Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02017R2107-20240408

    Consolidated text: Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2017/2107/2024-04-08

    02017R2107 — NL — 08.04.2024 — 003.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    VERORDENING (EU) 2017/2107 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 15 november 2017

    tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad

    (PB L 315 van 30.11.2017, blz. 1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

     M1

    VERORDENING (EU) 2019/1154 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 20 juni 2019

      L 188

    1

    12.7.2019

    ►M2

    VERORDENING (EU) 2023/2053 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 13 september 2023

      L 238

    1

    27.9.2023

    ►M3

    VERORDENING (EU) 2024/897 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 13 maart 2024

      L 897

    1

    19.3.2024




    ▼B

    VERORDENING (EU) 2017/2107 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 15 november 2017

    tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad



    TITEL I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Onderwerp

    Bij deze verordening worden beheers-, instandhoudings- en controlebepalingen vastgesteld voor de door de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) beheerde visserij op over grote afstanden trekkende vissoorten.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    Deze verordening is van toepassing op:

    a) 

    vissersvaartuigen van de Unie en recreatievisserijvaartuigen van de Unie die actief zijn in het ICCAT-verdragsgebied en, in het geval van overladingen, ook buiten het ICCAT-verdragsgebied indien zij soorten overladen die in dat gebied zijn gevangen;

    b) 

    vaartuigen van derde landen die in havens van lidstaten worden geïnspecteerd en die ICCAT-soorten of van dergelijke soorten afkomstige visserijproducten aan boord hebben die niet eerder in havens zijn aangeland of overgeladen;

    c) 

    vissersvaartuigen van derde landen en recreatievisserijvaartuigen van derde landen die actief zijn in Uniewateren.

    Artikel 3

    Verband met andere handelingen van de Unie

    Deze verordening geldt onverminderd de bepalingen van een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten ( 1 ) en van Verordening (EU) 2016/1627.

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn van toepassing in aanvulling op die waarin is voorzien bij Verordeningen (EG) nr. 1005/2008 en (EG) nr. 1224/2009.

    Artikel 4

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1) 

    „ICCAT-soorten”: de in bijlage I vermelde soorten;

    2) 

    „tropische tonijn”: grootoogtonijn, geelvintonijn en gestreepte tonijn;

    ▼M3

    2 bis) 

    “Istiophoridae”: soorten uit de familie Istiophoridae die onder het beheer van de Iccat staan;

    ▼B

    3) 

    „vissersvaartuig” elk vaartuig dat is uitgerust voor de commerciële exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee of een blauwvintonnara;

    4) 

    „vangstvaartuig”: een vissersvaartuig dat wordt gebruikt voor de vangst van biologische rijkdommen van de zee;

    5) 

    „vissersvaartuig van de Unie”: een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;

    6) 

    „vismachtiging”: een machtiging die wordt afgegeven voor een vissersvaartuig van de Unie en die dit vaartuig het recht geeft om onder specifieke voorwaarden specifieke visserijactiviteiten te verrichten tijdens een bepaalde periode in een bepaald gebied of voor een bepaalde visserij;

    7) 

    „speciale vismachtiging”: een machtiging die wordt afgegeven voor een vissersvaartuig van de Unie en die dit vaartuig het recht geeft om onder specifieke voorwaarden met specifiek vistuig specifieke visserijactiviteiten te verrichten tijdens een bepaalde periode in een bepaald gebied of voor een bepaalde visserij;

    8) 

    „overlading”: het overbrengen van alle aan boord van een vaartuig aanwezige visserijproducten of van een deel daarvan naar een ander vaartuig;

    9) 

    „recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de biologische rijkdommen van de zee worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden;

    10) 

    „taak I-gegevens”: gegevens gedefinieerd als taak I door de ICCAT in haar „Handleiding voor de opstelling van statistieken en de bemonstering van Atlantische tonijn en tonijnachtigen”;

    11) 

    „taak II-gegevens”: gegevens gedefinieerd als taak II door de ICCAT in haar „Handleiding voor de opstelling van statistieken en de bemonstering van Atlantische tonijn en tonijnachtigen”;

    12) 

    „CPC's”: verdragsluitende partijen bij het ICCAT-verdrag, alsmede samenwerkende niet-verdragsluitende partijen, organisaties en visserijorganisaties;

    13) 

    „ICCAT-verdragsgebied”: alle wateren van de Atlantische Oceaan en aangrenzende zeeën;

    14) 

    „partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij”: internationale overeenkomst zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 37, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

    15) 

    „vaartuiglengte”: de afstand gemeten op een rechte tussen het voorste punt van de boeg en het achterste punt van het achterschip;

    16) 

    „groot pelagisch beugvisserijvaartuig”: een pelagisch beugvisserijvaartuig met een lengte over alles van meer dan 24 meter;

    17) 

    „groot vissersvaartuig”: een vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 20 meter;

    18) 

    „groot vangstvaartuig”: een vangstvaartuig met een lengte over alles van meer dan 20 meter;

    19) 

    „ICCAT-register van grote vissersvaartuigen”: de door het ICCAT-secretariaat bijgehouden lijst van grote vissersvaartuigen die zijn gemachtigd om in het ICCAT-verdragsgebied op ICCAT-soorten te vissen;

    ▼M3

    20) 

    “ondersteuningsvaartuig”: een vaartuig dat geen aan boord gehouden sloep is, dat niet met operationeel vistuig is uitgerust en dat visserijactiviteiten faciliteert, begeleidt of voorbereidt, onder meer door bevoorrading van een vangstvaartuig en door het inzetten, onderhouden en terughalen van een visaantrekkende voorziening;

    ▼B

    21) 

    „transportvaartuig”: een ondersteuningsvaartuig dat betrokken is bij overlading en ICCAT-soorten ontvangt van een groot pelagisch beugvisserijvaartuig;

    22) 

    „ICCAT-register van transportvaartuigen”: de door het ICCAT-secretariaat bijgehouden lijst van vaartuigen die gemachtigd zijn om in het ICCAT-verdragsgebied overladingen op zee te ontvangen van grote pelagische beugvisserijvaartuigen;

    23) 

    „ICCAT-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen”: de door het ICCAT-secretariaat bijgehouden lijst van grote vissersvaartuigen die gemachtigd zijn om in het ICCAT-verdragsgebied tropische tonijn te bevissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, te verwerken of aan te landen;

    ▼M3

    23 bis) 

    “drijvend voorwerp” of “FOB” (“floating object”): een natuurlijk of kunstmatig drijvend object (d.w.z. aan of net onder het wateroppervlak) dat zich niet zelfstandig kan voortbewegen; visaantrekkende voorzieningen (FAD’s) zijn door de mens gemaakte FOB’s die opzettelijk worden ingezet en/of gevolgd; objecten zijn FOB’s uit antropogene en natuurlijke bronnen die per ongeluk verloren gegaan zijn;

    ▼M3

    24) 

    “visaantrekkende voorziening” of “FAD”: een permanent, semipermanent of tijdelijk voorwerp of een permanente, semipermanente of tijdelijke structuur of voorziening van om het even welk materiaal, door de mens gemaakt of van natuurlijke oorsprong, dat/die wordt ingezet of gevolgd met het oog op het samendrijven en vervolgens vangen van vis. FAD’s kunnen verankerd (aFAD’s — “anchored FADs”) of niet-verankerd (dFAD’s — “drifting FADs”);

    ▼M3

    24 bis) 

    “FAD-trek”: het uitzetten van vistuig rond een school tonijn bij een FAD;

    ▼B

    25) 

    „IOO-visserij”: visserijactiviteiten als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008;

    26) 

    „IOO-lijst van de ICCAT”: een lijst van vaartuigen die door de ICCAT worden beschouwd als vaartuigen die IOO-visserij hebben bedreven;

    27) 

    „beuglijn”: vistuig bestaande uit een hoofdlijn met van talrijke haken voorziene bijlijnen (sneuen) van variabele lengte die op variabele afstand zijn vastgemaakt, afhankelijk van de doelsoort;

    ▼M3

    27 bis) 

    “ondiep uitgezette beuglijnen”: beuglijnen die zo worden uitgezet dat de meerderheid van de haken op een diepte van minder dan 100 meter hangt;

    ▼B

    28) 

    „ringzegen”: ringnet waarvan de bodem aan de onderkant wordt samengetrokken door een sluitlijn die door een reeks ringen langs de onderpees loopt, waardoor het net kan worden samengetrokken en gesloten;

    29) 

    „haak”: een gebogen, scherp stuk staaldraad;

    ▼M3

    30) 

    “cirkelhaak”: een haak waarvan de punt naar binnen is gebogen en loodrecht op de schacht is georiënteerd en die zo min of meer een cirkel of ovaal vormt; bij cirkelhaken moet de punt van de haak maximaal 10° gedraaid staan ten opzichte van de schacht;

    31) 

    “operationele boei”: een vooraf geactiveerde, ingeschakelde en op zee uitgezette instrumentboei die posities of andere beschikbare informatie zoals echoloodpeilingen verstuurt.

    ▼B

    TITEL II

    BEHEERS-, INSTANDHOUDINGS- EN CONTROLEMAATREGELEN BETREFFENDE BEPAALDE SOORTEN

    HOOFDSTUK I

    Tropische tonijn

    Artikel 5

    Beperkingen inzake het aantal grote vangstvaartuigen van de Unie dat op grootoogtonijn vist

    Het aantal en de totale capaciteit in brutotonnage (BT) van grote vangstvaartuigen van de Unie die op grootoogtonijn vissen in het ICCAT-verdragsgebied worden bepaald op basis van:

    a) 

    het gemiddelde aantal en de capaciteit in BT van de vangstvaartuigen van de Unie die in de periode 1991-1992 in het ICCAT-verdragsgebied op grootoogtonijn hebben gevist, en

    b) 

    de beperking van het aantal op 30 juni 2005 aan de ICCAT gemelde vangstvaartuigen van de Unie die in 2005 op grootoogtonijn hebben gevist.

    ▼M3

    Artikel 5 bis

    Capaciteitsbeperking voor tropische tonijn

    1.  
    Uiterlijk op 31 januari van elk jaar stellen de lidstaten jaarlijkse visserijplannen en jaarlijkse beheersplannen voor de vangstcapaciteit voor tropische tonijn vast.
    2.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat de totale capaciteit van hun beugvisserij- en ringzegenvloot wordt beheerd overeenkomstig de in lid 1 bedoelde jaarlijkse visserijplannen en jaarlijkse beheersplannen voor de vangstcapaciteit, met name om de vangsten van tropische tonijn te beperken, in overeenstemming met de krachtens het Unierecht vastgestelde vangstbeperkingen.
    3.  
    De lidstaten verhogen hun aantal ondersteuningsvaartuigen niet ten opzichte van de in juni 2023 geregistreerde aantallen.
    4.  
    De lidstaten rapporteren aan de Commissie de data waarop hun vangstbeperking voor tropische tonijnsoorten volledig is opgebruikt. De Commissie zendt die informatie onmiddellijk aan het Iccat-secretariaat toe.
    5.  
    Voor ringzegenvaartuigen en grote beugvisserijvaartuigen (lengte over alles van 20 m of meer) van de Unie rapporteren de lidstaten de vangsten van tropische tonijn maandelijks aan de Commissie; deze frequentie verhoogt tot wekelijks wanneer 80 % van hun vangstbeperkingen is bereikt.
    6.  
    De lidstaten rapporteren aan de Commissie om de drie maanden informatie over de hoeveelheid tropische tonijn per soort die is gevangen door de vaartuigen die hun vlag voeren binnen 15 kalenderdagen na afloop van de periode waarin de vangsten zijn gedaan, te weten uiterlijk op 15 april, 15 juli en 15 oktober van elk jaar en uiterlijk op 15 januari van het volgende jaar, tenzij die informatie maandelijks aan de Commissie wordt toegezonden. Die informatie, ongeacht of deze om de drie maanden of maandelijks wordt toegezonden, wordt in het formaat voor de rapportering van geaggregeerde vangstgegevens toegezonden. De Commissie zendt die informatie uiterlijk op 30 april, 30 juli en 30 oktober van elk jaar en op 30 januari van het volgende jaar aan het Iccat-secretariaat toe.

    ▼B

    Artikel 6

    Specifieke machtigingen voor grote op tropische tonijn vissende vangstvaartuigen en voor ondersteuningsvaartuigen

    1.  
    De lidstaten geven overeenkomstig een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten ( 2 ) machtigingen af aan onder hun vlag varende grote vangstvaartuigen om in het ICCAT-verdragsgebied op tropische tonijn te vissen.
    2.  
    De lidstaten geven machtigingen af aan onder hun vlag varende ondersteuningsvaartuigen die worden gebruikt voor enige vorm van ondersteuning van in lid 1 bedoelde vaartuigen.

    ▼M3

    Artikel 6 bis

    Verbod op teruggooi van tropische tonijn die is gevangen door ringzegenvaartuigen van de Unie

    1.  
    Ringzegenvaartuigen van de Unie die gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen, houden alle tropische tonijn die zij hebben gevangen aan boord, landen deze aan of laden deze over in de haven.
    2.  
    Het is verboden de tropische tonijn die door een ringzegenvaartuig van de Unie is gevangen, tijdens de trek terug te gooien zodra het net volledig is gesloten en meer dan de helft van het net is opgehaald. Indien zich bij het sluiten of ophalen van het net een technisch probleem voordoet waardoor het verbod niet kan worden toegepast, stelt de kapitein of stellen de bemanningsleden namens de kapitein alles in het werk om de tonijn zo snel mogelijk terug in het water te zetten.
    3.  

    In afwijking van lid 1 mogen tropische tonijnen in de volgende gevallen wel worden teruggegooid:

    a) 

    indien de kapitein vaststelt dat de gevangen tropische tonijnen in de ringzegen verstrikt of geplet zijn, beschadigd zijn door predatoren, of in het net zijn gestorven en in staat van ontbinding verkeren omdat, door een defect van het vistuig, het net en de vis niet op een normale manier konden worden opgehaald en de vis evenmin levend kon worden teruggezet;

    b) 

    indien de kapitein vaststelt dat de tropische tonijnen tijdens de laatste trek van een visreis zijn gevangen en er onvoldoende opslagcapaciteit is voor de opslag van de tijdens deze trek gevangen tonijnen; die vis mag alleen worden teruggegooid mits:

    i) 

    de kapitein of de bemanningsleden trachten de tonijnen zo snel mogelijk levend terug te zetten, en

    ii) 

    er na de teruggooi geen andere visserijactiviteit plaatsvindt totdat de tonijnen aan boord van het vaartuig zijn aangeland of overgeladen.

    4.  
    De kapiteins van de vissersvaartuigen rapporteren alle geconstateerde teruggooi aan de vlaggenlidstaten van de vaartuigen. De lidstaten zenden de teruggooiverslagen aan de Commissie toe als onderdeel van de taak I- en taak II-gegevens.

    ▼B

    Artikel 7

    ICCAT-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen

    1.  
    De lidstaten stellen de Commissie onverwijld en uiterlijk binnen 30 dagen in kennis van elke gebeurtenis waarvoor een toevoeging aan, schrapping uit of wijziging van het ICCAT-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen, nodig is. De Commissie dient die informatie onverwijld en uiterlijk binnen 45 dagen vanaf de datum van een dergelijke gebeurtenis in bij het ICCAT-secretariaat.

    ▼M3

    2.  
    Grote vissersvaartuigen die niet zijn opgenomen in het Iccat-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen, met inbegrip van ondersteuningsvaartuigen, wordt niet toegestaan tropische tonijnen uit het Iccat-verdragsgebied te bevissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, over te brengen, te verwerken of aan te landen, of die activiteiten op enige wijze te ondersteunen, met inbegrip van het inzetten en terughalen van FAD’s of boeien. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.
    3.  
    Aan vissersvaartuigen van de Unie die niet op grond van artikel 6 gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen, kan worden toegestaan bijvangsten van tropische tonijnen aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, te verwerken of aan te landen overeenkomstig een voor dergelijke vaartuigen vastgestelde maximale bijvangstbeperking. De lidstaten rapporteren aan de Commissie in het kader van het jaarverslag de maximale bijvangstbeperking die zij de vaartuigen die hun vlag voeren toestaan, en informatie over hoe zij waarborgen dat die beperking wordt nageleefd.

