Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02018R1672-20181112

    Consolidated text: Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1672/2018-11-12

    02018R1672 — NL — 12.11.2018 — 000.002


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    VERORDENING (EU) 2018/1672 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 23 oktober 2018

    betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005

    (PB L 284 van 12.11.2018, blz. 6)


    Gerectificeerd bij:

    ►C1

    Rectificatie, PB L 435, 23.12.2020, blz.  79 (2018/1672)




    ▼B

    VERORDENING (EU) 2018/1672 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 23 oktober 2018

    betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005



    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze verordening voorziet in een controlesysteem ten aanzien van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten, in aanvulling op het in Richtlijn (EU) 2015/849 vastgestelde rechtskader ter voorkoming van het witwassen van geld en terrorismefinanciering.

    Artikel 2

    Definities

    1.  

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a)

    „liquide middelen” :

    i) 

    contant geld;

    ii) 

    verhandelbare instrumenten aan toonder;

    iii) 

    als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s;

    iv) 

    prepaidkaarten;

    b)

    „de Unie binnenkomen of verlaten” : zich begeven vanuit een grondgebied dat geen deel uitmaakt van het onder artikel 355 VWEU vallende grondgebied naar het onder dat artikel vallende grondgebied, dan wel vertrekken vanaf het onder dat artikel vallend grondgebied;

    c)

    „contant geld” : bankbiljetten en muntstukken die als betaalmiddel in omloop zijn of die als betaalmiddel in omloop zijn geweest en nog altijd via financiële instellingen of centrale banken kunnen worden ingewisseld voor bankbiljetten en muntstukken die als betaalmiddel in omloop zijn;

    d)

    „verhandelbare instrumenten aan toonder” :

    andere instrumenten dan contant geld die de houders ervan aanspraak geven op een geldsom op vertoon van het instrument zonder dat hij het bewijs van zijn identiteit of zijn aanspraak op die som hoeft te leveren. Het betreft de volgende instrumenten:

    i) 

    reischeques, en

    ii) 

    cheques, promessen of betalingsopdrachten die aan toonder gesteld zijn, ondertekend zijn zonder dat de naam van de begunstigde is vermeld, geëndosseerd zijn zonder beperking, op naam van een fictieve begunstigde gesteld zijn, of anderszins een zodanige vorm hebben dat de aanspraak erop bij afgifte wordt overgedragen;

    e)

    „als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity” : een goed, zoals vermeld in punt 1 van bijlage I, met een hoge verhouding waarde/omvang, dat via toegankelijke handelsmarkten gemakkelijk kan worden omgezet in contant geld tegen slechts beperkte transactiekosten;

    f)

    „prepaidkaart” : een niet op naam gestelde kaart, zoals vermeld in punt 2 van bijlage I, voor de opslag van of toegang tot geldswaarde of tegoeden die kunnen worden gebruikt voor betalingstransacties, de aankoop van goederen of diensten of de inwisseling van contant geld, en die niet aan een bankrekening is gekoppeld;

    g)

    „bevoegde autoriteiten” : de douaneautoriteiten van de lidstaten en andere autoriteiten die door de lidstaten met de toepassing van deze verordening zijn belast;

    h)

    „vervoerder” : een natuurlijke person die de Unie binnenkomt of verlaat en liquide middelen persoonlijk bij zich draagt dan wel meevoert in zijn bagage of in zijn vervoermiddel;

    i)

    „onbegeleide liquide middelen” : liquide middelen die deel uitmaken van een zending zonder vervoerder;

    j)

    „criminele activiteit” : een van de activiteiten vermeld in artikel 3, punt 4, van Richtlijn (EU) 2015/849;

    k)

    „financiële-inlichtingeneenheid (FIE)” : de entiteit die in een lidstaat is opgericht met het oog op de tenuitvoerlegging van artikel 32 van Richtlijn (EU) 2015/849.

    2.  
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I bij deze verordening te wijzigen teneinde rekening te houden met nieuwe trends op het gebied van het witwassen van geld zoals omschreven in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn (EU) 2015/849 of terrorismefinanciering zoals omschreven in artikel 1, lid 5, van die richtlijn, of teneinde rekening te houden met beste praktijken ter voorkoming van het witwassen van geld of terrorismefinanciering, of teneinde te voorkomen dat criminelen gebruikmaken van als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s en prepaidkaarten om de in de artikelen 3 en 4 van deze verordening vastgestelde verplichtingen te omzeilen.

