingen tussen maatregelen en individuele acties worden aangepakt om te voorkomen dat energiebesparingen dubbel worden geteld;
indien van toepassing, klimaatverschillen en gebruikte methode.
5. Toezicht en controle
korte beschrijving van het toezichts- en verificatiesysteem en van het verificatieproces;
de uitvoerende overheidsinstantie en haar belangrijkste taken in het kader van het toezichts- en verificatiesysteem in verband met de verplichtingsregeling voor energie-efficiëntie of andere maatregelen;
de onafhankelijkheid van het toezicht op en de controle van de aan verplichtingen gebonden, deelnemende of met de uitvoering belaste partijen;
een statistisch significant aandeel van de maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie en het aandeel en de criteria die zijn gebruikt om een representatieve steekproef te definiëren en te selecteren;
rapportageverplichtingen voor de aan verplichtingen gebonden partijen (besparingen die zijn behaald door elke aan verplichtingen gebonden partij, of elke subcategorie van een aan verplichtingen gebonden partij, en het totaal in het kader van de regeling);
bekendmaking van de (jaarlijkse) behaalde energiebesparing in het kader van de verplichtingsregeling voor energie-efficiëntie en alternatieve maatregelen;
informatie over het recht van de lidstaten met betrekking tot bij niet-naleving op te leggen boetes;
informatie over geplande beleidsmaatregelen voor het geval dat de vooruitgang niet bevredigend is.
BIJLAGE IV
ALGEMEEN KADER VOOR LANGETERMIJNSTRATEGIEËN
1. OVERZICHT EN PROCEDURE VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE STRATEGIEËN
1.1. |
Samenvatting |
1.2. |
Juridische en beleidscontext |
1.3. |
Openbare raadpleging |
2. INHOUD
2.1. TOTALE BROEIKASGASEMISSIEREDUCTIE EN VERBETERINGEN VAN VERWIJDERINGEN PER PUT
2.1.1. |
Verwachte emissiereducties en verbeteringen van verwijderingen tegen 2050 |
2.1.2. |
Nationaal streefcijfer voor 2030 en daarna, indien beschikbaar, en indicatieve mijlpalen voor 2040 en 2050 |
2.1.3. |
Aanpassingsbeleidslijnen en -maatregelen |
2.2. HERNIEUWBARE ENERGIE
2.2.1 |
Voor zover mogelijk, het geraamde waarschijnlijke aandeel hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie tegen 2050 |
2.3. ENERGIE-EFFICIËNTIE
2.3.1. |
Voor zover mogelijk, het geraamde waarschijnlijke energieverbruik tegen 2050 |
2.4. SECTORSPECIFIEKE INHOUD
2.4.1. Energiesysteem
2.4.1.1. |
Geplande of waarschijnlijke toekomstige emissietrajecten of bereik |
2.4.1.2. |
Algemene beschrijving van de belangrijkste drijvende factoren achter energie-efficiëntie, flexibiliteit aan de vraagzijde en energieverbruik en de ontwikkeling daarvan vanaf 2021 en daarna |
2.4.2. Industrie
2.4.2.1. |
Verwachte emissiereducties per sector en energievragen |
2.4.2.2. |
Algemeen overzicht van de beleidslijnen, bestaande plannen en maatregelen voor decarbonisatie, zoals beschreven in bijlage I, deel 1, afdeling A, punt 2.1. |
2.4.3. Vervoer
2.4.3.1. |
Verwachte emissies en energiebronnen per vervoerstype (bv. auto's en bestelwagens, vrachtwagens, scheepvaart, luchtvaart, spoor) |
2.4.3.2. |
Decarbonisatieopties |
2.4.4. Landbouw en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF)
2.4.4.1. |
Voor zover mogelijk, verwachte emissies per bron en per afzonderlijk broeikasgas |
2.4.4.2. |
Overwogen emissiereductieopties |
2.4.4.3. |
Verbanden met landbouw- en plattelandsontwikkelingsbeleid |
3. FINANCIERING
3.1. |
Ramingen van de benodigde investeringen |
3.2. |
Beleidslijnen en maatregelen voor gerelateerd(e) onderzoek, ontwikkeling en innovatie |
4. EFFECTBEOORDELING VAN DE SOCIAALECONOMISCHE ASPECTEN
5. BIJLAGEN (indien nodig)
5.1. |
Gegevens van modelleringen (m.i.v. aannames) en/of analyses, indicatoren enz. |
BIJLAGE V
INVENTARISATIE VAN INFORMATIE INZAKE BROEIKASGASSEN
Deel 1
Informatie die moet worden opgenomen in de in artikel 26, lid 3, bedoelde verslagen:
hun antropogene emissies van de in deel 2 van deze bijlage genoemde broeikasgassen en de antropogene emissies van broeikasgassen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2018/842 voor het jaar X–2;
gegevens over hun antropogene emissies van koolmonoxide (CO), zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en vluchtige organische stoffen (VOS), in samenhang met de gegevens die reeds zijn gerapporteerd overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn (EU) 2016/2284 voor het jaar X–2;
hun antropogene emissies van broeikasgassen per bron en de verwijderingen van CO2 per put als gevolg van LULUCF, voor het jaar X–2, overeenkomstig de in deel 3 van deze bijlage omschreven methode. Deze gegevens zijn eveneens relevant voor het verslag over de naleving op grond van artikel 14 van Verordening (EU) 2018/841;
de wijzigingen in de onder a), b) en c) genoemde informatie voor de jaren tussen het desbetreffende referentiejaar of de desbetreffende referentieperiode en het jaar X–3, met opgave van de redenen voor die wijzigingen;
de in deel 4 van deze bijlage genoemde informatie betreffende de indicatoren, voor het jaar X–2;
beknopte informatie over uitgevoerde overdrachten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2018/842 en artikelen 12 en 13 van Verordening (EU) 2018/841 voor het jaar X–1;
informatie over de stappen die zijn genomen om de ramingen van de inventarislijsten te verbeteren, in het bijzonder voor de onderdelen van de inventaris waarvoor, naar aanleiding van de beoordelingen door deskundigen, bijstellingen of aanbevelingen zijn gedaan;
de werkelijke of geschatte toewijzing van de geverifieerde emissies die exploitanten van installaties krachtens Richtlijn 2003/87/EG hebben gerapporteerd aan de broncategorieën van de nationale broeikasgasinventaris en voor het jaar X–2 de verhouding van die geverifieerde emissies tot de totale gerapporteerde broeikasgasemissies in die broncategorieën;