    Artikel 8

    Lijst van vaartuigen die in een bepaald jaar op tropische tonijn vissen

    De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 juni bij de Commissie de lijst in van de gemachtigde vaartuigen die hun vlag voeren die het vorige kalenderjaar in het Iccat-verdragsgebied op tropische tonijn hebben gevist of die visserijactiviteit op enigerlei wijze hebben ondersteund (ondersteuningsvaartuigen). Voor ringzegenvaartuigen omvat deze lijst ook de ondersteuningsvaartuigen die de visserijactiviteiten hebben ondersteund, ongeacht de vlag die zij voeren. De Commissie stelt het Iccat-secretariaat uiterlijk op 31 juli van elk jaar in kennis van de lijsten die zij van de lidstaten heeft ontvangen.

    Artikel 8 bis

    Ongebruikte hoeveelheden of overschrijding voor grootoogtonijn

    1.  
    Ongebruikte delen of overschrijdingen van het jaarlijkse quotum of de jaarlijkse vangstbeperking van een lidstaat voor grootoogtonijn mogen worden toegevoegd aan/worden in mindering gebracht op, naargelang van het geval, het quotum of de vangstbeperking in kwestie tijdens of vóór het aanpassingsjaar overeenkomstig de geldende Iccat-aanbevelingen voor grootoogtonijn.
    2.  
    De maximale ongebruikte hoeveelheid grootoogtonijn die een lidstaat in een bepaald jaar mag overdragen, mag de door de Iccat voor dat jaar toegestane hoeveelheid niet overschrijden.

    ▼B

    Artikel 9

    Beheersplannen inzake visaantrekkende voorzieningen

    1.  
    Met betrekking tot vaartuigen die met de ringzegen of de hengel in combinatie met vis aantrekkende voorzieningen (fish-aggregating devices — FAD's) op tropische tonijn vissen, dienen de lidstaten elk jaar uiterlijk op 31 december bij de Commissie beheersplannen in voor het gebruik van zulke FAD's door onder hun vlag varende vaartuigen. De Commissie zendt die informatie uiterlijk op 31 januari van het daaropvolgende jaar door aan het ICCAT-secretariaat.
    2.  

    De beheersplannen als bedoeld in lid 1 hebben tot doel:

    a) 

    de kennis over de kenmerken van FAD's, over de kenmerken van boeien, over FAD-visserij, met inbegrip van de visserijinspanning, en over gerelateerde effecten op doelsoorten en niet-doelsoorten te verbeteren;

    b) 

    het inzetten en terughalen van FAD's en bakens en het mogelijke verlies ervan doeltreffend te beheren;

    c) 

    de effecten van FAD's en van FAD-visserij op het ecosysteem te verminderen en te beperken, onder meer door in passende gevallen in te werken op de verschillende componenten van de visserijsterfte (bijvoorbeeld aantal ingezette FAD's, met inbegrip van het aantal FAD-trekken door ringzegenvaartuigen, vangstcapaciteit, aantal ondersteuningsvaartuigen).

    3.  
    De in lid 1 bedoelde beheersplannen bevatten de in bijlage II bedoelde informatie.

    ▼M3

    4.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat per vaartuig niet meer dan 300 FAD’s met operationele boeien tegelijk actief zijn.
    5.  
    Het aantal FAD’s met operationele boeien wordt geverifieerd aan de hand van telecommunicatiefacturen. Dergelijke verificaties worden verricht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat.
    6.  
    De lidstaten kunnen ringzegenvaartuigen die hun vlag voeren toestemming verlenen om het net uit te zetten rond FOB’s, mits het vissersvaartuig een waarnemer of een functionerend elektronisch volgsysteem aan boord heeft die of dat de soort trek en de vangstsamenstelling kan verifiëren en informatie over de visserijactiviteiten verstrekt aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de Iccat.

    ▼B

    Artikel 10

    Vereisten voor FAD's

    1.  

    FAD's voldoen aan de volgende vereisten:

    a) 

    de oppervlaktestructuur van de FAD is hetzij met geen enkel materiaal bedekt hetzij enkel bedekt met materiaal dat een minimaal risico van verstrikking van niet-doelsoorten meebrengt, en

    b) 

    de onderwateronderdelen zijn uitsluitend vervaardigd uit materiaal waarin geen niet-doelsoorten verstrikt raken.

    ▼M3

    2.  

    Bij het gebruik of het ontwerp van FAD’s doen de lidstaten het volgende:

    a) 

    zij zien erop toe dat alle ingezette FAD’s niet-verstrikkende FAD’s zijn overeenkomstig de in bijlage X vastgelegde richtsnoeren;

    b) 

    zij trachten erop toe te zien dat alle FAD’s zijn vervaardigd uit biologisch afbreekbare materialen, zoals niet-kunststoffen, met uitzondering van materialen die worden gebruikt bij de bouw van FAD-volgboeien.

    3.  
    Elk jaar brengen de lidstaten in hun FAD-beheersplannen verslag uit aan de Commissie over de stappen die zij hebben ondernomen om aan lid 2 te voldoen.

    ▼B

    Artikel 11

    Door vaartuigen ingediende informatie over FAD's

    1.  

    Voor elke inzet van een FAD verzamelen en rapporteren met de ringzegen en met de hengel vissende vangstvaartuigen van de Unie en ondersteuningsvaartuigen van de Unie de volgende informatie en gegevens:

    a) 

    positie van de FAD;

    b) 

    datum van inzet van de FAD;

    c) 

    FAD-type (verankerde FAD, niet-verankerde artificiële FAD);

    d) 

    FAD-identificatiemiddel (d.w.z. FAD-markering of baken-ID, type boei — bijvoorbeeld eenvoudige boei of uitgerust met echolood), of andere informatie aan de hand waarvan de eigenaar kan worden geïdentificeerd;

    e) 

    FAD-ontwerpkenmerken (afmeting en materiaal van het drijvende deel en van de onder water hangende structuur, en de verstrikkende werking van de onder water hangende structuur).

    2.  

    Voor elk bezoek aan een FAD verzamelen en rapporteren met de ringzegen en met de hengel vissende vangstvaartuigen van de Unie en ondersteuningsvaartuigen van de Unie, ongeacht of dit bezoek wordt gevolgd door een trek, de volgende informatie:

    a) 

    type bezoek (trek, terughalen, interventie voor elektronische apparatuur);

    b) 

    positie van de FAD;

    c) 

    datum van het bezoek;

    d) 

    FAD-type (verankerde FAD, niet-verankerde natuurlijke FAD, niet-verankerde artificiële FAD);

    ▼M3

    e) 

    objectbeschrijving of FAD-identificatiemiddel (d.w.z. FAD-markering en boei-identificatie of andere informatie aan de hand waarvan de eigenaar kan worden geïdentificeerd);

    ▼B

    f) 

    indien het bezoek wordt gevolgd door een trek, de resultaten van de trek in termen van vangst en bijvangst, ongeacht of deze, dood of levend, aan boord worden gehouden dan wel teruggegooid, of indien het bezoek niet wordt gevolgd door een trek, de motivering voor dat besluit (bijvoorbeeld te weinig of te kleine vis);

    ▼M3

    g) 

    boei-identificatie.

    ▼B

    3.  

    Voor elk verlies van een FAD verzamelen en rapporteren met de ringzegen en met de hengel vissende vangstvaartuigen van de Unie en ondersteuningsvaartuigen van de Unie de volgende informatie:

    a) 

    de laatste geregistreerde positie;

    b) 

    datum van de laatste geregistreerde positie;

    ▼M3

    c) 

    FAD-identificatiemiddel (d.w.z. FAD-markering en boei-identificatie).

    4.  
    Vissersvaartuigen van de Unie houden een lijst van ingezette FAD’s met ten minste de in bijlage III bedoelde informatie bij en actualiseren die lijst maandelijks overeenkomstig de voorschriften voor taak II-gegevens.

    ▼B

    Artikel 12

    Door de lidstaten ingediende informatie over FAD's

    De lidstaten dienen elk jaar 15 dagen vóór de door de ICCAT voor een bepaald jaar vastgestelde termijn bij de Commissie de volgende informatie in, zodat deze ter beschikking van het ICCAT-secretariaat kan worden gesteld:

    a) 

    het aantal op kwartaalbasis daadwerkelijk ingezette FAD's, per FAD-type, met vermelding van de aan- of afwezigheid van een bij de FAD behorende baken/boei of een bij de FAD behorend echolood;

    ▼M3

    b) 

    het aantal en type van de op maandbasis ingezette bakens/boeien (bijvoorbeeld radio, sonar, sonar met echolood) overeenkomstig de voorschriften voor taak II-gegevens;

    c) 

    het gemiddelde aantal geactiveerde en gedeactiveerde bakens/boeien op maandbasis die door elk vaartuig zijn gevolgd;

    d) 

    het gemiddelde aantal verloren FAD’s met actieve boeien op maandbasis;

    ▼B

    e) 

    voor elk ondersteuningsvaartuig, het aantal zeedagen, per vak van 1°, maand en vlaggenlidstaat;

    ▼M3

    f) 

    de vangsten, de visserijinspanning en het aantal trekken (voor ringzegens) van ringzegenvaartuigen en met de hengel vissende vaartuigen per viswijze (visserij op scholen bij FOB’s of op vrij zwemmende scholen) overeenkomstig de voorschriften voor taak-II-gegevens;

    g) 

    als de activiteiten van ringzegenvaartuigen worden uitgevoerd in combinatie met met de hengel vissende vaartuigen, meldingen van de vangsten en de visserijinspanning van die ringzegenvaartuigen overeenkomstig de voorschriften voor taak I- en taak II-gegevens.

    ▼B

    Artikel 13

    Logboeken

    De lidstaten zorgen ervoor dat:

    a) 

    papieren en elektronische visserijlogboeken, alsook FAD-logboeken, voor zover van toepassing, onmiddellijk worden verzameld en ter beschikking van wetenschappers van de Unie worden gesteld;

    b) 

    de aan de Commissie overeenkomstig artikel 50 toegezonden taak II-gegevens de uit de visserij- of FAD-logboeken vergaarde informatie bevatten, voor zover van toepassing.

    ▼M3

    Artikel 14

    Waarnemersdekking en verbod op het inzetten van FAD’s in verband met de bescherming van jonge exemplaren

    1.  
    De lidstaten zien erop toe dat vaartuigen die hun vlag voeren gedurende een periode van 15 dagen vóór het begin van de krachtens het Unierecht vastgestelde sluitingsperioden geen niet-verankerde FAD’s gebruiken.
    2.  

    De lidstaten zien erop toe dat vaartuigen die hun vlag voeren die gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen, als volgt voorzien in een minimale waarnemersdekking:

    a) 

    zij waarborgen voor hun beugvisserijvaartuigen met een lengte over alles van 20 meter of meer dat ten minste 10 % van de visserijinspanning van 2022 wordt gedekt door waarnemers, door middel van een waarnemer aan boord overeenkomstig bijlage IV of door een goedgekeurd elektronisch volgsysteem;

    b) 

    zij waarborgen voor hun ringzegenvaartuigen dat 100 % van de visserijinspanning wordt gedekt door middel van een waarnemer aan boord overeenkomstig bijlage IV of een goedgekeurd elektronisch volgsysteem.

    De lidstaten rapporteren de door de waarnemers of het goedgekeurde elektronische volgsysteem verzamelde informatie van het voorgaande jaar uiterlijk op 30 april aan het Iccat-secretariaat en aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de Iccat, met inachtneming van de in artikel 72 bedoelde vertrouwelijkheidsvereisten.

    ▼B

    Artikel 15

    Visserij op tropische tonijn in bepaalde Portugese wateren

    Het is verboden om een hoeveelheid tropische tonijn aan boord te houden die is gevangen met ringzegens in wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van Portugal in ICES-deelgebied X ten noorden van 36°30′ N of in Cecaf-gebieden ten noorden van 31° N en ten oosten van 17°30′ W, of om in die gebieden met dat vistuig op zulke soorten te vissen. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.

    ▼M3

    Artikel 16

    Identificatie van IOO-visserij

    Indien de uitvoerend secretaris van de Iccat de Commissie in kennis stelt van een mogelijke inbreuk op artikel 7, lid 2, en artikel 14, lid 1 of 2, door vissersvaartuigen van de Unie, brengt de Commissie de betrokken vlaggenlidstaat onverwijld daarvan op de hoogte. Die lidstaat stelt onmiddellijk een onderzoek in en indien het vaartuig tijdens de sluitingsperiode vist in combinatie met objecten die de visconcentratie kunnen beïnvloeden, met inbegrip van FAD’s, verzoekt hij het vaartuig te stoppen met vissen en, zo nodig, het gebied onverwijld te verlaten. De betrokken vlaggenlidstaat rapporteert aan de Commissie onverwijld de resultaten van zijn onderzoek en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn genomen. De Commissie zendt die informatie door aan de kuststaat en aan de uitvoerend secretaris van de Iccat.

    HOOFDSTUK II

    Witte tonijn

    Afdeling 1

    Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn

    ▼B

    Artikel 17

    Beperking van het aantal vaartuigen

    Het maximale aantal vangstvaartuigen van de Unie dat in het ICCAT-verdragsgebied op Noord-Atlantische witte tonijn mag vissen, wordt vastgesteld op het gemiddelde aantal vangstvaartuigen van de Unie dat in de periode 1993-1995 op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort heeft gevist.

    ▼M3

    Artikel 17 bis

    Specifieke machtigingen voor grote vangstvaartuigen die op Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn vissen

    1.  
    De lidstaten geven overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ), aan grote vangstvaartuigen die hun vlag voeren vismachtigingen af om in het Iccat-verdragsgebied op Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn te vissen.
    2.  
    Grote vissersvaartuigen die niet zijn opgenomen in het Iccat-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn te vissen, wordt niet toegestaan Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn uit het Iccat-verdragsgebied te bevissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, over te brengen, te verwerken of aan te landen. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.
    3.  
    Aan vissersvaartuigen van de Unie die niet op grond van lid 1 gemachtigd zijn om op Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn te vissen, kan worden toegestaan bijvangsten van Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, te verwerken of aan te landen overeenkomstig een maximale bijvangstbeperking voor dergelijke vaartuigen. De lidstaten rapporteren aan de Commissie in het kader van het jaarverslag de maximale bijvangstbeperking die zij vaartuigen die hun vlag voeren toestaan.

    Artikel 17 ter

    Ongebruikte hoeveelheden of overschrijding voor Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn

    1.  
    Ongebruikte delen of overschrijdingen van het jaarlijkse quotum of de jaarlijkse vangstbeperking van een lidstaat voor Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn mogen worden toegevoegd aan/worden in mindering gebracht op, naargelang van het geval, het quotum of de vangstbeperking in kwestie tijdens of vóór het aanpassingsjaar overeenkomstig de geldende Iccat-aanbevelingen voor Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn.
    2.  
    De maximale ongebruikte hoeveelheid Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn die een lidstaat in een bepaald jaar mag overdragen, mag de door de Iccat voor dat jaar toegestane hoeveelheid niet overschrijden.

    Artikel 17 quater

    Vangstgegevens Zuid-Atlantische witte tonijn

    De lidstaten waarvan de vaartuigen die hun vlag voeren op Zuid-Atlantische witte tonijn vissen, melden hun nauwkeurige en gevalideerde vangsten van Zuid-Atlantische witte tonijn aan het Iccat-secretariaat als onderdeel van de in artikel 50 bedoelde taak I- en taak II-gegevens.