    Artikel 3

    Verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen

    1.  
    Vervoerders die de Unie binnenkomen of verlaten, en liquide middelen ter waarde van 10 000  EUR of meer bij zich dragen, moeten die liquide middelen aangeven bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat via welke zij de Unie binnenkomen of verlaten, en hen deze voor controle ter beschikking stellen. Er wordt geacht niet aan de verplichting tot aangifte van liquide middelen te zijn voldaan indien de verstrekte informatie onjuist of onvolledig is of indien de liquide middelen niet voor controle ter beschikking worden gesteld.
    2.  

    De in lid 1 bedoelde aangifte dient de volgende gegevens te bevatten:

    a) 

    de vervoerder, met inbegrip van volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer;

    b) 

    de eigenaar van de liquide middelen, met inbegrip van de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer indien de eigenaar een natuurlijke persoon is of de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, registratienummer en, indien van toepassing, identificatienummer voor de belasting over de toegevoegde waarde (btw), indien de eigenaar een rechtspersoon is;

    c) 

    indien van toepassing, de beoogde ontvanger van de liquide middelen, met inbegrip van de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer indien de beoogde ontvanger een natuurlijke persoon is, of de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, registratienummer en, indien van toepassing, btw-identificatienummer, indien de beoogde ontvanger een rechtspersoon is;

    d) 

    de aard en het bedrag of de waarde van de liquide middelen;

    e) 

    de economische herkomst van de liquide middelen;

    f) 

    het beoogde gebruik van de liquide middelen;

    g) 

    de transportroute, en

    h) 

    het vervoermiddel.

    3.  
    De in lid 2 van dit artikel vermelde gegevens worden schriftelijk of elektronisch verstrekt met behulp van het overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a), bedoelde aangifteformulier. Aan de declarant wordt op verzoek een gewaarmerkt exemplaar van de aangifte afgegeven.

    Artikel 4

    Verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen

    1.  
    Wanneer onbegeleide liquide middelen ter waarde van 10 000  EUR of meer de Unie binnenkomen of verlaten, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat via welke deze middelen de Unie binnenkomen of verlaten eisen dat de afzender of de ontvanger van de liquide middelen of zijn vertegenwoordiger hiervan in voorkomend geval kennis geeft binnen een termijn van dertig dagen. De bevoegde autoriteiten kunnen de liquide middelen in bewaring nemen tot de afzender, of de ontvanger, of zijn vertegenwoordiger, de kennisgeving doet. Er wordt geacht niet te zijn voldaan aan de verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen indien de kennisgeving niet vóór het verstrijken van de termijn wordt gedaan, indien de verstrekte informatie onjuist of onvolledig is of de liquide middelen niet voor controle ter beschikking worden gesteld.
    2.  

    De in lid 1 bedoelde kennisgeving dient de volgende gegevens te bevatten:

    a) 

    de kennisgever, met inbegrip van volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer;

    b) 

    de eigenaar van de liquide middelen, met inbegrip van de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer indien de eigenaar een natuurlijke persoon is, of de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, registratienummer en, indien van toepassing, btw-identificatienummer, indien de eigenaar een rechtspersoon is;

    c) 

    de afzender van de liquide middelen, met inbegrip van de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer indien de afzender een natuurlijke persoon is, of de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, registratienummer en, indien van toepassing, btw-identificatienummer, indien de afzender een rechtspersoon is;

    d) 

    de ontvanger of beoogde ontvanger van de liquide middelen, met inbegrip van de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer indien de ontvanger of beoogde ontvanger een natuurlijke persoon is, of de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, registratienummer en, indien van toepassing, btw-identificatienummer, indien de ontvanger of beoogde ontvanger een rechtspersoon is;

    e) 

    de aard en het bedrag of de waarde van de liquide middelen;

    f) 

    de economische herkomst van de liquide middelen, en

    g) 

    het beoogde gebruik van de liquide middelen.

    3.  
    De in lid 2 van dit artikel vermelde gegevens worden schriftelijk of elektronisch verstrekt met behulp van het overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a), vastgestelde kennisgevingsformulier. Aan de kennisgever wordt op verzoek een gewaarmerkt exemplaar van de kennisgeving afgegeven.