indien relevant, de resultaten van de controles die zijn uitgevoerd met betrekking tot de consistentie van de voor het jaar X–2 in de broeikasgasinventarissen gerapporteerde emissies met de geverifieerde emissies die zijn gerapporteerd krachtens Richtlijn 2003/87/EG;
indien relevant, de resultaten van de controles die zijn uitgevoerd met betrekking tot de consistentie van de gegevens voor de raming voor het jaar X–2 van emissies ter voorbereiding van de broeikasgasinventarissen met:
de gegevens die zijn gebruikt voor het opstellen van inventarissen van luchtverontreinigende stoffen krachtens Richtlijn (EU) 2016/2284;
de gegevens die zijn gerapporteerd conform artikel 19, lid 1, van en bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 517/2014;
de energiegegevens die zijn gerapporteerd krachtens artikel 4 van en bijlage B bij Verordening (EG) nr. 1099/2008;
een beschrijving van eventuele veranderingen in het nationale inventarisatiesysteem;
een beschrijving van eventuele veranderingen in het nationale register;
informatie over hun kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprogramma's, een algemene onzekerheidsevaluatie, een algemene volledigheidsbeoordeling en alle andere elementen van het nationaal broeikasgasinventarisatierapport die noodzakelijk zijn voor het opstellen van het broeikasgasinventarisatierapport van de Unie;
informatie over:
het voornemen van de lidstaat om gebruik te maken van de flexibiliteit als bedoeld in artikel 5, leden 4 en 5, van Verordening (EU) 2018/842, met inbegrip van, waar mogelijk, informatie over de hoeveelheden, de aard van de overdracht en de geraamde bandbreedte van de prijzen;
het gebruik van opbrengsten op grond van artikel 5, lid 6, van Verordening (EU) 2018/842;
het voornemen van de lidstaat om gebruik te maken van de flexibiliteit als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) 2018/842.
Een lidstaat kan de Commissie om afwijking van punt c) van de eerste alinea verzoeken teneinde een andere dan de in deel 3 van deze bijlage gespecificeerde methode toe te passen indien de vereiste verbetering van de methode niet tijdig kan worden bereikt om in de broeikasgasinventarissen voor de periode van 2021 tot en met 2030 in aanmerking te worden genomen, of indien de verbeterde methode onevenredig hoge kosten zou meebrengen in vergelijking met de baten van de toepassing van die methode voor een betere boekhouding van emissies en verwijderingen wegens het geringe belang van de emissies en verwijderingen door de betrokken koolstofreservoirs. De lidstaten die gebruik willen maken van deze afwijking, dienen bij de Commissie uiterlijk op 31 december 2020 een met redenen omkleed verzoek in, waarbij zij de termijn waarin de verbeterde methode zou kunnen worden toegepast, de voorgestelde alternatieve methode, of beide, aangeven, samen met een beoordeling van de potentiële effecten op de nauwkeurigheid van de boekhouding. De Commissie kan om aanvullende informatie verzoeken, die binnen een specifieke redelijke termijn moet worden ingediend. Wanneer de Commissie het verzoek gegrond acht, staat zij de afwijking toe. Indien de Commissie het verzoek afwijst, motiveert zij haar besluit.
Deel 2
De broeikasgassen die onder de voorgestelde verordening vallen zijn:
Fluorkoolwaterstoffen (HFK's):
Perfluorkoolwaterstoffen (PFK's):
Deel 3
Methoden voor monitoring en rapportage binnen de LULUCF-sector
Voor monitoring en rapportage in de LULUCF-sector gebruiken de lidstaten geografisch expliciete gegevens inzake de conversie van landgebruik overeenkomstig de door de IPCC in 2006 opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen. De Commissie verleent adequate steun en bijstand aan de lidstaten, teneinde de consistentie en transparantie van de verzamelde gegevens te waarborgen. De lidstaten worden aangemoedigd synergieën en mogelijkheden te onderzoeken om de rapportage met andere relevante beleidsterreinen te consolideren en te streven naar broeikasgasinventarissen die interoperabiliteit met relevante elektronische databanken en geografische informatiesystemen mogelijk maken, waaronder:
een systeem voor de monitoring van landgebruikeenheden van land met hoge koolstofvoorraden, zoals gedefinieerd in artikel 29, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001;
een systeem voor de monitoring van beschermde landgebruikeenheden, gedefinieerd als land dat onder een of meer van de volgende categorieën valt:
een systeem voor de monitoring van landgebruikeenheden die worden hersteld, gedefinieerd als land dat onder een of meer van de volgende categorieën valt:
een systeem voor de monitoring van de volgende landgebruikeenheden met een hoog klimaatrisico:
een systeem voor de monitoring van de koolstofvoorraden in de bodem, waarbij onder meer gebruik kan worden gemaakt van jaarlijkse Lucas-gegevenssets (Land Use Cover Area Frame Survey).
Met de broeikasgasinventaris wordt de uitwisseling en integratie van gegevens tussen de elektronische databanken en de geografische informatiesystemen mogelijk gemaakt, teneinde de vergelijkbaarheid en openbare toegankelijkheid ervan te faciliteren.
Voor de periode van 2021 tot en met 2025 gebruiken de lidstaten een methode van ten minste tier 1 overeenkomstig de door de IPCC in 2006 opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen, behalve voor een koolstofreservoir dat goed is voor ten minste 25 % van de emissies of verwijderingen in een categorie bron of put die in het nationale inventarisatiesysteem van een lidstaat als prioriteit is aangeduid omdat de raming ervan een significante invloed heeft op de totale inventaris aan broeikasgassen van een land wat betreft het absolute emissie- en verwijderingsniveau, op de tendens in emissies en verwijderingen of op de onzekerheid inzake emissies en verwijderingen in de landgebruikscategorieën, in welk geval een methode van ten minste tier 2 overeenkomstig de door de IPCC in 2006 opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen wordt toegepast.
