This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02018R1046-20221214
Regulation (EU, Euratom) 2018/1046 of the European Parliament and of the Council of 18 July 2018 on the financial rules applicable to the general budget of the Union, amending Regulations (EU) No 1296/2013, (EU) No 1301/2013, (EU) No 1303/2013, (EU) No 1304/2013, (EU) No 1309/2013, (EU) No 1316/2013, (EU) No 223/2014, (EU) No 283/2014, and Decision No 541/2014/EU and repealing Regulation (EU, Euratom) No 966/2012
Consolidated text: Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012
No longer in force
)
02018R1046 — NL — 14.12.2022 — 001.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU, Euratom) 2018/1046 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 juli 2018 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EU, Euratom) 2022/2434 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 december 2022 |
L 319 |
1 |
13.12.2022 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU, Euratom) 2018/1046 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 18 juli 2018
tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012
DEEL ÉÉN
FINANCIEEL REGLEMENT
TITEL I
ONDERWERP, DEFINITIES EN ALGEMENE BEGINSELEN
Artikel 1
Onderwerp
Deze verordening regelt de opstelling en uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie en van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie („de begroting”) en de indiening en controle van hun rekeningen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. |
„aanvrager” : een natuurlijke persoon of een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid die een aanvraag heeft ingediend in een procedure voor toekenning van subsidies of in een wedstrijd voor prijzen; |
2. |
„aanvraagdocument” : een inschrijving, een verzoek tot deelname, een subsidieaanvraag of een aanvraag in een wedstrijd voor prijzen; |
3. |
„toekenningsprocedure” : een aanbestedingsprocedure, een procedure voor toekenning van subsidies, een wedstrijd voor prijzen, of een procedure voor het selecteren van deskundigen of personen of entiteiten die de begroting uitvoeren overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c); |
4. |
„basishandeling” : een rechtshandeling, met uitzondering van een aanbeveling of een advies, die een rechtsgrondslag geeft voor een actie en voor de uitvoering van de desbetreffende in de begroting opgenomen uitgave of van de door de begroting gedekte begrotingsgarantie of financiële bijstand, en die een van de volgende vormen kan aannemen:
a)
ter uitvoering van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het Euratomverdrag) een verordening, een richtlijn of een besluit in de zin van artikel 288 VWEU, of
b)
ter uitvoering van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) een van de in artikel 28, lid 1, artikel 31, lid 2, artikel 33, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2, VEU genoemde vormen; |
5. |
„begunstigde” : een natuurlijke persoon met wie of een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid waarmee een subsidieovereenkomst is getekend; |
6. |
„blendingfaciliteit of -platform” : een kader voor samenwerking dat tussen de Commissie en instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen is opgezet met de bedoeling niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten en/of begrotingsgaranties uit de begroting en terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van particuliere financiële instellingen en investeerders te combineren; |
7. |
„uitvoering van de begroting” : de uitoefening van activiteiten inzake beheer, monitoring, controles en audits van begrotingskredieten volgens de in artikel 62 bepaalde methoden; |
8. |
„vastlegging in de begroting” : de verrichting waarmee de bevoegde ordonnateur in de begroting de begrotingskredieten vastlegt die nodig zijn voor de latere betalingen ter uitvoering van juridische verbintenissen; |
9. |
„begrotingsgarantie” : een juridische verbintenis van de Unie om een actieprogramma te ondersteunen door in de begroting een financiële verplichting op te nemen waarop een beroep kan worden gedaan ingeval zich tijdens de uitvoering van het programma een specifieke gebeurtenis voordoet, en die geldig blijft tot wanneer de toezeggingen in het kader van het ondersteunde programma komen te vervallen; |
10. |
„onroerendgoedovereenkomst” : een overeenkomst met betrekking tot aankoop, ruil, erfpacht, vruchtgebruik, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van grond, gebouwen of ander onroerend goed. Dit heeft betrekking op zowel bestaande gebouwen als nog niet afgewerkte gebouwen op voorwaarde dat de gegadigde een geldige bouwvergunning heeft. Dit heeft geen betrekking op overeenkomstig de specificaties van de aanbestedende dienst ontworpen gebouwen waarvoor overeenkomsten voor werken gelden; |
11. |
„gegadigde” : een ondernemer die heeft verzocht om een uitnodiging, of is uitgenodigd, om deel te nemen aan een niet-openbare procedure, een mededingingsprocedure met onderhandeling, een concurrentiegerichte dialoog, een innovatiepartnerschap, een prijsvraag of een onderhandelingsprocedure; |
12. |
„aankoopcentrale” : een aanbestedende dienst die gecentraliseerde aankoopactiviteiten en, waar van toepassing, aanvullende aankoopactiviteiten verricht; |
13. |
„toets” : de verificatie van een specifiek aspect van een uitgaven- of ontvangstenverrichting; |
14. |
„concessieovereenkomst” : een overeenkomst onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten in de zin van de artikelen 174 en 178 wordt gesloten om de uitvoering van werken of de verrichting en het beheer van diensten toe te vertrouwen aan een ondernemer (de „concessie”), en waarbij.
a)
de vergoeding bestaat hetzij uitsluitend in het recht om de werken of diensten te exploiteren, hetzij in dit recht en een betaling.
b)
de gunning van de concessieovereenkomst voor werken of diensten inhoudt dat aan de concessiehouder het operationeel risico wordt overgedragen dat inherent is aan de exploitatie van deze werken of diensten en dat het vraagrisico, het aanbodrisico of beide omvat. De concessiehouder wordt geacht het operationeel risico op zich te nemen indien er in normale exploitatieomstandigheden geen garantie voorhanden is dat de investeringen die gedaan zijn of de kosten die gemaakt zijn bij het exploiteren van de betrokken werken of diensten, kunnen worden terugverdiend; |
15. |
„voorwaardelijke verplichting” : een mogelijke financiële verplichting die afhangt van de uitkomst van een toekomstige gebeurtenis; |
16. |
„overeenkomst” : een overeenkomst tot uitvoering van een overheidsopdracht of een concessieovereenkomst; |
17. |
„contractant” : een ondernemer met wie een overeenkomst tot uitvoering van een overheidsopdracht is ondertekend; |
18. |
„bijdrageovereenkomst” : een overeenkomst die gesloten is met personen of entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren krachtens artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c), punten ii) tot en met viii); |
19. |
„controle” : alle maatregelen ter verkrijging van redelijke zekerheid inzake de doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid van verrichtingen, de betrouwbaarheid van de verslaglegging, de bescherming van activa en informatie, de voorkoming en opsporing en de correctie van fraude en onregelmatigheden en de follow-up daarvan, en de adequate beheersing van de risico’s in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, rekening houdend met het meerjarige karakter van de programma’s en met de aard van de betrokken betalingen. De controle hiervan kan diverse toetsen inhouden, alsmede de uitvoering van beleid en procedures om de in de eerste zin bedoelde doelstellingen te verwezenlijken; |
20. |
„tegenpartij” : de partij die een begrotingsgarantie heeft gekregen; |
21. |
„crisis” :
a)
een situatie van onmiddellijk of imminent gevaar die dreigt in een gewapend conflict te ontaarden of een land of zijn buurlanden te destabiliseren;
b)
een situatie die het gevolg is van natuurrampen, door de mens veroorzaakte crisissen zoals oorlogen en andere conflicten, of uitzonderlijke omstandigheden met vergelijkbare gevolgen die verband houden met, onder andere, de klimaatverandering, de verslechtering van het leefmilieu, energie- en grondstoffenschaarste of extreme armoede; |
22. |
„vrijmaking” : een verrichting waarbij de bevoegde ordonnateur de reservering van eerder in de begroting vastgelegde kredieten geheel of gedeeltelijk annuleert; |
23. |
„dynamisch aankoopsysteem” : een geheel elektronisch proces voor aankopen voor courant gebruik van algemeen op de markt beschikbare goederen; |
24. |
„ondernemer” : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, met inbegrip van een publieke entiteit, of een groep van dergelijke personen, die de levering van producten, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten, dan wel de levering van onroerend goed aanbiedt; |
25. |
„investering in eigen vermogen” : de verschaffing van kapitaal aan een vennootschap, via directe of indirecte investeringen, in ruil voor geheel of gedeeltelijk eigenaarschap van die vennootschap, waarbij de investeerder in zekere mate zeggenschap krijgt over het beheer van de vennootschap en deelt in de eventuele toekomstige winst; |
26. |
„Europees bureau” : een administratieve structuur die door de Commissie of door de Commissie en één of meer andere instellingen van de Unie is opgezet om specifieke horizontale taken uit te voeren; |
27. |
„definitief administratief besluit” : een besluit van een administratieve autoriteit dat onherroepelijk en bindend is overeenkomstig het toepasselijke recht; |
28. |
„financieel actief” : elk actief in de vorm van geldmiddelen, een eigenvermogensinstrument van een andere publieke of private entiteit of een contractueel recht om geldmiddelen of een ander financieel actief van een dergelijke entiteit te ontvangen; |
29. |
„financieringsinstrument” : een met begrotingsmiddelen bekostigde en voor één of meer specifieke beleidsdoelen van de Unie bestemde financiële steunmaatregel van de Unie die de vorm kunnen aannemen van investeringen in eigen vermogen, investeringen in quasi-eigenvermogen, leningen, garanties, of andere risicodelingsinstrumenten, en mogen, in voorkomend geval, worden gecombineerd met andere vormen van financiële steun of met middelen in gedeeld beheer of middelen van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF); |
30. |
„financiële verplichting” : een contractuele verplichting om geldmiddelen of een ander financieel actief aan een andere entiteit te leveren; |
31. |
„raamovereenkomst” : een overeenkomst tot uitvoering van een overheidsopdracht tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten met het doel de voorwaarden van de specifieke, daaruit voortvloeiende overeenkomsten die gedurende een bepaalde periode kunnen worden gegund, vast te leggen, met name wat betreft de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid; |
32. |
„totale voorziening” : het totaalbedrag aan middelen dat nodig wordt geacht voor de volledige looptijd van een begrotingsgarantie als gevolg van de toepassing van het voorzieningspercentage als bedoeld in artikel 211, lid 1, op het bedrag van de begrotingsgarantie dat in de basishandeling is toegestaan als bedoeld in artikel 210, lid 1, onder b); |
33. |
„subsidie” : een financiële bijdrage bij wijze van schenking. Indien die bijdrage in direct beheer wordt verleend, valt zij onder titel VIII; |
34. |
„garantie” : een schriftelijke aansprakelijkheidsverklaring voor het geheel of een deel van een schuld of een verplichting van een derde of voor de succesvolle nakoming door die derde van zijn verplichtingen indien deze garantie naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis in werking treedt, bijvoorbeeld in geval van wanbetaling; |
35. |
„afroepgarantie” : een garantie die door de borg op verzoek van de tegenpartij moet worden gehonoreerd, ondanks tekortkomingen in de uitvoerbaarheid van de onderliggende verplichting; |
36. |
„bijdrage in natura” : middelen, niet in geld, die door derden kosteloos ter beschikking van de begunstigde worden gesteld; |
37. |
„juridische verbintenis” : een verrichting waarmee de bevoegde ordonnateur een verplichting aangaat of doet ontstaan die leidt tot een betaling of betalingen en de erkenning van uitgaven ten laste van de begroting, en met inbegrip van specifieke overeenkomsten die zijn gesloten in het kader van overeenkomsten inzake financieel kaderpartnerschap en raamovereenkomsten; |
38. |
„hefboomeffect” : het voor in aanmerking komende eindontvangers ter beschikking gestelde vergoedbare bedrag aan financiering te delen door de bijdrage van de Unie; |
39. |
„liquiditeitsrisico” : het risico dat een in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds aangehouden financieel actief niet kan worden verkocht gedurende een bepaalde termijn zonder aanzienlijk verlies; |
40. |
„lening” : een overeenkomst die de kredietverschaffer verplicht een overeengekomen hoeveelheid geld voor een overeengekomen termijn ter beschikking te stellen aan de kredietnemer en waarbij de kredietnemer verplicht is dat bedrag binnen de overeengekomen termijn terug te betalen; |
41. |
„subsidie van een klein bedrag” : een subsidie van ten hoogste 60 000 EUR; |
42. |
„lidstaatsorganisatie” : een in een lidstaat als publiekrechtelijke instantie of privaatrechtelijke instantie opgerichte entiteit waaraan een openbaredienstverleningstaak is toevertrouwd en passende door de lidstaat verstrekte financiële garanties zijn gegeven; |
43. |
„wijze van uitvoering” : de wijzen voor de uitvoering van de begroting als bedoeld in artikel 62, te weten direct beheer, indirect beheer en gedeeld beheer; |
44. |
„multidonoractie” : een actie waarbij middelen van de Unie met die van minstens één andere donor worden samengevoegd; |
45. |
„multiplicatoreffect” : de investering door in aanmerking komende eindontvangers gedeeld door het bedrag van de bijdrage van de Unie; |
46. |
„output” : de overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving bepaalde deliverables van de actie; |
47. |
„deelnemer” : een gegadigde of inschrijver in een aanbestedingsprocedure, een aanvrager in een procedure voor toekenning van subsidies, een deskundige in een procedure voor de selectie van deskundigen, een aanvrager in een wedstrijd voor prijzen of een persoon of een entiteit die deelneemt aan een procedure voor de uitvoering van middelen van de Unie overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c); |
48. |
„prijs” : een financiële bijdrage die wordt geschonken als een beloning die wordt toegekend naar aanleiding van een wedstrijd. Indien die bijdrage in direct beheer wordt verleend, valt zij onder titel IX; |
49. |
„aanbesteding” : de verwerving door middel van een overeenkomst voor werken, voor leveringen of voor diensten, en de verwerving of huur van grond, gebouwen of ander onroerend goed, door een of meer aanbestedende diensten van door deze aanbestedende diensten gekozen ondernemers; |
50. |
„aanbestedingsstukken” : alle stukken die door de aanbestedende dienst worden opgesteld of vermeld ter omschrijving of bepaling van onderdelen van de aanbestedingsprocedure, met inbegrip van:
a)
de in artikel 163 bedoelde publiciteitsmaatregelen;
b)
de uitnodiging tot inschrijving;
c)
het bestek, dat de technische specificaties en de relevante criteria bevat, of de beschrijvende stukken in het geval van een concurrentiegerichte dialoog;
d)
de ontwerpovereenkomst; |
51. |
„overeenkomst tot uitvoering van een overheidsopdracht” : een overeenkomst onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten in de zin van de artikelen 174 en 178 worden gesloten om tegen een geheel of gedeeltelijk ten laste van de begroting komende prijs de levering van roerende of onroerende zaken, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten te verkrijgen, bestaande uit:
a)
onroerendgoedovereenkomsten;
b)
overeenkomsten voor leveringen;
c)
overeenkomsten voor werken;
d)
overeenkomsten voor diensten; |
52. |
„investering in quasi-eigenvermogen” : de financieringswijze die zich bevindt tussen eigen vermogen en vreemd vermogen, met een hoger risico dan een senior schuld en een lager risico dan kernkapitaal, en die kan worden gestructureerd als vreemd vermogen, kenmerkend ongedekt en achtergesteld en in sommige gevallen converteerbaar in eigen vermogen, of in preferent eigen vermogen; |
53. |
„ontvanger” : een begunstigde, een contractant, een bezoldigd extern deskundige of een persoon of entiteit die prijzen of middelen ontvangt uit hoofde van een financieringsinstrument of die middelen van de Unie uitvoert overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c); |
54. |
„retrocessieovereenkomst” : de verkoop van effecten voor geldmiddelen waarbij is overeengekomen deze op een vastgesteld tijdstip in de toekomst of op verzoek terug te kopen; |
55. |
„krediet voor onderzoek en technologische ontwikkeling” : een krediet dat, hetzij in een van de begrotingstitels voor het beleidsterrein „onderzoek onder contract” of „eigen onderzoek”, hetzij in een hoofdstuk voor onderzoeksactiviteiten dat deel uitmaakt van een andere titel zijn opgenomen; |
56. |
„resultaat” : de overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving bepaalde gevolgen van de uitvoering van een actie; |
57. |
„risicodelingsinstrument” : een financieringsinstrument dat de deling van een bepaald risico tussen twee of meer entiteiten mogelijk maakt, in voorkomend geval in ruil voor een overeengekomen vergoeding; |
58. |
„overeenkomst voor diensten” : een overeenkomst die betrekking heeft op alle andere intellectuele en niet-intellectuele diensten dan die waarop overeenkomsten voor leveringen, overeenkomsten voor werken en onroerendgoedovereenkomsten betrekking hebben; |
59. |
„goed financieel beheer” : de uitvoering van de begroting met inachtneming van de beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid; |
60. |
„Statuut van de ambtenaren” : het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, die zijn vastgelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68; |
61. |
„subcontractant” : een ondernemer die door een gegadigde, inschrijver of contractant is voorgesteld als uitvoerder van een deel van een overeenkomst of door een begunstigde om een deel van de door een subsidie medegefinancierde taken uit te voeren; |
62. |
„deelnamevergoeding” : de bedragen die aan organen waarvan de Unie lid is, worden overgemaakt overeenkomstig de begrotingsbesluiten en de betalingsvoorwaarden die door het betrokken orgaan zijn vastgesteld; |
63. |
„overeenkomst voor leveringen” : een overeenkomst die betrekking heeft op de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten, en die als bijkomstig element plaatsing- en installatiewerkzaamheden kan omvatten; |
64. |
„technische bijstand” : ondersteunende en capaciteitsopbouwende werkzaamheden die, onverminderd sectorspecifieke regelgeving, nodig zijn met het oog op de uitvoering van een programma of een actie, en in het bijzonder werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, beheer, monitoring, evaluatie, audit en controle; |
65. |
„inschrijver” : een ondernemer die een inschrijving heeft ingediend; |
66. |
„Unie” : de Europese Unie, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, of beide samen, al naargelang de context; |
67. |
„instelling van de Unie” : het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s, de Europese Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of de Europese dienst voor extern optreden („EDEO”); de Europese Centrale Bank wordt niet beschouwd als een instelling van de Unie; |
68. |
„verkoper” : een ondernemer die staat vermeld op een lijst van verkopers die zullen worden uitgenodigd om verzoeken tot deelname of inschrijvingen in te dienen; |
69. |
„vrijwilliger” : persoon die op niet-verplichte basis onbezoldigd voor een organisatie werkt; |
70. |
„werk” : het product van bouw- of wegen- en waterbouwkundige werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen; |
71. |
„overeenkomst voor werken” : een overeenkomst die betrekking heeft op:
a)
de uitvoering, of zowel de uitvoering of het ontwerp, van een werk;
b)
de uitvoering, of zowel de uitvoering of het ontwerp, van een werk dat verband houdt met een van de in bijlage II bij Richtlijn 2014/24/EU genoemde werkzaamheden, of
c)
het laten uitvoeren, met welke middelen dan ook, van een werk dat voldoet aan de eisen die zijn vastgesteld door de aanbestedende dienst die een beslissende invloed uitoefent op het soort werk of op het ontwerp van het werk. |
Artikel 3
Overeenstemming van afgeleid recht met deze verordening
Artikel 4
Termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden
Tenzij anders bepaald in deze verordening is Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad ( 1 ) van toepassing op de termijnen die in deze verordening zijn vastgelegd.
Artikel 5
Bescherming van persoonsgegevens
Deze verordening laat Verordeningen (EG) nr. 45/2001 en (EU) 2016/670 onverlet.
TITEL II
BEGROTING EN BEGROTINGSBEGINSELEN
Artikel 6
Eerbiediging van begrotingsbeginselen
Bij de opstelling en de uitvoering van de begroting worden het eenheids-, het begrotingswaarachtigheids-, het jaarperiodiciteits-, het evenwichts-, het rekeneenheids-, het universaliteits- en het specialiteitsbeginsel, het beginsel van goed financieel beheer en het transparantiebeginsel, zoals vastgelegd in deze verordening, in acht genomen.
HOOFDSTUK 1
Eenheidsbeginsel en begrotingswaarachtigheidsbeginsel
Artikel 7
Toepassingsgebied van de begroting
Voor elk begrotingsjaar worden alle noodzakelijk geachte ontvangsten en uitgaven van de Unie in de begroting geraamd en goedgekeurd. Hierin worden opgenomen:
de uitgaven en de ontvangsten van de Unie, met inbegrip van de administratieve uitgaven die voortvloeien uit de uitvoering van de bepalingen van het VEU op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), alsmede beleidsuitgaven die uit de uitvoering van die bepalingen voortvloeien wanneer deze ten laste van de begroting komen;
de ontvangsten en de uitgaven van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
De kredieten die voor het begrotingsjaar zijn toegestaan, bestaan uit:
de in de begroting, met inbegrip van de gewijzigde begrotingen, opgenomen kredieten;
de overgedragen kredieten uit voorgaande begrotingsjaren;
de kredieten die overeenkomstig artikel 15 worden wederopgevoerd;
de kredieten die afkomstig zijn van terugbetalingen van voorfinancieringen overeenkomstig artikel 12, lid 4, onder b);
de kredieten die worden opgenomen na de inning van de bestemmingsontvangsten tijdens het begrotingsjaar of van bestemmingsontvangsten die zijn overgedragen uit voorgaande begrotingsjaren.
Artikel 8
Specifieke regels betreffende het eenheidsbeginsel en het begrotingswaarachtigheidsbeginsel
HOOFDSTUK 2
Jaarperiodiciteitsbeginsel
Artikel 9
Definitie
De in de begroting opgenomen kredieten worden toegestaan voor de duur van een begrotingsjaar, dat begint op 1 januari en sluit op 31 december.
Artikel 10
De begrotingsboekhouding voor ontvangsten en kredieten
In afwijking van de leden 3 en 4:
worden de uitgaven van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) voor een begrotingsjaar geboekt op basis van de terugbetalingen van de Commissie aan de lidstaten tot en met 31 december van dat jaar, voor zover de rekenplichtige uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar de betalingsopdracht heeft ontvangen;
worden in gedeeld beheer uitgevoerde uitgaven, het ELGF uitgezonderd, in de rekening van een begrotingsjaar geboekt op basis van de terugbetalingen van de Commissie aan de lidstaten tot en met 31 december van dat jaar, met inbegrip van de uitgaven die uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar worden gedaan, zoals bepaald in de artikelen 30 en 31.
Artikel 11
Vastlegging van kredieten
Voor de volgende uitgaven mogen vanaf 15 oktober van het begrotingsjaar vervroegde vastleggingen worden verricht ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar:
lopende uitgaven van administratieve aard, op voorwaarde dat zulke uitgaven in de laatste op regelmatige wijze vastgestelde begroting zijn goedgekeurd, en maximaal een kwart bedragen van de totale overeenkomstige kredieten die door het Europees Parlement en door de Raad zijn goedgekeurd voor het lopende begrotingsjaar;
lopende uitgaven van administratieve aard van het ELGF, op voorwaarde dat de basis voor zulke uitgaven in een bestaande basishandeling is vastgesteld, en ze maximaal drie kwart bedragen van de totale overeenkomstige kredieten die door het Europees Parlement en de Raad zijn goedgekeurd voor het lopende begrotingsjaar.
Artikel 12
Annulering en overdracht van kredieten
De volgende kredieten kunnen bij een besluit overeenkomstig lid 3 worden overgedragen, zulks bij uitsluiting naar het volgende begrotingsjaar:
de vastleggingskredieten en de niet-gesplitste kredieten, waarvoor de meeste voorbereidende stadia van de vastleggingsprocedure op 31 december van het begrotingsjaar zijn voltooid. Zulke kredieten kunnen tot en met 31 maart van het volgende begrotingsjaar worden vastgelegd, met uitzondering van niet-gesplitste kredieten met betrekking tot onroerendgoedprojecten, die tot en met 31 december van het volgende begrotingsjaar kunnen worden vastgelegd;
kredieten die nodig blijken wanneer de wetgevende autoriteit een basishandeling in het laatste kwartaal van het begrotingsjaar heeft vastgesteld, zonder dat de Commissie per 31 december van dat jaar de daartoe in de begroting uitgetrokken kredieten heeft kunnen vastleggen. Deze kredieten kunnen tot en met 31 december van het volgende begrotingsjaar worden vastgelegd;
betalingskredieten die nodig zijn ter dekking van vastleggingen van voorgaande begrotingsjaren of die betrekking hebben op overgedragen vastleggingskredieten, wanneer de betalingskredieten van de betrokken begrotingsonderdelen in de begroting van het volgende begrotingsjaar ontoereikend zijn;
niet-vastgelegde kredieten voor de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) bedoelde acties.
Wat de eerste alinea, onder c), betreft, gebruikt de betrokken instelling van de Unie bij voorrang de voor het lopende begrotingsjaar toegestane kredieten en pas na de besteding daarvan de overgedragen kredieten.
Overdrachten van niet-vastgelegde kredieten als bedoeld in punt d) van de eerste alinea van dit lid mogen, binnen het maximum van 2 % van de oorspronkelijke door het Europees Parlement en door de Raad goedgekeurde kredieten, niet hoger zijn dan het bedrag van de overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 verrichte aanpassing van de rechtstreekse betalingen die in het vorige begrotingsjaar is toegepast. Overgedragen kredieten worden opgevoerd op de begrotingsonderdelen die betrekking hebben op de in artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde acties.
Kredieten worden automatisch overgedragen in het geval van:
vastleggingskredieten voor de reserve voor noodhulp en voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. Die kredieten mogen alleen naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen en mogen tot en met 31 december van dat jaar worden vastgelegd;
kredieten die overeenkomen met interne bestemmingsontvangsten. Die kredieten mogen alleen naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen en mogen tot en met 31 december van dat jaar worden vastgelegd, met uitzondering van de interne bestemmingsontvangsten uit verhuur en de verkoop van gebouwen en grond, die mogen worden overgedragen totdat ze volledig zijn gebruikt. De in Verordening (EU) nr. 1303/2013 en in Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) bedoelde en op 31 december beschikbare vastleggingskredieten die afkomstig zijn van de terugbetaling van voorfinancieringen, mogen worden overgedragen totdat het programma wordt afgesloten en worden gebruikt wanneer daaraan behoefte is, op voorwaarde dat er geen andere vastleggingskredieten meer beschikbaar zijn;
kredieten die overeenkomen met externe bestemmingsontvangsten. Die kredieten worden volledig gebruikt totdat alle verrichtingen betreffende het programma of de actie waarvoor zij bestemd zijn, zijn uitgevoerd of kunnen worden overgedragen en voor het vervolgprogramma of de vervolgactie worden gebruikt. Dit geldt niet voor de in artikel 21, lid 2, onder g), iii), bedoelde ontvangsten, waarvoor niet binnen vijf jaar vastgelegde kredieten worden geannuleerd;
betalingskredieten in verband met het ELGF die voortvloeien uit schorsingen overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.
Artikel 13
Gedetailleerde voorschriften inzake de annulering en overdracht van kredieten
De in artikel 12, lid 2, eerste alinea, onder a), bedoelde voorbereidende stadia, die op 31 december van het begrotingsjaar moeten zijn voltooid met het oog op een overdracht naar het volgende begrotingsjaar, zijn met name:
voor de individuele vastleggingen in de zin van artikel 112, lid 1, eerste alinea, onder a), de voltooiing van de selectie van potentiële contractanten, begunstigden, prijswinnaars of delegatiehouders;
voor de globale vastleggingen in de begroting in de zin van artikel 112, eerste alinea, lid 1, onder b), de vaststelling van een financieringsbesluit of de afsluiting van het overleg tussen de betrokken diensten binnen elke instelling van de Unie met het oog op de vaststelling van een dergelijk begrotingsbesluit.
De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad binnen één maand na de in de voorgaande alinea bedoelde annulering in kennis van de aldus geannuleerde kredieten.
Artikel 14
Vrijmakingen
Artikel 15
Wederopvoering van met vrijmakingen overeenstemmende kredieten
De Commissie onderzoekt daartoe de vrijmakingen van het voorgaande begrotingsjaar en neemt, naargelang de behoeften, uiterlijk op 15 februari van het lopende begrotingsjaar een besluit over de noodzaak tot wederopvoering van de betrokken kredieten.
In aanvulling op het in lid 1 van dit artikel bedoelde geval worden de met vrijmakingen overeenstemmende kredieten wederopgevoerd in geval van:
de vrijmaking uit een programma dat valt onder de regelingen voor de uitvoering van de prestatiereserve die is ingesteld overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1303/2013;
de vrijmaking uit een programma dat bestemd is voor een specifiek financieringsinstrument ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) als gevolg van de beëindiging van de deelname van een lidstaat aan het financieringsinstrument, zoals bedoeld in artikel 39, lid 2, zevende alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
Artikel 16
Regels bij vaststelling van de begroting met vertraging
Het maximum van de kredieten die zijn voorzien in de ontwerpbegroting, wordt niet overschreden.
Betalingen kunnen maandelijks per hoofdstuk worden verricht, tot maximaal een twaalfde van de kredieten die in het betrokken hoofdstuk voor de begroting van het voorgaande begrotingsjaar zijn toegestaan. Die betalingen mogen evenwel niet meer dan een twaalfde bedragen van de in hetzelfde hoofdstuk van de ontwerpbegroting voorziene kredieten.
Het in de eerste alinea genoemde besluit treedt in werking 30 dagen na de vaststelling ervan, tenzij het Europees Parlement:
bij meerderheid van zijn leden besluit de betrokken uitgaven vóór het verstrijken van de termijn van 30 dagen te verminderen, in welk geval de Commissie een nieuw voorstel indient;
de Raad en de Commissie meedeelt dat het de uitgaven niet wenst te verminderen, in welk geval het besluit vóór het verstrijken van de termijn van 30 dagen in werking treedt.
De bijkomende twaalfden worden als een geheel toegestaan en kunnen niet worden opgedeeld.
HOOFDSTUK 3
Evenwichtsbeginsel
Artikel 17
Definitie en toepassingsgebied
Artikel 18
Saldo van het begrotingsjaar
HOOFDSTUK 4
Rekeneenheidsbeginsel
Artikel 19
Gebruik van de euro
Indien geen dagkoers is gepubliceerd, gebruikt de bevoegde ordonnateur de in lid 3 bedoelde dagkoers.
HOOFDSTUK 5
Universaliteitsbeginsel
Artikel 20
Toepassingsgebied
Onverminderd artikel 21 dienen de gezamenlijke ontvangsten ter dekking van de gezamenlijke betalingskredieten. Onverminderd artikel 27 mogen de ontvangsten en de uitgaven in de begroting niet met elkaar worden gecompenseerd.
Artikel 21
Bestemmingsontvangsten
Externe bestemmingsontvangsten zijn:
specifieke aanvullende financiële bijdragen van lidstaten aan de onderstaande soorten acties en programma’s:
bepaalde aanvullende programma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling,
bepaalde projecten of programma’s voor externe steun die door de Unie worden gefinancierd en door de Commissie worden beheerd;
kredieten met betrekking tot de ontvangsten uit het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, dat is ingesteld bij het aan het VEU en aan het VWEU gehechte Protocol nr. 37 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal;
de rente op deposito’s en boeten waarin Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad ( 5 ) voorziet;
ontvangsten die voor een bepaald doel ter beschikking zijn gesteld, zoals inkomsten van stichtingsvermogens, subsidies, giften en legaten, daaronder begrepen de specifiek aan elke instelling van de Unie vooraf toegewezen ontvangsten;
financiële bijdragen van derde landen en andere dan bij het VWEU of het Euratom-Verdrag opgerichte organen aan activiteiten van de Unie;
interne bestemmingsontvangsten als bedoeld in lid 3, voor zover deze een aanvulling vormen op in dit lid bedoelde externe bestemmingsontvangsten;
ontvangsten uit activiteiten in mededinging van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (Joint Research Centre-JRC), bestaande uit:
procedures voor het toekennen van subsidies of aanbestedingsprocedures waaraan het JRC deelneemt,
activiteiten van het JRC voor rekening van derden,
activiteiten uit hoofde van een administratieve overeenkomst met andere instellingen van de Unie of andere diensten van de Commissie, overeenkomstig artikel 59, voor de verstrekking van technische en wetenschappelijke diensten.
Interne bestemmingsontvangsten zijn:
ontvangsten afkomstig van derden wegens op hun verzoek verrichte leveringen, diensten en werken;
ontvangsten afkomstig van terugbetalingen overeenkomstig artikel 101 van onverschuldigd betaalde bedragen;
opbrengsten van leveringen van goederen, diensten en werken ten behoeve van andere diensten in een instelling van de Unie, of van andere instellingen of organen van de Unie, met inbegrip van vergoedingen voor dienstreizen betaald voor rekening van en terugbetaald door andere instellingen of organen van de Unie;
ontvangen verzekeringsuitkeringen;
ontvangsten uit verhuur en de verkoop van gebouwen en grond;
terugbetalingen aan financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties op grond van artikel 209, tweede alinea, lid 3;
ontvangsten van achteraf terugbetaalde belastingen ingevolge artikel 27, lid 3, eerste alinea, onder b).
Artikel 22
Structuur voor de opneming van de bestemmingsontvangsten en opvoering van de betrokken kredieten
Onverminderd lid 2, eerste alinea, onder c), van dit artikel en artikel 24 omvat de structuur voor de opneming van de bestemmingsontvangsten in de begroting:
in de staat van ontvangsten van de afdeling van elke instelling van de Unie, een begrotingsonderdeel waarin het bedrag van deze ontvangsten kan worden opgenomen;
in de staat van uitgaven, de toelichting, die ook algemene opmerkingen bevat, met vermelding van de begrotingsonderdelen waarin de kredieten kunnen worden opgenomen die met de ter beschikking gestelde bestemmingsontvangsten overeenkomen.
In het in de eerste alinea, onder a), bedoelde geval wordt het begrotingsonderdeel voorzien van de vermelding „pro memorie” en worden de geraamde ontvangsten ter informatie in de toelichting vermeld.
De kredieten die met bestemmingsontvangsten overeenkomen, worden automatisch als vastleggingskredieten en als betalingskredieten opgevoerd wanneer de ontvangsten door de instelling van de Unie zijn geïnd, behalve:
in het in artikel 21, lid 2, onder a), bedoelde geval voor financiële bijdragen van lidstaten waarvan de bijdrageovereenkomst in euro luidt, kunnen de vastleggingskredieten worden opgevoerd bij de ondertekening van de bijdrageovereenkomst door de lidstaat;
in de in artikel 21, lid 2, onder b), en het in artikel 21, lid 2, onder g), punten i) en iii), bedoelde gevallen worden de vastleggingskredieten opgevoerd zodra de schuldvordering is geraamd;
in het in artikel 21, lid 2, onder c), bedoelde geval geeft de opneming van de bedragen in de staat van ontvangsten aanleiding tot de opneming van vastleggings- en betalingskredieten in de staat van uitgaven.
De in de eerste alinea, onder c), van dit lid bedoelde kredieten worden besteed overeenkomstig artikel 20.
Artikel 23
Bijdragen van de lidstaten voor onderzoeksprogramma’s
De bijdragen van de lidstaten voor de financiering van bepaalde aanvullende onderzoeksprogramma’s zoals bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014, worden betaald als volgt:
zeven twaalfden van het in de begroting opgenomen bedrag uiterlijk op 31 januari van het lopende begrotingsjaar;
de resterende vijf twaalfden uiterlijk op 15 juli van het lopende begrotingsjaar.
Artikel 24
Bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit de deelname van de EVA-staten aan bepaalde programma’s van de Unie
De structuur voor de opneming in de begroting van ontvangsten die voortvloeien uit de deelname van de EVA-staten aan bepaalde programma’s van de Unie is als volgt:
in de staat van ontvangsten wordt een „pro memorie”-begrotingsonderdeel gecreëerd voor het totale bedrag van de bijdragen van elke EVA-staat voor het begrotingsjaar;
de staat van uitgaven krijgt een bijlage die integraal deel van de begroting uitmaakt en alle begrotingsonderdelen vermeldt die betrekking hebben op activiteiten van de Unie waaraan EVA-staten deelnemen, en omvat informatie over het geraamde bedrag van de bijdrage van elke EVA-staat.
Artikel 25
Schenkingen
Artikel 26
Sponsoring door bedrijven
Instellingen en organen van de Unie kunnen, op basis van specifieke interne regels, die op hun eigen website worden bekendgemaakt, bij wijze van uitzondering bedrijfssponsoring ontvangen, mits:
de beginselen van non-discriminatie, evenredigheid, gelijke behandeling en transparantie in alle stadia van de procedure voor de aanvaarding van bedrijfssponsoring in acht worden genomen;
de sponsoring bijdraagt tot het positieve imago van de Unie en rechtstreeks verband houdt met de kerndoelstelling van een evenement of activiteit;
de sponsoring geen belangenconflict creëert en niet uitsluitend sociale evenementen betreft;
het evenement of de activiteit niet uitsluitend via bedrijfssponsoring wordt gefinancierd;
de tegenprestatie voor de bedrijfssponsoring beperkt blijft tot zichtbaarheid voor het publiek van het handelsmerk of de naam van de sponsor;
de sponsor ten tijde van de sponsoringprocedure niet in een van de in artikel 136, lid 1, en artikel 141, lid 1, bedoelde situaties verkeert en evenmin opgenomen is in de in artikel 142, lid 1, bedoelde databank.
Artikel 27
Regels betreffende inhoudingen en verrekening van koersverschillen
Op het bedrag van betalingsverzoeken kunnen de volgende bedragen in mindering worden gebracht, waarvoor in dat geval een betalingsopdracht voor het nettobedrag wordt gegeven:
de aan partijen bij overeenkomsten of begunstigden opgelegde boeten;
de op facturen en kostendeclaraties in mindering gebrachte kortingen, terugbetalingen en rabatten;
rente op betaalde voorfinancieringen;
verrekeningen voor onverschuldigd betaalde bedragen.
De in de eerste alinea, onder d), bedoelde verrekeningen kunnen plaatsvinden door rechtstreekse inhouding op een nieuwe tussentijdse betaling of saldobetaling aan dezelfde begunstigde ten laste van het hoofdstuk, het artikel en het begrotingsjaar waarop het teveel betaalde is geboekt.
Op de in de eerste alinea, onder c) en d), genoemde inhoudingen zijn de boekhoudregels van de Unie van toepassing.
De prijzen van aan de Unie geleverde goederen en diensten waarin belastingen zijn begrepen die op grond van overeenkomsten ter zake door derde landen worden terugbetaald, kunnen ten laste van de begroting worden gebracht voor de volgende bedragen:
het bedrag exclusief belastingen;
het bedrag inclusief belastingen.
In het in de eerste alinea, onder b), bedoelde geval worden de achteraf terugbetaalde belastingen als interne bestemmingsontvangsten behandeld.
HOOFDSTUK 6
Specialiteitsbeginsel
Artikel 28
Algemene bepalingen
Slechts begrotingsonderdelen waarvoor in de begroting een krediet is toegestaan of die de vermelding „pro memorie” (p.m.) dragen, kunnen door middel van overschrijvingen van kredieten worden voorzien.
De in de artikelen 29, 30 en 31 bedoelde limieten worden berekend op het tijdstip van het verzoek om overschrijving en op de grondslag van de in de begroting, met inbegrip van de gewijzigde begrotingen, opgenomen kredieten.
Het in aanmerking te nemen bedrag voor de berekening van de in de artikelen 29, 30 en 31 bedoelde limieten is de som van de overschrijvingen van het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven, na correctie voor eerder verrichte overschrijvingen. Het bedrag van de overschrijvingen die autonoom, zonder besluit van het Europees Parlement en de Raad, door de Commissie of een andere betrokken instelling van de Unie worden verricht, wordt niet in aanmerking genomen.
Voorstellen voor kredietoverschrijvingen en alle voor het Europees Parlement en de Raad bestemde informatie met betrekking tot de overeenkomstig de artikelen 29, 30 en 31 uitgevoerde overschrijvingen gaan vergezeld van passende en gedetailleerde bewijsstukken met de meest recente informatie waaruit de besteding van de kredieten en de verwachte behoeften tot het einde van het begrotingsjaar blijken, zowel voor de begrotingsonderdelen waarnaar de kredieten worden overgeschreven als die waarvan deze worden overgeschreven.
Artikel 29
Overschrijvingen door andere instellingen van de Unie dan de Commissie
Iedere andere instelling van de Unie dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting kredietoverschrijvingen verrichten:
van de ene titel naar de andere, tot maximaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar dat vermeld staat op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;
van het ene hoofdstuk naar het andere, zonder beperking.
Artikel 30
Overschrijvingen door de Commissie
De Commissie kan binnen haar afdeling van de begroting autonoom:
in ieder hoofdstuk kredieten overschrijven;
wat de personeelskosten en de huishoudelijke uitgaven betreft die gemeenschappelijk zijn voor verschillende titels, kredieten overschrijven van de ene naar de andere titel, tot maximaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven, en tot maximaal 30 % van de kredieten van het begrotingsjaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarnaar de kredieten worden overgeschreven;
wat de beleidsuitgaven betreft, kredieten overschrijven tussen hoofdstukken binnen eenzelfde titel tot maximaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;
wat de door het JRC bestede kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling betreft, binnen de begrotingstitel voor het beleidsterrein „eigen onderzoek” kredieten overschrijven tussen hoofdstukken, tot maximaal 15 % van de kredieten in het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;
wat onderzoek en technologische ontwikkeling betreft, beleidskredieten overschrijven van de ene titel naar de andere titel, voor zover het gaat om kredieten met hetzelfde doel;
met betrekking tot beleidsuitgaven van de middelen die in gedeeld beheer worden uitgevoerd, met uitzondering van het ELGF, kredieten overschrijven van de ene naar de andere titel, voor zover het gaat om kredieten voor hetzelfde doel in de zin van de verordening waarbij het betrokken fonds wordt opgericht of om uitgaven voor technische ondersteuning;
kredieten overschrijven van de begrotingspost van een begrotingsgarantie naar de begrotingspost van een andere begrotingsgarantie, in de uitzonderlijke gevallen dat de voorzieningen in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds van de begrotingspost van laatstgenoemde begrotingsgarantie niet toereikend zijn om een beroep op de garantie te dekken„ en zulks onder voorwaarde dat het overgeschreven bedrag nadien wordt teruggestort overeenkomstig de procedure van artikel 212, lid 4.
Onder de in de eerste alinea, onder b), van dit lid bedoelde uitgaven vallen voor elk beleidsterrein de in artikel 47, lid 4, bedoelde rubrieken.
Wanneer de Commissie na 31 december ELGF-kredieten overschrijft overeenkomstig de eerste alinea, neemt zij haar besluit daartoe uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad binnen twee weken na haar besluit van deze overschrijvingen in kennis.
De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad drie weken van tevoren in kennis van haar voornemen de in de eerste alinea, onder b), van dit lid bedoelde overschrijvingen te verrichten. Indien het Europees Parlement of de Raad in die periode naar behoren gemotiveerde bezwaren aanvoert, treedt de procedure van artikel 31 in werking.
Bij wijze van afwijking van de vierde alinea mag de Commissie tijdens de laatste twee maanden van het begrotingsjaar autonoom kredieten met betrekking tot uitgaven voor personeel, extern personeel en andere personeelsleden van de ene titel naar de andere overschrijven, tot in totaal 5 % van de kredieten voor dat jaar. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad binnen twee weken na haar besluit van deze overschrijvingen in kennis.
De Commissie kan, mits zij het Europees Parlement en de Raad onmiddellijk in kennis stelt van haar besluit, binnen haar afdeling van de begroting de volgende overschrijvingen van kredieten van de ene naar de andere titel verrichten:
overschrijvingen van kredieten van de in artikel 49 van deze verordening genoemde titel „Voorzieningen”, wanneer de vaststelling van een basishandeling overeenkomstig artikel 294 VWEU de enige voorwaarde is om de reserve op te heffen;
in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen zoals internationale humanitaire rampen en crises die zich na 1 december van het begrotingsjaar voordoen, overschrijvingen van ongebruikte kredieten die voor dat jaar nog beschikbaar zijn in titels die onder de voor extern optreden van de Unie aangewezen rubriek van het meerjarig financieel kader vallen, naar de titels die voor crisisbeheersingssteun en humanitaire hulpoperaties zijn bedoeld.
Artikel 31
Aan het Europees Parlement en aan de Raad door instellingen van de Unie voorgelegde voorstellen voor overschrijvingen
Indien de overschrijving niet of slechts gedeeltelijk door het Europees Parlement en de Raad wordt goedgekeurd, wordt het desbetreffende deel van de uitgaven als bedoeld in artikel 10, lid 5, onder b), ten laste gelegd van de betalingskredieten van het volgende begrotingsjaar.
Een voorstel tot overschrijving wordt goedgekeurd of geacht te zijn goedgekeurd indien binnen de termijn van zes weken:
het Europees Parlement en de Raad ermee instemmen;
het Europees Parlement of de Raad ermee instemt en de andere instelling zich van een besluit onthoudt;
het Europees Parlement noch de Raad een besluit neemt dat het voorstel tot overschrijving wijzigt of weigert.
Tenzij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt, bedraagt de termijn niet zes weken zoals bedoeld in lid 4, maar slechts drie weken indien:
de overschrijving minder dan 10 % vertegenwoordigt van de kredieten van het begrotingsonderdeel van waaruit de overschrijving plaatsvindt, en niet meer dan 5 000 000 EUR bedraagt;
de overschrijving alleen betrekking heeft op betalingskredieten en het totaalbedrag van de overschrijving niet meer dan 100 000 000 EUR bedraagt.
Artikel 32
Overschrijvingen onderworpen aan bijzondere bepalingen
Voor de toepassing van dit lid is de in artikel 31, leden 3 en 4, bepaalde procedure van toepassing. Indien het Europees Parlement en de Raad het Commissievoorstel niet goedkeuren en zij niet tot een Gemeenschappelijk Standpunt inzake het gebruik van de reserve voor noodhulp komen, onthouden zij zich van een besluit inzake dat voorstel.
Voorstellen voor overschrijvingen uit de reserve voor noodhulp gaan vergezeld van passende en gedetailleerde bewijsstukken, met:
de meest recente informatie over de besteding van de kredieten en verwachte behoeften tot het einde van het begrotingsjaar voor het begrotingsonderdeel waarnaar wordt overgeschreven;
een analyse van de mogelijkheden om de kredieten een andere bestemming te geven.
HOOFDSTUK 7
Beginsel van goed financieel beheer en prestaties
Artikel 33
Prestaties en beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid
Kredieten worden gebruikt overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en worden bijgevolg besteed met inachtneming van de volgende beginselen:
zuinigheid: de door de betrokken instelling van de Unie voor haar activiteiten ingezette middelen worden tijdig, in passende hoeveelheid en kwaliteit en tegen de best mogelijke prijs beschikbaar gesteld;
efficiëntie: de beste verhouding tussen de ingezette middelen, de uitgevoerde activiteiten en de verkregen resultaten;
doeltreffendheid: de mate waarin de nagestreefde doelstellingen door de activiteiten worden verwezenlijkt.
In overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer staan bij de besteding van kredieten prestaties centraal en daartoe:
worden doelstellingen van programma’s en activiteiten vooraf vastgesteld;
wordt de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen gemonitord aan de hand van prestatie-indicatoren;
worden de voortgang bij en problemen met de verwezenlijking van doelstellingen gerapporteerd aan het Europees Parlement en aan de Raad overeenkomstig artikel 41, lid 3, eerste alinea, onder h), en artikel 247, lid 1, onder e).
Artikel 34
Evaluaties
Voor grootschalige programma’s of activiteiten die naar verwachting aanzienlijke economische, milieu- of sociale effecten zullen sorteren, kan de evaluatie vooraf, met inachtneming van de hierboven beschreven voorschriften, de vorm van een effectbeoordeling aannemen die de diverse opties betreffende de uitvoeringsmethoden analyseert.
Artikel 35
Verplicht financieel memorandum
Bij iedere wijziging van een voorstel of initiatief dat wordt ingediend bij de wetgevende autoriteiten dat een aanzienlijk gevolg kan hebben voor de begroting, met inbegrip van het aantal ambten, wordt een financieel memorandum gevoegd dat is opgesteld door de instelling van de Unie die de wijziging voorstelt.
Het financieel memorandum bevat de nodige financiële en economische gegevens op grond waarvan de wetgevende autoriteit kan beoordelen of een optreden van de Unie noodzakelijk is. Voorts bevat het nuttige informatie over de samenhang met andere activiteiten van de Unie en eventuele synergie.
Voor meerjarenacties omvat het financieel memorandum een tijdschema met een raming van de jaarlijks benodigde vastleggings- en betalingskredieten en ambten, met inbegrip van extern personeel, alsmede een evaluatie van de financiële gevolgen op middellange en, indien mogelijk, lange termijn.
Bij deze beoordeling wordt rekening gehouden met de verwachte omvang en soort fouten, de specifieke omstandigheden van het beleidsterrein in kwestie en met de daarop toepasselijke regels.
Artikel 36
Interne controle op de begrotingsuitvoering
Voor de uitvoering van de begroting is interne controle van toepassing op alle niveaus van het beheer en dient het redelijke zekerheid te verschaffen over de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:
doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid van de operaties;
betrouwbaarheid van de verslaglegging;
bescherming van activa en informatie;
preventie, opsporing, correctie en follow-up van fraude en onregelmatigheden;
adequate beheersing van de risico’s in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, rekening houdend met het meerjarige karakter van de programma’s en met de aard van de betrokken betalingen.
Een doeltreffende interne controle is gebaseerd op beproefde internationale methoden en omvat in het bijzonder de volgende elementen:
een scheiding van taken;
een adequate risicobeheersings- en controlestrategie, inclusief controles op het niveau van de ontvangers;
de vermijding van belangenconflicten;
adequate auditsporen en de integriteit van de gegevens in gegevenssystemen;
procedures voor het monitoren van de doeltreffendheid en de efficiëntie;
procedures voor de follow-up van vastgestelde zwakheden van de interne controle, en uitzonderingen;
een periodieke evaluatie van de goede werking van het interne controlesysteem.
Een efficiënte interne controle is gebaseerd op de volgende elementen:
de uitvoering van een adequate, door de relevante bij de controleketen betrokken actoren onderling gecoördineerde risicobeheersings- en controlestrategie;
de toegankelijkheid van de controleresultaten voor alle relevante, bij de controleketen betrokken actoren;
vertrouwen, waar passend, op beheersverklaringen van uitvoeringspartners en op onafhankelijke auditadviezen, mits de kwaliteit van de onderliggende werkzaamheden adequaat en aanvaardbaar is en dat het werd verricht overeenkomstig gevestigde normen;
de tijdige toepassing van corrigerende maatregelen, waaronder passende en afschrikkende sancties;
duidelijke en ondubbelzinnige wetgeving als grondslag voor het betreffende beleid, met inbegrip van basishandelingen betreffende de elementen van de interne controle;
het wegnemen van dubbele controles;
de verbetering van de kosten-batenverhouding van controles.
HOOFDSTUK 8
Transparantiebeginsel
Artikel 37
Bekendmaking van de rekeningen en begrotingen
Deze bekendmaking geschiedt binnen drie maanden na de datum waarop de definitieve vaststelling van de begroting wordt geconstateerd.
Zo spoedig mogelijk en uiterlijk vier weken na de definitieve vaststelling van de begroting worden de definitieve gedetailleerde begrotingscijfers op initiatief van de Commissie in alle talen bekendgemaakt op de website van de instellingen van de Unie, in afwachting van de officiële bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De geconsolideerde jaarrekening wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de website van de instellingen van de Unie.
Artikel 38
Bekendmaking van informatie over ontvangers en andere informatie
De eerste alinea van dit lid geldt ook voor andere instellingen van de Unie wanneer zij krachtens artikel 59, lid 1, de begroting uitvoeren.
Behoudens de in de leden 3 en 4 bedoelde gevallen wordt de volgende informatie bekendgemaakt met inachtneming van de vereisten inzake geheimhouding en beveiliging, met name inzake de bescherming van persoonsgegevens:
de naam van de ontvanger;
de locatie van de ontvanger, te weten:
het adres van de ontvanger, wanneer deze een rechtspersoon is;
de regio op NUTS 2-niveau, wanneer de ontvanger een natuurlijke persoon is;
het bedrag waarvoor een juridische verbintenis is aangegaan;
de aard en het doel van de maatregel.
De in de eerste alinea van dit lid bedoelde informatie wordt alleen openbaar gemaakt voor prijzen, subsidies en overeenkomsten die zijn toegekend dan wel gegund als gevolg van wedstrijden, procedures voor toekenning van subsidies of aanbestedingsprocedures, en voor deskundigen die zijn geselecteerd overeenkomstig artikel 237, lid 2.
De in lid 2, eerste alinea, bedoelde informatie wordt niet bekendgemaakt wanneer het gaat om:
onderwijssteun uitbetaald aan natuurlijke personen en andere rechtstreekse steunbetalingen die worden betaald aan de meest behoeftige natuurlijke personen als bedoeld in artikel 191, lid 4, onder b);
overeenkomsten van zeer geringe waarde toegekend aan overeenkomstig artikel 237, lid 2, geselecteerde deskundigen, alsmede overeenkomsten van zeer geringe waarde onder het in punt 14.4 van bijlage I bedoelde bedrag;
financiële steun verleend door middel van financieringsinstrumenten voor een bedrag van minder dan 500 000 EUR;
wanneer bekendmaking afbreuk dreigt te doen aan de bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde rechten en vrijheden van betrokken personen of entiteiten of de commerciële belangen van ontvangers dreigt te schaden.
In de in de eerste alinea, onder c), bedoelde gevallen wordt de ter beschikking gestelde informatie beperkt tot op basis van relevante criteria geaggregeerde statistische gegevens, zoals geografische ligging, economische typologie van ontvangers, het type steun en het beleidsterrein van de Unie waarop deze steun werd verleend.
Wanneer het gaat om natuurlijke personen geschiedt de bekendmaking van de in lid 2, eerste alinea, bedoelde informatie op basis van relevante criteria, zoals de frequentie of het soort maatregel en de bedragen in kwestie.
De overeenkomstig artikel 63, lid 3, aangewezen organen maken informatie bekend overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving. Die sectorspecifieke regelgeving mag, waar de relevante rechtsgrondslag hierin voorziet, afwijken van de leden 2 en 3 van dit artikel, met name voor wat de bekendmaking van persoonsgegevens betreft, wanneer dit op grond van de in lid 3, derde alinea, van dit artikel vermelde criteria gerechtvaardigd is, rekening houdend met de specifieke kenmerken van die sector.
Op de websites van de instellingen van de Unie wordt het adres van de website vermeld waar de in lid 1 bedoelde informatie te vinden is, behalve wanneer die rechtstreeks op een specifiek daartoe bestemde website van de instellingen van de Unie wordt bekendgemaakt.
De Commissie stelt op passende en tijdige wijze informatie ter beschikking over een enkele website, met verwijzing naar het adres ervan, waarop de informatie die door de in lid 4 bedoelde personen, entiteiten of organen is verstrekt, te vinden is.
TITEL III
OPSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE BEGROTING
HOOFDSTUK 1
Opstelling van de begroting
Artikel 39
Raming van uitgaven en ontvangsten
Artikel 40
Geraamde begroting van de in artikel 70 bedoelde organen van de Unie
Uiterlijk op 31 januari van elk jaar zendt elk in artikel 70 bedoeld orgaan van de Unie de Commissie, het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig zijn oprichtingsbesluit het ontwerp van zijn enkelvoudig programmeringsdocument toe met daarin zijn jaarlijkse en meerjarige programmering en de desbetreffende planning van de personele en financiële middelen.
Artikel 41
Ontwerpbegroting
De ontwerpbegroting bevat een algemene, samenvattende staat van de ontvangsten en uitgaven van de Unie en de in artikel 39 bedoelde ramingen. De ontwerpbegroting kan tevens ramingen bevatten die afwijken van de door de instellingen van de Unie opgestelde ramingen.
De ontwerpbegroting wordt gestructureerd en ingericht zoals in de artikelen 47 tot en met 52 is uiteengezet.
Elke afdeling van de ontwerpbegroting wordt voorafgegaan door een inleiding van de betrokken instelling van de Unie zelf.
De Commissie stelt de algemene inleiding tot de ontwerpbegroting op. De algemene inleiding bestaat uit tabellen met de belangrijkste financiële gegevens per titel en toelichtingen bij de variaties in de kredieten van het ene begrotingsjaar tot het andere, per uitgavencategorie van het meerjarig financieel kader.
De indicatieve financiële programmering wordt na de vaststelling van de begroting op basis van de uitkomst van de begrotingsprocedure en eventuele andere relevante besluiten bijgewerkt.
Bij de ontwerpbegroting voegt de Commissie:
een vergelijkende tabel met de ontwerpbegroting voor de andere instellingen van de Unie en de oorspronkelijke aan de Commissie toegezonden ramingen van de andere instellingen van de Unie en, in voorkomend geval, met de redenen waarom de ontwerpbegroting ramingen bevat die afwijken van door andere instellingen van de Unie opgestelde ramingen;
ieder nuttig geacht werkdocument over de personeelsformaties van de instellingen van de Unie, dat de laatste goedgekeurde personeelsformatie bevat en een overzicht geeft van:
al het personeel dat bij de Unie in dienst is, per soort arbeidsovereenkomst;
een toelichting op het beleid inzake vast en extern personeel en genderevenwicht;
het aantal posten dat is vervuld op de laatste dag van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de ontwerpbegroting wordt gepresenteerd, en het jaarlijkse gemiddelde van voltijdsequivalenten dat daadwerkelijk in dienst is voor dat voorgaande jaar, waarbij de verdeling per rang, per geslacht en per administratieve eenheid wordt aangegeven;
een uitsplitsing van het personeel naar beleidsterrein;
voor elke categorie van extern personeel, het oorspronkelijk geraamde aantal voltijdsequivalenten op basis van de toegestane kredieten, alsmede het aantal personen dat aan het begin van het jaar waarin de ontwerpbegroting wordt gepresenteerd, daadwerkelijk in dienst is, waarbij de uitsplitsing per functiegroep wordt weergeven en waar passend per rang;
voor de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen van de Unie, een werkdocument met een overzicht van de ontvangsten en uitgaven, alsmede alle informatie over het in deze alinea, onder b), bedoelde personeel.
een werkdocument over de geplande besteding van kredieten voor het begrotingsjaar en over nog betaalbaar te stellen vastleggingen;
met betrekking tot kredieten voor administratie, een werkdocument met de administratieve uitgaven die door de Commissie moeten worden verricht in het kader van haar afdeling van de begroting;
een werkdocument over proefprojecten en voorbereidende acties dat eveneens een beoordeling van de resultaten en de geplande follow-up bevat;
met betrekking tot de financiering van internationale organisaties, een werkdocument met daarin:
een overzicht van al deze bijdragen, gerangschikt per Unieprogramma of -fonds en per internationale organisatie;
een uiteenzetting van de reden waarom het voor de Unie efficiënter is deze internationale organisaties te financieren in plaats van rechtstreeks zelf op te treden;
programmaverklaringen of andere toepasselijke documenten met de volgende toelichting:
een vermelding van het beleid en de doelstellingen van de Unie waartoe het programma dient bij te dragen;
een duidelijke rechtvaardiging van maatregelen op het niveau van de Unie overeenkomstig, onder meer, het subsidiariteitsbeginsel;
voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, als bedoeld in artikel 33;
een volledige motivering, met inbegrip van een kosten-batenanalyse van voorgestelde wijzigingen in het niveau van de kredieten;
informatie over de uitvoeringsgraad van het programma in het lopende en het voorgaande begrotingsjaar;
een overzicht van de tijdschema’s voor de betalingen met een samenvatting per programma en per rubriek van de in latere begrotingsjaren te verrichten betalingen uit hoofde van in de ontwerpbegroting voorgestelde vastleggingen voor voorgaande begrotingsjaren.
Indien publiek-private partnerschappen gebruikmaken van financieringsinstrumenten, wordt de informatie met betrekking tot deze instrumenten opgenomen in het in lid 4 bedoelde werkdocument.