    Artikel 5

    Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

    1.  
    Teneinde de naleving van de in artikel 3 neergelegde verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen te controleren, zijn de bevoegde autoriteiten bevoegd om natuurlijke personen, hun bagage en hun vervoermiddel te controleren overeenkomstig de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden.
    2.  
    Met het oog op de tenuitvoerlegging van de in artikel 4 neergelegde verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen zijn de bevoegde autoriteiten bevoegd om zendingen, recipiënten of vervoermiddelen die onbegeleide liquide middelen kunnen bevatten, te controleren overeenkomstig de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden.
    3.  
    Indien niet is voldaan aan de verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen uit hoofde van artikel 3 of aan de verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen uit hoofde van artikel 4, stellen de bevoegde autoriteiten ambtshalve schriftelijk of in elektronische vorm een aangifte op die in de mate van het mogelijke de gegevens bevat als bedoeld in artikel 3, lid 2, of artikel 4, lid 2, naargelang het geval.
    4.  
    De controles worden voornamelijk gebaseerd op risicoanalyse, die ertoe strekt de risico's in kaart te brengen en te evalueren alsmede de nodige tegenmaatregelen te ontwikkelen, en worden verricht binnen een gemeenschappelijk risicobeheerkader in overeenstemming met de in artikel 16, lid 1, onder b), bedoelde criteria, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met de door de Commissie en de FIE’s uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/849 ingestelde risicobeoordelingen.
    5.  
    Voor de toepassing van artikel 6 oefenen de bevoegde autoriteiten ook de bevoegdheden uit die op grond van dit artikel aan hen zijn verleend.

    Artikel 6

    Bedragen die de drempel niet overschrijden maar vermoedelijk verband houden met criminele activiteiten

    1.  
    Wanneer de bevoegde autoriteiten constateren dat een vervoerder de Unie binnenkomt of verlaat met een bedrag aan liquide middelen dat de in artikel 3 genoemde drempel niet overschrijdt en dat er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten, registreren zij die informatie en de in artikel 3, lid 2, vermelde gegevens.
    2.  
    Wanneer de bevoegde autoriteiten constateren dat onbegeleide liquide middelen waarvan het bedrag de in artikel 4 genoemde drempel niet overschrijdt, de Unie binnenkomt of verlaat, en dat er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten, registreren zij die informatie en de in artikel 4, lid 2, vermelde gegevens.

    Artikel 7

    Tijdelijke inbewaringneming van liquide middelen door bevoegde autoriteiten

    1.  

    De bevoegde autoriteiten kunnen bij bestuurlijk besluit overeenkomstig de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden liquide middelen tijdelijk in bewaring nemen wanneer:

    a) 

    niet is voldaan aan de in artikel 3 neergelegde verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen of aan de in artikel 4 neergelegde verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen, of

    b) 

    er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen, ongeacht het bedrag, verband houden met criminele activiteiten.

    2.  

    Het in lid 1 bedoelde bestuurlijk besluit maakt het voorwerp uit van een doeltreffende voorziening in rechte overeenkomstig procedures van het nationale recht. De bevoegde autoriteiten delen de motivering van het bestuurlijke besluit mee aan:

    a) 

    de persoon die de aangifte overeenkomstig artikel 3 of de kennisgeving overeenkomstig artikel 4 moet verrichten, of

    b) 

    de persoon die de informatie overeenkomstig artikel 6, lid 1 of lid 2, moet verstrekken.

    3.  
    De termijn van tijdelijke inbewaringneming is krachtens het nationaal recht strikt beperkt tot de tijd die de bevoegde autoriteiten nodig hebben om na te gaan of de omstandigheden van de zaak een langere inbewaringneming rechtvaardigen. De termijn van tijdelijke inbewaringneming mag niet meer bedragen dan dertig dagen. Nadat de bevoegde autoriteiten een grondige beoordeling hebben uitgevoerd van de noodzaak en evenredigheid van een verdere tijdelijke inbewaringneming, kunnen zij beslissen om de termijn van tijdelijke inbewaringneming te verlengen tot een duur van maximaal negentig dagen.

    Indien er binnen die termijn geen besluit met betrekking tot de langere inbewaringneming van de liquide middelen wordt genomen of indien wordt besloten dat de omstandigheden van de zaak geen langere inbewaringneming rechtvaardigen, worden de liquide middelen onmiddellijk vrijgegeven aan:

    a) 

    de persoon van wie de liquide middelen tijdelijk in bewaring zijn genomen in de in artikel 3 of artikel 4 genoemde situaties, of

    b) 

    de persoon van wie de liquide middelen tijdelijk in bewaring zijn genomen in de in artikel 6, lid 1, of artikel 6, lid 2, genoemde situaties.