    Afdeling 2

    Mediterrane witte tonijn

    Artikel 17 quinquies

    Recreatievisserij op mediterrane witte tonijn

    1.  
    Onverminderd een eventueel verbod op recreatievisserij krachtens nationaal of Unierecht mogen natuurlijke of rechtspersonen die aan recreatievisserij doen, niet meer dan drie exemplaren mediterrane witte tonijn per vaartuig per dag vangen, aan boord houden, overladen of aanlanden.
    2.  
    Het is verboden om in de recreatievisserij gevangen mediterrane witte tonijn in de handel te brengen.
    3.  
    De lidstaten verstrekken de Commissie en het Iccat-secretariaat de lijst van alle vissersvaartuigen die recreatievisserij bedrijven en gemachtigd zijn om op mediterrane witte tonijn te vissen, ten minste 15 dagen voorafgaand aan de uitvoering van de activiteiten. Vaartuigen die niet op die lijst staan, zijn niet gemachtigd om op mediterrane witte tonijn te vissen.

    ▼B

    HOOFDSTUK III

    Zwaardvis

    Afdeling 1

    Zwaardvis in de Atlantische Oceaan

    Artikel 18

    Beheersplannen voor Noord-Atlantische zwaardvis

    Lidstaten waaraan een quotum is toegewezen en waarvan vaartuigen op Noord-Atlantische zwaardvis vissen, dienen elk jaar uiterlijk op 15 augustus hun beheersplannen bij de Commissie in. De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 15 september door aan het ICCAT-secretariaat.

    ▼M3

    Artikel 18 bis

    Specifieke machtigingen voor grote vangstvaartuigen die op Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis vissen

    1.  
    De lidstaten geven overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2403 vismachtigingen af aan grote vangstvaartuigen die hun vlag voeren om in het Iccat-verdragsgebied op Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis te vissen.
    2.  
    Grote vissersvaartuigen die niet zijn opgenomen in het Iccat-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis te vissen, wordt niet toegestaan Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis uit het Iccat-verdragsgebied te bevissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, over te brengen, te verwerken of aan te landen. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.
    3.  
    Aan vissersvaartuigen van de Unie die niet op grond van lid 1 gemachtigd zijn om op Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis te vissen, kan worden toegestaan bijvangsten van Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, te verwerken of aan te landen overeenkomstig een maximale bijvangstbeperking voor dergelijke vaartuigen. De lidstaten rapporteren aan de Commissie in het kader van het jaarverslag de maximale bijvangstbeperking die zij vaartuigen die hun vlag voeren toestaan.

    Artikel 18 ter

    Ongebruikte hoeveelheden Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis

    1.  
    Ongebruikte delen of overschrijdingen van het jaarlijkse quotum of de jaarlijkse vangstbeperking van een lidstaat voor Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis mogen worden toegevoegd aan/worden in mindering gebracht op, naargelang van het geval, het quotum of de vangstbeperking in kwestie tijdens of vóór het aanpassingsjaar overeenkomstig de geldende Iccat-aanbevelingen voor Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis.
    2.  
    De maximale ongebruikte hoeveelheid Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis die een lidstaat in een bepaald jaar mag overdragen, mag de door de Iccat voor dat jaar toegestane hoeveelheid niet overschrijden.

    ▼B

    Artikel 19

    Minimummaat van Noord-Atlantische zwaardvis

    1.  
    Het is verboden zwaardvis van minder dan 25 kg levend gewicht of met een vorklengte van de onderkaak van minder dan 125 cm te bevissen, aan boord te houden, over te laden, aan te landen, te vervoeren, op te slaan, uit te stallen of te koop aan te bieden, te verkopen of in de handel te brengen. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.
    2.  
    In afwijking van lid 1 mag maximaal 15 % zwaardvis van minder dan 25 kg levend gewicht of met een vorklengte van de onderkaak van minder dan 125 cm als incidentele vangst aan boord gehouden, overgeladen, overgebracht, aangeland, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden worden.
    3.  
    De in lid 2 bedoelde tolerantie van 15 % wordt berekend op basis van het aantal zwaardvissen afgezet tegen de totale zwaardvisvangst van het vaartuig per aanlanding.

    Afdeling 2

    Zwaardvis in de Middellandse Zee

    ▼M3

    HOOFDSTUK IV

    Istiophoridae, atlantische zeilvis, blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis .

    Artikel 27

    Terugzetten van levend gevangen blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis

    1.  
    Voor zover mogelijk zetten pelagische beugvisserijvaartuigen van de Unie en ringzegenvaartuigen van de Unie alle blauwe marlijn (Makaira nigricans), witte marlijn (Tetrapturus albidus) en degenspeervis (Tetrapturus georgei) die levend is bij het ophalen, onmiddellijk terug op zodanige wijze dat zo min mogelijk leed wordt veroorzaakt en de overlevingskansen worden gemaximaliseerd, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de veiligheid van de bemanningsleden.
    2.  
    De lidstaten moedigen de toepassing van de in bijlage 1 bij Iccat-aanbeveling 19-05 gespecificeerde minimumnormen voor voorzichtige behandeling en terugzetting aan door richtsnoeren voor hun vloot op te stellen. Om levende gevangen blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis voorzichtig te kunnen terugzetten, zijn op het dek van vissersvaartuigen van de Unie de onderstaande instrumenten onmiddellijk beschikbaar en gemakkelijk bereikbaar voor de bemanningsleden: een hefinrichting, een betonschaar, een onthaker of hakensteker en een lijnsnijder.
    3.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat de kapiteins en bemanningsleden van hun vissersvaartuigen naar behoren zijn opgeleid, bekend zijn met passende technieken voor risicobeperking, identificatie, behandeling en terugzetting, en die technieken toepassen en dat ze alle uitrusting die nodig is voor het terugzetten van blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis aan boord houden overeenkomstig de in lid 2 bedoelde richtsnoeren inzake minimumnormen voor voorzichtige behandeling en terugzetting.
    4.  
    De lidstaten streven ernaar om de sterfte na de terugzetting van blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis in hun Iccat-visserijen tot een minimum te beperken.
    5.  
    De lidstaten kunnen pelagische beugvisserijvaartuigen en ringzegenvaartuigen die hun vlag voeren toestemming verlenen om dode blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis binnen de grenzen van hun vangstbeperking te bevissen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen.

    Artikel 28

    Aanlanding van buiten de vangstmogelijkheden gevangen blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis

    Wanneer een lidstaat zijn quotum heeft opgebruikt, zorgt die lidstaat ervoor dat de aanlandingen van blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis die dood zijn op het moment waarop zij langszij het vaartuig worden gebracht, niet worden verkocht of in de handel worden gebracht. Dergelijke aanlandingen tellen niet mee in de vangstbeperkingen van de lidstaat zoals vastgesteld op grond van de in Iccat-aanbeveling 19-05, par. 2, vastgelegde aanlandingsbeperking voor de Unie, mits dit verbod duidelijk in het in artikel 71 van deze verordening bedoelde jaarverslag wordt toegelicht.

    Artikel 29

    Recreatievisserij op blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis

    1.  
    Lidstaten met vaartuigen die recreatievisserij op blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis bedrijven, zorgen ervoor dat op 5 % van de aanlandingen van blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis tijdens viswedstrijden toezicht wordt gehouden door wetenschappelijke waarnemers.
    2.  
    In de recreatievisserij op blauwe marlijn is als minimuminstandhoudingsgrootte een vorklengte van de onderkaak van 251 cm van toepassing.
    3.  
    In de recreatievisserij op witte marlijn en degenspeervis is als minimuminstandhoudingsgrootte een vorklengte van de onderkaak van 168 cm van toepassing.
    4.  
    Het is verboden hele karkassen of delen van in de recreatievisserij gevangen blauwe marlijn, witte marlijn of degenspeervis te verkopen of te koop aan te bieden.
    5.  
    De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat in de recreatievisserij de vis op zodanige wijze wordt teruggezet dat zo weinig mogelijk leed wordt berokkend.

    Artikel 29 bis

    Gegevensverzameling voor Atlantische zeilvis

    De lidstaten verzamelen gegevens over de vangsten van Atlantische zeilvis, met inbegrip van levend en dood teruggegooide exemplaren, en melden die gegevens jaarlijks in het kader van de indiening van hun taak - en taak II-gegevens ter ondersteuning van het proces voor de beoordeling van het bestand.

    Artikel 29 ter

    Verzameling en rapportering van gegevens voor Istiophoridae, blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis

    1.  
    De lidstaten voeren gegevensverzamelingsprogramma’s uit voor de rapportering aan de Iccat van nauwkeurige gegevens over de vangsten, de visserijinspanning, de grootte en de teruggooi met betrekking tot istiophoridae overeenkomstig de Iccat-voorschriften voor de indiening van taak I- en taak II-gegevens.
    2.  
    De lidstaten dienen bij de Commissie hun controleformulieren uit bijlage 1 bij Iccat-aanbeveling 18-05 betreffende Istiophoridae in, met opgave van informatie over de maatregelen die zij in eigen land hebben genomen om de vangsten te monitoren en Istiophoridae in stand te houden en te beheren.
    3.  
    Indien er geen taak I-gegevens, met inbegrip van dood teruggegooide exemplaren, voor blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis overeenkomstig Iccat-resolutie 01-06 en Iccat-aanbeveling 11-15 worden gerapporteerd, leidt dit tot een verbod op het aanhouden van die soorten.

    ▼B

    HOOFDSTUK V

    Haaien

    Artikel 30

    Algemene bepalingen

    1.  
    In visserijen die niet op haaien zijn gericht, worden incidenteel gevangen levende haaien die niet als voedsel of voor zelfvoorziening worden gebruikt, teruggezet.
    2.  
    De lidstaten verrichten, indien mogelijk, onderzoek naar in het ICCAT-verdragsgebied gevangen haaiensoorten teneinde de selectiviteit van het vistuig te verbeteren, mogelijke kraamgebieden in kaart te brengen en tijdruimtelijke sluitingen en andere maatregelen in overweging te nemen waar zulks passend is. Dergelijk onderzoek biedt informatie over essentiële biologische en ecologische parameters, kenmerken van de levenscyclus en gedragskenmerken alsook inzake het in kaart brengen van mogelijke paar-, geboorte- en kraamgebieden.

    Artikel 31

    Haringhaaien (Lamna nasus)

    1.  
    Het is verboden hele karkassen of delen van haringhaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen aan boord te houden, over te laden of aan te landen.
    2.  
    Vangstvaartuigen van de Unie zetten haringhaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen onmiddellijk ongedeerd terug wanneer zij langszij het vaartuig worden gebracht.

    Artikel 32

    Grootoogvoshaaien (Alopias superciliosus)

    1.  
    Het is verboden hele karkassen of delen van grootoogvoshaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen aan boord te houden, over te laden of aan te landen.
    2.  
    Vangstvaartuigen van de Unie zetten grootoogvoshaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen onmiddellijk ongedeerd terug wanneer zij langszij het vaartuig worden gebracht.

    ▼M3

    Artikel 33

    Noord-Atlantische kortvinmakreelhaaien (Isurus oxyrinchus)

    1.  
    Noord-Atlantische kortvinmakreelhaaien die door vissersvaartuigen van de Unie worden gevangen, worden ongedeerd en onmiddellijk teruggezet in zee, voor zover doenbaar, en daarbij wordt terdege rekening gehouden met de veiligheid van de bemanning.
    2.  
    De lidstaten zien erop toe dat vaartuigen die hun vlag voeren de in bijlage IX opgenomen minimumnormen voor voorzichtige behandeling en terugzetting van Noord-Atlantische kortvinmakreelhaaien toepassen.

    Artikel 33 bis

    Zuid-Atlantische kortvinmakreelhaaien (Isurus oxyrinchus)

    1.  
    De lidstaten zien erop toe dat vaartuigen die hun vlag voeren de in bijlage IX opgenomen minimumnormen voor voorzichtige behandeling en terugzetting van Zuid-Atlantische kortvinmakreelhaaien toepassen.
    2.  
    De lidstaten rapporteren aan de Commissie maandelijks alle toegestane aanlandingen van Zuid-Atlantische kortvinmakreelhaaien door vaartuigen die hun vlag voeren. Die rapporten worden binnen 15 dagen na het einde van de kalendermaand waarin de vangsten zijn gedaan, bij de Commissie ingediend. Daarnaast rapporteren de lidstaten aan de Commissie jaarlijks hun dood teruggegooide exemplaren, levend teruggezette exemplaren en totale vangsten van vaartuigen die hun vlag voeren.
    3.  
    Uiterlijk op 30 juni van elk jaar rapporteren de lidstaten waarvan vaartuigen die hun vlag voeren Zuid-Atlantische kortvinmakreelhaaien hebben gevangen (aanlandingen en dood teruggegooide exemplaren) aan de Commissie welke statistische methode er is gebruikt om de dood teruggegooide en de levend teruggezette exemplaren te ramen. Lidstaten met ambachtelijke en kleinschalige visserij verstrekken tevens informatie over hun gegevensverzamelingsprogramma’s.
    4.  
    Als onderdeel van de jaarlijkse indiening van taak I- en taak II-gegevens verstrekken de lidstaten de Commissie alle relevante gegevens voor Zuid-Atlantische kortvinmakreelhaaien, met inbegrip van ramingen van de dood teruggegooide en levend teruggezette exemplaren op basis van de door het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de Iccat goedgekeurde methoden.
    5.  
    Vissersvaartuigen die Zuid-Atlantische kortvinmakreelhaaien aan boord hebben, mogen die Zuid-Atlantische kortvinmakreelhaaien die in het kader van Iccat-visserijen zijn gevangen, noch geheel noch gedeeltelijk overladen.

    ▼B

    Artikel 34

    Oceanische witpunthaaien (Carcharhinus longimanus)

    1.  
    Het is verboden hele karkassen of delen van oceanische witpunthaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen aan boord te houden, over te laden of aan te landen.
    2.  
    Vangstvaartuigen van de Unie zetten oceanische witpunthaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen onmiddellijk ongedeerd terug wanneer zij langszij het vaartuig worden gebracht.

    Artikel 35

    Hamerhaaien

    1.  
    Het is verboden hele karkassen of delen van hamerhaaien van de familie Sphyrnidae (met uitzondering van Sphyrna tiburo) die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen aan boord te houden, over te laden of aan te landen.
    2.  
    Vangstvaartuigen van de Unie zetten hamerhaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen onmiddellijk ongedeerd terug wanneer zij langszij het vaartuig worden gebracht.

    Artikel 36

    Zijdehaaien (Carcharhinus falciformis)

    1.  
    Het is verboden hele karkassen of delen van zijdehaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen aan boord te houden, over te laden, of aan te landen.
    2.  
    Vangstvaartuigen van de Unie zetten zijdehaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen onmiddellijk ongedeerd terug en uiterlijk vóór de vangst in de visruimen wordt geplaatst, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de veiligheid van de bemanning.
    3.  
    Ringzegenvaartuigen van de Unie die ICCAT-visserijen bedrijven, nemen aanvullende maatregelen om de overlevingskansen van incidenteel gevangen zijdehaaien te verhogen. De lidstaten brengen in het kader van het in artikel 71 bedoelde jaarverslag aan de Commissie verslag uit over de geboekte vooruitgang.

    ▼M3

    Artikel 36 bis

    Gegevensverzameling voor haaien

    1.  
    De lidstaten voeren gegevensverzamelingsprogramma’s uit voor de nauwkeurige rapportering aan de Iccat van gegevens over de vangsten, de visserijinspanning, de grootte en de teruggooi met betrekking tot haaien overeenkomstig de voorschriften voor de indiening van taak I- en taak II-gegevens.
    2.  
    De lidstaten dienen bij de Commissie hun uitvoeringscontroleformulieren uit bijlage 1 bij Iccat-aanbeveling 18-06 betreffende haaien in, met opgave van informatie over de maatregelen die zij in eigen land hebben genomen om de vangsten te monitoren en haaien in stand te houden en te beheren.

    ▼B

    Artikel 37

    Bemonstering van haaiensoorten door wetenschappelijke waarnemers en andere gemachtigde personen

    1.  