Vanaf de indiening van de broeikasgasinventaris in 2028 passen de lidstaten een methode van ten minste tier 2 toe overeenkomstig de door de IPCC in 2006 opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen, terwijl zij zo snel mogelijk en uiterlijk vanaf de indiening van de broeikasgasinventaris in 2030 voor alle geraamde emissies en verwijderingen voor koolstofreservoirs in gebieden met landgebruikeenheden met een grote koolstofvoorraad, zoals bedoeld in punt a), in gebieden met beschermde landgebruikeenheden of landgebruikeenheden die worden hersteld, zoals bedoeld in de punten b) en c), en in gebieden met landgebruikeenheden die in de toekomst een hoog klimaatrisico lopen, zoals bedoeld in punt d), een methode van tier 3 toepassen, overeenkomstig de door de IPCC in 2006 opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen.
Niettegenstaande de vorige alinea passen de lidstaten, indien het gebied dat onder een individuele, in de punten a) tot en met d) vermelde categorie valt minder dan 1 % van het door de lidstaat gerapporteerde beheerde landoppervlak vertegenwoordigt, een methode toe van ten minste tier 2 overeenkomstig de door de IPCC in 2006 opgestelde richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen.
Deel 4
Lijst van indicatoren
Naam indicator |
Indicator |
TRANSFORMATIE B0 |
Specifieke CO2-emissie door elektriciteitscentrales (publiek en zelfopwekkers), t/TJ CO2-emissie door publieke en zelfopwekkende thermische energiecentrales, kt gedeeld door alle producten — output door publieke en zelfopwekkende thermische energiecentrales, PJ |
TRANSFORMATIE E0 |
Specifieke CO2-emissie door installaties van zelfopwekkers, t/TJ CO2-emissie door zelfopwekkers, kiloton gedeeld door alle door thermische elektriciteitscentrales van de publieke sector geleverde producten, PJ gaan opwekken |
INDUSTRIE A1.1 |
Totale CO2-intensiteit van de ijzer- en staalindustrie, t/miljoen EUR Totale CO2-emissie door de ijzer- en staalindustrie, kiloton gedeeld door de bruto toegevoegde waarde — ijzer- en staalindustrie |
INDUSTRIE A1.2 |
Energiegerelateerde CO2-intensiteit van de chemische industrie, t/miljoen EUR Energiegerelateerde CO2-emissie door de chemische industrie, kiloton gedeeld door de bruto toegevoegde waarde — chemische industrie |
INDUSTRIE A1.3 |
Energiegerelateerde CO2-intensiteit van de sector glas, aardewerk en bouwmaterialen, t/miljoen EUR Energiegerelateerde CO2-emissie door de sector glas, aardewerk en bouwmaterialen, kiloton gedeeld door de bruto toegevoegde waarde — sector glas, aardewerk en bouwmaterialen |
INDUSTRIE A1.4 |
Energiegerelateerde CO2-intensiteit van de voedings- en genotmiddelenindustrie, t/miljoen EUR Energiegerelateerde CO2-emissie door de voedings- en genotmiddelenindustrie, kt gedeeld door de bruto toegevoegde waarde — voedings- en genotmiddelenindustrie, miljoen EUR (EC95) |
INDUSTRIE A1.5 |
Energiegerelateerde CO2-intensiteit van de papierindustrie en de grafische sector, t/miljoen euro Energiegerelateerde CO2-emissies van de papierindustrie en de grafische sector, kiloton — bruto toegevoegde waarde — papierindustrie en de grafische sector, miljoen EUR (EC95) |
HUISHOUDENS A0 |
Specifieke CO2-emissie door huishoudens voor ruimteverwarming, t/m2 CO2-emissie door huishoudens voor ruimteverwarming gedeeld door de oppervlakte van permanent bewoonde woningen, miljoen m2 |
DIENSTEN B0 |
Specifieke CO2-emissie door de commerciële en institutionele sector voor ruimteverwarming, kg/m2 CO2-emissie door ruimteverwarming in de commerciële en institutionele sector, kiloton gedeeld door de oppervlakte van gebouwen voor diensten, miljoen m2 |
VERVOER B0 |
Specifieke dieselgerelateerde CO2-emissie door personenauto's, g/100 km |
VERVOER B0 |
Specifieke benzinegerelateerde CO2-emissie door personenauto's, g/100 km |
BIJLAGE VI
INFORMATIE OVER BELEIDSLIJNEN EN MAATREGELEN INZAKE DE UITSTOOT VAN BROEIKASGASSEN
In de verslagen van de lidstaten als bedoeld in artikel 18 op te nemen informatie:
een beschrijving van hun nationale systeem voor de rapportage van beleidsinitiatieven en maatregelen, of groepen maatregelen, en voor de rapportage van prognoses van antropogene emissies per bron en de verwijderingen per put van broeikasgassen overeenkomstig artikel 39, lid 1, of informatie over eventuele wijzigingen in dat systeem ingeval een dergelijke beschrijving al is ingediend;
de actualiseringen met betrekking tot hun langetermijnstrategieën als bedoeld in artikel 15 en de vooruitgang met de uitvoering van deze strategieën;
informatie over de nationale beleidsinitiatieven en maatregelen, of groepen van maatregelen, en over de uitvoering van de beleidsinitiatieven en maatregelen, of groepen van maatregelen, van de Unie ter beperking of vermindering van de emissies van broeikasgassen per bron of ter intensivering van de verwijdering per put, gepresenteerd per sector en ingedeeld volgens gas of groep van gassen (HFK's en PFK's) zoals genoemd in de lijst in deel 2 van bijlage V. In deze informatie worden toepasselijke en relevante nationale of EU-beleidsinitiatieven vermeld; zij omvat tevens:
de doelstelling van het beleidsinitiatief of van de maatregel en een korte beschrijving van het beleidsinitiatief of de maatregel;
het type beleidsinstrument;
de stand van de uitvoering van het beleidsinitiatief of van de maatregel of groep van maatregelen;
indicatoren die worden gebruikt om de geboekte vooruitgang te monitoren en te evalueren;
indien beschikbaar, de kwantitatieve ramingen van de effecten op emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, opgedeeld in:
beschikbare ramingen van de verwachte kosten en baten van beleidsinitiatieven en maatregelen en ramingen van de gerealiseerde kosten en baten van beleidsinitiatieven en maatregelen;
alle bestaande verwijzingen naar de beoordelingen van de kosten en effecten van nationale beleidsinitiatieven en maatregelen, naar informatie over de uitvoering van Unie-beleidsinitiatieven of -maatregelen ter beperking of vermindering van de emissies van broeikasgassen per bron of ter intensivering van de verwijderingen per put en naar de technische verslagen die daaraan ten grondslag liggen;
een beoordeling van de mate waarin het beleidsinitiatief of de maatregel bijdraagt tot de verwezenlijking van de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit en tot de verwezenlijking van de in artikel 15 van deze verordening bedoelde langetermijnstrategie;
informatie over geplande aanvullende nationale beleidsinitiatieven en maatregelen, of groepen van maatregelen, die zijn bedoeld om de broeikasgasemissies verder te beperken dan hun verbintenissen in het kader van Verordening (EU) 2018/842 en Verordening (EU) 2018/841;
informatie over de relaties tussen de verschillende beleidsinitiatieven en maatregelen, of groepen van maatregelen, als gerapporteerd op grond van punt c) en de wijze waarop die beleidsinitiatieven en maatregelen, of groepen van maatregelen, bijdragen tot de verschillende prognosescenario's.