Indien de Commissie gebruikmaakt van financieringsinstrumenten, voegt zij bij de ontwerpbegroting een werkdocument met voor elk financieringsinstrument een overzicht van het volgende:
een verwijzing naar het financieringsinstrument en de basishandeling ervan, samen met een algemene beschrijving van het instrument, de gevolgen ervan voor de begroting, de looptijd ervan en de meerwaarde van de bijdrage van de Unie;
de financiële instellingen die zijn betrokken bij de uitvoering, met inbegrip van eventuele kwesties in verband met de toepassing van artikel 155, lid 2;
de bijdrage van het financieringsinstrument aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het desbetreffende programma zoals gemeten op basis van de vastgestelde indicatoren, met inbegrip van, in voorkomend geval, de geografische diversificatie;
de voorgenomen verrichtingen, met inbegrip van doelvolumes gebaseerd op het beoogde hefboomeffect en het privékapitaal dat naar verwachting zal worden aangetrokken, of indien niet beschikbaar, op het hefboomeffect dat voortvloeit uit de bestaande financieringsinstrumenten;
de met de betrokken verrichtingen overeenkomende begrotingsonderdelen en de samengevoegde vastleggingen in de begroting en betalingen uit de begroting;
de gemiddelde periode tussen de vastlegging in de begroting voor de financieringsinstrumenten en de juridische verbintenissen voor individuele projecten in de vorm van eigen vermogen of schuld, indien de duur daarvan langer is dan drie jaar;
ontvangsten en terugbetalingen overeenkomstig artikel 209, lid 3, apart vermeld, met inbegrip van een beoordeling van het gebruik ervan;
de waarde van investeringen in eigen vermogen, met betrekking tot voorgaande jaren;
het totaal aan voorzieningen voor risico’s en aansprakelijkheden, alsmede enige informatie over de blootstelling van de Unie aan financieel risico, met inbegrip van eventuele voorwaardelijke verplichtingen;
de waardevermindering van activa en beroepen op garanties, zowel voor het voorgaande jaar als de respectievelijke geaccumuleerde cijfers;
de prestaties van het financieringsinstrument, met inbegrip van de verwezenlijkte investeringen, de beoogde en verwezenlijkte hefboom- en multiplicatoreffecten, alsmede het volume aangetrokken privékapitaal;
de in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds voorziene middelen en, in voorkomend geval, het saldo op de trustrekening.
Het in de eerste alinea bedoelde werkdocument bevat eveneens een overzicht van de administratieve uitgaven in verband met de beheerskosten en andere financiële en huishoudelijke lasten betaald voor het beheer van financieringsinstrumenten in totaal en per beherende partij en per beheerd financieringsinstrument.
De Commissie zet de redenen uiteen voor de in de eerste alinea, onder f), bedoelde periode en formuleert indien nodig een actieplan voor de verkorting van de periode in het kader van de jaarlijkse kwijtingsprocedure.
In het in de eerste alinea bedoelde werkdocument wordt de informatie per financieringsinstrument samengevat in een duidelijke en beknopte tabel.
Indien de Unie een begrotingsgarantie heeft verstrekt, voegt de Commissie bij de ontwerpbegroting een werkdocument met voor elke begrotingsgarantie en voor het gemeenschappelijk voorzieningsfonds:
een verwijzing naar de begrotingsgarantie en de basishandeling ervan, samen met een algemene beschrijving van de begrotingsgarantie en de gevolgen ervan voor de financiële verplichtingen van de begroting, de looptijd ervan en de meerwaarde van de steun van de Unie;
de tegenpartijen voor de begrotingsgarantie, met inbegrip van eventuele kwesties die verband houden met de toepassing van artikel 155, lid 2;
de bijdrage van de begrotingsgarantie tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de begrotingsgarantie zoals gemeten op basis van de vastgestelde indicatoren, met inbegrip van, in voorkomend geval, de geografische diversificatie en het aantrekken van middelen uit de particuliere sector;
informatie over onder de begrotingsgarantie vallende verrichtingen op geaggregeerde basis naar sectoren, landen en instrumenten, in voorkomend geval met inbegrip van portefeuilles en steun in combinatie met andere acties van de Unie;
het bedrag dat aan de ontvangers is overgemaakt en een beoordeling van het hefboomeffect van de uit hoofde van de begrotingsgarantie ondersteunde projecten;
op dezelfde basis als de onder d) bedoelde geaggregeerde informatie over het beroep op de begrotingsgarantie, verliezen, rendement, invorderingen en andere ontvangen betalingen;
informatie over het financieel beheer, de resultaten en het risico van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds aan het einde van het voorgaande kalenderjaar;
het effectieve voorzieningspercentage van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds en, in voorkomend geval, de daaropvolgende verrichtingen overeenkomstig artikel 213, lid 4;
de financiële stromen in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds tijdens het voorgaande kalenderjaar alsmede de significante verrichtingen en relevante informatie over de blootstelling van de Unie aan financieel risico;
overeenkomstig artikel 210, lid 3, een beoordeling van de houdbaarheid van de voorwaardelijke verplichtingen ten laste van de begroting als gevolg van begrotingsgaranties of financiële bijstand.
Indien de Commissie gebruikmaakt van trustfondsen van de Unie voor extern optreden, voegt zij bij de ontwerpbegroting een gedetailleerd werkdocument over de door die trustfondsen ondersteunde activiteiten, onder meer over:
de uitvoering ervan, met onder meer informatie over de monitoringregelingen met de entiteiten die trustfondsen uitvoeren;
de beheerskosten ervan;
de bijdragen van andere donoren dan de Unie;
een voorlopige beoordeling van de prestaties ervan op basis van de in artikel 234, lid 3, vastgelegde voorwaarden;
een beschrijving van de wijze waarop hun activiteiten hebben bijgedragen tot de doelstellingen die zijn neergelegd in de basishandeling van het instrument waaruit de bijdrage van de Unie aan het trustfonds is verstrekt.
De Commissie voegt bij de ontwerpbegroting een werkdocument met daarin vermeld, voor elk begrotingsonderdeel waarvoor interne of externe bestemmingsontvangsten worden ontvangen:
het geraamde bedrag van die te ontvangen ontvangsten;
het geraamde bedrag van die van voorgaande jaren overgedragen ontvangsten.
Overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Besluit 2010/427/EU van de Raad ( 7 ), zendt de Commissie het Europees Parlement en de Raad samen met de ontwerpbegroting een werkdocument toe met een volledig overzicht van:
alle uit de begroting gefinancierde administratieve en beleidsuitgaven in verband met het extern optreden van de Unie, met inbegrip van de taken op het gebied van het GBVB en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;
alle administratieve uitgaven van de EDEO in het voorgaande jaar, uitgesplitst in uitgaven per delegatie van de Unie en uitgaven van het hoofdkantoor van de EDEO; samen met beleidsuitgaven, uitgesplitst naar geografisch gebied (regio’s, landen), thematisch gebied, delegaties van de Unie en missies.
Het in lid 10 bedoelde werkdocument bevat tevens de volgende gegevens:
het aantal ambten in elke categorie en rang, en het aantal vaste en tijdelijke ambten, met inbegrip van arbeidscontractanten en plaatselijke functionarissen waarvoor de uitgaven zijn toegestaan binnen de grenzen van de kredieten in elke delegatie van de Unie, alsmede in het hoofdkantoor van de EDEO;
mutaties, vergeleken met het voorgaande begrotingsjaar, in het aantal ambten per categorie en rang, in het hoofdkantoor van de EDEO en in alle delegaties van de Unie;
het aantal voor het begrotingsjaar toegestane ambten en, voor het voorgaande begrotingsjaar, alsmede het aantal ambten dat wordt bezet door gedetacheerde diplomaten uit de lidstaten en door ambtenaren van de Unie;
al het personeel in de delegaties van de Unie op het moment van indiening van de ontwerpbegroting, uitgesplitst naar geografisch gebied, geslacht, afzonderlijk land en missie, met opgave van het aantal ambten in de personeelsformatie, arbeidscontractanten, lokale functionarissen en gedetacheerde nationale deskundigen, alsmede de in de ontwerpbegroting gevraagde kredieten voor dergelijke soorten personeel met de bijbehorende ramingen van het aantal voltijdsequivalenten op basis van de gevraagde kredieten.
Artikel 42
Nota van wijzigingen bij de ontwerpbegroting
Op grond van nieuwe informatie die ten tijde van de opstelling van de ontwerpbegroting niet bekend was, kan de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een andere instelling van de Unie met betrekking tot hun respectieve afdeling, gelijktijdig bij het Europees Parlement en de Raad één of meer nota’s van wijzigingen indienen waarmee de ontwerpbegroting wordt gewijzigd, voordat het in artikel 314 VWEU genoemde bemiddelingscomité is bijeengekomen. Dergelijke nota’s kunnen onder meer een nota van wijzigingen omvatten tot actualisering van met name de geraamde landbouwuitgaven.
Artikel 43
Verplichtingen van de lidstaten als gevolg van de vaststelling van de begroting
Artikel 44
Ontwerpen van gewijzigde begroting
De Commissie kan in de volgende omstandigheden ontwerpen van gewijzigde begroting indienen die vooral op ontvangsten zijn gericht:
om in de begroting het saldo van het voorgaande begrotingsjaar op te nemen overeenkomstig de procedure van artikel 18;
om de raming van de eigen middelen te herzien op basis van aangepaste economische prognoses;
om de herziene raming van de eigen middelen en andere inkomsten te actualiseren alsmede om de beschikbaarheid van en de behoeften aan betalingskredieten te herzien.
De Commissie kan in geval van onvermijdbare, uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden, met name met het oog op de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, ontwerpen van gewijzigde begroting indienen die vooral op uitgaven zijn gericht.
Alvorens een ontwerp van gewijzigde begroting in te dienen, onderzoeken de Commissie en de andere betrokken instellingen van de Unie de mogelijkheid om de desbetreffende kredieten te herschikken, met name met betrekking tot de verwachting dat bepaalde kredieten niet volledig zullen worden opgebruikt.
Artikel 43 is van toepassing op gewijzigde begrotingen. Gewijzigde begrotingen worden gemotiveerd onder verwijzing naar de begroting waarvan zij de ramingen wijzigen.
Artikel 45
Vervroegde indiening van de ramingen en ontwerpbegrotingen
De Commissie, het Europees Parlement en de Raad kunnen overeenkomen bepaalde data voor de indiening van de ramingen en voor de aanneming en de indiening van de ontwerpbegroting te vervroegen. Deze overeenkomst leidt er evenwel niet toe dat de termijnen voor de behandeling van die teksten, als voorgeschreven in artikel 314 VWEU en artikel 106 bis van het Euratom-Verdrag, worden verkort of verlengd.
HOOFDSTUK 2
Structuur en inrichting van de begroting
Artikel 46
Structuur van de begroting
De begroting omvat:
een algemene staat van uitgaven en ontvangsten;
aparte afdelingen voor elke instelling van de Unie, behalve voor de Europese Raad en voor de Raad die onder dezelfde afdeling ressorteren, verdeeld in staten van uitgaven en ontvangsten.
Artikel 47
Begrotingsnomenclatuur
Elke titel komt overeen met een beleidsterrein en elk hoofdstuk als regel met een programma of een activiteit.
Elke titel kan beleidskredieten en administratieve kredieten bevatten. Binnen een zelfde titel worden de administratieve kredieten samengebracht in één hoofdstuk.
De begrotingsnomenclatuur voldoet aan de beginselen van specialiteit, goed financieel beheer en transparantie. Zij zorgt voor de voor het begrotingsproces benodigde duidelijkheid en transparantie, helpt de hoofddoelstellingen die in de respectieve rechtsgrondslagen zijn vastgesteld, te bepalen, maakt het mogelijk politieke prioriteiten te stellen en deze op een efficiënte en doeltreffende wijze te implementeren.
In geval van indiening per bestemming worden de administratieve kredieten voor afzonderlijke titels als volgt ingericht:
uitgaven voor het door de personeelsformatie toegestane aantal personeelsleden, die de kredieten en het aantal ambten voor de personeelsformatie omvatten;
uitgaven voor extern personeel en andere uitgaven als bedoeld in artikel 30, lid 1, eerste alinea, onder b), en gefinancierd uit hoofde van de rubriek „Administratie” van het meerjarig financieel kader;
uitgaven voor gebouwen en andere, hiermee verband houdende uitgaven, waaronder die voor schoonmaak en onderhoud, huur, telecommunicatie, water, gas en elektriciteit;
uitgaven voor extern personeel en technische ondersteuning, direct verband houdend met de uitvoering van programma’s.
Administratieve uitgaven van de Commissie die in verschillende titels voorkomen, worden opgenomen in een afzonderlijke samenvattende staat, ingedeeld naar aard.
Artikel 48
Negatieve ontvangsten
Artikel 49
Voorzieningen
Iedere afdeling van de begroting kan een titel „voorzieningen” bevatten. Kredieten worden in elk van de volgende gevallen in die titel opgenomen:
ontbreken van een basishandeling voor de betrokken actie op het tijdstip van opstelling van de begroting;
op ernstige gronden bestaande onzekerheid over de toereikendheid of de mogelijkheid tot besteding, onder voorwaarden overeenkomstig het beginsel goed financieel beheer, van de op de begrotingsonderdelen opgevoerde kredieten.
De kredieten van die titel kunnen alleen door middel van overschrijvingen volgens de procedure van artikel 30, lid 1, eerste alinea, onder c), van deze verordening worden gebruikt in de gevallen waarin voor de vaststelling van de basishandeling de procedure van artikel 294 VWEU geldt, en volgens de procedure van artikel 31 van deze verordening in alle andere gevallen.
Artikel 50
Negatieve reserve
De afdeling van de begroting betreffende de Commissie mag een „negatieve reserve” bevatten van ten hoogste 200 000 000 EUR. Deze reserve wordt in een afzonderlijke titel opgenomen en bevat uitsluitend betalingskredieten.
Het gebruik van die negatieve reserve moet vóór het einde van het begrotingsjaar plaatsvinden door middel van overschrijvingen volgens de procedure van de artikelen 30 en 31.
Artikel 51
Reserve voor noodhulp
Artikel 52
Inrichting van de begroting
In de begroting worden opgenomen:
in de algemene staat van ontvangsten en uitgaven:
de geraamde ontvangsten van de Unie voor het lopende begrotingsjaar („jaar n”);
de geraamde ontvangsten van het voorgaande begrotingsjaar en de ontvangsten van het jaar n-2;
de vastleggings- en betalingskredieten voor jaar n;
de vastleggings- en betalingskredieten van het voorgaande begrotingsjaar;
de in het jaar n-2 vastgelegde uitgaven en gedane betalingen, waarbij de betalingen tevens worden uitgedrukt als een percentage van de begroting van het jaar n;
een passende toelichting bij elk in artikel 47, lid 1, bedoeld onderdeel, met inbegrip van de eventuele basishandeling alsook een passende uitleg over de aard en de bestemming van de kredieten;
in elke afdeling de ontvangsten en uitgaven volgens dezelfde structuur als beschreven onder a);
met betrekking tot het personeelsbestand:
een personeelsformatie waarin, voor elke afdeling, per rang in elke categorie en in elke groep, het aantal binnen de grenzen van de kredieten toegestane vaste en tijdelijke ambten is vastgesteld;
een personeelsformatie van de uit de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling bezoldigde personeelsleden voor eigen werkzaamheden, en een personeelsformatie van de uit dezelfde kredieten bezoldigde personeelsleden voor werkzaamheden onder contract; de personeelsformaties zijn onderverdeeld naar categorie en naar rang, met onderscheid tussen vaste en tijdelijke ambten, waarvoor de uitgaven zijn toegestaan binnen de grenzen van de kredieten;
een personeelsformatie waarin voor alle in artikel 70 bedoelde organen van de Unie die bijdragen ten laste van de begroting ontvangen, per rang voor elke categorie het aantal ambten wordt vastgesteld. In de personeelsformaties wordt naast het aantal voor het begrotingsjaar toegestane ambten het aantal ambten vermeld dat voor het voorgaande begrotingsjaar was toegestaan. Het personeel van het Voorzieningsagentschap van Euratom wordt afzonderlijk in de personeelsformatie van de Commissie opgenomen;
met betrekking tot financiële bijstand en begrotingsgaranties:
in de algemene staat van ontvangsten, de met deze verrichtingen overeenkomende begrotingsonderdelen die dienen voor het boeken van de eventuele aflossingen door ontvangers die aanvankelijk in gebreke waren gebleven. Die begrotingsonderdelen worden van de vermelding „pro memorie” (p.m.) en van de passende toelichtingen voorzien;
in de begrotingsafdeling betreffende de Commissie:
in een bijlage bij de begrotingsafdeling betreffende de Commissie, ter indicatie, ook van de betrokken risico’s:
met betrekking tot zonder een basishandeling in te stellen financieringsinstrumenten:
de met deze verrichtingen overeenkomende begrotingsonderdelen;
een algemene beschrijving van de financieringsinstrumenten, met inbegrip van de looptijd en de gevolgen ervan voor de begroting;
de beoogde verrichtingen, waaronder de beoogde volumes op basis van het verwachte multiplicator- en hefboomeffect;
met betrekking tot de door personen of entiteiten krachtens artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c), uitgevoerde middelen:
een verwijzing naar de basishandeling van het desbetreffende programma;
de overeenkomstige begrotingsonderdelen;
een algemene beschrijving van de actie, met inbegrip van de looptijd en de gevolgen voor de begroting;
alle GBVB-uitgaven in een hoofdstuk, „GBVB” getiteld, met specifieke artikelen die betrekking hebben op GBVB-uitgaven en specifieke begrotingsonderdelen bevatten waarin in ieder geval de belangrijkste missies worden vermeld.
Artikel 53
Regels betreffende de personeelsformaties
Iedere instelling en ieder orgaan van de Unie mag evenwel wijzigingen in zijn personeelsformaties aanbrengen voor 10 % van de toegestane ambten, behalve voor de rangen AD 14, AD 15 en AD 16, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de wijziging heeft geen gevolgen voor de omvang van de personeelskredieten overeenkomend met een volledig begrotingsjaar;
het totale aantal toegestane ambten per personeelsformatie wordt niet overschreden;
de instelling of het orgaan van de Unie heeft deelgenomen aan een benchmark-studie met andere instellingen en organen van de Unie, waarmee is begonnen met de personeelsscreening van de Commissie.
Drie weken voordat zij de in de tweede alinea bedoelde wijzigingen aanbrengt, brengt de instelling van de Unie het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van haar voornemen dit te doen. Worden binnen deze termijn door hetzij het Europees Parlement, hetzij de Raad naar behoren gemotiveerde bezwaren aangevoerd, dan ziet de instelling van de Unie af van het aanbrengen van deze wijzigingen en wordt de in artikel 44 vastgestelde procedure gevolgd.
HOOFDSTUK 3
Begrotingsdiscipline
Artikel 54
Overeenstemming met het meerjarig financieel kader en met Besluit 2014/335/EU, Euratom
De begroting is in overeenstemming met het meerjarig financieel kader en met Besluit 2014/335/EU, Euratom.
Artikel 55
Overeenstemming van handelingen van de Unie met de begroting
Wanneer bij de uitvoering van een handeling van de Unie de in de begroting beschikbare kredieten worden overschreden, wordt die handeling in financieel opzicht niet uitgevoerd totdat de begroting dienovereenkomstig is gewijzigd.
TITEL IV
UITVOERING VAN DE BEGROTING
HOOFDSTUK 1
Algemene bepalingen
Artikel 56
Begrotingsuitvoering volgens het beginsel van goed financieel beheer
Artikel 57
Kennisgeving van de doorgifte van persoonsgegevens voor auditdoeleinden
Bij elke oproep in het kader van subsidies, aanbestedingen of prijzen die in direct beheer worden uitgevoerd, worden potentiële begunstigden, gegadigden, inschrijvers en deelnemers overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 ervan in kennis gesteld dat, met het oog op de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de persoonsgegevens aan interneauditdiensten, de Rekenkamer of het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tussen ordonnateurs van de Commissie en de in artikel 69 van deze verordening genoemde uitvoerende agentschappen en de in artikelen 70 en 71 van deze verordening genoemde organen van de Unie kunnen worden doorgegeven.
Artikel 58
Basishandeling en uitzonderingen
In afwijking van lid 1 en onder de in de leden 3, 4 en 5 bepaalde voorwaarden, mogen de volgende kredieten zonder basishandeling worden besteed, voor zover de gefinancierde acties onder de bevoegdheid van de Unie vallen:
kredieten voor proefprojecten van experimentele aard om de haalbaarheid en het nut van een actie te bepalen;
kredieten voor voorbereidende acties op gebieden die onder het toepassingsgebied van het VWEU en het Euratom-Verdrag vallen, om voorstellen voor te bereiden met het oog op de vaststelling van toekomstige acties;
kredieten voor voorbereidende maatregelen op het gebied van titel V van het VEU;
kredieten voor incidentele acties, of voor acties van onbepaalde duur, die de Commissie uitvoert op grond van de taken die voortvloeien uit haar andere prerogatieven op institutioneel vlak uit hoofde van het VWEU en het Euratom-Verdrag dan haar in punt b) van dit lid bedoelde recht om wetgevingsvoorstellen in te dienen, alsmede uit de bijzondere bevoegdheden die haar rechtstreeks door de artikelen 154, 156, 159 en 160, artikel 168, lid 2, artikel 171, lid 2, artikel 173, lid 2, artikel 175, tweede alinea, artikel 181, lid 2, artikel 190 en artikel 210, lid 2, en artikel 214, lid 6, VWEU en de artikelen 70 en 77 tot en met 85 van het Euratomverdrag zijn toegekend;
kredieten die bestemd zijn voor de werking van elke instelling van de Unie uit hoofde van haar administratieve autonomie.
Het totale bedrag van de kredieten voor de in lid 2, onder b), bedoelde nieuwe voorbereidende acties is niet hoger dan 50 000 000 EUR per begrotingsjaar en het totale bedrag van de daadwerkelijk vastgelegde kredieten voor voorbereidende acties is niet hoger dan 100 000 000 EUR.
Voorbereidende maatregelen voor crisisbeheersingsoperaties van de Unie dienen onder meer om na te gaan wat de operationele behoeften zijn, te zorgen voor een snelle terbeschikkingstelling van de eerste middelen of ter plaatse de voorwaarden voor de start van de operatie te scheppen. Voorbereidende maatregelen worden overeengekomen door de Raad, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger.
Met het oog op een snelle uitvoering van de voorlopige maatregelen worden het Europees Parlement en de Commissie zo spoedig mogelijk door de hoge vertegenwoordiger geïnformeerd over het voornemen van de Raad om tot een voorbereidende maatregel over te gaan en in het bijzonder over de hiervoor naar raming benodigde middelen. De Commissie neemt alle nodige maatregelen om een snelle terbeschikkingstelling van de middelen te waarborgen.
De financiering van door de Raad overeengekomen maatregelen ter voorbereiding van crisisbeheersingsoperaties van de Unie uit hoofde van titel V van het VEU dekt de bijkomende kosten die rechtstreeks het gevolg zijn van een specifieke inzet ter plaatse van een missie of team waarbij onder meer personeelsleden van instellingen van de Unie betrokken zijn, met inbegrip van een verzekering tegen grote risico’s, reis- en verblijfkosten en dagvergoedingen.
Artikel 59
Uitvoering van de begroting door andere instellingen van de Unie dan de Commissie
Deze overeenkomsten maken de overschrijving van kredieten of de invordering van kosten die voortvloeien uit de uitvoering ervan, mogelijk.
Artikel 60
Delegatie van bevoegdheden tot uitvoering van de begroting
De Commissie kan de in de eerste alinea bedoelde delegatie van bevoegdheden intrekken overeenkomstig haar eigen regels.
Voor de toepassing van de eerste alinea neemt de hoge vertegenwoordiger de nodige maatregelen om de samenwerking tussen de delegaties van de Unie en de diensten van de Commissie te bevorderen.
De EDEO kan de in de eerste alinea bedoelde delegatie van bevoegdheden intrekken overeenkomstig zijn eigen regels.
Artikel 61
Belangenconflict
HOOFDSTUK 2
Wijzen van uitvoering
Artikel 62
Wijzen van uitvoering van de begroting
De Commissie voert de begroting op een of meer van de volgende wijzen uit:
op directe wijze („direct beheer”) zoals beschreven in de artikelen 125 tot en met 153, via haar diensten, met inbegrip van haar personeel in de delegaties van de Unie onder leiding van het respectievelijke delegatiehoofd, overeenkomstig artikel 60, lid 2, of via uitvoerende agentschappen als bedoeld in artikel 69;
in gedeeld beheer met de lidstaten („gedeeld beheer”) zoals beschreven in de artikelen 63 en 125 tot en met 129;
op indirecte wijze („indirect beheer”) zoals beschreven in de artikelen 125 tot en met 149 en de artikelen 154 tot en met 159, wanneer de basishandeling daarin voorziet of in de in artikel 58, lid 2, onder a) tot en met d), genoemde gevallen, door taken tot uitvoering van de begroting toe te vertrouwen aan:
derde landen of de door hen aangewezen organen;
internationale organisaties of hun agentschappen, in de zin van artikel 156;
de Europese Investeringsbank („EIB”) of het Europees Investeringsfonds („EIF”) of beide optredend als groep („de EIB-groep”);
de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen van de Unie;
publiekrechtelijke organen, met inbegrip van lidstaatsorganisaties;
privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, met inbegrip van lidstaatsorganisaties, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;
privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties;
organen of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
Met betrekking tot eerste alinea, onder c), vi), kan het bedrag van de vereiste financiële garanties in de betrokken basishandeling zijn opgenomen en kan dit beperkt zijn tot het maximumbedrag van de bijdrage van de Unie aan het betrokken orgaan. In het geval van meervoudige borgen wordt de verdeling van het bedrag van de totale verplichting die door de garanties wordt gedekt, gespecificeerd in de bijdrageovereenkomst, die kan bepalen dat de aansprakelijkheid voor elke borg evenredig moet zijn met het aandeel van de respectieve bijdrage ervan aan het orgaan.
Voor gedeeld beheer worden de instrumenten voor de uitvoering van de begroting in sectorspecifieke regelgeving bepaald.
Voor indirect beheer past de Commissie titel VI en, in het geval van financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties, de titels VI en X toe. De uitvoerende entiteiten gebruiken de instrumenten voor de uitvoering van de begroting die in de betrokken bijdrageovereenkomst staan.
De Commissie kan niet, door middel van overeenkomsten in overeenstemming met titel VII van deze verordening, taken uitbesteden die het uitoefenen van openbaar gezag en discretionaire beoordelingsbevoegdheden met zich brengen.
Artikel 63
Gedeeld beheer met de lidstaten
De lidstaten nemen, wanneer zij taken met betrekking tot de uitvoering van de begroting uitoefenen, alle nodige maatregelen, met inbegrip van wetgevende, regelgevende, en administratieve maatregelen, ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, met name door:
ervoor te zorgen dat uit de begroting gefinancierde acties naar behoren en effectief en in overeenstemming met de toepasselijke sectorspecifieke regelgeving worden uitgevoerd;
organen aan te wijzen voor het beheer en de controle van middelen van de Unie, overeenkomstig lid 3, en toezicht te houden op deze organen;
te voorzien in de preventie, opsporing en correctie van onregelmatigheden en fraude;
overeenkomstig deze verordening en sectorspecifieke regelgeving samen te werken met de Commissie, OLAF, de Rekenkamer) en, voor de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad ( 8 ), met het Europees Openbaar Ministerie (EOM) zodra het is opgericht.
Teneinde de financiële belangen van de Unie te beschermen, verrichten de lidstaten, met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel en in toepassing van dit artikel en de desbetreffende sectorspecifieke regelgeving, vooraf en achteraf controles, met inbegrip van controles ter plaatse, waar zulks dienstig is, op representatieve en/of risicogerichte steekproeven van verrichtingen. Daarnaast gaan zij over tot terugvordering van onterecht betaalde bedragen en stellen zij in voorkomend geval gerechtelijke procedures in.
De lidstaten leggen de ontvangers doeltreffende, afschrikkende en evenredige sancties op indien hierin is voorzien bij sectorspecifieke regelgeving of bij specifieke bepalingen in het nationale recht.
In het kader van haar risicobeoordeling en overeenkomstig de sectorspecifieke regelgeving, houdt de Commissie toezicht op de door de lidstaten vastgestelde beheers- en controlesystemen. Bij haar auditwerkzaamheden eerbiedigt de Commissie het proportionaliteitsbeginsel en houdt zij rekening met het overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving beoordeelde risiconiveau.
Bij het nemen van een besluit inzake de aanwijzing van organen kunnen de lidstaten zich laten leiden door de vraag of de beheers- en controlesystemen in wezen dezelfde zijn als die welke reeds golden voor de vorige periode en of deze afdoende gefunctioneerd hebben.
Indien uit de audit- en controleresultaten blijkt dat de aangewezen organen niet langer voldoen aan de criteria die zijn vastgesteld in sectorspecifieke regelgeving, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de tekortkomingen bij de tenuitvoerlegging van de taken van deze organen worden verholpen, onder meer door een eind te maken aan de aanwijzing in overeenstemming met sectorspecifieke regelgeving.
Sectorspecifieke regelgeving legt de rol van de Commissie in het in dit lid omschreven proces vast.
De overeenkomstig lid 3 aangewezen organen:
stellen een doeltreffend en efficiënt interneauditsysteem in en zien toe op de werking ervan;
gebruiken een boekhoudsysteem dat tijdig nauwkeurige, volledige en betrouwbare informatie verstrekt;
verschaffen de uit hoofde van de leden 5, 6 en 7 verlangde informatie;
zorgen voor een bekendmaking achteraf overeenkomstig artikel 38, leden 2 tot en met lid 6.
De verwerking van persoonsgegevens vindt plaats met inachtneming van Verordening (EU) 2016/679.
De overeenkomstig lid 3 aangewezen organen verstrekken de Commissie vóór 15 februari van het volgende begrotingsjaar:
hun rekeningen betreffende de uitgaven die zij tijdens de relevante referentieperiode, als bepaald in sectorspecifieke regelgeving, hebben gedaan bij de uitvoering van hun taken en met het oog op vergoeding bij de Commissie hebben ingediend;
een jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de verrichte controles, met een analyse van de aard en de omvang van de vastgestelde fouten en tekortkomingen in de systemen en een overzicht van de reeds genomen of geplande corrigerende maatregelen.
In de in lid 5, onder a), genoemde rekeningen zijn de prefinanciering en de bedragen waarvoor terugvorderingsprocedures lopen of zijn afgerond, opgenomen. Zij gaan vergezeld van een beheersverklaring waarin wordt bevestigd dat naar de mening van degenen die met het beheer van de middelen belast zijn:
de informatie op juiste, volledige en accurate wijze is gepresenteerd;
de uitgaven voor het beoogde, in sectorspecifieke regelgeving omschreven doel zijn gebruikt;
de ingevoerde controlesystemen de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen waarborgen.
De in lid 5 bepaalde termijn van 15 februari kan bij uitzondering door de Commissie worden verlengd tot 1 maart na kennisgeving door de betrokken lidstaat.
De lidstaten kunnen de in de leden 5 en 6 en in onderhavig lid genoemde informatie op het daarvoor geëigende niveau publiceren.
Bovendien kunnen de lidstaten aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie op het daarvoor geëigende niveau ondertekende verklaringen afgeven gebaseerd op de leden 5 en 6 en in dit lid genoemde informatie.
Om ervoor te zorgen dat de middelen van de Unie worden gebruikt in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften dient de Commissie:
procedures toe te passen voor het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen van de aangewezen organen, om te waarborgen dat de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarheidsgetrouw zijn;
betalingen die in strijd met het toepasselijk recht zijn verricht, uit te sluiten van financiering door de Unie;
betalingstermijnen te onderbreken of betalingen te schorsen indien daarin is voorzien in sectorspecifieke regelgeving.
De Commissie maakt de onderbreking van betalingstermijnen of schorsing van betalingen geheel of gedeeltelijk ongedaan nadat een lidstaat zijn opmerkingen heeft ingediend en zodra deze alle nodige maatregelen heeft genomen. In het in artikel 74, lid 9, bedoelde jaarlijks activiteitenverslag komen alle verplichtingen uit hoofde van dit lid aan bod.
HOOFDSTUK 3
Europese bureaus en organen van de Unie
Artikel 64
Bevoegdheden van Europese bureaus
Binnen de grenzen van hun bevoegdheden:
verrichten Europese bureaus de in hun oprichtingsakte of in andere rechtshandelingen van de Unie opgenomen verplichte taken;
kunnen Europese bureaus overeenkomstig artikel 66, niet-verplichte taken verrichten die zijn toegestaan door hun directiecomités na afweging van de kosten-baten en de eraan verbonden risico’s voor de betrokken partijen.
Artikel 65
Kredieten voor Europese bureaus
De in de eerste alinea bedoelde bijlage heeft de vorm van een staat van uitgaven en ontvangsten die op dezelfde wijze is onderverdeeld als de begrotingsafdelingen.
De in die bijlage opgevoerde kredieten:
dekken de totale financiële behoeften van elk Europees bureau in de uitoefening van zijn verplichte taken op grond van zijn oprichtingsakte of van andere rechtshandelingen van de Unie;
kunnen financiële behoeften van een Europees bureau dekken bij de uitoefening van taken waarom wordt verzocht door de instellingen van de Unie, organen van de Unie, andere Europese bureaus en agentschappen die bij of op grond van de Verdragen zijn ingesteld, en die zijn toegestaan overeenkomstig de oprichtingsakte van het bureau.
Artikel 66
Niet-verplichte taken
Voor de in artikel 64, lid 2, onder b), bedoelde niet-verplichte taken kan een Europees bureau:
via zijn directeur delegatie van bevoegdheid ontvangen van instellingen van de Unie, organen van de Unie en andere Europese bureaus, samen met een delegatie van de bevoegdheid van ordonnateur voor kredieten in de begrotingsafdeling van de instelling van de Unie, het orgaan van de Unie of ander Europees bureau;
op ad-hocbasis overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau sluiten met instellingen van de Unie, organen van de Unie, andere Europese bureaus of derden.
Artikel 67
Boekhoudbescheiden van de Europese bureaus
Artikel 68
Toepassing op het Voorzieningsagentschap van Euratom
Deze verordening is van toepassing op de uitvoering van de begroting voor het Voorzieningsagentschap van Euratom.
Artikel 69
Uitvoerende agentschappen
Artikel 70
Bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen
Artikel 71
Publiek-private partnerschapsorganen
Bij een basishandeling opgerichte organen met rechtspersoonlijkheid waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd, stellen hun eigen financiële regels vast.
Deze regels omvatten een geheel van beginselen dat een goed financieel beheer van de middelen van de Unie waarborgt.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 269 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening met een financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen op basis van artikel 154, waarin de beginselen worden vastgelegd die noodzakelijk zijn om te komen tot een goed financieel beheer van de middelen van de Unie.
De financiële regels voor de publiek-private partnerschapsorganen wijken slechts van de financiële modelregeling af voor zover hun specifieke behoeften zulks vereisen, en zijn onderworpen aan voorafgaande instemming van de Commissie.
Artikel 70, leden 4 tot en met 7, zijn van toepassing op publiek-private partnerschapsorganen.
HOOFDSTUK 4
Financiële actoren
Artikel 72
Scheiding van functies
Artikel 73
De ordonnateur
Artikel 74
Bevoegdheden en taken van de ordonnateur
De frequentie en de reikwijdte van de controles vooraf worden door de bevoegde ordonnateur bepaald op basis van zijn eigen risicoanalyse, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van voorafgaande controles en van risico- en kosteneffectiviteitsoverwegingen. In geval van twijfel vraagt de voor de betaalbaarstelling van de verrichtingen bevoegde ordonnateur in het kader van de controle vooraf aanvullende informatie of voert hij een controle ter plaatse uit om redelijke zekerheid te verkrijgen.
Voor een bepaalde verrichting wordt de verificatie gedaan door andere personeelsleden dan diegenen die de verrichting hebben ingeleid. De verificatie wordt niet gedaan door personeelsleden die de ondergeschikten zijn van degenen die de verrichting hebben ingeleid.
De controles achteraf en de controles vooraf worden niet door dezelfde personeelsleden uitgevoerd. De voor de controles achteraf verantwoordelijke personeelsleden zijn geen ondergeschikten van de voor de controles vooraf verantwoordelijke personeelsleden.
De regels en modaliteiten, met inbegrip van termijnen, voor het uitvoeren van audits van de begunstigden, zijn duidelijk, samenhangend en transparant en worden bij de ondertekening van de subsidieovereenkomst ter beschikking van de begunstigden gesteld.
Bij elke instelling van de Unie zorgt de gedelegeerde ordonnateur ervoor dat:
de gesubdelegeerde ordonnateurs en hun personeel regelmatig geactualiseerde en passende informatie en opleiding krijgen over de controlenormen, alsmede over de daartoe beschikbare methoden en technieken;
indien nodig maatregelen worden genomen om de doeltreffende en efficiënte werking van de controlesystemen te waarborgen overeenkomstig lid 2.
Gevallen van onwettige activiteit, fraude of corruptie die de belangen van de Unie kunnen schaden, worden door het personeelslid gemeld bij de autoriteiten en instanties die zijn aangewezen bij het Statuut en bij de besluiten van instellingen van de Unie betreffende de voorwaarden en modaliteiten voor interne onderzoeken op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten die de belangen van de Unie schaden. Overeenkomsten met externe controleurs die audits verrichten inzake het financieel beheer van de Unie bevatten een verplichting voor de externe controleur om de gedelegeerde ordonnateur in kennis te stellen van elk vermoeden van onwettige activiteit, fraude of corruptie die de belangen van de Unie kunnen schaden.
De gedelegeerde ordonnateur legt aan zijn instelling van de Unie verantwoording over de uitoefening van zijn taken af in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met informatie over de financiën en het beheer, inclusief de resultaten van controles, waarin hij verklaart, tenzij anders staat vermeld in voorbehouden betreffende bepaalde gebieden van uitgaven en ontvangsten, redelijke zekerheid te hebben dat:
de in het verslag opgenomen informatie een juist en getrouw beeld geeft;
de middelen die zijn bestemd voor de activiteiten waarover verslag wordt uitgebracht, zijn gebruikt voor het opgegeven doel en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer, en
de ingevoerde controleprocedures de nodige garanties bieden in verband met de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.
Het jaarlijks activiteitenverslag bevat informatie over de gedane verrichtingen in het licht van de doelstellingen en prestatieoverwegingen in de strategische plannen, de met deze verrichtingen verbonden risico’s, het gebruik van de ter beschikking gestelde middelen en de efficiëntie en de doeltreffendheid van interne controlesystemen. Het verslag omvat een globale beoordeling van de kosten en baten van controles en informatie over de mate waarin de goedgekeurde beleidsuitgaven bijdragen tot het verwezenlijken van de strategische doelstellingen van de Unie en meerwaarde van de EU opleveren. De Commissie stelt een samenvatting op van de jaarlijkse activiteitenverslagen voor het voorgaande jaar.
De jaarlijkse activiteitenverslagen van het begrotingsjaar van de ordonnateurs en, indien van toepassing, de gedelegeerde ordonnateurs van instellingen van de Unie, organen van de Unie, Europese bureaus en agentschappen van de Unie worden uiterlijk op 1 juli van het volgende begrotingsjaar op een vlot toegankelijke wijze bekendgemaakt op de website van de respectieve instelling van de Unie, orgaan van de Unie, Europees bureaus of agentschap van de Unie, onder voorbehoud van naar behoren gemotiveerde vertrouwelijkheids- en veiligheidsoverwegingen.
Artikel 75
Bewaring van bewijsstukken door de ordonnateurs
De ordonnateur stelt op papier gebaseerde of elektronische systemen in voor de bewaring van originele bewijsstukken met betrekking tot de uitvoering van de begroting. Deze bewijsstukken worden bewaard gedurende een periode van ten minste vijf jaar na de datum waarop het Europees Parlement kwijting verleent voor het begrotingsjaar waarop de bewijsstukken betrekking hebben.
Onverminderd de eerste alinea worden bewijsstukken met betrekking tot verrichtingen bewaard tot het einde van het jaar dat volgt op de definitieve afsluiting van die verrichtingen.
Persoonsgegevens in de bewijsstukken worden, waar mogelijk, verwijderd, wanneer deze gegevens niet noodzakelijk zijn voor begrotingskwijting, controle en audit. Artikel 37, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing wat de bewaring van verkeersgegevens betreft.
Artikel 76
Bevoegdheden en taken van de hoofden van de delegaties van de Unie
Hiertoe nemen de hoofden van de delegaties van de Unie de maatregelen die nodig zijn om elke situatie te voorkomen waarbij het vermogen van de Commissie om haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de aan hen gesubdelegeerde begroting te vervullen in het gedrang kan komen, alsmede elk conflict van prioriteiten dat gevolgen kan hebben voor de uitvoering van de aan hen gesubdelegeerde taken op het gebied van financieel beheer.
Wanneer een in de tweede alinea bedoelde situatie of conflict zich voordoet, stellen de hoofden van de delegaties van de Unie de betrokken directeuren-generaal van de Commissie en van de EDEO hiervan onverwijld in kennis. De betrokken directeuren-generaal nemen passende maatregelen om de situatie op te lossen.
De hoofden van de delegaties van de Unie werken volledig samen met de instellingen van de Unie die bij de kwijtingsprocedure betrokken zijn en verstrekken waar nodig de vereiste aanvullende informatie. In deze context kan hun worden gevraagd vergaderingen van de betrokken organen bij te wonen en bijstand te verlenen aan de verantwoordelijke gedelegeerde ordonnateur.
Hoofden van de delegaties van de Unie die overeenkomstig artikel 60, lid 2, als gesubdelegeerd ordonnateur optreden, beantwoorden elk verzoek van de gedelegeerde ordonnateur van de Commissie, hetzij op verzoek van de Commissie zelf, hetzij, in het kader van de kwijtingsprocedure, op verzoek van het Europees Parlement.
De Commissie zorgt ervoor dat het subdelegeren van bevoegdheden aan de hoofden van de delegaties van de Unie de kwijtingsprocedure uit hoofde van artikel 319 VWEU niet belemmert.
Artikel 77
Bevoegdheden en taken van de rekenplichtige
Elke instelling van de Unie stelt een rekenplichtige aan, die binnen die instelling wordt belast met:
de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de vastgestelde schuldvorderingen;
het opstellen en presenteren van de rekeningen overeenkomstig titel XIII;
het voeren van de boekhouding overeenkomstig de artikelen 82 en 84;
het vaststellen van de boekhoudregels, -procedures en het rekeningstelsel overeenkomstig de artikelen 80 tot en met 84;
het vaststellen en valideren van de boekhoudsystemen, alsmede, waar van toepassing, het valideren van de door de ordonnateur vastgelegde systemen die tot doel hebben boekhoudinformatie te verstrekken of te motiveren;
het beheer van de kasmiddelen.
Wat betreft de in de eerste alinea, onder e), bedoelde taken is de rekenplichtige bevoegd om te allen tijde na te gaan of de valideringscriteria zijn nageleefd.
De rekenplichtige van de Commissie treedt voor de uitvoering van de begrotingsafdeling betreffende de EDEO ook op als rekenplichtige van de EDEO.
Artikel 78
Aanstelling en beëindiging van de functie van de rekenplichtige
De rekenplichtige wordt door de instelling van de Unie gekozen op grond van zijn of haar specifieke bekwaamheid, die door diploma’s wordt aangetoond of uit een gelijkwaardige beroepservaring blijkt.
In dat geval nemen zij alle nodige maatregelen om belangenconflicten te voorkomen.
De nieuwe rekenplichtige ondertekent de staat van de rekeningen binnen een maand na de datum van toezending voor aanvaarding, waarbij hij een voorbehoud kan maken.
Het overdrachtsrapport bevat het resultaat van elke opgemaakte staat van de rekeningen alsmede eventuele voorbehouden.
Artikel 79
Bevoegdheden die de rekenplichtige kan delegeren
De rekenplichtige kan voor de uitoefening van zijn functie een aantal van zijn taken delegeren aan ondergeschikte personeelsleden en aan overeenkomstig artikel 89, lid 1, aangestelde beheerders van gelden ter goede rekening.
In het delegatiebesluit worden die taken omschreven.
Artikel 80
Boekhoudregels
Artikel 81
Organisatie van de boekhouding
Artikel 82
Het voeren van de boekhouding
Daartoe vergewist de rekenplichtige zich ervan dat de rekeningen zijn opgesteld in overeenstemming met de in artikel 80 genoemde boekhoudregels en met de in artikel 77, lid 1, eerste alinea, onder d), bedoelde boekhoudprocedures en dat alle uitgaven en ontvangsten in de rekeningen zijn geboekt.
De rekenplichtige ontvangt van de ordonnateur regelmatig, en minstens vóór het afsluiten van de rekeningen, de dienstige financiële gegevens betreffende de bancaire trustrekeningen teneinde het gebruik van middelen van de Unie in de boekhouding van de Unie tot uiting te brengen.
De ordonnateurs blijven volledig verantwoordelijk voor het juiste gebruik van de door hen beheerde middelen, de wettigheid en de regelmatigheid van de door hen beheerde uitgaven en de volledigheid en juistheid van de aan de rekenplichtige verzonden informatie.
De rekenplichtige kan op ieder moment een reeds gevalideerd financieel beheerssysteem opnieuw onderzoeken en kan verlangen dat de bevoegde ordonnateur een actieplan opstelt om eventuele tekortkomingen tijdig te verhelpen.
De ordonnateur is verantwoordelijk voor de volledigheid van de informatie die aan de rekenplichtige wordt verzonden.
Zo nodig maakt de rekenplichtige voorbehouden, waarbij hij de aard en de draagwijdte van de voorbehouden precies omschrijft.
De bewijsstukken met betrekking tot verrichtingen die niet definitief zijn afgesloten, worden bewaard tot het einde van het jaar dat volgt op de afsluiting van die verrichtingen. Artikel 37, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing wat de bewaring van verkeersgegevens betreft.
Elke instelling van de Unie bepaalt bij welke dienst de bewijsstukken worden bewaard.
Artikel 83
Inhoud en bijhouden van de begrotingsboekhouding
In de begrotingsboekhouding worden voor elk onderdeel van de begroting geregistreerd:
wat betreft de uitgaven:
de in de begroting uitgetrokken kredieten, met inbegrip van de kredieten van de gewijzigde begrotingen, de overgedragen kredieten, de kredieten die beschikbaar zijn als gevolg van de inning van bestemmingsontvangsten, de overgeschreven kredieten en het totale bedrag van de beschikbaar gestelde kredieten;
de vastleggingskredieten en de betalingskredieten van het begrotingsjaar;
wat betreft de ontvangsten:
de ramingen van de begroting, met inbegrip van de ramingen van de gewijzigde begrotingen, de bestemmingsontvangsten en het totale bedrag van de geraamde ontvangsten;
de vastgestelde rechten en de invorderingen van het begrotingsjaar;
de nog te betalen vastleggingen en de nog te innen ontvangsten van de voorgaande begrotingsjaren.
De in de eerste alinea, onder a), bedoelde vastleggingskredieten en betalingskredieten worden afzonderlijk geregistreerd en gevolgd.
De begrotingsboekhouding maakt afzonderlijk toezicht mogelijk op:
het gebruik van de overgedragen kredieten en de kredieten van het begrotingsjaar;
de betaalbaarstelling van nog te betalen vastleggingen.
Aan de ontvangstenzijde wordt op de nog te innen schuldvorderingen van voorgaande begrotingsjaren afzonderlijk toezicht gehouden.
Artikel 84
Algemene boekhouding
Artikel 85
Bankrekeningen
Zulke rekeningen worden geopend onder verantwoordelijkheid van de ordonnateur die bevoegd is voor de uitvoering van het programma of de actie en met het akkoord van de rekenplichtige van de Commissie.
Zulke rekeningen worden beheerd onder de verantwoordelijkheid van de ordonnateur.
Artikel 86
Beheer van de kasmiddelen
Vóór het aangaan van een verbintenis jegens een derde bevestigt de ordonnateur de identiteit van de betalingsbegunstigden, stelt hij de juridische entiteit en de betalingsgegevens van de betalingsbegunstigde vast en neemt hij deze op in een gemeenschappelijk bestand van de instelling van de Unie waarvoor de rekenplichtige bevoegd is, om te zorgen voor transparantie, verantwoording en de goede uitvoering van betalingen.
De rekenplichtige kan alleen betalingen verrichten indien de juridische entiteit en de betalingsgegevens van de betalingsbegunstigde van tevoren zijn opgenomen in een gemeenschappelijk bestand per instelling van de Unie waarvoor de rekenplichtige bevoegd is.
De ordonnateurs delen de rekenplichtige alle wijzigingen mee in de door de betalingsbegunstigde meegedeelde rechtspersoon en betalingsgegevens en onderzoeken of die gegevens geldig zijn voordat zij betalingen goedkeuren.
Artikel 87
Inventaris van activa
Zij toetsen ook of de stand op hun respectieve inventarislijsten overeenkomt met de werkelijkheid.
Alle aankopen van goederen waarvan de gebruiksduur meer dan een jaar is, die niet het karakter van een verbruiksgoed hebben en waarvan de aankoopprijs of de kostprijs hoger is dan die welke in de overeenkomstig artikel 77 vastgestelde boekhoudprocedures is vermeld, worden in de inventaris en de rekeningen van de vaste activa opgenomen.
Artikel 88
Beheer van gelden ter goede rekening
Bij de delegaties van de Unie kan beheer van gelden ter goede rekening eveneens worden gebruikt voor betalingen van kleine bedragen volgens begrotingsprocedures, indien dat efficiënt en doeltreffend is op grond van lokale vereisten.
Het maximumbedrag dat door de beheerder van gelden ter goede rekening mag worden betaald wanneer betaling volgens begrotingsprocedures materieel onmogelijk of inefficiënt is, wordt door de rekenplichtige vastgesteld en mag in geen geval hoger zijn dan 60 000 EUR per uitgave.
Op het gebied van hulp in crisissituaties en humanitaire hulp mag evenwel beheer van gelden ter goede rekening worden gebruikt voor de betaling van grotere bedragen zonder beperking ten aanzien van het bedrag, mits het niveau van de door het Europees Parlement en de Raad toegestane kredieten van het betrokken begrotingsonderdeel voor het lopende begrotingsjaar in acht wordt genomen en overeenkomstig de interne regels van de Commissie.
Artikel 89
Instelling en beheer van gelden ter goede rekening
Beheerders van gelden ter goede rekening worden gekozen uit ambtenaren of, indien nodig en slechts in gerechtvaardigde gevallen, uit andere personeelsleden of overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de interne regels van de Commissie, uit personeelsleden van de Commissie die actief zijn op het gebied van hulp in crisissituaties en humanitaire hulp, op voorwaarde dat hun arbeidsovereenkomsten een gelijkwaardig niveau van bescherming op het gebied van aansprakelijkheid bieden als dat wat krachtens artikel 95 voor personeelsleden geldt. Beheerders van gelden ter goede rekening worden gekozen op grond van hun kennis, bekwaamheid en vaardigheden ter zake die zij blijkens diploma’s of een passende beroepservaring of na een passend opleidingsprogramma bezitten.
Bij de voorstellen voor besluiten tot het instellen van beheer van gelden ter goede rekening ziet de bevoegde ordonnateur erop toe dat:
bij voorkeur de budgettaire weg wordt gebruikt wanneer de toegang tot het centrale geautomatiseerde boekhoudsysteem voorhanden is;
slechts in naar behoren gerechtvaardigde gevallen gebruik wordt gemaakt van beheer van gelden ter goede rekening.
Bij het nemen van een besluit om gelden ter goede rekening in te stellen, bepaalt de rekenplichtige de voorwaarden voor het gebruik van de gelden ter goede rekening.
De wijziging van de voorwaarden voor het beheer van gelden ter goede rekening geschiedt eveneens bij besluit van de rekenplichtige op een met redenen omkleed voorstel van de bevoegde ordonnateur.
De verrichtingen in het kader van het beheer van gelden ter goede rekening worden uiterlijk aan het einde van de volgende maand door de ordonnateur geregulariseerd, om te zorgen voor afstemming van het boeksaldo en het banksaldo.
HOOFDSTUK 5
Verantwoordelijkheid van financiële actoren
Artikel 90
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie en ontheffing van functies van financiële actoren
Artikel 91
Verantwoordelijkheid van de financiële actoren voor onwettige activiteiten, fraude of corruptie
Artikel 92
Regels betreffende de ordonnateurs
De verplichting tot schadevergoeding bestaat in het bijzonder wanneer de bevoegde ordonnateur opzettelijk of met grove nalatigheid:
de in te vorderen rechten vaststelt of invorderingsopdrachten afgeeft, een betalingsverplichting aangaat of een betalingsopdracht ondertekent in afwijking van deze verordening;
verzuimt een document op te stellen waarbij een schuldvordering wordt vastgesteld, verzuimt een invorderingsopdracht af te geven of deze te laat afgeeft, of een betalingsopdracht te laat afgeeft, waardoor de instelling van de Unie civiel aansprakelijk wordt jegens derden.
Dezelfde procedure is van toepassing ingeval een ordonnateur oordeelt dat een door hem of haar te nemen besluit onregelmatig is of tegen het beginsel van goed financieel beheer indruist, of indien een ordonnateur tijdens de uitvoering van een bindende instructie verneemt dat de omstandigheden van het dossier tot een dergelijke situatie zou kunnen leiden.
De in de in dit lid bedoelde omstandigheden bevestigde instructies worden door de bevoegde gedelegeerde ordonnateur bijgehouden en in zijn of haar jaarlijks activiteitenverslag vermeld.
Hoofden van de delegaties van de Unie brengen overeenkomstig artikel 76, lid 3, verslag uit over hun in de eerste alinea van dit lid bedoelde verantwoordelijkheden.
De hoofden van de delegaties van de Unie verstrekken jaarlijks aan de gedelegeerde ordonnateur van de Commissie zekerheid over de in hun delegatie ingestelde internebeheers- en controlesystemen, alsmede over het beheer van de verrichtingen die aan hen zijn gesubdelegeerd en de resultaten daarvan, om de ordonnateur in staat te stellen de betrouwbaarheidsverklaring als bedoeld in artikel 74, lid 9, af te leggen.
Dit lid geldt eveneens voor de adjunct-hoofden van de delegaties van de Unie die optreden als gesubdelegeerde ordonnateurs in afwezigheid van de hoofden van de delegaties van de Unie.
Artikel 93
Behandeling van door een personeelslid veroorzaakte financiële onregelmatigheden
Onverminderd de bevoegdheden van OLAF en de administratieve autonomie van de instellingen van de Unie, organen van de Unie, Europese bureaus of organen of personen die krachtens Titel V van het VEU met de uitvoering van specifieke acties in het GBVB zijn belast, ten aanzien van hun personeel en met inachtneming van de bescherming van klokkenluiders wordt elke overtreding van deze verordening of van een bepaling inzake financieel beheer of toetsing van de verrichtingen die het gevolg is van een handeling of verzuim van een personeelslid voor een advies voorgelegd aan de in artikel 143 bedoelde instantie door:
het tot aanstelling bevoegde gezag verantwoordelijk voor tuchtzaken;
de bevoegde ordonnateur, met inbegrip van de hoofden van de delegaties van de Unie en de adjunct-hoofden die in hun afwezigheid als gesubdelegeerde ordonnateurs optreden overeenkomstig artikel 60, lid 2.
Wanneer de instantie rechtstreeks door een personeelslid wordt ingelicht, zendt zij het dossier aan het tot aanstelling bevoegde gezag van de betrokken instelling van de Unie, het betrokken orgaan van de Unie, het betrokken Europees bureau of het betrokken orgaan of de betrokken persoon toe en stelt zij het personeelslid dat haar heeft ingelicht, hiervan in kennis. Het tot aanstelling bevoegde gezag kan de instantie om advies over de zaak vragen.
Alvorens een verzoek of aanvullende informatie bij de instantie in te dienen, stelt het tot aanstelling bevoegde gezag of de ordonnateur, naargelang het geval, het betrokken personeelslid in de gelegenheid opmerkingen te maken, nadat het dit personeelslid kennis heeft gedaan van de in de eerste alinea bedoelde bewijsstukken, voor zover die kennisgeving het voeren van verder onderzoek niet ernstig ondermijnt.
Wanneer de instantie het in lid 1 van dit artikel bedoelde advies geeft, is zij samengesteld uit de in artikel 143, lid 2, bedoelde leden en de volgende drie extra leden, die worden aangesteld met inachtneming van de noodzaak om belangenconflicten te voorkomen:
een vertegenwoordiger van het tot aanstelling bevoegde gezag, bevoegd voor tuchtzaken, van de betrokken instelling van de Unie, het betrokken orgaan van de Unie, het betrokken Europees bureau of het betrokken orgaan of de betrokken persoon,
een lid dat is aangewezen door het personeelscomité van de betrokken instelling van de Unie, het betrokken orgaan van de Unie, het betrokken Europees bureau of het betrokken orgaan of de betrokken persoon,
een lid van de juridische dienst van de instelling van de Unie waarbij het betrokken personeelslid in dienst is.
Het in lid 1 bedoelde advies van de instantie wordt gericht tot het tot aanstelling bevoegde gezag van de betrokken instelling van de Unie, het betrokken orgaan van de Unie, het betrokken Europees bureau of het betrokken orgaan of de betrokken persoon.
Artikel 94
Regels betreffende de rekenplichtigen
De rekenplichtige is, onder de voorwaarden en volgens de procedures vastgesteld bij het statuut, tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk. Hij kan met name aansprakelijk worden gesteld als gevolg van de volgende fouten:
middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;
bankrekeningen of postrekeningen ten onrechte wijzigen;
invorderingen of betalingen verrichten die niet in overeenstemming zijn met de invorderings- of betalingsopdrachten;
nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.
Artikel 95
Regels betreffende de beheerders van gelden ter goede rekening
Een beheerder van gelden ter goede rekening kan met name aansprakelijk worden gesteld als gevolg van de volgende fouten:
middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;
verrichte betalingen niet met deugdelijke bewijsstukken kunnen verantwoorden;
aan een ander dan de daarop rechthebbende betalen;
nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.
HOOFDSTUK 6
Ontvangsten
Artikel 96
Eigen middelen
De vaststelling en de inning van de eigen middelen geschieden volgens de voorschriften die ter uitvoering van dat besluit zijn vastgesteld.
Om boekhoudkundige redenen geeft de ordonnateur een invorderingsopdracht af voor inkomsten en uitgaven op de rekening voor de eigen middelen als bedoeld in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.
Artikel 97
Raming van schuldvorderingen
Bij de opstelling van een invorderingsopdracht met betrekking tot een maatregel of situatie die eerder tot een raming van de schuldvordering heeft geleid, wordt die raming dienovereenkomstig aangepast door de bevoegde ordonnateur.
Wanneer de invorderingsopdracht wordt opgesteld voor hetzelfde bedrag als de oorspronkelijke raming van de schuldvordering, wordt die raming verlaagd tot nul.
Artikel 98
Vaststelling van schuldvorderingen
Om een schuldvordering vast te stellen, doet de bevoegde ordonnateur het volgende:
het bestaan van de schuld verifiëren;
het bestaan en het bedrag van de schuld vaststellen of verifiëren, en
de opeisbaarheid van de schuld verifiëren.
De vaststelling van een schuldvordering is de erkenning van het recht van de Unie jegens een debiteur en de opstelling van de titel waarmee van deze debiteur betaling van zijn schuld kan worden geëist.
De ordonnateur verzendt de debetnota onmiddellijk na de vaststelling van de schuldvordering en uiterlijk binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf het moment waarop de instelling van de Unie, onder normale omstandigheden, haar schuldvordering geldend had kunnen maken. Deze termijn geldt niet wanneer de bevoegde ordonnateur aantoont dat, ondanks de inspanningen die de instelling van de Unie heeft gedaan, het late optreden toe te schrijven is aan het gedrag van de debiteur.
Om een schuldvordering vast te stellen, vergewist de bevoegde ordonnateur zich van het volgende:
de schuldvordering staat vast, wat inhoudt dat zij niet aan voorwaarden onderworpen is;
de hoogte van de schuldvordering staat vast, en wordt uitgedrukt in een nauwkeurig geldbedrag;
de schuldvordering is opeisbaar en niet onderworpen aan een betalingstermijn;
de gegevens van de debiteur zijn correct;
het bedrag is in de juiste begrotingspost geboekt;
de bewijsstukken zijn in orde, en
het beginsel van goed financieel beheer wordt in acht genomen, met name wat betreft de in artikel 101, lid 2, eerste alinea, onder a) of b), bedoelde criteria.
De debetnota is de mededeling aan de debiteur dat:
de Unie de schuldvordering heeft vastgesteld;
geen achterstandsrente verschuldigd is, indien de schuld binnen de in de debetnota vastgestelde termijn wordt betaald;
bij gebreke van betaling van de schuld bij het verstrijken van de onder b) van deze alinea bedoelde termijn, over de schuld rente verschuldigd is tegen het in artikel 99 bedoelde percentage, onverminderd de geldende specifieke voorschriften;
de instelling van de Unie bij gebreke van betaling van de schuld bij het verstrijken van de onder b) bedoelde termijn, tot inning overgaat door middel van verrekening of door een beroep te doen op van tevoren verstrekte garanties;
de rekenplichtige, nadat de debiteur van de gronden en de datum van inning door middel van verrekening in kennis is gesteld, in uitzonderlijke omstandigheden vóór de onder b) bedoelde termijn tot inning door middel van verrekening kan overgaan, indien dit ter bescherming van de financiële belangen van de Unie nodig is, omdat hij of zij gerechtvaardigde redenen heeft om aan te nemen dat het aan de Unie verschuldigde bedrag anders verloren zou gaan;
de instelling van de Unie, indien nog geen volledige inning heeft kunnen geschieden nadat alle onder a) tot en met e) van deze alinea beschreven stappen zijn ondernomen, tot inning overgaat door gedwongen tenuitvoerlegging van de titel die overeenkomstig artikel 100, lid 2, dan wel langs gerechtelijke weg is verkregen.