    In afwijking van het verbod op het aan boord houden van haringhaaien, grootoogvoshaaien, oceanische witpunthaaien, hamerhaaien (van de familie Sphyrnidae, met uitzondering van Sphyrna tiburo) en zijdehaaien, zoals bepaald in de artikelen 31, 32, 34, 35 en 36, is het onder de volgende omstandigheden toegestaan dat gedurende commerciële visserijactiviteiten biologische monsters worden verzameld door wetenschappelijke waarnemers of door de CPC daartoe gemachtigde personen:

    a) 

    er worden enkel biologische monsters genomen van dieren die al bij het ophalen dood zijn;

    b) 

    de biologische monsters worden genomen in het kader van een onderzoeksproject dat aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de ICCAT is gemeld en met inachtneming van de aanbevolen onderzoeksprioriteiten van dat comité is opgezet. Het onderzoeksproject moet een gedetailleerd document omvatten met een omschrijving van de doelstelling van het project, de te gebruiken methodes, het aantal en type van de te nemen monsters, en het tijdstip waarop en het gebied waarin de monsters genomen worden;

    c) 

    de biologische monsters worden aan boord gehouden tot aan de haven van aanlanding of overlading, en

    d) 

    alle overeenkomstig dit artikel verzamelde biologische monsters gaan tot aan de laatste aanlandingshaven vergezeld van de machtiging van de vlaggenlidstaat of, in het geval van gecharterde vaartuigen, van de charterende CPC en de vlaggenlidstaat. Zulke monsters en andere delen van de bemonsterde haaienspecimens worden niet in de handel gebracht of verkocht.

    2.  
    De in lid 1 bedoelde biologische monsters kunnen met name wervels, weefsel, voortplantingsorganen, magen, huidmonsters, spiraalkleppen, kaken, gehele vissen of skeletten voor taxonomische studies en fauna-inventarissen omvatten.
    3.  
    De bemonsteringscampagne vangt slechts aan zodra de betrokken lidstaat de machtiging heeft afgegeven.

    HOOFDSTUK VI

    Zeevogels

    Artikel 38

    Mitigerende maatregelen voor zeevogels in het gebied tussen 20° ZB en 25° ZB

    1.  
    Alle vaartuigen die vissen tussen 20° en 25° ZB hebben vogelverschrikkerlijnen (torilijnen) en toripalen aan boord die aan de in bijlage V vastgelegde vereisten en aanvullende richtsnoeren voldoen.
    2.  
    De torilijnen worden te allen tijde uitgezet voordat de beuglijnen worden uitgezet.
    3.  
    Wanneer er veel vogels in de buurt aanwezig of actief zijn, worden, indien haalbaar, een tweede toripaal en torilijn gebruikt.
    4.  
    Alle vaartuigen hebben gebruiksklare reservetorilijnen aan boord.
    5.  

    Beugvisserijvaartuigen die met monofilamentbeugen op zwaardvis vissen, zijn vrijgesteld van de vereisten van de leden 1, 2 en 3, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a) 

    de beuglijnen worden 's nachts uitgezet, waarbij onder nacht wordt verstaan de periode tussen de nautische avond- en ochtendschemering, zoals vastgelegd in de nautische almanak voor de geografische positie waar wordt gevist, en

    b) 

    er wordt gebruikgemaakt van wartels met een minimumgewicht van 60 g, die niet meer dan 3 meter van de haak worden geplaatst om optimale zinksnelheden te verkrijgen.

    De vlaggenlidstaten van de vaartuigen die onder de in de eerste alinea bedoelde vrijstelling vallen, stellen de Commissie in kennis van de wetenschappelijke bevindingen van hun voor deze vaartuigen aanwezige waarnemers.

    Artikel 39

    Mitigerende maatregelen voor zeevogels in het gebied ten zuiden van 25° ZB

    Beugvisserijvaartuigen passen ten minste twee van de volgende mitigerende maatregelen overeenkomstig de in bijlage V vastgelegde vereisten en aanvullende richtsnoeren toe:

    a) 

    's nachts wordt gevist met een minimum aan dekverlichting;

    b) 

    er worden vogelverschrikkerlijnen (torilijnen) gebruikt;

    c) 

    de lijnen worden met gewichten verzwaard.

    Artikel 40

    Rapportageverplichtingen inzake zeevogels

    1.  
    Beugvisserijvaartuigen verzamelen informatie over interacties met zeevogels, onder meer over incidentele vangsten, en verstrekken deze aan hun vlaggenlidstaat. De lidstaten dienen die informatie elk jaar uiterlijk op 30 juni in bij de Commissie. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het ICCAT-secretariaat.
    2.  
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de wijze waarop zij de in de artikelen 38 en 39 vastgestelde maatregelen uitvoeren, en van de voortgang van de uitvoering van het actieplan van de Unie voor het verminderen van incidentele vangsten van zeevogels in vistuig.

    HOOFDSTUK VII

    Zeeschildpadden

    Artikel 41

    Algemene bepalingen inzake zeeschildpadden

    1.  
    Ringzegenvaartuigen voorkomen dat zeeschildpadden worden ingesloten en zetten zeeschildpadden die zijn ingesloten of verstrikt, waaronder in FAD's, terug. Zij rapporteren interacties tussen ringzegens of FAD's en zeeschildpadden aan hun vlaggenlidstaat.
    2.  
    Pelagische beugvisserijvaartuigen beschikken over en maken gebruik van apparatuur aan boord waarmee zeeschildpadden voorzichtig behandeld, bevrijd en teruggezet kunnen worden, en wel op een dusdanige wijze dat hun overlevingskansen worden gemaximaliseerd.

    ▼M3

    2 bis.  

    De lidstaten verplichten de vaartuigen die hun vlag voeren en met ondiep uitgezette beuglijnen vissen, ertoe:

    a) 

    alleen grote cirkelhaken te gebruiken;

    b) 

    alleen vis als aas te gebruiken, of

    c) 

    andere maatregelen toe te passen die zijn beoordeeld en doeltreffend bevonden en die zijn goedgekeurd door de Iccat om ervoor te kunnen zorgen dat het percentage interacties van zeeschildpadden in visserij met ondiep uitgezette beuglijnen wordt beperkt.

    ▼B

    3.  
    Vissers op pelagische beugvisserijvaartuigen gebruiken de in lid 2 beschreven apparatuur overeenkomstig bijlage VI om de overlevingskansen van zeeschildpadden te maximaliseren.

    ▼M3

    4.  

    De lidstaten:

    a) 

    zien erop toe dat interacties met zeeschildpadden zoveel mogelijk worden beperkt of zelfs geheel worden voorkomen, indien contacten met zeeschildpadden zijn gedocumenteerd en aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de Iccat zijn gemeld, door gebruik te maken of te blijven maken van ten minste een van de volgende maatregelen ter beperking van bijvangst:

    i) 

    alternatieve of nieuwe typen vistuig en aanpassingen aan het vistuig;

    ii) 

    vangstbeperkingen in bepaalde gebieden en perioden en sluitingen in gevallen waarin het risico op interactie met zeeschildpadden hoger is;

    iii) 

    doeltreffende markering van staande netten waardoor ze kunnen worden opgemerkt door zeeschildpadden, zoals het gebruik van gekleurde netten, passieve lichtreflectoren, een grotere twijndiameter, kurken of andere materialen in het net;

    iv) 

    wijzigingen in visserijpraktijken en -strategie (bv. kortere uitzettijd enz.);

    b) 

    eisen van ringzegenvaartuigen die hun vlag voeren dat deze:

    i) 

    zoveel mogelijk voorkomen dat zeeschildpadden worden ingesloten;

    ii) 

    ingesloten of verstrikt geraakte zeeschildpadden, ook in FAD’s, zo mogelijk terugzetten, en

    iii) 

    ervoor zorgen dat de door hen ingezette FAD’s conform bijlage X zijn gebouwd om de risico’s van verstrikking van zeeschildpadden doeltreffend uit te sluiten;

    c) 

    nemen alle redelijke maatregelen om erop toe te zien dat zeeschildpadden voorzichtig worden teruggezet op een manier waarbij hun overlevingskansen maximaal zijn, en wel door te vereisen dat:

    i) 

    ringzegenvaartuigen, beugvisserijvaartuigen en andere soorten vaartuigen die hun vlag voeren en vistuig gebruiken waarin zeeschildpadden verstrikt kunnen raken, onthakers, lijnsnijders en korfliften of schepnetten aan boord hebben, passend bij elk vistuigtype en in overeenstemming met de beste praktijken voor de behandeling en terugzetting van zeeschildpadden van de richtsnoeren van de FAO ter vermindering van de sterfte van zeeschildpadden bij visserijactiviteiten uit 2009 (“de richtsnoeren van de FAO”);

    ii) 

    de eigenaren, exploitanten en bemanningsleden van de in punt i) bedoelde vaartuigen, alsmede eventuele waarnemers aan boord, die de in dat punt bedoelde uitrusting gebruiken in overeenstemming met de in bijlage VI omschreven praktijken inzake voorzichtige behandeling en terugzetting van zeeschildpadden, en met de richtsnoeren van de FAO;

    iii) 

    de eigenaren, exploitanten en bemanningsleden van de in punt i) bedoelde vaartuigen, worden aangemoedigd een opleiding te volgen in het gebruik van de in dat punt bedoelde uitrusting;

    d) 

    verplichten hun vissers op vaartuigen die soorten bevissen die onder het Iccat-verdrag vallen, om, indien dat haalbaar is, gevangen zeeschildpadden die in comateuze toestand verkeren of inactief zijn, zo snel mogelijk aan boord te brengen en zich in te zetten voor hun herstel, onder meer door de dieren te reanimeren overeenkomstig deel C van bijlage VI alvorens ze terug te zetten in het water;

    e) 

    zorgen ervoor dat vissers bekend zijn met en gebruikmaken van passende technieken voor risicobeperking en behandeling, zoals beschreven in bijlage VI.

    5.  
    De lidstaten streven ernaar de dekking door wetenschappelijke waarnemers van beugvisserijvaartuigen in Iccat-visserijen waar contact met zeeschildpadden is gedocumenteerd en aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de Iccat is gemeld, uiterlijk op 1 januari 2024 van het minimumniveau van 5 % te verhogen tot 10 %. Deze verhoging kan worden bereikt door middel van menselijke waarnemers, elektronische volgsystemen of beide.

    Niettegenstaande de eerste alinea, kan een lidstaat, indien er mogelijk sprake is van een buitengewoon veiligheidsrisico op grond waarvan de inzet van waarnemers aan boord uitgesloten is, voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 meter een alternatieve wetenschappelijke monitoringbenadering toepassen die een vergelijkbare dekking waarborgt en aan de hand waarvan gegevens worden verzameld die gelijkwaardig zijn aan die welke in deze verordening zijn gespecificeerd. Alternatieve benaderingen op grond van deze alinea worden vóór toepassing ervan door de Iccat op de jaarvergadering goedgekeurd.

    6.  

    In de Middellandse Zee:

    a) 

    is lid 2 bis niet van toepassing;

    b) 

    zijn de artikelen 4 en 5 van toepassing met ingang van 1 januari 2026.

    ▼B

    Artikel 42

    Rapportageverplichtingen inzake zeeschildpadden

    1.  

    De lidstaten verzamelen per vistuigtype informatie over de interacties van hun vaartuigen met zeeschildpadden in door de ICCAT geregelde visserijen en zenden deze elk jaar uiterlijk op 30 juni aan de Commissie toe. De Commissie zendt die informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar door aan het ICCAT-secretariaat. Die informatie omvat:

    a) 

    vangstniveaus, kenmerken van het vistuig, tijden en locaties, doelsoorten en verwijderingsstatus (d.i. dood teruggegooid of levend teruggezet);

    b) 

    een uitsplitsing van de interacties per zeeschildpaddensoort, en

    c) 

    de aard van het haken of verstrikken (waaronder met FAD's), aastype, haakgrootte en -type, en de grootte van het dier.

    2.  
    De lidstaten brengen in het kader van het in artikel 71 bedoelde jaarverslag aan de Commissie verslag uit over de uitvoering van artikel 41 en over andere relevante maatregelen die, ten aanzien van de door de ICCAT geregelde visserijen, worden genomen ter uitvoering van de in 2010 bekendgemaakte richtsnoeren ter vermindering van zeeschildpaddensterfte bij visserijactiviteiten van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO).

    HOOFDSTUK VIII

    Vangstmogelijkheden voor blauwvintonijn en zwaardvis

    ▼M2 —————

    ▼B

    TITEL III

    GEMEENSCHAPPELIJKE CONTROLEMAATREGELEN

    HOOFDSTUK I

    Machtigingen

    Artikel 44

    ICCAT-register van grote vissersvaartuigen

    1.  
    De lidstaten geven overeenkomstig de bepalingen van een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten ( 4 ) machtigingen af aan onder hun vlag varende grote vissersvaartuigen om ICCAT-soorten te mogen bevissen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen in het ICCAT-verdragsgebied.
    2.  
    De lidstaten dienen op het moment van de machtiging de lijsten van overeenkomstig lid 1 gemachtigde grote vissersvaartuigen bij de Commissie in. De Commissie dient deze informatie onverwijld in bij het ICCAT-secretariaat zodat deze kan worden opgenomen in het ICCAT-register van grote vissersvaartuigen.
    3.  
    De lidstaten stellen de Commissie onverwijld en uiterlijk binnen 30 dagen in kennis van elke gebeurtenis waarvoor een toevoeging aan, schrapping uit of wijziging van het ICCAT-register van grote vissersvaartuigen nodig is. De Commissie dient die informatie uiterlijk binnen 45 dagen vanaf de datum van een dergelijke gebeurtenis in bij het ICCAT-secretariaat.
    4.  
    Het is grote vissersvaartuigen die niet zijn opgenomen in het ICCAT-register van grote vissersvaartuigen, niet toegestaan ICCAT-soorten uit het ICCAT-verdragsgebied te bevissen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.

    ▼M3

    Artikel 44 bis

    Volgsysteem voor vaartuigen

    Indien vissersvaartuigen overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad volgapparatuur hebben geïnstalleerd, zien de lidstaten erop toe dat de volgapparatuur van de vissersvaartuigen die hun vlag voeren, permanent en continu operationeel zijn en dat de informatie voor ringzegenvaartuigen ten minste om het uur wordt verzameld en aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat wordt verzonden, en de informatie voor alle andere vaartuigen die op Iccat-soorten vissen, ten minste om de twee uur.

    Indien de aan boord van een vissersvaartuig van de Unie geïnstalleerde volgapparatuur defect is of anderszins niet functioneert, wordt de apparatuur zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen één maand na het voorval, gerepareerd of vervangen, tenzij het vaartuig niet langer in het Iccat-verdragsgebied actief is. Vissersvaartuigen van de Unie mogen niet aan een visreis beginnen als de volgapparatuur niet is gerepareerd of vervangen.

    ▼B

    HOOFDSTUK II

    Chartering

    Artikel 45

    Toepassingsgebied

    Dit hoofdstuk is van toepassing op charterregelingen andere dan die inzake rompbevrachting, tussen vangstvaartuigen van de Unie en die van CPC's waarbij de betrokken vangstvaartuigen van de Unie niet van vlag veranderen.

    Artikel 46

    Algemene bepalingen

    1.  

    Het wordt vangstvaartuigen van de Unie enkel toegestaan als gecharterd vaartuig deel te nemen aan een met een CPC gesloten charterregeling indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a) 

    de gecharterde vaartuigen hebben een door de charterende CPC afgegeven vismachtiging en staan niet op de IOO-lijst van de ICCAT;

    b) 

    de gecharterde vaartuigen zijn niet gemachtigd om tegelijkertijd in het kader van meer dan een charterovereenkomst te vissen;

    c) 

    de vangsten van de gecharterde vaartuigen worden uitsluitend gelost in de havens van de charterende CPC's, tenzij anders is bepaald in de charterregeling, en

    d) 

    de charterende onderneming is wettelijk gevestigd in de charterende CPC.

    2.  
    Overladingen op zee worden vooraf naar behoren gemachtigd door de charterende CPC en voldoen aan hoofdstuk IV van deze titel.