BIJLAGE VII
INFORMATIE OVER PROGNOSES OP HET GEBIED VAN DE UITSTOOT VAN BROEIKASGASSEN
In de verslagen van de lidstaten als bedoeld in artikel 18 op te nemen informatie:
prognoses zonder maatregelen indien beschikbaar, prognoses met bestaande maatregelen, en, indien beschikbaar, prognoses met aanvullende maatregelen;
de totale prognoses van broeikasgassen en afzonderlijke ramingen voor de geschatte broeikasgasemissies voor de emissiebronnen die onder Richtlijn 2003/87/EG en Verordening (EU) 2018/842 vallen en de verwachte emissies per bron en de verwijderingen per put als bedoeld in Verordening (EU) 2018/841;
de effecten van de overeenkomstig artikel 18, lid 1, onder a), bepaalde beleidsinitiatieven en maatregelen. Indien deze beleidsinitiatieven en maatregelen niet zijn opgenomen, wordt dit duidelijk vermeld en toegelicht;
de resultaten van de gevoeligheidsanalyse met betrekking tot de prognoses en informatie over de gebruikte modellen en parameters;
alle relevante verwijzingen naar de beoordeling en de technische rapporten waarop de prognoses als bedoeld in artikel 18, lid 4, zijn gestoeld.
BIJLAGE VIII
INFORMATIE OVER NATIONALE ADAPTATIEMAATREGELEN, FINANCIËLE EN TECHNOLOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR ONTWIKKELINGSLANDEN EN VEILINGOPBRENGSTEN
Deel 1
Rapportage over adaptatiemaatregelen
In de verslagen als bedoeld in artikel 19, lid 1, op te nemen informatie:
de belangrijkste doelstellingen en het institutioneel kader voor adaptatie;
voorspellingen inzake klimaatverandering, waaronder extreme weersomstandigheden, de effecten van klimaatverandering, evaluatie van de kwetsbaarheid van het klimaat en de belangrijkste klimaatrisico's;
het adaptatievermogen;
de adaptatieplannen en -strategieën;
toezicht- en evaluatiekader;
de bij de tenuitvoerlegging geboekte vooruitgang, m.i.v. goede praktijken en veranderingen op het gebied van governance.
Deel 2
Rapportage over steun aan ontwikkelingslanden
In de verslagen als bedoeld in artikel 19, lid 3, op te nemen informatie:
informatie over financiële ondersteuning die is vastgelegd en voor het jaar X–1 aan ontwikkelingslanden is toegekend, met:
kwantitatieve informatie over openbare en door de lidstaat bijeengebrachte financiële middelen. De informatie over geldstromen is gebaseerd op de zogenaamde „Rio-indicatoren” voor ondersteuning van adaptatie aan en mitigatie van klimaatverandering en andere traceersystemen die door de OESO-commissie voor ontwikkelingsbijstand zijn ingevoerd;
degelijke methodologische informatie over de methode die voor de berekening van de kwantitatieve informatie is gebruikt, m.i.v. een toelichting van de methoden voor de kwantificering van hun gegevens en, indien relevant, andere informatie over de definities en methodes die zijn gebruikt voor de bepaling van de cijfers, met name voor de gerapporteerde informatie over gemobiliseerde geldstromen;
de beschikbare informatie over activiteiten van de lidstaat op het gebied van door de overheid gefinancierde projecten voor de overdracht van technologie en capaciteitsopbouw voor ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC, m.i.v. de vraag of de overgedragen technologie of capaciteitsopbouw werd aangewend voor de adaptatie aan of mitigatie van de effecten van de klimaatverandering, het ontvangende land, indien mogelijk de omvang van de verstrekte steun en de aard van de overgedragen technologie of het project voor capaciteitsopbouw;
beschikbare informatie voor het jaar X en de volgende jaren over de geplande toekenning van steun, m.i.v. informatie over geplande activiteiten op het gebied van door de overheid gefinancierde projecten voor de overdracht van technologie of capaciteitsopbouw voor ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC en inzake over te dragen technologieën en projecten voor capaciteitsopbouw, m.i.v. de vraag of de overgedragen technologie of capaciteitsopbouw bedoeld is voor de adaptatie aan of mitigatie van de effecten van de klimaatverandering, het ontvangende land, indien mogelijk de omvang van de te verstrekken steun en de aard van de overgedragen technologie of het project voor capaciteitsopbouw.
Deel 3
Rapportage van veilingopbrengsten
In de verslagen als bedoeld in artikel 19, lid 2, op te nemen informatie:
informatie over het gebruik tijdens het jaar X–1 van de opbrengsten die de lidstaat haalt uit veilingen van emissierechten overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG, m.i.v. informatie over opbrengsten die zijn gebruikt voor een of meer van de in artikel 10, lid 3, van die richtlijn bepaalde doelstellingen, of het equivalent van die opbrengst in financiële waarde, en de uit hoofde van genoemd artikel getroffen maatregelen;
informatie over het gebruik, zoals bepaald door de lidstaat, van alle opbrengst uit de veiling door de lidstaat van luchtvaartemissierechten overeenkomstig artikel 3 quinquies, lid 1 of 2, van Richtlijn 2003/87/EG; deze informatie wordt verschaft overeenkomstig artikel 3 quinquies, lid 4, van die richtlijn;
Veilingopbrengsten die niet zijn vrijgegeven op het moment dat een lidstaat een rapport bij de Commissie indient krachtens artikel 19, lid 2, worden gekwantificeerd en vermeld in rapporten voor volgende jaren.