Wanneer het na verificatie van de gegevens van de debiteur of op grond van andere relevante informatie die op dat moment beschikbaar was, duidelijk is dat de schuld valt onder de in artikel 101, lid 2, eerste alinea, onder a) of b), bedoelde gevallen of dat de debetnota niet is verzonden overeenkomstig lid 2 van dit artikel, besluit de ordonnateur na vaststelling van de schuldvordering om onmiddellijk van invordering af te zien overeenkomstig artikel 101 zonder een debetnota te sturen, met het akkoord van de rekenplichtige.
In alle andere gevallen wordt de debetnota door de ordonnateur afgedrukt en aan de debiteur toegezonden. De rekenplichtige wordt van de verzending van de debetnota in kennis gesteld via het financiële-informatiesysteem.
Artikel 99
Achterstandsrente
Met uitzondering van het in lid 4 van dit artikel bedoelde geval, is de rentevoet voor schuldvorderingen die bij het verstrijken van de in artikel 98, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn niet zijn voldaan, het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand waarin de genoemde termijn valt en dat is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met:
acht procentpunten wanneer de schuldvordering voortvloeit uit een overeenkomst voor leveringen of een overeenkomst voor diensten;
drieënhalf procentpunten in alle andere gevallen.
De invorderingsopdracht voor de achterstandsrente wordt gedateerd op de dag waarop die rente daadwerkelijk is ontvangen.
In het geval van boeten of andere sancties is de rentevoet voor schuldvorderingen die bij het verstrijken van de in artikel 98, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn niet zijn voldaan, het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand waarin het besluit tot het opleggen van een boete of andere sanctie is genomen, en dat is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met:
anderhalf procentpunt indien de debiteur een financiële garantie verstrekt die door de rekenplichtige in plaats van betaling wordt aanvaard;
drieënhalf procentpunten in alle andere gevallen.
Indien het Hof van Justitie van de Europese Unie krachtens zijn op artikel 261 VWEU gebaseerde bevoegdheid het bedrag van een boete of andere sanctie verhoogt, wordt vanaf de datum van het arrest van het Hof rente berekend op de verhoging van het bedrag.
Artikel 100
Invorderingsopdrachten
Indien de doelmatige en tijdige bescherming van de financiële belangen van de Unie dit vereist, kunnen andere instellingen van de Unie de Commissie in uitzonderlijke omstandigheden verzoeken een dergelijk uitvoerbaar besluit ten behoeve van hen goed te keuren inzake vorderingen betreffende personeelsleden of betreffende leden of voormalige leden van een instelling van de Unie, mits die instellingen de praktische regels voor de toepassing van dit artikel met de Commissie zijn overeengekomen.
Er is sprake van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden wanneer er geen uitzicht bestaat op invordering van de schuld door de betrokken instelling van de Unie door middel van vrijwillige betaling of door middel van verrekening overeenkomstig artikel 101, lid 1, van deze verordening en de voorwaarden om af te zien van invordering krachtens artikel 101, leden 2 en 3, niet zijn vervuld. Het besluit dat executoriale titel vormt, bevat in alle gevallen de bepaling dat de ingevorderde bedragen worden geboekt in de begrotingsafdeling van de betrokken instelling van de Unie, die als ordonnateur optreedt. De ontvangsten worden geboekt als algemene ontvangsten, tenzij zij bestemmingsontvangsten vormen in de zin van artikel 21, lid 3.
De verzoekende instelling van de Unie stelt de Commissie in kennis van iedere gebeurtenis die de invordering kan beïnvloeden en intervenieert ter ondersteuning van de Commissie wanneer tegen het besluit dat executoriale titel vormt beroep wordt aangetekend.
Artikel 101
Regels betreffende de invordering
Gedeeltelijke betaling door een debiteur tegen wie verschillende invorderingsopdrachten zijn afgegeven, wordt eerst in mindering gebracht op de oudste schuldvordering, tenzij door de debiteur anders wordt aangegeven. Elke gedeeltelijke betaling dekt in de eerste plaats de verschuldigde rente.
De rekenplichtige gaat over tot invordering van aan de begroting verschuldigde bedragen door verrekening overeenkomstig artikel 102.
De bevoegde ordonnateur kan slechts geheel of gedeeltelijk van de invordering van een vastgestelde schuldvordering afzien in de volgende gevallen:
wanneer de verwachte kosten van de invordering hoger zijn dan het te innen bedrag en het afzien van invordering geen afbreuk zou doen aan de reputatie van de Unie;
wanneer het niet mogelijk is de schuldvordering te innen wegens de leeftijd ervan, vertraging bij de verzending van de debetnota, zoals omschreven in artikel 98, lid 2, of de insolventie van de debiteur, of als gevolg van andere insolventieprocedures;
wanneer de invordering afbreuk doet aan het evenredigheidsbeginsel.
Wanneer de bevoegde ordonnateur overweegt geheel of gedeeltelijk af te zien van het invorderen van een vastgestelde schuldvordering, verifieert hij of dit regelmatig is en strookt met het beginsel van goed financieel beheer en het evenredigheidsbeginsel. Het besluit van invordering af te zien wordt gemotiveerd. De ordonnateur kan de bevoegdheid tot het nemen van dat besluit delegeren.
In het in lid 2, eerste alinea, onder c), bedoelde geval neemt de bevoegde ordonnateur de procedures die van tevoren bij zijn of haar instelling van de Unie zijn vastgesteld, in acht en past hij of zij de volgende verplichte criteria toe, die onder alle omstandigheden moeten worden toegepast:
de aard van de feiten gelet op de ernst van de onregelmatigheid die aanleiding heeft gegeven tot de vaststelling van de schuldvordering (fraude, recidive, opzet, medewerking, goede trouw, kennelijke dwaling);
de gevolgen die het afzien van invordering van de schuldvordering voor het functioneren en de financiële belangen van de Unie zou hebben (betrokken bedrag, risico een precedent te scheppen, afbreuk aan het gezag van de norm).
Afhankelijk van de omstandigheden van het geval neemt de bevoegde ordonnateur, waar passend, de volgende aanvullende criteria in aanmerking:
de eventuele vervalsing van de mededinging die het afzien van invordering van de schuldvordering zou meebrengen;
de economische en sociale schade die de volledige inning van de schuldvordering tot gevolg zou hebben.
In geval van een dwaling annuleert de bevoegde ordonnateur geheel of gedeeltelijk de vastgestelde schuldvorderingen en omkleedt hij deze annulering naar behoren met redenen.
Elke instelling van de Unie bepaalt in haar interne regels de voorwaarden en de wijze waarop de bevoegdheid tot annulering van een vastgestelde schuldvordering kan worden gedelegeerd.
De Commissie houdt bij het besluit over het bedrag van een financiële correctie rekening met de aard en de ernst van de inbreuk op het toepasselijk recht en de financiële gevolgen voor de begroting, met inbegrip van tekortkomingen in beheers- en controlesystemen.
De criteria voor de vaststelling van financiële correcties en de te volgen procedure kunnen in sectorspecifieke regelgeving worden vastgelegd.
Artikel 102
Invordering door verrekening
In uitzonderlijke omstandigheden kan de rekenplichtige echter vóór het verstrijken van de in artikel 98, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn overgaan tot inning door middel van verrekening, indien dit ter bescherming van de financiële belangen van de Unie nodig is en hij gerechtvaardigde redenen heeft om aan te nemen dat het aan de Unie verschuldigde bedrag anders verloren zou gaan.
De rekenplichtige kan ook overgaan tot inning door middel van verrekening vóór het verstrijken van de in artikel 98, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn wanneer de debiteur daarmee instemt.
Wanneer de debiteur een nationale autoriteit of een van haar administratieve entiteiten is, stelt de rekenplichtige de betrokken lidstaat ten minste tien werkdagen van tevoren in kennis van zijn of haar voornemen door middel van verrekening tot inning over te gaan. In overleg met de betrokken lidstaat of administratieve entiteit mag de rekenplichtige echter vóór het verstrijken van die termijn door middel van verrekening tot inning overgaan.
Artikel 103
Inningsprocedure bij uitblijven van vrijwillige betaling
Artikel 104
Aanvullende betalingstermijnen
Aanvullende betalingstermijnen mag de rekenplichtige, in overleg met de bevoegde ordonnateur, slechts toestaan op schriftelijk, met redenen omkleed verzoek van de debiteur en op voorwaarde dat de debiteur:
zich ertoe verbindt, voor de gehele toegekende aanvullende termijn, te rekenen vanaf de in artikel 98, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn, rente te betalen tegen de in artikel 99 bedoelde rentevoet;
ter bescherming van de rechten van de Unie een door de rekenplichtige van de instelling van de Unie aanvaarde financiële garantie stelt die de hoofdsom en de rente van de nog niet geïnde schuld dekt.
De in lid 1, onder b), bedoelde garantie kan worden vervangen door een gezamenlijke en hoofdelijke garantie door een door de rekenplichtige van de instelling van de Unie goedgekeurde derde.
In uitzonderlijke omstandigheden kan de rekenplichtige op verzoek van de debiteur ervan afzien de in lid 1, onder b), bedoelde garantie te vragen wanneer hij oordeelt dat de debiteur bereid en in staat is om de schuld binnen de aanvullende betalingstermijn te voldoen, maar niet in staat is om dergelijke garantie te stellen en in een financieel moeilijke situatie verkeert.
Artikel 105
Verjaringstermijn
De verjaringstermijn voor schuldvorderingen van derden op de Unie begint te lopen op de datum waarop de schuldvordering van de betrokken derde krachtens de onderliggende juridische verbintenis opeisbaar is.
De verjaringstermijn voor schuldvorderingen van derden op de Unie wordt geschorst door elke handeling waarvan door haar crediteur of namens haar crediteuren aan de Unie kennis is gegeven en die strekt tot inning van de schuld.
Artikel 106
Nationale behandeling voor vorderingen van de Unie
In het geval van een insolventieprocedure krijgen vorderingen van de Unie in de lidstaat waar de invorderingsprocedure plaatsvindt dezelfde voorrangsbehandeling als vorderingen van dezelfde aard van publiekrechtelijke organen van die lidstaat.
Artikel 107
Door instellingen van de Unie opgelegde boeten, andere dwangsommen, sancties en rente hierover
Bedragen die moeten worden terugbetaald aan de betalende entiteit als gevolg van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, worden niet in de begroting opgenomen.
Artikel 108
Inning van boeten, andere dwangsommen of sancties opgelegd door instellingen van de Unie
Nadat alle rechtsmiddelen zijn uitgeput en de boete, andere dwangsom of sanctie is bevestigd door het Hof van Justitie van de Europese Unie, of wanneer het besluit waarbij een dergelijke boete, andere dwangsom of sanctie is opgelegd, niet meer het voorwerp van beroep kunnen worden bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, wordt één van de volgende maatregelen genomen:
de voorlopig geïnde bedragen en het rendement daarvan overeenkomstig artikel 107, lid 2, worden in de begroting opgenomen;
indien een financiële garantie is gesteld, wordt deze aangesproken en worden de overeenkomstige bedragen in de begroting opgenomen.
Wanneer het bedrag van de boete, andere dwangsom of sanctie door het Hof van Justitie van de Europese Unie is verhoogd, zijn de punten a) en b) van de eerste alinea van dit lid van toepassing tot de bedragen in het oorspronkelijke besluit van de instelling van de Unie of, in voorkomend geval, tot het in een eerder arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in dezelfde zaak vastgesteld bedrag. De rekenplichtige van de Commissie int het bedrag van de verhoging en de in artikel 99, lid 4, bedoelde verschuldigde rente, die in de begroting worden opgenomen.
Nadat alle juridische verweermiddelen zijn uitgeput en de boete, andere dwangsom of sanctie nietig is verklaard of het bedrag is verlaagd, wordt één van de volgende maatregelen genomen:
de voorlopig geïnde bedragen, of in geval van een verlaging, het desbetreffende deel daarvan, worden met inbegrip van het eventuele rendement, terugbetaald aan de betrokken derde, of
een eventuele financiële garantie wordt naar evenredigheid vrijgegeven.
In de in de eerste alinea, onder a), bedoelde gevallen, wanneer het totale rendement op het voorlopig geïnde bedrag negatief is, het geleden verlies afgetrokken van het terug te betalen bedrag.
Artikel 109
Compensatierente
Indien onverminderd het bepaalde in artikel 99, lid 2, en artikel 116, lid 5, en voor andere gevallen dan boeten, andere dwangsommen en sancties, als bedoeld in de artikelen 107 en 108, een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie of als gevolg van een minnelijke schikking, geldt als rentevoet de rentevoet die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand. De rentevoet mag echter niet negatief zijn. De rente loopt vanaf de datum van betaling van het terug te betalen bedrag tot de datum waarop de terugbetaling verschuldigd is.
In gevallen waarin de totale rente negatief zou zijn, wordt deze op nul procent vastgesteld.
HOOFDSTUK 7
Uitgaven
Artikel 110
Financieringsbesluiten
De eerste alinea van dit lid geldt niet voor kredieten die bestemd zijn voor de werking van elke instelling van de Unie uit hoofde van haar administratieve autonomie en die zonder basishandeling kunnen worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 58, lid 2, onder e), voor uitgaven voor administratieve ondersteuning en bijdragen voor de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen van de Unie.
Het financieringsbesluit vormt tegelijkertijd het jaarlijks of meerjarig werkprogramma en wordt, in voorkomend geval, zo spoedig mogelijk na de goedkeuring van de ontwerpbegroting vastgesteld en in beginsel niet later dan 31 maart van het jaar van uitvoering. Indien de desbetreffende basishandeling voorziet in specifieke voorwaarden voor de vaststelling van een financieringsbesluit of een werkprogramma of beide, gelden deze voorwaarden voor het deel van het financieringsbesluit dat het werkprogramma vormt (vormen), met inachtneming van de vereisten van die basishandeling. Het deel dat het werkprogramma vormt, wordt onmiddellijk na de vaststelling ervan en vóór de uitvoering ervan bekendgemaakt op de website van de betrokken instelling van de Unie. Het financieringsbesluit vermeldt het totale bedrag dat het betreft en bevat een beschrijving van de te financieren acties. Het besluit specificeert de volgende elementen:
de basishandeling en het begrotingsonderdeel;
de beoogde doelstellingen en verwachte resultaten;
de wijzen van uitvoering;
alle in de basishandeling vereiste aanvullende informatie voor het werkprogramma.
Het financieringsbesluit bevat in aanvulling op de in lid 2 genoemde elementen de volgende informatie:
voor subsidies: het type aanvragers voor wie de oproep tot het indienen van voorstellen of de toekenning zonder selectieprocedure is bedoeld en het begrote totaalbedrag voor de subsidies;
voor aanbestedingen: het begrote totaalbedrag voor aanbestedingen;
voor bijdragen aan de in artikel 234 bedoelde trustfondsen van de Unie: de voor het begrotingsjaar voor het trustfonds gereserveerde kredieten, en de voor de gehele duur geplande bedragen uit de begroting en van andere donoren;
voor prijzen: het type deelnemers voor wie de wedstrijd is bedoeld, het begrote totaalbedrag voor de wedstrijd en een specifieke verwijzing naar prijzen met een eenheidswaarde van 1 000 000 EUR of meer;
voor financieringsinstrumenten: het aan het financieringsinstrument toegewezen bedrag;
in het geval van indirect beheer: de persoon of entiteit die middelen van de Unie uitvoert overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c), of de criteria voor de selectie van de persoon of entiteit;
voor bijdragen aan blendingfaciliteiten of -platforms: het bedrag dat is toegewezen aan de blendingfaciliteit of -platform en de lijst van entiteiten die deelnemen aan de blendingfaciliteit of -platform;
voor begrotingsgaranties: het jaarlijkse voorzieningsbedrag en, in voorkomend geval, het bedrag van de vrij te geven begrotingsgarantie.
Een meerjarig financieringsbesluit is in overeenstemming met de financiële programmering als bedoeld in artikel 41, lid 2, en vermeldt dat de tenuitvoerlegging van het besluit afhangt van de beschikbaarheid van kredieten voor de betrokken begrotingsjaren na de vaststelling van de begroting of als voorzien in het systeem van voorlopige twaalfden.
Artikel 111
Uitgaven
Aan het einde van de in artikel 114 bedoelde termijnen wordt het niet-gebruikte saldo van de vastleggingen in de begroting vrijgemaakt.
Bij het uitvoeren van verrichtingen vergewist de bevoegde ordonnateur zich ervan dat de uitgaven in overeenstemming zijn met de bepalingen van de Verdragen, de begroting, deze verordening en andere handelingen die zijn vastgesteld uit hoofde van de Verdragen, alsmede met het beginsel van goed financieel beheer.
De bevoegde ordonnateur verricht een vastlegging in de begroting alvorens een juridische verbintenis met derden te sluiten of middelen over te schrijven naar een trustfonds van de Unie als bedoeld in artikel 234.
De tweede alinea van dit lid is niet van toepassing op:
juridische verbintenissen die worden aangegaan nadat in het kader van een bedrijfscontinuïteitsplan een crisissituatie is uitgeroepen, overeenkomstig de procedures die door de Commissie of enige andere instelling van de Unie zijn vastgesteld uit hoofde van haar administratieve autonomie;
operaties op het gebied van humanitaire hulp, civiele bescherming en crisisbeheersingssteun, wanneer het voor een efficiënte interventie van de Unie vereist is onmiddellijk een juridische verbintenis met derden te sluiten en wanneer het niet mogelijk is eerder de individuele vastlegging in de begroting te verrichten.
In de gevallen bedoeld in de derde alinea, onder b), wordt de begroting onverwijld na het aangaan van een juridische verbintenis met derden vastgelegd.
De bevoegde ordonnateur stelt een uitgave betaalbaar door te aanvaarden dat deze ten laste van de begroting wordt gebracht, na de bewijsstukken te hebben gecontroleerd waaruit de rechten van de crediteur blijken overeenkomstig de voorwaarden in de juridische verbintenis, wanneer deze bestaat. Daartoe doet de ordonnateur het volgende:
het bestaan van de rechten van de crediteur verifiëren;
het bestaan of het bedrag van de schuldvordering vaststellen of verifiëren door middel van de vermelding „voor conform”;
de opeisbaarheid van de schuldvordering verifiëren.
Niettegenstaande de eerste alinea is de betaalbaarstelling van uitgaven ook van toepassing op tussentijdse en eindverslagen die geen verband houden met een betalingsverzoek in welk geval de gevolgen voor het boekhoudsysteem zijn beperkt tot de algemene boekhouding.
Met de vermelding „voor conform verklaard” door de bevoegde ordonnateur of een technisch bevoegd personeelslid dat door de bevoegde ordonnateur naar behoren is gemachtigd, verklaart de bevoegde ordonnateur:
voor voorfinanciering: dat aan de in de juridische verbintenis gestelde voorwaarden voor de betaling van de voorfinanciering is voldaan;
voor tussentijdse betalingen en saldobetalingen bij overeenkomsten: dat de diensten waarin de overeenkomst voorziet, naar behoren zijn verstrekt, de goederen naar behoren zijn geleverd of dat het werk naar behoren is uitgevoerd;
voor tussentijdse en saldobetalingen bij subsidies: dat de actie of het door de begunstigde uitgevoerde werkprogramma op alle punten in overeenstemming is met de subsidieovereenkomst, en dat, in voorkomend geval, de door de begunstigde gedeclareerde kosten subsidiabel zijn.
In het geval bedoeld in de tweede alinea, onder c), worden kostenramingen niet geacht te voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden van artikel 186, lid 3. Hetzelfde beginsel is ook van toepassing op de tussentijdse en eindverslagen die geen verband houden met een verzoek om betaling.
Wanneer periodieke betalingen worden gedaan met betrekking tot verleende diensten, inclusief verhuurdiensten, of geleverde goederen kan de ordonnateur, afhankelijk van de risicoanalyse die hij maakt, opdracht geven tot de uitvoering van automatische incasso’s uit gelden ter goede rekening. De uitvoering van automatische incasso’s kan ook opgedragen indien dat specifiek is toegestaan door de ordonnateur overeenkomstig artikel 86, lid 3.
Artikel 112
Soorten vastleggingen in de begroting
Vastleggingen in de begroting vallen onder een van de volgende categorieën:
individueel: wanneer de ontvanger en het bedrag van de uitgave bepaald zijn;
globaal: wanneer ten minste een van de elementen die nodig zijn voor de identificatie van de individuele vastlegging, niet is bepaald;
voorlopig: voor de uitgaven van dagelijks beheer van het ELGF als bedoeld in artikel 11, lid 2, en de lopende uitgaven van administratieve aard waarvan hetzij het bedrag, hetzij de eindbegunstigden niet definitief zijn bepaald.
Niettegenstaande de eerste alinea, onder c), kunnen lopende uitgaven van administratieve aard van delegaties van de Unie en vertegenwoordigingen van de Unie kunnen ook door voorlopige vastleggingen in de begroting worden gedekt wanneer het bedrag en de eindbegunstigde wel bepaald zijn.
Deze globale vastlegging in de begroting geschiedt uiterlijk vóór het besluit inzake de ontvangers en de bedragen en, wanneer de besteding van de betrokken kredieten een werkprogramma vereist, ten vroegste na de goedkeuring van dat programma.
De financieringsovereenkomsten op het gebied van rechtstreekse financiële bijstand aan derde landen, met inbegrip van begrotingssteun, die juridische verbintenissen vormen, kunnen aanleiding geven tot betalingen zonder het aangaan van andere juridische verbintenissen.
Lid 3, tweede alinea, is niet van toepassing in het geval waarin de globale vastlegging in de begroting wordt uitgevoerd door de sluiting van een financieringsovereenkomst.
Artikel 113
Vastleggingen voor ELGF-kredieten
De in de eerste alinea van dit lid bedoelde vastleggingen worden in mindering gebracht op de in lid 1 bedoelde globale voorlopige vastlegging in de begroting.
Artikel 114
Termijnen voor vastleggingen
Wanneer de globale vastlegging in de begroting leidt tot de toekenning van een prijs als bedoeld in titel IX, wordt de in artikel 207, lid 4, bedoelde juridische verbintenis uiterlijk op 31 december van het jaar n + 3 aangegaan.
Wanneer de globale vastlegging in de begroting op het gebied van extern optreden leidt tot een financieringsovereenkomst met een derde land, worden de financieringsovereenkomsten uiterlijk op 31 december van het jaar n + 1 gesloten. In dat geval dekt de globale vastlegging in de begroting de totale kosten van juridische verbintenissen ter uitvoering van de financieringsovereenkomst aangegaan binnen een periode van drie jaar na de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.
In de volgende gevallen dekt de globale vastlegging in de begroting evenwel de totale kosten van juridische verbintenissen aangegaan tot het einde van de periode van uitvoering van de financieringsovereenkomst:
multidonoracties;
blendingverrichtingen;
juridische verbintenissen die betrekking hebben op audit en evaluatie;
de volgende uitzonderlijke omstandigheden:
wijzigingen aan reeds aangegane juridische verbintenissen;
juridische verbintenissen die moeten worden aangegaan na de vervroegde beëindiging van een bestaande juridische verbintenis;
wijzigingen in de uitvoerende entiteit.
Lid 2, derde en vierde alinea, is niet van toepassing op de voor meerjarenprogramma’s die uit gesplitste vastleggingskredieten worden uitgevoerd:
het instrument voor pretoetredingssteun dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 );
het Europees nabuurschapsinstrument dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 11 ).
In de in de eerste alinea bedoelde gevallen worden de kredieten automatisch door de Commissie vrijgemaakt overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving.
Artikel 115
Soorten betalingen
Een betaling wordt slechts uitgevoerd indien is aangetoond dat de actie in overeenstemming is met de overeenkomst of de basishandeling en betrekking heeft op een of meer van de volgende verrichtingen:
betaling van het volledige verschuldigde bedrag;
betaling van het verschuldigde bedrag op een van de volgende wijzen:
voorfinanciering ter verstrekking van kasmiddelen die kunnen worden verdeeld in verschillende stortingen overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer; dat voorfinancieringsbedrag wordt uitbetaald op grond van hetzij de overeenkomst of de basishandeling, hetzij op grond van bewijsstukken aan de hand waarvan kan worden getoetst of aan de voorwaarden van de betrokken overeenkomst is voldaan;
een of meer tussentijdse betalingen als tegenprestatie voor de gedeeltelijke uitvoering van de actie of de overeenkomst, die de voorfinanciering geheel of gedeeltelijk kan vereffenen, onverminderd de basishandeling;
een betaling van het saldo van de verschuldigde bedragen wanneer de actie of de overeenkomst volledig is uitgevoerd;
betaling van een voorziening in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds dat is ingesteld op grond van artikel 212.
De betaling van het saldo vereffent alle voorgaande uitgaven. Er wordt een invorderingsopdracht afgegeven om ongebruikte bedragen terug te vorderen.
Voor subsidieovereenkomsten, overeenkomsten of bijdrageovereenkomsten boven 5 000 000 EUR ontvangt de ordonnateur aan het einde van elk jaar ten minste de informatie die nodig is voor de berekening van een redelijke raming van deze kosten. Die informatie mag niet worden gebruikt voor de vereffening van de voorfinanciering, maar kan door de ordonnateur en de rekenplichtige worden gebruikt om te voldoen aan artikel 82, lid 2.
Voor de toepassing van de tweede alinea worden de nodige bepalingen opgenomen in de aangegane juridische verbintenissen.
Artikel 116
Betalingstermijnen
Betalingen worden verricht binnen:
90 kalenderdagen voor bijdrageovereenkomsten, overeenkomsten en subsidieovereenkomsten waarvan de geleverde technische prestaties of acties bijzonder moeilijk te evalueren zijn en waarvan de betaling afhankelijk wordt gesteld van de goedkeuring van een verslag of certificaat;
60 kalenderdagen voor alle andere bijdrageovereenkomsten, overeenkomsten en subsidieovereenkomsten waarvan de betaling afhankelijk wordt gesteld van de goedkeuring van een verslag of certificaat;
30 kalenderdagen voor alle andere bijdrageovereenkomsten, overeenkomsten en subsidieovereenkomsten.
De termijn gaat in op het tijdstip van ontvangst van het betalingsverzoek.
Onder datum van betaling wordt verstaan de datum waarop de rekening van de instelling van de Unie wordt gedebiteerd.
Verzoeken om betaling bevatten de volgende essentiële elementen:
de identificatie van de crediteur;
het bedrag;
de valuta;
de datum.
Wanneer één of meer van de essentiële elementen ontbreken, wordt het betalingsverzoek afgewezen.
De crediteur wordt zo spoedig mogelijk met opgave van redenen schriftelijk in kennis gesteld van een afwijzing, in elk geval binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van het verzoek om betaling.
De bevoegde ordonnateur kan de betalingstermijn opschorten wanneer:
het bedrag niet verschuldigd is, of
de vereiste bewijsstukken niet zijn overgelegd.
Wanneer de bevoegde ordonnateur kennis neemt van informatie op grond waarvan de subsidiabiliteit van in een betalingsverzoek opgenomen uitgaven kan worden betwijfeld, kan hij de betalingstermijn opschorten, zodat geverifieerd kan worden, onder andere door middel van controles ter plaatse, dat de uitgaven subsidiabel zijn. De resterende betalingstermijn gaat in op de datum waarop de gevraagde inlichtingen of de herziene documenten zijn ontvangen, of waarop de vereiste aanvullende verificaties, waaronder controles ter plaatse, zijn verricht.
De betreffende crediteuren worden schriftelijk in kennis gesteld van de redenen voor een opschorting.
Behalve in het geval van lidstaten, het EIB en het EIF heeft de crediteur bij het verstrijken van de in lid 1 vastgelegde termijnen onder de volgende voorwaarden recht op rente:
als rentevoeten worden de in artikel 99, lid 2, bedoelde percentages gehanteerd;
de rente is verschuldigd over de tijd die is verstreken vanaf de kalenderdag volgende op het verstrijken van de in lid 1 genoemde betalingstermijn tot de dag van betaling.
In het geval dat de overeenkomstig de eerste alinea berekende rente evenwel lager dan of gelijk is aan 200 EUR, wordt deze rente uitsluitend op een binnen twee maanden na de ontvangst van de te late betaling ingediend verzoek aan de crediteur betaald.
HOOFDSTUK 8
Intern controleur
Artikel 117
Aanwijzing van een intern controleur
De intern controleur van de Commissie treedt voor de uitvoering van de begrotingsafdeling betreffende de EDEO ook op als intern controleur van de EDEO.
Artikel 118
Bevoegdheden en taken van de intern controleur
De intern controleur is met name belast met:
het beoordelen van de toereikendheid en doeltreffendheid van de internebeheersystemen, alsmede de prestaties van de diensten bij de uitvoering van de beleidsmaatregelen, programma’s en acties in relatie met de ermee verbonden risico’s;
het beoordelen van de efficiëntie en de doeltreffendheid van de systemen voor interne controle en audit die worden toegepast op elke verrichting tot uitvoering van de begroting.
De intern controleur neemt kennis van het jaarlijks activiteitenverslag van de ordonnateurs en van de andere geïdentificeerde informatie.
Elke instelling van de Unie gaat na of de in de verslagen van haar intern controleur gedane aanbevelingen in aanmerking komen voor een uitwisseling van goede werkwijzen met de andere instellingen van de Unie.
In dit jaarlijkse interneauditverslag wordt melding gemaakt van de systeemproblemen waarop de overeenkomstig artikel 143 opgerichte instantie heeft gewezen, wanneer deze het in artikel 93 bedoelde advies verstrekt.
Artikel 119
Werkprogramma van de intern controleur
Artikel 120
Onafhankelijkheid van de intern controleur
Artikel 121
Aansprakelijkheid van de intern controleur
De aansprakelijkheid van haar intern controleur als personeelslid kan slechts door elke instelling van de Unie zelf in het geding worden gebracht, onder de in dit artikel genoemde voorwaarden.
Elke instelling van de Unie neemt een met redenen omkleed besluit tot instelling van een onderzoek. Dit besluit wordt aan de betrokkene betekend. De betrokken instelling van de Unie kan één of meer ambtenaren van dezelfde rang als of van een hogere rang dan de betrokkene onder haar rechtstreekse verantwoordelijkheid met het onderzoek belasten. Tijdens dit onderzoek wordt de betrokkene gehoord.
Het onderzoeksverslag wordt meegedeeld aan de betrokkene, die vervolgens door de betrokken instelling van de Unie over dit verslag wordt gehoord.
Op de grondslag van het verslag en het horen van de betrokkene neemt de betrokken instelling van de Unie hetzij een met redenen omkleed besluit tot beëindiging van de procedure, hetzij een met redenen omkleed besluit overeenkomstig de artikelen 22 en 86 van en bijlage IX bij het Statuut. De besluiten waarbij tuchtrechtelijke of geldelijke sancties worden opgelegd, worden de betrokkene ter kennis gebracht en de andere instellingen van de Unie en de Rekenkamer ter kennisneming meegedeeld.
De betrokkene kan volgens de bepalingen van het Statuut bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen deze besluiten beroep instellen.
Artikel 122
Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie
Onverminderd de beroepsmogelijkheden waarin het Statuut voorziet, kan de intern controleur rechtstreeks bij het Hof van Justitie van de Europese Unie beroep instellen tegen elke handeling die de uitoefening van zijn of haar controlefunctie betreft. Hij of zij stelt zulk beroep in binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop hij of zij van de betrokken handeling kennis kreeg.
Het beroep wordt overeenkomstig artikel 91, lid 5, van het Statuut behandeld.
Artikel 123
Comités follow-up interne audit
TITEL V
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS
HOOFDSTUK 1
Regels betreffende direct, indirect en gedeeld beheer
Artikel 124
Toepassingsgebied
Met uitzondering van artikel 138 gelden verwijzingen in deze titel naar juridische verbintenissen als verwijzingen naar juridische verbintenissen, raamovereenkomsten en overeenkomsten inzake financieel kaderpartnerschap.
Artikel 125
Vormen van bijdragen van de Unie
De bijdragen van de Unie in direct, gedeeld en indirect beheer helpen een beleidsdoelstelling van de Unie en gespecificeerde resultaten te verwezenlijken en kunnen elk van de volgende vormen aannemen:
financiering die niet gekoppeld is aan de kosten van de desbetreffende verrichtingen op basis van:
de vervulling van voorwaarden in sectorspecifieke regelgeving of besluiten van de Commissie, hetzij
het bereiken van resultaten gemeten aan de hand van vooraf vastgestelde mijlpalen of door middel van prestatie-indicatoren;
vergoeding van subsidiabele kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt;
eenheidskosten die alle of bepaalde van tevoren duidelijk omschreven specifieke categorieën subsidiabele kosten dekken op basis van een vast bedrag per eenheid;
vaste bedragen die alle of bepaalde van tevoren duidelijk omschreven specifieke categorieën subsidiabele kosten dekken;
financiering volgens een vast percentage die, door toepassing van een percentage, van tevoren duidelijk omschreven specifieke categorieën subsidiabele kosten dekt;
een combinatie van de onder a) tot en met e) genoemde vormen.
De in de eerste alinea van dit lid, onder a) bedoelde bijdragen van de Unie worden, in geval van direct en indirect beheer, vastgesteld overeenkomstig artikel 181, sectorspecifieke regelgeving of een besluit van de Commissie, en, in geval van gedeeld beheer, overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving. De in de eerste alinea van dit lid, onder c), d) en e), bedoelde bijdragen van de Unie worden, in geval van direct en indirect beheer, vastgesteld overeenkomstig artikel 181 of sectorspecifieke regelgeving en, in geval van gedeeld beheer, overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving.
Artikel 126
Wederzijds vertrouwen in beoordelingen
De Commissie mag volledig of gedeeltelijk vertrouwen op eigen beoordelingen of op beoordelingen van andere entiteiten, met inbegrip van donoren, voor zover dergelijke beoordelingen zijn verricht over de naleving van voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden in deze verordening voor de specifieke wijze van uitvoering. Daartoe bevordert de Commissie de erkenning van internationaal aanvaarde normen of internationale beste praktijken.
Artikel 127
Wederzijds vertrouwen in audits
Indien de financiële staten en verslagen over het gebruik van een bijdrage van de Unie ter verkrijging van redelijke zekerheid op basis van internationaal aanvaarde auditnormen door een onafhankelijk controleur aan een audit zijn onderworpen, vormt deze audit, onverminderd bestaande mogelijkheden voor het verrichten van verdere audits, de basis van de algemene zekerheid, zoals, in voorkomend geval, nader bepaald in sectorspecifieke voorschriften, op voorwaarde dat de onafhankelijkheid en de bekwaamheid van de controleur voldoende zijn aangetoond. Daartoe worden het verslag van de onafhankelijk controleur en de daarmee verband houdende auditdocumentatie op verzoek ter beschikking gesteld van het Europees Parlement, de Commissie, de Rekenkamer en de auditautoriteiten van de lidstaten.
Artikel 128
Gebruik van reeds beschikbare informatie
Om te voorkomen dat personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, meer dan eens om dezelfde informatie wordt gevraagd, gebruiken de instellingen van de Unie, de beheerautoriteiten of andere organen en entiteiten die middelen uitvoeren, voor zover mogelijk de informatie waarover zij reeds beschikken.
Artikel 129
Samenwerking ter bescherming van de financiële belangen van de Unie
HOOFDSTUK 2
Regels betreffende direct en indirect beheer
Artikel 130
Financiële kaderpartnerschappen
In het geval van financiële kaderpartnerschappen die worden uitgevoerd door middel van specifieke subsidies, geldt het volgende:
de overeenkomst inzake financieel kaderpartnerschap specificeert, naast de in lid 2 genoemde informatie, de volgende elementen:
de aard van de geplande acties of werkprogramma’s;
de procedure voor toekenning van specifieke subsidies, met inachtneming van de procedurele beginselen en voorschriften van titel VIII;
de overeenkomst inzake financieel kaderpartnerschap en de specifieke subsidieovereenkomst als geheel genomen voldoen aan de vereisten van artikel 201;
de duur van het financieel kaderpartnerschap mag niet langer zijn dan vier jaar, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, die duidelijk vermeld worden in het in artikel 74, lid 9, bedoelde jaarlijks activiteitenverslag;
het financieel kaderpartnerschap wordt uitgevoerd in overeenstemming met de beginselen van transparantie en gelijke behandeling van de aanvragers;
het financieel kaderpartnerschap wordt gelijkgesteld met een subsidie wat betreft programmering, bekendmaking vooraf en toekenning;
specifieke subsidies op basis van het financieel kaderpartnerschap zijn onderworpen aan de procedures inzake de bekendmaking achteraf als bepaald in artikel 38.
Artikel 131
Schorsing, beëindiging en verlaging
Indien na de toekenning blijkt dat de toekenningsprocedure gepaard is gegaan met onregelmatigheden of fraude, kan de bevoegde ordonnateur:
weigeren de juridische verbintenis aan te gaan of de toekenning van een prijs annuleren;
betalingen schorsen;
de uitvoering van de juridische verbintenis schorsen;
in voorkomend geval, de juridische verbintenis geheel of ten aanzien van één of meer ontvangers beëindigen.
De bevoegde ordonnateur kan betalingen of de uitvoering van de juridische verbintenis schorsen indien:
de uitvoering van de juridische verbintenis gepaard is gegaan met onregelmatigheden, fraude of niet-nakoming van verplichtingen;
het noodzakelijk is te verifiëren of vermeende onregelmatigheden, fraude of niet-nakoming van verplichtingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden;
onregelmatigheden, fraude of niet-nakoming van verplichtingen vragen doen rijzen over de betrouwbaarheid of doeltreffendheid van de internecontrolesystemen van een persoon of entiteit die middelen van de Unie uitvoert overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste lid, onder c), of over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.
Wanneer de vermeende onregelmatigheden, fraude of niet-nakoming van verplichtingen als bedoeld in de eerste alinea, onder b), niet worden bevestigd, worden de uitvoering of de betalingen zo snel mogelijk hervat.
In de in de eerste alinea, onder a) en c), bedoelde gevallen kan de bevoegde ordonnateur de juridische verbintenis geheel of ten aanzien van één of meerdere ontvangers beëindigen.
In het geval van financiering als bedoeld in artikel 125, lid 1, eerste lid, eerste alinea, onder a), kan de bevoegde ordonnateur de bijdrage evenredig verlagen indien de resultaten slecht, gedeeltelijk of te laat zijn verwezenlijkt of indien niet aan de voorwaarden is voldaan.
Artikel 132
Bijhouden van gegevens
Artikel 133
Procedure op tegenspraak en beroepsmogelijkheden
Artikel 134
Rentesubsidies en subsidies voor garantievergoedingen
Artikel 135
Bescherming van de financiële belangen van de Unie door opsporing van risico’s, uitsluiting en oplegging van financiële sancties
Dit systeem heeft ten doel het volgende te vergemakkelijken:
de vroegtijdige opsporing van in lid 2 bedoelde personen of entiteiten die een risico vormen voor de financiële belangen van de Unie;
de uitsluiting van in lid 2 bedoelde personen of entiteiten die in een van de in artikel 136, lid 1, genoemde uitsluitingssituaties verkeren;
het opleggen van een financiële sanctie aan een ontvanger overeenkomstig artikel 138.
Het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting is van toepassing op:
deelnemers en ontvangers;
entiteiten waarop de gegadigde of inschrijver voornemens is een beroep te doen, of subcontractanten van een contractant;
elke persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt bij de uitvoering van de begroting overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c), en artikel 154, lid 4, aan de hand van informatie die is meegedeeld overeenkomstig artikel 155, lid 6;
elke persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt uit hoofde van financieringsinstrumenten die bij wijze van uitzondering worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder a);
deelnemers of ontvangers over wie entiteiten die de begroting overeenkomstig artikel 63 uitvoeren, informatie hebben verstrekt, zoals die conform sectorspecifieke regelgeving door de lidstaten is doorgegeven, overeenkomstig artikel 142, lid 2, onder d);
sponsors als bedoeld in artikel 26.
Onverminderd artikel 136, lid 5, mag de bevoegde ordonnateur een besluit tot uitsluiting van een deelnemer of ontvanger en/of tot oplegging van een financiële sanctie aan een ontvanger, alsmede een besluit tot bekendmaking van de desbetreffende informatie, op basis van een in artikel 136, lid 2, bedoelde voorlopige kwalificatie alleen nemen nadat hij een aanbeveling van de in artikel 143 bedoelde instantie heeft ontvangen.
Artikel 136
Uitsluitingscriteria en besluiten inzake uitsluiting
De bevoegde ordonnateur sluit een in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit uit van deelname aan onder deze verordening vallende toekenningsprocedures of van selectie voor de uitvoering van middelen van de Unie wanneer die persoon of entiteit zich in één of meer van de volgende uitsluitingssituaties bevindt:
de persoon of entiteit is failliet, onderworpen aan insolventie- of liquidatieprocedures, zijn activa worden beheerd door een curator of een gerecht, hij een regeling met schuldeisers heeft getroffen, zijn bedrijfsactiviteiten zijn geschorst of hij in een andere vergelijkbare toestand verkeert als gevolg van een soortgelijke procedure uit hoofde van Unierecht of nationaal recht;
in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de persoon of entiteit zijn verplichtingen, overeenkomstig het toepasselijke recht, tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen niet nakomt;
in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de persoon of entiteit een ernstige beroepsfout heeft gemaakt doordat hij/zij de toepasselijke wet- of regelgeving of de ethische normen van de beroepsgroep waartoe hij/zij behoort, heeft overtreden of doordat hij/zij onrechtmatig gedrag heeft vertoond dat zijn professionele geloofwaardigheid aantast wanneer dit gedrag blijk geeft van kwaad opzet of grove nalatigheid, waaronder met name:
het op frauduleuze of nalatige wijze afleggen van valse verklaringen met betrekking tot de informatie die wordt verlangd voor de verificatie van de afwezigheid van gronden voor uitsluiting of de vervulling van subsidiabiliteits- of selectiecriteria of bij de uitvoering van de juridische verbintenis;
het sluiten van een overeenkomst met andere personen of entiteiten met als doel de mededinging te vervalsen;
het schenden van intellectuele-eigendomsrechten;
het pogen de besluitvorming van de bevoegde ordonnateur tijdens de toekenningsprocedure te beïnvloeden;
het pogen vertrouwelijke informatie te verkrijgen die de persoon of entiteit onrechtmatige voordelen kan opleveren in de toekenningsprocedure;
in een definitieve rechterlijke beslissing is vastgesteld dat de persoon of entiteit zich schuldig heeft gemaakt aan een van de volgende feiten:
corruptie, als omschreven in artikel 4, lid 2, van Richtlijn (EU) 2017/1371 of actieve corruptie in de zin van artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 mei 1997 ( 15 ), of gedragingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad ( 16 ), of corruptie als omschreven in andere toepasselijke regelgeving;
gedragingen die verband houden met een criminele organisatie als bedoeld in artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad ( 17 );
witwassen van geld of terrorismefinanciering in de zin van artikel 1, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad ( 18 );
terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk de artikelen 1 en 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad ( 19 ), dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van zodanig misdrijf of strafbaar feit, als bedoeld in artikel 4 van genoemd besluit;
kinderarbeid of andere strafbare feiten op het gebied van mensenhandel als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 20 );
de persoon of entiteit aanzienlijk is tekortgeschoten in de nakoming van belangrijke verplichtingen bij de uitvoering van een uit de begroting gefinancierde juridische verbintenis, hetgeen tot
de vroegtijdige beëindiging van een juridische verbintenis heeft geleid;
oplegging van een schadevergoeding of andere contractuele sancties heeft geleid, of
na toetsen en audits of onderzoeken door een ordonnateur, OLAF of de Rekenkamer aan het licht is gekomen;
in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de persoon of entiteit een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad ( 21 ) heeft begaan;
in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de persoon of entiteit in een andere jurisdictie een entiteit heeft opgericht met de bedoeling om fiscale, sociale of enige andere wettelijke verplichtingen te omzeilen die in de jurisdictie waar de statutaire zetel, het hoofdbestuur of de hoofdvestiging is gevestigd.
in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat er een entiteit is opgericht met de bedoeling als vermeld onder g).
De in de eerste alinea van dit lid bedoelde voorlopige kwalificatie laat de beoordeling van het gedrag van de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit door de bevoegde instanties van de lidstaten op grond van het nationale recht onverlet. De bevoegde ordonnateur herziet onmiddellijk na de kennisgeving van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit zijn of haar besluit om de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit uit te sluiten en/of de ontvanger een financiële sanctie op te leggen. Indien de duur van de uitsluiting niet is vastgelegd in de definitieve rechterlijke beslissing of het definitief administratief besluit, stelt de bevoegde ordonnateur die duur vast op basis van vastgestelde feiten en bevindingen, met inachtneming van de aanbeveling van de in artikel 143 bedoelde instantie.
Indien in die definitieve rechterlijke beslissing of dat definitief administratief besluit wordt geoordeeld dat de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit zich niet schuldig heeft gemaakt aan het voorlopig juridisch gekwalificeerde gedrag op basis waarvan die persoon of entiteit is uitgesloten, maakt de bevoegde ordonnateur onverwijld een einde aan die uitsluiting en/of betaalt hij, in voorkomend geval, alle opgelegde financiële sancties terug.
Tot de in de eerste alinea bedoelde feiten en bevindingen behoren met name:
feiten die zijn vastgesteld in het kader van audits of onderzoeken door het EOM ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939, de Rekenkamer, OLAF of de intern controleur, of enige andere toets, audit of controle uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de bevoegde ordonnateur;
niet-definitieve administratieve besluiten die tuchtmaatregelen kunnen omvatten welke zijn genomen door het bevoegde toezichthoudende orgaan dat verantwoordelijk is voor de verificatie van de toepassing van normen inzake beroepsethiek;
feiten die worden vermeld in besluiten van personen en entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c);
informatie die overeenkomstig artikel 142, lid 2, onder d), wordt doorgegeven door entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder b),;
besluiten van de Commissie betreffende schending van het mededingingsrecht van de Unie of van een nationale bevoegde instantie betreffende de schending van het mededingingsrecht van de Unie of van het nationale mededingingsrecht.
Elk op grond van de artikelen 135 tot en met 142 genomen besluit van de bevoegde ordonnateur of, in voorkomend geval, elke aanbeveling van de in artikel 143 bedoelde instantie wordt genomen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, waarbij met name rekening wordt gehouden met:
de ernst van de situatie, met inbegrip van de gevolgen voor de financiële belangen en het imago van de Unie;
de tijd die is verstreken sinds het betrokken gedrag;
de duur van het gedrag en de herhaling ervan;
de vraag of het gedrag opzettelijk was of de mate van aangetoonde nalatigheid;
in de gevallen bedoeld in lid 1, onder b), de vraag of het gaat om een beperkt bedrag;
andere verzachtende omstandigheden zoals:
de mate waarin de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit met de bevoegde instantie meewerkt en de bijdrage van die persoon of entiteit aan het onderzoek, zoals erkend door de bevoegde ordonnateur, of
de openbaarmaking van de uitsluitingssituatie door middel van een in artikel 137, lid 1, bedoelde verklaring.
De bevoegde ordonnateur sluit een in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit uit indien:
een nаtuurlijke persoon of rechtspersoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit of die vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft ten aanzien van die persoon of entiteit, zich in een of meer van de situaties bevindt als bedoeld in lid 1, onder c) tot en met h), van dit artikel;
een natuurlijke persoon of rechtspersoon die onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit, zich in een of meer van de situaties bevindt als bedoeld in lid 1, onder a) of b), van dit artikel;
een natuurlijke persoon die essentieel is voor de toekenning of voor de uitvoering van de juridische verbintenis zich in een of meer van de situaties bevindt als bedoeld in lid 1, onder c) tot en met h).
Rekening houdend, in voorkomend geval, met de aanbeveling van de in artikel 143 bedoelde instantie, sluit de bevoegde ordonnateur een in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit niet uit van deelname aan een toekenningsprocedure of van selectie voor uitvoering van middelen van de Unie, indien:
de persoon of entiteit corrigerende maatregelen heeft genomen als vermeld in lid 7, van dit artikel en wel in voldoende mate om zijn betrouwbaarheid aan te tonen. Dit punt geldt niet in het in lid 1, onder d), van dit artikel bedoelde geval;
het onontbeerlijk is om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen, voor een beperkte periode en in afwachting van de vaststelling van corrigerende maatregelen als vermeld in lid 7 van dit artikel;
die uitsluiting buiten verhouding zou zijn op basis van de in lid 3 van dit artikel bedoelde criteria.
Bovendien is lid 1, onder a), van dit artikel niet van toepassing op de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die zijn handelsactiviteit definitief stopzet, hetzij bij vereffenaars in een insolventieprocedure, een regeling met schuldeisers, of een soortgelijke procedure volgens Unierecht- of nationaal recht.
In de gevallen van niet-uitsluiting als bedoeld in de eerste en tweede alinea van dit lid specificeert de bevoegde ordonnateur de redenen waarom de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit niet wordt uitgesloten en stelt hij de in artikel 143 bedoelde instantie in kennis van die redenen.
Tot de in lid 6, eerste alinea, onder a), bedoelde corrigerende maatregelen behoren met name:
maatregelen om de oorsprong van de situaties die aanleiding geven tot uitsluiting, in kaart te brengen en concrete technische, organisatorische en personeelsgebonden maatregelen binnen het betrokken werkterrein of de activiteit van de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit waarmee het gedrag kan worden gecorrigeerd en herhaling daarvan kan worden voorkomen;
het bewijs dat de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit corrigerende maatregelen heeft genomen om de schade te vergoeden of te herstellen die aan de financiële belangen van de Unie is toegebracht door de onderliggende feiten die aanleiding geven tot de uitsluitingssituatie;
het bewijs dat de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit de door de bevoegde instantie opgelegde boete of de in lid 1, onder b), van dit artikel bedoelde belastingen of socialezekerheidsbijdragen heeft betaald of de betaling daarvan heeft gewaarborgd.
Artikel 137
Verklaring en bewijs dat er geen sprake is van een uitsluitingssituatie
Een deelnemer verklaart tevens of de volgende personen of entiteiten zich al dan niet in een van de in artikel 136, lid 1, onder c) tot en met h) bedoelde uitsluitingssituaties bevinden:
natuurlijke personen of rechtspersonen die lid zijn van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de deelnemer of die vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid hebben ten aanzien van die deelnemer;
uiteindelijk begunstigden van de deelnemer in de zin van artikel 3, punt 6, van Richtlijn (EU) 2015/849.
De deelnemer of ontvanger stelt de bevoegde ordonnateur onverwijld in kennis van veranderingen in de gemelde situaties.
In voorkomend geval verstrekt de gegadigde of inschrijver dezelfde verklaringen welke bedoeld zijn in de eerste en tweede alinea, ondertekend door een subcontractant of door enige andere entiteit waarop hij voornemens is een beroep te doen, naargelang het geval.
De bevoegde ordonnateur verlangt de in de eerste en de tweede alinea bedoelde verklaringen niet wanneer dergelijke verklaringen reeds in het kader van een andere toekenningsprocedure zijn ingediend, op voorwaarde dat de situatie niet is veranderd en dat sinds de datum van afgifte van de verklaringen niet meer dan een jaar is verstreken.
De bevoegde ordonnateur mag voor overeenkomsten van zeer geringe waarde die het in punt 14.4 van bijlage I bedoelde bedrag niet overschrijden, vrijstelling toekennen van de bepalingen van de eerste en tweede alinea.
Wanneer de bevoegde ordonnateur erom verzoekt en dit noodzakelijk is voor het goede verloop van de procedure verstrekken de deelnemer, de subcontractant of de entiteit waarop de gegadigde of inschrijver voornemens is een beroep te doen:
afdoend bewijs dat hij/zij niet in een van de in artikel 136, lid 1, vermelde uitsluitingssituaties verkeert;
informatie over natuurlijke personen of rechtspersonen die lid zijn van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de deelnemer of die vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van die deelnemer hebben, met inbegrip van personen en entiteiten binnen de eigendoms- en controlestructuur en uiteindelijk begunstigden, en afdoend bewijs dat geen van deze personen in een van de in artikel 136, lid 1, onder c) tot en met f), vermelde uitsluitingssituaties verkeren;
afdoend bewijs dat natuurlijke personen of rechtspersonen die onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van die deelnemer, niet in een in artikel 136, lid 1, onder a) of b), vermelde uitsluitingssituatie verkeren.
De bevoegde ordonnateur mag als afdoende bewijs dat een in lid 2 bedoelde deelnemer of entiteit niet in één van de in artikel 136, lid 1, onder a) en b), bedoelde uitsluitingssituatie verkeert, een recent door de bevoegde autoriteit van het land van vestiging afgegeven getuigschrift aanvaarden. Wanneer dergelijke getuigschriften niet in het land van vestiging worden afgegeven, mag de deelnemer een ten overstaan van een notaris of een gerechtelijke autoriteit onder ede afgelegde verklaring verstrekken of, bij gebreke daarvan, een ten overstaan van een administratieve autoriteit of een gekwalificeerde beroepsorganisatie in zijn land van vestiging afgelegde plechtige verklaring.
De bevoegde ordonnateur stelt een in lid 2 bedoelde deelnemer of entiteit vrij van de verplichting bewijsstukken in te dienen, als bedoeld in de leden 2 en 3:
indien hij of zij toegang kan krijgen tot die bewijsstukken in een gratis toegankelijke nationale databank;
indien deze bewijsstukken reeds in het kader van een andere procedure zijn ingediend en mits de documenten nog geldig zijn en er sinds de datum van afgifte van de documenten niet meer dan een jaar is verstreken;
indien hij of zij erkent dat het materieel onmogelijk is dergelijk bewijs te verschaffen.
Voor financieringsinstrumenten, bij ontstentenis van regels en procedures die volledig gelijkwaardig zijn aan de in artikel 154, lid 4, eerste alinea, onder d), bedoelde regels en procedures, verstrekken eindbegunstigden en intermediairs de persoon of entiteit die middelen van de Unie uitvoert overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c), een ondertekende verklaring op erewoord ter bevestiging dat zij niet in een van de in artikel 136, lid 1, onder a) tot en met d), g) en h), of artikel 141, lid 1, eerste alinea, onder b) en c), bedoelde situaties verkeren noch in een situatie die na de overeenkomstig artikel 154, lid 4, uitgevoerde beoordeling daarmee gelijk wordt bevonden.
Indien financieringsinstrumenten bij wijze van uitzondering worden uitgevoerd op grond van artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder a), verstrekken eindontvangers aan financieel intermediairs een ondertekende verklaring op erewoord ter bevestiging dat zij niet in een van de in artikel 136, lid 1, onder a) tot en met d), g) en h), of artikel 141, lid 1, eerste alinea, onder b) en c), bedoelde situaties verkeren.
Artikel 138
Financiële sancties
Wat de in artikel 136, lid 1, onder c) tot en met f), bedoelde uitsluitingssituaties betreft, kan de financiële sanctie worden opgelegd als alternatief voor een besluit tot uitsluiting van een ontvanger, indien die uitsluiting buiten verhouding zou zijn op basis van de criteria in artikel 136, lid 3.
Wat de in artikel 136, lid 1, onder c), d) en e), bedoelde uitsluitingssituaties betreft, kan de financiële sanctie worden opgelegd naast een uitsluiting, wanneer dit nodig is om de financiële belangen van de Unie te beschermen omdat de ontvanger systematisch en herhaald gedrag heeft vertoond met het voornemen op onrechtmatige wijze middelen van de Unie te verkrijgen.
Niettegenstaande de eerste, de tweede en de derde alinea van dit lid wordt een financiële sanctie niet opgelegd aan een ontvanger die overeenkomstig artikel 137 heeft bekendgemaakt dat hij zich in een uitsluitingssituatie bevindt.
Artikel 139
Duur van de uitsluiting en verjaringstermijn
De duur van de uitsluiting bedraagt niet meer dan:
de duur die eventueel is vastgesteld in de definitieve rechterlijke beslissing of het definitief administratief besluit van een lidstaat;
bij ontstentenis van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit:
vijf jaar voor de in artikel 136, lid 1, onder d), bedoelde gevallen;
drie jaar voor de in artikel 136, lid 1, onder c) en e) tot en met h), bedoelde gevallen.
Een in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit wordt uitgesloten zolang hij in een van de in artikel 136, lid 1, onder a) en b), bedoelde uitsluitingssituaties verkeert.
De verjaringstermijn voor uitsluiting en/of het opleggen van financiële sancties aan een in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit bedraagt vijf jaar, gerekend vanaf een van de volgende data:
de datum waarop het gedrag dat aanleiding geeft tot uitsluiting, is vertoond of, bij voortduring of herhaling, de datum waarop het gedrag ophoudt, in de in artikel 136, lid 1, onder b) tot en met e) en g) en h), vermelde gevallen;
de datum van de definitieve rechterlijke beslissing van een nationale rechterlijke instantie of van het definitief administratief besluit in de in artikel 136, lid 1, onder b), c), d), g) en h) vermelde gevallen.
De verjaringstermijn wordt gestuit door enige handeling van een nationale autoriteit, van de Commissie, van OLAF, van EOM ten aanzien van de lidstaten die uit hoofde van Verordening (EU) 2017/1939 deelnemen aan nauwere samenwerking, van de in artikel 143 van deze verordening bedoelde instantie of enige bij de uitvoering van de begroting betrokken entiteit, wanneer de in artikel 135, lid 2, van deze verordening bedoelde persoon of entiteit van deze handeling in kennis wordt gesteld en de handeling betrekking heeft op het onderzoek of de gerechtelijke procedure. Een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen op de dag volgend op de stuiting.
Voor de toepassing van artikel 136, lid 1, onder f), van deze verordening geldt de verjaringstermijn voor het uitsluiten van een in artikel 135, lid 2, van deze verordening bedoelde persoon of entiteit en/of het opleggen van financiële sancties aan een ontvanger die is vastgelegd in artikel 3 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95.
Wanneer het gedrag van een in artikel 135, lid 2, van deze verordening bedoelde persoon of entiteit onder verschillende van de in artikel 136, lid 1, van deze verordening genoemde redenen valt, geldt de verjaringstermijn van toepassing op de meest zwaarwegende reden.
Artikel 140
Bekendmaking van uitsluiting en financiële sancties
Om, indien nodig, het afschrikkend effect van de uitsluiting en/of de financiële sanctie te versterken, maakt de Commissie, onder voorbehoud van een besluit van de bevoegde ordonnateur, de volgende informatie betreffende de uitsluiting en, in voorkomend geval, betreffende de financiële sanctie voor de in artikel 136, lid 1, onder c) tot en met h) bedoelde gevallen bekend op haar website:
de naam van de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit;
de uitsluitingssituatie;
de duur van de uitsluiting en/of het bedrag van de financiële sanctie.
Indien het besluit over de uitsluiting en/of de financiële sanctie is genomen op basis van een voorlopige kwalificatie als bedoeld in artikel 136, lid 2, wordt bij de bekendmaking aangegeven dat er geen definitieve rechterlijke beslissing of, in voorkomend geval, geen definitief administratief besluit is. In dergelijke gevallen wordt informatie over beroepsprocedures en de status en het resultaat daarvan, alsmede elk herzien besluit van de bevoegde ordonnateur, onverwijld bekendgemaakt. Indien een financiële sanctie is opgelegd, wordt bij de bekendmaking aangegeven of het sanctiebedrag is betaald.
Het besluit om de informatie bekend te maken, wordt genomen door de bevoegde ordonnateur, hetzij ingevolge de betrokken definitieve rechterlijke beslissing of, in voorkomend geval, het definitieve administratieve besluit, hetzij ingevolge de aanbeveling van de in artikel 143 bedoelde instantie, naargelang het geval. Dat besluit wordt van kracht drie maanden na de kennisgeving ervan aan de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit in kwestie.
De bekendgemaakte informatie wordt verwijderd zodra de uitsluiting is beëindigd. In het geval van een financiële sanctie wordt de bekendmaking zes maanden na de betaling van het sanctiebedrag verwijderd.
Wanneer er sprake is van persoonsgegevens, informeert de bevoegde ordonnateur overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 de in artikel 135, lid 2, van deze verordening bedoelde betrokken persoon of entiteit over hun rechten op grond van de toepasselijke gegevensbeschermingsregelgeving en over de voor de uitoefening van die rechten beschikbare procedures.