    Artikel 47

    Kennisgeving

    1.  
    Bij de sluiting van de charterregeling geeft de vlaggenlidstaat de Commissie kennis van zijn instemming met de charterregeling.
    2.  
    Indien de Commissie binnen 15 kalenderdagen nadat de in lid 1 bedoelde kennisgeving aan haar is toegezonden, geen verdere informatie heeft gevraagd, mag het gecharterde vaartuig de betrokken visserijactiviteiten aanvangen.
    3.  
    De vlaggenlidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van de beëindiging van elke charterregeling.
    4.  
    De Commissie stelt de in de leden 1 en 3 bedoelde informatie ter beschikking van het ICCAT-secretariaat.

    HOOFDSTUK III

    Controle van vangsten

    Artikel 48

    Naleving van quota en voorschriften inzake de minimummaat

    1.  
    De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 20 augustus bij de Commissie informatie in over de tijdens het voorgaande jaar verrichte vangsten van ICCAT-soorten die aan quota waren onderworpen, en over de inachtneming van de minimummaten.
    2.  
    De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 15 september door aan het ICCAT-secretariaat.

    Artikel 49

    Bemonstering van de vangst

    1.  
    Bemonstering van de vangsten om de kennis over de biologie van de relevante ICCAT-soorten te verbeteren en om de noodzakelijke evaluatieparameters daarvan te beoordelen, wordt verricht overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ), Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1251 van de Commissie ( 6 ) en de in 1990 door ICCAT gepubliceerde Field manual for statistics and sampling Atlantic tunas and tunalike fishes (Handleiding voor de opstelling van statistieken en de bemonstering van tonijn en tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan).
    2.  
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere vereisten voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde vangstbemonstering. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 50

    Melding van vangsten en visserijinspanning

    1.  

    Tenzij door de Commissie met het oog op de inachtneming van door de ICCAT vastgestelde jaarlijkse termijnen anders is bepaald, zenden de lidstaten elk jaar uiterlijk op 30 juni de volgende gegevens (taak I-gegevens) aan de Commissie toe:

    a) 

    informatie over de kenmerken van hun vloot voor het voorgaande jaar;

    b) 

    ramingen van de jaarlijkse nominale vangstgegevens (met inbegrip van bijvangst- en teruggooigegevens) over ICCAT-soorten voor het voorgaande jaar.

    2.  

    Tenzij door de Commissie met het oog op de inachtneming van door de ICCAT vastgestelde jaarlijkse termijnen anders is bepaald, zenden de lidstaten elk jaar uiterlijk op 30 juni de volgende gegevens (taak II-gegevens) voor de ICCAT-soorten aan de Commissie toe:

    a) 

    de vangst- en visserijinspanningsgegevens voor het voorgaande jaar, gedetailleerd tijdruimtelijk uitgesplitst; deze gegevens bevatten ook ramingen van de teruggooi en de terugzetting, met vermelding van de status van de vis (dood of levend).

    b) 

    alle gegevens waarover zij beschikken inzake vangsten in de recreatievisserij voor het voorgaande jaar.

    3.  
    De Commissie zendt de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie onverwijld door aan het ICCAT-secretariaat.
    4.  
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere vereisten voor de in de leden 1 respectievelijk 2 van dit artikel bedoelde taak I- en taak II-gegevens. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    HOOFDSTUK IV

    Overlading

    Artikel 51

    Toepassingsgebied

    1.  

    Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende overladingsverrichtingen:

    a) 

    overladingen binnen het ICCAT-verdragsgebied van ICCAT-soorten en andere soorten die samen met deze soorten zijn gevangen, en

    b) 

    overladingen buiten het ICCAT-verdragsgebied van ICCAT-soorten en andere soorten die samen met deze soorten zijn gevangen in het ICCAT-verdragsgebied.

    2.  
    In afwijking van lid 1, onder b), is dit hoofdstuk niet van toepassing op overladingen op zee buiten het ICCAT-verdragsgebied van vis die binnen het ICCAT-verdragsgebied is gevangen, wanneer een dergelijke overlading onderworpen is aan een overladingsprogramma van een andere ROVB voor tonijn.
    3.  
    Dit hoofdstuk is niet van toepassing op harpoenvaartuigen die betrokken zijn bij de overlading van verse zwaardvis op zee.

    Artikel 52

    Overlading in de haven

    1.  
    Alle overladingsverrichtingen vinden plaats in aangewezen havens, behalve die welke door grote pelagische beugvisserijvaartuigen overeenkomstig de artikelen 53 tot en met 60 worden uitgevoerd.
    2.  
    Vissersvaartuigen van de Unie voldoen bij overladingen in de haven aan de in bijlage VII beschreven verplichtingen.
    3.  
    Dit artikel laat de artikelen 17 tot en met 22 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en de artikelen 4, 6, 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 onverlet.

    Artikel 53

    Overlading op zee

    Overlading op zee door grote pelagische beugvisserijvaartuigen vindt plaats overeenkomstig de artikelen 54 tot en met 60.

    Artikel 54

    ICCAT-register van transportvaartuigen

    1.  
    De lidstaten geven overeenkomstig een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten ( 7 ) machtigingen af aan transportvaartuigen om in het ICCAT-verdragsgebied overladingen op zee te ontvangen van grote pelagische beugvisserijvaartuigen.
    2.  
    De lidstaten dienen bij de Commissie op het moment van de machtiging de lijsten van overeenkomstig lid 1 gemachtigde transportvaartuigen in. De Commissie dient deze informatie onverwijld in bij het ICCAT-secretariaat zodat deze kan worden opgenomen in het ICCAT-register van transportvaartuigen.
    3.  
    De vlaggenlidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke toevoeging aan, schrapping uit of wijziging van hun lijsten van transportvaartuigen. De Commissie dient deze informatie onverwijld in bij het ICCAT-secretariaat.

    ▼M3

    4.  

    De in de leden 2 en 3 bedoelde kennisgeving heeft het formaat en de opmaak die de uitvoerend secretaris van de Iccat heeft vastgesteld, en bevat de volgende informatie:

    — 
    naam van het vaartuig, registernummer;
    — 
    Iccat-registratienummer (indien van toepassing);
    — 
    IMO-nummer;
    — 
    vorige naam (indien van toepassing);
    — 
    vorige vlag (indien van toepassing);
    — 
    vorige gegevens inzake schrapping uit andere registers (indien van toepassing);
    — 
    internationale radioroepnaam;
    — 
    vaartuigtype, lengte, brutoregisterton (BRT) en laadvermogen;
    — 
    namen en adressen van de eigenaren en de exploitanten;
    — 
    toegestane soort overlading (d.w.z. in de haven, op zee);
    — 
    voor de overlading toegestane tijdsduur.

    ▼B

    5.  
    Overladingen op zee als bedoeld in artikel 53 mogen enkel worden ontvangen door transportvaartuigen die in het ICCAT-register van transportvaartuigen zijn opgenomen.

    Artikel 55

    Machtiging van grote pelagische beugvisserijvaartuigen om over te laden in het ICCAT-verdragsgebied

    1.  
    De lidstaten geven overeenkomstig een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten ( 8 ) vismachtigingen af aan onder hun vlag varende grote pelagische beugvisserijvaartuigen om over te laden op zee.
    2.  
    De lidstaten dienen bij de Commissie op het moment van de machtiging de lijsten in van overeenkomstig lid 1 gemachtigde grote pelagische beugvisserijvaartuigen. De Commissie dient deze informatie onverwijld in bij het ICCAT-secretariaat.
    3.  
    De vlaggenlidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke toevoeging aan, schrapping uit of wijziging van hun lijsten van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die gemachtigd zijn om over te laden op zee. De Commissie dient deze informatie onverwijld in bij het ICCAT-secretariaat.
    4.  

    De in de leden 2 en 3 bedoelde kennisgeving heeft het formaat en de opmaak die het ICCAT-secretariaat heeft vastgesteld, en bevat de volgende informatie:

    — 
    naam van het vaartuig, registernummer;
    — 
    ICCAT-registratienummer;
    — 
    voor de overlading op zee toegestane tijdsduur;
    — 
    vlag(gen), na(a)m(en) en registernummer(s) van het (de) transportvaartuig(en) dat (die) door een groot pelagisch beugvisserijvaartuig / mag (mogen) worden gebruikt.

    Artikel 56

    Voorafgaande machtigingen voor overlading op zee

    1.  
    Overladingen door grote pelagische beugvisserijvaartuigen in wateren onder de jurisdictie van een CPC zijn onderworpen aan voorafgaande machtiging van die CPC. Het origineel of een kopie van die machtiging wordt aan boord van het vaartuig gehouden en desgevraagd ter beschikking gesteld van de regionale ICCAT-waarnemer.
    2.  
    Het is grote pelagische beugvisserijvaartuigen niet toegestaan op zee over te laden, tenzij na voorafgaande machtiging daartoe van hun vlaggenlidstaat. Het origineel of een kopie van de documentatie van die machtiging wordt aan boord van het vaartuig gehouden en desgevraagd ter beschikking gesteld van de regionale ICCAT-waarnemer.
    3.  

    Om de in de leden 1 en 2 bedoelde voorafgaande machtigingen te verkrijgen, stelt de kapitein of eigenaar van het grote pelagische beugvisserijvaartuig de autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat en de kust-CPC ten minste 24 uur vóór de voorgenomen overlading in kennis van de volgende informatie:

    a) 

    de naam van het grote pelagische beugvisserijvaartuig en het nummer ervan in het ICCAT-register van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die gemachtigd zijn om over te laden op zee;

    b) 

    de naam van het transportvaartuig en het nummer ervan in het ICCAT-register van transportvaartuigen;

    c) 

    het over te laden product, per soort, indien bekend, en, indien mogelijk, per bestand;

    d) 

    de over te laden hoeveelheden ICCAT-soorten, indien mogelijk, per bestand;

    e) 

    de over te laden hoeveelheden andere soorten die samen met ICCAT-soorten zijn gevangen, per soort, indien bekend;

    f) 

    de datum en plaats van overlading;

    g) 

    de geografische locatie van de vangsten per soort en, indien van toepassing, per bestand, overeenkomstig de statistische ICCAT-gebieden.

    Artikel 57

    ICCAT-overladingsaangifte

    1.  
    De kapitein of eigenaar van het grote pelagische beugvisserijvaartuig vult de ICCAT-overladingsaangifte in en zendt deze uiterlijk 15 dagen na de overlading toe aan zijn vlaggenlidstaat en aan de kust-CPC.
    2.  
    Binnen 24 uur na voltooiing van de overlading vult de kapitein van het ontvangende transportvaartuig de ICCAT-overladingsaangifte in en zendt hij deze, samen met het nummer van het ontvangende transportvaartuig in het ICCAT-register van transportvaartuigen, toe aan het ICCAT-secretariaat, aan de vlaggen-CPC van het grote pelagische beugvisserijvaartuig en aan zijn vlaggenlidstaat.
    3.  
    Ten minste 48 uur vóór de aanlanding zendt de kapitein van het ontvangende transportvaartuig de ICCAT-overladingsaangifte, samen met het nummer van het ontvangende transportvaartuig in het ICCAT-register van transportvaartuigen, toe aan de bevoegde autoriteiten van de aanlandingsstaat.
    4.  
    Alle ICCAT-soorten en andere, samen met die soorten gevangen soorten die in het gebied of grondgebied van een CPC worden aangeland of ingevoerd, hetzij onverwerkt hetzij na verwerking aan boord, en die op zee zijn overgeladen, gaan vergezeld van de ICCAT-overladingsaangifte totdat de eerste verkoop heeft plaatsgevonden.

    Artikel 58

    Regionaal ICCAT-waarnemersprogramma voor overlading op zee

    1.  
    Elke lidstaat zorgt ervoor dat alle transportvaartuigen die overladen op zee een regionale ICCAT-waarnemer aan boord hebben overeenkomstig het regionale ICCAT-waarnemersprogramma voor overlading op zee zoals vastgesteld in bijlage VIII.
    2.  
    Onverminderd artikel 73 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, wordt de regionale ICCAT-waarnemer belast met de verificatie van de naleving van dit hoofdstuk, en verifieert hij met name of de overgeladen hoeveelheden in overeenstemming zijn met de in de ICCAT-overladingsaangifte gemelde vangst en met de in het logboek van het vissersvaartuig geregistreerde vangsten.
    3.  
    Het is vaartuigen verboden om de overlading in het ICCAT-verdragsgebied aan te vangen of voort te zetten zonder regionale ICCAT-waarnemer aan boord, behalve in naar behoren aan het ICCAT-secretariaat gemelde gevallen van overmacht.

    ▼M3

    Artikel 58 bis

    Gezondheid en veiligheid van waarnemers in het kader van het regionale Iccat-waarnemersprogramma voor overlading op zee

    1.  

    De lidstaten zorgen ervoor dat elk vaartuig dat hun vlag voert en dat een regionale Iccat-waarnemer aan boord heeft, gedurende de hele reis is uitgerust met passende veiligheidsuitrusting, waaronder:

    a) 

    een reddingsvlot met voldoende capaciteit voor alle opvarenden en met een inspectiecertificaat dat geldig is gedurende de gehele duur van de inzet van de waarnemer;

    b) 

    voldoende zwemvesten of overlevingspakken voor alle opvarenden, die voldoen aan de desbetreffende internationale normen, en

    c) 

    een correct geregistreerde radiobaken voor noodgevallen (“emergency position indicating radio beacon” — EPIRB) en een radartransponder voor opsporing en redding (“search and rescue transponder” — SART) die pas na afloop van de inzet van de waarnemer vervallen.

    2.  
    Elk vissersvaartuig van de Unie dat een regionale Iccat-waarnemer aan boord heeft, ontwikkelt en implementeert een noodplan dat moet worden gevolgd wanneer een waarnemer overlijdt, vermist wordt of vermoedelijk overboord is gevallen, ernstig ziek of gewond is, waardoor de gezondheid, de veiligheid of het welzijn van de waarnemer in gevaar komt, of is aangevallen, geïntimideerd, bedreigd of lastiggevallen. Een dergelijk noodplan omvat onder meer de elementen van bijlage 1 bij Iccat-aanbeveling 19-10.
    3.  
    Elk vissersvaartuig van de Unie dat een regionale Iccat-waarnemer aan boord heeft, dient zijn noodplan in bij de Commissie, die het naar de Iccat doorstuurt zodat het op de Iccat-website kan worden geplaatst. Een nieuw of gewijzigd noodplan wordt verstrekt aan de Commissie, die het naar de Iccat doorstuurt zodat het op de Iccat-website kan worden geplaatst zodra het beschikbaar is.
    4.  
    Een vissersvaartuig van de Unie komt enkel in aanmerking om een regionale Iccat-waarnemer aan boord te nemen indien het een noodplan heeft ingediend. Als de Commissie op basis van de informatie in het noodplan constateert dat er inconsistenties zijn met de normen in bijlage 1 bij Iccat-aanbeveling 19-10, kan zij bovendien besluiten dat de inzet van een waarnemer op een vaartuig van de betrokken vlaggenlidstaat moet worden uitgesteld tot de inconsistentie voldoende is aangepakt.

    ▼B

    Artikel 59

    Rapportageverplichtingen

    1.  

    De vlaggenlidstaat van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die in het voorgaande jaar hebben overgeladen, en de vlaggenlidstaat van transportvaartuigen die in het voorgaande jaar overladingen hebben ontvangen, zenden uiterlijk op 15 augustus van elk jaar aan de Commissie:

    a) 

    de gevangen hoeveelheden ICCAT-soorten die het voorgaande jaar zijn overgeladen, per soort en, indien mogelijk, per bestand;

    b) 

    de samen met ICCAT-soorten gevangen hoeveelheden andere soorten die het voorgaande jaar zijn overgeladen, per soort, indien bekend;

    c) 

    de lijst van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die het voorgaande jaar hebben overgeladen;

    d) 

    een uitvoerig evaluatieverslag over de inhoud en de conclusies van de rapporten van de regionale ICCAT-waarnemers die waren toegewezen aan transportvaartuigen die overladingen hebben ontvangen van grote pelagische beugvisserijvaartuigen.