BIJLAGE IX
AANVULLENDE RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN
Deel 1
Aanvullende rapportageverplichtingen op het gebied van hernieuwbare energie
Tenzij anders vermeld, wordt op grond van artikel 20, onder c), de volgende informatie vermeld:
de werking van het systeem van garanties van oorsprong voor elektriciteit, gas en verwarming en koeling op basis van hernieuwbare bronnen, de afgifte en het verval van garanties van oorsprong en het daaruit voortvloeiende jaarlijkse nationale verbruik van hernieuwbare energie, alsook de maatregelen die zijn genomen om de betrouwbaarheid en fraudebestendigheid van het systeem te waarborgen;
hoeveelheden biobrandstoffen, biogas, hernieuwbare vervoersbrandstoffen van niet-biologische oorsprong, gerecycleerde koolwaterstofbrandstoffen en hernieuwbare elektriciteit verbruikt in de vervoersector en, in voorkomend geval, hun prestatie op het gebied van vermindering van broeikasgassen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen brandstoffen, geproduceerd uit diverse soorten voedsel- en voedergewassen en elk type grondstof vermeld in bijlage IX bij Richtlijn (EU) 2018/2001;
de ontwikkelingen op het gebied van de beschikbaarheid, de oorsprong en het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden;
wijzigingen in de grondstofprijzen en het landgebruik in de lidstaat ten gevolge van het toegenomen gebruik van biomassa en andere vormen van energie uit hernieuwbare bronnen;
de geraamde extra productie van energie uit hernieuwbare bronnen die kan worden overgedragen aan andere lidstaten, zodat deze voldoen aan artikel 3, lid 3, van Richtlijn (EU) 2018/2001 en de nationale bijdragen en trajecten bereiken als bedoeld in artikel 4, onder a), punt 2, van deze verordening;
indien van toepassing, de geraamde vraag naar energie uit hernieuwbare bronnen waaraan tot 2030 moet worden voldaan met andere middelen dan binnenlandse productie, m.i.v. ingevoerde biomassagrondstoffen;
de technologische ontwikkeling en het gebruik van biobrandstoffen uit grondstoffen die zijn vermeld in bijlage IX bij Richtlijn (EU) 2018/2001;
indien beschikbaar, de verwachte impact van de productie of het gebruik van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en brandstof uit biomassa op de biodiversiteit, de watervoorraden, de waterkwaliteit en -beschikbaarheid, de lucht- en bodemkwaliteit in de lidstaat;
geconstateerde fraudegevallen in de controleketen van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en brandstof uit biomassa;
informatie over de wijze van raming van het aandeel biologisch afbreekbaar afval in het voor de energieproductie gebruikte afval en over de stappen die zijn genomen om dergelijke ramingen te verbeteren en te verifiëren;
elektriciteits- en warmtewinning uit hernieuwbare energie in gebouwen, met inbegrip van de gedifferentieerde gegevens over de energie die is geproduceerd, geconsumeerd en in het net wordt geïnjecteerd door fotovoltaïsche systemen en thermale zonne-energiesystemen, biomassa, warmtepompen, geothermische systemen of door andere gedecentraliseerde hernieuwbare systemen;
indien van toepassing, het aandeel van hernieuwbare energie in stadsverwarming en hernieuwbare energie die is geproduceerd door steden en hernieuwbare-energiegemeenschappen;
de primaire levering van vaste biomassa (in 1 000 m3, behalve met betrekking tot punt 1, onder b), iii), waarvoor de hoeveelheid zal worden uitgedrukt in ton):
bosbiomassa die wordt gebruikt voor het opwekken van energie (binnenlandse productie, en invoer):
primaire biomassa uit bossen die rechtstreeks worden gebruikt voor energieproductie:
indien beschikbaar, takken en boomkruinen (vrijwillige rapportering);
indien van toepassing, stronken (vrijwillige rapportering);
rondhout (opgesplitst in industrieel rondhout en rondhout als brandstof);
indien van toepassing, bijproducten van de houtverwerkende sector die rechtstreeks worden gebruikt voor energie:
indien van toepassing, bast
houtsnippers, spaanders en andere houtdeeltjes
indien van toepassing, zwart residuloog en ruwe tallolie
indien beschikbaar, rechtstreeks gebruik van postconsumptiehout voor de productie van energie
brandstof op basis van verwerkt hout, geproduceerd uit grondstoffen die niet onder a), b) en c) van dit punt vallen:
indien van toepassing, houtskool
houtpellets en houtbriketten
indien beschikbaar, agrarische biomassa die wordt gebruikt voor het opwekken van energie (binnenlandse productie, invoer en uitvoer):
energiegewassen voor elektriciteit of warmte (met inbegrip van hakhout met korte omlooptijd)
residuen van landbouwproducten voor elektriciteit of warmte
indien beschikbaar, biomassa van organisch afval die wordt gebruikt voor het opwekken van energie (binnenlandse productie, invoer en uitvoer):
organische fractie van industrieel afval
organische fractie van stedelijk afval
afvalslib
eindenergieverbruik van vaste biomassa (hoeveelheid vaste biomassa voor energieproductie in de volgende sectoren):
sector energie
elektriciteit
warmtekrachtkoppeling
warmte
intern industrie (verbruikte en zelf opgewekte elektriciteit, WKK en warmte)
rechtstreeks huishoudelijk eindverbruik
ander
Deel 2
Aanvullende rapportageverplichtingen op het gebied van energie-efficiëntie
Op het gebied van energie-efficiëntie wordt op grond van artikel 21, onder c), de volgende bijkomende informatie vermeld:
belangrijke wetgevende en niet-wetgevende beleidsinitiatieven, financieringsmaatregelen en programma's die worden uitgevoerd in de jaren X–2 en X–1 (X is het jaar waarin het rapport moet worden ingediend) met het oog op het behalen van de doelstellingen als bedoeld in artikel 4, onder b), ter bevordering van de markten voor energiedienstverlening, het verbeteren van de energieprestaties van gebouwen, maatregelen ter benutting van het energie-efficiëntiepotentieel van gas- en elektriciteitsinfrastructuur en van verwarming en koeling, betere kwalificaties en informatie en andere maatregelen om energie-efficiëntie te promoten;