De in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie wordt in geen enkele van de volgende omstandigheden bekendgemaakt:
indien het vertrouwelijke karakter van een onderzoek of een nationale gerechtelijke procedure moet worden gewaarborgd;
indien bekendmaking onevenredige schade zou toebrengen aan de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit of anderszins buiten verhouding zou zijn op basis van de evenredigheidscriteria van artikel 136, lid 3, en gelet op het bedrag van de financiële sanctie;
indien het een natuurlijk persoon betreft, tenzij de bekendmaking van persoonsgegevens door uitzonderlijke omstandigheden gerechtvaardigd is, onder meer door de ernst van het gedrag of het effect daarvan op de financiële belangen van de Unie. In dergelijke gevallen wordt in het besluit om de informatie bekend te maken naar behoren rekening gehouden met het recht op persoonlijke levenssfeer en andere rechten waarin is voorzien in Verordening (EG) nr. 45/2001.
Artikel 141
Afwijzing in een toekenningsprocedure
De bevoegde ordonnateur wijst een deelnemer bij een toekenningsprocedure af indien deze:
in een uitsluitingssituatie verkeert die overeenkomstig artikel 136 is vastgesteld;
valse verklaringen heeft afgelegd in de informatie die wordt verlangd als voorwaarde voor deelname aan de procedure of die informatie niet heeft verstrekt;
voorheen betrokken was bij het opstellen van in de toekenningsprocedure gebruikte documenten, indien zulks een schending van het beginsel van gelijke behandeling inhoudt, met inbegrip van vervalsing van de mededinging die niet op een andere wijze kan worden verholpen.
De bevoegde ordonnateur stelt de overige deelnemers aan de toekenningsprocedure de relevante informatie ter beschikking die is uitgewisseld in het kader van of ten gevolge van de betrokkenheid van de deelnemer bij de voorbereiding van de toekenningsprocedure als bedoeld in de eerste alinea, onder c). Voorafgaand aan een dergelijke afwijzing krijgt de deelnemer de kans te bewijzen dat zijn betrokkenheid bij de voorbereiding van de toekenningsprocedure niet in strijd is met het beginsel van gelijke behandeling.
Artikel 142
Systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting
Informatie over gevallen van vroegtijdige opsporing, uitsluiting en/of financiële sancties wordt door de bevoegde ordonnateur na kennisgeving aan de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit in kwestie in de gegevensbank opgenomen. Deze kennisgeving kan in uitzonderlijk omstandigheden worden uitgesteld indien er zwaarwegende legitieme redenen zijn om het vertrouwelijke karakter van een onderzoek of van een nationale gerechtelijke procedure te waarborgen, totdat die zwaarwegende legitieme redenen om het vertrouwelijke karakter te waarborgen, vervallen.
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 informeert de Commissie op verzoek de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit die onderworpen is aan het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting, over de in de databank bewaarde gegevens met betrekking tot die persoon of entiteit.
De in de databank vervatte informatie wordt, waar passend, geactualiseerd na rectificatie, verwijdering of wijziging van gegevens. Ze wordt alleen bekendgemaakt overeenkomstig artikel 140.
Het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting berust op feiten en bevindingen als bedoeld in artikel 136, lid 2, vierde alinea, en op de doorgifte van informatie aan de Commissie door, met name:
EOM ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking uit hoofde van Verordening (EU) 2017/1939, of OLAF, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013, indien uit een lopend of afgerond onderzoek blijkt dat het ter bescherming van de financiële belangen van de Unie passend zou kunnen zijn uit voorzorg maatregelen te nemen of acties te ondernemen, waarbij terdege wordt gelet op de eerbiediging van procedurele en grondrechten, en op de bescherming van klokkenluiders;
een ordonnateur van de Commissie, van een door de Commissie opgericht Europees bureau of van een uitvoerend agentschap;
een instelling van de Unie, een Europees bureau, een agentschap, anders dan bedoeld onder b), of een orgaan dat of een persoon die belast is met de uitvoering van GBVB-acties;
entiteiten die de begroting overeenkomstig artikel 63 uitvoeren, in het geval van vastgestelde fraude en/of onregelmatigheden en de follow-up ervan, indien de doorgifte van informatie vereist is overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving;
personen of entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c), in het geval van vastgestelde fraude en/of onregelmatigheden en de follow-up ervan.
Behalve wanneer informatie moet worden ingediend overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving, omvat de krachtens lid 2 van dit artikel door te geven informatie:
de identificatie van de entiteit of persoon in kwestie;
een overzicht van de opgespoorde risico’s of de desbetreffende feiten;
informatie die voor de ordonnateur nuttig kan zijn bij het verrichten van de in lid 4 van dit artikel bedoelde verificatie of bij het nemen van een besluit tot uitsluiting als bedoeld in artikel 136, lid 1 of lid 2, of een besluit tot oplegging van een financiële sanctie als bedoeld in artikel 138;
in voorkomend geval, informatie over speciale maatregelen die nodig zijn om het vertrouwelijke karakter van de doorgegeven informatie te waarborgen, met inbegrip van maatregelen voor het vrijwaren van bewijs ter bescherming van het onderzoek of de nationale gerechtelijke procedures.
Bij het verrichten van die verificatie oefent de bevoegde ordonnateur zijn bevoegdheden uit als bepaald in artikel 74 en gaat hij niet verder dan hetgeen is bepaald in de voorwaarden van de toekenningsprocedure en de juridische verbintenissen.
De overeenkomstig lid 3 van dit artikel verstrekte informatie betreffende de vroegtijdige opsporing wordt niet langer dan een jaar bewaard. Indien de bevoegde ordonnateur tijdens die termijn de instantie verzoekt een aanbeveling te doen in een geval betreffende uitsluiting of een financiële sanctie, kan de bewaringstermijn worden verlengd totdat de bevoegde ordonnateur een besluit heeft genomen.
De in de eerste alinea van dit lid bedoelde informatie wordt verstrekt met inachtneming van vertrouwelijkheidsvereisten en mag het met name niet mogelijk maken de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit in kwestie te identificeren.
Artikel 143
Instantie
De instantie is samengesteld uit:
een vaste, onafhankelijke voorzitter op hoog niveau die is aangesteld door de Commissie;
twee permanente vertegenwoordigers van de Commissie als eigenaar van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting, die een Gemeenschappelijk Standpunt naar voren brengen, en
een vertegenwoordiger van de verzoekende ordonnateur.
De samenstelling van de instantie waarborgt de juiste juridische en technische expertise. De instantie wordt bijgestaan door een vast secretariaat, dat door de Commissie wordt verstrekt, en dat voor de lopende administratie van de instantie zorgt.
De aanbeveling van de instantie inzake uitsluiting en/of oplegging van een financiële sanctie bevat in voorkomend geval de volgende elementen:
de in artikel 136, lid 2, bedoelde feiten of bevindingen en de voorlopige juridische kwalificatie ervan;
een beoordeling van de noodzaak om een financiële sanctie op te leggen en het bedrag daarvan;
een beoordeling van de noodzaak om de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit uit te sluiten en, in dat geval, de voorgestelde duur van die uitsluiting;
een beoordeling van de noodzaak om de informatie betreffende de in artikel 135, lid 2, bedoelde persoon of entiteit die is uitgesloten en/of aan wie een financiële sanctie is opgelegd, bekend te maken;
een beoordeling van eventuele door de in artikel 135, lid 2 bedoelde persoon of entiteit getroffen corrigerende maatregelen.
Indien de bevoegde ordonnateur voornemens is een strenger besluit te nemen dan hetwelk was aanbevolen door de instantie, zorgt hij of zij ervoor dat dat besluit wordt genomen met inachtneming van het recht om te worden gehoord en van de voorschriften inzake bescherming van persoonsgegevens.
Indien de bevoegde ordonnateur beslist af te wijken van de aanbeveling van de instantie, verantwoordt hij of zij die beslissing tegenover de instantie.
Artikel 144
Werking van de databank voor het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting
Artikel 145
Voor het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek geldende uitzonderingen
De artikelen 135 tot en met 144 zijn niet van toepassing op het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC).
Artikel 146
Elektronisch beheer van verrichtingen
Artikel 147
e-bestuur
Artikel 148
Elektronische uitwisselingssystemen
Elektronische uitwisselingssystemen voldoen aan de volgende voorwaarden:
uitsluitend gemachtigde personen hebben toegang tot het systeem en tot de documenten die ermee worden verzonden;
uitsluitend gemachtigde personen kunnen documenten elektronisch ondertekenen of verzenden via het systeem;
de gemachtigde personen zijn via gevestigde middelen door het systeem geïdentificeerd;
het tijdstip en de datum van de elektronische transactie zijn exact aangeduid;
de integriteit van de documenten is gewaarborgd;
de beschikbaarheid van de documenten is gewaarborgd;
in voorkomend geval is de vertrouwelijkheid van de documenten gewaarborgd;
de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 is gewaarborgd.
Een document dat door middel van een dergelijk systeem wordt verstuurd of betekend, wordt beschouwd als origineel en gelijkwaardig aan een papieren document, is toelaatbaar als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures en geniet het wettelijk vermoeden van authenticiteit en integriteit op voorwaarde dat het document geen dynamische kenmerken heeft die automatische wijziging van het document tot gevolg kunnen hebben.
Een elektronische handtekening als bedoeld in lid 2, onder b), heeft dezelfde rechtsgeldigheid als een handgeschreven handtekening.
Artikel 149
Indiening van aanvraagdocumenten
De gekozen communicatiemiddelen waarborgen een werkelijke mededinging en zorgen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
elke aanvraag bevat alle nodige informatie voor de beoordeling ervan;
de integriteit van de gegevens blijft behouden;
de vertrouwelijkheid van de aanvraagdocumenten wordt gewaarborgd;
de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 wordt gewaarborgd.
De Commissie brengt geregeld verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad over de voortgang in de toepassing van dit lid.
Apparaten voor de elektronische ontvangst van aanvraagdocumenten waarborgen door middel van technische oplossingen en adequate procedures dat:
de deelnemer met zekerheid kan worden geauthentificeerd;
het exacte tijdstip en de exacte datum van ontvangst van de aanvraagdocumenten nauwkeurig kunnen worden vastgesteld;
alleen gemachtigde personen toegang hebben tot de verzonden gegevens en de datum kunnen bepalen of wijzigen waarop de aanvraagdocumenten worden geopend;
tijdens de verschillende fasen van de toekenningsprocedure alleen de gemachtigde personen toegang hebben tot alle verstrekte gegevens en toegang kunnen geven tot de gegevens, voor zover dat nodig is voor de procedure;
redelijkerwijs is gewaarborgd dat pogingen tot inbreuken op de onder a) tot en met d) vastgestelde voorwaarden kunnen worden opgespoord.
De eerste alinea is niet van toepassing op overeenkomsten beneden de drempels die zijn vastgesteld in artikel 175, lid 1.
Wanneer aanvraagdocumenten bij brief worden ingediend, kunnen de deelnemers kiezen:
hetzij per post of per besteldienst, in welke gevallen het poststempel of de datum van het ontvangstbewijs als bewijs geldt;
hetzij door indiening bij de diensten van de bevoegde ordonnateur door de deelnemer in persoon of door een gemachtigde, in welk geval het ontvangstbewijs als bewijs geldt.
HOOFDSTUK 3
Regels betreffende direct beheer
Artikel 150
Evaluatiecomité
Het evaluatiecomité is samengesteld uit ten minste drie personen.
De bevoegde ordonnateur kan besluiten dat het evaluatiecomité door externe deskundigen wordt bijgestaan.
De leden van het evaluatiecomité kunnen externe deskundigen zijn indien de basishandeling in die mogelijkheid voorziet.
Artikel 151
Opheldering en correctie van aanvraagdocumenten
De bevoegde ordonnateur mag duidelijke administratieve fouten in aanvraagdocumenten corrigeren, na bevestiging van de beoogde correctie door de deelnemer.
Wanneer een deelnemer nalaat bewijsstukken over te leggen of verklaringen af te leggen, verzoekt het evaluatiecomité of, in voorkomend geval, de bevoegde ordonnateur, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, de deelnemer de ontbrekende informatie te verstrekken of opheldering te verschaffen omtrent de bewijsstukken.
Dergelijke informatie, opheldering of bevestiging mag geen substantiële wijziging van aanvraagdocumenten inhouden.
Artikel 152
Garanties
Behalve voor overeenkomsten en subsidies waarvan de waarde 60 000 EUR niet overschrijdt, kan de bevoegde ordonnateur, indien evenredig en op voorwaarde dat deze een risicoanalyse verricht, verlangen dat zekerheid wordt gesteld:
door contractanten of begunstigden ter beperking van de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico’s („garantie voor voorfinancieringen”);
door contractanten om de inachtneming van essentiële contractuele verplichtingen te waarborgen in het geval van werken, leveringen of complexe diensten („uitvoeringsgarantie”);
door contractanten om tijdens de termijn van contractuele aansprakelijkheid de volledige uitvoering van de overeenkomst te waarborgen („retentiegarantie”).
Het JRC is vrijgesteld van het stellen van garanties.
Als alternatief voor een garantie voor voorfinanciering kan de bevoegde ordonnateur voor subsidies besluiten de betaling in verschillende tranches op te splitsen.
Op verzoek van de contractant of de begunstigde en mits de bevoegde ordonnateur ermee instemt:
kan de in lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c), bedoelde garanties worden vervangen door een gezamenlijke en hoofdelijke garantie van de contractant of de begunstigde en een derde;
kan de in lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde garantie worden vervangen door een onherroepelijke en onvoorwaardelijke gezamenlijke garantie van de begunstigden die partijen zijn bij dezelfde subsidieovereenkomst.
Artikel 153
Garantie voor voorfinancieringen
TITEL VI
INDIRECT BEHEER
Artikel 154
Indirect beheer
Wanneer de persoon of entiteit in een basishandeling wordt aangewezen, wordt de keuze voor die specifieke persoon of entiteit gemotiveerd in het in artikel 35 genoemde financieel memorandum.
In geval van uitvoering door een netwerk waarbij ten minste een orgaan of entiteit per betrokken lidstaat of land moet worden aangewezen, wordt deze aanwijzing overeenkomstig de basishandeling verricht door de lidstaat of het land in kwestie. In alle andere gevallen wijst de Commissie deze organen of entiteiten aan in overleg met de betrokken lidstaten of landen.
De Commissie beoordeelt overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel en rekening houdend met de aard van de actie en de daaraan verbonden financiële risico’s, of de personen en entiteiten die overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c), middelen van de Unie besteden:
op basis van internationale beste praktijken een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem opzetten en de werking daarvan garanderen, waarmee met name preventie, opsporing en correctie van onregelmatigheden en fraude mogelijk zijn;
een boekhoudsysteem gebruiken dat tijdig nauwkeurige, volledige en betrouwbare informatie verstrekt;
zich onderwerpen aan een onafhankelijke externe audit, uitgevoerd volgens internationaal aanvaarde auditnormen door een auditinstantie die functioneel onafhankelijk is van de betrokken persoon of entiteit;
passende regels en procedures toepassen om derden financiering te verstrekken, met inbegrip van transparante, niet-discriminerende, doelmatige en doeltreffende evaluatieprocedures, regels om onterecht betaalde bedragen terug te vorderen en regels om de toegang tot financiering uit te sluiten;
passende informatie over hun ontvangers bekendmaken, gelijkwaardig aan de informatie die uit hoofde van artikel 38 bekend wordt gemaakt;
voorzien in een bescherming van persoonsgegevens die gelijkwaardig is aan de in artikel 5 bedoelde bescherming.
Daarnaast mag de Commissie, met het akkoord van de betrokken personen en entiteiten andere regels en procedures beoordelen, zoals de administratiekosten voor de boekhoudingspraktijken van de personen of entiteiten. Op basis van de resultaten van die beoordeling kan de Commissie besluiten om zich op die regels en procedures te baseren.
Personen of entiteiten die overeenkomstig de eerste en de tweede alinea zijn beoordeeld, stellen de Commissie zonder onnodige vertraging in kennis van alle wezenlijke veranderingen aan hun systemen, regels of procedures die van invloed kunnen zijn op de betrouwbaarheid van de beoordeling van de Commissie.
De Commissie kan besluiten geen beoordeling vooraf als bedoeld in de leden 3 en 4te verlangen voor:
de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen van de Unie en de in artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c), punt viii), bedoelde organen of personen die met voorafgaande instemming van de Commissie financiële regels hebben vastgesteld;
derde landen of de organen die zij aanwijzen, in zoverre de Commissie verantwoordelijkheden voor het financieel beheer blijft behouden die een voldoende bescherming van de financiële belangen van de Unie waarborgen, of
die procedures die specifiek door de Commissie worden verlangd, met inbegrip van haar eigen procedures en de procedures die nader worden bepaald in basishandelingen.
Artikel 155
Uitvoering van middelen van de Unie en begrotingsgaranties
Personen en entiteiten die middelen van de Unie of begrotingsgaranties uitvoeren, verstrekken de Commissie:
een verslag over de uitvoering van middelen van de Unie of begrotingsgarantie, onder meer betreffende het vervullen van de voorwaarden of het bereiken van resultaten als bedoeld in artikel 125, lid 1, eerste alinea, onder a);
ingeval met de bijdrage uitgaven worden vergoed, de rekeningen betreffende de gedane uitgaven;
een beheersverklaring betreffende de onder a) en zo nodig de onder b) bedoelde informatie, waarin wordt bevestigd dat:
de informatie op juiste, volledige en accurate wijze is gepresenteerd;
de middelen van de Unie zijn gebruikt voor het beoogde doel als omschreven in de bijdrageovereenkomsten, de financieringsovereenkomsten of de garantieovereenkomsten of, in voorkomend geval, in de desbetreffende sectorspecifieke regelgeving;
de ingevoerde controlesystemen de nodige garanties bieden in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;
een samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de verrichte controles, met een analyse van de aard en de omvang van de vastgestelde fouten en tekortkomingen in de systemen en een overzicht van de reeds genomen of geplande corrigerende maatregelen.
Wanneer, zoals omschreven in artikel 127, wederzijds in audits wordt vertrouwd, bevat de in dit lid, eerste alinea, onder d), bedoelde samenvatting alle relevante auditdocumentatie waarop een beroep moet worden gedaan.
Voor acties die worden beëindigd vóór het einde van het betrokken begrotingsjaar, mag het eindverslag in de plaats komen van de in de eerste alinea, onder c), bedoelde beheersverklaring, op voorwaarde dat dat verslag wordt ingediend vóór 15 februari van het volgende begrotingsjaar.
De in de eerste alinea genoemde documenten gaan vergezeld van een volgens internationaal erkende auditnormen opgesteld advies van een onafhankelijk auditorgaan. In dat advies wordt vastgesteld of de ingevoerde controlesystemen naar behoren functioneren en kosteneffectief zijn, en of de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn. In het advies wordt ook vastgesteld of de verklaringen in de in de eerste alinea, onder c), bedoelde beheersverklaring in de auditwerkzaamheden in twijfel worden getrokken. Indien een dergelijk advies ontbreekt, mag de ordonnateur op andere onafhankelijke middelen een beroep doen om een gelijkwaardige mate van zekerheid te verkrijgen.
De in de eerste alinea bedoelde documenten worden uiterlijk op 15 februari van het volgende begrotingsjaar aan de Commissie bezorgd. Het in de derde alinea bedoelde advies wordt uiterlijk op 15 maart van dat jaar aan de Commissie bezorgd.
De bij dit lid opgelegde verplichtingen gelden onverminderd met de EIB, het EIF, lidstaatsorganisaties, internationale organisaties en derde landen gesloten overeenkomsten. Met betrekking tot de beheersverklaring wordt in dergelijke overeenkomsten ten minste de verplichting voor die entiteiten opgenomen om de Commissie jaarlijks een verklaring te bezorgen dat de middelen van de Unie in het betrokken begrotingsjaar zijn gebruikt, en dat daarover rekening en verantwoording is afgelegd met inachtneming van artikel 154, leden 3 en 4, en van de in zulke overeenkomsten vastgelegde verplichtingen. Die verklaring mag in het eindverslag worden opgenomen indien de uitgevoerde actie tot 18 maanden beperkt is.
Personen en entiteiten nemen bij het uitvoeren van middelen van de Unie het volgende in acht:
zij houden zich aan de toepasselijke recht van de Unie en aan overeengekomen internationale normen en normen van de Unie, en ondersteunen derhalve geen acties die bijdragen aan witwassen, de financiering van terrorisme, belastingontwijking, belastingfraude of belastingontduiking;
zij gaan bij het uitvoeren van financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties overeenkomstig Titel X geen nieuwe verrichtingen aan en verlengen geen verrichtingen met entiteiten die zijn geregistreerd of gevestigd in rechtsgebieden die in het kader van het desbetreffende Uniebeleid op de lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voorkomen of die krachtens artikel 9, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 als derde landen met een hoog risico zijn aangemerkt of die in de praktijk niet voldoen aan op Unieniveau of internationaal niveau overeengekomen fiscale normen inzake transparantie en informatie-uitwisseling.
Entiteiten mogen alleen van de eerste alinea, onder b), afwijken indien de actie fysiek wordt uitgevoerd in een van die rechtsgebieden en er geen enkele aanwijzing bestaat dat de betrokken verrichting onder een van de categorieën van de eerste alinea, onder a), valt.
Bij het sluiten van overeenkomsten met financiële intermediairs nemen de entiteiten die financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties uitvoeren overeenkomstig Titel X, de in dit lid bedoelde eisen op in de desbetreffende overeenkomsten, en zij verlangen van de financiële tussenpersonen dat zij verslag uitbrengen over de naleving daarvan.
Artikel 156
Indirect beheer met internationale organisaties
De volgende organisaties worden gelijkgesteld met internationale organisaties:
het Internationale Comité van het Rode Kruis;
de Internationale Federatie van de nationale verenigingen van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan.
De Commissie kan een naar behoren gemotiveerd besluit nemen waarbij een non-profitorganisatie wordt gelijkgesteld met een internationale organisatie, mits zij aan de volgende voorwaarden voldoet:
zij heeft rechtspersoonlijkheid en autonome bestuursorganen;
zij is opgericht voor de uitvoering van specifieke taken van algemeen internationaal belang;
ten minste zes lidstaten zijn lid van de non-profitorganisatie;
zij beschikt over voldoende financiële garanties;
zij heeft een permanente structuur en werkt volgens systemen, regels en procedures die kunnen worden beoordeeld overeenkomstig artikel 154, lid 3.
Artikel 157
Indirect beheer met lidstaatsorganisaties
Artikel 158
Indirect beheer met derde landen
Artikel 159
Blendingverrichtingen
TITEL VII
AANBESTEDINGEN EN CONCESSIES
HOOFDSTUK 1
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 160
Op overeenkomsten toepasselijke beginselen en toepassingsgebied
De geraamde waarde van een overeenkomst wordt niet bepaald met het voornemen de toepasselijke regels te omzeilen, noch wordt een overeenkomst met dezelfde bedoeling opgesplitst.
De aanbestedende dienst verdeelt een overeenkomst in percelen indien dat passend is, met inachtneming van een brede mededinging.
Artikel 161
Bijlage over aanbestedingen en bevoegdheidsdelegatie
In bijlage I bij deze verordening worden nadere regels voor aanbestedingen vastgesteld. Teneinde ervoor te zorgen dat instellingen van de Unie bij het gunnen van overeenkomsten voor eigen rekening dezelfde normen toepassen als die welke gelden voor aanbestedende diensten die vallen onder Richtlijnen 2014/23/EU en 2014/24/EU, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 269 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I bij deze verordening te wijzigen, teneinde deze aan te passen aan de wijzigingen van voornoemde richtlijnen en daarmee samenhangende technische aanpassingen aan te brengen.
Artikel 162
Gemengde overeenkomsten en gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten
Een overeenkomst die betrekking heeft op één soort aanbestedingen (werken, leveringen of diensten) en concessies (werken of diensten) wordt gegund overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de betrokken overeenkomst tot uitvoering van een overheidsopdracht.
Artikel 163
Publiciteitsmaatregelen
Voor procedures met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 175, lid 1, of artikel 178 bedoelde drempelwaarden, maakt de aanbestedende dienst in het Publicatieblad van de Europese Unie het volgende bekend:
bij de aanvang van een procedure, een aanbestedingsbericht, behalve bij de in artikel 164, lid 1, onder d), bedoelde procedure;
een gunningsbericht, die betrekking heeft op de resultaten van de procedure.
Artikel 164
Aanbestedingsprocedures
Voor de gunning van concessieovereenkomsten of overeenkomsten tot uitvoering van overheidsopdrachten, waaronder raamovereenkomsten, kan een van de volgende aanbestedingsprocedures worden gevolgd:
openbare procedure;
niet-openbare procedure, onder meer via een dynamisch aankoopsysteem;
prijsvraag;
onderhandelingsprocedure, ook zonder voorafgaande bekendmaking;
concurrentiegerichte dialoog;
mededingingsprocedure met onderhandeling;
innovatiepartnerschap;
procedures na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling.
Niettegenstaande de eerste alinea kan de aanbestedende dienst het aantal gegadigden dat tot deelname aan de procedure wordt uitgenodigd, beperken op grond van objectieve en niet-discriminerende selectiecriteria, die worden vermeld in het aanbestedingsbericht of in de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. Het aantal gegadigden dat wordt uitgenodigd, moet voldoende zijn om een werkelijke mededinging te garanderen.
Een aanbestedende dienst kan een overeenkomst gunnen op basis van de oorspronkelijke inschrijving zonder onderhandeling, mits in de aanbestedingsstukken in die mogelijkheid is voorzien.
De aanbestedende dienst kan gebruikmaken van:
de openbare of de niet-openbare procedure, voor elke aankoop;
de procedures na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor overeenkomsten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarden, voor een eerste selectie van de gegadigden die zullen worden uitgenodigd tot het indienen van inschrijvingen in het licht van toekomstige niet-openbare uitnodigingen tot inschrijving, of met als doel te komen tot een lijst van verkopers die zullen worden uitgenodigd om verzoeken tot deelname of inschrijvingen in te dienen;
de prijsvraag, voor het verwerven van een plan of ontwerp dat op basis van vergelijking door een jury wordt geselecteerd;
het innovatiepartnerschap, voor het ontwikkelen van een innovatief product, een innovatieve dienst of innovatieve werken en voor de daaropvolgende aankoop van de daaruit resulterende levering, dienstverlening of verrichting van werken;
de mededingingsprocedure met onderhandeling of de concurrentiegerichte dialoog voor concessieovereenkomsten, voor de in bijlage XIV bij Richtlijn 2014/24/EU bedoelde overeenkomsten voor diensten, in gevallen waarin er in antwoord op een openbare of een niet-openbare procedure na afsluiting van de oorspronkelijke procedure slechts onregelmatige of onaanvaardbare inschrijvingen zijn ingediend, en voor gevallen waarin dat wordt gerechtvaardigd door de bijzondere omstandigheden onder meer in verband met de aard of de complexiteit van het onderwerp van de overeenkomst, dan wel met de specifieke soort overeenkomst, zoals nader omschreven in bijlage I bij deze verordening;
de onderhandelingsprocedure voor overeenkomsten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarde of de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking, voor bepaalde soorten aankopen die niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/24/EU vallen of in de duidelijk omschreven uitzonderlijke omstandigheden die zijn bepaald in bijlage I bij deze verordening.
De aanbestedende dienst volgt de regels van de niet-openbare procedure voor aanbestedingen via een dynamisch aankoopsysteem.
Artikel 165
Interinstitutionele aanbesteding en gezamenlijke aanbesteding
De organen en personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het GBVB overeenkomstig titel V van het VEU is toevertrouwd, alsmede de secretaris van de Raad van bestuur van de Europese Scholen kunnen ook aan de interinstitutionele procedures deelnemen.
De voorwaarden van een raamovereenkomst zijn alleen van toepassing tussen de aanbestedende diensten die in de aanbestedingsstukken met het oog daarop zijn aangewezen, en de ondernemers die partij zijn bij de raamovereenkomst.
Gezamenlijke aanbesteding mag plaatsvinden met de EVA-staten, alsmede met de kandidaat-lidstaten van de Unie, indien die mogelijkheid uitdrukkelijk is vastgelegd in een bilateraal of multilateraal verdrag.
De voor de instellingen van de Unie geldende procedurele bepalingen van toepassing op de gezamenlijke aanbesteding.
Indien het aandeel van, of beheerd door, de aanbestedende dienst van een lidstaat in de geraamde totale waarde van de overeenkomst gelijk is aan of hoger is dan 50 %, of in naar behoren gemotiveerde gevallen, kan de instelling van de Unie besluiten dat de voor de aanbestedende dienst van een lidstaat geldende procedurele bepalingen op de gezamenlijke aanbesteding van toepassing zijn, op voorwaarde dat die bepalingen als gelijkwaardig met die van de instelling van de Unie kunnen worden beschouwd.
De instelling van de Unie en de aanbestedende dienst van een lidstaat, een EVA-staat of een kandidaat-lidstaat van de Unie die bij de gezamenlijke aanbesteding betrokken zijn, maken met name afspraken over de praktische nadere regelingen voor de evaluatie van de verzoeken tot deelname of van de inschrijvingen, de gunning van de overeenkomst, het recht dat op de overeenkomst van toepassing is, en de in geval van geschil bevoegde rechter.
Artikel 166
Voorbereiding van een aanbestedingsprocedure
Artikel 167
Gunning van overeenkomsten
Overeenkomsten worden gegund op basis van gunningscriteria, mits door de aanbestedende dienst het volgende is nagegaan:
de inschrijving voldoet aan de minimumeisen die zijn vastgesteld in de aanbestedingsstukken;
de gegadigde of inschrijver is niet uitgesloten op grond van artikel 136 en is evenmin afgewezen op grond van artikel 141;
de gegadigde of inschrijver voldoet aan de selectiecriteria die zijn vastgesteld in de aanbestedingsstukken en heeft geen belangenconflict die de uitvoering van de overeenkomst negatief kunnen beïnvloeden.
Voor de methode met betrekking tot de laagste kosten hanteert de aanbestedende dienst een kosteneffectiviteitsbenadering, met inbegrip van levenscycluskostenberekening.
Voor de beste prijs-kwaliteitverhouding houdt de aanbestedende dienst rekening met de prijs of de kosten en andere kwaliteitscriteria in verband met het voorwerp van de overeenkomst.
Artikel 168
Indiening, elektronische communicatie en beoordeling
De aanbestedende dienst geeft de garanties vrij:
ten aanzien van inschrijvers of afgewezen inschrijvingen als bedoeld in punt 30.2, onder b) of c), van bijlage I, na kennisgeving van het resultaat van de procedure;
ten aanzien van inschrijvers gerangschikt als bedoeld in punt 30.2, onder e), van bijlage I, na de ondertekening van de overeenkomst.
De aanbestedende dienst opent alle verzoeken tot deelname en inschrijvingen. Hij wijst evenwel af:
verzoeken tot deelname en inschrijvingen waarbij de uiterste datum voor ontvangst niet in acht is genomen, zonder deze te openen;
reeds bij ontvangst geopende inschrijvingen, zonder bestudering van de inhoud daarvan.
De ordonnateur mag afzien van de aanstelling van een evaluatiecomité overeenkomstig artikel 150, lid 2, in de volgende gevallen:
de waarde van de overeenkomst ligt onder de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempels;
op basis van een risicoanalyse voor de gevallen bedoeld in punt 11.1, tweede alinea, onder c), onder e), onder f), punt i), onder f), punt iii), en onder h), van bijlage I;
op basis van een risicoanalyse wanneer in het kader van een raamovereenkomst tot een hernieuwde oproep tot mededinging wordt overgegaan;
voor procedures op het gebied van extern optreden met een waarde van minder dan of gelijk aan 20 000 EUR.
Artikel 169
Contacten tijdens de aanbestedingsprocedure
Artikel 170
Gunningsbesluit en informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers
Wat betreft de gunning van specifieke overeenkomsten in het kader van een raamovereenkomst met hernieuwde oproep tot mededinging, stelt de aanbestedende dienst de inschrijvers in kennis van het resultaat van de evaluatie.
De aanbestedende dienst stelt op schriftelijk verzoek elke inschrijver die niet in een in artikel 136, lid 1, bedoelde uitsluitingssituatie verkeert, die niet overeenkomstig artikel 141 afgewezen is en waarvan de inschrijving conform is met de aanbestedingsstukken, in kennis van:
de naam van de inschrijver, of inschrijvers in het geval van een raamovereenkomst, aan wie de overeenkomst wordt gegund en, behalve in het geval van een specifieke overeenkomst in het kader van een raamovereenkomst met hernieuwde oproep tot mededinging, de kenmerken en relatieve voordelen van de geselecteerde inschrijving, de betaalde prijs of de waarde van de overeenkomst, naargelang wat passend is;
de voortgang bij de onderhandelingen en de dialoog met de inschrijvers.
De aanbestedende dienst kan echter beslissen bepaalde informatie niet mee te delen indien bekendmaking ervan de rechtshandhaving zou belemmeren, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan rechtmatige commerciële belangen van ondernemers of een eerlijke mededinging tussen hen zou vervalsen.
Artikel 171
Annulering van de aanbestedingsprocedure
De aanbestedende dienst kan tot op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst de aanbestedingsprocedure annuleren, zonder dat de gegadigden of inschrijvers aanspraak kunnen maken op enige schadevergoeding.
Dit besluit wordt gemotiveerd en zo spoedig mogelijk ter kennis van de gegadigden of inschrijvers gebracht.
Artikel 172
Uitvoering en wijzigingen van de overeenkomst
Een overeenkomst, een raamovereenkomst of een specifieke overeenkomst in het kader van een raamovereenkomst kan zonder nieuwe aanbestedingsprocedure worden gewijzigd in de volgende gevallen:
voor aanvullende werken, leveringen of diensten door de oorspronkelijke contractant die noodzakelijk zijn geworden, en die niet in de oorspronkelijke aanbesteding waren opgenomen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
een verandering van contractant is niet mogelijk om technische redenen in verband met eisen van uitwisselbaarheid of interoperabiliteit met bestaande uitrusting, diensten of installaties;
een verandering van contractant zou voor de aanbestedende dienst aanzienlijke extra kosten veroorzaken;
prijsverhogingen, inclusief de netto cumulatieve waarde van achtereenvolgende wijzigingen, bedragen niet meer dan 50 % van de oorspronkelijke waarde van de overeenkomst;
indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
de behoefte aan wijziging is het gevolg van omstandigheden die een zorgvuldige aanbestedende dienst niet kon voorzien;
prijsverhogingen bedragen niet meer dan 50 % van de oorspronkelijke waarde van de overeenkomst;
indien het bedrag dat de wijziging met zich meebrengt, lager is dan de volgende drempelwaarden:
de ten tijde van de wijziging op het gebied van extern optreden toepasselijke drempelwaarden bedoeld in artikel 175, lid 1, en in punt 38 van bijlage I, en
10 % van de oorspronkelijke waarde van de overeenkomst tot uitvoering van overheidsopdrachten voor diensten en leveringen en van de concessieovereenkomsten voor werken of diensten en 15 % van de oorspronkelijke waarde van de overeenkomst tot uitvoering van overheidsopdrachten voor werken;
indien aan beide onderstaande voorwaarden is voldaan:
worden de minimumeisen van de oorspronkelijke aanbestedingsprocedure niet gewijzigd;
voldoet elke navolgende waardewijziging aan de in deze alinea, onder c), bepaalde voorwaarden, tenzij deze waardewijziging voortvloeit uit een strikte toepassing van de aanbestedingsstukken of de contractuele bepalingen.
In de oorspronkelijke waarde van de overeenkomst wordt geen rekening gehouden met prijswijzigingen.
De netto cumulatieve waarde van meerdere achtereenvolgende wijzigingen op grond van de eerste alinea, onder c), bedraagt niet meer dan de daarin vermelde drempelwaarden.
De aanbestedende dienst past de in artikel 163 vermelde publiciteitsmaatregelen achteraf toe.
Artikel 173
Uitvoeringsgaranties en retentiegaranties
Zij wordt volledig vrijgegeven na de definitieve oplevering van de werken, leveringen of complexe diensten, binnen een in de overeenkomst overeenkomstig artikel 116, lid 1, te bepalen termijn. Zij kan geheel of gedeeltelijk worden vrijgegeven na de voorlopige oplevering van de werken, leveringen of complexe diensten.
Het bedrag van de retentiegarantie wordt bepaald door de aanbestedende dienst en is evenredig aan de geïdentificeerde risico’s wat betreft de uitvoering van de overeenkomst, rekening houdende met het voorwerp van de overeenkomst en met de in de betrokken sector gebruikelijke commerciële voorwaarden.
Een retentiegarantie mag niet worden gebruikt in een overeenkomst waarbij een uitvoeringsgarantie is gevraagd en niet is vrijgegeven.
HOOFDSTUK 2
Bepalingen betreffende de door instellingen van de Unie voor eigen rekening gegunde overeenkomsten
Artikel 174
De aanbestedende dienst
Instellingen van de Unie die overeenkomstig de eerste alinea als aanbestedende diensten worden beschouwd, delegeren overeenkomstig artikel 60 de nodige bevoegdheden voor de uitoefening van de functie van de aanbestedende dienst.
Artikel 175
Toepasselijke drempelwaarden en wachttermijn
Artikel 176
Regels inzake toegang tot aanbestedingen
Artikel 177
Aanbestedingsregels van de Wereldhandelsorganisatie
Indien de in het kader van de Wereldhandelsorganisatie gesloten plurilaterale overeenkomst inzake overheidsopdrachten van toepassing is, staat de aanbestedingsprocedure ook open voor ondernemers, gevestigd in de staten die deze overeenkomst hebben geratificeerd, zulks onder de daarin vastgelegde voorwaarden.
HOOFDSTUK 3
Bepalingen betreffende aanbestedingen op het gebied van extern optreden
Artikel 178
Aanbestedingen voor extern optreden
Onder voorbehoud van de in bijlage I vastgestelde uitzonderingen en voorwaarden wordt de overeenkomst of de raamovereenkomst met de geselecteerde inschrijver pas door de aanbestedende dienst ondertekend wanneer een wachttermijn is verstreken. Bij gebruik van elektronische communicatiemiddelen bedraagt de wachttermijn tien dagen, en vijftien dagen bij gebruik van andere middelen.
Artikel 163 en artikel 164, lid 1, onder a) en b), en de tweede alinea van dit lid zijn pas van toepassing vanaf:
300 000 EUR voor overeenkomsten voor diensten en leveringen;
5 000 000 EUR voor overeenkomsten voor werken.
Dit hoofdstuk is van toepassing op:
aanbestedingen waarbij de Commissie overeenkomsten niet voor eigen rekening gunt;
aanbestedingen door in artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c), bedoelde personen of entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren, indien dat is vastgesteld in de bijdrage- of financieringsovereenkomsten als bedoeld in artikel 154.
Artikel 179
Regels inzake toegang tot aanbestedingen op het gebied van extern optreden
TITEL VIII
SUBSIDIES
HOOFDSTUK 1
Toepassingsgebied en vorm van subsidies
Artikel 180
Toepassingsgebied en vorm van subsidies
Subsidies mogen worden toegekend voor de financiering van:
een actie die beoogt bij te dragen tot de verwezenlijking van een beleidsdoelstelling van de Unie („actiesubsidies”);
de werking van een orgaan dat een in het kader en ter ondersteuning van het beleid van de Unie passende doelstelling nastreeft („exploitatiesubsidies”).
Exploitatiesubsidies nemen de vorm aan van een financiële bijdrage tot het werkprogramma van het in de eerste alinea, onder b) bedoelde orgaan.
Indien de subsidie de vorm van financiering aanneemt die niet gekoppeld is aan kosten uit hoofde van artikel 125, lid 1, eerste alinea, onder a):
zijn de in deze titel, met name de artikelen 182, 184 en 185, artikel 186, leden 2 tot en met 4, artikel 190, artikel 191, lid 3, en artikel 203, lid 4, vastgestelde bepalingen betreffende de subsidiabiliteit en de verificatie van kosten niet van toepassing.
wat betreft artikel 181 zijn uitsluitend de in dat artikel, leden 2 en 3, lid 4, eerste alinea, onder a) en d), lid 4, tweede alinea, en lid 5, bedoelde procedure en vereisten van toepassing.
Artikel 181
Vaste bedragen, eenheidskosten en financiering volgens een vast percentage
Het besluit waarbij toestemming wordt verleend, bevat ten minste:
een motivering met betrekking tot de geschiktheid van dergelijke financieringsvormen ten aanzien van de aard van de gesteunde acties of werkprogramma’s en ten aanzien van de mogelijke onregelmatigheden en fraude en van de controlekosten;
een identificatie van de kosten of categorieën kosten die worden gedekt door vaste bedragen, eenheidskosten of financiering volgens een vast percentage, die overeenkomstig artikel 186, lid 3, onder c), e) en f), en artikel 186, lid 4, subsidiabel worden geacht, met uitsluiting van niet-subsidiabele kosten uit hoofde van de toepasselijke regels van de Unie;
een beschrijving van de methoden ter vaststelling van vaste bedragen, eenheidskosten of financiering volgens een vast percentage. Die methoden zijn gebaseerd op:
statistische gegevens, even objectieve hulpmiddelen of een deskundig oordeel dat door intern beschikbare deskundigen is verstrekt of overeenkomstig de toepasselijke regels is verkregen, of
een aanpak per begunstigde, met verwijzing naar gecertificeerde of controleerbare gegevens van de begunstigde uit het verleden of naar zijn gebruikelijke kostenberekeningsmethoden;
waar mogelijk, de wezenlijke voorwaarden die aanleiding geven tot betaling, met inbegrip van, in voorkomend geval, het verwezenlijken van outputs en/of resultaten;
indien vaste bedragen, eenheidskosten en vaste percentages niet op output en/of resultaat gebaseerd zijn, een motivering waarom een aanpak op basis van output en/of resultaat niet mogelijk of passend is.
De in de eerste alinea, onder c), bedoelde methoden garanderen:
de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer, met name de geschiktheid van de respectieve bedragen ten aanzien van de vereiste outputs en/of resultaten, rekening houdend met de voorzienbare ontvangsten die door de acties of werkprogramma’s worden voortgebracht;
een redelijke naleving van de beginselen van medefinanciering en verbod op dubbele financiering.
Het besluit waarbij toestemming wordt verleend kan slaan op het gebruik van vaste bedragen, eenheidskosten of vaste percentages voor meer dan één specifiek financieringsprogramma, indien de aard van de activiteiten of van de uitgaven een gemeenschappelijke aanpak mogelijk maken. In dat geval kan het besluit waarbij toestemming wordt verleend, worden vastgesteld door:
de bevoegde ordonnateurs wanneer alle betrokken activiteiten onder hun bevoegdheid vallen;
de Commissie indien dit passend is in het licht van de aard van de activiteiten of de uitgaven of in het licht van het aantal betrokken ordonnateurs.
Artikel 182
Eenmalige vaste bedragen
Artikel 183
Toetsen en controles van begunstigden met betrekking tot vaste bedragen, eenheidskosten en vaste percentages
De grootte van vaste bedragen, eenheidskosten of financiering volgens een vast percentage die vooraf zijn bepaald volgens de methode die overeenkomstig artikel 181 door de bevoegde ordonnateur of de Commissie is toegestaan, wordt niet door controles achteraf betwist. Dit doet niet af aan het recht van de bevoegde ordonnateur om te controleren of de voorwaarden die aanleiding geven tot de betaling, als bedoeld in de eerste alinea van dit lid, zijn vervuld, en de subsidie overeenkomstig artikel 131, lid 4, te verlagen in geval van niet-vervulling van die voorwaarden of in geval van onregelmatigheden, fraude of een schending van andere verplichtingen. Indien vaste bedragen, eenheidskosten of vaste percentages zijn vastgesteld op basis van de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde, is artikel 185, lid 2, van toepassing.
Artikel 184
Periodieke beoordeling van vaste bedragen, eenheidskosten of vaste percentages
De methode om vaste bedragen, eenheidskosten en vaste percentages te bepalen, de onderliggende gegevens en de daaruit voortvloeiende bedragen evenals de geschiktheid van die bedragen ten aanzien van de voortgebrachte output en/of resultaten worden periodiek beoordeeld en, zo nodig, aangepast overeenkomstig artikel 181. De frequentie en de reikwijdte van de beoordelingen hangen af van de ontwikkeling en de aard van de kosten, met name rekening houdend met belangrijke wijzigingen in de marktprijzen en andere relevante omstandigheden.
Artikel 185
Gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde
Artikel 186
Subsidiabele kosten
Voor de absolute waarde van subsidies wordt een algemeen maximum („maximale subsidiebedrag”) in acht genomen, dat wordt vastgesteld op basis van:
het totale bedrag van niet aan financiering gekoppelde kosten, in het geval als bedoeld in artikel 125, lid 1, eerste alinea, onder a);
de geraamde subsidiabele kosten, waar mogelijk, in het in artikel 125, lid 1, eerste alinea, onder b), bedoelde geval;
het totale bedrag van de duidelijk vooraf vastgelegde geraamde subsidiabele kosten in de vorm van vaste bedragen, eenheidskosten of vaste percentages als bedoeld in artikel 125, lid 1, eerste alinea, onder c), d) en e).
Onverminderd de basishandeling kunnen subsidies daarnaast worden weergegeven als een percentage van de geraamde subsidiabele kosten, zulks indien de subsidie de in de eerste alinea, onder b), bedoelde vorm aanneemt, of als een percentage van de in de eerste alinea, onder c), bedoelde vaste bedragen, eenheidskosten of financiering volgens een vast percentage.
Wanneer de subsidie de in de eerste alinea, onder b), van dit lid bedoelde vorm aanneemt en wanneer de subsidie vanwege de specifieke kenmerken van een actie slechts als een absolute waarde kan worden uitgedrukt, vindt de controle van de subsidiabele kosten plaats overeenkomstig artikel 155, lid 4, en, waar van toepassing, lid 5.
Onverminderd het in de basishandeling vastgestelde maximale medefinancieringspercentage, geldt het volgende:
de subsidie bedraagt niet meer dan de subsidiabele kosten;
wanneer de subsidie de in lid 1, eerste alinea, onder b), bedoelde vorm aanneemt en indien de geraamde subsidiabele kosten de in artikel 181, lid 8, bedoelde kosten voor vrijwilligerswerk omvatten, bedraagt de subsidie niet meer dan de andere geraamde subsidiabele kosten dan de kosten voor vrijwilligerswerk.
Subsidiabele kosten die daadwerkelijk door de begunstigde als bedoeld in artikel 125, lid 1, eerste alinea, onder b), zijn gemaakt, voldoen aan elk van de volgende criteria:
zij worden gemaakt tijdens de looptijd van de actie of het werkprogramma, met uitzondering van de kosten die betrekking hebben op de eindverslagen en auditcertificaten;
zij zijn aangegeven in de geraamde totale begroting van de actie of het werkprogramma;
zij zijn noodzakelijk ter uitvoering van de actie die of het werkprogramma dat het voorwerp is van de subsidie;
zij zijn aanwijsbaar en verifieerbaar, zijn met name opgenomen in de boekhoudbescheiden van de begunstigde en zijn vastgesteld overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de begunstigde is gevestigd en overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde;
zij voldoen aan de bepalingen van de toepasselijke fiscale en sociale wetgeving;
zij zijn redelijk en gerechtvaardigd en voldoen aan het beginsel van goed financieel beheer, met name wat zuinigheid en efficiëntie betreft.
Tenzij anders bepaald in de basishandeling en in aanvulling op lid 3 van dit artikel, zijn de volgende categorieën kosten subsidiabel voor zover de bevoegde ordonnateur deze als zodanig heeft aangemerkt in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen:
kosten die verband houden met een door de begunstigde verstrekte garantie voor voorfinancieringen, indien die garantie overeenkomstig artikel 152, lid 1, door de bevoegde ordonnateur wordt vereist;
kosten die verband houden met certificaten betreffende de financiële staten en operationele auditverslagen, indien dergelijke certificaten of verslagen door de bevoegde ordonnateur worden vereist;
btw, indien deze krachtens de nationale btw-wetgeving niet terugvorderbaar is en wordt betaald door een begunstigde die geen niet-belastingplichtige is in de zin van artikel 13, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad ( 25 );
afschrijvingskosten, op voorwaarde dat de begunstigde die werkelijk heeft gemaakt;
salariskosten van personeel van de nationale overheid, voor zover deze verband houden met de kosten van activiteiten die de betrokken overheidsinstantie niet zou ondernemen indien het betrokken project niet zou worden uitgevoerd.
Voor de toepassing van de tweede alinea, onder c):
wordt btw als niet terugvorderbaar beschouwd wanneer zij volgens het nationale recht toerekenbaar is aan een van de volgende activiteiten:
vrijgestelde activiteiten zonder recht op aftrek;
activiteiten die buiten het toepassingsgebied van de btw vallen;
activiteiten als bedoeld in punt i) of ii) waarvoor de btw niet aftrekbaar is, maar wordt terugbetaald via specifieke terugbetalingsregelingen of compensatiefondsen die niet onder Richtlijn 2006/112/EG vallen, ook indien de regeling of het fonds bij de nationale btw-wetgeving is ingesteld;
wordt btw betreffende de in artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG genoemde werkzaamheden geacht door een begunstigde, andere dan een niet-belastingplichtige in de zin van artikel 13, lid 1, eerste alinea, van die richtlijn, te zijn betaald, ongeacht of de werkzaamheden door de betrokken lidstaat worden beschouwd als zijnde verricht door publiekrechtelijke lichamen die als overheid optreden.
Artikel 187
Verbonden entiteiten en enige begunstigde
Voor de toepassing van deze titel worden de volgende entiteiten beschouwd als aan de begunstigde verbonden entiteiten:
entiteiten die overeenkomstig lid 2 samen de enige begunstigde vormen;
entiteiten die voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria en zich niet in een van de in artikel 136, lid 1, en artikel 141, lid 1, vermelde situaties bevinden, en die een band hebben met de begunstigde, met name een juridische of financiële band, welke niet beperkt blijft tot de actie noch slechts tot stand is gebracht met als enige doel de uitvoering ervan.
Titel V, hoofdstuk 2, afdeling 2, is ook van toepassing op verbonden entiteiten.
Tenzij anders bepaald in de oproep tot het indienen van voorstellen kunnen aan de begunstigde verbonden entiteiten deelnemen aan de uitvoering van de actie, mits de beide volgende voorwaarden zijn vervuld:
de desbetreffende entiteiten worden in de subsidieovereenkomst vermeld;
de desbetreffende entiteiten houden zich aan de regels die krachtens de subsidieovereenkomst op de begunstigde van toepassing zijn met betrekking tot:
de subsidiabiliteit van kosten of de voorwaarden die aanleiding geven tot de betaling;
de rechten van toetsen en audits door de Commissie, OLAF en de Rekenkamer.
Door dergelijke entiteiten gemaakte kosten kunnen als werkelijk gemaakte subsidiabele kosten worden aanvaard of door vaste bedragen, eenheidskosten of financiering volgens een vast percentage worden gedekt.
HOOFDSTUK 2
Beginselen
Artikel 188
Algemene beginselen van toepassing op subsidies
Met betrekking tot subsidies gelden de volgende beginselen:
het beginsel van gelijke behandeling;
het transparantiebeginsel;
het medefinancieringsbeginsel;
het beginsel van niet-cumuleerbaarheid en verbod op dubbele financiering;
het verbod op terugwerkende kracht;
het winstverbod.
Artikel 189
Transparantiebeginsel
Na de in de leden 1 en 2 bedoelde bekendmaking zendt de Commissie op verzoek aan het Europees Parlement en de Raad een verslag toe over:
het aantal aanvragers in het voorgaande begrotingsjaar;
het aantal en het percentage gehonoreerde aanvragen per oproep tot het indienen van voorstellen;
de gemiddelde tijdsduur van de procedure vanaf de uiterste datum voor het indienen van voorstellen tot de toekenning van de subsidie;
het aantal subsidies en de betrokken bedragen waarvoor overeenkomstig artikel 38, lid 4, in het voorgaande begrotingsjaar is afgezien van bekendmaking achteraf.
subsidies die overeenkomstig artikel 195, eerste alinea, onder g), zijn toegekend aan financiële instellingen, waaronder de EIB of het EIF.
Artikel 190
Medefinancieringsbeginsel
Medefinanciering kan worden verstrekt in de vorm van eigen middelen van de begunstigde, door de actie of het werkprogramma voortgebrachte inkomsten, of bijdragen in geld of in natura van derden.
Andere bijdragen in natura van derden worden in de geraamde begroting apart van de bijdragen aan de subsidiabele kosten vermeld. Hun waarde wordt bij benadering in de geraamde begroting opgegeven en is niet onderworpen aan latere wijzigingen.
Artikel 191
Beginsel van niet-cumuleerbaarheid en verbod op dubbele financiering
Per begrotingsjaar kan aan een begunstigde slechts één exploitatiesubsidie ten laste van de begroting worden toegekend.
Een actie kan door verschillende bevoegde ordonnateurs gezamenlijk worden gefinancierd uit verschillende begrotingsonderdelen.
De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing en de Commissie kan, in voorkomend geval, besluiten niet na te gaan of dezelfde kosten tweemaal zijn gefinancierd met betrekking tot de volgende soorten steun:
aan natuurlijke personen betaalde studie-, onderzoeks-, opleidings- of onderwijssteun;
directe steun die wordt betaald aan de meest behoeftige natuurlijke personen, zoals werklozen en vluchtelingen.
Artikel 192
Winstverbod
In het geval van een exploitatiesubsidie worden de bedragen die zijn bestemd voor de opbouw van reserves, buiten beschouwing gelaten voor de toetsing van het winstverbod.
Lid 1 is niet van toepassing op:
acties die beogen de financiële capaciteit van een begunstigde te vergroten, of acties die inkomsten voortbrengen om de actie te laten voortbestaan na de periode van financiering door de Unie die in de subsidieovereenkomst is vastgesteld;
aan natuurlijke personen betaalde studie-, onderzoeks-, opleidings- of onderwijssteun of andere directe steun die wordt betaald aan de meest behoeftige natuurlijke personen, zoals werklozen en vluchtelingen;
door non-profitorganisaties uitgevoerde acties;
subsidies in de in artikel 125, lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde vorm;
subsidies van kleine bedragen.
Artikel 193
Verbod op terugwerkende kracht
In die gevallen zijn de kosten die vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gemaakt, niet subsidiabel, tenzij:
in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen als in de basishandeling bepaald, of
in geval van extreme urgentie voor de in artikel 195, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde maatregelen, waarin een vroegtijdige interventie van de Unie van groot belang zou zijn.
In de in de tweede alinea, onder b), bedoelde gevallen komen de kosten die door een begunstigde vóór de datum van indiening van zijn aanvraag zijn gemaakt, voor financiering door de Unie in aanmerking mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de redenen voor de afwijking zijn naar behoren toegelicht door de bevoegde ordonnateur;
in de subsidieovereenkomst wordt uitdrukkelijk een subsidiëringsdatum vastgesteld die vroeger valt dan de datum van indiening van de aanvraag.
De gedelegeerde ordonnateur brengt over elk van de in dit lid bedoelde gevallen verslag uit in de rubriek „Afwijkingen van het verbod op terugwerkende kracht uit hoofde van artikel 193 van het Financieel Reglement” van het in artikel 74, lid 9, bedoelde jaarlijkse activiteitenverslag.
HOOFDSTUK 3
Procedure voor het toekennen van subsidies en subsidieovereenkomst
Artikel 194
Inhoud en bekendmaking van de oproepen tot het indienen van voorstellen
In een oproep tot het indienen van voorstellen worden aangegeven:
de doelstellingen;
de subsidiabiliteits-, uitsluitings-, selectie- en toekenningscriteria, alsmede de bijbehorende bewijsstukken;
de wijzen van financiering door de Unie, met vermelding van alle soorten bijdragen van de Unie, met name de vormen van subsidie;
de regelingen en uiterste datum voor de indiening van voorstellen;
de beoogde datum waarop alle aanvragers op de hoogte moeten zijn gesteld van de uitkomst van de beoordeling van hun aanvraag evenals de indicatieve datum waarop de subsidieovereenkomsten worden ondertekend.
De in lid 1, onder e), bedoelde data worden vastgesteld op grond van de volgende termijnen:
voor wat betreft de inkennisstelling van alle aanvragers betreffende de uitkomst van de beoordeling van hun aanvraag, ten hoogste zes maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen;
voor wat betreft de ondertekening van subsidieovereenkomsten met aanvragers, ten hoogste drie maanden vanaf de datum van de inkennisstelling van aanvragers dat zij succesvol zijn geweest.
Deze termijnen mogen worden aangepast om rekening te houden met de tijd die nodig is om te voldoen aan eventuele door de basishandeling vereiste specifieke procedures overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011, en zij mogen in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen worden overschreden, in het bijzonder wanneer het complexe acties betreft, er een groot aantal voorstellen is ingediend of er sprake is van aan de aanvragers te wijten vertraging.
De gedelegeerde ordonnateur vermeldt in zijn jaarlijkse activiteitenverslag de gemiddelde termijnen voor de inkennisstelling van aanvragers en de ondertekening van subsidieovereenkomsten. Ingeval de in de eerste alinea vermelde termijnen worden overschreden, geeft de gedelegeerde ordonnateur hiervoor redenen op en stelt hij, indien deze niet naar behoren zijn gemotiveerd overeenkomstig de tweede alinea, corrigerende maatregelen voor.
Artikel 195
Uitzonderingen op de oproepen tot het indienen van voorstellen
Subsidies kunnen alleen in de volgende gevallen zonder oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend:
voor humanitaire hulp, noodhulpoperaties, civielebeschermingsoperaties of crisisbeheersingssteun;
in andere uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde noodgevallen;
aan organen die zich rechtens of feitelijk in een monopoliepositie bevinden, of aan organen die door de lidstaten op hun verantwoordelijkheid worden aangewezen, indien de betrokken lidstaten zich rechtens of feitelijk in een monopoliepositie bevinden;
aan organen waarvan in een basishandeling in de zin van artikel 58 is vastgesteld dat zij begunstigden van een subsidie zijn, of aan organen die door de lidstaten op hun verantwoordelijkheid worden aangewezen, indien de betrokken lidstaten in een basishandeling als begunstigden zijn genoemd;
op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling, aan organen die worden aangewezen in het in artikel 110 bedoelde werkprogramma, mits de basishandeling uitdrukkelijk in die mogelijkheid voorziet en het project niet valt onder het bereik van een oproep tot het indienen van voorstellen;
voor activiteiten met specifieke eigenschappen die vanwege de benodigde technische vakkennis, hoge mate van specialisatie of administratieve bevoegdheden een specifiek soort orgaan vergen, op voorwaarde dat de desbetreffende acties niet vallen onder het bereik van een oproep tot het indienen van voorstellen;
aan de EIB of het EIF voor acties van technische bijstand. In dergelijke gevallen is artikel 196, lid 1, onder a) tot en met d), niet van toepassing.
Indien het in de eerste alinea, onder f), bedoelde specifiek soort orgaan een lidstaat is, kan de subsidie ook zonder een oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend aan het orgaan dat door de lidstaat op zijn verantwoordelijkheid wordt aangewezen met het oog op de uitvoering van de actie;
De in de eerste alinea, onder c) en f), bedoelde gevallen worden in het toekenningsbesluit naar behoren gemotiveerd.
Artikel 196
Inhoud van de subsidieaanvragen
De subsidieaanvraag omvat:
informatie over de juridische status van de aanvrager;
een verklaring op erewoord van de aanvrager overeenkomstig artikel 137, lid 1, en over het vervullen van de criteria om in aanmerking te komen en de selectiecriteria;
informatie waarmee de financiële draagkracht en de operationele capaciteit van de aanvrager om de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma uit te voeren, worden aangetoond en, indien daartoe is besloten door de bevoegde ordonnateur op basis van een risicobeoordeling, bewijsstukken welke die informatie bevestigen, zoals de jaarrekening en de balans van maximaal de laatste drie afgesloten boekjaren.
Die informatie en bewijsstukken worden niet verlangd van aanvragers waarvoor de verificatie van de financiële draagkracht of de operationele capaciteit niet van toepassing is overeenkomstig artikel 198, lid 5 of 6. Daarnaast worden geen bewijsstukken vereist voor subsidies van kleine bedragen;
wanneer de aanvraag betrekking heeft op een subsidie voor een actie waarvoor het bedrag hoger is dan 750 000 EUR of een exploitatiesubsidie van meer dan 100 000 EUR, een auditverslag dat door een erkende externe controleur is opgesteld wanneer het beschikbaar is, en altijd in gevallen waarin op grond van Unie- of nationaal recht een audit verplicht is, waarin de rekeningen van maximaal de laatste drie beschikbare boekjaren wordt gecertificeerd. In alle andere gevallen verstrekt de aanvrager een eigen verklaring, ondertekend door zijn gemachtigde vertegenwoordiger, waarin de geldigheid van zijn rekeningen van maximaal de laatste drie beschikbare boekjaren wordt gecertificeerd.
De eerste alinea geldt uitsluitend voor de eerste aanvraag die een begunstigde tijdens een bepaald begrotingsjaar bij een bevoegde ordonnateur indient.