    2.  
    De Commissie zendt de overeenkomstig lid 1 ontvangen informatie elk jaar uiterlijk op 15 september door aan het ICCAT-secretariaat.

    Artikel 60

    Consistentie van de gerapporteerde gegevens

    De vlaggenlidstaat van het bij overladingen op zee betrokken grote pelagische beugvisserijvaartuig beoordeelt de overeenkomstig deze verordening ontvangen informatie op consistentie tussen de gerapporteerde vangsten, overladingen en aanlandingen van elk vaartuig, waaronder zo nodig in samenwerking met de aanlandingsstaat. Deze verificatie wordt op zodanige wijze verricht dat het vaartuig zo min mogelijk wordt opgehouden, de werkzaamheden ervan zo min mogelijk worden verstoord en dat kwaliteitsverlies van de vis wordt vermeden.

    HOOFDSTUK V

    Wetenschappelijke waarnemersprogramma's

    Artikel 61

    Opzetten van binnenlandse wetenschappelijke waarnemersprogramma's

    1.  

    De lidstaten zetten binnenlandse wetenschappelijke waarnemersprogramma's op die het volgende waarborgen:

    ▼M3

    a) 

    de visserijinspanning in de pelagische beugvisserij, ringzegenvisserij, hengelvisserij, tonnaravisserij, trawlvisserij en visserij met kieuwnetten waarbij op Iccat-soorten wordt gevist, wordt in elke van die visserijen voor minimaal 5 % door waarnemers gedekt;

    ▼B

    b) 

    voor gecharterde vaartuigen wordt, in afwijking van punt a), de visserijinspanning in de pelagische beugvisserij, de ringzegenvisserij en de hengelvisserij telkens voor minimaal 10 % door waarnemers gedekt;

    c) 

    er wordt gezorgd voor een representatieve tijdruimtelijke dekking van de activiteiten van de vloot die waarborgt dat adequate en passende gegevens worden verzameld, rekening houdend met de kenmerken van de vloten en visserijen;

    d) 

    er worden gegevens verzameld over alle aspecten van de visserijactiviteiten, met inbegrip van de vangst, zoals gespecificeerd in artikel 63, lid 1.

    ▼M3

    2.  

    Het in lid 1, punten a) en b), bedoelde percentage waarnemersdekking wordt als volgt berekend:

    a) 

    in aantal trekken of reizen voor de ringzegenvisserij;

    b) 

    in visdagen, aantal trekken of reizen voor de pelagische beugvisserij;

    c) 

    in visdagen voor de visserij met hengel en tonnara;

    d) 

    in visuren of -dagen voor de visserij met kieuwnetten, en

    e) 

    in vistrekken of -dagen voor de trawlvisserij.

    ▼B

    3.  
    In afwijking van lid 1, onder a), mag een lidstaat een alternatieve wetenschappelijke monitoringbenadering voor vaartuigen van een lengte over alles van minder dan 15 meter volgen wanneer er sprake is van een buitengewoon veiligheidsrisico op grond waarvan de inzet van waarnemers aan boord is uitgesloten. Die alternatieve benadering waarborgt een dekking die vergelijkbaar is met de in lid 1, onder a), gespecificeerde dekking, en een gelijkwaardige verzameling van gegevens. De betrokken lidstaat stelt de bijzonderheden van de alternatieve benadering voor aan de Commissie.
    4.  
    De Commissie dient de bijzonderheden van de in lid 3 bedoelde alternatieve benadering ter evaluatie in bij het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de ICCAT. Alternatieve benaderingen worden vóór hun toepassing ervan goedgekeurd door de ICCAT-commissie op de ICCAT-jaarvergadering.

    Artikel 62

    Kwalificaties van wetenschappelijke waarnemers

    De lidstaten waarborgen dat waarnemers vóór zij worden ingezet de vereiste opleiding hebben gevolgd, naar behoren gekwalificeerd zijn en zijn erkend. De waarnemers beschikken over de volgende kwalificaties:

    a) 

    voldoende kennis en ervaring om soorten te identificeren en informatie inzake verschillende vistuigconfiguraties te verzamelen;

    b) 

    voldoende kennis van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT;

    c) 

    de capaciteit tot accurate waarneming en registratie van in het kader van het programma te verzamelen gegevens;

    d) 

    de capaciteit tot het nemen van biologische monsters;

    e) 

    geen bemanningslid zijn van het aan waarneming onderworpen vissersvaartuig, en

    f) 

    geen werknemer zijn van een vissersvaartuigonderneming die betrokken is bij de aan waarneming onderworpen visserij.

    ▼M3

    Artikel 63

    Verantwoordelijkheden van wetenschappelijke waarnemers

    1.  

    Elke lidstaat schrijft voor dat waarnemers met name de volgende taken uitvoeren:

    a) 

    de visserijactiviteit van het betrokken vaartuig registreren en rapporteren aan de hand van ten minste het volgende:

    i) 

    gegevensverzameling, met metingen van de totale vangst van doelsoorten, bijvangst en teruggooi (met inbegrip van haaien, zeeschildpadden, zeezoogdieren en zeevogels), een raming of meting van de groottesamenstelling indien praktisch mogelijk, verwijderingsstatus (d.w.z. aan boord gehouden, dood teruggegooid, levend teruggezet) en de verzameling van biologische monsters voor levenscyclusstudies (bv. gonaden, otolieten, ruggengraten, schubben);

    ii) 

    informatie over alle aangetroffen merktekens;

    iii) 

    informatie over de visserijactiviteit, met inbegrip van vangstgebied (lengte- en breedtegraad), informatie over de visserijinspanning (bv. aantal trekken, aantal haken), datum van elke visserijactiviteit, met inbegrip van begin- en eindtijd van de visserijactiviteit, naargelang het geval, gebruik van visaantrekkende voorwerpen, met inbegrip van FAD’s, en algemene toestand van teruggezette dieren met betrekking tot overlevingspercentages (d.w.z. dood of levend, gewond);

    b) 

    het gebruik van maatregelen ter beperking van incidentele bijvangst en andere daarmee verband houdende informatie waarnemen en registreren;

    c) 

    voor zover mogelijk milieuomstandigheden waarnemen en rapporteren (bv. toestand van de zee, klimatologische en hydrologische parameters);

    d) 

    FAD’s waarnemen en rapporteren in overeenstemming met het regionale Iccat-waarnemersprogramma dat is goedgekeurd in het kader van het meerjarig programma voor de instandhouding en het beheer van tropische tonijn, en

    e) 

    andere wetenschappelijke taken uitvoeren die door het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de Iccat zijn aanbevolen en door de Commissie zijn goedgekeurd.

    2.  

    De lidstaten waarborgen dat de waarnemers:

    a) 

    de elektronische apparatuur van het vaartuig niet verstoren;

    b) 

    de noodprocedures aan boord van het vaartuig kennen, met inbegrip van de locatie van reddingsboten, brandblusapparaten en EHBO-dozen;

    c) 

    waar nodig met de kapitein communiceren over relevante kwesties en taken van waarnemers;

    d) 

    de visserijactiviteiten en de normale werkzaamheden van het vaartuig niet hinderen of verstoren;

    e) 

    deelnemen aan debriefingsessies met de betrokken vertegenwoordigers van het wetenschappelijk orgaan dat of de binnenlandse dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het waarnemersprogramma.

    3.  

    De kapitein van het vaartuig waaraan de waarnemer is toegewezen:

    a) 

    verleent passende toegang tot het vaartuig en de activiteiten van het vaartuig;

    b) 

    stelt de waarnemer in staat de waarnemerstaken op een doeltreffende manier uit te voeren, met name door:

    i) 

    passende toegang te verlenen tot het vistuig, de documentatie (waaronder elektronische en papieren logboeken) en de vangsten van het vaartuig;

    ii) 

    te allen tijde te communiceren met de desbetreffende vertegenwoordigers van het wetenschappelijk orgaan of de binnenlandse dienst;

    iii) 

    passende toegang te verlenen tot elektronische apparatuur en andere visserijgerelateerde uitrusting, met inbegrip van:

    — 
    satellietnavigatieapparatuur,
    — 
    elektronische-communicatieapparatuur;
    iv) 

    te waarborgen dat niemand aan boord van het betrokken vaartuig knoeit met waarnemersapparatuur of -documentatie of die onklaar maakt, de waarnemer hindert, stoort of handelt op een andere manier die de waarnemer onnodig zou kunnen verhinderen waarnemerstaken uit te oefenen;

    c) 

    verschaft de waarnemers accommodatie, waaronder logies, maaltijden en adequate sanitaire en medische voorzieningen die van dezelfde kwaliteit zijn als die van de officieren;

    d) 

    biedt de waarnemer voldoende ruimte op de brug of in het stuurhuis om waarnemerstaken uit te voeren, evenals voldoende ruimte op het dek voor het uitoefenen van waarnemerstaken.

    4.  

    Elke lidstaat:

    a) 

    verplicht vaartuigen die zijn vlag voeren bij de visserij op Iccat-soorten een wetenschappelijk waarnemer aan boord te nemen in overeenstemming met deze verordening;

    b) 

    houdt toezicht op de veiligheid van zijn waarnemers;

    c) 

    moedigt waar mogelijk en passend zijn wetenschappelijk orgaan of binnenlandse dienst aan om overeenkomsten te sluiten met wetenschappelijke organen of binnenlandse diensten van andere lidstaten of CPC’s om waarnemersverslagen en -gegevens met elkaar uit te wisselen;

    d) 

    verstrekt in zijn jaarverslag voor de Commissie en het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de Iccat specifieke informatie over de uitvoering van Iccat-aanbeveling 16-14, met inbegrip van:

    i) 

    bijzonderheden betreffende de structuur en het ontwerp van zijn wetenschappelijke waarnemersprogramma’s, met onder andere:

    — 
    het streefniveau voor waarnemersdekking per visserij en per vistuigtype en de wijze waarop dat niveau wordt gemeten;
    — 
    de te verzamelen gegevens;
    — 
    de bestaande protocollen voor gegevensverzameling en -verwerking;
    — 
    informatie over de manier waarop vaartuigen worden geselecteerd voor waarneming om het streefniveau voor waarnemersdekking van de lidstaat te bereiken;
    — 
    vereisten op het gebied van opleiding van waarnemers, en
    — 
    kwalificatievereisten voor waarnemers;
    ii) 

    het aantal gemonitorde vaartuigen en het dekkingsniveau per visserij en per vistuigtype, en bijzonderheden over de wijze waarop die dekkingsniveaus werden berekend;

    e) 

    rapporteert na de oorspronkelijke indiening van de uit hoofde van punt d), i), vereiste informatie wijzigingen aan de structuur en het ontwerp van zijn waarnemersprogramma’s in zijn jaarverslagen, wanneer dergelijke wijzigingen zich voordoen, en blijft de uit hoofde van punt d), ii), vereiste informatie jaarlijks rapporteren aan de Commissie;

    f) 

    rapporteert elk jaar de via de binnenlandse waarnemersprogramma’s verzamelde informatie aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de Iccat voor gebruik door de Commissie in de daartoe bestemde door dat comitéontwikkelde elektronische formats, met name voor de beoordeling van bestanden en andere wetenschappelijke doeleinden, in overeenstemming met de bestaande procedures voor andere gegevensrapporteringsvereisten en met de binnenlandse geheimhoudingsvereisten;

    g) 

    zorgt ervoor dat zijn waarnemers gebruikmaken van robuuste gegevensverzamelingsprotocollen bij de uitvoering van hun in de leden 1 en 2 vermelde taken, waar nodig en passend met inbegrip van fotografie.

    ▼B

    Artikel 64

    Indiening van verzamelde informatie

    De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 juni de in het kader van hun binnenlandse wetenschappelijke waarnemersprogramma verzamelde informatie bij de Commissie in. De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 31 juli door aan het ICCAT-secretariaat.

    HOOFDSTUK VI

    Controle van vissersvaartuigen van derde landen in havens van lidstaten

    Artikel 65

    Rapportageverplichtingen inzake aangewezen havens en contactpunten

    1.  

    De lidstaten die toegang tot hun havens willen verlenen aan vissersvaartuigen van derde landen die ICCAT-soorten of van dergelijke soorten afkomstige visserijproducten aan boord hebben die niet eerder zijn aangeland of overgeladen in havens:

    a) 

    wijzen hun havens aan waartoe vissersvaartuigen van derde landen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 toegang mogen vragen;

    b) 

    wijzen een contactpunt aan voor de ontvangst van de voorafgaande kennisgeving uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1005/2008;

    c) 

    wijzen een contactpunt aan voor de toezending van haveninspectieverslagen overeenkomstig artikel 66 van deze verordening.

    2.  
    De lidstaten zenden de Commissie wijzigingen van de lijst van aangewezen havens en contactpunten ten minste dertig dagen voordat zulke wijzigingen van kracht worden toe. De Commissie stelt het ICCAT-secretariaat ten minste 14 dagen voordat die wijzigingen van kracht worden, in kennis van die informatie.

    Artikel 66

    Rapportageverplichtingen met betrekking tot haveninspecties

    1.  
    De inspecterende lidstaat zendt de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van voltooiing van de inspectie een kopie van het in artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde haveninspectieverslag toe. De Commissie zendt die informatie uiterlijk veertien dagen na de datum van voltooiing van de inspectie door aan het ICCAT-secretariaat.
    2.  
    Indien het haveninspectieverslag niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn van tien dagen kan worden toegezonden, deelt de inspecterende lidstaat de Commissie binnen die termijn mee waarom de vertraging is opgetreden en wanneer het verslag wél zal worden ingediend.
    3.  
    Indien de bij de inspectie verzamelde informatie het aannemelijk maakt dat een vaartuig van een derde land een inbreuk op de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT heeft gepleegd, is artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van toepassing.

    ▼M3

    4.  
    Elke lidstaat inspecteert jaarlijks ten minste 5 % van de aanlandings- en overladingsverrichtingen die vissersvaartuigen van derde landen in zijn aangewezen havens uitvoeren.
    5.  
    De vlaggenlidstaten geven aan verslagen van inbreuken die zijn opgemaakt door inspecteurs van een havenstaat, dezelfde waarde en hetzelfde gevolg als zij overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2403 doen ten aanzien van de door hun eigen inspecteurs opgemaakte verslagen.

    ▼B

    HOOFDSTUK VII

    Handhaving

    ▼M3

    Artikel 66 bis

    Waarneming van vaartuigen

    1.  
    Wanneer een vissersvaartuig van de Unie, een vissersvaartuig van een derde land of een vaartuig zonder nationaliteit wordt waargenomen bij visserijactiviteiten of visserijgerelateerde activiteiten (bv. overlading) die vermoedelijk IOO-visserij vormen, verzamelen de lidstaten zo veel mogelijk informatie door middel van inspectie- en bewakingsactiviteiten die door hun bevoegde autoriteiten in het Iccat-verdragsgebied worden uitgevoerd.
    2.  
    De lidstaten verzamelen informatie over waarnemingen van vaartuigen overeenkomstig het in de bijlage bij Iccat-aanbeveling 19-09 opgenomen waarnemingsformulier.
    3.  

    Wanneer een vaartuig zoals bedoeld in lid 1 wordt waargenomen, stelt de betrokken lidstaat (“waarnemende lidstaat”) de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat of de vlaggen-CPC of de vlaggen-niet-CPC van het waargenomen vaartuig onverwijld in kennis en verstrekt hij alle geregistreerde beelden van het vaartuig en:

    a) 

    indien het waargenomen vaartuig de vlag van een lidstaat voert, neemt de vlaggenlidstaat onverwijld passende maatregelen ten aanzien van het betrokken vaartuig. Zowel de waarnemende lidstaat als de vlaggenlidstaat van het waargenomen vaartuig verstrekken informatie over de waarneming aan de Commissie en het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA), met inbegrip van bijzonderheden over eventuele follow-upmaatregelen;

    b) 

    indien het waargenomen vaartuig de vlag van een andere CPC of een niet-CPC of een onbepaalde vlag voert of geen nationaliteit heeft, verstrekt de waarnemende lidstaat de Commissie en het EFCA onverwijld alle relevante informatie met betrekking tot de waarneming. De Commissie zendt de informatie over de waarneming in passende gevallen door aan het Iccat-secretariaat.