de totale energiebesparing die is behaald middels artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU in de jaren X–3 en X–2, alsook
de hoeveelheid energiebesparingen die voortvloeien uit beleidsmaatregelen voor de verlichting van energiearmoede overeenkomstig artikel 7, lid 11, van Richtlijn 2012/27/EU;
indien van toepassing, de hoeveelheid energiebesparingen bereikt overeenkomstig artikel 7, lid 4, onder c), van Richtlijn 2012/27/EU;
de vorderingen in elke sector en de redenen waarom het energieverbruik in de jaren X–3 en X–2 stabiel is gebleven of gestegen ten opzichte van het eindenergieverbruik in alle energieverbruikende sectoren;
de totale vloeroppervlakte van de gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 250 m2 die eigendom zijn van en gebruikt worden door de centrale overheid en die op 1 januari van de jaren X–2 en X–1 niet voldeden aan de energieprestatie-eisen als bedoeld in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2012/27/EU;
de totale vloeroppervlakte van verwarmde en/of gekoelde gebouwen die eigendom zijn van en gebruikt worden door de centrale overheid van de lidstaat en die zijn gerenoveerd in de jaren X–3 en X–2 als bedoeld in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2012/27/EU, of de in artikel 5, lid 6, bedoelde hoeveelheid energiebesparing die is verwezenlijkt in gebouwen welke eigendom zijn van en gebruikt worden door de centrale overheid en die in aanmerking komen;
het aantal uitgevoerde energieaudits in de jaren X–3 en X–2. Ter aanvulling het geschatte aantal grote bedrijven op hun grondgebied waarop artikel 8, lid 4, van Richtlijn 2012/27/EU van toepassing is en het aantal in bedrijven uitgevoerde energieaudits in bedrijven in de jaren X–3 en X–2;
toegepaste nationale primaire-energiefactor voor elektriciteit en een rechtvaardiging indien deze verschilt van de standaardcoëfficiënt in voetnoot 3 van bijlage IV bij Richtlijn 2012/27/EU;
aantal en vloeroppervlakte van de nieuwe en gerenoveerde bijna-energieneutrale gebouwen in de jaren X–2 en X–1 als vermeld in artikel 9 van Richtlijn 2010/31/EU, indien nodig op basis van statistische steekproeven;
link naar de website waar de lijst of de interface van aanbieders van energiediensten als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder c), van Richtlijn 2012/27/EU kan worden geraadpleegd.
BIJLAGE X
VERSLAG OVER DE DUURZAAMHEID VAN BIO-ENERGIE IN DE UNIE
In het verslag over de duurzaamheid van bio-energie uit biomassa dat de Commissie overeenkomstig artikel 35, lid 2, onder d), om de twee jaar dient op te stellen, samen met het verslag over de stand van de energie-unie, wordt de volgende informatie vermeld:
de relatieve milieukosten en -baten van de verschillende biobrandstoffen, vloeibare biomassa en brandstoffen uit biomassa, de gevolgen van het EU-invoerbeleid voor die kosten en baten, de gevolgen voor de continuïteit van de energievoorziening en de manier waarop een evenwicht kan worden bereikt tussen binnenlandse productie en invoer;
het effect van de productie en het gebruik van biomassa op de duurzaamheid in de Unie en in derde landen, waaronder de gevolgen voor de biodiversiteit;
gegevens en analyse van de huidige en toekomstige beschikbaarheid van en de vraag naar duurzame biomassa, m.i.v. de gevolgen van de toegenomen vraag naar biomassa op de sectoren die er gebruik van maken;
de technologische ontwikkeling en het gebruik van biobrandstoffen uit grondstoffen die zijn vermeld in bijlage IX bij Richtlijn (EU) 2018/2001, en een beoordeling van de beschikbaarheid van de grondstoffen en concurrentie van de hulpbronnen, waarbij rekening is gehouden met de beginselen van de circulaire economie en de afvalhiërarchie als vastgesteld in Richtlijn 2008/98/EG;
informatie over en een analyse van de beschikbare wetenschappelijke onderzoeksresultaten inzake indirecte verandering in het landgebruik met betrekking tot alle productieketens, samen met een beoordeling van de vraag of de onzekerheidsmarge in de analyses die ten grondslag liggen aan de ramingen van door indirecte veranderingen in het landgebruik veroorzaakte emissies kan worden verkleind, en of de mogelijke gevolgen van het beleid van de Unie, zoals het milieu-, het klimaat- en het landbouwbeleid, kunnen worden meegenomen;
ten aanzien van zowel derde landen als lidstaten die een belangrijke bron zijn voor in de Unie verbruikte biobrandstoffen, vloeibare biomassa en brandstoffen uit biomassa, informatie over nationale maatregelen die zijn genomen om te voldoen aan de criteria inzake duurzaamheid en de reductie van broeikasgasemissies die zijn vastgesteld in artikel 29, leden 2 tot en met 7 en 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001, voor de bescherming van bodem, water en lucht, en
geaggregeerde gegevens uit de databank bedoeld in artikel 28, lid 2, van Richtlijn (EU) 2018/2001.
Bij de rapportage over de broeikasgasemissiereductie ten gevolge van het gebruik van biobrandstoffen maakt de Commissie gebruik van de door de lidstaten overeenkomstig deel 1, onder b), van bijlage IX bij deze verordening gerapporteerde hoeveelheden m.i.v. de voorlopige gemiddelde waarden van de geraamde emissies ten gevolge van indirecte veranderingen in het landgebruik en de bijbehorende spreidingsbreedte die wordt afgeleid uit de gevoeligheidsanalyse bedoeld in bijlage VIII bij Richtlijn (EU) 2018/2001. De Commissie maakt de gegevens over de voorlopige gemiddelde waarden van de geraamde emissies ten gevolge van indirecte veranderingen in het landgebruik en de bijbehorende, uit de gevoeligheidsanalyse afgeleide spreidingsbreedte voor het publiek toegankelijk. Bovendien evalueert zij of en hoe de ramingen voor directe emissiereductie zouden veranderen als de substitutiemethode zou worden gebruikt bij het in aanmerking nemen van bijproducten.