Bij overeenkomsten van de Commissie met verschillende begunstigden moeten de in de eerste alinea vermelde drempelbedragen per begunstigde worden toegepast.
In het geval van de in artikel 130, lid 4, bedoelde partnerschappen wordt het in de eerste alinea van dit punt bedoelde auditverslag over de laatste twee beschikbare boekjaren overgelegd voordat de overeenkomst inzake financieel kaderpartnerschap wordt ondertekend.
De bevoegde ordonnateur mag, afhankelijk van een risicobeoordeling, instellingen voor onderwijs en opleiding en, in geval van overeenkomsten met verschillende begunstigden, begunstigden die gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk zijn of die geen financiële aansprakelijkheid dragen, van de in de eerste alinea bedoelde verplichting vrijstellen.
De eerste alinea is niet van toepassing op personen en entiteiten die in het kader van indirect beheer in aanmerking komen, voor zover zij aan de voorwaarden van artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c), en van artikel 154 voldoen;
een beschrijving van de actie of het werkprogramma en een geraamde begroting die aan de volgende voorwaarden voldoet:
inkomsten en uitgaven zijn in evenwicht, en
de geraamde subsidiabele kosten van de actie of het werkprogramma zijn aangegeven.
De punten i) en ii) gelden niet voor multidonoracties.
In afwijking van punt i) mag de geraamde begroting in naar behoren gemotiveerde gevallen voorzieningen voor noodgevallen of eventuele wisselkoersschommelingen omvatten.
de bronnen en bedragen van financiering van de Unie die tijdens hetzelfde boekjaar voor dezelfde actie of een deel van de actie of voor de exploitatie van de aanvrager wordt ontvangen of aangevraagd, zijn vermeld evenals alle andere voor dezelfde actie ontvangen of aangevraagde financieringen.
Artikel 197
Criteria om in aanmerking te komen
Elk van de volgende aanvragers komt in aanmerking om aan een oproep tot het indienen van voorstellen deel te nemen:
rechtspersonen;
natuurlijke personen, voor zover de aard of de kenmerken van de actie of het door de aanvrager nagestreefde doel zulks vereisen;
entiteiten die volgens het toepasselijke nationale recht geen rechtspersoonlijkheid hebben, mits hun vertegenwoordigers bevoegd zijn om in naam van de entiteiten juridische verbintenissen aan te gaan en dat de entiteiten garanties bieden voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie die gelijkwaardig zijn aan die welke door rechtspersonen worden geboden. De aanvrager heeft met name een financiële draagkracht en een operationele capaciteit die gelijkwaardig zijn aan die van een rechtspersoon. De vertegenwoordigers van de aanvrager tonen aan dat aan die voorwaarden voldaan is.
Artikel 198
Selectiecriteria
Indien in de oproep tot het indienen van voorstellen geen bewijsstukken zijn gevraagd en de bevoegde ordonnateur gegronde redenen heeft om te twijfelen aan de financiële draagkracht en de operationele capaciteit van een aanvrager, verzoekt hij of zij de aanvrager alle passende documenten te verstrekken.
In het geval van partnerschappen wordt de verificatie verricht overeenkomstig artikel 130, lid 6.
De verplichting om de financiële draagkracht te verifiëren geldt niet voor:
natuurlijke personen die onderwijssteun ontvangen;
natuurlijke personen die het meeste behoefte hebben aan directe steun en deze ontvangen, zoals werklozen en vluchtelingen;
overheidsinstanties, met inbegrip van lidstaatsorganisaties;
internationale organisaties;
personen of entiteiten die rentesubsidies en garantievergoedingen aanvragen wanneer die subsidies en vergoedingen tot doel hebben de financiële draagkracht van een begunstigde te versterken of een inkomen te genereren.
Artikel 199
Toekenningscriteria
De toekenningscriteria maken het mogelijk:
de kwaliteit van de ingediende voorstellen te beoordelen in het licht van de vastgelegde doelstellingen en prioriteiten en van de verwachte resultaten;
subsidies toe te kennen voor de acties of de werkprogramma’s die de algehele doeltreffendheid van de financiering van de Unie maximaliseren.
de subsidieaanvragen te evalueren.
Artikel 200
Evaluatieprocedure
De aanvragers wier voorstellen in een van de fasen worden afgewezen, worden ingelicht overeenkomstig lid 7.
Dezelfde documenten en informatie mogen gedurende dezelfde procedure niet meer dan eenmaal worden gevraagd.
Zo nodig wordt in dit proces-verbaal een rangorde van de onderzochte voorstellen opgesteld en worden aanbevelingen gedaan inzake het maximaal toe te kennen bedrag en eventuele niet-essentiële aanpassingen van de subsidieaanvraag.
Het proces-verbaal wordt bewaard zodat het later kan worden geraadpleegd.
De bevoegde ordonnateur neemt op basis van de evaluatie een besluit waarin ten minste worden vermeld:
het voorwerp en het totale bedrag van het besluit;
de namen van de geselecteerde aanvragers, de omschrijving van de acties, de toegekende bedragen en de redenen voor deze keuze, met inbegrip van de gevallen waarin hij van het advies van het evaluatiecomité afwijkt;
de namen van de afgewezen aanvragers en de redenen voor deze afwijzing.
Voor subsidies toegekend overeenkomstig artikel 195 kan de bevoegde ordonnateur:
besluiten de leden 2 en 4 van dit artikel en artikel 150 niet toe te passen;
de inhoud van het evaluatieverslag en het toekenningsbesluit samenvoegen in één document en het ondertekenen.
Artikel 201
Subsidieovereenkomst
In de subsidieovereenkomst wordt ten minste het volgende opgenomen:
het onderwerp;
de begunstigde;
de duur, namelijk:
de datum waarop de overeenkomst in werking treedt;
de aanvangsdatum en de duur van de gesubsidieerde actie of het begrotingsjaar van de financiering;
een beschrijving van de actie of, voor een exploitatiesubsidie, van het werkprogramma, vergezeld van een beschrijving van de verwachte resultaten;
het maximumbedrag aan financiering door de Unie, uitgedrukt in euro, de geraamde begroting van de actie of het werkprogramma en de vorm van de subsidie;
de regels betreffende verslaglegging en betalingen en de aanbestedingsregels waarin artikel 205 voorziet;
de aanvaarding door de begunstigde van de in artikel 129 bedoelde verplichtingen;
bepalingen om zichtbaarheid te geven aan de financiële steun van de Unie, behalve in gerechtvaardigde gevallen waar publiciteit niet mogelijk of passend is;
het toepasselijke recht, dat het recht van de Unie is, aangevuld met, waar nodig, het nationale recht zoals aangegeven in de subsidieovereenkomst. Hiervan kan worden afgeweken in subsidieovereenkomsten met internationale organisaties;
de in geval van geschillen bevoegde rechter of scheidsrechter.
HOOFDSTUK 4
Uitvoering van subsidies
Artikel 202
Bedrag van de subsidie en uitbreiding van auditbevindingen
Daarnaast kan de bevoegde ordonnateur de subsidies verlagen, niet-subsidiabele kosten afwijzen en ten onrechte betaalde bedragen terugvorderen met betrekking tot alle subsidies die door de in de eerste alinea bedoelde stelselmatige of terugkerende onregelmatigheden, fraude of niet-nagekomen verplichtingen zijn getroffen, welke overeenkomstig de getroffen subsidieovereenkomsten kunnen worden onderworpen aan audits, toetsen en onderzoeken.
Artikel 203
Bewijsstukken voor betalingsverzoeken
Het certificaat wordt opgesteld door een goedgekeurde externe controleur of, in het geval van overheidsinstanties, door een bevoegde en onafhankelijke overheidsfunctionaris.
Het certificaat certificeert, volgens een door de bevoegde ordonnateur goedgekeurde methode en overeengekomen procedures die aan internationale normen voldoen, dat de kosten die de begunstigde heeft gedeclareerd in de financiële staten waarop het betalingsverzoek is gebaseerd, werkelijk gemaakt en precies geboekt zijn en op grond van de subsidieovereenkomst subsidiabel zijn. In bijzondere, naar behoren gemotiveerde gevallen kan de bevoegde ordonnateur het certificaat vragen in de vorm van een accountantsverklaring of een andere aan internationale normen beantwoordende vorm.
Artikel 204
Financiële steun aan derden
Wanneer voor de uitvoering van een actie of een werkprogramma financiële steun aan derden moet worden verleend, mag de begunstigde dergelijke financiële steun verlenen mits de voorwaarden voor de verlening van deze steun in de subsidieovereenkomst tussen de begunstigde en de Commissie zijn vastgelegd, zonder discretionaire bevoegdheid voor de begunstigde.
Er wordt geen discretionaire bevoegdheid geacht te bestaan indien in de subsidieovereenkomst het volgende is bepaald:
het maximumbedrag aan financiële steun dat aan een derde kan worden uitbetaald, dat ten hoogste 60 000 EUR bedraagt, alsmede de criteria voor het vaststellen van het precieze bedrag.;
een vaste lijst van de verschillende soorten activiteiten waarvoor financiële steun kan worden toegekend;
een omschrijving van de personen of de categorieën van personen die voor dergelijke financiële steun in aanmerking komen, en de criteria voor de verlening ervan.
De in de tweede alinea, onder a), bedoelde drempel mag worden overschreden wanneer het verwezenlijken van de doelstellingen van de acties anders onmogelijk of te moeilijk zou zijn.
Artikel 205
Uitvoeringsovereenkomsten
Die specifieke regels zijn gebaseerd op de regels in deze verordening en staan in verhouding tot de waarde van de betrokken overeenkomsten tot uitvoering van een overheidsopdracht, het relatieve belang van de bijdrage van de Unie in de totale kosten van de actie en het risico. Deze specifieke regels worden opgenomen in de subsidieovereenkomst.
TITEL IX
PRIJZEN
Artikel 206
Algemene regels
Wedstrijden voor prijzen met een eenheidswaarde van 1 000 000 EUR of meer mogen uitsluitend bekend worden gemaakt wanneer ze in het in artikel 110 bedoelde financieringsbesluit zijn vermeld en nadat bij het Europees Parlement en de Raad informatie over dergelijke prijzen is ingediend.
Artikel 207
Wedstrijdreglementen, toekenning en bekendmaking
In wedstrijdreglementen:
worden de criteria om in aanmerking te komen vastgesteld;
worden de wijze en de uiterste datum vermeld voor de inschrijving van aanvragers, indien dat van toepassing is, en voor de indiening van aanvragen;
worden de uitsluitingscriteria als bedoeld in artikel 136 en de gronden voor weigering als bedoeld in artikel 141 vastgesteld;
wordt bepaald dat uitsluitend de aanvrager aansprakelijk is voor eventuele claims die verband houden met de in het kader van de wedstrijd verrichte werkzaamheden;
wordt bepaald dat de winnaars de in artikel 129 bedoelde verplichtingen en de in het wedstrijdreglement vastgestelde publiciteitsverplichtingen aanvaarden;
worden de toekenningscriteria gespecificeerd die het mogelijk maken de kwaliteit van de aanvragen te beoordelen aan de hand van de nagestreefde doelstellingen en de vooropgestelde resultaten en op een objectieve wijze te bepalen of aanvragen succesvol zijn;
wordt het bedrag van de prijs of prijzen gespecificeerd;
wordt de regeling gespecificeerd voor uitbetaling van prijzen na toekenning aan de winnaars.
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), komen begunstigden in aanmerking, tenzij in het wedstrijdreglement anders is bepaald.
Artikel 194, lid 3, is van overeenkomstige toepassing op de bekendmaking van wedstrijden.
Artikel 200, leden 4 en 6, is van overeenkomstige toepassing op het toekenningsbesluit.
Het besluit om de prijs toe te kennen wordt aan de winnende aanvrager ter kennis gegeven en geldt als de juridische verbintenis.
Na de bekendmaking brengt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad desgevraagd verslag uit over:
het aantal aanvragers in het afgelopen jaar;
het aantal aanvragers en het percentage succesvolle aanvragen per wedstrijd;
een lijst van de deskundigen die in het afgelopen jaar deel hebben uitgemaakt van evaluatiecomités, met een vermelding van de procedure die voor hun selectie is gevolgd.
TITEL X
FINANCIERINGSINSTRUMENTEN, BEGROTINGSGARANTIES EN FINANCIËLE BIJSTAND
HOOFDSTUK 1
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 208
Toepassingsgebied en uitvoering
De Commissie blijft de verantwoordelijkheid houden om ervoor te zorgen dat het uitvoeringskader voor financieringsinstrumenten voldoet aan het beginsel van goed financieel beheer en bijdraagt aan de verwezenlijking van gedefinieerde en aan een termijn gebonden beleidsdoelstellingen, welke meetbaar zijn voor wat betreft outputs en/of resultaten. De Commissie is aansprakelijk voor de uitvoering van de financieringsinstrumenten, onverlet de krachtens de toepasselijke wetgeving en artikel 129 geldende wettelijke en contractuele verantwoordelijkheid van de entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd.
Wanneer derde landen overeenkomstig lid 2 aan financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties bijdragen, kan de basishandeling toestaan dat in aanmerking komende uitvoerende entiteiten of tegenpartijen uit de betrokken landen worden aangewezen.
De Rekenkamer is de verantwoordelijke extern controleur voor projecten en programma’s die worden ondersteund door een financieringsinstrument, een begrotingsgarantie of financiële bijstand.
Artikel 209
Op financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties toepasselijke beginselen en voorwaarden
Financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties:
pakken tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan en verstrekken op evenredige wijze alleen steun aan eindontvangers die volgens internationaal aanvaarde normen economisch levensvatbaar worden geacht op het ogenblik van de financiële steun van de Unie;
bewerkstelligen additionaliteit door te voorkomen dat potentiële steun en investeringen uit andere overheids- of particuliere bronnen worden vervangen;
verstoren de concurrentie op de interne markt niet en stroken met de regels inzake staatssteun;
bewerkstelligen een hefboom- en een multiplicatoreffect, met de richtwaarden vastgesteld op basis van een evaluatie vooraf voor het desbetreffende financieringsinstrument of de desbetreffende begrotingsgarantie, in die zin dat een globale investering wordt aangetrokken die de bijdrage of de garantie van de Unie in omvang overtreft, waarbij in voorkomend geval particuliere investeringen worden gemaximaliseerd.;
worden zodanig uitgevoerd dat de uitvoerende entiteiten of de bij de uitvoering betrokken tegenpartijen een gemeenschappelijk belang hebben bij het bereiken van de in de desbetreffende basishandeling vastgelegde beleidsdoelstellingen, met bepalingen inzake bijvoorbeeld mede-investering, risicodeling of met financiële stimulansen, terwijl een belangenconflict met andere activiteiten van de entiteiten of tegenpartijen wordt voorkomen;
voorzien in een vergoeding van de Unie die is afgestemd op het delen van het risico tussen de financiële deelnemers en de beleidsdoelstellingen van het financieringsinstrument of de begrotingsgarantie;
bepalen, ingeval een vergoeding van de uitvoerende entiteiten of de bij de uitvoering betrokken tegenpartijen verschuldigd is, dat die vergoeding op prestaties is gebaseerd en het volgende omvat:
administratieve vergoedingen om de entiteit of de tegenpartij te vergoeden voor het verrichte werk in de uitvoering van het financieringsinstrument of de begrotingsgarantie, waarbij deze vergoedingen zo veel mogelijk zijn gebaseerd op de uitgevoerde verrichtingen of de uitgekeerde bedragen, en
zo nodig, beleidsgerelateerde stimulansen om het verwezenlijken van de beleidsdoelstellingen te bevorderen of de financiële prestatie van het financieringsinstrument of de begrotingsgarantie te stimuleren.
Uitzonderlijke uitgaven kunnen worden vergoed in naar behoren gemotiveerde gevallen;
zijn gebaseerd op evaluaties vooraf, afzonderlijk of als onderdeel van een programma, overeenkomstig artikel 34, die toelichtingen bevatten met betrekking tot de keuze van het soort financiële verrichting, rekening houdend met de nagestreefde beleidsdoelstellingen en de daarmee gepaarde gaande financiële risico’s en besparingen voor de begroting.
De in de eerste alinea, onder h), bedoelde evaluaties worden opnieuw bezien en geactualiseerd om rekening te houden met het effect van belangrijke sociaal-economische wijzigingen op de rechtvaardiging van het financieringsinstrument of de begrotingsgarantie.
Jaarlijkse terugbetalingen, met inbegrip van terugbetaald kapitaal, vrijgegeven garanties en aflossingen van de hoofdsom van de leningen, die worden terugbetaald aan de Commissie of aan de trustrekeningen die zijn geopend voor financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties en zijn toe te schrijven aan steun uit de begroting uit hoofde van een financieringsinstrument of een begrotingsgarantie, vormen overeenkomstig artikel 21, lid 3, onder f), interne bestemmingsontvangsten en worden gebruikt voor het hetzelfde financieringsinstrument of dezelfde begrotingsgarantie, onverminderd artikel 215, lid 5, gedurende een termijn die niet langer duurt dan de termijn voor de begrotingsvastlegging plus twee jaar, tenzij in een basishandeling anders is bepaald.
De Commissie houdt rekening met zulke interne bestemmingsontvangsten wanneer zij het bedrag voor toekomstige toewijzingen ten behoeve van financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties voorstelt.
Niettegenstaande de tweede alinea kan het uitstaande bedrag van bestemmingsontvangsten die op grond van een in te trekken of te beëindigen basishandeling zijn toegestaan, tevens worden toegewezen aan een ander financieringsinstrument met dezelfde doelstellingen, mits de basishandeling tot instelling van laatstgenoemd financieringsinstrument hierin voorziet.
Met betrekking tot financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties die in indirect beheer worden uitgevoerd, zorgt de bevoegde ordonnateur ervoor dat de in artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder c), punten ii), iii), v) en vi), bedoelde entiteiten uiterlijk op 15 februari van het volgende begrotingsjaar niet-gecontroleerde financiële staten voor de periode van 1 januari tot en met 31 december verstrekken die zijn opgesteld overeenkomstig de in artikel 80 bedoelde boekhoudregels en de IPSAS, samen met alle informatie die nodig is om financiële staten overeenkomstig artikel 82, lid 2, op te stellen, en uiterlijk op 15 mei van het volgende begrotingsjaar gecontroleerde financiële staten verstrekken.
Artikel 210
Financiële verplichting van de Unie
De financiële verplichting en de totale nettobetalingen uit de begroting mogen op geen enkel ogenblik hoger zijn dan:
voor financieringsinstrumenten: het bedrag van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan;
voor begrotingsgaranties: het bedrag van de begrotingsgarantie dat in de basishandeling is toegestaan;
voor financiële bijstand: het maximumbedrag aan middelen dat de Commissie mag lenen ter financiering van de financiële bijstand die in de basishandeling is toegestaan, en de desbetreffende rente.
Artikel 211
Voorziening van financiële verplichtingen
De basishandeling voorziet in de herziening van het voorzieningspercentage ten minste om de drie jaar.
Tenzij anders is bepaald in de basishandeling tot vaststelling van de begrotingsgarantie of financiële bijstand aan een derde land, wordt het voorzieningspercentage gebaseerd op de totale voorziening die van tevoren nodig is om de verwachte nettoverliezen te dekken en daarnaast een toereikende veiligheidsbuffer aan te leggen. Onverminderd de bevoegdheden van het Europees Parlement en van de Raad wordt de totale voorziening opgebouwd gedurende de periode waarin het betrokken financieel memorandum als bedoeld in artikel 35 voorziet.
De volgende middelen dragen bij tot de voorziening:
bijdragen uit de begroting, met volledige inachtneming van de verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader en na te hebben onderzocht of herschikkingen mogelijk zijn;
rendementen op investeringen van de middelen die worden aangehouden in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds;
nabetalingen door in gebreke gebleven debiteurs volgens de invorderingsprocedure die in de garantie- of de leningsovereenkomst is vastgelegd;
ontvangsten en andere betalingen die door de Unie zijn ontvangen overeenkomstig de garantie- of de leningsovereenkomst;
in voorkomend geval, geldelijke bijdragen door de lidstaten en derden overeenkomstig artikel 208, lid 2.
Voor het berekenen van de middelen die volgen uit het in lid 1 bedoelde voorzieningspercentage wordt alleen rekening gehouden met de voorzieningen als bedoeld in de eerste alinea, onder a) tot en met d), van dit lid.
Voorzieningen worden gebruikt voor de betaling van:
een beroep op de begrotingsgarantie;
betalingsverplichtingen met betrekking tot een vastlegging in de begroting voor een financieringsinstrument;
financiële verplichtingen als gevolg van het lenen van middelen overeenkomstig artikel 220, lid 1;
in voorkomend geval, andere uitgaven in verband met de uitvoering van financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand aan derde landen.
De Commissie stelt onmiddellijk het Europees Parlement en de Raad in kennis en kan toereikende aanvullingsmaatregelen of een verhoging van het voorzieningspercentage voorstellen indien:
het niveau van de voorzieningen voor een begrotingsgarantie als gevolg van een beroep op die begrotingsgarantie onder 50 % van het in lid 1 bedoelde voorzieningspercentage valt, en opnieuw wanneer het onder 30 % van dat voorzieningspercentage valt of wanneer het volgens een risicobeoordeling van de Commissie binnen een jaar onder een van die percentages kan vallen;
een land dat financiële bijstand van de Unie geniet, niet betaalt op een vervaldag.
Artikel 212
Gemeenschappelijk voorzieningsfonds
Uiterlijk op 30 juni 2019 dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een onafhankelijke externe evaluatie in over de voor- en nadelen van het toevertrouwen van het financieel beheer van de activa van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds aan de Commissie, de EIB, of een combinatie van beide, rekening houdend met de relevante technische en institutionele criteria die worden gehanteerd bij het vergelijken van vermogensbeheersdiensten, met inbegrip van de technische infrastructuur, een vergelijking van de kosten voor de verleende diensten, de institutionele structuur, verslaglegging, prestaties, verantwoordingsplicht en deskundigheid van de Commissie en het EIB en de overige mandaten voor het beheren van activa voor de begroting. Zo nodig gaat de evaluatie vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
De financieel beheerder van de middelen van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds houdt een minimumbedrag aan middelen van het fonds in geldmiddelen of kasequivalenten aan overeenkomstig prudentiële regels en de betalingsprognoses die door de ordonnateurs van de financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties of financiële bijstand worden verstrekt.
De financieel beheerder van de middelen van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds kan retrocessieovereenkomsten sluiten, met de middelen van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds als zekerheid, om betalingen uit het fonds te doen, indien redelijkerwijs mag worden verwacht dat die procedure gunstiger is voor de begroting dan de afstoting van middelen binnen de termijn van het betalingsverzoek. De duur of de doorrolperiode van retrocessieovereenkomsten met betrekking tot een betaling is beperkt tot het strikte minimum om een verlies voor de begroting zo klein mogelijk te houden.
Artikel 213
Effectief voorzieningspercentage
Het toepasselijke effectieve voorzieningspercentage is een percentage van elk oorspronkelijk voorzieningspercentage als bepaald overeenkomstig artikel 211, lid 2, tweede alinea. Het wordt uitsluitend toegepast op het bedrag van de middelen in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds dat is bedoeld voor betalingen ter dekking van beroepen op de garantie in een periode van één jaar. Het betreft een verhouding — in de vorm van een percentage — tussen het bedrag aan geldmiddelen en kasequivalenten in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds dat nodig is om beroepen op de garantie te honoreren, enerzijds, en het totaalbedrag aan geldmiddelen en kasequivalenten dat per garantiefonds nodig zou zijn om beroepen op de garantie te honoreren indien de middelen afzonderlijk zouden worden aangehouden en beheerd, anderzijds, waarbij beide bedragen een gelijkwaardig liquiditeitsrisico vertegenwoordigen. Die verhouding mag niet lager zijn dan 95 %. Bij de berekening van het effectieve voorzieningspercentage wordt rekening gehouden met:
de raming van in- en uitstromen in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds, rekening houdend met de initiële fase van opbouw van de totale voorziening overeenkomstig artikel 211, lid 2, tweede alinea;
de risicocorrelatie tussen de begrotingsgaranties en de financiële bijstand aan derde landen;
de marktomstandigheden.
De Commissie stelt uiterlijk op 1 juli 2020 overeenkomstig artikel 269 gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze verordening met nadere voorwaarden voor de berekening van het effectieve voorzieningspercentage, met inbegrip van een methode voor die berekening.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 269 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde minimale verhouding, in het licht van de opgedane ervaring met de werking van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds, waarbij een voorzichtige aanpak wordt aangehouden die strookt met het beginsel van goed financieel beheer. De minimale verhouding wordt niet onder 85 % vastgesteld.
Na de berekening van het jaarlijkse effectieve voorzieningspercentage overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel, worden de volgende verrichtingen in het kader van de begrotingsprocedure gedaan en gepresenteerd in het in artikel 41, lid 5, onder h), bedoelde werkdocument:
alle overschotten van voorzieningen voor een begrotingsgarantie of een financiële bijstand aan een derde land worden teruggestort in de begroting;
alle aanvullingen van het fonds vinden plaats in jaarlijkse tranches tijdens een maximumperiode van drie jaar, onverminderd artikel 211, lid 6.
Om de drie jaar wordt een onafhankelijke evaluatie van de toereikendheid van de richtsnoeren verricht en toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 214
Jaarlijkse verslaglegging
HOOFDSTUK 2
Specifieke bepalingen
Artikel 215
Regels en uitvoering
Artikel 216
Financieringsinstrumenten die direct door de Commissie worden uitgevoerd
Financieringsinstrumenten kunnen direct worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, onder a), door middel van:
een specifiek investeringsinstrument waarin de Commissie samen met andere publiek- of privaatrechtelijke investeerders participeert om het hefboomeffect van de bijdrage van de Unie te versterken;
leningen, garanties, deelnemingen en andere risicodelingsinstrumenten die geen investeringen in specifieke investeringsinstrumenten zijn, die rechtstreeks aan de eindontvangers of via financiële intermediairs worden verstrekt.
Artikel 217
Behandeling van bijdragen uit in gedeeld beheer uitgevoerde middelen
Artikel 218
Regels voor begrotingsgaranties
In de basishandeling wordt het volgende vastgesteld:
het bedrag van de begrotingsgarantie dat op geen enkel ogenblik mag worden overschreden, onverminderd artikel 208, lid 2;
de soorten verrichtingen die door de begrotingsgarantie worden gedekt.
De bijdragen van derden aan begrotingsgaranties overeenkomstig artikel 208, lid 2, kunnen worden verstrekt in de vorm van geldmiddelen.
De begrotingsgarantie wordt vermeerderd met de in de eerste en de tweede alinea bedoelde bijdragen. Betalingen voor beroepen op de garantie worden, zo nodig, pari passu gedaan door de bijdragende lidstaten of derden. De Commissie ondertekent een overeenkomst met de bijdragers waarin met name bepalingen betreffende de betalingsvoorwaarden zijn opgenomen.
Artikel 219
Uitvoering van begrotingsgaranties
De tegenpartijen verstrekken de Commissie jaarlijks:
een risicobeoordeling en -rating betreffende de verrichtingen die door de begrotingsgarantie worden gedekt, alsmede de verwachte wanbetalingen;
informatie over de uitstaande financiële verplichting voor de Unie als gevolg van de begrotingsgarantie, uitgesplitst per afzonderlijke verrichting, gemeten volgens de in artikel 80 bedoelde boekhoudregels van de Unie of volgens IPSAS;
de totale winsten of verliezen die voortvloeien uit de verrichtingen die door de begrotingsgarantie worden gedekt.
Artikel 220
Regels en uitvoering
▼M1 —————
De Commissie sluit een overeenkomst met het begunstigde land waarin de volgende bepalingen worden opgenomen:
het begunstigde land gaat regelmatig na of de verstrekte financiering naar behoren is gebruikt overeenkomstig de vooraf bepaalde voorwaarden, neemt passende maatregelen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude, en onderneemt zo nodig gerechtelijke stappen om de uit hoofde van de financiële bijstand verstrekte middelen waaraan geen wettige bestemming is gegeven, terug te vorderen;
de bescherming van de financiële belangen van de Unie wordt gegarandeerd;
de Commissie, OLAF en de Rekenkamer wordt uitdrukkelijk toegestaan hun rechten uit hoofde van artikel 129 uit te oefenen;
de Unie heeft recht op vervroegde terugbetaling van de lening indien is vastgesteld dat het begunstigde land zich, met betrekking tot het beheer van de financiële bijstand, heeft ingelaten met fraude, corruptie of een andere onwettige activiteit die nadelig is voor de financiële belangen van de Unie;
alle kosten die de Unie met betrekking tot financiële bijstand heeft gemaakt, worden door het begunstigde land gedragen.
▼M1 —————
Artikel 220 bis
Gediversifieerde financieringsstrategie
TITEL XI
BIJDRAGEN VOOR EUROPESE POLITIEKE PARTIJEN
Artikel 221
Algemene bepalingen
Rechtstreekse financiële bijdragen uit de begroting kunnen aan Europese politieke partijen worden toegekend in de zin van artikel 2, punt 3), van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 („Europese politieke partijen”) met het oog op hun bijdrage tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de politieke wil van de burgers van de Unie overeenkomstig die verordening.
Artikel 222
Beginselen
Bijdragen laten onverlet dat de Europese politieke partijen reserves kunnen opbouwen met bedragen uit hun eigen middelen overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.
Artikel 223
Begrotingsaspecten
Bijdragen en kredieten die worden gereserveerd voor onafhankelijke externe auditinstanties of -deskundigen als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 worden betaald uit de begrotingsafdeling van het Europees Parlement. De komen rechtstreeks ten laste van de afdeling van de begroting van het Europees Parlement.
Artikel 224
Oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen
Artikel 225
Toekenningsprocedure
In het besluit van de bevoegde ordonnateur met betrekking tot de verzoeken wordt ten minste het volgende vermeld:
het voorwerp en het totale bedrag van de bijdragen;
de naam van de geselecteerde aanvragers en de bedragen die voor elk van hen zijn aanvaard;
de namen van de afgewezen aanvragers en de redenen voor deze afwijzing.
Artikel 226
Vorm van bijdragen
Bijdragen kunnen de volgende vorm hebben:
vergoeding van een percentage van de werkelijk gedane uitgaven die voor vergoeding in aanmerking komen;
vergoeding op basis van eenheidskosten;
vaste bedragen;
financiering volgens een vast percentage;
een combinatie van de onder a) tot en met d) genoemde vormen.
Artikel 227
Garanties
De bevoegde ordonnateur kan, wanneer hij zulks in individuele gevallen en na een risicoanalyse passend en evenredig acht, van een Europese politieke partij een voorafgaande garantiestelling verlangen om de aan de betaling van de voorfinanciering verbonden financiële risico’s te beperken; dit kan alleen wanneer op basis van de risicoanalyse blijkt dat er een dreigend risico bestaat dat de Europese politieke partij zich in een van de in artikel 136, lid 1, onder a) en d), van deze verordening bedoelde uitsluitingssituaties bevindt of wanneer een besluit van de krachtens artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 opgerichte Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen („de Autoriteit”) is meegedeeld aan het Europees Parlement en de Raad, overeenkomstig artikel 10, lid 4, van die verordening.
Artikel 153 is van overeenkomstige toepassing op garanties die kunnen worden verlangd in de gevallen waarin is voorzien in de eerste alinea van dit artikel voor voorfinanciering die aan Europese politieke partijen wordt betaald.
Artikel 228
Gebruik van bijdragen
Artikel 229
Verslag over het gebruik van de bijdragen
Artikel 230
Bedrag van de bijdrage
Artikel 231
Controle en sancties
Artikel 232
Bewaren van gegevens
Artikel 233
Selectie van externe auditinstanties of -deskundigen
De in artikel 23 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bedoelde onafhankelijke externe auditinstanties of -deskundigen worden geselecteerd door middel van een aanbestedingsprocedure. De looptijd van hun overeenkomst bedraagt ten hoogste vijf jaar. Na twee opeenvolgende termijnen worden zij geacht tegenstrijdige belangen te hebben die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de uitvoering van de audit.
TITEL XII
OVERIGE INSTRUMENTEN TER UITVOERING VAN DE BEGROTING
Artikel 234
Trustfondsen van de Unie voor extern optreden
Trustfondsen van de Unie worden uitsluitend opgericht wanneer overeenkomsten met andere donoren voor bijdragen uit andere bronnen dan de begroting hebben gezorgd.
De Commissie raadpleegt het Europees Parlement en de Raad over haar voornemen om een trustfonds van de Unie ten behoeve van acties in en na noodsituaties op te richten.
Voor de oprichting van een trustfonds van de Unie voor thematische acties is goedkeuring door het Europees Parlement en door de Raad vereist.
Voor de toepassing van de derde en vierde alinea van dit lid stelt de Commissie het ontwerpbesluit betreffende de oprichting van een trustfonds van de Unie ter beschikking van het Europees Parlement en de Raad. Een dergelijk ontwerpbesluit omvat een beschrijving van de doelstellingen van het trustfonds van de Unie, de redenen voor de oprichting ervan overeenkomstig lid 3, een indicatieve duur en de voorlopige overeenkomsten met andere donoren. De ontwerpbesluiten omvatten tevens een ontwerp van oprichtingsovereenkomst die moet worden gesloten met andere donoren.
Trustfondsen van de Unie worden alleen opgericht en uitgevoerd onder de volgende voorwaarden:
de interventie van de Unie heeft meerwaarde: de doelstellingen van trustfondsen van de Unie, met name vanwege de omvang of de mogelijke gevolgen, beter op het niveau van de Unie dan op nationaal niveau kunnen worden bereikt en het gebruik van de bestaande financieringsinstrumenten niet voldoende zou zijn om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken;
trustfondsen van de Unie leveren duidelijke politieke zichtbaarheid van de Unie en voordelen met betrekking tot het beheer op, evenals betere controle door de Unie op de risico’s en het gebruik van de bijdragen van de Unie en andere donoren.
trustfondsen van de Unie vormen geen doublure van andere financieringskanalen of vergelijkbare instrumenten, zonder enige additionaliteit op te leveren;
de doelstellingen van trustfondsen van de Unie zijn afgestemd op de doelstellingen van het instrument van de Unie of de begrotingspost waaruit zij gefinancierd worden.
Het Europees Parlement en/of de Raad kan/kunnen de Commissie verzoeken de kredieten voor het trustfonds van de Unie stop te zetten of de oprichtingsovereenkomst te herzien om het trustfonds van de Unie zo nodig te liquideren, met name op basis van de informatie die wordt verstrekt in het in artikel 41, lid 6, bedoelde werkdocument. In dat geval worden de resterende middelen pro rata in de begroting als algemene inkomsten en aan de bijdragende lidstaten en andere donoren teruggestort.
Artikel 235
Uitvoering van trustfondsen van de Unie voor extern optreden
Bijdragen van de Unie worden op de specifieke bankrekening gestort op basis van betalingsverzoeken die vergezeld gaan van betalingsramingen, rekening houdend met het saldo op de rekening en de daaruit voortvloeiende noodzaak van aanvullende betalingen. Betalingsramingen worden jaarlijks of zo nodig halfjaarlijks verstrekt.
De bijdragen van andere donoren worden in rekening gebracht wanneer ze worden geboekt op de specifieke bankrekening van het trustfonds van de Unie, voor het bedrag in euro zoals het bij ontvangst op die bankrekening is omgerekend. Rente op de specifieke bankrekening van het trustfonds van de Unie wordt in het trustfonds van de Unie belegd, tenzij in de oprichtingsovereenkomst van het trustfonds van de Unie anders is bepaald.
Naast het in artikel 252 bedoelde jaarverslag, stelt de ordonnateur tweemaal per jaar een financieel verslag op over de verrichtingen van elk trustfonds van de Unie.
De Commissie brengt tevens maandelijks verslag uit over de stand van uitvoering van elk trustfonds van de Unie.
De trustfondsen van de Unie worden jaarlijks aan een onafhankelijke externe audit onderworpen.
Artikel 236
Gebruik van begrotingssteun
Wanneer de relevante basishandelingen hierin voorzien, kan de Commissie begrotingssteun verlenen aan een derde land op voorwaarde dat:
het beheer van de overheidsfinanciën van het derde land voldoende transparant, betrouwbaar en doeltreffend is;
het derde land op sectoraal of nationaal niveau een beleid voert dat voldoende geloofwaardig en effectief is;
het derde land macro-economische beleidsmaatregelen heeft ingesteld die op stabiliteit zijn gericht;
het derde land heeft gezorgd voor voldoende en tijdige toegang tot allesomvattende en solide begrotingsinformatie.
De overeenkomstige financieringsovereenkomsten die met het derde land worden gesloten, omvatten:
een verplichting voor het derde land om de Commissie tijdig betrouwbare informatie te verstrekken op basis waarvan zij kan nagaan of de in lid 2 bedoelde voorwaarden zijn vervuld;
een recht van de Commissie om de financieringsovereenkomst te schorsen indien het derde land een verplichting in verband met de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen of de rechtsstaat niet nakomt, en in ernstige gevallen van corruptie;
passende bepalingen, die inhouden dat het derde land moet toezeggen om de relevante financiering voor acties onmiddellijk geheel of gedeeltelijk te zullen terugbetalen, indien wordt vastgesteld dat de betaling van de desbetreffende middelen van de Unie geschaad is door ernstige, aan dat land toe te schrijven onregelmatigheden.
Voor de verwerking van de terugbetaling bedoeld in de eerste alinea, onder c), van dit lid kan artikel 101, lid 1, tweede alinea, worden toegepast.
Artikel 237
Bezoldigde externe deskundigen
De oproep tot het indienen van blijken van belangstelling bevat een beschrijving van de taken, de duur daarvan en de vaste bezoldigingsvoorwaarden.
Na de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling wordt een lijst van deskundigen opgesteld. De lijst is niet langer geldig dan vijf jaar vanaf de bekendmaking ervan of niet langer dan de looptijd van een meerjarenprogramma waarop de taken betrekking hebben.
Artikel 238
Niet-bezoldigde deskundigen
De instellingen van de Unie kunnen reis- en verblijfkosten vergoeden van personen die door hen zijn uitgenodigd of uitgezonden, of hun zo nodig andere vergoedingen betalen.
Artikel 239
Lidmaatschapsgelden en andere betalingen van deelnamevergoedingen
De Unie mag bijdragen als deelnamevergoedingen betalen aan organen waarvan zij lid is of waarbij zij waarnemer is.
Artikel 240
Uitgaven voor de leden en het personeel van de instellingen van de Unie
De instellingen van de Unie kunnen uitgaven doen voor de leden en het personeel van de instellingen van de Unie, met inbegrip van de bijdragen voor verenigingen van huidige en vroegere leden van het Europees Parlement, en bijdragen voor de Europese scholen;
TITEL XIII
JAARREKENING EN ANDERE FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
HOOFDSTUK 1
Jaarrekening
Artikel 241
Structuur van de rekening
De jaarrekening van de Unie wordt opgesteld voor elk begrotingsjaar, dat begint op 1 januari en sluit op 31 december. Die jaarrekening omvat het volgende:
de geconsolideerde financiële staten, waarin, overeenkomstig de in artikel 80 bedoelde boekhoudregels, de consolidatie wordt weergegeven van de financiële informatie die is vervat in de financiële staten van instellingen van de Unie, van in artikel 70 bedoelde organen van de Unie en van andere organen die aan de consolidatiecriteria voldoen;
de geaggregeerde verslagen over de begrotingsuitvoering, waarin de informatie wordt weergegeven die is vervat in de verslagen over de begrotingsuitvoering van de instellingen van de Unie.
Artikel 242
Bewijsstukken
Iedere boeking in de jaarrekening wordt gestaafd met passende bewijsstukken overeenkomstig artikel 75.
Artikel 243
Financiële staten
De financiële staten zijn uitgedrukt in miljoen euro en bestaan overeenkomstig de in artikel 80 bedoelde boekhoudregels uit:
de balans, die alle activa en passiva en de financiële situatie op 31 december van het voorgaande begrotingsjaar weergeeft;
de staat van de financiële resultaten, die het economische resultaat voor het voorgaande begrotingsjaar weergeeft;
het kasstroomoverzicht, dat de inningen en uitbetalingen van het begrotingsjaar en de afsluitende kaspositie weergeeft;
het mutatieoverzicht van de netto-activa, dat een overzicht geeft van de gedurende het begrotingsjaar opgetreden mutaties van de reserves en van de gecumuleerde resultaten.
De opmerkingen bij de financiële staten vullen de in de in lid 1 bedoelde staten opgenomen informatie aan, lichten deze toe, en verstrekken alle aanvullende informatie die wordt voorgeschreven bij de in artikel 80 bedoelde boekhoudregels en de internationaal aanvaarde boekhoudpraktijk wanneer die informatie relevant is voor de activiteiten van de Unie. De opmerkingen moeten ten minste de volgende informatie bevatten:
de boekhoudbeginselen, -regels en -methoden;
de toelichtingen die aanvullende informatie verstrekken die niet in de financiële staten zelf is opgenomen, maar die nodig is voor een getrouwe weergave van de boekhouding.
Artikel 244
Verslagen over de begrotingsuitvoering
De verslagen over de begrotingsuitvoering zijn uitgedrukt in miljoen euro en zijn per jaar vergelijkbaar. Zij bestaan uit:
verslagen die een samenvatting zijn van alle begrotingsverrichtingen van het begrotingsjaar aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde;
het begrotingsresultaat, dat wordt berekend op basis van de jaarlijkse begrotingsbalans als bedoeld in Besluit 2014/335/EU, Euratom;
verklarende opmerkingen, die de in de verslagen opgenomen informatie aanvullen en toelichten.
De verslagen over de begrotingsuitvoering bevatten:
informatie over de ontvangsten, in het bijzonder de ontwikkeling van de ramingen van de ontvangsten, de uitvoering van de ontvangstenbegroting en de vastgestelde rechten;
informatie over de ontwikkeling van alle beschikbare vastleggings- en betalingskredieten;
informatie over het gebruik van alle beschikbare vastleggings- en betalingskredieten;
informatie over de nog te betalen vastleggingen, de van het voorgaande begrotingsjaar overgedragen vastleggingen en de gedurende het begrotingsjaar gedane vastleggingen.
Artikel 245
Voorlopige rekeningen
Artikel 246
Goedkeuring van de definitieve geconsolideerde rekeningen
De andere instellingen van de Unie dan de Commissie en elk van de in artikel 241 bedoelde organen zenden uiterlijk op 1 juli hun definitieve rekeningen toe aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Rekenkamer en aan de rekenplichtige van de Commissie.
De definitieve rekeningen gaan vergezeld van een nota van de rekenplichtige waarin deze verklaart dat de definitieve rekeningen zijn opgesteld overeenkomstig deze titel en de in de opmerkingen bij de financiële staten beschreven toepasselijke boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.
De definitieve geconsolideerde rekeningen gaan vergezeld van een nota van de rekenplichtige van de Commissie waarin deze verklaart dat de definitieve geconsolideerde rekeningen zijn opgesteld overeenkomstig deze titel en de in de opmerkingen bij de financiële staten beschreven toepasselijke boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.
De rekenplichtige van de Commissie zendt op dezelfde dag een begeleidende brief („representation letter”) betreffende die definitieve geconsolideerde rekeningen toe aan de Rekenkamer.
HOOFDSTUK 2
Geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen
Artikel 247
Geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen
De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 31 juli van het volgende begrotingsjaar een geïntegreerde reeks financiële en verantwoordingsverslagen over, bestaande uit:
de definitieve geconsolideerde rekeningen als bedoeld in artikel 246;
het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag, dat bestaat uit een duidelijke en beknopte samenvatting van de resultaten inzake interne controle en financieel beheer die zijn opgenomen in de jaarlijkse activiteitenverslagen van elke gedelegeerde ordonnateur en bevat informatie over de belangrijkste governanceregelingen in de Commissie, alsmede:
een raming van het foutenpercentage in de uitgaven van de Unie op basis van een consistente methode en een raming van de toekomstige correcties;
informatie over de preventieve en corrigerende acties met betrekking tot de begroting, die het financiële effect weergeeft van de acties die zijn verricht om de begroting te beschermen tegen uitgaven die in strijd zijn met de wetgeving;
informatie over de uitvoering van de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie;
een langetermijnraming van toekomstige in- en uitstromen voor de volgende vijf jaar die is gebaseerd op de toepasselijke meerjarige financiële kaders en Besluit 2014/335/EU, Euratom;
de in artikel 118, lid 4, bedoelde jaarlijks internecontroleverslagen;
de evaluatie van de financiën van de Unie op basis van de bereikte resultaten, als bedoeld in artikel 318 VWEU, waarbij met name de voortgang bij de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen wordt beoordeeld rekening houdend met de in artikel 33 van deze verordening bedoelde prestatie-indicatoren;
het in artikel 261, lid 3, bedoelde verslag over de follow-up die aan de kwijting is gegeven.
HOOFDSTUK 3
Begrotingsverslagen en andere financiële verslaglegging
Artikel 248
Maandelijkse verslaglegging over de uitvoering van de begroting
Naast de in de artikelen 243 en 244 bedoelde jaarlijkse staten en verslagen zendt de rekenplichtige van de Commissie het Europees Parlement en de Raad eenmaal per maand, zowel voor de ontvangsten als voor de uitgaven betreffende alle beschikbare kredieten, minstens per hoofdstuk samengevoegde en naar hoofdstuk, artikel en post uitgesplitste kwantitatieve gegevens over de uitvoering van de begroting toe. Die gegevens omvatten ook bijzonderheden over het gebruik van de overgedragen kredieten.
De kwantitatieve gegevens worden binnen tien werkdagen na het einde van elke maand beschikbaar gesteld via de website van de Commissie.
Artikel 249
Jaarlijks verslag over het begrotings- en financieel beheer
Zij stellen het verslag uiterlijk op 31 maart van het jaar volgende op het begrotingsjaar beschikbaar aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.
Artikel 250
Jaarlijks verslag over financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand
De Commissie brengt jaarlijks overeenkomstig artikel 41, leden 4 en 5, en artikel 52, lid 1, onder d) en e), aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over de financieringsinstrumenten, de begrotingsgaranties, de financiële bijstand en de voorwaardelijke verplichtingen. Die informatie wordt tegelijkertijd beschikbaar gesteld aan de Rekenkamer.
Artikel 251
Statusverslag over boekhoudkundige vraagstukken
Uiterlijk op 15 december van elk begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag toe met informatie over vastgestelde actuele risico’s, waargenomen algemene trends, nieuwe boekhoudkundige vraagstukken, en voortgang inzake boekhoudkwesties, met inbegrip van eventuele door de Rekenkamer geïdentificeerde punten, alsmede informatie over terugvorderingen.
Artikel 252
Verslaglegging over trustfondsen van de Unie voor extern optreden
De Commissie brengt jaarlijks overeenkomstig artikel 41, lid 6, aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over de activiteiten die door in artikel 234 bedoelde trustfondsen van de Unie worden gesteund, over de uitvoering en de prestaties ervan, alsmede over hun rekeningen.
De raad van bestuur van het betrokken trustfonds van de Unie keurt het door de ordonnateur opgestelde jaarverslag van het trustfonds van de Unie goed. De raad van bestuur keurt ook de door de rekenplichtige opgestelde definitieve rekeningen goed. De definitieve rekeningen worden door de raad van bestuur aan het Europees Parlement en de Raad meegedeeld in het kader van de kwijtingsprocedure voor de Commissie.
Artikel 253
Bekendmaking van informatie over ontvangers
De Commissie maakt informatie over ontvangers bekend overeenkomstig artikel 38.
TITEL XIV
EXTERNE AUDIT EN KWIJTING
HOOFDSTUK 1
Externe audit
Artikel 254
Externe audit door de Rekenkamer
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie stellen de Rekenkamer zo spoedig mogelijk in kennis van alle besluiten en regels die zij ter uitvoering van de artikelen 12, 16, 21, 29, 30, 32 en 43 hebben aangenomen.
Artikel 255
Regels en procedure voor de audit
Teneinde alle gegevens te verzamelen die nodig zijn voor de vervulling van de taak die haar bij de Verdragen of bij de ter uitvoering daarvan vastgestelde handelingen is opgedragen, kan de Rekenkamer op haar verzoek aanwezig zijn bij de auditverrichtingen die in het kader van de uitvoering van de begroting door of voor rekening van een instelling van de Unie worden uitgevoerd.
Op verzoek van de Rekenkamer geeft elke instelling van de Unie de financiële instellingen die houder zijn van tegoeden van de Unie, toestemming om de Rekenkamer in staat te stellen na te gaan of de externe gegevens overeenstemmen met de boekhoudkundige situatie.
Artikel 256
Toetsen betreffende effecten en geldmiddelen
De Rekenkamer ziet erop toe dat alle effecten en geldmiddelen welke gedeponeerd zijn of zich in kas bevinden, worden gecontroleerd aan de hand van verklaringen, ondertekend door de depothouders, of van processen-verbaal van de aangehouden geldmiddelen en effecten. Zij kan deze toets zelf verrichten.
Artikel 257
Recht van toegang van de Rekenkamer
De interne auditorganen en andere diensten van de betrokken nationale diensten verstrekken de Rekenkamer alle faciliteiten welke zij voor de vervulling van haar taak nodig meent te hebben.
De aan de controle van de Rekenkamer onderworpen personeelsleden zijn gehouden:
hun gegevens betreffende geldmiddelen die zich in kas bevinden, hun andere geldmiddelen, effecten en goederen van enigerlei aard te tonen, alsmede de bewijsstukken van hun beheer van middelen die hun zijn toevertrouwd, alsmede elk boek, register of ander document dat daarop betrekking heeft;
inzage te geven in de correspondentie en elk ander document dat noodzakelijk is voor de volledige uitvoering van de in artikel 255 bedoelde audit.
Alleen de Rekenkamer kan verzoeken om mededeling van de in de eerste alinea, onder b), bedoelde informatie.
Artikel 258
Jaarverslag van de Rekenkamer
Artikel 259
Speciale verslagen van de Rekenkamer
De betrokken instelling of het betrokken orgaan van de Unie stelt de Rekenkamer in het algemeen binnen zes weken na toezending van deze opmerkingen in kennis van haar eventuele antwoorden op deze opmerkingen. Deze termijn wordt in naar behoren gemotiveerde gevallen geschorst, in het bijzonder ingeval het voor de betrokken instelling of het betrokken orgaan van de Unie tijdens de contradictoire procedure nodig is om ten behoeve van de afronding van haar of zijn antwoord inlichtingen in te winnen bij lidstaten.
In de antwoorden van de betrokken instelling of het betrokken orgaan van de Unie wordt rechtstreeks en uitsluitend ingegaan op de opmerkingen van de Rekenkamer.
Op verzoek van de Rekenkamer of van de betrokken instelling of het betrokken orgaan van de Unie, kunnen de antwoorden worden besproken door het Europees Parlement en door de Raad na de bekendmaking van het verslag.
De Rekenkamer zorgt ervoor dat speciale verslagen opgesteld en vastgesteld worden binnen een passende termijn die, in het algemeen, niet langer duurt dan 13 maanden.
De speciale verslagen worden samen met de antwoorden van de betrokken instellingen of organen van de Unie onverwijld ter kennis gebracht van het Europees Parlement en van de Raad, die elk, eventueel samen met de Commissie, bepalen welk gevolg eraan moet worden gegeven.
De Rekenkamer neemt de nodige maatregelen opdat de antwoorden van de betrokken instellingen en organen van de Unie op haar opmerkingen, alsmede het tijdschema voor het opstellen van het speciaal verslag, samen met het speciaal verslag worden gepubliceerd.
HOOFDSTUK 2
Kwijting
Artikel 260
Tijdschema voor de kwijtingsprocedure
Artikel 261
De kwijtingsprocedure
Artikel 262
Follow-upmaatregelen
Artikel 263
Specifieke bepalingen voor de EDEO
De EDEO is onderworpen aan de procedures van artikel 319 VWEU en van de artikelen 260, 261 en 262 van deze verordening. De EDEO werkt volledig samen met de instellingen van de Unie die bij de kwijtingsprocedure betrokken zijn, en verstrekt, waar nodig, de vereiste aanvullende informatie, onder meer in de vergaderingen van de relevante organen.
TITEL XV
ADMINISTRATIEVE KREDIETEN
Artikel 264
Algemene bepalingen
Vastleggingen in de begroting voor administratieve kredieten die in verschillende titels voorkomen en die globaal worden beheerd, mogen globaal in de begrotingsboekhouding worden opgenomen volgens de in artikel 47, lid 4, bedoelde samenvattende indeling naar aard.
De bijbehorende uitgaven worden op de begrotingsonderdelen van elke titel geboekt volgens dezelfde verdeling als voor kredieten.
Artikel 265
Vooruitbetalingen
De in artikel 11, lid 2, onder a), bedoelde uitgaven die op grond van wettelijke of contractuele bepalingen vooruit worden betaald, mogen vanaf 1 december worden betaald ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. In dat geval is het in artikel 11, lid 2, bepaalde maximum niet van toepassing.
Artikel 266
Specifieke bepalingen voor onroerendgoedprojecten
Elke instelling van de Unie verstrekt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 1 juni van elk jaar een werkdocument over haar onroerendgoedbeleid, dat de volgende informatie bevat:
voor elk gebouw, de uitgaven en oppervlakte die gedekt zijn door de kredieten van de overeenkomstige begrotingsonderdelen. De uitgaven omvatten de kosten van de inrichting en uitrusting van gebouwen maar geen andere lasten;
de verwachte evolutie van de globale programmering van oppervlakte en locaties voor de komende jaren, met een beschrijving van de onroerendgoedprojecten in de planningfase die reeds geïdentificeerd zijn;
de definitieve voorwaarden en kosten evenals relevante informatie betreffende de uitvoering van nieuwe onroerendgoedprojecten die reeds overeenkomstig de in de leden 2 en 3 vastgestelde procedure aan het Europees Parlement en de Raad zijn voorgelegd en niet in werkdocumenten van de voorgaande jaren zijn opgenomen.
Behoudens in geval van overmacht als bedoeld in lid 4 wordt het voorstel betreffende het onroerendgoedproject door het Europees Parlement en de Raad besproken binnen vier weken nadat beide instellingen het voorstel hebben ontvangen.
Na het verstrijken van de periode van vier weken wordt het voorstel betreffende het onroerendgoedproject geacht te zijn goedgekeurd, tenzij het Europees Parlement of de Raad binnen deze termijn een besluit heeft genomen dat ingaat tegen het voorstel.
Indien het Europees Parlement en/of de Raad binnen deze periode van vier weken redenen aanvoert/aanvoeren, wordt de termijn eenmaal met twee weken verlengd.
Indien het Europees Parlement of de Raad een besluit heeft genomen dat ingaat tegen het onroerendgoedproject, trekt de betrokken instelling van de Unie haar voorstel in en kan zij een nieuw voorstel indienen.
De volgende projecten worden beschouwd als onroerendgoedprojecten die aanzienlijke financiële gevolgen voor de begroting kunnen hebben:
de verwerving van grond;
de verwerving, verkoop, structurele renovatie of bouw van onroerend goed of projecten die deze elementen combineren en binnen eenzelfde termijn worden uitgevoerd, voor een bedrag van meer dan 3 000 000 EUR;
de verwerving, structurele renovatie of bouw van onroerend goed of projecten die deze elementen combineren en binnen eenzelfde termijn worden uitgevoerd, voor een bedrag van meer dan 2 000 000 EUR indien de prijs meer dan 110 % bedraagt van de lokale prijs van vergelijkbare onroerende goederen zoals geraamd door een onafhankelijke deskundige;
de verkoop van grond of onroerend goed indien de prijs minder dan 90 % bedraagt van de lokale prijs van vergelijkbare onroerende goederen zoals geraamd door een onafhankelijke deskundige;
nieuwe onroerendgoedovereenkomsten, met inbegrip van vruchtgebruik, erfpacht en een hernieuwde sluiting van bestaande onroerendgoedovereenkomsten tegen minder gunstige voorwaarden, die niet onder b) vallen, voor een jaarlijks bedrag van ten minste 750 000 EUR;
de verlenging of hernieuwde sluiting van bestaande onroerendgoedovereenkomsten, met inbegrip van vruchtgebruik en erfpacht, tegen dezelfde of gunstigere voorwaarden, voor een jaarlijks bedrag van ten minste 3 000 000 EUR.
Dit lid is tevens van toepassing op onroerendgoedprojecten van interinstitutionele aard, alsmede op delegaties van de Unie.
De in de eerste alinea, onder b) tot en met f), bedoelde drempelwaarden omvatten de kosten voor het inrichten en uitrusten van gebouwen. In het geval van huur- en vruchtgebruikovereenkomsten omvatten die drempelwaarden de kosten voor het inrichten en uitrusten van gebouwen, maar niet de andere gebruikslasten.
Leningen worden opgenomen en terugbetaald overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en met behoorlijke inachtneming van de financiële belangen van de Unie.
Indien de instelling van de Unie voorstelt onroerend goed te verwerven met behulp van een lening, worden in het financieringsplan, dat tezamen met het verzoek om voorafgaande toestemming door de desbetreffende instelling van de Unie moet worden ingediend, met name het maximale financieringspeil, de financieringstermijn, het soort financiering, de financieringsvoorwaarden en de besparingen ten opzichte van andere soorten contractuele regelingen vermeld.
Het verzoek om voorafgaande toestemming wordt door het Europees Parlement en de Raad besproken binnen vier weken nadat beide instellingen het voorstel hebben ontvangen, met een mogelijke eenmalige verlenging met twee weken. Verwerving van onroerend goed gefinancierd via een lening wordt geacht te zijn afgewezen indien het Europees Parlement en de Raad binnen deze termijn het verzoek niet uitdrukkelijk hebben ingewilligd.
Artikel 267
Procedure van vroegtijdige kennisgeving en procedure van voorafgaande toestemming
Voor projecten in verband met woongebouwen in derde landen worden de procedure van vroegtijdige kennisgeving en de procedure van voorafgaande toestemming gezamenlijk gevolgd.
TITEL XVI
VERZOEKEN OM INFORMATIE EN GEDELEGEERDE HANDELINGEN
Artikel 268
Verzoeken om informatie van het Europees Parlement en de Raad
Het Europees Parlement en de Raad zijn gerechtigd alle informatie en verantwoordingen te verkrijgen die betrekking hebben op tot hun respectieve bevoegdheden behorende begrotingsvraagstukken.
Artikel 269
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
DEEL TWEE
WIJZIGINGEN VAN SECTORSPECIFIEKE REGELGEVING
Artikel 270
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1296/2013
Verordening (EU) nr. 1296/2013 wordt als volgt gewijzigd:
in artikel 5 wordt lid 2 vervangen door:
De volgende indicatieve percentages gelden gemiddeld voor de hele programmaperiode voor de in artikel 3, lid 1, bedoelde pijlers:
ten minste 55 % voor de Progress-pijler;
ten minste 18 % voor de EURES-pijler;
ten minste 18 % voor de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap.”;
artikel 14 wordt vervangen door:
„Artikel 14
Thematische onderdelen en financiering
De Progress-pijler steunt activiteiten binnen de onder a), b) en c) bedoelde thematische onderdelen. Voor de gehele looptijd van het programma worden bij de indicatieve verdeling van de algehele toewijzing voor de Progress-pijler over de verschillende thematische onderdelen de volgende minimumpercentages in acht genomen:
werkgelegenheid, in het bijzonder in het kader van de bestrijding van de jeugdwerkloosheid: 20 %;
sociale bescherming, sociale inclusie en de bestrijding en preventie van armoede: 45 %;
arbeidsvoorwaarden: 7 %.
Resterende bedragen worden toegewezen aan een of meer van de eerste alinea, onder a), b) of c), bedoelde thematische onderdelen, dan wel een combinatie daarvan.;
artikel 19 wordt vervangen door:
„Artikel 19
Thematische onderdelen en financiering
De EURES-pijler steunt activiteiten binnen de onder a), b) en c) bedoelde thematische onderdelen. Voor de gehele looptijd van het programma worden bij de indicatieve verdeling van de algehele toewijzing voor de EURES-pijler over de verschillende thematische onderdelen de volgende minimumpercentages in acht genomen:
transparantie van aanvragen om en aanbiedingen van werk en alle gerelateerde informatie voor werkzoekenden en werkgevers: 15 %;
ontwikkeling van diensten voor de werving en plaatsing van werknemers door het tot elkaar brengen en de compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk op Europees niveau, in het bijzonder gerichte mobiliteitsregelingen: 15 %;
grensoverschrijdende partnerschappen: 18 %.