    ▼B

    Artikel 67

    Door de lidstaten gerapporteerde vermeende inbreuken

    1.  
    Naast hetgeen op grond van artikel 48, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 is vereist, dienen de lidstaten uiterlijk 140 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering bij de Commissie alle gedocumenteerde informatie in die wijst op mogelijke niet-naleving door CPC's van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT. De Commissie onderzoekt die informatie en zendt deze in passende gevallen ten minste 120 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering door aan het ICCAT-secretariaat.
    2.  
    De lidstaten dienen bij de Commissie de lijst in van vangstvaartuigen met een lengte over alles van 12 meter of meer, van visverwerkende vaartuigen, sleepvaartuigen, bij overlading betrokken vaartuigen en ondersteuningsvaartuigen die tijdens het lopende en het voorgaande jaar IOO-visserij zouden hebben verricht in het ICCAT-verdragsgebied, vergezeld van de bewijsstukken voor het vermoeden van IOO-visserij. Die lijst wordt uiterlijk 140 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering ingediend. De Commissie onderzoekt die informatie en zendt de informatie, indien deze voldoende is gedocumenteerd, ten minste 120 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering door aan het ICCAT-secretariaat met het oog op de vaststelling van de ontwerp-IOO-lijst van de ICCAT.

    Artikel 68

    Ontwerp-IOO-lijst van de ICCAT

    De lidstaten monitoren nauwlettend de vaartuigen die zijn opgenomen in de door de uitvoerend secretaris van de ICCAT verspreide ontwerp-IOO-lijst van de ICCAT, teneinde de activiteiten en mogelijke wijzigingen van de naam, vlag of geregistreerde eigenaar van die vaartuigen vast te stellen.

    Artikel 69

    Door de uitvoerend secretaris van de ICCAT gerapporteerde vermeende gevallen van niet-naleving

    1.  
    Indien de Commissie van de uitvoerend secretaris van de ICCAT informatie ontvangt die wijst op mogelijke niet-naleving door een lidstaat, dan zendt de Commissie die informatie onverwijld toe aan de betrokken lidstaat.
    2.  
    De betrokken lidstaat stelt de Commissie ten minste 45 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering in kennis van de bevindingen van de in het kader van de vermeende niet-naleving ingestelde onderzoeken en van eventuele maatregelen die zijn genomen om nalevingsproblemen aan te pakken. De Commissie zendt die informatie ten minste 30 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering door aan de uitvoerend secretaris van de ICCAT.

    ▼M3

    Artikel 69 bis

    IOO-vaartuigen

    De lidstaten zien erop toe dat vaartuigen die op de IOO-lijst van de Iccat staan geen toestemming krijgen om aan te landen, over te laden, bij te tanken, te herbevoorraden of andere handelstransacties te verrichten.

    ▼B

    Artikel 70

    Door een CPC gerapporteerde vermeende inbreuken

    1.  
    De lidstaten wijzen een contactpunt aan voor de ontvangst van haveninspectieverslagen van CPC's.
    2.  
    De lidstaten zenden eventuele wijzigingen van het in lid 1 bedoelde contactpunt ten minste 30 dagen voordat die wijzigingen van kracht worden, toe aan de Commissie. De Commissie stelt het ICCAT-secretariaat ten minste 14 dagen voordat die wijzigingen van kracht worden, in kennis van die informatie.
    3.  
    Indien het door een lidstaat aangewezen contactpunt een haveninspectieverslag van een CPC ontvangt dat erop wijst dat een onder de vlag van die lidstaat varend vissersvaartuig een inbreuk op de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT heeft gepleegd, stelt de lidstaat onmiddellijk een onderzoek in en stelt hij de Commissie binnen 160 dagen na de ontvangst van een dergelijk haveninspectieverslag in kennis van de stand van zaken van het onderzoek en van eventuele handhavingsmaatregelen die zijn getroffen.
    4.  
    Indien de vlaggenlidstaat de in lid 3 bedoelde termijn niet in acht kan nemen, deelt hij de Commissie mee waarom de vertraging is opgetreden en wanneer het verslag over de stand van zaken van het onderzoek wél zal worden ingediend.
    5.  
    De Commissie zendt die informatie binnen 180 dagen na ontvangst van het haveninspectieverslag door aan het ICCAT-secretariaat en neemt in het in artikel 71 bedoelde jaarverslag informatie over de stand van zaken van het onderzoek en over eventuele door de vlaggenlidstaat genomen handhavingsmaatregelen op.

    TITEL IV

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 71

    Jaarverslag

    1.  
    De lidstaten dienen jaarlijks uiterlijk op ►M3  1 augustus ◄ bij de Commissie een jaarverslag over het voorgaande kalenderjaar in, met informatie over activiteiten op het gebied van visserij, onderzoek, statistiek, beheer en inspectie en bestrijding van IOO-visserij en, in voorkomend geval, aanvullende informatie.
    2.  
    Het jaarverslag bevat informatie over de stappen die zijn ondernomen om bijvangsten te beperken en teruggooi te verminderen, en over relevant onderzoek op dit gebied.
    3.  
    De Commissie bundelt de overeenkomstig de leden 1 en 2 ontvangen informatie en zendt deze onverwijld door aan het ICCAT-secretariaat.
    4.  
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere voorschriften voor het formaat van het in dit artikel bedoelde jaarverslag. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 72

    Vertrouwelijkheid

    In het kader van deze verordening verzamelde en uitgewisselde gegevens worden behandeld overeenkomstig de toepasselijke regels inzake vertrouwelijkheid uit hoofde van de artikelen 112 en 113 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

    Artikel 73

    Procedure in geval van wijzigingen

    1.  

    Waar nodig met het oog op de omzetting van voor de Unie bindende wordende wijzigingen van de bestaande ICCAT-aanbevelingen in Unierecht en voor zover de wijzigingen in het Unierecht niet verder gaan dan de ICCAT-aanbevelingen, wordt de Commissie gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 74 tot wijziging van:

    ▼M3

    a) 

    de bijlagen I tot en met X;

    a bis) 

    de capaciteitsbeperkingen voor tropische tonijn op grond van artikel 5 bis in verband met de in lid 2 van dat artikel bedoelde rapportering van de jaarlijkse visserijplannen en de jaarlijkse beheersplannen voor de vangstcapaciteiten het in lid 3 van dat artikel bedoelde aantal ondersteuningsvaartuigen;

    b) 

    de termijnen die zijn vastgesteld in artikel 7, lid 1, artikel 8, artikel 9, lid 1, artikel 14, lid 1, artikel 18, artikel 20, leden 2, 3, en 4, artikel 22, lid 2, artikel 23, leden 1 en 2, artikel 26, leden 1 en 3, artikel 40, lid 1, artikel 42, lid 1, artikel 44, lid 3, artikel 47, lid 2, artikel 48, leden 1 en 2, artikel 50, leden 1 en 2, artikel 56, lid 3, artikel 57, leden 1, 2 en 3, artikel 59, leden 1 en 2, artikel 64, artikel 65, lid 2, artikel 66, leden 1 en 2, artikel 67, leden 1 en 2, artikel 69, lid 2, artikel 70, leden 2, 3 en 5, en artikel 71, lid 1;

    b bis) 

    de jaarlijkse overdracht voor grootoogtonijn uit hoofde van artikel 8 bis;

    b ter) 

    de vereisten voor FAD’s uit hoofde van artikel 10, leden 1 en 2;

    b quater) 

    de verwijzingen naar Iccat-aanbevelingen als bedoeld in artikel 10, lid 2, artikel 28, artikel 27, lid 3, artikel 29 ter, leden 2 en 3, artikel 36 bis, lid 2, artikel 58 bis, leden 2 en 4, artikel 63, lid 4, punt d), en artikel 66 bis, lid 2;

    c) 

    de minimale waarnemersdekking uit hoofde van artikel 14, lid 2;

    c bis) 

    de beperkingen op het aantal vangstvaartuigen van de Unie dat op Noord-Atlantische witte tonijn vist uit hoofde van artikel 17;

    c ter) 

    de jaarlijkse overdracht voor Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn uit hoofde van artikel 17 ter;

    c quater) 

    de beheersplannen voor Noord-Atlantische zwaardvis uit hoofde van artikel 18;

    c quinquies) 

    de jaarlijkse overdracht voor Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis uit hoofde van artikel 18 ter;

    ▼B

    d) 

    de in artikel 19, leden 1 en 2, artikel 24, lid 2, en artikel 29, leden 2 en 3, vastgestelde minimummaten;

    e) 

    de in artikel 19, leden 2 en 3, artikel 21 en artikel 24, lid 3, vastgestelde toleranties;

    f) 

    de in artikel 25 en artikel 38, lid 5, onder b), vastgestelde technische specificaties van haken en beuglijnen;

    g) 

    de in artikel 29, lid 1, en artikel 61, lid 1, onder a) en b), vastgestelde dekking door wetenschappelijke waarnemers;

    h) 

    de in artikel 11, leden 1, 2 en 3, artikel 12, artikel 20, lid 2, artikel 26, lid 1, artikel 42, lid 1, artikel 50, leden 1 en 2, artikel 54, lid 4, artikel 55, lid 4, artikel 56, lid 3 en artikel 59, lid 1, vastgestelde soort informatie en gegevens;

    i) 

    het in artikel 9, lid 4, vastgestelde maximale aantal instrumentboeien;

    ▼M3

    j) 

    de vereisten om de overlevingskansen van zeeschildpadden te maximaliseren uit hoofde van artikel 41;

    k) 

    de berekening van het dekkingspercentage uit hoofde van artikel 61, lid 2.

    ▼B

    2.  
    Wijzigingen die overeenkomstig lid 1 worden vastgesteld, hebben bij uitsluiting betrekking op de omzetting van wijzigingen op de desbetreffende ICCAT-aanbeveling in Unierecht.

    Artikel 74

    Uitoefening van de delegatie

    1.  
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
    2.  
    De in artikel 73 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 3 december 2017. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
    3.  
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 73 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
    4.  
    Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
    5.  
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
    6.  
    Een overeenkomstig artikel 73 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 75

    Comitéprocedure

    1.  
    De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingestelde Comité voor visserij en aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
    2.  
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Artikel 76

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1936/2001

    In Verordening (EG) nr. 1936/2001 worden de artikelen 4, 5, 6, 6 bis, 7, 8 bis, 8 ter, 8 quater, 9, 9 bis, en 10 tot en met 19 geschrapt.

    Artikel 77

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1984/2003

    Verordening (EG) nr. 1984/2003 wordt als volgt gewijzigd:

    a) 

    in artikel 3 worden de volgende punten toegevoegd:

    „g)

    „grote vissersvaartuigen” : vissersvaartuigen met een lengte over alles van 20 meter of meer;

    h)

    „grote pelagische beugvisserijvaartuigen” : pelagische beugvisserijvaartuigen met een lengte over alles van 24 meter of meer.”;

    b) 

    aan artikel 4, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

    „c) indien de vis is gevangen door een groot vissersvaartuig, mag het enkel worden aanvaard wanneer dat vaartuig is opgenomen in het ICCAT-register van vaartuigen.”;

    c) 

    aan artikel 5, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

    „c) indien de vis is gevangen door een groot vissersvaartuig, mag het enkel worden gewaarmerkt wanneer dat vaartuig is opgenomen in het ICCAT-register van vaartuigen.”;

    d) 

    aan hoofdstuk 2 wordt het volgende deel 4 toegevoegd:

    „Deel 4

    Verplichtingen voor de lidstaat met betrekking tot in het ICCAT-verdragsgebied overgeladen producten

    Artikel 7bis

    Statistische documenten en rapportage

    1.  
    Bij de waarmerking van statistische documenten waarborgt de vlaggenlidstaat van grote pelagische beugvisserijvaartuigen dat overladingen stroken met de door elk van dergelijke vaartuigen gerapporteerde vangsthoeveelheid.
    2.  
    De vlaggenlidstaat van grote pelagische beugvisserijvaartuigen waarmerkt statistische documenten voor de overgeladen vis nadat hij heeft bevestigd dat de overlading is verricht overeenkomstig de artikelen 51 tot en met 58 van Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad ( *1 ). Die bevestiging is gebaseerd op de informatie die met het regionale ICCAT-waarnemersprogramma voor overlading op zee is verkregen.
    3.  
    De lidstaten schrijven voor dat onder de programma's inzake statistische documenten vallende soorten die in het ICCAT-verdragsgebied door grote pelagische beugvisserijvaartuigen zijn gevangen, bij de invoer ervan in hun gebied of grondgebied vergezeld gaan van statistische documenten die zijn gewaarmerkt voor de vaartuigen op de ICCAT-lijst van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die zijn gemachtigd om over te laden op zee, en van een kopie van de ICCAT-overladingsaangifte.

    Artikel 78

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 520/2007

    In Verordening (EG) nr. 520/2007 worden artikel 4, lid 1, titel II en de bijlagen II, III en IV geschrapt.

    Artikel 79

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    ▼M3




    BIJLAGE I

    Iccat-soorten



    Familie

    Latijnse naam

    Nederlandse naam

    Scombridae

    Acanthocybium solandri

    Wahoo

    Allothunnus fallai

    Slanke tonijn

    Auxis rochei

    Kogeltonijn

    Auxis thazard

    Fregattonijn

    Euthynnus alletteratus

    Dwergtonijn

    Gasterochisma melampus

    Vlindertonijn

    Katsuwonus pelamis

    Gestreepte tonijn

    Orcynopsis unicolor

    Ongestreepte bonito

    Sarda sarda

    Atlantische boniter

    Scomberomorus brasiliensis

    Serra-koningsmakreel

    Scomberomorus cavalla

    Koningsmakreel

    Scomberomorus maculatus

    Gevlekte koningsmakreel

    Scomberomorus regalis

    Valse koningsmakreel

    Scomberomorus tritor

    Oost-Atlantische koningsmakreel

    Thunnus alalunga

    Witte tonijn

    Thunnus albacares

    Geelvintonijn

    Thunnus atlanticus

    Zwartvintonijn

    Thunnus maccoyii

    Zuidelijke blauwvintonijn

    Thunnus obesus

    Grootoogtonijn

    Thunnus thynnus

    Blauwvintonijn

    Istiophoridae

    Istiophorus albicans

    Atlantische zeilvis

    Makaira indica

    Zwarte marlijn

    Makaira nigricans

    Blauwe marlijn

    Tetrapturus albidus

    Witte marlijn

    Tetrapturus belone

    Speervis

    Tetrapturus georgii

    Degenspeervis

    Tetrapturus pfluegeri

    Langbekspeervis

    Xiphiidae

    Xiphias gladius

    Zwaardvis

    Alopiidae

    Alopias superciliosus

    Grootoogvoshaai

    Alopias vulpinus

    Voshaai

    Carcharhinidae

    Carcharhinus falciformis

    Zijdehaai

    Carcharhinus galapagensis

    Galapagoshaai

    Carcharhinus longimanus

    Oceanische witpunthaai

    Prionace glauca

    Blauwe haai

    Lamnidae

    Carcharodon carcharias

    Witte haai

    Isurus oxyrinchus

    Kortvinmakreelhaai

    Isurus paucus

    Langvinmakreelhaai

    Lamna nasus

    Haringhaai

    Sphyrnidae

    Sphyrna lewini

    Geschulpte hamerhaai

    Sphyrna mokarran

    Grote hamerhaai

    Sphyrna zygaena

    Gladde hamerhaai

    Rhincodontidae

    Rhincodon typus

    Walvishaai

    Pseudocarchariidae

    Pseudocarcharias kamoharai

    Krokodilhaai

    Cetorhinidae

    Cetorhinus maximus

    Reuzenhaai

    Dasyatidae

    Pteroplatytrygon violacea

    Pelagische pijlstaartrog

    Mobulidae

    Manta alfredi

    N.v.t. (1)

    Manta birostris

    Reuzenmanta

    Mobula hypostoma

    Atlantische duivelsrog

    Mobula japonica

    N.v.t. (1)

    Mobula mobular

    Duivelsrog

    Mobula tarapacana

    Sikkelvinduivelsrog

    Mobula thurstoni

    Gladstaartduivelsrog

    (1)   

    Geen gewone naam beschikbaar.