    Artikel 8

    Voorlichtingscampagnes

    De lidstaten waarborgen dat personen die de Unie binnenkomen of verlaten of personen die onbegeleide liquide middelen vanuit de Unie verzenden of onbegeleide liquide middelen in de Unie ontvangen, worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van deze verordening, en ontwikkelen in samenwerking met de Commissie passend, op deze personen gericht voorlichtingsmateriaal.

    De lidstaten zorgen ervoor dat er voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor dergelijke voorlichtingscampagnes.

    Artikel 9

    Verstrekking van informatie aan de FIE

    1.  
    De bevoegde autoriteiten registreren de uit hoofde van artikel 3, artikel 4, artikel 5, lid 3, of artikel 6 verkregen informatie en geven deze door aan de FIE van de lidstaat waar zij werden verkregen, overeenkomstig de in artikel 16, lid 1, onder c), bedoelde technische voorschriften.
    2.  
    De lidstaten zien erop toe dat de FIE van de betrokken lidstaat dergelijke informatie met de betrokken FIE’s van de overige lidstaten uitwisselt, overeenkomstig artikel 53, lid 1, van Richtlijn (EU) 2015/849.
    3.  
    De bevoegde autoriteiten verstrekken de in lid 1 bedoelde informatie zo snel mogelijk en in ieder geval uiterlijk binnen 15 werkdagen na de datum waarop de informatie werd verkregen.

    Artikel 10

    Informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten en met de Commissie

    1.  

    De bevoegde autoriteit van elke lidstaat geeft langs elektronische weg de volgende informatie door aan de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten:

    a) 

    op grond van artikel 5, lid 3, ambtshalve opgestelde aangiften;

    b) 

    krachtens artikel 6 verkregen gegevens;

    c) 

    krachtens artikel 3 ontvangen aangiften of krachtens artikel 4 ontvangen kennisgevingen, wanneer er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten;

    d) 

    geanonimiseerde risico-informatie en resultaten van risicoanalyse.

    2.  
    Wanneer er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten die de financiële belangen van de Unie kunnen schaden, moet de in lid 1 bedoelde informatie ook aan de Commissie worden doorgegeven, alsook aan het Europees Openbaar Ministerie door de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 en wanneer het bevoegd is tot handelen uit hoofde van artikel 22 van die verordening, en aan Europol wanneer het bevoegd is tot handelen uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EU) 2016/794.
    3.  
    De bevoegde autoriteit geeft de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie door in overeenstemming met de in artikel 16, lid 1, onder c), bedoelde technische voorschriften en met behulp van het in artikel 16, lid 1, onder d), bedoelde formulier.
    4.  
    De in lid 1, onder a), b) en c), en lid 2 bedoelde informatie wordt zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 15 werkdagen na de datum waarop die informatie werd verkregen, doorgegeven.
    5.  
    De in lid 1, onder d), bedoelde informatie en resultaten worden elke zes maanden doorgegeven.

    Artikel 11

    Informatie-uitwisseling met derde landen

    1.  

    Voor de toepassing van deze verordening kunnen de lidstaten of de Commissie in het kader van de wederzijdse administratieve bijstand de volgende informatie doorgeven aan een derde land, mits de bevoegde autoriteit die de informatie aanvankelijk heeft verkregen daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend en die doorgifte strookt met het toepasselijke nationale en Unierecht inzake de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen:

    a) 

    op grond van artikel 5, lid 3, ambtshalve opgestelde aangiften;

    b) 

    krachtens artikel 6 verkregen gegevens;

    c) 

    krachtens artikel 3 ontvangen aangiften of krachtens artikel 4 ontvangen kennisgevingen, wanneer er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met het witwassen van geld of terrorismefinanciering.

    2.  
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke doorgifte van informatie op grond van lid 1.

    Artikel 12

    Beroepsgeheim, vertrouwelijkheid en gegevensbeveiliging

    1.  
    De bevoegde autoriteiten garanderen de beveiliging van de gegevens die worden verkregen op grond van artikel 3, artikel 4, artikel 5, lid 3, en artikel 6.
    2.  
    Alle door de bevoegde autoriteiten verkregen informatie valt onder het beroepsgeheim.