Resterende bedragen worden toegewezen aan een of meer van de eerste alinea, onder a), b) of c), bedoelde thematische onderdelen, dan wel een combinatie daarvan.”;
artikel 25 wordt vervangen door:
„Artikel 25
Thematische onderdelen en financiering
De pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap steunt activiteiten binnen de onder a) en b) bedoelde thematische onderdelen. Voor de gehele looptijd van het programma worden bij de indicatieve verdeling van de algehele toewijzing voor de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap over de verschillende thematische onderdelen de volgende minimumpercentages in acht genomen:
microfinanciering voor kwetsbare groepen en micro-ondernemingen: 35 %;
sociaal ondernemerschap: 35 %.
Resterende bedragen worden toegewezen aan de in de eerste alinea, onder a) of b), bedoelde thematische onderdelen.”;
in artikel 34 wordt de tweede alinea vervangen door:
„De werkprogramma’s gelden, indien van toepassing, voor een periode van drie jaren bevatten een omschrijving van de te financieren acties, de selectieprocedures van de door de Unie te steunen acties, het geografische bereik, de doelgroep en een indicatie van het tijdsbestek voor de uitvoering. De werkprogramma’s bevatten tevens het indicatieve bedrag dat voor iedere specifieke doelstelling is toegewezen. De werkprogramma’s versterken de samenhang van het programma door het verband tussen drie pijlers te vermelden.”;
de artikelen 33 en 34 worden geschrapt.
Artikel 271
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1301/2013
Verordening (EU) nr. 1301/2013 wordt als volgt gewijzigd:
in artikel 3 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
punt e) wordt vervangen door:
investeringen in de ontwikkeling van het eigen potentieel door middel van permanente investeringen in installaties en infrastructuur, inclusief culturele en duurzame toerisme-infrastructuur, diensten aan bedrijven, steun voor instellingen voor onderzoek en innovatie en investeringen in technologie en toegepast onderzoek in bedrijven;”;
de volgende alinea wordt toegevoegd:
„De in de eerste alinea van dit lid, onder e), bedoelde investeringen in culturele en duurzame toerisme-infrastructuur worden beschouwd als kleinschalig en komen in aanmerking voor steun mits de bijdrage aan de verrichting van het EFRO niet hoger is dan 10 000 000 EUR. Dat plafond wordt verhoogd tot 20 000 000 EUR voor infrastructuur die wordt beschouwd als cultureel erfgoed in de zin van artikel 1 van de Unesco-Overeenkomst van 1972 inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld.”;
aan artikel 5, punt 9, wordt het volgende punt toegevoegd:
het ondersteunen van de opvang en de sociale en economische integratie van migranten en vluchtelingen;”;
in de tabel in bijlage I wordt de tekst vanaf de kop „Sociale Infrastructuur” tot het einde vervangen door de volgende tekst:
„Sociale infrastructuur |
||
Kinderopvang en onderwijs |
personen |
Capaciteit van gesubsidieerde kinderopvang of onderwijsinfrastructuur |
Gezondheid |
personen |
Inwoners die gedekt zijn door verbeterde gezondheidsdiensten |
Huisvesting |
huisvestingseenheden |
Gerenoveerde huisvesting |
|
huisvestingseenheden |
Gerenoveerde huisvesting, waarvan voor migranten en vluchtelingen (opvangcentra niet inbegrepen) |
Migranten en vluchtelingen |
personen |
Capaciteit van de infrastructuur ter ondersteuning van migranten en vluchtelingen (andere dan huisvesting) |
Specifieke indicatoren voor stedelijke ontwikkeling |
||
|
personen |
Inwoners van gebieden met strategieën voor geïntegreerde stedelijke ontwikkeling |
|
vierkante meter |
Open ruimte die is gecreëerd of hersteld in stedelijke gebieden |
|
vierkante meter |
Openbare of bedrijfsgebouwen die zijn gebouwd of gerenoveerd in stedelijke gebieden”. |
Artikel 272
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013
Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt als volgt gewijzigd:
in overweging 10 wordt de tweede zin vervangen door:
„Dankzij deze voorwaarden moet de Commissie zekerheid kunnen krijgen dat de lidstaten de ESI-fondsen aanwenden op legale en regelmatige wijze en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer in de zin van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad ( *1 ) (het „Financieel Reglement”).
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
punt 10) wordt vervangen door:
„begunstigde”: een publiek- of privaatrechtelijke instantie, of een natuurlijke persoon, die belast is met het opzetten, of met het opzetten en uitvoeren, van concrete acties, en:
in de context van staatssteun de instantie die de steun ontvangt, behalve wanneer de steun per onderneming minder dan 200 000 EUR bedraagt; in dat geval kan de betrokken lidstaat besluiten dat de steunverlenende instantie de begunstigde is, onverminderd Verordeningen (EU) nr. 1407/2013 ( *2 ) en (EU) nr. 1408/2013 ( *3 ) en (EU) nr. 717/2014 ( *4 ) van de Commissie, en
in de context van financieringsinstrumenten uit hoofde van deel 2, titel IV van deze verordening, de instantie die het financieringsinstrument, of, voor zover dat geschikt is, het fonds van fondsen, ten uitvoer legt;
punt 31) wordt vervangen door:
„macroregionale strategie”: een door de Raad overeengekomen integraal kader, in voorkomend geval bekrachtigd door de Europese Raad, dat door onder meer de ESI-fondsen kan worden gesteund met het oog op het aanpakken van gemeenschappelijke uitdagingen waarmee een afgebakend geografisch gebied wordt geconfronteerd, met betrekking tot in datzelfde geografisch gebied gelegen lidstaten en derde landen die aldus voordeel halen uit nauwere samenwerking welke tot verwezenlijking van economische, sociale en territoriale samenhang bijdraagt;”;
artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 7 wordt de verwijzing naar „artikel 59 van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 63 van het Financieel Reglement”;
lid 8 wordt vervangen door:
aan artikel 9 wordt de volgende alinea toegevoegd:
„De in de fondsspecifieke regels voor elk van de ESI-fondsen vastgestelde prioriteiten omvatten met name het passend gebruik van elk ESI-fonds op het gebied van asiel en migratie. In die context wordt, waar passend, gezorgd voor coördinatie met het Fonds voor asiel, migratie en integratie dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( *5 ).
in artikel 16 wordt het volgende lid ingevoegd:
De Commissie stelt jaarlijks uiterlijk op 31 maart een besluit vast waarin wordt bevestigd dat de wijzigingen van de partnerschapsovereenkomst in overeenstemming zijn met door de Commissie tijdens het voorgaande kalenderjaar goedgekeurde programmawijziging(en).
Dat besluit kan ook voorzien in de wijziging van andere elementen van de partnerschapsovereenkomst overeenkomstig een in lid 4 bedoelde voorstel, op voorwaarde dat dit voorstel uiterlijk op 31 december van het voorafgaande kalenderjaar bij de Commissie is ingediend.”;
artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:
„Wanneer de wijziging van een programma gevolgen heeft voor de in de partnerschapsovereenkomst verstrekte informatie, is de procedure van artikel 16, lid 4 bis, van toepassing.”;
in lid 3 wordt de derde zin geschrapt;
in artikel 32 wordt lid 4 vervangen door:
in artikel 34 wordt lid 3 als volgt gewijzigd:
de punten a), b), c) en d) worden vervangen door:
de opbouw van capaciteit van plaatselijke actoren, met inbegrip van potentiële begunstigden, om concrete acties te ontwikkelen en uit te voeren met inbegrip van het bevorderen van hun vermogen om hun projecten voor te bereiden en te beheren;
de opstelling van een niet-discriminerende en transparante selectieprocedure die ervoor zorgt dat belangenconflicten worden vermeden, dat bij selectiebeslissingen ten minste 50 % van de stemmen afkomstig is van partners die geen overheidsinstanties zijn en die een selectie volgens schriftelijke procedure mogelijk maakt;
de opstelling en goedkeuring van niet-discriminerende objectieve criteria voor de selectie van concrete acties die de samenhang met de strategie voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling waarborgen door de prioriteit van die acties te bepalen op basis van hun bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen en streefdoelen van die strategie;
de opstelling en publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen of een permanente procedure voor de indiening van projecten;”;
de volgende alinea wordt toegevoegd:
„Wanneer plaatselijke actiegroepen onder de verantwoordelijkheid van de management- of certificeringsautoriteit of het betaalorgaan taken uitvoeren die niet onder de eerste alinea, onder a) tot en met g), vallen, worden die plaatselijke actiegroepen overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften aangewezen als intermediaire instanties.”;
in artikel 36 wordt lid 3 vervangen door:
artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 2 wordt punt c) vervangen door:
een raming van aanvullende publieke en private middelen die met het financieringsinstrument kunnen worden gegenereerd, tot op het niveau van de eindontvanger (het verwachte hefboomeffect), waaronder, in voorkomend geval, een beoordeling van de behoefte aan en de mate van gedifferentieerde behandeling als bedoeld in artikel 43 bis waarmee corresponderende middelen van investeerders die volgens het beginsel van de markteconomie werken worden aangetrokken en/of een omschrijving van de mechanismen — bijvoorbeeld procedures van concurrerende of voldoende onafhankelijke beoordeling — waarmee zal worden bepaald welke gedifferentieerde behandeling er nodig is, en in welke mate;”;
in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:
lid 8 wordt vervangen door:
artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt het volgende punt toegevoegd:
financieringsinstrumenten welke die bijdrage combineren met financiële producten van de EIB in het kader van het EFSI overeenkomstig artikel 39 bis.”;
lid 4 wordt als volgt gewijzigd:
in de eerste alinea worden de punten b) en c) vervangen door:
uitvoeringstaken via een onderhands gegunde overeenkomst toevertrouwen aan:
de EIB;
een internationale financiële instelling waarvan een lidstaat aandeelhouder is;
een bank of instelling in handen van de overheid, opgericht als juridische entiteit die op professionele basis financiële activiteiten uitvoert en die aan de volgende voorwaarden voldoet:
uitvoeringstaken toevertrouwen aan een andere publiek- of privaatrechtelijke instantie, of
rechtstreeks uitvoeringstaken verrichten voor financieringsinstrumenten die uitsluitend leningen of garanties verstrekken. In dat geval geldt de managementautoriteit als begunstigde in de zin van artikel 2, punt 10).”;
de tweede alinea wordt vervangen door:
„Bij de uitvoering van het financieringsinstrument zien de instanties bedoeld in de eerste alinea van dit lid, onder a) tot en met d), erop toe dat het toepasselijke recht en de in artikel 155, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement vastgestelde vereisten worden nageleefd.”
de leden 5 en 6 worden vervangen door:
in de eerste alinea van lid 7 wordt de inleidende zin vervangen door:
lid 8 wordt vervangen door:
lid 10 wordt vervangen door:
artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 2, eerste alinea, wordt de inleidende zin vervangen door:
in lid 4, eerste alinea:
wordt punt a) vervangen door:
als afwijking van artikel 37, lid 2, is zij gebaseerd op een ex-antebeoordeling op het niveau van de Unie uitgevoerd door de EIB en de Commissie of, wanneer recentere gegevens beschikbaar zijn, een ex-antebeoordeling op het niveau van de Unie of op nationaal of regionaal niveau.
Op basis van de beschikbare gegevens over door banken verstrekte schuldfinanciering en mkb-bedrijven omvat de ex-antebeoordeling onder andere een analyse van de financieringsbehoeften van mkb-bedrijven op het relevante niveau, de financieringsvoorwaarden en -behoeften van mkb-bedrijven, alsmede een indicatie van het financieringstekort van mkb-bedrijven, een schets van de economische en financiële situatie van de mkb-sector op het relevante niveau, de kritische minimummassa van de gecombineerde bijdragen, een geraamde bandbreedte voor het totale leningvolume dat door deze bijdragen wordt gegenereerd en de meerwaarde;”;
wordt punt b) vervangen door:
zij wordt door elke deelnemende lidstaat geleverd in het kader van een afzonderlijke prioriteitsas binnen een programma in geval van een financiële bijdrage door het EFRO, of een specifiek nationaal programma voor elke financiële bijdrage door het EFRO en het Elfpo ter ondersteuning van de in artikel 9, eerste alinea, punt 3), bedoelde thematische doelstelling;”;
de leden 7 en 8 worden vervangen door:
Bij afsluiting van een programma zijn de subsidiabele uitgaven als bedoeld in artikel 42, lid 1, eerste alinea, onder a) en b), het totaalbedrag van de programmabijdragen die voor het financieringsinstrument zijn betaald, dat overeenkomt:
voor de in lid 2, eerste alinea, onder a), van dit artikel bedoelde activiteiten, met de in artikel 42, lid 1, eerste alinea, onder b), bedoelde middelen;
voor de in lid 2, eerste alinea, onder b), van dit artikel bedoelde activiteiten, met het bedrag van de gecombineerde nieuwe schuldfinanciering als gevolg van de securitisatietransacties, betaald aan of ten gunste van subsidiabele mkb-bedrijven binnen de in artikel 65, lid 2, bepaalde subsidiabiliteitsperiode.”;
het volgende artikel wordt ingevoegd:
„Artikel 39 bis
Bijdragen van ESI-fondsen aan financieringsinstrumenten welke die bijdrage combineren met financiële producten van de EIB in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen
De managementautoriteit kan in het kader van haar bijdrage aan financieringsinstrumenten als bedoeld in artikel 38, lid 1, onder c), het volgende doen:
het kapitaal investeren in een bestaande of een met het oog op de uitvoering van investeringen in eindontvangers nieuw opgerichte juridische entiteit overeenkomstig de doelstellingen van het ESI-fonds dat de uitvoeringstaken zal uitvoeren;
uitvoeringstaken toevertrouwen overeenkomstig artikel 38, lid 4, eerste alinea, onder b) en c).
De instantie waaraan de in de eerste alinea, onder b), van dit lid bedoelde uitvoeringstaken zijn toevertrouwd, opent in eigen naam en namens de managementautoriteit een fiduciaire rekening of creëert binnen de instelling voor de programmabijdrage een afzonderlijk financieel geheel. In het geval van een afzonderlijk financieel geheel wordt er in de boekhouding een onderscheid gemaakt tussen in het financieringsinstrument geïnvesteerde programmamiddelen en de overige in de instelling beschikbare middelen. De activa op fiduciaire rekeningen en de afzonderlijke financiële gehelen worden beheerd volgens het beginsel van goed financieel beheer, met inachtneming van passende prudentiële voorschriften, en hebben een passende liquiditeit.
Voor de toepassing van dit artikel kan een financieringsinstrument ook de vorm aannemen of overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) 2015/1017 deel uitmaken van een investeringsplatform dat is opgericht als een special purpose vehicle of een beheerde rekening.
De voorwaarden voor bijdragen op grond van artikel 38, lid 1, onder c), worden in financieringsovereenkomsten overeenkomstig bijlage IV vastgesteld op de volgende niveaus:
in voorkomend geval tussen de naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers van de managementautoriteit en de instantie die het fonds van fondsen uitvoert;
tussen de naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers van de managementautoriteit of, in voorkomend geval, tussen de instantie die het fonds van fondsen uitvoert, en de instantie die het financieringsinstrument uitvoert.
artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
de leden 1 en 2 worden vervangen door:
Zij verrichten echter verificaties overeenkomstig artikel 125, lid 5, van deze verordening en controles overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 op het niveau van andere instanties die financieringsinstrumenten uitvoeren in het rechtsgebied van hun respectieve lidstaat.
De EIB en andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is, bezorgen de aangewezen autoriteiten bij elke betalingsaanvraag een controleverslag. Zij dienen tevens jaarlijks bij de Commissie en de aangewezen autoriteiten een door hun externe controleurs opgesteld auditverslag in. Die verslagleggingsverplichtingen laten de in artikel 46, leden 1 en 2, van deze verordening bepaalde verslagleggingsverplichtingen, met inbegrip van die betreffende de prestaties van de financieringsinstrumenten, onverlet.
De Commissie wordt gemachtigd een uitvoeringshandeling vast te stellen met betrekking tot de modellen voor de controleverslagen en de jaarlijkse auditverslagen als bedoeld in de derde alinea van dit lid.
Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 150, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
De instanties die met de audit van de programma’s zijn belast, voeren audits uit van de concrete acties en van de beheers- en controlesystemen op het niveau van andere instanties die de financieringsinstrumenten in hun respectieve lidstaten uitvoeren en op het niveau van de eindontvangers mits de voorwaarden van lid 3 zijn vervuld.
De Commissie kan audits uitvoeren op het niveau van de in lid 1 bedoelde instanties wanneer zij van oordeel is dat dit noodzakelijk is om redelijke zekerheid te verkrijgen in het licht van de vastgestelde risico’s.
lid 4 wordt vervangen door:
het volgende lid wordt ingevoegd:
In afwijking van artikel 143, lid 4, van deze verordening en artikel 56, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mag een overeenkomstig artikel 143, lid 2, van deze verordening of artikel 56, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 naar aanleiding van individuele onregelmatigheden ingetrokken bijdrage, bij concrete acties die financieringsinstrumenten omvatten, opnieuw voor dezelfde concrete actie worden gebruikt onder de volgende voorwaarden:
wanneer de onregelmatigheid die de aanleiding vormt voor de intrekking van de bijdrage is vastgesteld op het niveau van de eindontvanger, mag de ingetrokken bijdrage slechts opnieuw worden gebruikt voor andere eindontvangers binnen hetzelfde financieringsinstrument;
wanneer de onregelmatigheid die de aanleiding vormt voor de intrekking van de bijdrage is vastgesteld op het niveau van een financiële intermediair binnen een fonds van fondsen, mag de ingetrokken bijdrage slechts opnieuw worden gebruikt voor andere financiële intermediairs.
Wanneer de onregelmatigheid die de aanleiding vormt voor de intrekking van de bijdrage is vastgesteld op het niveau van de instantie die het fonds van fondsen uitvoert, of op het niveau van de instantie die financieringsinstrumenten via een structuur zonder fonds van fondsen uitvoert, mag de ingetrokken bijdrage niet opnieuw binnen dezelfde concrete actie worden gebruikt.
Indien een financiële correctie wordt doorgevoerd naar aanleiding van een systemische onregelmatigheid, mag de ingetrokken bijdrage niet opnieuw worden gebruikt voor door de systemische onregelmatigheid getroffen concrete acties.”;
artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1, eerste alinea, wordt de inleidende zin vervangen door:
lid 2 wordt vervangen door:
artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:
in lid 5 wordt de eerste alinea vervangen door:
het volgende artikel wordt ingevoegd:
„Artikel 43 bis
Gedifferentieerde behandeling van investeerders
in artikel 44 wordt lid 1 vervangen door:
Onverminderd artikel 43 bis, worden kapitaalmiddelen die aan financieringsinstrumenten worden terugbetaald uit investeringen of doordat middelen vrijkomen die voor garantiecontracten zijn vastgelegd, met inbegrip van terugbetaald kapitaal, voordelen en andere inkomsten en opbrengsten, zoals rente, garantievergoedingen, dividenden, kapitaalwinsten of andere door investeringen gegenereerde inkomsten, en die toe te schrijven zijn aan de steun uit de ESI-fondsen, hergebruikt voor de volgende doeleinden, tot het noodzakelijke maximumbedrag en in de volgorde die bij de desbetreffende financieringsovereenkomsten is overeengekomen:
nadere investeringen door dezelfde of andere financieringsinstrumenten, overeenkomstig de specifieke doelstellingen van een prioriteit;
in voorkomend geval, ter dekking van de verliezen in het nominale bedrag van de bijdrage uit de ESI-fondsen aan het financieringsinstrument ten gevolge van negatieve rente, indien dergelijke verliezen zich voordoen ondanks een actief beheer van de kasmiddelen door de instanties die de financieringsinstrumenten uitvoeren;
in voorkomend geval, de vergoeding van gemaakte beheerskosten en de betaling van beheersvergoedingen van het financieringsinstrument.”;
in artikel 46, lid 2, wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:
punt c) wordt vervangen door:
vermelding van de instanties die financieringsinstrumenten uitvoeren en, in voorkomend geval, de instanties die fondsen van fondsen uitvoeren, als bedoeld in artikel 38, lid 1, onder a), b), en c);”;
de punten g) en h) worden vervangen door:
rente en andere voordelen als gevolg van steun uit de ESI-fondsen aan het financieringsinstrument en programmamiddelen die zijn terugbetaald aan financieringsinstrumenten uit investeringen zoals bedoeld in de artikelen 43 en 44, en bedragen die zijn gebruikt voor de gedifferentieerde behandeling als bedoeld in artikel 43 bis;
voortgang met het bewerkstelligen van het verwachte hefboomeffect van de door het financieringsinstrument gedane investeringen;”;
in artikel 49 wordt lid 4 vervangen door:
in artikel 51 wordt lid 1 vervangen door:
in artikel 56 wordt lid 5 geschrapt;
in artikel 57 wordt lid 3 vervangen door:
in artikel 58 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
in de tweede alinea wordt de verwijzing naar „artikel 60 van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 154 van het Financieel Reglement”;
in de derde alinea wordt punt f) vervangen door:
acties om informatie te verspreiden, netwerkvorming te ondersteunen, communicatieactiviteiten uit te voeren met het accent op de resultaten en meerwaarde van de steun uit de ESI-fondsen, te zorgen voor bewustmaking, en samenwerking en uitwisseling van ervaringen, ook met derde landen, te bevorderen;”;
de vierde alinea wordt vervangen door:
„De Commissie zet ten minste 15 % van de in dit artikel bedoelde middelen in om de communicatie met het publiek efficiënter te maken en de synergie tussen de op initiatief van de Commissie verrichte communicatieactiviteiten te versterken, door de kennisbasis uit te breiden, met name via een effectievere gegevensvergaring en -verspreiding, evaluaties en rapportage, en vooral door de bijdrage van de ESI-fondsen aan de verbetering van het leven van de burgers te benadrukken en door de zichtbaarheid van de steun uit de ESI-fondsen te vergroten, alsmede door het publiek beter bekend te maken met de resultaten en de meerwaarde van die steun. De informatie-, communicatie- en zichtbaarheidsmaatregelen met betrekking tot de resultaten en de meerwaarde van de steun uit de ESI-fondsen, met het accent op concrete acties, worden in voorkomend geval voortgezet na beëindiging van de programma’s. Dergelijke maatregelen dragen ook bij tot de institutionele communicatie betreffende de politieke prioriteiten van de Unie voor zover zij verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.”;
de volgende alinea wordt toegevoegd:
„Afhankelijk van hun doel kunnen de in dit artikel bedoelde maatregelen worden gefinancierd als beleids- of administratieve uitgaven.”;
artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
het volgende lid wordt toegevoegd:
het volgende lid wordt toegevoegd:
Onverminderd lid 2 kunnen lidstaten de in lid 1 bedoelde acties uitvoeren door middel van de onderhandse gunning van een overeenkomst aan:
de EIB;
een internationale financiële instelling waarvan een lidstaat aandeelhouder is;
een bank of instelling in handen van de overheid, als bedoeld in artikel 38, lid 4, eerste alinea, onder b), iii).”;
artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:
in lid 3, eerste alinea, wordt het volgende punt ingevoegd:
toepassing van een door een lidstaat vastgesteld vast netto-inkomstenpercentage voor een sector of een subsector die niet onder a) valt. Alvorens het vaste percentage wordt toegepast, verifieert de verantwoordelijke auditautoriteit dat het vaste percentage is bepaald aan de hand van een eerlijke, billijke en verifieerbare methode op basis van historische gegevens en objectieve criteria;”;
lid 5 wordt vervangen door:
in lid 7, eerste alinea, wordt punt h) vervangen door:
concrete acties waarvoor de steunbedragen of steunpercentages zijn vastgesteld in bijlage II bij de Elfpo-verordening of in de EFMZV-verordening.”;
lid 8 wordt vervangen door:
artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 8 wordt de derde alinea als volgt gewijzigd:
punt h) wordt vervangen door:
concrete acties waarvoor de steunbedragen of steunpercentages zijn vastgesteld in bijlage II bij de Elfpo-verordening of in de EMFZV-verordening, met uitzondering van concrete acties waarvoor in de EFMZV-verordening naar dit lid wordt verwezen, of”
punt i) wordt vervangen door:
concrete acties waarvoor de totale subsidiabele kosten ten hoogste 100 000 EUR bedragen.”;
lid 11 wordt vervangen door:
artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
punt c) wordt vervangen door:
forfaitaire bedragen;”
het volgende punt wordt ingevoegd:
financiering die niet gekoppeld is aan de kosten van de betrokken concrete acties, maar wordt verleend op basis van de naleving van voorwaarden met betrekking tot het boeken van vooruitgang bij de uitvoering of de verwezenlijking van de programmadoelstellingen zoals uiteengezet in de overeenkomstig lid 5 bis vastgestelde gedelegeerde handeling.”;
de volgende alinea wordt toegevoegd:
„Voor de in de eerste alinea, onder e), bedoelde financieringsvorm heeft de audit uitsluitend tot doel te verifiëren of de voorwaarden voor terugbetaling zijn vervuld.”;
het volgende lid wordt ingevoegd:
Indien er gebruik wordt gemaakt van financiering volgens een vast percentage, mogen de kostencategorieën waarop de vaste percentages van toepassing zijn, worden terugbetaald in overeenstemming met lid 1, eerste alinea, onder a).
Voor door het Elfpo, het EFRO of het ESF gesteunde concrete acties waarvoor het in artikel 68 ter, lid 1, bedoelde vaste percentage wordt gehanteerd, mogen de aan deelnemers betaalde vergoedingen en lonen worden terugbetaald in overeenstemming met lid 1, eerste alinea, onder a), van dit artikel.
Op dit lid zijn de overgangsbepalingen van artikel 152, lid 7, van toepassing.”;
lid 4 wordt vervangen door:
lid 5 wordt als volgt gewijzigd:
punt a) wordt vervangen door:
een eerlijke, billijke en verifieerbare berekeningsmethode op basis van:
statistische gegevens, andere objectieve informatie of een deskundige beoordeling, of
de geverifieerde historische gegevens van individuele begunstigden, of
de toepassing van de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van individuele begunstigden;”;
het volgende punt wordt ingevoegd:
een ontwerpbegroting, vastgesteld per individueel geval en van tevoren overeengekomen door de managementautoriteit of, in het geval van het Elfpo, de autoriteit belast met de selectie van concrete acties, wanneer de overheidssteun niet meer dan 100 000 EUR bedraagt;”;
het volgende lid wordt ingevoegd:
artikel 68 wordt vervangen door:
„Artikel 68
Financiering volgens een vast percentage voor indirecte kosten betreffende subsidies en terugvorderbare bijstand
Wanneer de uitvoering van een concrete actie indirecte kosten oplevert, mogen deze worden berekend door middel van een van de volgende vaste percentages:
een vast percentage van maximaal 25 % van de subsidiabele directe kosten, mits het percentage wordt berekend volgens een eerlijke, billijke en verifieerbare methode of volgens een methode die wordt toegepast op grond van regelingen voor volledig door de lidstaat gefinancierde subsidies voor soortgelijke soorten concrete acties en begunstigden;
een vast percentage van maximaal 15 % van de subsidiabele directe personeelskosten waarbij er geen vereiste is voor de lidstaat om te berekenen welk percentage van toepassing is;
een vast percentage dat wordt toegepast op de subsidiabele directe kosten op basis van bestaande methoden en overeenkomstige percentages, die van toepassing zijn voor beleidsmaatregelen van de Unie voor soortgelijke soorten concrete acties en begunstigden.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 149 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanvulling van de bepalingen betreffende het vaste percentage en de methoden daarvoor, als bedoeld onder c) van de eerste alinea van dit lid.”;
de volgende artikelen worden ingevoegd:
„Artikel 68 bis
Personeelskosten betreffende subsidies en terugvorderbare bijstand
De eerste alinea is niet van toepassing op programma’s in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” voor personeelskosten voor personen die deeltijds aan de concrete actie werken.
Artikel 68 ter
Financiering volgens een vast percentage van andere kosten dan personeelskosten
Voor concrete acties die door het ESF, het EFRO of het Elfpo worden ondersteund, worden lonen en aan deelnemers betaalde vergoedingen beschouwd als extra subsidiabele kosten, bovenop het vaste percentage.
artikel 70 wordt vervangen door:
„Artikel 70
Subsidiabiliteit van concrete acties afhankelijk van de plaats van uitvoering
Concrete acties die betrekking hebben op het verlenen van diensten aan burgers of ondernemingen op het hele grondgebied van een lidstaat worden geacht plaats te vinden in alle programmagebieden binnen een lidstaat. In dat geval worden de uitgaven pro rata aan de betrokken programmagebieden toegewezen op basis van objectieve criteria.
De tweede alinea van dit lid is niet van toepassing op het nationale programma als bedoeld in artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 of het specifieke programma voor het opzetten en het functioneren van het nationale netwerk voor het platteland als bedoeld in artikel 54, lid 1, van die Verordening.
De managementautoriteit kan aanvaarden dat een concrete actie buiten het programmagebied, maar binnen de Unie, wordt uitgevoerd als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
de concrete actie komt ten goede aan het programmagebied;
het totaalbedrag uit het EFRO, het Cohesiefonds, het Elfpo of het EFMZV dat in het kader van het programma aan concrete acties buiten het programmagebied wordt toegewezen, bedraagt niet meer dan 15 % van de steun uit het EFRO, het Cohesiefonds, het Elfpo of het EFMZV op het niveau van de prioriteit op het tijdstip van de aanneming van het programma;
het toezichtcomité heeft met de betrokken concrete actie of soorten concrete acties ingestemd;
de verplichtingen van de autoriteiten voor het programma in verband met beheer, controle en audit van de concrete actie worden vervuld door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het programma in het kader waarvan de concrete actie wordt ondersteund, of zij sluiten overeenkomsten met autoriteiten in het gebied waar de concrete actie wordt uitgevoerd.
Wanneer uit de fondsen en het EFMZV gefinancierde concrete acties overeenkomstig dit lid buiten het programmagebied worden uitgevoerd en zowel het programmagebied als gebieden daarbuiten ten goede komen, worden de betrokken uitgaven pro rata aan die gebieden toegewezen op basis van objectieve criteria.
Wanneer concrete acties betrekking hebben op de in artikel 9, eerste alinea, punt (1), genoemde thematische doelstelling en buiten de lidstaat, maar binnen de Unie, worden uitgevoerd, zijn alleen de punten b) en d) van de eerste alinea van dit lid van toepassing.
in artikel 71 wordt lid 4 vervangen door:
Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:
in artikel 75, lid 1, wordt de verwijzing naar „artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 63, leden 5, 6 en 7, van het Financieel Reglement”;
het volgende lid wordt ingevoegd:
De Commissie verstrekt de bevoegde nationale autoriteit:
het ontwerpverslag van de audit of controle ter plaatse, uiterlijk drie maanden na het van die audit of controle ter plaatse;
het eindverslag van de audit, uiterlijk drie maanden na de ontvangst van een volledig antwoord van de bevoegde nationale autoriteit op het ontwerpverslag van de betrokken audit of controle ter plaatse;
de in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde verslagen worden binnen de in die punten bepaalde termijnen beschikbaar gesteld in ten minste één van de officiële talen van de instellingen van de Unie.
Onder de in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde termijn is niet begrepen de periode die aanvangt op de datum volgend op de datum waarop de Commissie haar verzoek om aanvullende informatie aan de lidstaat toezendt, en eindigt op de datum waarop de lidstaat op dat verzoek reageert
Dit lid is niet van toepassing op het Elfpo.”;
in artikel 76, tweede alinea, wordt de verwijzing naar „artikel 84, lid 2, van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 110, lid 1, van het Financieel Reglement”;
in artikel 79, lid 2, wordt de verwijzing naar „artikel 68, lid 3, van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 82, lid 2, van het Financieel Reglement”;
in artikel 83, lid 1, onder c), wordt de verwijzing naar „artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 63, leden 5, 6 en 7, van het Financieel Reglement”;
in artikel 84 wordt de verwijzing naar „artikel 59, lid 6, van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 63, lid 8, van het Financieel Reglement”;
in artikel 98 wordt lid 2 vervangen door:
artikel 102 wordt als volgt gewijzigd:
lid 6 wordt vervangen door:
het volgende lid wordt toegevoegd:
Binnen zes maanden na de indiening van die informatie bij de onafhankelijke deskundigen wordt een onafhankelijke kwaliteitsevaluatie afgegeven.
De overeenkomstige uitgaven worden ingetrokken en de uitgavendeclaratie wordt dienovereenkomstig gerectificeerd in de volgende gevallen:
wanneer de Commissie niet binnen drie maanden na het verstrijken van de in de tweede alinea bedoelde termijn in kennis is gesteld van die evaluatie;
wanneer de indiening van de informatie wordt ingetrokken door de lidstaat, of
wanneer de beoordeling negatief is.”;
in artikel 104 worden de leden 2 en 3 vervangen door:
in artikel 105, lid 2, wordt de tweede zin geschrapt;
in artikel 106 wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:
punt 1) wordt vervangen door:
een beschrijving van de doelstellingen van het gezamenlijke actieplan en van de manier waarop dat bijdraagt aan de doelstellingen van het programma of de relevante landspecifieke aanbevelingen en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Unie krachtens artikel 121, lid 2, VWEU en de relevante aanbevelingen van de Raad waarmee de lidstaten bij hun werkgelegenheidsbeleid rekening moeten houden krachtens artikel 148, lid 4, VWEU;”;
punt 2) wordt geschrapt;
punt 3) wordt vervangen door:
een beschrijving van de voorgenomen projecten of soorten projecten, samen met, in voorkomend geval, de mijlpalen en, in voorkomend geval, de aan de gemeenschappelijke indicatoren gekoppelde streefdoelen inzake outputs en resultaten per prioriteitsas.”;
punten 6), 7) en 8) worden vervangen door:
de bevestiging dat het zal bijdragen aan de aanpak voor het bevorderen van gelijkheid tussen mannen en vrouwen, als vervat in het desbetreffende programma of de desbetreffende partnerschapsovereenkomst;
de bevestiging dat het zal bijdragen aan de aanpak inzake duurzame ontwikkeling, als vervat in het desbetreffende programma of de desbetreffende partnerschapsovereenkomst;
de uitvoeringbepalingen, met inbegrip van:
informatie over de selectie van het gezamenlijke actieplan door de managementautoriteit overeenkomstig artikel 125, lid 3;
de regelingen voor de leiding van het gezamenlijke actieplan, overeenkomstig artikel 108;
de regelingen voor het toezicht op en de evaluatie van het gezamenlijke actieplan, met inbegrip van kwaliteitsborging en de verzameling en opslag van gegevens over het bereiken van mijlpalen, outputs en resultaten;”;
punt 9) wordt als volgt gewijzigd:
punt a) wordt vervangen door:
de kosten van het bereiken van mijlpalen en streefdoelen voor outputs en resultaten, vastgesteld, in het geval van standaardschalen van eenheidskosten en vaste bedragen, aan de hand van de in artikel 67, lid 5, van deze verordening en in artikel 14 van de ESF-verordening bedoelde methoden;”;
punt b) wordt geschrapt;
in artikel 107 wordt lid 3 vervangen door:
in artikel 108, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:
in artikel 109, lid 1, wordt de tweede zin geschrapt;
artikel 110 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt punt c) vervangen door:
de uitvoering van de communicatiestrategie, met inbegrip van voorlichtings- en communicatiemaatregelen en van maatregelen om de zichtbaarheid van de fondsen te vergroten;”;
in lid 2 wordt punt a) vervangen door:
de methoden en criteria gebruikt voor de selectie van concrete acties, behalve wanneer die criteria zijn goedgekeurd door plaatselijke actiegroepen overeenkomstig artikel 34, lid 3, onder c);”;
artikel 114 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt vervangen door:
lid 4 wordt geschrapt;
de titel van hoofdstuk II van titel III van Deel Drie wordt vervangen door:
„Voorlichting, communicatie en zichtbaarheid”;
artikel 115 wordt als volgt gewijzigd:
de titel wordt vervangen door:
„Voorlichting, communicatie en zichtbaarheid”;
in lid 1 wordt punt d) vervangen door:
het bij de burgers van de Unie onder de aandacht brengen van de rol en de verwezenlijkingen van het cohesiebeleid en van de Fondsen door maatregelen ter verhoging van de zichtbaarheid van de resultaten en effecten van partnerschapsovereenkomsten, operationele programma” s en concrete acties.”;
lid 3 wordt vervangen door:
in artikel 116 wordt lid 3 vervangen door:
in artikel 117 wordt lid 4 vervangen door:
artikel 119 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:
in lid 2 wordt de eerste zin geschrapt;
lid 4 wordt vervangen door:
het volgende lid wordt ingevoegd:
in artikel 122, lid 2, wordt de vierde alinea vervangen door:
„Wanneer bedragen die voor een concrete actie ten onrechte aan een begunstigde zijn betaald, door een fout of nalatigheid van een lidstaat niet kunnen worden teruggevorderd, is die lidstaat verantwoordelijk voor de terugbetaling van de betrokken bedragen aan de begroting van de Unie. De lidstaten kunnen besluiten een onverschuldigd betaald bedrag niet terug te vorderen indien het van de begunstigde terug te vorderen bedrag voor een actie in een boekjaar, zonder rente, niet meer dan 250 EUR aan steun uit de Fondsen bedraagt.”;
in artikel 123, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door:
artikel 125 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 3 wordt punt c) vervangen door:
waarborgen dat de begunstigde een document ontvangt waarin de voorwaarden voor steun voor elke concrete actie zijn vermeld, met inbegrip van de specifieke eisen betreffende de producten of diensten die in het kader van de concrete actie moeten worden geleverd, het financieringsplan, de uitvoeringstermijn, alsmede de vereisten inzake voorlichting, communicatie en zichtbaarheid;”;
in lid 4 wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:
punt a) wordt vervangen door:
verifiëren of de medegefinancierde producten en diensten zijn geleverd, of de concrete actie voldoet aan het toepasselijke recht, aan het operationele programma en aan de voorwaarden voor steun voor de concrete actie en,
voor kosten die worden vergoed overeenkomstig artikel 67, lid 1, eerste alinea, onder a), of de door de begunstigden met betrekking tot die kosten gedeclareerde uitgaven daadwerkelijk zijn betaald;
voor kosten die worden vergoed overeenkomstig artikel 67, lid 1, eerste alinea, onder b) tot en met e), of voldaan is aan de voorwaarden voor de vergoeding van de uitgave aan de begunstigde;”;
in punt e) wordt de verwijzing naar „artikel 59, lid 5, onder a) en b), van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 63, lid 5, onder a) en b), en artikel 63, leden 6 en 7, van het Financieel Reglement”;
in artikel 126, onder b), wordt de verwijzing naar „artikel 59, lid 5, onder a), van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 63, lid 5, onder a), en artikel 63, lid 6, van het Financieel Reglement”;
artikel 127 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1, derde alinea, wordt de verwijzing naar „artikel 59, lid 5, tweede alinea, van het Financieel Reglement” vervangen door „ artikel 63, lid 7, van het Financieel Reglement”;
in lid 5, eerste alinea, onder a), wordt de verwijzing naar „artikel 59, lid 5, tweede alinea, van het Financieel Reglement” vervangen door „ artikel 63, lid 7, van het Financieel Reglement”;
artikel 131 wordt vervangen door:
„Artikel 131
Betalingsaanvragen
In betalingsaanvragen wordt voor elke prioriteit het volgende opgenomen:
het totaalbedrag van door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties, zoals opgenomen in het boekhoudsysteem van de certificeringsautoriteit;
het totaalbedrag van voor de uitvoering van concrete acties betaalde overheidsuitgaven, zoals opgenomen in het boekhoudsysteem van de certificeringsautoriteit.
Met betrekking tot de bedragen die moeten worden opgenomen in de betalingsaanvragen voor de vorm van steun als bedoeld in artikel 67, lid 1, eerste alinea, onder e), bevatten de betalingsaanvragen de elementen die worden omschreven in de overeenkomstig artikel 67, lid 5 bis, vastgestelde gedelegeerde handelingen, en wordt gebruikgemaakt van het model voor betalingsaanvragen dat is neergelegd in de overeenkomstig lid 6 van dit artikel vastgestelde uitvoeringhandelingen.
In afwijking van lid 1 van dit artikel kan, in geval van staatssteun, de betalingsaanvraag voorschotten omvatten die door de steunverlenende instantie aan de begunstigde zijn betaald of, indien de lidstaten hebben besloten dat de begunstigde de steunverlenende instantie is overeenkomstig artikel 2, punt 10, onder a), door de begunstigde aan de steunontvangende instantie zijn betaald onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
voor die voorschotten moet een garantie van een bank of een andere financiële instelling, gevestigd in een van de lidstaten, worden verstrekt, of zijn gedekt door een voorziening die door een overheidsinstantie of door de lidstaat als garantie is verstrekt;
die voorschotten mogen niet meer bedragen dan 40 % van het totaalbedrag van de aan een begunstigde voor een bepaalde concrete actie te verlenen steun of, indien de lidstaten hebben besloten dat de begunstigde de steunverlenende instantie is overeenkomstig artikel 2, punt 10, onder a), van het totaalbedrag van de aan de steunontvangende instantie te verlenen steun als onderdeel van een bepaalde concrete actie;
die voorschotten moeten worden gebruikt voor de uitgaven van de begunstigden of, indien de lidstaten hebben besloten dat de begunstigde de steunverlenende instantie is overeenkomstig artikel 2, punt 10, onder a),voor de uitgaven van de steunontvangende instantie voor de uitvoering van de concrete actie en moeten binnen drie jaar na het jaar waarin het voorschot is betaald of, indien dit vroeger is, op 31 december 2023 worden verantwoord door vereffende rekeningen of boekhoudkundige stukken met gelijkwaardige bewijskracht.
Indien de in de eerste alinea, onder c), bepaalde voorwaarden niet zijn vervuld, wordt de volgende betalingsaanvraag dienovereenkomstig gecorrigeerd.
Bij iedere betalingsaanvraag die voorschotten van de soort als bedoeld in lid 4 van dit artikel omvat, worden afzonderlijk vermeld:
het totaalbedrag dat als voorschot uit het operationele programma is betaald;
het bedrag dat binnen drie jaar na de betaling van het voorschot overeenkomstig lid 4, eerste alinea, onder c), is gebruikt voor de uitgaven van de begunstigde of, indien de lidstaten hebben besloten dat de begunstigde de steunverlenende instantie is overeenkomstig artikel 2, punt 10, onder a), van de steunontvangende instantie, en
het bedrag dat niet is gebruikt voor de uitgaven van de begunstigde of, indien de lidstaten hebben besloten dat de begunstigde de steunverlenende instantie is overeenkomstig artikel 2, punt 10, onder a), van de steunontvangende instantie, en waarvoor de termijn van drie jaar nog niet is verstreken.
in artikel 137, lid 1, wordt de verwijzing naar „artikel 59, lid 5, onder a), van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 63, lid 5, onder a), en artikel 63, lid 6, van het Financieel Reglement”;
in artikel 138, wordt de verwijzing naar „artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 63, lid 5, en artikel 63, lid 7, tweede alinea, van het Financieel Reglement”;
aan artikel 140, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd:
„Wanneer documenten op algemeen aanvaarde gegevensdragers worden bijgehouden overeenkomstig de procedure van lid 5, worden er geen originelen verlangd.”;
in artikel 145, lid 7, tweede alinea, onder a), wordt de verwijzing naar „artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 63, lid 5, leden 6 en 7, van het Financieel Reglement”;
in artikel 147, lid 1, wordt de verwijzing naar „artikel 78 van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 98 van het Financieel Reglement”;
In artikel 148 wordt lid 1 vervangen door:
In afwijking van de eerste alinea kunnen concrete acties waarvan de totale subsidiabele uitgaven tussen 200 000 EUR en 400 000 EUR bedragen voor het EFRO en het Cohesiefonds, tussen 150 000 EUR en 300 000 EUR bedragen voor het ESF en tussen 100 000 en 200 000 EUR bedragen voor het EFMZV, worden onderworpen aan meer dan één audit, indien de auditautoriteit op basis van haar professionele oordeel tot de conclusie komt dat geen auditadvies op basis van statistische of niet-statistische steekproefmethoden als bedoeld in artikel 127, lid 1, kan worden afgegeven of opgesteld zonder meer dan één audit van de betrokken concrete actie uit te voeren.”;
artikel 149 wordt als volgt gewijzigd:
de leden 2 en 3 worden vervangen door:
het volgende lid wordt ingevoegd:
lid 5 wordt vervangen door:
aan artikel 152 wordt het volgende lid toegevoegd:
Wanneer de managementautoriteit, of het toezichtcomité voor de programma’s in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”, van oordeel is dat artikel 67, lid 2 bis, een onevenredig zware administratieve last meebrengt, kan zij besluiten om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde overgangsperiode te verlengen met een duur die zij passend acht. De managementautoriteit of het toezichtcomité stelt de Commissie vóór het einde van de eerste overgangsperiode in kennis van dat besluit.
De eerste en tweede alinea zijn niet van toepassing op subsidies en terugvorderbare bijstand uit het ESF waarvoor de overheidssteun niet meer dan 50 000 EUR bedraagt.”;
bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
punt 1 wordt als volgt gewijzigd:
de inleidende zin wordt vervangen door:
Wanneer een financieringsinstrument overeenkomstig artikel 38, lid 4, eerste alinea, onder a), b) en c), en artikel 39 bis wordt uitgevoerd, bevat de financieringsovereenkomst tevens de algemene en bijzondere voorwaarden voor het verstrekken van bijdragen uit het programma aan het financieringsinstrument, en ten minste de volgende elementen:”;
punt f) wordt vervangen door:
voorschriften en procedures voor het beheer van de gefaseerde bijdragen die in overeenstemming met artikel 41 door het programma worden verstrekt, alsook voor het verwachte investeringsaanbod, met inbegrip van voorschriften inzake fiduciaire of afzonderlijke boekhouding overeenkomstig artikel 38, lid 6, en artikel 39 bis, lid 5, tweede alinea;”;
punt i) wordt vervangen door:
regels betreffende het hergebruik van middelen die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de ESI-fondsen tot de subsidiabiliteitsperiode is verstreken in overeenstemming met artikel 44, en in voorkomend geval regels inzake de gedifferentieerde behandeling als bedoeld in artikel 43 bis;”;
punt 2 wordt als volgt gewijzigd:
de leidende zin wordt vervangen door:
De in artikel 38, lid 8, bedoelde strategiedocumenten voor financieringsinstrumenten die op grond van artikel 38, lid 4, eerste alinea onder d), worden uitgevoerd, omvatten ten minste de volgende elementen:”;
punt c) wordt vervangen door:
het gebruik en hergebruik van middelen die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de ESI-fondsen, in overeenstemming met de artikelen 43, 44 en 45, en in voorkomend geval regels inzake de gedifferentieerde behandeling als bedoeld in artikel 43 bis;”;
bijlage XII wordt als volgt gewijzigd:
de titel van bijlage XII wordt vervangen door:
„VOORLICHTING EN COMMUNICATIE OVER EN ZICHTBAARHEID VAN STEUN UIT DE FONDSEN”;
de titel van punt 2 wordt vervangen door:
VOORLICHTINGS- EN COMMUNICATIEMAATREGELEN EN MAATREGELEN TER VERHOGING VAN DE ZICHTBAARHEID VOOR HET PUBLIEK”;
punt 2.1 wordt als volgt gewijzigd:
punt 1 wordt vervangen door:
De lidstaat en de managementautoriteit zien erop toe dat de voorlichtings- en communicatiemaatregelen in overeenstemming met de communicatiestrategie worden uitgevoerd om de zichtbaarheid en de interactie met de burgers te verbeteren, en streven ernaar dat deze maatregelen een zo ruim mogelijke aandacht in de media krijgen, waarbij op het aangewezen niveau en in voorkomend geval aangepast aan de technologische innovatie verschillende vormen en methoden van communicatie worden gebruikt.”;
in punt 2, worden de punten e) en f) vervangen door:
het geven van voorbeelden van concrete acties, met name van concrete acties waarbij de meerwaarde van de interventie van de Fondsen bijzonder goed zichtbaar is, per operationeel programma, op de algemene website of op de site van het operationele programma die via de portaalsite toegankelijk is; de voorbeelden worden gegeven in een door velen gesproken officiële taal van de Unie die niet de officiële taal of een van de officiële talen van de betrokken lidstaat mag zijn;
de actualisering van informatie over de uitvoering van de operationele programma’s, met inbegrip van de belangrijkste verwezenlijkingen en resultaten ervan, op de algemene website of op de site van het operationele programma die via de portaalsite toegankelijk is.”;
punt 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
in punt 1 wordt de inleidende zin vervangen door:
Bij alle door de begunstigde genomen voorlichtings- en communicatiemaatregelen en maatregelen ter verhoging van de zichtbaarheid van de Fondsen wordt duidelijk gemaakt dat voor de concrete actie steun is verleend uit de Fondsen:”;
het volgende punt wordt toegevoegd:
De in dit punt omschreven verantwoordelijkheden gelden vanaf het tijdstip waarop de begunstigde het in artikel 125, lid 3, onder c), bedoelde document waarin de voorwaarden voor de toekenning van steun voor de concrete actie zijn opgenomen, heeft ontvangen.”;
in punt 3.1, punt 2, wordt punt f) vervangen door:
de taak van de begunstigden het publiek te informeren over het doel van de concrete actie en de steun die uit de Fondsen voor de actie wordt verstrekt, overeenkomstig punt 2.2, vanaf het ogenblik waarop de begunstigde het in artikel 125, lid 3, onder c), bedoelde document waarin de voorwaarden voor de toekenning van steun voor de concrete actie zijn opgenomen, heeft ontvangen. De managementautoriteit kan die potentiële begunstigden verzoeken in hun aanvragen indicatieve communicatieactiviteiten ter verhoging van de zichtbaarheid van de Fondsen voor te stellen die in verhouding staan tot de omvang van de concrete actie.”;
in punt 4 wordt punt i) vervangen door:
een jaarlijkse actualisering waarin de in het volgende jaar te nemen voorlichtings- en communicatiemaatregelen, met inbegrip van maatregelen ter verhoging van de zichtbaarheid van de Fondsen, worden uiteengezet, op basis van onder meer geleerde lessen inzake de doeltreffendheid van zulke maatregelen.”.
Artikel 273
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1304/2013
Verordening (EU) nr. 1304/2013 wordt als volgt gewijzigd:
in artikel 13, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:
„Wanneer concrete acties waarop de eerste alinea, onder a), van toepassing is, ook het programmagebied waar ze worden uitgevoerd ten goede komen, worden de uitgaven pro rata aan die programmagebieden toegewezen op basis van objectieve criteria.”;
artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
het volgend lid wordt ingevoegd:
de leden 2, 3 en 4 worden geschrapt;
in bijlage I wordt punt 1) vervangen door:
Gemeenschappelijke outputindicatoren voor de deelnemers
Onder „deelnemers” ( 28 ) worden personen verstaan die direct van een ESF-interventie profiteren, die kunnen worden geïdentificeerd en om hun karakteristieken kunnen worden gevraagd en voor wie specifieke uitgaven worden geoormerkt. Andere personen worden niet ingedeeld als deelnemers. Alle gegevens worden naar geslacht uitgesplitst.
De gemeenschappelijke outputindicatoren voor deelnemers zijn:
Het totale aantal deelnemers wordt automatisch berekend op basis van de outputindicatoren.
Die gegevens over de deelnemers aan een door het ESF gesteunde concrete actie worden verstrekt in de jaarverslagen over de uitvoering, als aangegeven in artikel 50, leden 1 en 2, en artikel 111, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
De volgende gegevens over deelnemers zullen b worden verstrekt in de jaarverslagen over de uitvoering, als aangegeven in artikel 50, van Verordening (EU) nr. 1303/2013:
De gegevens voor die twee indicatoren worden verzameld op basis van een representatieve steekproef van deelnemers binnen elke investeringsprioriteit. De interne validiteit wordt zodanig gegarandeerd dat de gegevens kunnen worden gegeneraliseerd op het niveau van de investeringsprioriteit.
Artikel 274
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1309/2013
Verordening (EU) nr. 1309/2013 wordt als volgt gewijzigd:
in overweging 24 wordt de eerste zin vervangen door:
„Overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad ( *7 ) (het „Financieel Reglement”) dienen de lidstaten verantwoordelijk te blijven voor de uitvoering van de financiële bijdrage en voor het beheer van en de controle op de door de financiering van de Unie ondersteunde acties.
in artikel 4 wordt lid 2 vervangen door:
in artikel 6 wordt lid 2 vervangen door:
in artikel 11 wordt lid 3 vervangen door:
in artikel 15 wordt lid 4 vervangen door:
De overschrijvingen die betrekking hebben op het EFG worden verricht overeenkomstig artikel 31 van het Financieel Reglement, in beginsel, binnen een termijn van ten hoogste zeven dagen na de datum van vaststelling van het desbetreffende besluit door het Europees Parlement en de Raad.”;
in artikel 16, lid 2, wordt de verwijzing naar „artikel 59 van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 63 van het Financieel Reglement;
in artikel 21, lid 2, wordt de verwijzing naar „artikel 59, lid 3, van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 63, lid 3, van het Financieel Reglement” en de verwijzing naar „artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement” vervangen door „artikel 63, lid 5, van het Financieel Reglement”.
Artikel 275
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1316/2013
Verordening (EU) nr. 1316/2013 wordt als volgt gewijzigd:
het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:
„HOOFDSTUK V bis
Blending
Artikel 16 bis
CEF-blendingfaciliteiten
In aanvulling op de in de eerste alinea bepaalde drempelwaarde bedraagt de totale bijdrage uit de algemene begroting van de Unie aan de CEF-blendingfaciliteiten in de sector vervoer ten hoogste 500 000 000 EUR.
Als 10 % van de in artikel 5, lid 1, bedoelde totale financiële middelen voor de uitvoering van de CEF niet volledig voor CEF-blendingfaciliteiten en/of financieringsinstrumenten wordt gebruikt, wordt het resterende bedrag beschikbaar gemaakt voor en herverdeeld naar die totale financiële middelen.
Blendingverrichtingen die via een CEF-blendingfaciliteit worden ondersteund, worden geselecteerd op basis van rijpheid; hierbij moet worden gestreefd naar sectorale diversificatie overeenkomstig de artikelen 3 en 4, en naar een geografisch evenwicht tussen de lidstaten. De verrichtingen:
bieden een Europese meerwaarde;
beantwoorden aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie;
dragen waar mogelijk bij aan de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering.
in artikel 17, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:
„De desbetreffende financiële middelen bedragen 80 tot 95 % van de in artikel 5, lid 1, onder a), vermelde begrotingsmiddelen.”;
in artikel 22 wordt de vierde alinea vervangen door:
„De certificering van de in de tweede alinea van dit artikel bedoelde uitgaven is niet verplicht voor subsidies die zijn toegekend op basis van Verordening (EU) nr. 283/2014.”.
Artikel 276
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 223/2014
Verordening (EU) nr. 223/2014 wordt als volgt gewijzigd:
aan artikel 9 wordt het volgende lid toegevoegd:
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elk besluit tot wijziging van de in de eerste alinea bedoelde elementen binnen één maand na de datum van dat besluit. Het besluit vermeldt de datum van de inwerkingtreding ervan, die niet vroeger mag zijn dan de datum van vaststelling.”;
in artikel 23 wordt lid 6 vervangen door:
aan artikel 25, lid 3, wordt het volgende punt toegevoegd:
regels voor de toepassing van de overeenkomstige eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages die van toepassing zijn voor beleidsmaatregelen van de Unie voor soortgelijke soorten concrete acties en begunstigden.”;
artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 2 worden de punten d) en e) vervangen door:
de kosten van partnerorganisaties voor de inzameling, het transport, de opslag en de distributie van levensmiddelenschenkingen en rechtstreeks daarmee verband houdende bewustmakingsactiviteiten;
de kosten van begeleidende maatregelen die zijn verricht en aangemeld door de partnerorganisaties die rechtstreeks of in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voedselhulp en/of fundamentele materiële bijstand verlenen aan de meest behoeftigen tegen een vast tarief van 5 % van de onder a) van dit lid bedoelde kosten, of 5 % van de waarde van de overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 afgezette levensmiddelen.”;
het volgende lid wordt ingevoegd:
in artikel 27 wordt lid 4 vervangen door:
in artikel 30, lid 2, wordt de vierde alinea vervangen door:
„Wanneer bedragen die voor een concrete actie ten onrechte aan een begunstigde zijn betaald, door een fout of nalatigheid van een lidstaat niet kunnen worden teruggevorderd, is die lidstaat verantwoordelijk voor de terugbetaling van de betrokken bedragen aan de begroting van de Unie. De lidstaten kunnen ertoe besluiten een ten onrechte betaald bedrag niet terug te vorderen indien het van de begunstigde terug te vorderen bedrag, zonder rente, niet meer dan 250 EUR aan steun uit het Fonds voor een concrete actie in een boekjaar bedraagt.”;
in artikel 32, lid 4, wordt punt a) vervangen door:
verifiëren of de medegefinancierde producten en diensten zijn geleverd, of de concrete actie voldoet aan het toepasselijke recht, aan het operationele programma en aan de voorwaarden voor steun voor de concrete actie en,
voor kosten die worden vergoed overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder a), of het bedrag van de door de begunstigden met betrekking tot die kosten gedeclareerde uitgaven daadwerkelijk is betaald;
voor kosten die worden vergoed overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder b), c) en d), of is voldaan aan de voorwaarden voor de vergoeding van de uitgave aan de begunstigde;”;
in artikel 42 wordt lid 3 vervangen door:
In elk van de volgende naar behoren gemotiveerde gevallen kan de beheerautoriteit de in lid 2 bedoelde betalingstermijn schorsen:
het bedrag van de betalingsaanvraag hoeft nog niet betaald te worden of de juiste ondersteunende documenten, met inbegrip van de documenten die nodig zijn voor de in artikel 32, lid 4, onder a), bedoelde beheerverificaties, zijn nog niet verstrekt;
er is een onderzoek ingesteld met betrekking tot een mogelijke onregelmatigheid die gevolgen heeft voor de betrokken uitgaven.
De betrokken begunstigde wordt schriftelijk van de schorsing en de redenen daarvoor in kennis gesteld. De resterende betalingstermijn gaat opnieuw in op de datum waarop de gevraagde inlichtingen of documenten zijn ontvangen, of waarop het onderzoek is verricht.”;
in artikel 51 wordt lid 3 vervangen door:
Artikel 277
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 283/2014
Verordening (EU) nr. 283/2014 wordt als volgt gewijzigd:
in artikel 2, lid 2, wordt punt e) vervangen door:
„generieke diensten”: gatewaydiensten die een of meer nationale infrastructuren verbinden met centrale dienstenplatforms, alsmede diensten die de capaciteit van een digitale-diensteninfrastructuur verhogen door toegang te verschaffen tot faciliteiten voor high performance computing, dataopslag en -beheer.”;
artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
lid 4 wordt vervangen door:
Acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van digitale-diensteninfrastructuren worden ondersteund met:
aanbesteding;
subsidies, en/of
de in lid 5 bedoelde financiële instrumenten.”;
in artikel 5 wordt het volgend lid ingevoegd:
in artikel 8 wordt lid 1 vervangen door:
Artikel 278
Wijzigingen van Besluit nr. 541/2014/EU
In artikel 4 van Besluit nr. 541/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad wordt het volgende lid toegevoegd:
DEEL DRIE
SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 279
Overgangsbepalingen
Artikel 280
Evaluatie
Deze verordening wordt geëvalueerd telkens wanneer zulks nodig is, en in elk geval uiterlijk twee jaar vóór de afloop van elk meerjarig financieel kader.
Onder een dergelijke evaluatie vallen onder meer de uitvoering van Deel Een, titels VIII en X, en de termijnen van artikel 259.