BIJLAGE XI
VRIJWILLIGE REGELINGEN WAARVOOR DE COMMISSIE EEN BESLUIT HEEFT VASTGESTELD OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 30, LID 4, VAN RICHTLIJN (EU) 2018/2001
Het verslag over vrijwillige regelingen waarvoor de Commissie een besluit heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 30, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001, moet op grond van artikel 35, lid 2, onder e), van deze verordening tweejaarlijks worden ingediend, samen met het verslag over de stand van de energie-unie, en bevat de beoordeling door de Commissie van, ten minste, de volgende aspecten:
de onafhankelijkheid, vorm en frequentie van de audits, zowel met betrekking tot hetgeen over die aspecten is vermeld in de documentatie van het systeem op het tijdstip dat het betreffende systeem door de Commissie werd goedgekeurd, als met betrekking tot de optimale praktijken van de sector;
de beschikbaarheid van en de ervaring met en de transparantie bij de toepassing van methoden voor het vaststellen en behandelen van gevallen van niet-naleving, met bijzondere aandacht voor situaties of beweringen van ernstig wangedrag door leden van de regeling;
de transparantie, met name met betrekking tot de toegankelijkheid van de regeling, de beschikbaarheid van vertalingen in de toepasselijke talen van de landen en regio's van herkomst van de grondstoffen, de toegankelijkheid van een lijst van gecertificeerde exploitanten en de relevante certificaten, en de toegankelijkheid van de auditverslagen;
de betrokkenheid van belanghebbenden, met name wat betreft de raadpleging van inheemse en lokale gemeenschappen voorafgaand aan de besluitvorming tijdens de opstelling en evaluatie van het systeem en tijdens de audits, alsmede de reactie op hun bijdragen;
de algehele robuustheid van de regeling, met name in het licht van de voorschriften betreffende de accreditatie, kwalificatie en onafhankelijkheid van auditoren en bevoegde instanties voor het systeem;
indien beschikbaar, marktactualisaties van het systeem, de hoeveelheid gecertificeerde grondstoffen en biobrandstoffen, per land van herkomst en type, en het aantal deelnemers;
het gemak en de doeltreffendheid waarmee uitvoering wordt gegeven aan een systeem dat nagaat of de door het systeem aan de leden daarvan opgelegde duurzaamheidscriteria worden nageleefd, waarbij een dergelijk systeem is bedoeld als middel om frauduleuze activiteiten te voorkomen en in het bijzonder is gericht op de detectie, behandeling en follow-up van vermoedelijke fraude en andere onregelmatigheden, alsmede, in voorkomend geval, het aantal gedetecteerde gevallen van fraude of onregelmatigheden;
opties betreffende te machtigen entiteiten voor het erkennen van en het uitoefenen van toezicht op certificeringsorganen;
criteria voor de erkenning of accreditatie van certificeringsorganen;
voorschriften inzake de wijze van uitoefening van toezicht op de certificeringsorganen;
mogelijkheden om de bevordering van optimale praktijken te vergemakkelijken of te verbeteren.
BIJLAGE XII
NATIONALE INVENTARISATIESYSTEMEN
De in artikel 37 bedoelde informatie omvat onder meer het volgende:
gegevens en methoden gerapporteerd voor activiteiten en installaties in het kader van Richtlijn 2003/87/EG voor de opstelling van nationale broeikasgasinventarissen teneinde te zorgen voor consistentie van de gerapporteerde broeikasgasemissies in het kader van het EU-ETS en in de nationale broeikasgasinventarissen;
de gegevens die zijn verzameld via de krachtens artikel 20 van Verordening (EU) nr. 517/2014 opgezette rapportagesystemen voor fluorgassen in de relevante sectoren voor het opstellen van nationale broeikasgasinventarissen;
emissies, onderliggende gegevens en methodieken die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 166/2006 zijn gerapporteerd met het oog op het opstellen van nationale broeikasgasinventarissen;
de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1099/2008 gerapporteerde gegevens;
gegevens die zijn verzameld via de geografische lokalisatie van grondgebieden in het kader van bestaande programma's en onderzoeken van de Unie en de lidstaten, zoals LUCAS (Land Use Cover Area frame Survey) en het Copernicus-programma.
BIJLAGE XIII
CONCORDANTIETABEL
Verordening (EU) nr. 525/2013 |
Deze verordening |
Artikel 1 |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 2 |
— |
Artikel 3 |
— |
Artikel 4 |
Artikel 15 |
Artikel 5 |
Artikel 37, leden 1, 2 en 6; bijlage XII |
Artikel 6 |
Artikel 37, leden 3 en 7 |
Artikel 7 |
Artikel 26, leden 3, 4, 6 en 7; bijlage V |
Artikel 8 |
Artikel 26, leden 2 en 7 |
Artikel 9 |
Artikel 37, leden 4 en 5 |
Artikel 10 |
Artikel 40 |
Artikel 11 |
— |
Artikel 12 |
Artikel 39 |
Artikel 13 |
Artikel 18, lid 1, onder a), en leden 3 en 4; bijlage VI |
Artikel 14 |
Artikel 18, lid 1, onder b), en leden 2, 3 en 4; bijlage VII |
Artikel 15 |
Artikel 19, lid 1; bijlage VIII, deel 1 |
Artikel 16 |
Artikel 19, lid 3; bijlage VIII, deel 2 |
Artikel 17 |
Artikel 19, leden 2, 4 en 5; bijlage VIII, deel 3 |
Artikel 18 |
Artikel 17, lid 2, tweede alinea |
Artikel 19 |
— |
Artikel 20 |
— |
Artikel 21 |
Artikel 29, lid 1, onder c), en leden 5 en 7 |
Artikel 22 |
— |
Artikel 23 |
Artikel 41, lid 1, onder d), e), f), g) en h); |
Artikel 24 |
Artikel 42 |
Artikel 25 |
— |
Artikel 26 |
Artikel 44, lid 1, onder a), en leden 2, 3, en 6 |
Artikel 27 |
— |
Artikel 28 |
Artikel 57 |
Artikel 29 |
— |
( 1 ) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 („Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
( 2 ) Richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (PB L 231 van 20.9.2023, blz. 1)
( 3 ) Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).