    Artikel 13

    Bescherming van persoonsgegevens en bewaartermijnen

    1.  
    De bevoegde autoriteiten treden op als verantwoordelijken voor de verwerking van de persoonsgegevens die zij door de toepassing van artikel 3, artikel 4, artikel 5, lid 3, en artikel 6 verkrijgen.
    2.  
    De verwerking van persoonsgegevens op basis van deze verordening geschiedt uitsluitend met het oog op de voorkoming en de bestrijding van criminele activiteiten.
    3.  
    De door de toepassing van artikel 3, artikel 4, artikel 5, lid 3, en artikel 6 verkregen persoonsgegevens zijn uitsluitend toegankelijk voor naar behoren gemachtigde personeelsleden van de bevoegde autoriteiten en worden op passende wijze beschermd tegen ongeoorloofde toegang of doorgifte. Tenzij anders is bepaald in de artikelen 9, 10 en 11, mogen de gegevens niet openbaar worden gemaakt of worden doorgegeven zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde autoriteit die ze oorspronkelijk heeft verkregen. Deze toestemming is evenwel niet vereist wanneer de bevoegde autoriteiten er overeenkomstig het in de betrokken lidstaat geldende nationale recht, met name met betrekking tot gerechtelijke procedures, toe gehouden zijn deze gegevens openbaar te maken of door te geven.
    4.  
    De bevoegde autoriteiten en de FIE slaan door de toepassing van artikel 3, artikel 4, artikel 5, lid 3, en artikel 6 verkregen persoonsgegevens op gedurende een termijn van vijf jaar vanaf de datum waarop de gegevens werden verkregen. Bij afloop van deze termijn worden deze persoonsgegevens gewist.
    5.  

    De bewaartermijn kan eenmalig worden verlengd met een bijkomende periode van maximaal drie jaar, indien

    a) 

    de FIE beslist dat verdere bewaring nodig is, nadat zij een grondige beoordeling heeft verricht van de noodzaak en evenredigheid van die verdere bewaring en heeft besloten dat die gerechtvaardigd is voor het vervullen van haar taken met betrekking tot de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering, of

    b) 

    indien de bevoegde autoriteiten beslissen dat verdere bewaring vereist is, nadat zij een grondige beoordeling hebben verricht van de noodzaak en evenredigheid van die verdere bewaring en hebben besloten dat die gerechtvaardigd is voor het vervullen van hun taken met betrekking tot het verschaffen van effectieve controlemiddelen inzake de verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen of de verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen.

    Artikel 14

    Sancties

    Elke lidstaat stelt sancties vast die van toepassing zijn indien niet is voldaan aan de in artikel 3 neergelegde verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen of aan de in artikel 4 neergelegde verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    Artikel 15

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.  
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
    2.  
    De in artikel 2, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 2 december 2018.
    3.  
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 2, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
    4.  
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
    5.  
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
    6.  
    Een overeenkomstig artikel 2, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 16

    Uitvoeringsbevoegdheden

    1.  

    De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de volgende maatregelen vast om de uniforme toepassing van de controles door de bevoegde autoriteiten te garanderen:

    a) 

    het model voor het in artikel 3, lid 3, bedoelde aangifteformulier en het in artikel 4, lid 3, bedoelde kennisgevingsformulier;

    b) 

    de criteria voor het in artikel 5, lid 4, bedoelde gemeenschappelijk risicobeheerskader, en meer in het bijzonder de risicocriteria en -normen, en prioritaire controlegebieden, op basis van de informatie die is uitgewisseld op grond van artikel 10, lid 1, onder d), en het Unie- en internationaal beleid en optimale werkwijzen;

    c) 

    de technische voorschriften voor de doeltreffende informatie-uitwisseling uit hoofde van artikel 9, leden 1 en 3, en artikel 10, van deze verordening via het DIS, zoals ingesteld bij artikel 23 van Verordening (EG) nr. 515/97;

    d) 

    het model voor het formulier voor de in artikel 10, lid 3, bedoelde doorgifte van informatie, en

    e) 

    de voorschriften en het door de lidstaten te gebruiken formaat voor het verstrekken van geanonimiseerde statistische informatie over aangiften en overtredingen aan de Commissie overeenkomstig artikel 18.

    2.  
    De in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Artikel 17

    Comitéprocedure

    1.  
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité liquidemiddelencontrole. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
    2.  
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Artikel 18

    Doorgifte van informatie over de tenuitvoerlegging van deze verordening

    1.  