Artikel 281
Intrekking
Artikel 282
Inwerkingtreding en toepassing
In afwijking van lid 2 van dit artikel:
zijn artikel 271, lid 1, onder a), artikel 272, lid 2, artikel 272, lid 10, onder a), artikel 272, lid 11, onder b), i), onder c), d) en e), artikel 272, lid 12, onder a), onder b), i), en onder c), artikel 272, lid 14, onder c), artikel 272, leden 15, 17, 18, 22 en 23, artikel 272, lid 26, onder d), artikel 272, lid 27, onder a), i), artikel 272, leden 53 en 54, artikel 272, lid 55, onder b), i), artikel 273, lid 3, artikel 276, lid 2, en artikel 276, lid 4, onder b), van toepassing met ingang van 1 januari 2014;
zijn artikel 272, lid 11, onder a) en f), artikel 272, lid 13, artikel 272, lid 14, onder b), artikel 272, lid 16, artikel 272, lid 19, onder a), en artikel 274, lid 3, van toepassing met ingang van 1 januari 2018;
zijn de artikelen 6 tot en met 60, 63 tot en met 68, 73 tot en met 207, 241 tot en met 253 en 264 tot en met 268 van toepassing met ingang van 1 januari 2019 wat betreft de uitvoering van de administratieve kredieten van de instellingen van de Unie; dit laat punt h) van dit lid onverlet;
zijn artikel 2, punt 4, de artikelen 208 tot en met 211 en artikel 214, lid 1, slechts van toepassing op begrotingsgaranties en financiële bijstand vanaf de datum van toepassing van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020;
is artikel 250 slechts van toepassing op begrotingsgaranties, financiële bijstand en voorwaardelijke verplichtingen vanaf de datum van toepassing van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020;
zijn artikel 2, punt 6, artikel 21, lid 3, onder f), artikel 41, lid 4, onder l), artikel 62, lid 2, artikel 154, leden 1 en 2, artikel 155, leden 1 tot en met 4 en artikel 159 slechts van toepassing op begrotingsgaranties vanaf de datum van toepassing van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020;
zijn artikel 2, punten 9, 15, 32 en 39, artikel 30, lid 1, onder g), artikel 41, lid 5, artikel 110, lid 3, onder h), artikel 115, lid 2, onder c), de artikelen 212 en 213, artikel 214, lid 2, en de artikelen 218, 219 en 220 slechts van toepassing vanaf de datum van toepassing van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020;
worden de informatie over het jaarlijks gemiddelde voltijdsequivalenten als bedoeld in artikel 41, lid 3, onder b), iii), en de informatie over het geraamde bedrag van bestemmingsontvangsten die worden overgedragen van voorgaande jaren als bedoeld in artikel 41, lid 8, onder b), voor het eerst bij de in 2021 in te dienen ontwerpbegroting verstrekt.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
HOOFDSTUK 1
Algemene bepalingen
1. Raamovereenkomsten en specifieke overeenkomsten
1.1. De duur van een raamovereenkomst is niet langer dan vier jaar, behalve in uitzonderingsgevallen die naar behoren worden gemotiveerd, met name door het voorwerp van het raamovereenkomst.
De specifieke overeenkomsten die gebaseerd zijn op raamovereenkomsten, worden overeenkomstig de voorwaarden van de betrokken raamovereenkomst gegund.
Bij het sluiten van specifieke overeenkomsten wijken de partijen niet substantieel af van de raamovereenkomst.
1.2. Wanneer een raamovereenkomst met één enkele ondernemer wordt gesloten, worden de specifieke overeenkomsten gegund binnen de grenzen van de in de raamovereenkomst vastgestelde voorwaarden.
In dergelijke omstandigheden en waar naar behoren gemotiveerd kunnen de aanbestedende diensten de contractant indien nodig schriftelijk verzoeken zijn inschrijving aan te vullen.
1.3. Wanneer een raamovereenkomst moet worden gesloten met meerdere ondernemers („meervoudige raamovereenkomst”), kan deze de vorm aannemen van afzonderlijke overeenkomsten, in identieke bewoordingen met elke contractant gesloten.
Specifieke overeenkomsten die gebaseerd zijn op meervoudige raamovereenkomsten worden op een van de volgende manieren ten uitvoer gelegd:
overeenkomstig de voorwaarden van de raamovereenkomst: zonder de overeenkomst opnieuw voor mededinging open te stellen wanneer de raamovereenkomst voorziet in alle voorwaarden met betrekking tot de verrichting van de betrokken werken, leveringen of diensten alsmede in de objectieve voorwaarden ter bepaling van de ondernemers die deze zullen uitvoeren;
wanneer niet alle voorwaarden met betrekking tot de verrichting van de betrokken werken, leveringen of diensten zijn vastgesteld in de raamovereenkomst: via een hernieuwde oproep tot mededinging tussen de contractanten, overeenkomstig punt 1.4 en op grond van een of meer van de volgende elementen:
dezelfde en zo nodig nader geformuleerde voorwaarden,
in voorkomend geval, op grond van andere voorwaarden vermeld in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst;
deels zonder de overeenkomst opnieuw voor mededinging open te stellen overeenkomstig punt a) en deels met een hernieuwde oproep tot mededinging tussen de contractanten overeenkomstig punt b), indien in die mogelijkheid is voorzien door de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst.
In de aanbestedingsstukken als bedoeld in de tweede alinea, onder c), wordt ook bepaald welke voorwaarden kunnen worden onderworpen aan een hernieuwde oproep tot mededinging.
1.4. Een meervoudige raamovereenkomst met een hernieuwde oproep tot mededinging wordt gesloten met ten minste drie ondernemers, op voorwaarde dat er voldoende ontvankelijke inschrijvingen zijn zoals bedoeld in punt 29.3.
Bij de gunning van een specifieke overeenkomst met een hernieuwde oproep tot mededinging tussen de contractanten, raadpleegt de aanbestedende dienst hen schriftelijk en stelt hij een termijn vast die lang genoeg is om de indiening van specifieke inschrijvingen mogelijk te maken. De specifieke inschrijvingen worden schriftelijk ingediend. De aanbestedende dienst gunt elke specifieke overeenkomst aan de inschrijver die op grond van de in de aanbestedingsstukken vastgestelde gunningscriteria, de economisch meest voordelige inschrijving heeft ingediend.
1.5. In sectoren waar de prijzen en de technologie snel evolueren, bevatten de raamovereenkomsten waarvoor geen hernieuwde oproep tot mededinging wordt gedaan, een bepaling waarbij ofwel in een evaluatie halverwege hun looptijd, ofwel in een benchmarkingsysteem wordt voorzien. Wanneer na de evaluatie halverwege de looptijd blijkt dat de aanvankelijk vastgestelde voorwaarden niet langer overeenstemmen met het op dat moment geldende prijspeil en de stand van de technologie, mag de aanbestedende dienst de betrokken raamovereenkomst niet gebruiken en neemt hij passende maatregelen om de lopende raamovereenkomst op te zeggen.
1.6. Op raamovereenkomsten gebaseerde specifieke overeenkomsten worden door een vastlegging in de begroting voorafgegaan.
2. |
Publiciteitsmaatregelen voor procedures voor overeenkomsten met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 175, lid 1, van deze verordening bedoelde drempelwaarden of voor onder Richtlijn 2014/24/EU vallende overeenkomsten 2.1. De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken berichten bevatten ter wille van de transparantie van de procedure alle informatie vervat in de standaardformulieren als bedoeld in Richtlijn 2014/24/EU. 2.2. Aanbestedende diensten kunnen hun voornemens met betrekking tot aanbestedingen die zijn gepland voor het begrotingsjaar bekendmaken door middel van een vooraankondiging. Deze bestrijkt een periode van ten hoogste twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van toezending van het bericht aan het Publicatiebureau van de Europese Unie (het Publicatiebureau). Aanbestedende diensten kunnen de vooraankondiging bekendmaken in het Publicatieblad van de Europese Unie of op hun kopersprofiel. In dat laatste geval wordt een bericht van bekendmaking op het kopersprofiel gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. 2.3. Aanbestedende diensten zenden het Publicatiebureau een gunningsbericht betreffende de resultaten van de procedure uiterlijk 30 dagen na de ondertekening van een overeenkomst of een raamovereenkomst met een waarde die gelijk is aan of hoger dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarden. Niettegenstaande de eerste alinea mogen gunningsberichten betreffende overeenkomsten op basis van een dynamisch aankoopsysteem op kwartaalbasis worden samengebracht. Het gunningsbericht wordt in dat geval uiterlijk 30 kalenderdagen na afloop van elk kwartaal door de aanbestedende dienst aan het Publicatiebureau toegezonden. Er worden geen gunningsberichten gepubliceerd voor specifieke overeenkomsten die gebaseerd zijn op raamovereenkomsten. 2.4. Aanbestedende diensten publiceren een gunningsbericht:
a)
vóór de sluiting van een overeenkomst of een raamovereenkomst waarvan de waarde gelijk is aan of hoger dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarden en die is geplaatst overeenkomstig punt 11.1, tweede alinea, onder b);
b)
na de sluiting van een overeenkomst of een raamovereenkomst waarvan de waarde gelijk is aan of hoger dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarden, met inbegrip van overeenkomstig punt 11.1, tweede alinea, onder a) en c) tot en met f), gegunde overeenkomsten. 2.5. De aanbestedende dienst publiceert een wijzigingsbericht tijdens de looptijd van een overeenkomst in het Publicatieblad van de Europese Unie in de gevallen als bedoeld in artikel 172, lid 3, eerste alinea, onder a) en b), wanneer de waarde van de wijziging gelijk is aan of hoger dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarden of gelijk is aan of hoger dan de in artikel 178, lid 1, bepaalde drempelwaarden voor procedures op het gebied van extern optreden. 2.6. Bij een interinstitutionele procedure is de aanbestedende dienst die verantwoordelijk is voor de procedure, belast met de toepasselijke publiciteitsmaatregelen. |
3. |
Publiciteitsmaatregelen voor procedures voor overeenkomsten met een waarde lager dan de in artikel 175, lid 1, van deze verordening bedoelde drempelwaarden of voor niet onder Richtlijn 2014/24/EU vallende overeenkomsten 3.1. Procedures waarvan de geraamde waarde lager is dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarden worden op passende wijze bekendgemaakt. Deze bekendmaking omvat passende publiciteit vooraf via internet of een aanbestedingsbericht, of, voor overeenkomsten die worden gegund volgens de procedure van punt 13, oproepbericht tot het indienen van blijken van belangstelling in het Publicatieblad van de Europese Unie. Die verplichting geldt niet voor de procedure van punt 11 en de in punt 14.4 bepaalde onderhandelingsprocedure voor overeenkomsten van zeer geringe waarde. 3.2. Voor overeenkomsten die overeenkomstig punt 11.1, tweede alinea, onder g) en i), worden gegund, zendt de aanbestedende dienst uiterlijk op 30 juni van het volgende begrotingsjaar een lijst van overeenkomsten aan het Europees Parlement en de Raad toe. Indien de aanbestedende dienst de Commissie is wordt die lijst bij de in artikel 74, lid 9, bedoelde samenvatting van het jaarlijkse activiteitenverslag gevoegd. 3.3. De gunningsinformatie bevat de naam van de contractant, het bedrag waarvoor een juridische verbintenis is aangegaan en het voorwerp van de overeenkomsten, met inachtneming, in het geval van rechtstreekse overeenkomsten en specifieke overeenkomsten, van artikel 38, lid 3. De aanbestedende dienst publiceert uiterlijk 30 juni van het volgende begrotingsjaar op zijn website een lijst van gegunde overeenkomsten, voor:
a)
overeenkomsten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarden;
b)
overeenkomsten die worden gegund overeenkomstig punt 11.1, tweede alinea, onder h) en onder j) tot en met m);
c)
wijzigingen van overeenkomsten als bedoeld in artikel 172, lid 3, eerste alinea, onder c);
d)
wijzigingen van overeenkomsten als bedoeld in artikel 172, lid 3, eerste alinea, onder a) en b), indien de waarde van de wijziging lager is dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarden;
e)
specifieke overeenkomsten in het kader van een raamovereenkomst. Voor de toepassing van de tweede alinea, onder e), mag de gepubliceerde informatie per contractant voor specifieke overeenkomsten onder dezelfde raamovereenkomst worden gegroepeerd. 3.4. Bij interinstitutionele raamovereenkomsten is elke aanbestedende dienst verantwoordelijk voor de bekendmaking van zijn specifieke overeenkomsten en de wijzigingen daarvan overeenkomstig de in punt 3.3. |
4. |
Bekendmaking van berichten 4.1. De aanbestedende dienst stelt de in de punten 2 en 3 bedoelde berichten op en zendt deze langs elektronische weg naar het Publicatiebureau. 4.2. Het Publicatiebureau publiceert de in de punten 2 en 3 bedoelde berichten in het Publicatieblad van de Europese Unie uiterlijk:
a)
zeven dagen na de toezending ervan indien de aanbestedende dienst het elektronische systeem voor het invullen van de in punt 2.1 bedoelde standaardformulieren en niet meer dan 500 woorden vrije tekst gebruikt;
b)
twaalf dagen na de toezending ervan in alle andere gevallen. 4.3. De aanbestedende dienst is in staat een bewijs van de datum van verzending te leveren. |
5. |
Andere vormen van bekendmaking Aanbestedingen kunnen, behalve via de in de punten 2 en 3 bedoelde publiciteitsmaatregelen, op elke andere wijze worden bekendgemaakt, met name in elektronische vorm. Deze bekendmaking verwijst naar, maar gaat niet vooraf aan het eventueel in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerde bericht, dat als enige authentiek is. Deze bekendmaking leidt niet tot discriminatie van gegadigden of inschrijvers en geen andere inlichtingen bevatten dan die welke in het aanbestedingsbericht zijn opgenomen, indien dit werd bekendgemaakt. |
6. Minimumaantal gegadigden en regels voor de onderhandelingen
6.1. Bij de niet-openbare procedure en de procedures als bedoeld in punt 13.1, onder a) en b), en voor overeenkomstig punt 14.2 gegunde overeenkomsten, bedraagt het minimumaantal gegadigden vijf.
6.2. Bij een mededingingsprocedure met onderhandeling, een concurrentiegerichte dialoog en een innovatiepartnerschap, een onderzoek van de plaatselijke markt overeenkomstig punt 11.1, tweede alinea, onder g), en een onderhandelingsprocedure voor overeenkomsten van geringe waarde overeenkomstig punt 14.3, bedraagt het minimumaantal gegadigden drie.
6.3. De punten 6.1 en 6.2 zijn niet van toepassing bij:
onderhandelingsprocedures voor overeenkomsten van zeer geringe waarde overeenkomstig punt 14.4;
onderhandelingsprocedures zonder voorafgaande bekendmaking overeenkomstig punt 11, behalve voor prijsvragen overeenkomstig punt 11.1, tweede alinea, onder d), en onderzoeken van de plaatselijke markt overeenkomstig punt 11.1, tweede alinea, onder g).
6.4. Wanneer het aantal gegadigden dat aan de selectiecriteria voldoet, lager is dan het in de punten 6.1 en 6.2 genoemde minimumaantal, kan de aanbestedende dienst de procedure voortzetten door de gegadigden met de vereiste bekwaamheden uit te nodigen. De aanbestedende dienst laat geen ondernemers toe die niet in eerste instantie hadden verzocht om deel te nemen of waren uitgenodigd.
6.5. Tijdens de onderhandeling waarborgt de aanbestedende dienst de gelijke behandeling van alle inschrijvers.
Een onderhandeling kan in opeenvolgende fasen verlopen om het aantal inschrijvingen waarover wordt onderhandeld te verminderen door toepassing van de gunningscriteria die in de aanbestedingsstukken zijn vastgesteld. De aanbestedende dienst vermeldt in de aanbestedingsstukken of hij van die mogelijkheid gebruik zal maken.
6.6. Voor overeenkomsten die worden gegund overeenkomstig punt 11.1, tweede alinea, onder d) en g), en de punten 14.2 en 14.3 nodigt de aanbestedende dienst ten minste alle ondernemers uit die belangstelling hebben getoond naar aanleiding van voorafgaande publiciteit als bedoeld in punt 3.1 of van een onderzoek van de plaatselijke markt of een prijsvraag.
7. Innovatiepartnerschap
7.1. Een innovatiepartnerschap dient te zijn gericht op de ontwikkeling van innovatieve producten, diensten of werken en de daaropvolgende aankoop van de daaruit resulterende werken, leveringen of diensten, mits deze voldoen aan de prestatieniveaus die tussen de aanbestedende diensten en de partners zijn afgesproken en onder de maximumkosten blijven.
Het innovatiepartnerschap dient te worden gestructureerd in opeenvolgende fasen die de reeks stappen in het onderzoeks- en innovatieproces volgen, hetgeen de voltooiing van werken, de fabricage van goederen of de verlening van diensten kan omvatten. In het innovatiepartnerschap worden tussentijdse, door de partners te bereiken doelen bepaald.
De aanbestedende dienst kan op basis van deze tussentijdse doelen na elke fase besluiten het innovatiepartnerschap te beëindigen of, bij een innovatiepartnerschap met verschillende partners, het aantal partners te verminderen door individuele overeenkomsten te beëindigen, mits de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken heeft aangegeven dat hij van die mogelijkheden gebruik kan maken, alsmede de voorwaarden daarvoor.
7.2. Alvorens een innovatiepartnerschap op te zetten, houdt de aanbestedende dienst een marktconsultatie overeenkomstig punt 15, teneinde zich ervan te vergewissen dat de werken, leveringen of diensten niet bestaan op de markt of als ontwikkeling die dicht bij de markt staat.
De regelingen inzake onderhandelingen als bedoeld in artikel 164, lid 4, en in punt 6.5 moeten worden nageleefd.
De aanbestedende dienst beschrijft in de aanbestedingsstukken dat er behoefte is aan innovatieve werken, leveringen of diensten, en dat met de aanschaf van reeds op de markt beschikbare werken, leveringen of diensten niet in die behoefte kan worden voorzien. Daarbij wordt vermeld welke elementen van deze beschrijving de minimumeisen vormen. Dit wordt voldoende duidelijk aangegeven zodat ondernemers kennis kunnen nemen van de aard en de strekking van de gevraagde oplossing en kunnen besluiten al dan niet om deelneming aan de procedure te verzoeken.
De aanbestedende dienst kan besluiten het innovatiepartnerschap met één partner te sluiten, dan wel met verschillende partners die afzonderlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voor hun rekening nemen.
Overeenkomsten worden uitsluitend gegund op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding als bedoeld in artikel 167, lid 4.
7.3. In de aanbestedingsstukken bepaalt de aanbestedende dienst welke regelingen op de intellectuele-eigendomsrechten van toepassing zijn.
Door een van de partners in een innovatiepartnerschap voorgestelde oplossingen of andere door hem verstrekte vertrouwelijke inlichtingen mogen door de aanbestedende dienst niet zonder zijn instemming aan de andere partners worden meegedeeld.
De aanbestedende dienst ziet erop toe dat de structuur van het partnerschap en in het bijzonder de duur en de waarde van de verschillende fasen een afspiegeling zijn van de innovatiegraad van de voorgestelde oplossing en de reeks van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die vereist zijn voor de ontwikkeling van een innovatieve en nog niet op de markt beschikbare oplossing. De geraamde waarde van de werken, leveringen of diensten dient in verhouding staan tot de investering voor de ontwikkeling ervan.
8. Prijsvragen
8.1. Prijsvragen zijn onderworpen aan de regels inzake publiciteit van punt 2 en kunnen ook de toekenning van een prijs omvatten.
Bij prijsvragen met een beperkt aantal gegadigden stelt de aanbestedende dienst duidelijke en niet-discriminerende selectiecriteria vast.
Het aantal gegadigden dat wordt uitgenodigd om deel te nemen, is voldoende om voor een werkelijke mededinging te zorgen.
8.2. De jury wordt door de bevoegde ordonnateur benoemd. De jury bestaat uitsluitend uit natuurlijke personen die onafhankelijk zijn van de gegadigden die deelnemen aan de prijsvraag. Wanneer voor gegadigden die deelnemen aan de prijsvraag een bijzondere beroepskwalificatie vereist is, heeft ten minste een derde van de juryleden dezelfde of een gelijkwaardige kwalificatie.
De jury is autonoom in haar adviezen. Haar adviezen worden gegeven op basis van anoniem door de gegadigden ingediende ontwerpen en uitsluitend op grond van de criteria die in het bericht van de prijsvraag zijn vermeld.
8.3. De jury vermeldt in een door haar leden ondertekend proces-verbaal de op grond van de verdiensten van elk project gedane voorstellen, de rangschikking en haar opmerkingen.
De anonimiteit van de gegadigden wordt gehandhaafd totdat de jury haar advies heeft uitgebracht.
De jury kan de gegadigden uitnodigen de in het proces-verbaal vermelde vragen te beantwoorden, teneinde een project te verduidelijken. Van de daaruit voortvloeiende dialoog wordt een volledig proces-verbaal opgesteld.
8.4. De aanbestedende dienst neemt een gunningsbesluit waarin de naam en het adres van de geselecteerde gegadigde is vermeld, alsmede de redenen voor deze keuze in het licht van de in het bericht van de prijsvraag vermelde criteria, met name wanneer bij de keuze wordt afgeweken van de in het advies van de jury gedane voorstellen.
9. Dynamisch aankoopsysteem
9.1. Een dynamisch aankoopsysteem kan worden ingedeeld in categorieën van werken, leveringen of diensten die objectief worden vastgesteld op basis van de kenmerken van de aanbesteding in de bewuste categorie. In dat geval worden voor elke categorie selectiecriteria vastgesteld.
9.2. De aanbestedende dienst vermeldt in de aanbestedingsstukken de aard en de geraamde hoeveelheid van de beoogde aankopen, alsmede alle nodige informatie omtrent het aankoopsysteem, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding.
9.3. De aanbestedende dienst verleent elke ondernemer tijdens de gehele geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem de mogelijkheid te verzoeken om deelneming aan het systeem. Hij rondt zijn evaluatie van dergelijke verzoeken af binnen 10 werkdagen na ontvangst. Die termijn kan wanneer dat gerechtvaardigd is, worden verlengd tot 15 werkdagen. De aanbestedende dienst kan de evaluatieperiode echter verlengen, op voorwaarde dat tussentijds geen uitnodiging tot inschrijving wordt uitgeschreven.
De aanbestedende dienst deelt de gegadigde zo spoedig mogelijk mee of hij al dan niet is toegelaten tot het dynamische aankoopsysteem.
9.4. De aanbestedende dienst nodigt vervolgens alle in de bewuste categorie tot het systeem toegelaten gegadigden uit binnen een redelijke termijn een inschrijving in te dienen. De aanbestedende dienst gunt de overeenkomst aan de inschrijver die op grond van de in het aanbestedingsbericht vastgestelde gunningscriteria, de economisch meest voordelige inschrijving heeft ingediend. In voorkomende gevallen kunnen deze criteria gepreciseerd worden in de uitnodiging tot inschrijving.
9.5. De aanbestedende dienst vermeldt de geldigheidstermijn van het dynamisch aankoopsysteem in aanbestedingsbericht.
De geldigheidstermijn van een dynamisch aankoopsysteem bedraagt niet meer dan vier jaar, behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen.
De aanbestedende dienst gebruikt dit systeem niet om de mededinging te hinderen, te beperken of te vervalsen.
10. Concurrentiegerichte dialoog
10.1. De aanbestedende dienst specificeert zijn behoeften en eisen, de gunningscriteria en een indicatief tijdschema in het aanbestedingsbericht of in een beschrijvend document.
Hij gunt de overeenkomst aan de inschrijver die de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt.
10.2. De aanbestedende dienst treedt met de gegadigden die aan de selectiecriteria voldoen in dialoog om na te gaan en te bepalen welke middelen geschikt zijn om zo goed mogelijk in zijn behoeften te voorzien. Tijdens die dialoog kan de aanbestedende dienst alle aspecten van de aanbesteding met de geselecteerde gegadigden bespreken, evenwel zonder de behoeften en eisen en gunningscriteria als bedoeld in punt 10.1 te wijzigen.
Tijdens de dialoog waarborgt de aanbestedende dienst de gelijke behandeling van alle deelnemers, alsmede de geheimhouding van de voorgestelde oplossingen of van andere door een inschrijver verstrekte vertrouwelijke inlichtingen, tenzij deze met de verspreiding ervan instemt.
De concurrentiegerichte dialoog kan in opeenvolgende fasen verlopen, zodat het aantal te bespreken oplossingen kan worden beperkt door toepassing van de gunningscriteria, mits die mogelijkheid in het aanbestedingsbericht of in het beschrijvende document wordt vermeld.
10.3. De aanbestedende dienst zet de dialoog voort totdat hij kan aangeven met welke oplossing of oplossingen in zijn behoeften kan worden voorzien.
De aanbestedende dienst verzoekt de inschrijvers, na hun de beëindiging van de dialoog te hebben meegedeeld, hun definitieve inschrijvingen in te dienen op basis van de tijdens de dialoog voorgestelde en nader toegelichte oplossing of oplossingen. Die inschrijvingen bevatten alle vereiste en noodzakelijke elementen voor de uitvoering van het project.
Op verzoek van de aanbestedende dienst kunnen die definitieve inschrijvingen worden toegelicht, gepreciseerd en geoptimaliseerd mits dit de essentiële aspecten van de inschrijving of de aanbestedingsstukken ongewijzigd laat.
De aanbestedende dienst kan met de inschrijver die de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitverhouding heeft ingediend, overeenkomen de in de inschrijving vervatte toezeggingen te bevestigen, mits dit niet tot gevolg heeft dat wezenlijke aspecten van de inschrijving worden gewijzigd en niet tot vervalsing van de mededinging of tot discriminatie kan leiden.
10.4. De aanbestedende dienst kan de te betalen vergoedingen specificeren aan de geselecteerde gegadigden die aan de dialoog deelnemen.
11. Gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aanbestedingsbericht
11.1. De aanbestedende dienst die gebruikmaakt van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aanbestedingsbericht dient de regels in acht te nemen die inzake onderhandelingen zijn vastgesteld in artikel 164, lid 4, en in punt 6.5.
De aanbestedende dienst kan, ongeacht de geraamde waarde van de overeenkomst, gebruikmaken van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aanbestedingsbericht in de volgende gevallen:
indien geen of geen geschikte inschrijvingen of geen of geen geschikte verzoeken tot deelneming als bedoeld in punt 11.2 zijn ingediend naar aanleiding van een openbare of een niet-openbare procedure nadat die procedure is doorlopen, mits de oorspronkelijke aanbestedingsstukken niet wezenlijk worden gewijzigd;
indien de werken, leveringen of diensten alleen kunnen worden verricht door één bepaalde ondernemer onder de voorwaarden van punt 11.3 en om een van de volgende redenen:
de aanbesteding heeft het vervaardigen of verwerven van een uniek kunstwerk of het leveren van een artistieke prestatie ten doel;
mededinging ontbreekt om technische redenen;
exclusieve rechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten, moeten worden gewaarborgd;
in strikt noodzakelijke gevallen waarin het vanwege dwingende spoed als gevolg van onvoorziene gebeurtenissen die niet aan de aanbestedende dienst te wijten zijn, onmogelijk is de in de punten 24, 26 en 41 bedoelde termijnen in acht te nemen;
indien een overeenkomst voor diensten voortvloeit uit een prijsvraag voor ontwerpen en moet worden gegund aan de winnaar of aan één van de winnaars; in het laatstgenoemde geval worden alle winnaars uitgenodigd om aan de onderhandelingen deel te nemen;
voor nieuwe diensten of werken, bestaande uit de herhaling van soortgelijke diensten of werken, die door dezelfde aanbestedende dienst worden toevertrouwd aan de ondernemer waaraan de oorspronkelijke overeenkomst is gegund, mits die diensten of werken overeenstemmen met een basisproject waarvoor de oorspronkelijke overeenkomst was gegund na publicatie van het aanbestedingsbericht, onder de in punt 11.4 genoemde voorwaarden;
in het geval van overeenkomsten voor leveringen:
voor aanvullende leveringen die ofwel zijn bestemd voor gedeeltelijke vernieuwing van leveringen of installaties, ofwel voor de uitbreiding van bestaande leveringen of installaties, indien de verandering van leverancier de aanbestedende dienst ertoe zou verplichten leveringen te verwerven met andere technische eigenschappen, zodat incompatibiliteit ontstaat of zich onevenredige technische moeilijkheden bij het gebruik en het onderhoud voordoen; indien de instellingen van de Unie voor eigen rekening overeenkomsten gunnen, is de looptijd van dergelijke overeenkomsten niet langer dan drie jaar;
indien het producten betreft die uitsluitend voor onderzoek, proefneming, studie of ontwikkeling worden vervaardigd; dergelijke overeenkomsten omvatten echter niet de productie in grote hoeveelheden met het oog op commerciële haalbaarheid of om de kosten van onderzoek en ontwikkeling terug te verdienen;
voor op een grondstoffenmarkt genoteerde en aangekochte producten;
voor aankopen van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een ondernemer die definitief zijn handelsactiviteiten stopzet, hetzij bij de curator in geval van een insolventieprocedure, een regeling met schuldeisers, of een in het nationale recht bestaande procedure van dezelfde aard;
voor onroerendgoedovereenkomsten, na onderzoek van de plaatselijke markt;
voor de volgende overeenkomsten:
juridische vertegenwoordiging door een advocaat in de zin van artikel 1 van Richtlijn 77/249/EEG van de Raad ( 30 ) in arbitrage of bemiddeling of gerechtelijke procedures;
juridisch advies dat wordt gegeven ter voorbereiding van de in punt i) bedoelde procedures of indien er concrete aanwijzingen zijn en er een grote kans bestaat dat over de kwestie waarop het advies betrekking heeft, een dergelijke procedure zal worden gevoerd, mits het advies door een advocaat is gegeven in de zin van artikel 1 van Richtlijn 77/249/EEG;
arbitrage en bemiddeling;
de door een notaris te verlenen certificatie- en authenticatiediensten;
overeenkomsten die geheim zijn verklaard of overeenkomsten waarvan de uitvoering overeenkomstig de geldende administratieve bepalingen met bijzondere veiligheidsmaatregelen gepaard moet gaan of wanneer de bescherming van de wezenlijke belangen van de Unie zulks vereist en die belangen niet met andere middelen kunnen worden gevrijwaard; dergelijke maatregelen kunnen bestaan uit voorschriften ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie die de aanbestedende dienst in een aanbestedingsprocedure ter beschikking stelt;
financiële diensten betreffende de uitgifte, de aankoop, de verkoop en de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten, in de zin van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 31 ), alsmede door de centrale banken verleende diensten en activiteiten die zijn uitgevoerd in het kader van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees stabiliteitsmechanisme;
leningen, al dan niet in samenhang met de uitgifte, de aankoop, de verkoop en de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten in de zin van Richtlijn 2014/65/EC;
de aankoop van openbare communicatienetwerken en elektronische-communicatiediensten in de zin van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 32 );
diensten die worden verleend door een internationale organisatie, indien deze laatste volgens haar statuten of de akte van oprichting niet aan openbare procedures mag deelnemen.
11.2. Een inschrijving wordt ongeschikt bevonden als zij niet relevant is voor het voorwerp van de overeenkomst en een verzoek tot deelneming wordt ongeschikt geacht wanneer de ondernemer in een uitsluitingssituatie verkeert in de zin van artikel 136, lid 1, of niet aan de selectiecriteria voldoet.
11.3. De in punt 11.1, tweede alinea, onder b), ii) en iii), genoemde uitzonderingen gelden alleen als er geen redelijk alternatief of substituut bestaat en het ontbreken van mededinging niet het gevolg is van kunstmatige beperking van de voorwaarden van de aanbesteding.
11.4. In de gevallen bedoeld in punt 11.1, tweede alinea, onder e), worden in het basisproject de omvang van mogelijke nieuwe werken of diensten en de voorwaarden waaronder deze worden gegund, vermeld. Bij de oproep tot mededinging voor de aanbesteding van het basisproject wordt aangekondigd dat de onderhandelingsprocedure kan worden toegepast en het geraamde totaalbedrag voor de daaropvolgende werken of diensten wordt in aanmerking genomen voor de toepassing van de in artikel 175, lid 1, of in artikel 178, lid 1, bedoelde drempelwaarden op het gebied van extern optreden. Wanneer de instellingen van de Unie voor eigen rekening overeenkomsten gunnen, wordt van deze procedure slechts zolang de uitvoering van de oorspronkelijke overeenkomst loopt en gedurende een periode van drie jaar volgende op de sluiting ervan gebruikgemaakt.
12. Gebruik van een mededingingsprocedure met onderhandeling of de concurrentiegerichte dialoog
12.1. De aanbestedende dienst die gebruikmaakt van de mededingingsprocedure met onderhandeling of de concurrentiegerichte dialoog dient de regels in acht te nemen die inzake onderhandelingen zijn vastgesteld in artikel 164, lid 4, en in punt 6.5. De aanbestedende dienst kan, ongeacht de geraamde waarde van de overeenkomst, gebruikmaken van die procedures in de volgende gevallen:
indien alleen onregelmatige of onaanvaardbare inschrijvingen als gespecificeerd in de punten 12.2 en 12.3 worden ingediend naar aanleiding van een openbare of een niet-openbare procedure nadat deze procedure is doorlopen, mits de oorspronkelijke aanbestedingsstukken niet wezenlijk worden gewijzigd;
met betrekking tot werken, leveringen of diensten die aan één of meer van de volgende criteria voldoen:
er kan niet worden voorzien in de behoeften van de aanbestedende dienst zonder aanpassing van gemakkelijk beschikbare oplossingen;
de werken, leveringen of diensten omvatten ontwerp- of innovatieve oplossingen;
de overeenkomst kan niet worden gegund zonder voorafgaande onderhandelingen, wegens specifieke omstandigheden die verband houden met de aard, de complexiteit of de juridische en financiële voorwaarden van de overeenkomst of de risico’s die verbonden zijn met het voorwerp van de overeenkomst;
de technische specificaties kunnen door de aanbestedende dienst niet nauwkeurig genoeg worden vastgesteld door verwijzing naar een norm, zoals bedoeld in punt 17.3;
voor concessieovereenkomsten;
voor de overeenkomsten voor diensten als bedoeld in bijlage XIV bij Richtlijn 2014/24/EU;
voor andere overeenkomsten voor diensten voor onderzoek en ontwikkeling dan die van CPV-codes 73000000-2 tot 73120000-9, 73300000-5, 73420000-2 en 73430000-5 als bepaald in Verordening (EG) nr. 2195/2002 tenzij de voordelen uitsluitend ten goede komen aan de aanbestedende dienst voor het gebruik ervan bij het verrichten van zijn eigen werkzaamheden of tenzij de verleende dienst volledig door de aanbestedende dienst wordt betaald;
voor overeenkomsten voor diensten voor de aankoop, ontwikkeling, productie of coproductie van programmamateriaal bestemd voor audiovisuele diensten of mediadiensten, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 33 ), of radio-omroepdiensten of overeenkomsten betreffende zendtijd of betreffende de levering van programma’s.
12.2. Een inschrijving wordt onregelmatig geacht in elk van de volgende gevallen:
wanneer zij niet voldoet aan de minimumvereisten in de aanbestedingsstukken;
wanneer zij niet in overeenstemming is met de voorschriften voor de indiening in artikel 168, lid 3;
indien de inschrijver wordt afgewezen op grond van artikel 141, lid 1, eerste alinea, onder b) of c);
indien de aanbestedende dienst de inschrijving als abnormaal laag heeft aangemerkt.
12.3. Een inschrijving wordt onaanvaardbaar geacht in elk van de volgende gevallen:
indien de prijs het door de aanbestedende dienst begrote bedrag, vastgesteld en gedocumenteerd vóór de aanvang van de aanbestedingsprocedure, overschrijdt;
wanneer de inschrijving niet voldoet aan de minimale kwaliteitsniveaus voor de gunningscriteria.
12.4. In de gevallen bedoeld in punt 12.1, onder a), is de aanbestedende dienst niet verplicht tot het publiceren van een aanbestedingsbericht indien in de mededingingsprocedure met onderhandeling alle inschrijvers worden opgenomen die voldoen aan de uitsluitings- en selectiecriteria, met uitzondering van inschrijvers die een als abnormaal laag aangemerkte inschrijving hebben ingediend.
13. Procedure na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling
13.1. Voor overeenkomsten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 175, lid 1, of artikel 178, lid 1, bedoelde drempelwaarden kan de aanbestedende dienst, onverminderd het bepaalde in de punten 11 en 12, gebruikmaken van een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling met het oog op:
het maken van een voorselectie van gegadigden die zullen worden uitgenodigd in te schrijven bij toekomstige niet-openbare uitnodigingen tot inschrijving;
het samenstellen van een lijst van verkopers die zullen worden uitgenodigd om verzoeken tot deelneming of inschrijvingen in te dienen.
13.2. De lijst die uit een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voortvloeit, is ten hoogste vier jaar geldig, te rekenen vanaf de datum van publicatie van het in punt 3.1 bedoelde bericht.
De in de eerste alinea bedoelde lijst kan uit deellijsten bestaan.
Belangstellende ondernemers kunnen op elk tijdstip van de geldigheidsduur van de lijst blijken van belangstelling indienen, behalve tijdens de laatste drie maanden van die geldigheidsduur.
13.3. In geval van een overeenkomst nodigt de aanbestedende dienst alle in de lijst of deellijsten opgenomen gegadigden of verkopers uit om:
een inschrijving in te dienen in het in punt 13.1, onder a), bedoelde geval, of
in het van de in punt 13.1, onder b), bedoelde geval:
inschrijvingen in te dienen, vergezeld van documenten betreffende de uitsluitings- en selectiecriteria;
documenten over te leggen betreffende de uitsluitings- en selectiecriteria, en in een tweede fase, voor degenen die aan die criteria voldoen, inschrijvingen in te dienen.
14. Middelgrote overeenkomsten en overeenkomsten van geringe en zeer geringe waarde
14.1. Middelgrote overeenkomsten en overeenkomsten van geringe en zeer geringe waarde kunnen worden gegund door middel van een onderhandelingsprocedure overeenkomstig de regels inzake onderhandelingen van artikel 164, lid 4, en van punt 6.5. Alleen gegadigden die gelijktijdig en schriftelijk door de aanbestedende dienst worden uitgenodigd, dienen een eerste inschrijving in.
14.2. Een overeenkomst met een waarde van meer dan 60 000 EUR die lager is dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarden is een middelgrote overeenkomst. Op dergelijke overeenkomsten zijn de punten 3.1, 6.1 en 6.4 van toepassing.
14.3. Een overeenkomst met een waarde van niet meer dan 60 000 EUR, maar die de in punt 14.4 bepaalde drempelwaarde overschrijdt, wordt geacht van geringe waarde te zijn. Op dergelijke overeenkomsten zijn de punten 3.1, 6.2 en 6.4 van toepassing.
14.4. Een overeenkomst met een waarde van niet meer dan 15 000 EUR is een overeenkomst van zeer geringe waarde. Op dergelijke overeenkomst is punt 6.3 is van toepassing.
14.5. Betalingen voor uitgaven van niet meer dan 1 000 EUR kunnen eenvoudig op factuur geschieden, zonder voorafgaande aanvaarding van een inschrijving.
15. Voorafgaande marktconsultatie
15.1. Met het oog op voorafgaande marktconsultatie kunnen aanbestedende diensten advies van onafhankelijke deskundigen of instanties of van ondernemers inwinnen of ontvangen. Dat advies kan worden gebruikt bij de planning en uitvoering van de aanbestedingsprocedure, mits dit advies niet leidt tot vervalsing van de mededinging en geen aanleiding geeft tot schending van de beginselen van non-discriminatie en transparantie.
15.2. Indien een ondernemer de aanbestedende dienst heeft geadviseerd of anderszins betrokken is geweest bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure, neemt de aanbestedende dienst passende maatregelen als bedoeld in artikel 141 om ervoor te zorgen dat de mededinging niet wordt vervalst door de deelneming van die ondernemer in de gunningsprocedure.
16. Aanbestedingsstukken
16.1. De aanbestedingsstukken omvatten:
in voorkomend geval, het aanbestedingsbericht of een andere van de in de punten 2 tot en met 5 bedoelde publiciteitsmaatregelen;
de uitnodiging tot inschrijving;
het bestek of de beschrijvende stukken in het geval van een concurrentiegerichte dialoog, met inbegrip van de technische specificaties en de relevante criteria;
de ontwerpovereenkomst, gebaseerd op de modelovereenkomst.
Punt d) hierboven geldt niet in gevallen waarin de modelovereenkomst wegens uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden niet kan worden gebruikt.
16.2. De uitnodiging tot inschrijving vermeldt:
de regels voor de indiening van de inschrijvingen, in het bijzonder voor de geheimhouding tot het moment van opening, de uiterste datum en het uiterste tijdstip voor de ontvangst van de inschrijvingen en het adres waar deze naartoe moeten worden gezonden of afgeleverd, of het internetadres in geval van elektronische indiening;
dat het indienen van een inschrijving betekent dat de in de aanbestedingsstukken gestelde voorwaarden worden aanvaard en dat dergelijke inschrijving de contractant bindt gedurende de uitvoering van de overeenkomst, indien deze aan hem wordt gegund;
de geldigheidsduur van de inschrijvingen, gedurende welke de inschrijver alle voorwaarden van zijn inschrijving handhaaft;
het verbod op elk contact tussen de aanbestedende dienst en de inschrijver gedurende het verloop van de procedure, behalve in uitzonderingsgevallen, onder de voorwaarden van artikel 169, alsmede de precieze bezoekvoorwaarden, indien in een bezoek ter plaatse wordt voorzien;
de bewijsmiddelen voor de naleving van de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen;
dat het indienen van een inschrijving impliceert dat de inschrijver aanvaardt kennisgeving van het resultaat van de procedure langs elektronische weg te ontvangen.
16.3. Het bestek vermeldt:
de uitsluitings- en selectiecriteria;
de gunningscriteria van de overeenkomst en het relatieve gewicht ervan of, indien om objectieve redenen geen weging mogelijk is, de dalende volgorde van belangrijkheid van deze criteria, die ook van toepassing is op varianten indien zij in het aanbestedingsbericht toegestaan zijn;
de in punt 17 bedoelde technische specificaties;
indien varianten zijn toegestaan, de minimumeisen waaraan zij moeten voldoen;
de toepassing van het protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie bij het VEU en het VWEU, of, in voorkomend geval, het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer of het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen;
het bewijs van toegang tot aanbestedingen;
de verplichting aan te geven in welke land de inschrijvers gevestigd zijn en de bewijsstukken over te leggen die volgens het recht van dat land gewoonlijk worden aanvaard;
als het gaat om een dynamisch aankoopsysteem of elektronische catalogi, informatie over de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen en specificaties die voor de verbinding zijn vereist.
16.4. De ontwerpovereenkomst vermeldt:
de vooraf gefixeerde schadevergoeding bij niet-naleving van de bepalingen ervan;
de vermeldingen die overeenkomstig artikel 111 op de facturen of de ondersteunende bewijsstukken moeten worden aangebracht;
dat, wanneer de instellingen van de Unie voor eigen rekening overeenkomsten gunnen, op de overeenkomst het Unierecht van toepassing is, zo nodig aangevuld met nationaal recht of, als dit noodzakelijk is voor onroerendgoedovereenkomsten, uitsluitend het nationale recht;
de in geval van geschil bevoegde rechter;
dat de contractant gebonden is door de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het op grond van het Unierecht, het nationaal recht of collectieve overeenkomsten, dan wel de op grond van de in bijlage X bij Richtlijn 2014/24/EU vermelde internationale sociale- en milieu-overeenkomsten, vastgestelde milieu-, sociaal en arbeidsrecht;
of de overdracht van intellectuele-eigendomsrechten vereist zal zijn;
dat de in de inschrijving vermelde prijs vast en niet voor herziening vatbaar is, of volgens welke voorwaarden en formules de prijs tijdens de uitvoering van de overeenkomst kan worden herzien.
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder g), houdt de aanbestedende dienst, indien de overeenkomst in een herziening van de prijzen voorziet, met name rekening met:
het voorwerp van de aanbesteding en de economische conjunctuur waarin hij wordt uitgevoerd;
de aard van de overeenkomst en van de taken en de duur van de overeenkomst;
de financiële belangen van de aanbestedende dienst.
De punten c) en d) van de eerste alinea kunnen niet van toepassing worden verklaard voor overeenkomstig punt 11.1, tweede alinea, onder m), ondertekende overeenkomsten.
17. Technische specificaties
17.1. De technische specificaties moeten de inschrijvers gelijke toegang tot de aanbestedingsprocedures waarborgen en mogen niet tot gevolg hebben dat ongerechtvaardigde belemmeringen voor de openstelling van aanbestedingen voor mededinging worden geschapen.
In de technische specificaties worden de voor werken, leveringen of diensten gestelde kenmerken voorgeschreven, met inbegrip van minimumeisen, zodat zij beantwoorden aan het gebruik waarvoor zij door de aanbestedende dienst zijn bestemd.
17.2. De in punt 17.1 bedoelde kenmerken omvatten in voorkomend geval:
de kwaliteitsniveaus;
de milieuprestaties en klimaatprestaties;
voor aankopen die bestemd zijn voor gebruik door natuurlijke personen, de toegankelijkheidscriteria voor personen met een handicap of de geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers, uitgezonderd in naar behoren gemotiveerde gevallen;
de conformiteitsbeoordelingsprocedures en -niveaus;
prestaties of het gebruik van de levering;
de veiligheid of de afmetingen, waaronder begrepen de voor leveringen geldende voorschriften inzake handelsbenaming en gebruiksaanwijzing, en voor alle overeenkomsten de terminologie, symbolen, proefnemingen en proefnemingsmethoden, verpakking, markering en etikettering, productieprocessen en -methoden;
voor overeenkomsten voor werken, de kwaliteitsbewakingsprocedures alsmede de voorschriften voor het berekenen en het ontwerpen van het werk, de voorwaarden voor proefnemingen, controle en oplevering van de werken, alsmede de bouwtechnieken of bouwwijzen en alle andere voorwaarden van technische aard die de aanbestedende dienst bij bijzondere dan wel algemene maatregel kan voorschrijven met betrekking tot de voltooide werken en de materialen of bestanddelen waaruit zij zijn samengesteld.
17.3. De technische specificaties worden als volgt geformuleerd:
in volgorde van voorkeur, door verwijzing naar Europese normen, Europese technische beoordelingen, de gemeenschappelijke technische specificaties, internationale normen, andere technische referentiesystemen door Europese normalisatie-instellingen, of, bij ontstentenis daarvan, de nationale equivalenten daarvan; iedere verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of gelijkwaardig”;
aan de hand van prestatie- of functionele eisen, inclusief milieukenmerken, mits de parameters zo nauwkeurig zijn dat de inschrijvers het voorwerp van de overeenkomst kunnen bepalen en de aanbestedende diensten de overeenkomst kunnen gunnen;
door een combinatie van de methoden van de punten a) en b).
17.4. Wanneer een aanbestedende dienst gebruikmaakt van de mogelijkheid om naar de in punt 17.3, onder a), bedoelde specificaties te verwijzen, wijst hij een inschrijving niet af met als reden dat deze niet beantwoordt aan de genoemde specificaties indien de inschrijver met elk passend middel tot voldoening van de aanbestedende dienst aantoont dat hij op gelijkwaardige wijze aan de in de technische specificaties gestelde eisen voldoet.
17.5. Wanneer een aanbestedende dienst gebruik maakt van de in punt 17.3, onder b), geboden mogelijkheid de technische specificaties in termen van prestatie of functionele eisen vast te stellen, wijst hij een inschrijving niet af die voldoet aan een nationale norm waarbij een Europese norm is omgezet, een Europese technische goedkeuring, een gemeenschappelijke technische specificatie, een internationale norm, een door een Europees normalisatieorgaan ingesteld technisch referentiesysteem, indien deze specificaties betrekking hebben op de door de aanbestedende dienst vastgestelde prestatie of functionele eisen.
De inschrijver is gehouden tot voldoening van de aanbestedende dienst met elk passend middel aan te tonen, dat de werken, leveringen of diensten aan de door de aanbestedende dienst bepaalde prestatie-eisen of functionele eisen voldoen.
17.6. Wanneer een aanbestedende dienst het voornemen heeft werken, leveringen of diensten met specifieke milieu-, sociale of andere kenmerken aan te kopen kan hij een specifiek keurmerk of overeenstemming met specifieke eisen van een keurmerk verlangen, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
de keurmerkeisen hebben alleen betrekking op criteria die verband houden met het voorwerp van de overeenkomst en zijn geschikt voor de omschrijving van de kenmerken van de aankoop;
de keurmerkeisen zijn gebaseerd op objectief controleerbare en niet-discriminerende criteria;
het keurmerk is vastgesteld in een open en transparante procedure waaraan alle belanghebbenden kunnen deelnemen;
het keurmerk is voor alle betrokken partijen toegankelijk;
de keurmerkeisen worden vastgesteld door een derde partij waarover de ondernemer die het keurmerk aanvraagt, geen beslissende invloed uitoefent.
De aanbestedende diensten kunnen eisen dat ondernemers als bewijs van conformiteit met de aanbestedingsstukken een testverslag of certificaat verstrekken van een in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad ( 34 ) geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsinstantie of een gelijkwaardige conformiteitsbeoordelingsinstantie.
17.7. Aanbestedende diensten aanvaarden andere dan de in punt 17.6 bedoelde geschikte bewijsmiddelen, zoals een technisch dossier van de fabrikant, wanneer de betrokken ondernemer geen toegang had tot de certificaten of testverslagen of deze niet binnen de desbetreffende termijnen kon verkrijgen, mits het ontbreken van toegang de betrokken ondernemer niet valt aan te rekenen, en op voorwaarde dat de betrokken ondernemer daarbij aantoont dat de door hem geleverde werken, leveringen of diensten voldoen aan de eisen van het keurmerk of de specifieke eisen die door de aanbestedende dienst worden aangegeven.
17.8. Behalve indien dit door het voorwerp van de overeenkomst gerechtvaardigd is, mag in de technische specificaties geen melding worden gemaakt van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een bijzondere werkwijze die kenmerkend is voor de producten of diensten van een bepaalde ondernemer, en evenmin van een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde producten of bepaalde ondernemers worden bevoordeeld of geëlimineerd.
Deze vermelding is bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer een voldoende gedetailleerde en begrijpelijke omschrijving van het voorwerp van de overeenkomst niet mogelijk is. Een dergelijke vermelding of verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of gelijkwaardig”.
18. Uitsluitings- en selectiecriteria
18.1. Voor de toepassing van artikel 137, aanvaardt de aanbestedende dienst het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA) als bedoeld in Richtlijn 2014/24/EU of, bij gebreke daarvan, een ondertekende en gedateerde verklaring op erewoord.
Ondernemers kunnen het reeds in een vorige aanbestedingsprocedure gebruikte UEA opnieuw gebruiken, mits zij bevestigen dat de daarin opgenomen informatie nog steeds correct is.
18.2. De aanbestedende dienst vermeldt in de aanbestedingsstukken de selectiecriteria, de minimale geschiktheidsniveaus en het nodige bewijs ter staving van die geschiktheid. Alle voorwaarden houden verband met en staan in verhouding tot het voorwerp van de overeenkomst.
De aanbestedende dienst vermeldt in de aanbestedingsstukken hoe combinaties van ondernemers moeten voldoen aan de selectiecriteria, met inachtneming van punt 18.6.
Wanneer een overeenkomst in percelen is onderverdeeld, kan de aanbestedende dienst minimale geschiktheidsniveaus vaststellen voor elk afzonderlijk perceel. Hij kan aanvullende minimale geschiktheidsniveaus vaststellen indien meerdere percelen worden gegund aan dezelfde contractant.
18.3. Met betrekking tot de geschiktheid om de beroepsactiviteit uit te oefenen, kan de aanbestedende dienst verlangen dat de ondernemer voldoet aan ten minste één van de volgende voorwaarden:
ingeschreven zijn in een beroeps- of handelsregister, uitgezonderd wanneer de ondernemer een internationale organisatie is;
voor overeenkomsten voor diensten, beschikken over een bepaalde vergunning waaruit blijkt dat hij gemachtigd is de dienst te verlenen in zijn land van vestiging of lid zijn van een bepaalde beroepsorganisatie.
18.4. Op het ogenblik van de indiening van de verzoeken tot deelneming of de inschrijvingen, aanvaardt de aanbestedende dienst het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA) of, bij gebreke daarvan, een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat de gegadigde of inschrijver voldoet aan de selectiecriteria. Bij overeenkomsten van zeer geringe waarde kan van het vereiste om een UEA of een verklaring op erewoord in te dienen worden afgeweken.
De aanbestedende dienst kan inschrijvers en gegadigden tijdens de procedure te allen tijde verzoeken een bijgewerkte eigen verklaring of de vereiste ondersteunende documenten geheel of gedeeltelijk in te dienen wanneer dit noodzakelijk is voor het goede verloop van de procedure.
De aanbestedende dienst verzoekt de gegadigden of inschrijver waaraan de overeenkomst wordt gegund actuele bewijsstukken in te dienen, behalve wanneer hij deze reeds heeft ontvangen in het kader van een andere procedure en mits de documenten nog steeds actueel of rechtstreeks kunnen worden verkregen door raadpleging van een gratis toegankelijke nationale databank.
18.5. De aanbestedende dienst mag, wanneer zijn risicobeoordeling dit toelaat, in de volgende gevallen beslissen geen bewijs te verlangen van de wettelijke, juridische, financiële, economische, technische en beroepsmatige geschiktheid van de gegadigden of inschrijvers:
procedures voor overeenkomsten die door de instellingen van de Unie voor eigen rekening worden gegund, met een waarde onder de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarde;
procedures voor overeenkomsten in het kader van extern optreden met een waarde onder de in artikel 178, lid 1, bedoelde drempelwaarden;
procedures voor overeenkomsten die zijn gegund overeenkomstig punt 11.1, tweede alinea, onder b), e), en f), i) en iv), en onder h) en m).
Wanneer de aanbestedende dienst beslist geen bewijs te eisen van de wettelijke, juridische, financiële, economische, technische en beroepsmatige geschiktheid van ondernemers, wordt geen voorfinanciering verricht, behalve in met redenen omklede gevallen.
18.6. Een ondernemer kan zich in voorkomend geval en voor een bepaalde overeenkomst beroepen op de draagkracht van andere entiteiten, ongeacht de juridische aard van zijn banden met die entiteiten. In dat geval toont hij de aanbestedende dienst aan dat hij werkelijk kan beschikken over de voor de uitvoering van de overeenkomst noodzakelijk middelen van die entiteiten, bijvoorbeeld door overlegging van de verbintenis daartoe van deze entiteiten.
Met betrekking tot de technische bekwaamheid en beroepsbekwaamheid beroept een ondernemer zich slechts op de capaciteiten van andere entiteiten wanneer laatstgenoemde de werken of diensten uitvoeren waarvoor die capaciteiten vereist is.
Indien een ondernemer een beroep doet op de draagkracht van andere entiteiten voor het vervullen van de economische en financiële criteria, kan de aanbestedende dienst eisen dat de ondernemer en die entiteiten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de uitvoering van de overeenkomst.
De aanbestedende dienst kan inlichtingen eisen over het gedeelte van de overeenkomst dat de inschrijver voornemens is uit te besteden en over de identiteit van de subcontractanten.
In het geval van overeenkomsten voor werken en diensten die ter plaatse onder rechtstreeks toezicht van de aanbestedende dienst moeten worden verleend, verlangt de aanbestedende dienst van de contractant dat hij aan de aanbestedende dienst de naam, contactgegevens en wettelijke vertegenwoordigers verstrekt van alle subcontractanten die bij de uitvoering van de overeenkomst betrokken zijn.
18.7. De aanbestedende dienst gaat na of de entiteiten op wier draagkracht de ondernemer zich wil beroepen en de beoogde subcontractanten, wanneer onderaanbesteding een aanzienlijk deel van de overeenkomst uitmaakt, aan de toepasselijke selectiecriteria voldoen.
De aanbestedende dienst eist dat de ondernemer overgaat tot vervanging van een entiteit of een subcontractant die niet aan een relevant selectiecriterium voldoet.
18.8. In het geval van overeenkomsten voor werken, diensten en plaatsings- of installatiewerkzaamheden in het kader van een overeenkomst voor leveringen kan de aanbestedende dienst eisen dat bepaalde kritieke taken rechtstreeks door de inschrijver zelf worden verricht, of wanneer de inschrijving door een combinatie van ondernemers is ingediend, door een deelnemer aan die combinatie.
18.9. Voor de indiening van een inschrijving of een verzoek tot deelneming verlangt de aanbestedende dienst niet dat een combinatie van ondernemers een bepaalde rechtsvorm heeft, maar van de combinatie waaraan de overeenkomst wordt gegund kan wel het aannemen van een bepaalde rechtsvorm worden geëist, mits een dergelijke verandering voor de goede uitvoering van de overeenkomst noodzakelijk is.
19. Economische en financiële draagkracht
19.1. Om ervoor te zorgen dat ondernemers over de nodige economische en financiële draagkracht beschikken om de overeenkomst uit te voeren, kan de aanbestedende dienst met name eisen dat:
de ondernemers een bepaalde minimumjaaromzet hebben, met inbegrip van een minimumomzet op het gebied waarop de overeenkomst betrekking heeft;
de ondernemers informatie verstrekken over hun jaarrekeningen, bijvoorbeeld over de verhouding tussen de activa en de passiva;
de ondernemers een passend niveau van verzekering tegen beroepsrisico’s hebben.
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), bedraagt de minimumjaaromzet die van de ondernemers kan worden verlangd maximaal twee keer de geraamde waarde van de overeenkomst, behalve in naar behoren gemotiveerde omstandigheden die verband houden met de aard van de aankoop en die door de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken worden toegelicht.
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), doet de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken opgave van de methoden en criteria voor de bepaling van die verhouding.
19.2. In het geval van dynamische aankoopsystemen wordt de vereiste minimumjaaromzet berekend op basis van de verwachte maximumomvang van specifieke overeenkomsten die volgens dat systeem worden gegund.
19.3. De aanbestedende dienst bepaalt in de aanbestedingsstukken welke bewijsmiddelen door een ondernemer moet worden geleverd om zijn economische en financiële draagkracht aan te tonen. Hij kan in het bijzonder één of meer van de volgende documenten eisen:
een passende bankverklaring of, in voorkomend geval, het bewijs van een verzekering tegen beroepsrisico’s;
financiële staten of uittreksels daarvan voor een periode van ten hoogste de laatste drie afgesloten boekjaren;
een verklaring betreffende de totale omzet en, in voorkomend geval, de omzet van de bedrijfsactiviteit die het voorwerp van de overeenkomst is, over ten hoogste de laatste drie beschikbare boekjaren.
Indien de ondernemer om gegronde redenen niet in staat is de door de aanbestedende dienst gevraagde referenties over te leggen, kan hij zijn economische en financiële draagkracht aantonen met andere documenten die de aanbestedende dienst geschikt acht.
20. Technische en beroepsbekwaamheid
20.1. De aanbestedende dienst gaat overeenkomstig het bepaalde in de punten 20.2 tot en met 20.5 na of de gegadigden of inschrijvers aan de minimumselectiecriteria betreffende de technische en beroepsbekwaamheid voldoen.
20.2. De aanbestedende dienst bepaalt in de aanbestedingsstukken welke bewijsmiddelen door een ondernemer moet worden geleverd om zijn technische en beroepsbekwaamheid aan te tonen. Hij kan in het bijzonder één of meer van de volgende documenten eisen:
voor werken, leveringen waarvoor plaatsings- of installatiewerkzaamheden vereist zijn of diensten, informatie over de onderwijs- en beroepskwalificaties, vaardigheden, ervaring en deskundigheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering;
een lijst van:
de voornaamste leveringen of diensten die gedurende de afgelopen periode van drie jaar werden verricht, met vermelding van bedrag, datum en publiek- of privaatrechtelijke afnemer, op verzoek vergezeld van verklaringen van de afnemers;
de werken die de afgelopen vijf jaar werden verricht, vergezeld van certificaten die bewijzen dat de belangrijkste werken naar behoren zijn uitgevoerd;
een verklaring welke de outillage, het materieel en de technische uitrusting vermeldt waarover de ondernemer voor het uitvoeren van een overeenkomst voor diensten of werken beschikt;
een beschrijving van de technische uitrusting en de middelen waarover de ondernemer beschikt om de kwaliteit te waarborgen, en een beschrijving van de studie- en onderzoeksfaciliteiten;
een opgave van de al dan niet tot de onderneming van de ondernemer behorende technici of technische organen, in het bijzonder van die welke belast zijn met de kwaliteitscontrole;
voor leveringen: monsters, beschrijvingen of authentieke foto’s, of certificaten die door als bevoegd erkende officiële instituten of diensten voor kwaliteitscontrole zijn opgesteld, waarin wordt verklaard dat duidelijk door referenties geïdentificeerde producten aan technische specificaties of normen beantwoorden;
voor werken of diensten, een verklaring betreffende het gemiddelde jaarlijkse personeelsbestand van de ondernemer en de omvang van het kaderpersoneel in de laatste drie jaren;
een vermelding van de systemen voor het beheer van de toeleveringsketen en de traceersystemen die de ondernemer kan toepassen in het kader van de uitvoering van de overeenkomst;
een vermelding van de maatregelen inzake milieubeheer die de ondernemer kan toepassen in het kader van de uitvoering van de overeenkomst.
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), i), kan de aanbestedende dienst, indien dat noodzakelijk is om een toereikend mededingingsniveau te waarborgen, aangeven dat bewijs van relevante leveringen of diensten die langer dan drie jaar geleden zijn geleverd of verleend toch in aanmerking wordt genomen.
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), ii), kan de aanbestedende dienst, indien noodzakelijk om een toereikend mededingingsniveau te waarborgen, aangeven dat bewijs van relevante werken die langer dan vijf jaar geleden zijn verricht toch in aanmerking wordt genomen.