( 4 ) Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).
( *1 ) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).”.
( *2 ) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).”.
( *3 ) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1)”.
( 5 ) De samenhang met de langetermijnstrategieën moet worden gewaarborgd overeenkomstig artikel 15.
( 6 ) Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39).
( 7 ) Bij het plannen van die maatregelen houden de lidstaten rekening met het einde van de levensduur van bestaande installaties en de mogelijkheden voor capaciteitsverhoging.
( 8 ) Overeenkomstig artikel 2 bis van Richtlijn 2010/31/EU.
( 9 ) Overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2012/27/EU.
( 10 ) Overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2012/27/EU.
( 11 ) Overeenkomstig de artikelen 12 en 17 van Richtlijn 2012/27/EU.
( 12 ) Overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2012/27/EU.
( 13 ) Overeenkomstig artikel 15, lid 2, van Richtlijn 2012/27/EU.
( 14 ) Het beleid en de maatregelen moeten sporen met het beginsel „energie-efficiëntie eerst”.
( 15 ) De samenhang moet worden gewaarborgd met de preventieve actieplannen op grond van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1), en ook met de risicoparaatheidsplannen op grond van Verordening (EU) 2018/2001 [als voorgesteld bij COM(2016) 862 inzake de risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG].
( 16 ) Het beleid en de maatregelen moeten sporen met het beginsel „energie-efficiëntie eerst”.
( 17 ) Andere dan de regionale groepen voor PGB's die zijn ingesteld bij Verordening (EU) nr. 347/2013.
( 18 ) Andere dan de regionale groepen voor PGB's die zijn ingesteld bij Verordening (EU) nr. 347/2013.
( 19 ) Overeenkomstig artikel 15, lid 8, van Richtlijn 2012/27/EU.
( 20 ) Zie deel 2 voor een gedetailleerde lijst van parameters en variabelen die in deel B van het plan moeten worden vermeld.
( 21 ) De huidige situatie is een weergave van de situatie op de datum van indiening van het nationale plan (of de laatste beschikbare datum). Bestaande beleidslijnen en maatregelen omvatten de reeds uitgevoerde en vastgestelde beleidslijnen en maatregelen. Aangenomen beleidslijnen en maatregelen zijn die waarover de regering op de indieningsdatum van het nationale plan reeds een officiële beslissing heeft genomen en die het voorwerp uitmaken van een duidelijke uitvoeringsverbintenis. Uitgevoerde beleidslijnen en maatregelen zijn die waarvoor op de datum van indiening van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan of het geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslag één of meer van de volgende situaties van toepassing zijn: er is rechtstreeks toepasselijke Europese wetgeving of nationale wetgeving van kracht, er zijn één of meer vrijwillige overeenkomsten vastgesteld, er zijn financiële middelen toegewezen, de nodige personele middelen zijn vrijgemaakt.
( 22 ) De externe factoren kunnen worden geselecteerd op basis van de aannames in het EU-referentiescenario 2016 of andere daaropvolgende beleidsscenario's voor dezelfde variabelen. Bovendien kunnen de specifieke resultaten van het EU-referentiescenario 2016 voor de lidstaten en de resultaten van de daaropvolgende beleidsscenario's eveneens een nuttige bron van informatie zijn bij de ontwikkeling van de nationale prognoses op basis van bestaande beleidslijnen, maatregelen en effectbeoordelingen.
( 23 ) Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2012/27/EU.
( 24 ) Dit referentiescenario voor ongewijzigd beleid vormt de basis voor de doelstelling 2030 inzake het primair en eindenergieverbruik als beschreven in punt 2.3 en de omrekeningsfactoren.
( 25 ) Met betrekking tot de overzichten van de bestaande infrastructuur door de transmissiesysteembeheerders (TSB's).
( 26 ) Met verwijzing naar nationale netontwikkelingsplannen en regionale investeringsplannen van de TSB's.
( 27 ) Met betrekking tot de overzichten van de bestaande infrastructuur door de TSB's.
( 28 ) Met verwijzing naar nationale netontwikkelingsplannen en regionale investeringsplannen van de TSB's.
( 29 ) Geplande beleidslijnen en maatregelen zijn opties waarover overleg wordt gepleegd en die een realistische kans maken om te worden goedgekeurd en uitgevoerd na de datum van indiening van het nationaal plan. De resulterende voorspellingen overeenkomstig punt 5.1, punt i, omvatten dan ook niet alleen ingevoerde en vastgestelde beleidslijnen en maatregelen (prognoses met bestaande beleidslijnen en maatregelen), maar ook geplande beleidslijnen en maatregelen.
( 30 ) Voor het plan voor de periode 2021-2030: Voor elke parameter/variabele in de lijst worden in de delen 4 en 5 de tendensen voor de jaren 2005-2040 (desgevallend 2005-2050), m.i.v. het jaar 2030, in intervallen van vijf jaar opgenomen. Er wordt aangegeven of de parameter is bepaald op basis van exogene aannames, dan wel modelresultaten.
( 31 ) Voor zover mogelijk bouwen de gerapporteerde gegevens en prognoses voort op en zijn zij consistent met de gegevens van EUROSTAT en de methode die wordt gebruikt voor de rapportering van Europese statistieken in de desbetreffende sectorale wetgeving, aangezien de Europese statistieken de belangrijkste bron van statistische gegevens zijn voor rapportage en toezicht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 223/2009 betreffende de Europese statistiek.
( 32 ) Opmerking: alle prognoses moeten worden uitgevoerd op basis van constante prijzen (met 2016 als referentiejaar).
( 33 ) De Commissie zal aanbevelingen opstellen met betrekking tot de belangrijkste parameters voor prognoses, ten minste voor de invoerprijzen van olie, gas en steenkool en voor de koolstoftarieven binnen het emissiehandelssysteem van de EU.
( 34 ) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
( 35 ) Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56).
( 36 ) Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
( 37 ) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
( 38 ) Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s (PB L 288 van 6.11.2007, blz. 27).
( 39 ) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).