    Uiterlijk op 4 december 2021 verstrekken de lidstaten de Commissie:

    a) 

    de lijst van bevoegde autoriteiten;

    b) 

    de bijzonderheden van de overeenkomstig artikel 14 vastgestelde sancties;

    c) 

    geanonimiseerde statistische informatie over aangiften, controles en overtredingen, in het overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder e), vastgestelde formaat.

    2.  
    De lidstaten delen de Commissie iedere latere wijziging van de in lid 1, onder a) en b), bedoelde informatie mee uiterlijk een maand nadat de desbetreffende wijziging van kracht wordt.

    De in lid 1, onder c), bedoelde informatie wordt minstens om de zes maanden aan de Commissie verstrekt.

    3.  
    De Commissie stelt de in lid 1, onder a), bedoelde informatie en iedere latere wijziging van die informatie overeenkomstig lid 2 ter beschikking van alle andere lidstaten.
    4.  
    De Commissie publiceert jaarlijks de in lid 1, onder a) en c), bedoelde informatie en iedere latere wijziging van die informatie overeenkomstig lid 2 op haar website en informeert de gebruikers op duidelijke wijze over de controles met betrekking tot liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten.

    Artikel 19

    Evaluatie

    1.  
    ►C1  Uiterlijk op 3 juni 2024 en vervolgens om de vijf jaar ◄ dient de Commissie, op basis van de regelmatig van de lidstaten ontvangen informatie, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van deze verordening.

    In het in de eerste alinea bedoelde verslag wordt met name geëvalueerd of:

    a) 

    andere activa moeten worden opgenomen binnen het toepassingsgebied van deze verordening;

    b) 

    de kennisgevingsprocedure voor onbegeleide liquide middelen doeltreffend is;

    c) 

    de drempel voor onbegeleide liquide middelen moet worden herzien;

    d) 

    de informatiestromen overeenkomstig de artikelen 9 en 10 en het gebruik van het DIS in het bijzonder doeltreffend zijn dan wel of er obstakels bestaan voor de tijdige en directe uitwisseling van verenigbare en vergelijkbare informatie tussen de bevoegde autoriteiten en de FIE's, en

    e) 

    de door de lidstaten ingevoerde sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en in overeenstemming zijn met de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en of zij in de gehele Unie een vergelijkbaar afschrikkend effect hebben met betrekking tot de schendingen van deze verordening.

    2.  

    Het in lid 1 bedoelde verslag omvat, indien beschikbaar:

    a) 

    een verzameling van de van de lidstaten ontvangen informatie inzake liquide middelen die verband houden met criminele activiteiten die de financiële belangen van de Unie kunnen schaden, en

    b) 

    informatie over de informatie-uitwisseling met derde landen.

    Artikel 20

    Intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005

    Verordening (EG) nr. 1889/2005 wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

    Artikel 21

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 3 juni 2021. Artikel 16 is echter van toepassing met ingang van 2 december 2018.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




    BIJLAGE I

    Als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s en prepaidkaarten die worden aangemerkt als liquide middelen in overeenstemming met artikel 2, lid 1, onder a), iii) en iv)

    1. Als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s:

    a) 

    muntstukken met een goudgehalte van ten minste 90 %, en

    b) 

    ongemunt goud zoals baren, klompjes of slakken met een goudgehalte van ten minste 99,5 %.

    2. Prepaidkaarten: P.M.




    BIJLAGE II



    CONCORDANTIETABEL

    Verordening (EG) nr. 1889/2005

    Deze verordening

    Artikel 1

    Artikel 1

    Artikel 2

    Artikel 2

    Artikel 3

    Artikel 3

    Artikel 4

    Artikel 4, lid 1

    Artikel 5

    Artikel 5, lid 2

    Artikel 6

    Artikel 4, lid 2

    Artikel 7

    Artikel 8

    Artikel 5, lid 1

    Artikel 9

    Artikel 6

    Artikel 10

    Artikel 7

    Artikel 11

    Artikel 8

    Artikel 12

    Artikel 13

    Artikel 9

    Artikel 14

    Artikel 15

    Artikel 16

    Artikel 17

    Artikel 18

    Artikel 10

    Artikel 19

    Artikel 20

    Artikel 11

    Artikel 21

    Bijlage I

    Bijlage II

    Top