20.3. Indien de leveringen of diensten van complexe aard zijn of, in uitzonderlijke gevallen, geschikt moeten zijn voor een bijzonder doel, kan de technische en beroepsmatige geschiktheid worden aangetoond door middel van een toets door de aanbestedende dienst of, namens deze, door een bevoegd officieel orgaan van het land waar de ondernemer gevestigd is, onder voorbehoud van de instemming van dat orgaan. Deze toets heeft betrekking op de technische geschiktheid van de dienstverlener en de productiemogelijkheden van de leverancier en, indien nodig, de studie- en onderzoekmiddelen waarover zij beschikken, alsmede de maatregelen die zij nemen om de kwaliteit te controleren.
20.4. Indien de aanbestedende dienst de overlegging eist van een door een onafhankelijke instantie opgestelde verklaring dat de ondernemer voldoet aan bepaalde kwaliteitsnormen, met inbegrip van normen inzake toegankelijkheid voor gehandicapten, verwijst hij naar regelingen voor kwaliteitsbewaking op basis van de desbetreffende Europese normenreeks die door geaccrediteerde instanties zijn gecertificeerd. Hij aanvaardt eveneens andere bewijzen inzake gelijkwaardige kwaliteitsgaranties wanneer de betrokken ondernemer aantoonbaar geen toegang heeft tot die certificaten of deze niet binnen de gestelde termijnen kan verkrijgen om redenen die niet aan hem toe te schrijven zijn, mits de ondernemer het bewijs levert dat de voorgestelde maatregelen op het gebied van de kwaliteitsbewaking aan de kwaliteitsnormen voldoen.
20.5. Indien de aanbestedende dienst de overlegging eist van een door een onafhankelijke instantie opgesteld getuigschrift dat de ondernemer voldoet aan bepaalde regelingen of normen inzake milieubeheer, verwijst hij naar het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Europese Unie of enig ander milieubeheersysteem als erkend overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 35 ) of andere normen inzake milieubeheer op basis van de toepasselijke Europese of internationale normen die door geaccrediteerde instanties zijn gecertificeerd. Indien een ondernemer, om redenen die hem niet aangerekend kunnen worden, aantoonbaar niet de mogelijkheid heeft gehad het door de aanbestedende dienst aangegeven getuigschrift binnen de gestelde termijnen te verwerven, aanvaardt de aanbestedende dienst andere passende bewijzen van gelijkwaardige maatregelen inzake milieubeheer, mits de ondernemer aantoont dat de die maatregelen gelijkwaardig zijn aan die welke krachtens het toepasselijke milieubeheersysteem of de norm vereist zijn.
20.6. De aanbestedende dienst kan concluderen dat een ondernemer niet over de vereiste beroepsbekwaamheid beschikt om de overeenkomst uit te voeren volgens een passende kwaliteitsnorm wanneer hij heeft vastgesteld dat de ondernemer conflicterende belangen heeft die negatief kunnen uitwerken op de uitvoering.
21. Gunningscriteria
21.1. Kwaliteitscriteria kunnen elementen bevatten zoals technische verdienste, esthetische en functionele kenmerken, toegankelijkheid, geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers, sociale, milieu- en innovatieve kenmerken, productie-, leverings- en handelsprocessen en alle andere specifieke processen in elk stadium van de levenscyclus van de werken, leveringen of diensten, organisatie van het personeel voor de uitvoering van de overeenkomst, klantenservice en technische bijstand, leveringsvoorwaarden zoals leveringsdatum, de leveringswijze en leveringsperiode of termijn voor voltooiing.
21.2. De aanbestedende dienst specificeert in de aanbestedingsstukken het relatieve gewicht dat hij voor de bepaling van de economisch meest voordelige inschrijving aan elk van de gekozen criteria toekent, behalve wanneer deze uitsluitend op basis van de prijs wordt bepaald. Dit gewicht kan worden uitgedrukt in een marge met een passend verschil tussen minimum en maximum.
Het relatieve gewicht van het prijs- of kostencriterium ten opzichte van de andere criteria leidt niet tot neutralisatie van het prijs- of kostencriterium.
Indien weging om objectieve redenen niet mogelijk is, vermeldt de aanbestedende dienst de criteria in afnemende volgorde van belangrijkheid.
21.3. De aanbestedende dienst kan minimumkwaliteitseisen stellen. Inschrijvingen die daaraan niet voldoen, worden afgewezen.
21.4. De berekening van de levenscycluskosten heeft betrekking op alle of een deel van de volgende kosten, voor zover relevant, binnen de levenscyclus van werken, leveringen of diensten:
kosten gedragen door de aanbestedende dienst of andere gebruikers, zoals:
kosten in verband met de verwerving;
gebruikskosten, zoals kosten voor verbruik van energie en andere hulpbronnen;
onderhoudskosten;
kosten volgend uit het einde van de levenscyclus, zoals inzamelings- en recyclingkosten;
kosten toegerekend aan externe milieueffecten, die verband houden met de werken, leveringen of diensten gedurende de levenscyclus, mits hun geldwaarde kan worden bepaald en geverifieerd.
21.5. Wanneer de aanbestedende dienst de kosten met gebruikmaking van een levenscyclusmethode raamt, vermeldt hij in de aanbestedingsstukken de door de inschrijvers te verstrekken gegevens en de methoden die de aanbestedende dienst zal gebruiken om de levenscycluskosten op basis van deze gegevens te bepalen.
De methode die wordt gebruikt voor de raming van de aan externe milieueffecten toegerekende kosten dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:
zij is gebaseerd op objectief verifieerbare en niet-discriminerende criteria;
zij is toegankelijk voor alle betrokken partijen;
de vereiste gegevens kunnen met een redelijke inspanning worden verstrekt door ondernemers.
In voorkomend geval gebruikt de aanbestedende dienst de verplichte gemeenschappelijke methoden voor de berekening van levenscycluskosten als bepaald in de in bijlage XIII bij Richtlijn 2014/24/EU vermelde rechtshandelingen van de Unie.
22. Gebruik van elektronische veilingen
22.1. De aanbestedende dienst kan elektronische veilingen gebruiken waarin nieuwe, verlaagde prijzen, en/of nieuwe waarden voor bepaalde elementen van de inschrijvingen worden voorgesteld.
De aanbestedende diensten structureert de elektronische veiling als een zich herhalend elektronisch proces dat plaatsvindt na de eerste volledige evaluatie van de inschrijvingen en dat een klassering op basis van automatische evaluatiemethoden mogelijk maakt.
22.2. Bij openbare en niet-openbare procedures of bij mededingingsprocedures met onderhandeling kan de aanbestedende dienst, wanneer de inhoud van de aanbestedingsstukken nauwkeurig kan worden opgesteld, besluiten de gunning van een overeenkomst tot uitvoering van een overheidsopdracht te laten voorafgaan door een elektronische veiling.
Een elektronische veiling kan worden gebruikt bij het opnieuw tot mededinging oproepen van de partijen bij een in punt 1.3, tweede alinea, onder b), bedoelde raamovereenkomst alsmede bij de oproep tot mededinging voor overeenkomsten die worden gegund in het kader van het in punt 9 bedoelde dynamische aankoopsysteem.
De elektronische veiling is gebaseerd op een van de in artikel 167, lid 4, genoemde methoden.
22.3. De aanbestedende dienst die beslist van een elektronische veiling gebruik te maken, maakt daarvan in het aanbestedingsbericht melding.
De aanbestedingsstukken bevatten de volgende informatie:
de waarden van de elementen waarop een elektronische veiling betrekking heeft, voor zover deze elementen kwantificeerbaar zijn zodat zij kunnen worden uitgedrukt in cijfers of procenten;
de eventuele limieten van de waarden die kunnen worden ingediend, zoals deze voortvloeien uit de specificaties betreffende het voorwerp van de overeenkomst;
de informatie die tijdens de elektronische veiling ter beschikking van de inschrijvers zal worden gesteld en, in voorkomend geval, het tijdstip waarop;
relevante informatie betreffende het verloop van de elektronische veiling, of deze fasen omvat en hoe ze zal worden afgesloten, overeenkomstig punt 22.7;
de voorwaarden waaronder de inschrijvers een inschrijving kunnen indienen en met name de minimumverschillen die in voorkomend geval voor de inschrijvingen vereist zijn;
relevante informatie betreffende de gebruikte elektronische uitrusting en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding.
22.4. Alle inschrijvers die een ontvankelijke inschrijving hebben ingediend, worden tegelijkertijd via elektronische weg uitgenodigd om aan de elektronische veiling deel te nemen, door overeenkomstig de instructies gebruik te maken van de verbindingen. De uitnodiging vermeldt de datum en het aanvangsuur van de elektronische veiling.
De elektronische veiling kan in een aantal opeenvolgende fasen verlopen. De elektronische veiling begint op zijn vroegst twee werkdagen na de datum van verzending van de uitnodigingen.
22.5. De uitnodiging gaat vergezeld van het resultaat van de volledige evaluatie van de betrokken inschrijving.
De uitnodiging vermeldt eveneens de wiskundige formule die tijdens de elektronische veiling zal worden gebruikt om de automatische herklasseringen te bepalen op basis van de ingediende nieuwe prijzen en/of nieuwe waarden. In deze formule is het relatieve gewicht verwerkt dat aan alle vastgestelde criteria is toegekend om de economisch voordeligste inschrijving te bepalen, zoals aangegeven in de aanbestedingsstukken. Daartoe moeten eventuele marges vooraf in een bepaalde waarde worden uitgedrukt.
Wanneer varianten zijn toegestaan, moeten voor elke variant afzonderlijke formules worden verstrekt.
22.6. Tijdens elke fase van de elektronische veiling deelt de aanbestedende dienst ogenblikkelijk aan alle inschrijvers ten minste de informatie mee die de inschrijvers de mogelijkheid biedt op elk moment hun respectieve klassering te kennen. Hij kan ook, indien dit vooraf is vermeld, andere informatie meedelen betreffende andere ingediende prijzen of waarden en meedelen hoeveel inschrijvers aan een specifieke fase van de veiling deelnemen. Tijdens het verloop van de fasen van de elektronische veiling maakt hij de identiteit van de inschrijvers evenwel niet bekend.
22.7. De aanbestedende dienst kan de elektronische veiling op één of meer van de onderstaande wijzen afsluiten:
op het vooraf aangegeven tijdstip;
wanneer hij geen nieuwe prijzen of nieuwe waarden meer ontvangt die voldoen aan de voorschriften inzake minimumverschillen, mits hij vooraf heeft aangegeven welke termijn hij na ontvangst van de laatste aanbieding in acht zal nemen alvorens de elektronische veiling af te sluiten;
wanneer het vooraf aangegeven aantal fasen in de veiling volledig is doorlopen.
22.8. Na de afsluiting van de elektronische veiling gunt de aanbestedende dienst de overeenkomst op basis van de resultaten van de elektronische veiling.
23. Abnormaal lage inschrijvingen
23.1. Indien de in een inschrijving voorgestelde prijs of kosten abnormaal laag lijkt/lijken in verhouding tot de overeenkomst, verzoekt de aanbestedende dienst schriftelijk om toelichting van de bestanddelen van de prijs of de kosten die hij dienstig acht en stelt hij de inschrijver in de gelegenheid opmerkingen te maken.
De aanbestedende dienst kan met name rekening houden met opmerkingen in verband met:
de economische aspecten van het fabricageprocedé, de dienstverrichting of de bouwmethode;
de gekozen technische oplossingen of de uitzonderlijk gunstige omstandigheden waarvan de inschrijver kan profiteren;
de originaliteit van de inschrijving;
de inachtneming van de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht door de inschrijver;
de inachtneming van de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht door subcontractanten;
de eventuele ontvangst van staatssteun door de inschrijver met inachtneming van de toepasselijke regels.
23.2. De aanbestedende dienst wijst de inschrijving alleen af wanneer de lage aangerekende prijzen of kosten niet genoegzaam wordt gestaafd door het verstrekte bewijsmateriaal.
De aanbestedende dienst wijst de inschrijving af wanneer hij heeft vastgesteld dat de inschrijving abnormaal laag is omdat zij niet voldoet aan de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht.
23.3. Wanneer een aanbestedende dienst constateert dat een inschrijving abnormaal laag is doordat de inschrijver overheidssteun heeft gekregen, kan de inschrijving alleen op die grond worden afgewezen wanneer de inschrijver niet binnen een door de aanbestedende dienst gestelde toereikende termijn kan aantonen dat de betrokken steun verenigbaar met de interne markt is in de zin van artikel 107 VWEU.
24. Termijnen voor ontvangst van inschrijvingen en verzoeken tot deelneming
24.1. Wanneer inschrijvingen slechts kunnen plaatsvinden na een bezoek van de locatie of na inzage ter plaatse van de documenten waarop de aanbestedingsstukken steunen, worden termijnen vastgesteld die langer zijn dan de in dit punt bepaalde minimumtermijnen.
De termijnen worden verlengd met vijf dagen in elk van de volgende gevallen:
de aanbestedende dienst biedt geen rechtstreekse, kosteloze toegang met elektronische middelen tot de aanbestedingsstukken;
het aanbestedingsbericht wordt gepubliceerd overeenkomstig punt 4.2, onder b).
24.2. Bij openbare procedures bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de inschrijvingen 37 dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van het aanbestedingsbericht.
24.3. Bij niet-openbare procedures, concurrentiegerichte dialogen, mededingingsprocedures met onderhandeling, dynamische aankoopsystemen en innovatiepartnerschappen bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de verzoeken tot deelneming 32 dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van het aanbestedingsbericht.
24.4. Bij niet-openbare procedures en mededingingsprocedures met onderhandeling bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de inschrijvingen 30 dagen te rekenen vanaf de dag van verzending van de uitnodiging tot inschrijving.
24.5. Bij dynamische aankoopsystemen bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de inschrijvingen tien dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de uitnodiging tot inschrijving.
24.6. Bij de in punt 13.1 bedoelde procedures na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling bedraagt de minimumtermijn:
tien dagen te rekenen vanaf de dag van verzending van de uitnodiging tot inschrijving voor de ontvangst van inschrijvingen bij de procedure als bedoeld in punt 13.1, onder a), en in punt 13.3, onder b), i);
tien dagen voor de ontvangst van verzoeken tot deelneming en tien dagen voor de ontvangst van inschrijvingen bij de procedure in twee fasen als bedoeld in punt 13.3, onder b), ii).
24.7. De aanbestedende dienst mag de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen met vijf dagen inkorten voor de openbare of niet-openbare procedures als hij aanvaardt dat inschrijvingen met elektronische middelen kunnen worden ingediend.
25. Toegang tot aanbestedingsstukken en termijn om aanvullende informatie te verstrekken
25.1. De aanbestedende dienst biedt met elektronische middelen kosteloze, rechtstreekse toegang tot de aanbestedingsstukken vanaf de datum van bekendmaking van het aanbestedingsbericht of, voor de procedures zonder aanbestedingsbericht of als bedoeld in punt 13, vanaf de datum van verzending van de uitnodiging tot inschrijving.
In gemotiveerde gevallen kan de aanbestedende dienst de aanbestedingsstukken op een andere, nader bepaalde wijze aanbieden indien rechtstreekse toegang met elektronische middelen niet mogelijk is om technische redenen of als de aanbestedingsstukken informatie van vertrouwelijke aard bevatten. In dergelijke gevallen is punt 24.1, tweede alinea, van toepassing, behoudens in dringende gevallen als bedoeld in punt 26.1.
De aanbestedende dienst kan aan ondernemers eisen stellen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie in de aanbestedingsstukken. Hij maakt die eisen en de manier waarop toegang tot de aanbestedingsstukken kan worden verkregen bekend.
25.2. De aanbestedende dienst verstrekt aanvullende informatie in verband met de aanbestedingsstukken zo spoedig mogelijk, gelijktijdig en schriftelijk aan alle belangstellende ondernemers.
Op verzoeken om aanvullende informatie die minder dan zes werkdagen vóór de uiterste datum voor de indiening van inschrijvingen worden ontvangen, hoeft de aanbestedende dienst niet te antwoorden.
25.3. De aanbestedende dienst verlengt de termijn voor ontvangst van de inschrijvingen:
indien aanvullende informatie, hoewel tijdig aangevraagd door de ondernemer, niet uiterlijk zes dagen voor de voor de ontvangst van inschrijvingen gestelde termijn is verstrekt;
indien de aanbestedingsstukken aanzienlijk zijn gewijzigd.
26. Termijnen in dringende gevallen
26.1. Wanneer het om naar behoren gemotiveerde dringende redenen onmogelijk is de minimumtermijnen van de punten 24.2 en 24.3 voor openbare of niet-openbare procedures aan te houden, kan de aanbestedende dienst:
voor de ontvangst van de verzoeken tot deelneming of de inschrijvingen in openbare procedures een termijn vaststellen die niet minder mag bedragen dan 15 dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van het aanbestedingsbericht;
voor de ontvangst van de inschrijvingen in niet-openbare procedures een termijn vaststellen die niet minder mag bedragen dan tien dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de uitnodiging tot inschrijving.
26.2. In dringende gevallen bedraagt de termijn die is vastgesteld in punt 25.2, eerste alinea, en in punt 25.3, onder a), vier dagen.
27. Elektronische catalogi
27.1. Wanneer het gebruik van elektronische communicatiemiddelen verplicht is, kan de aanbestedende dienst verlangen dat de inschrijvingen in de vorm van een elektronische catalogus worden ingediend of een elektronische catalogus bevatten.
27.2. Wanneer de indiening van inschrijvingen in de vorm van elektronische catalogi wordt aanvaard dan wel verplicht is gesteld, gaat de aanbestedende dienst te werk als volgt:
hij vermeldt dit in het aanbestedingsbericht;
hij verstrekt in de aanbestedingsstukken alle nodige informatie betreffende het formaat, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen voor de verbinding en specificaties voor de catalogus.
27.3. Wanneer een raamovereenkomst met meer dan één ondernemer is gesloten na indiening van de inschrijvingen in de vorm van elektronische catalogi, kan de aanbestedende dienst bepalen dat voor specifieke overeenkomsten opnieuw tot mededinging wordt opgeroepen op basis van bijgewerkte catalogi. In een dergelijk geval gebruikt de aanbestedende dienst een van de volgende methoden:
hij verzoekt de contractanten hun elektronische catalogi, na aanpassing aan de eisen van de specifieke overeenkomst, opnieuw in te dienen;
hij deelt de contractanten mee dat hij voornemens is uit de reeds ingediende elektronische catalogi de nodige informatie te verzamelen om inschrijvingen aan te maken die aangepast zijn aan de voorschriften van de betrokken specifieke overeenkomst, mits het gebruik van deze methode in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst is aangekondigd.
27.4. Indien een aanbestedende dienst de methode als bedoeld in punt 27.3, onder b), gebruikt, deelt hij aan de inschrijvers de datum en het tijdstip mede, waarop hij voornemens is de nodige informatie te verzamelen voor inschrijvingen die aan de eisen van de betrokken specifieke overeenkomst aangepast zijn en geeft hij contractanten de mogelijkheid om het zodanig verzamelen van informatie te weigeren.
De aanbestedende dienst voorziet in een toereikende termijn tussen de mededeling en het daadwerkelijk verzamelen van de informatie.
Vóór de gunning van de specifieke overeenkomst, legt de aanbestedende dienst de verzamelde informatie over aan de betrokken contractant zodat deze kan betwisten of bevestigen dat de aldus samengestelde inschrijving geen materiële fouten bevat.
28. Opening van de inschrijvingen en verzoeken tot deelneming
28.1. Bij openbare procedures mogen gemachtigde vertegenwoordigers van inschrijvers aanwezig zijn bij de opening.
28.2. Voor overeenkomsten met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarden stelt de bevoegde ordonnateur een commissie voor opening van de inschrijvingen aan. De ordonnateur kan op basis van een risicobeoordeling een afwijking van die verplichting toestaan bij een nieuwe oproep tot mededinging in het kader van een raamovereenkomst en voor de gevallen als bedoeld in punt 11.1, tweede alinea, met uitzondering van de punten d) en g) van die alinea.
De openingscommissie is samengesteld uit ten minste twee personen van ten minste twee verschillende organisatorische eenheden van de betrokken instelling van de Unie die ten opzichte van elkaar niet in een hiërarchische verhouding staan. Ter voorkoming van belangenconflicten zijn deze personen onderworpen aan de in artikel 61 bedoelde verplichtingen.
In de in artikel 150 bedoelde vertegenwoordigingen of plaatselijke entiteiten of in geïsoleerde entiteiten in een lidstaat, die niet over verschillende eenheden beschikken, geldt de verplichting van organisatorische eenheden zonder hiërarchische verhouding niet.
28.3. Bij een op interinstitutionele grondslag ingeleide aanbestedingsprocedure wordt de openingscommissie door de bevoegde ordonnateur van de voor de procedure verantwoordelijke instelling van de Unie aangesteld.
28.4. De aanbestedende dienst controleert en waarborgt door middel van een passende methode de integriteit van de originele inschrijving met de financiële offerte en van het bewijs van de datum en het tijdstip van ontvangst zoals bepaald in artikel 149, leden 3 en 5.
28.5. Bij openbare procedures, wanneer de overeenkomst wordt gegund op grond van de laagste prijs of de laagste kosten overeenkomstig artikel 167, lid 4, worden de in de inschrijvingen die aan de eisen voldoen opgegeven prijzen hardop voorgelezen.
28.6. Het proces-verbaal van de opening van de ontvangen inschrijvingen worden ondertekend door de persoon of personen belast met het openen of door leden van de openingscommissie. In het proces-verbaal wordt vermeld welke inschrijvingen aan artikel 149 voldoen en welke niet, en worden de redenen opgegeven voor de afwijzing van inschrijvingen, overeenkomstig artikel 168, lid 4. Het proces-verbaal kan eveneens worden ondertekend in een elektronisch systeem mits de ondertekenaars naar behoren worden geïdentificeerd.
29. Evaluatie van de inschrijvingen en verzoeken tot deelneming
29.1. De bevoegde ordonnateur kan beslissen dat het evaluatiecomité de inschrijvingen slechts op grond van de gunningscriteria evalueert en rangschikt en dat de evaluatie op grond van de uitsluitings- en selectiecriteria plaatsvindt op een andere manier, die de afwezigheid van belangenconflicten garandeert.
29.2. Bij een op interinstitutionele grondslag ingeleide aanbestedingsprocedure wordt het evaluatiecomité door de bevoegde ordonnateur van de voor de procedure verantwoordelijke instelling van de Unie aangesteld. De samenstelling van het evaluatiecomité geeft, voor zover mogelijk, uiting aan het interinstitutionele karakter van de aanbestedingsprocedure.
29.3. Verzoeken tot deelneming en inschrijvingen die op grond van punt 11.2 geschikt zijn en noch onregelmatig op grond van punt 12.2 noch onaanvaardbaar op grond van punt 12.3 zijn, worden als ontvankelijk beschouwd.
30. Resultaten van de evaluatie en gunningsbesluit
30.1. Het resultaat van de evaluatie wordt neergelegd in een evaluatieverslag met het voorstel tot gunning van de overeenkomst. Het evaluatieverslag wordt gedateerd en ondertekend door de persoon of de personen die de evaluatie hebben verricht of door de leden van het evaluatiecomité. Het verslag kan eveneens worden ondertekend in een elektronisch systeem mits de ondertekenaars naar behoren worden geïdentificeerd.
Wanneer het evaluatiecomité niet verantwoordelijk is voor de toetsing van de inschrijvingen aan de uitsluitings- en selectiecriteria, wordt het verslag ook ondertekend door de personen die daarvoor door de bevoegde ordonnateur zijn aangewezen.
30.2. Het evaluatieverslag vermeldt:
de naam en het adres van de aanbestedende dienst, het voorwerp en de waarde van de overeenkomst of het voorwerp en de maximumwaarde van de raamovereenkomst;
de namen van de afgewezen gegadigden of inschrijvers en de redenen voor de afwijzing, onder verwijzing naar de situaties als bedoeld in artikel 141, lid 1, of naar de selectiecriteria;
de verwijzingen naar de afgewezen inschrijvingen en de reden voor de afwijzing, namelijk:
de inschrijving voldoet niet aan de minimumeisen als bedoeld in artikel 167, lid 1, onder a);
de inschrijving voldoet niet aan de minimumkwaliteitseisen als bedoeld in punt 21.3;
de inschrijving wordt abnormaal laag bevonden als bedoeld in punt 23;
de namen van de geselecteerde gegadigden of inschrijvers en de redenen voor de selectie;
de namen van de te rangschikken inschrijvers met de behaalde scores en een motivering;
de namen van de voorgestelde gegadigden of de gekozen inschrijver met motivering van deze keuze;
indien bekend, het gedeelte van de overeenkomst of de raamovereenkomst dat de voorgestelde contractant voornemens is aan derden in onderaanneming te geven.
30.3. De aanbestedende dienst neemt een gunningsbesluit waarin ten minste worden vermeld:
de goedkeuring van het evaluatieverslag met alle in punt 30.2 genoemde gegevens, aangevuld met het volgende:
de naam van de gekozen inschrijver en de motivering van die keuze aan de hand van de vooraf bekendgemaakte selectie- en gunningscriteria, in voorkomend geval met inbegrip van de redenen waarom geen gevolg is gegeven aan de aanbeveling in het evaluatieverslag;
in geval van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking, een mededingingsprocedure met onderhandeling of een concurrentiegerichte dialoog, de omstandigheden als bedoeld in de punten 11, 12 en 39, die het gebruik ervan rechtvaardigen;
eventueel de redenen waarom de aanbestedende dienst heeft afgezien van gunning van een overeenkomst.
30.4. De ordonnateur kan de inhoud van het evaluatieverslag en het gunningsbesluit samenvoegen in één document en ondertekenen in de volgende gevallen:
voor procedures met een waarde lager dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarden, indien slechts één inschrijving is ontvangen;
bij een nieuwe oproep tot mededinging in het kader van een raamovereenkomst wanneer geen evaluatiecomité is aangesteld;
in de gevallen als bedoeld in punt 11.1, tweede alinea, onder c), onder e), onder f), i) en iii), en onder h), wanneer geen evaluatiecomité is aangesteld.
30.5. Bij een op interinstitutionele grondslag ingeleide aanbestedingsprocedure wordt het in punt 30.3 bedoelde besluit genomen door de aanbestedende dienst die voor de aanbestedingsprocedure verantwoordelijk is.
31. Kennisgeving aan gegadigden en inschrijvers
31.1. De aanbestedende dienst stelt alle gegadigden of inschrijvers gelijktijdig en individueel met elektronische middelen in kennis van de genomen besluiten betreffende de uitkomst van de procedure, zo spoedig mogelijk na de volgende stadia:
de openingsfase voor de in artikel 168, lid 3, bedoelde gevallen;
nadat een besluit is genomen op grond van de uitsluitings- en selectiecriteria, in het geval van in twee afzonderlijke fasen georganiseerde aanbestedingsprocedures;
nadat het gunningsbesluit is genomen.
De aanbestedende dienst vermeldt in elk geval de redenen voor de afwijzing van het verzoek tot deelneming of de inschrijving, alsmede de rechtsmiddelen die de betrokkene ter beschikking staan.
Bij de kennisgeving aan de gekozen inschrijver vermeldt de aanbestedende dienst dat de kennisgeving geen verbintenis van zijn kant inhoudt.
31.2. De aanbestedende dienst deelt de in artikel 170, lid 3, bedoelde informatie zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen 15 dagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek mee. Wanneer de aanbestedende dienst een overeenkomst gunt voor eigen rekening, maakt hij gebruik van elektronische middelen. Ook de inschrijver kan zijn verzoek langs elektronische weg indienen.
31.3. Indien de aanbestedende dienst met elektronische middelen communiceert, wordt informatie geacht te zijn ontvangen door de gegadigden of inschrijvers wanneer de aanbestedende dienst kan aantonen de informatie te hebben gezonden naar het elektronische adres dat in de inschrijving of het verzoek tot deelneming is vermeld.
In dat geval wordt informatie geacht te zijn ontvangen door de gegadigde of inschrijver op de datum van verzending door de aanbestedende dienst.
HOOFDSTUK 2
Bepalingen betreffende de door de instellingen van de Unie voor eigen rekening gegunde overeenkomsten
32. Aankoopcentrales
32.1. Een aankoopcentrale kan optreden als een van de volgende:
als groothandelaar door leveringen en diensten aan te kopen, op te slaan en door te verkopen aan andere aanbestedende diensten;
als tussenpersoon door raamovereenkomsten te gunnen of dynamische aankoopsystemen te beheren die door andere aanbestedende diensten kunnen worden gebruikt, zoals aangekondigd in het eerste bericht.
32.2. De aankoopcentrale maakt voor alle aanbestedingsprocedures gebruik van elektronische communicatiemiddelen.
33. Percelen
33.1. Waar zulks passend, technisch uitvoerbaar en kosteneffectief is, worden overeenkomsten gegund in de vorm van afzonderlijke percelen binnen dezelfde procedure.
33.2. Wanneer het voorwerp van de overeenkomst wordt gesplitst in verschillende percelen die alle voorwerp van een afzonderlijke overeenkomst zijn, wordt bij voor de algehele evaluatie op grond van de toepasselijke drempelwaarde rekening gehouden met de totale waarde van alle percelen.
Wanneer de totale waarde van alle percelen gelijk is aan of hoger dan de in artikel 175, lid 1, bedoelde drempelwaarden, zijn artikel 163, lid 1, en de artikelen 164 en 165 op elk perceel van toepassing.
33.3. Wanneer een overeenkomst in afzonderlijke percelen wordt gegund, worden de inschrijvingen voor elk perceel afzonderlijk geëvalueerd. Indien verschillende percelen aan dezelfde inschrijver worden gegund, mag voor die percelen één gezamenlijke overeenkomst worden ondertekend.
34. Wijze waarop de waarde van overeenkomsten wordt geraamd
34.1. De aanbestedende dienst raamt de waarde van een overeenkomst op basis van het totale te betalen bedrag, inclusief elke vorm van optie en eventuele verlenging.
Deze raming vindt uiterlijk plaats op het tijdstip waarop de aanbestedende dienst de aanbestedingsprocedure inleidt.
34.2. Bij raamovereenkomsten en dynamische aankoopsystemen wordt rekening gehouden met de maximale waarde van alle voor de totale duur van de raamovereenkomst of van het dynamische aankoopsysteem voorgenomen overeenkomsten.
Bij innovatiepartnerschappen moet worden uitgegaan van de geraamde maximale waarde van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die zullen plaatsvinden in alle stadia van het voorgenomen partnerschap alsmede van de werken, leveringen of diensten die aan het einde van het voorgenomen partnerschap zullen worden aangekocht.
Wanneer de aanbestedende dienst voorziet in betalingen aan gegadigden of inschrijvers, neemt hij deze in aanmerking bij de berekening van de geraamde waarde van de overeenkomst.
34.3. Bij overeenkomsten voor diensten wordt rekening gehouden met het volgende:
voor verzekeringen, de te betalen premie en andere vormen van vergoeding;
voor bankdiensten of financiële diensten, de honoraria, provisies, rente en andere vormen van vergoeding;
voor overeenkomsten betreffende een ontwerp, de te betalen honoraria, provisies en andere wijzen van bezoldiging.
34.4. In geval van overeenkomsten voor diensten waarvoor geen totale prijs is vastgesteld of overeenkomsten voor leveringen met als voorwerp leasing, huur of huurkoop van goederen geldt als grondslag voor de berekening van het geraamde bedrag:
bij overeenkomsten met een vastgestelde looptijd:
die gelijk is aan of korter dan achtenveertig maanden voor diensten of twaalf maanden voor leveringen, de totale waarde voor de gehele looptijd;
die langer is dan twaalf maanden voor leveringen, de totale waarde inclusief het geraamde bedrag van de restwaarde;
bij overeenkomsten zonder vastgestelde looptijd of, voor diensten, met een looptijd van meer dan achtenveertig maanden, het maandbedrag vermenigvuldigd met achtenveertig.
34.5. In geval van overeenkomsten voor diensten of leveringen die met een zekere regelmaat worden gegund of gedurende een bepaalde periode zullen worden herhaald, geldt als grondslag voor de berekening van het geraamde bedrag:
de totale reële waarde van soortgelijke opeenvolgende overeenkomsten die zijn gegund gedurende de voorafgaande twaalf maanden of het voorafgaande boekjaar, indien mogelijk gecorrigeerd voor eventuele wijzigingen in hoeveelheid of waarde gedurende de twaalf maanden volgende op de eerste overeenkomst;
de geraamde totale waarde van soortgelijke opeenvolgende overeenkomsten die worden gegund in de loop van het begrotingsjaar.
34.6. Bij overeenkomsten voor werken wordt naast het bedrag van de werken rekening gehouden met de totale geraamde waarde van de leveringen en diensten die voor de uitvoering van de werken nodig zijn en door de aanbestedende dienst ter beschikking van de contractant zijn gesteld.
34.7. In het geval van concessieovereenkomsten is de waarde de geraamde totale omzet van de concessiehouder gegenereerd gedurende de looptijd van de overeenkomst.
De waarde wordt berekend volgens een objectieve methode die wordt gespecificeerd in de aanbestedingsstukken, met inachtneming van met name:
de inkomsten uit de betaling van andere honoraria en boeten door de gebruikers van de werken of diensten dan die welke worden geïnd namens de aanbestedende dienst;
de waarde van subsidies of andere financiële voordelen van derden voor de uitvoering van de concessie;
de inkomsten uit verkopen van activa die deel van de concessie uitmaken;
de waarde van alle leveringen en diensten die aan de concessiehouder ter beschikking worden gesteld door de aanbestedende dienst, op voorwaarde dat zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken of diensten;
de betalingen aan gegadigden of inschrijvers.
35. Wachttermijn voor de ondertekening van de overeenkomst
35.1. De wachttermijn begint te lopen vanaf een van de volgende data:
de dag volgende op de datum van de gelijktijdige kennisgeving met elektronische middelen aan de uitgekozen en de afgewezen inschrijvers;
indien de overeenkomst of raamovereenkomst is gegund overeenkomstig punt 11.1, tweede alinea, onder b), de dag na de publicatie van het in punt 2.4 bedoelde gunningsbericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Indien nodig, kan de aanbestedende dienst de ondertekening van de overeenkomst voor aanvullend onderzoek opschorten wanneer zulks gerechtvaardigd is op grond van verzoeken of opmerkingen die afgewezen of benadeelde gegadigden of inschrijvers hebben geformuleerd, of op grond van andere relevante informatie die is ontvangen tijdens de in artikel 175, lid 3, vastgestelde termijn. In geval van opschorting worden alle gegadigden of inschrijvers binnen drie werkdagen na het besluit tot opschorting in kennis gesteld.
Wanneer de overeenkomst of raamovereenkomst niet met de beoogde gekozen inschrijver kan worden ondertekend, kan de aanbestedende dienst deze gunnen aan de op één na best gerangschikte inschrijver.
35.2. De in punt 35.1 vastgestelde termijn is niet van toepassing in de volgende gevallen:
alle procedures waarbij slechts één inschrijving is ingediend;
specifieke overeenkomst op basis van een raamovereenkomst;
dynamische aankoopsystemen;
de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande publicatie als bedoeld in punt 11, met uitzondering van de overeenkomstig punt 11.1, tweede alinea, onder b), gegunde overeenkomsten.
HOOFDSTUK 3
Aanbestedingen op het gebied van extern optreden
36. Specifieke bepalingen betreffende drempelwaarden en de wijze waarop overeenkomsten op het gebied van extern optreden worden gegund
Punt 2, met uitzondering van punt 2.5, de punten 3, 4 en 6, punt 12.1, onder a) en onder c) tot en met f), punt 12.4, punt 13.3, de punten 14 en 15, de punten 17.3 tot en met 17.7, de punten 20.4, en23.3, punt 24, de punten 25.2 en 25.3, de punten 26, 28 en 29, met uitzondering van punt 29.3, zijn niet van toepassing op overeenkomsten tot uitvoering van een overheidsopdracht die door de aanbestedende diensten als bedoeld in artikel 178, lid 2, of voor hun rekening zijn gesloten. De punten 32, 33 en 34 zijn niet van toepassing op aanbestedingen op het gebied van extern optreden. Punt 35 is van toepassing op aanbestedingen op het gebied van extern optreden. Voor de toepassing van punt 35.1, tweede alinea, is de duur van de wachttermijn de in artikel 178, lid 1, bepaalde duur.
De Commissie neemt een besluit over de uitvoering van de bepalingen voor aanbestedingen die onder dit hoofdstuk vallen, alsmede over de door de bevoegde ordonnateur te verrichten controles wanneer de Commissie niet de aanbestedende dienst is.
37. Publiciteitsmaatregelen
37.1. Indien van toepassing, wordt de vooraankondiging voor aanbestedingen in het kader van de niet-openbare procedure of van de openbare procedure als bedoeld in punten 38.1, onder respectievelijk a) en b), in een zo vroeg mogelijk stadium langs elektronische weg aan het Publicatiebureau toegezonden.
37.2. Het gunningsbericht wordt na de ondertekening van de overeenkomst toegezonden, behalve indien, mocht dat nog noodzakelijk zijn, de overeenkomst geheim is verklaard, of de uitvoering van de overeenkomst gepaard moet gaan met speciale veiligheidsmaatregelen, of indien de bescherming van de wezenlijke belangen van de Unie of het begunstigde land zulks vereist, en de bekendmaking van het gunningsbericht ongepast wordt geacht.
38. Drempelwaarden en procedures
38.1. De aanbestedingsprocedures op het gebied van extern optreden zijn de volgende:
de in artikel 164, lid 1, onder b), bedoelde niet-openbare procedure;
de in artikel 164, lid 1, onder a), bedoelde openbare procedure;
de lokale openbare procedure;
de vereenvoudigde procedure;
38.2. Aanbestedingsprocedures op grond van drempelwaarden worden als volgt gebruikt:
de openbare of niet-openbare procedure kan worden gebruikt voor:
overeenkomsten voor diensten en leveringen en concessieovereenkomsten voor diensten met een waarde van ten minste 300 000 EUR;
overeenkomsten voor werken en concessieovereenkomsten voor werken met een waarde van ten minste 5 000 000 EUR;
de lokale openbare procedure kan worden gebruikt voor:
overeenkomsten voor leveringen met een waarde van ten minste 100 000 EUR en minder dan 300 000 EUR;
overeenkomsten voor werken en concessieovereenkomsten voor werken met een waarde van ten minste 300 000 EUR en minder dan 5 000 000 EUR;
de vereenvoudigde procedure kan worden gebruikt voor:
overeenkomsten voor diensten, concessieovereenkomsten voor diensten, overeenkomsten voor werken en concessieovereenkomsten voor werken met een waarde van minder dan 300 000 EUR;
overeenkomsten voor leveringen met een waarde van minder dan 100 000 EUR;
overeenkomsten met een waarde van minder dan of gelijk aan 20 000 EUR kunnen worden gegund op basis van één enkele inschrijving;
betalingen van uitgaven voor een bedrag van minder dan of gelijk aan 2 500 EUR kunnen eenvoudig op factuur geschieden, zonder voorafgaande aanvaarding van een inschrijving.
38.3. In de in punt 38.1, onder a), bedoelde niet-openbare procedure wordt in het aanbestedingsbericht vermeld aan hoeveel gegadigden zal worden gevraagd een offerte in te dienen. Voor overeenkomsten voor diensten worden ten minste vier gegadigden uitgenodigd. Het aantal gegadigden dat mag inschrijven, is voldoende om voor daadwerkelijke concurrentie te zorgen.
De lijst van de geselecteerde gegadigden wordt bekendgemaakt op de website van de Commissie.
Wanneer het aantal gegadigden dat aan de selectiecriteria of de minimumgeschiktheidsniveaus voldoet, kleiner is dan het minimumaantal, mag de aanbestedende dienst alleen de gegadigden die aan de criteria voor het indienen van een inschrijving voldoen, vragen een inschrijving in te dienen.
38.4. In het kader van de lokale openbare procedure als bedoeld in punt 38.1, onder c), wordt het aanbestedingsbericht minstens in het Staatsblad van de begunstigde staat of langs gelijkwaardige weg voor plaatselijke uitnodigingen tot inschrijving bekendgemaakt.
38.5. Onder de in punt 38.1, onder b), bedoelde vereenvoudigde procedure stelt de aanbestedende dienst een lijst van ten minste drie door hem gekozen inschrijvers op, zonder bekendmaking van een bericht.
Inschrijvers voor de vereenvoudigde procedure kunnen worden gekozen uit een lijst van verkopers als bedoeld in punt 13.1, onder b), bekendgemaakt door middel van een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling.
Indien de aanbestedende dienst na raadpleging van de inschrijvers slechts één inschrijving ontvangt die administratief en technisch geldig is, mag de overeenkomst worden gegund, mits aan de gunningscriteria wordt voldaan.
38.6. Voor niet onder punt 11.1, tweede alinea, onder h), vallende rechtskundige diensten kan de aanbestedende dienst gebruikmaken van de vereenvoudigde procedure, ongeacht de geraamde waarde van de overeenkomst.
39. Gebruik van de onderhandelingsprocedure voor overeenkomsten voor diensten, leveringen en werken
39.1. Aanbestedende diensten mogen in de volgende gevallen van een onderhandelingsprocedure met één inschrijving gebruikmaken:
wanneer de overeenkomsten aan overheidsorganen of aan non-profitinstellingen of -verenigingen worden toevertrouwd en gericht zijn op acties van institutionele aard of dienen ter uitvoering van bijstand aan de bevolking op sociaal gebied;
wanneer een aanbesteding zonder gevolg is gebleven, dat wil zeggen geen inschrijvingen heeft opgeleverd die op kwalitatief en/of financieel vlak kunnen worden aanvaard. In dat geval kan de aanbestedende dienst na annulering van de aanbesteding onderhandelingen beginnen met de inschrijver of inschrijvers van zijn keuze die aan de aanbesteding hebben deelgenomen, mits de aanbestedingsstukken niet wezenlijk worden gewijzigd;
wanneer, na de vervroegde beëindiging van een bestaande overeenkomst, een nieuwe overeenkomst moet worden gesloten.
39.2. Voor de toepassing van punt 11.1, tweede alinea, onder c), gelden interventies in het kader van een crisis als situaties van dringende noodzaak. De gedelegeerde ordonnateur stelt, eventueel in overleg met de andere betrokken gedelegeerde ordonnateurs, de situatie van dringende noodzaak vast en evalueert zijn of haar beslissing regelmatig met inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer.
39.3. Acties van institutionele aard als bedoeld in punt 39.1, onder a), omvatten diensten die rechtstreeks verband houden met de wettelijke opdracht van overheidsorganen.
40. Bestek
In afwijking van punt 16.3, mag voor alle procedures waarbij een verzoek tot deelneming wordt gedaan het bestek worden uitgesplitst naar de twee stadia van de procedure en kan het eerste stadium alleen de informatie als bedoeld in punt 16.3, onder a) en f), omvatten.
41. Proceduretermijnen
41.1. De minimumtermijn tussen de dag volgend op de datum van verzending van de uitnodigingsbrief en de uiterste datum voor de ontvangst van inschrijvingen voor overeenkomsten voor diensten bedraagt 50 dagen. In dringende gevallen kan evenwel een andere termijn worden vastgesteld.
41.2. De inschrijvers kunnen schriftelijk vragen stellen tot uiterlijk de dag vóór de datum waarop de inschrijvingen moeten worden ingediend. De aanbestedende dienst beantwoordt de vragen uiterlijk de dag vóór de datum waarop de inschrijvingen moeten zijn ontvangen.
41.3. Bij niet-openbare procedures bedraagt de minimumtermijn voor de indiening van de verzoeken tot deelneming 30 dagen vanaf de datum volgend op de publicatiedatum van het aanbestedingsbericht. De minimumtermijn tussen de datum volgend op de datum van verzending van de uitnodigingsbrief en de uiterste datum voor de ontvangst van de inschrijvingen bedraagt 50 dagen. In bepaalde uitzonderlijke gevallen kan een andere termijn worden vastgesteld.
41.4. Bij openbare procedures bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de offertes, te rekenen vanaf de datum volgend op de datum van publicatie van het aanbestedingsbericht, respectievelijk:
90 dagen voor overeenkomsten voor werken;
60 dagen voor overeenkomsten voor leveringen.
In bepaalde uitzonderlijke gevallen kan een andere termijn worden vastgesteld.
41.5. Bij plaatselijke openbare procedures bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de inschrijvingen, te rekenen vanaf de bekendmaking van het aanbestedingsbericht, respectievelijk:
60 dagen voor overeenkomsten voor werken;
30 dagen voor overeenkomsten voor leveringen.
In bepaalde uitzonderlijke gevallen kan een andere termijn worden vastgesteld.
41.6. Voor de in punt 38.1, onder d), bedoelde vereenvoudigde procedures wordt aan de gegadigden voor de indiening van hun inschrijvingen een minimale termijn toegekend van 30 dagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de uitnodigingsbrief.
BIJLAGE II
Concordantietabel
Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 |
Deze verordening |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1 |
Artikel 1, lid 2 |
Artikel 68 |
Artikel 2 |
Artikel 2 |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
Artikel 4 |
Artikel 4 |
Artikel 5 |
Artikel 5 |
Artikel 6 |
Artikel 6 |
Artikel 7 |
Artikel 7 |
Artikel 8 |
Artikel 8 |
Artikel 9 |
Artikel 9 |
Artikel 10 |
geschrapt |
Artikel 11 |
Artikel 10 |
Artikel 12 |
Artikel 11 |
Artikel 13 |
Artikel 12 |
Artikel 14 |
Artikel 12, lid 3 |
Artikel 15 |
Artikel 14 |
Artikel 16 |
Artikel 16 |
Artikel 17 |
Artikel 17 |
Artikel 18 |
Artikel 18 |
Artikel 19 |
Artikel 19 |
Artikel 20 |
Artikel 20 |
Artikel 21 |
Artikel 21 |
Artikel 22 |
Artikel 25 |
Artikel 23 |
Artikel 27 |
Artikel 24 |
Artikel 28 |
Artikel 25 |
Artikel 29 |
Artikel 26 |
Artikel 30 |
Artikel 27 |
Artikel 31 |
Artikel 28 |
Artikel 28, lid 2 |
Artikel 29 |
Artikel 32 |
Artikel 30 |
Artikel 33 |
Artikel 31 |
Artikel 35 |
Artikel 32 |
Artikel 36 |
Artikel 33 |
Artikel 35, lid 4 |
Artikel 34 |
Artikel 37 |
Artikel 35 |
Artikel 38 |
Artikel 36 |
Artikel 39 |
Artikel 37 |
Artikel 40 |
Artikel 38 |
Artikel 41 |
Artikel 39 |
Artikel 42 |
Artikel 40 |
Artikel 43 |
Artikel 41 |
Artikel 44 |
Artikel 42 |
Artikel 45 |
Artikel 43 |
Artikel 46 |
Artikel 44 |
Artikel 47 |
Artikel 45 |
Artikel 48 |
Artikel 46 |
Artikel 49 |
Artikel 47 |
Artikel 50 |
Artikel 48 |
Artikel 51 |
Artikel 49 |
Artikel 52 |
Artikel 50 |
Artikel 53 |
Artikel 51 |
Artikel 54 |
Artikel 52 |
Artikel 55 |
Artikel 53 |
Artikel 56 |
Artikel 54 |
Artikel 58 |
Artikel 55 |
Artikel 59 |
Artikel 56 |
Artikel 60 |
Artikel 57 |
Artikel 61 |
Artikel 58 |
Artikel 62 |
Artikel 59 |
Artikel 63 |
Artikel 60 |
Artikel 154 |
Artikel 61 |
Artikel 154 |
Artikel 62 |
Artikel 69 |
Artikel 63 |
Artikel 62, lid 3 |
Artikel 64 |
Artikel 72 |
Artikel 65 |
Artikel 73 |
Artikel 66 |
Artikel 74 |
Artikel 67 |
Artikel 76 |
Artikel 68 |
Artikel 77 |
Artikel 69 |
Artikel 79 |
Artikel 70 |
Artikel 88 |
Artikel 71 |
Artikel 90 |
Artikel 72 |
Artikel 91 |
Artikel 73 |
Artikel 92 |
Artikel 74 |
Artikel 94 |
Artikel 75 |
Artikel 95 |
Artikel 76 |
Artikel 96 |
Artikel 77 |
Artikel 97 |
Artikel 78 |
Artikel 98 |
Artikel 79 |
Artikel 100 |
Artikel 80 |
Artikel 101 |
Artikel 81 |
Artikel 105 |
Artikel 82 |
Artikel 106 |
Artikel 83 |
Artikel 107 |
Artikel 84, lid 1 |
Artikel 111, lid 1 |
Artikel 84, lid 2 |
Artikel 110, lid 1 |
Artikel 84, lid 3, eerste alinea |
Artikel 110, lid 2 |
Artikel 84, lid 3, tweede alinea |
Artikel 110, lid 3, onder e) |
Artikel 85, lid 1, eerste alinea |
Artikel 2, punt 8) |
Artikel 85, lid 1, tweede alinea |
Artikel 2, punt 37) |
Artikel 85, lid 1, derde alinea |
Artikel 111, lid 2 |
Artikel 85, lid 2 |
— |
Artikel 85, lid 3 |
Artikel 112, lid 1 |
Artikel 85, lid 4 |
Artikel 112, lid 2 |
Artikel 86, leden 1, 2 en 3 |
Artikel 111, lid 2 |
Artikel 86, lid 4, eerste alinea |
Artikel 114, lid 2, eerste alinea |
Artikel 86, lid 4, tweede alinea |
Artikel 114, lid 1 |
Artikel 86, lid 4, derde alinea |
Artikel 111, lid 1, tweede alinea |
Artikel 86, lid 4, vierde alinea |
Artikel 112, lid 5 |
Artikel 86, lid 5, eerste alinea |
Artikel 114, lid 4 |
Artikel 86, lid 5, tweede alinea |
Artikel 114, lid 5 |
Artikel 86, lid 5, derde alinea |
Artikel 114, lid 6 |
Artikel 87, lid 1 |
Artikel 111, lid 1 |
Artikel 88 |
Artikel 111, lid 3 |
Artikel 89, lid 1 |
Artikel 111, lid 5 |
Artikel 89, lid 2 |
— |
Artikel 90 |
Artikel 115 |
Artikel 91 |
Artikel 115, lid 1 |
Artikel 92 |
Artikel 116 |
Artikel 93 |
Artikel 146 |
Artikel 94 |
Artikel 146 |
Artikel 95 |
Artikel 147 |
Artikel 96 |
Artikel 151 |
Artikel 97 |
Artikel 133 |
Artikel 98 |
Artikel 117 |
Artikel 99 |
Artikel 118 |
Artikel 100 |
Artikel 120 |
Artikel 101 |
Artikelen 2 en 162 |
Artikel 102 |
Artikel 160 |
Artikel 103 |
Artikel 163 |
Artikel 104 |
Artikel 164 |
Artikel 104 bis |
Artikel 165 |
Artikel 105 |
Artikel 166 |
Artikel 105 bis |
Artikel 135 |
Artikel 106 |
Artikelen 136 tot en met 140 |
Artikel 107 |
Artikel 141 |
Artikel 108 |
Artikelen 142 en 143 |
Artikel 110 |
Artikel 167 |
Artikel 111 |
Artikel 168 |
Artikel 112 |
Artikel 169 |
Artikel 113 |
Artikel 170 |
Artikel 114 |
Artikel 171 |
Artikel 114 bis |
Artikel 172 |
Artikel 115 |
Artikel 173 |
Artikel 116 |
Artikel 131 |
Artikel 117 |
Artikel 174 |
Artikel 118 |
Artikel 175 |
Artikel 119 |
Artikel 176 |
Artikel 120 |
Artikel 177 |
Artikel 121 |
Artikel 180 |
Artikel 122 |
Artikel 187 |
Artikel 123 |
Artikel 125 |
Artikel 124 |
Artikel 181 |
Artikel 125 |
Artikelen 190, 191 en 193 |
Artikel 126 |
Artikel 186 |
Artikel 127 |
Artikel 190 |
Artikel 128 |
Artikel 189 |
Artikel 129 |
Artikel 191 |
Artikel 130 |
Artikel 193 |
Artikel 131 |
Artikel 196 |
Artikel 132 |
Artikel 198 |
Artikel 133 |
Artikel 200 |
Artikel 134 |
Artikelen 152 en 153 |
Artikel 135, leden 1, 5, 6 en 7 |
Artikel 202 |
Artikel 135, leden 2, 3 en 4 |
Artikel 131 |
Artikel 135, leden 8 en 9 |
— |
Artikel 136 |
Artikel 132 |
Artikel 137 |
Artikelen 204 en 205 |
Artikel 138 |
Artikel 206 |
Artikel 139 |
Artikel 208 |
Artikel 140 |
Artikel 209 |
Artikel 141 |
Artikel 241 |
Artikel 142 |
Artikel 249 |
Artikel 143 |
Artikel 80 |
Artikel 144 |
Artikel 80 |
Artikel 145 |
Artikel 243 |
Artikel 146 |
Artikel 244 |
Artikel 147 |
Artikel 245 |
Artikel 148 |
Artikel 246 |
Artikel 149 |
Artikel 250 |
Artikel 150 |
Artikel 248 |
Artikel 151 |
Artikel 82, leden 7, 8 en 9 |
Artikel 152 |
— |
Artikel 153 |
Artikel 84 |
Artikel 154 |
Artikel 84 |
Artikel 155 |
Artikel 243, lid 3 |
Artikel 156 |
Artikel 80, lid 3 |
Artikel 157 |
Artikel 87 |
Artikel 158 |
Artikel 254 |
Artikel 159 |
Artikel 255 |
Artikel 160 |
Artikel 256 |
Artikel 161 |
Artikel 257 |
Artikel 162 |
Artikel 258 |
Artikel 163 |
Artikel 259 |
Artikel 164 |
Artikel 260 |
Artikel 165 |
Artikel 261 |
Artikel 166 |
Artikel 262 |
Artikel 167 |
Artikel 263 |
Artikel 168 |
— |
Artikel 169, lid 1 |
— |
Artikel 169, lid 2 |
Artikel 12, lid 1 |
Artikel 169, lid 3 |
Artikel 12, lid 2, onder d) |
Artikel 170, lid 1 |
— |
Artikel 170, lid 2 |
Artikel 116, lid 1 |
Artikel 170, lid 3 |
Artikel 11, lid 2 |
Artikel 171, lid 1 |
Artikel 116, lid 4 |
Artikel 171, lid 2 |
Artikel 116, lid 2 |
Artikel 171, lid 3 |
Artikel 116, lid 5 |
Artikel 172 |
Artikel 10, lid 5, onder a) |
Artikel 173, lid 1 |
Artikel 30, lid 1, derde alinea |
Artikel 173, lid 2 |
Artikel 31, lid 5 |
Artikel 174 |
— |
Artikel 175 |
— |
Artikel 176 |
— |
Artikel 177, leden 1, 2 en 3 |
— |
Artikel 177, lid 4 |
Artikel 12, lid 4, onder b) |
Artikel 177, lid 5 |
Artikel 10, lid 5, onder b) |
Artikel 178, lid 1 |
Artikel 14, lid 2 |
Artikel 178, lid 2 |
Artikel 15, lid 1 |
Artikel 178, lid 3 |
Artikel 15, lid 2 |
Artikel 178 bis |
— |
Artikel 179, lid 1 |
Artikel 30, lid 1, onder f) |
Artikel 179, leden 2 en 3 |
Artikel 31, lid 2 |
Artikel 180 |
— |
Artikel 181, lid 1 |
— |
Artikel 181, lid 2 |
Artikel 21, lid 2, onder b) |
Artikel 181, lid 3 |
Artikel 30, lid 1, onder e) |
Artikel 181, lid 4 |
Artikel 237, lid 5 |
Artikel 182 |
Artikel 15, lid 3 |
Artikel 183, lid 1 |
Artikel 160, lid 4 |
Artikel 183, lid 2 |
Artikel 12, lid 4, onder c), en artikel 21, lid 2, onder g) |
Artikel 183, lid 3 |
— |
Artikel 183, lid 4 |
Artikel 145, artikel 152, lid 1, tweede alinea, Artikel 167, lid 2 en artikel 176, lid 2 |
Artikel 183, lid 5 |
Artikel 160, lid 5 |
Artikel 183, lid 6 |
Artikel 30, lid 1, onder d) |
Artikelen 184 en 185 |
— |
Artikel 186 |
Artikel 236 |
Artikel 187 |
Artikelen 234 en 235 |
Artikel 188 |
— |
Artikel 189, leden 1 en 4 |
— |
Artikel 189, leden 2 en 3 |
Artikel 114, leden 2 en 3 |
Artikel 190 |
Artikel 178 |
Artikel 191 |
Artikel 179 |
Artikel 192 |
Artikel 190, lid 3 |
Artikel 193 |
— |
Artikel 194 |
Artikel 129 |
Artikel 195 |
Artikel 64 |
Artikel 196 |
Artikel 65 |
Artikel 197 |
Artikel 65, lid 2 |
Artikel 198 |
Artikel 67 |
Artikel 199 |
Artikel 66, lid 2 |
Artikel 200 |
Artikel 66, lid 3 |
Artikel 201 |
Artikel 264 |
Artikel 202 |
Artikel 11, lid 2 en artikel 265 |
Artikel 203 |
Artikel 264 en artikel 266 |
Artikel 204 |
Artikel 237 |
Artikel 204 bis |
Artikel 221 |
Artikel 204 ter |
Artikel 222 |
Artikel 204 quater |
Artikel 223 |
Artikel 204 quinquies |
Artikel 224 |
Artikel 204 sexies |
Artikel 225 |
Artikel 204 septies |
Artikel 225 |
Artikel 204 octies |
Artikel 226 |
Artikel 204 nonies |
Artikel 226 |
Artikel 204 decies |
Artikel 226 |
Artikel 204 undecies |
Artikel 227 |
Artikel 204 duodecies |
Artikel 228 |
Artikel 204 terdecies |
Artikel 229 |
Artikel 204 quaterdecies |
Artikel 230 |
Artikel 204 quindecies |
Artikel 231 |
Artikel 204 sexdecies |
Artikel 232 |
Artikel 204 septdecies |
Artikel 233 |
Artikel 205 |
Artikel 279 |
Artikel 206 |
Artikel 268 |
Artikel 207 |
— |
Artikel 208 |
Artikel 70 |
Artikel 209 |
Artikel 71 |
Artikel 210 |
Artikel 269 |
Artikel 211 |
Artikel 280 |
Artikel 212 |
Artikel 281 |
Artikel 213 |
— |
Artikel 214 |
Artikel 282 |
( 1 ) Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).
( 2 ) Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).
( 3 ) Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 112).
( 4 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad van 26 mei 2014 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 29).
( 5 ) Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).
( 6 ) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
( 7 ) Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).
( 8 ) Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie („EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
( 9 ) Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1).
( 10 ) Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 11).
( 11 ) Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 27).
( 12 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
( 13 ) Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
( 14 ) PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48.
( 15 ) PB C 195 van 25.6.1997, blz. 1.
( 16 ) Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector (PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54).
( 17 ) Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42).
( 18 ) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
( 19 ) Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3).
( 20 ) Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).
( 21 ) Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
( 22 ) Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1).
( 23 ) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
( 24 ) Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) (PB L 340 van 16.12.2002, blz. 1).
( 25 ) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
( 26 ) Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
( 27 ) Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).
( *1 ) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).”;
( *2 ) Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).
( *3 ) Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 24 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de minimissteun in de landbouwsector (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9).
( *4 ) Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 45).”;
( *5 ) Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 168).”;
( *6 ) Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).”;
( 28 )
(+) De managementautoriteiten zetten een systeem op dat de individuele gegevens van elke deelnemer in gecomputeriseerde vorm vastlegt en opslaat overeenkomstig artikel 125, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De door de lidstaten ingevoerde regelingen voor de verwerking van gegevens stroken met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31), en met name de artikelen 7 en 8.
De onder de met een * aangemerkte indicatoren vermelde gegevens zijn persoonsgegevens overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 95/46/EG. De verwerking daarvan is noodzakelijk om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de voor de verwerking verantwoordelijke is onderworpen (artikel 7, onder c), van Richtlijn 95/46/EG). Zie artikel 2 van Richtlijn 95/46/EG voor de definitie van „voor de verwerking verantwoordelijke”.
De onder de met** aangemerkte indicatoren vermelde gegevens zijn een bijzondere categorie van gegevens overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 95/46/EG. Mits passende waarborgen worden geboden, kunnen de lidstaten om redenen van zwaarwegend algemeen belang op grond van het nationaal recht of bij een besluit van de toezichthoudende autoriteit nog andere afwijkingen naast die bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 95/46/EG vaststellen (artikel 8, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG).
( 29 )
(++) De gegevens worden verzameld op het niveau van kleinere administratieve eenheden (niveau LAU 2), in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).”.
( *7 ) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).”;
( *8 ) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).”;
( 30 ) Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (PB L 78 van 26.3.1977, blz. 17).
( 31 ) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
( 32 ) Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).
( 33 ) Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).
( 34 ) Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
( 35 ) Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).