    ▼B




    BIJLAGE II

    RICHTSNOEREN VOOR DE OPSTELLING VAN BEHEERSPLANNEN VOOR VISAANTREKKENDE VOORZIENINGEN (FAD)

    Het FAD-beheersplan voor de ringzegen- en hengelvisserijvloot van een CPC moet het volgende omvatten:

    1. 

    Beschrijving

    a) 

    FAD-typen: AFAD = verankerd (anchored); DFAD = niet-verankerd (drifting)

    b) 

    Type baken/boei

    c) 

    Maximaal aantal in te zetten FAD's per ringzegenvaartuig en per FAD-type

    d) 

    Minimale afstand tussen AFAD's

    e) 

    Beperking van incidentele bijvangst en beleid inzake gebruik

    f) 

    Mogelijke interactie met andere vistuigtypen

    g) 

    Verklaring of beleid inzake „FAD-eigenaarschap”

    2. 

    Institutionele regelingen

    a) 

    Institutionele verantwoordelijkheden voor het FAD-beheersplan

    b) 

    Aanvraagprocedures voor de goedkeuring van de inzet van FAD's

    c) 

    Verplichtingen van eigenaren en kapiteins van vaartuigen met betrekking tot de inzet en het gebruik van FAD's

    d) 

    Beleid inzake de vervanging van FAD's

    e) 

    Aanvullende rapportageverplichtingen die verder gaan dan deze verordening

    f) 

    Beleid inzake de beslechting van geschillen over FAD's

    g) 

    Details over gesloten gebieden of perioden, bijvoorbeeld territoriale wateren, scheepvaartroutes, nabijheid van ambachtelijke visserijen, enz.

    3. 

    FAD-constructiekenmerken en -vereisten

    a) 

    FAD-ontwerpkenmerken (beschrijving)

    b) 

    Vereisten inzake verlichting

    c) 

    Radarreflectoren

    d) 

    Zichtbaarheidsafstand

    e) 

    FAD-merktekens en -identificatiemiddel

    f) 

    Merktekens en identificatiemiddel van radioboeien (vereiste van serienummers)

    g) 

    Merktekens en identificatiemiddel van echoloodboeien (vereiste van serienummers)

    h) 

    Satellietzendontvangers

    i) 

    Onderzoek inzake biologisch afbreekbare FAD's

    j) 

    Voorkoming van verlies of achterlating van FAD's

    k) 

    Beheer inzake het terughalen van FAD's

    4. 

    Periode van toepassing van het FAD-beheersplan

    5. 

    Middelen om de uitvoering van het FAD-beheersplan te monitoren en te evalueren




    BIJLAGE III

    LIJST VAN INGEZETTE FAD'S OP KWARTAALBASIS



    FAD-identificatiemiddel

    Type FAD & elektronische uitrusting

    FAD-ontwerpkenmerken

    Waarneming

    FAD-markering

    Bijbehorend baken ID

    FAD-type:

    Type van het bijbehorend baken en/of elektronische apparaten

    Drijvend deel FAD

    Onder water hangende structuur FAD

    Afmetingen

    Materialen

    Afmetingen

    Materialen

     (1)

     (1)

     (2)

     (3)

     (4)

     (5)

     (4)

     (6)

     (7)

    (1)   

    Indien de FAD-markering en bijbehorende baken-ID afwezig of onleesbaar zijn, gelieve dit te vermelden en alle beschikbare informatie die kan helpen de eigenaar van de FAD te identificeren, te verstrekken.

    (2)   

    Verankerde FAD, niet-verankerde natuurlijke FAD of niet-verankerde artificiële FAD.

    (3)   

    Bijvoorbeeld gps, echolood enz. Indien er geen elektronisch apparaat bij de FAD hoort, gelieve dan te vermelden dat er geen uitrusting is.

    (4)   

    Bijvoorbeeld breedte, lengte, hoogte, diepte, maaswijdte enz.

    (5)   

    Vermeld het materiaal van de structuur en van de bedekking en of het biologisch afbreekbaar is.

    (6)   

    Bijvoorbeeld netten, touwen, palmbladeren enz. en vermeld of het materiaal verstrikkend en/of biologisch afbreekbaar is.

    (7)   

    Verlichtingsspecificaties, radarreflectoren en zichtbaarheidsafstanden worden in deze afdeling vermeld.




    BIJLAGE IV

    WAARNEMERSPROGRAMMAVEREISTEN VOOR VAARTUIGEN DIE OP TROPISCHE TONIJN VISSEN IN DE GEOGRAFISCHE GEBIEDEN VAN DE TIJDRUIMTELIJKE SLUITING

    1. Voor de uitvoering van hun taken beschikken de waarnemers over de volgende kwalificaties:

    — 
    voldoende ervaring met het identificeren van vissoorten en vistuig;
    — 
    voldoende kennis van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT, die is gevalideerd aan de hand van een certificaat dat door de lidstaat is afgegeven en is gebaseerd op de opleidingsrichtsnoeren van de ICCAT;
    — 
    de capaciteit tot accurate waarneming en registratie;
    — 
    voldoende kennis van de taal van de vlaggenstaat van het waargenomen vaartuig.

    2. De waarnemers zijn geen bemanningslid van het waargenomen vissersvaartuig en:

    a) 

    zijn onderdaan van een van de CPC's;

    b) 

    zijn in staat de in punt 3 vermelde taken uit te voeren;

    c) 

    hebben geen lopende financiële belangen in, noch voordeel bij de visserij op tropische tonijn.

    Taken van de waarnemers

    3. De taken van de waarnemer behelzen met name het volgende:

    a) 

    de naleving door de vissersvaartuigen van de betrokken, door de ICCAT-commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen monitoren.

    Meer in het bijzonder moeten de waarnemers:

    i) 

    de uitgevoerde visserijactiviteiten registreren en rapporteren;

    ii) 

    vangsten observeren en ramen en de in het logboek vermelde gegevens verifiëren;

    iii) 

    vaartuigen die potentieel vissen op een wijze die indruist tegen de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT, observeren en registreren;

    iv) 

    de positie van vaartuigen die vangstactiviteiten verrichten, verifiëren;

    v) 

    op verzoek van de ICCAT wetenschappelijk werk verrichten, zoals het verzamelen van taak II-gegevens op basis van de richtsnoeren van het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de ICCAT;

    b) 

    onverwijld, met inachtneming van de veiligheid van de waarnemer, elke visserijactiviteit met behulp van FAD's rapporteren die door het vaartuig in het gebied en tijdens de periode als bedoeld in artikel 11 wordt verricht;

    c) 

    algemene verslagen opstellen aan de hand van de overeenkomstig dit punt verzamelde gegevens en de kapitein de gelegenheid geven daarin relevante informatie op te nemen.

    4. Alle informatie over de visserijactiviteiten en de overladingsverrichtingen van de vissersvaartuigen wordt door de waarnemers vertrouwelijk behandeld overeenkomstig de verbintenis die zij daartoe bij hun aanstelling als waarnemer schriftelijk zijn aangegaan.

    5. De waarnemers voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van de vlaggenlidstaat met jurisdictie over het aan hen voor waarneming toegewezen vaartuig.

    6. De waarnemers eerbiedigen de hiërarchische verhoudingen en algemene gedragsregels die gelden voor alle bemanningsleden, tenzij die regels de uitoefening van de taken van de waarnemers in het kader van dit programma in de weg staan en tenzij zij in strijd zijn met de in punt 7 vermelde verplichtingen.

    Verplichtingen van de vlaggenlidstaat

    7. De verantwoordelijkheden van de vlaggenlidstaten van de vissersvaartuigen en hun kapiteins ten aanzien van waarnemers omvatten met name het volgende:

    a) 

    de waarnemers hebben toegang tot de bemanning van het vaartuig en tot het vistuig en de apparatuur;

    b) 

    indien zij daarom verzoeken, wordt de waarnemers ook toegang verleend tot de volgende apparatuur, indien die aanwezig is op de vaartuigen waarop zij zijn gestationeerd, om de uitvoering van hun taken als vermeld in punt 3 te vergemakkelijken:

    i) 

    satellietnavigatieapparatuur;

    ii) 

    radarschermen, wanneer die worden gebruikt;

    iii) 

    elektronische-communicatieapparatuur;

    c) 

    de waarnemers krijgen accommodatie, waaronder logies, maaltijden en adequate sanitaire voorzieningen, van dezelfde kwaliteit als de officieren;

    d) 

    de waarnemers krijgen voldoende ruimte op de brug of in het stuurhuis om hun administratieve werkzaamheden uit te voeren, en op het dek krijgen zij voldoende ruimte voor het uitoefenen van hun waarnemerstaak, en

    e) 

    de vlaggenlidstaat waarborgt dat kapiteins, bemanning en eigenaren van vaartuigen waarnemers bij het uitoefenen van zijn taak niet hinderen, intimideren, beïnvloeden en zich niet met hen bemoeien, en hen niet omkopen of proberen om te kopen.




    BIJLAGE V

    TECHNISCHE MINIMUMNORMEN VOOR MITIGERENDE MAATREGELEN



    Mitigerende maatregel

    Beschrijving

    Specificatie

    's Nachts uitzetten met een minimum aan dekverlichting

    Het uitzetten vindt niet plaats tussen de nautische schemering 's ochtends en de nautische schemering 's avonds. Dekverlichting tot een minimum beperken

    De nautische schemering 's avonds en de nautische schemering 's ochtends worden gedefinieerd zoals deze voor alle breedtegraden en voor alle dagen in plaatselijke tijd zijn vastgesteld in de zeevaartkundige almanak. De minimale dekverlichting mag niet in strijd zijn met de minimumnormen voor veiligheid en navigatie.

    Vogelverschrikkerlijnen (torilijnen)

    Bij het uitzetten van de beug worden vogelverschrikkerlijnen ingezet om vogels ervan te weerhouden in de buurt van de sneu te komen.

    Voor vaartuigen van 35 meter of meer:

    — ten minste 1 vogelverschrikkerlijn inzetten. Waar mogelijk worden vaartuigen aangemoedigd een tweede toripaal en vogelverschrikkerlijn te gebruiken wanneer er veel vogels in de buurt aanwezig of actief zijn; beide torilijnen moeten gelijktijdig worden uitgezet; een aan elke zijde van de lijn die wordt uitgezet;

    — het deel van de vogelverschrikkerlijnen boven het zeeoppervlak moet 100 meter of meer bedragen;

    — er moeten wimpels worden gebruikt die lang genoeg zijn om in kalme omstandigheden het zeeoppervlak te raken;

    — lange wimpels moeten worden aangebracht met een interval van maximaal 5 meter.

    Voor vaartuigen van minder dan 35 meter:

    — ten minste 1 vogelverschrikkerlijn inzetten;

    — het deel boven het zeeoppervlak moet 75 meter of meer bedragen;

    — er moeten lange en/of korte wimpels (maar met een lengte van meer dan 1 meter) worden gebruikt en deze moeten als volgt worden aangebracht:

    — 

    — Kort: intervallen van niet meer dan 2 meter.

    — Lang: intervallen van niet meer dan 5 meter voor de eerste 55 meter vogelverschrikkerlijn.

    Aanvullende richtsnoeren voor het ontwerp en het uitzetten van vogelverschrikkerlijnen worden verstrekt in de aanvullende richtsnoeren voor het ontwerp en het uitzetten van torilijnen hieronder.

    Verzwaring van de lijnen met gewichten

    Gewichten die aan de sneu moeten worden aangebracht vóór het uitzetten

    Meer dan in totaal 45 g aangebracht binnen 1 meter van de haak, of

    Meer dan in totaal 60 g aangebracht binnen 3,5 meter van de haak, of

    Meer dan in totaal 98 g aangebracht binnen 4 meter van de haak;




    AANVULLENDE RICHTSNOEREN VOOR HET ONTWERP EN HET UITZETTEN VAN TORILIJNEN

    Inleiding

    Technische minimumnormen voor het uitzetten van torilijnen zijn opgenomen in de bovenstaande tabel. Deze aanvullende richtsnoeren zijn bedoeld om te helpen bij het opstellen en ten uitvoer leggen van regels voor het gebruik van torilijnen door beugvisserijvaartuigen. De richtsnoeren zijn betrekkelijk expliciet, maar het verbeteren van de effectiviteit van torilijnen door middel van experimenten wordt aangemoedigd, voor zover wordt voldaan aan de vereisten van de bovenstaande tabel. Er is rekening gehouden met milieu- en bedrijfsfactoren, zoals weersgesteldheid, uitzetsnelheid en grootte van het vaartuig, die alle van invloed zijn op het vermogen van torilijnen om aas tegen vogels te beschermen. Het ontwerp en het gebruik van torilijnen kunnen in het licht van die factoren worden aangepast, op voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan de effectiviteit van de lijn. Er wordt ook rekening gehouden met mogelijke verbeteringen van het ontwerp van torilijnen, zodat deze richtsnoeren in de toekomst zullen moeten worden herzien.

    Ontwerp van torilijnen

    1. Door een geschikt voorwerp voort te slepen aan het deel van de torilijn in het water kan de reikwijdte in de lucht worden verbeterd.

    2. Het lijngedeelte boven water dient zo licht te zijn dat de bewegingen ervan onvoorspelbaar blijven en er dus geen gewenning bij vogels optreedt, en voldoende zwaar zodat er geen afbuiging door de wind optreedt.

    3. De lijn kan het best aan het vaartuig worden bevestigd met een stevige wartel om verstrengeling van de lijn te voorkomen.

    4. De wimpels moeten zijn vervaardigd van opvallend en onvoorspelbaar bewegend materiaal (bijvoorbeeld een sterke fijne lijn in een rode polyurethaan behuizing) en met stevige driewegwartels (eveneens om verstrengeling te vermijden) aan de torilijn bevestigd zijn.

    5. Elke wimpel moet bestaan uit twee of meer strengen.

    6. Elk paar wimpels dient door middel van een clip van de hoofdlijn te kunnen worden losgekoppeld om het binnenhalen van de lijn te vergemakkelijken.

    Uitzetten van torilijnen

    1. De lijn dient te worden opgehangen aan een paal die aan het vaartuig is bevestigd. De toripaal dient zo hoog mogelijk te staan, zodat de lijn het aas voldoende ver achter het vaartuig beschermt en niet verstrengeld raakt met het vistuig. Hoe hoger de paal, hoe beter het aas wordt beschermd. Bijvoorbeeld: een paal die circa 7 meter boven de waterspiegel uitkomt, geeft aasbescherming over ongeveer 100 meter.

    2. Indien vaartuigen slechts één torilijn gebruiken, moet deze loefwaarts van het zinkende aas worden aangebracht. Indien geaasde haken buiten het kielzog worden uitgezet, moet het punt waar de torilijn aan het vaartuig wordt bevestigd, zich verscheidene meters buitenboords bevinden van de zijde van het vaartuig waar het aas wordt uitgezet. Indien vaartuigen twee torilijnen gebruiken, moeten de geaasde haken worden uitgezet binnen het gebied dat door de twee torilijnen wordt begrensd.

    3. Het uitzetten van meerdere torilijnen wordt aangemoedigd om het aas nog beter tegen vogels te beschermen.

    4. Omdat de torilijnen kunnen breken en verstrengeld kunnen raken, dienen reservelijnen aan boord te worden gehouden om beschadigde lijnen te vervangen en ononderbroken verder te kunnen vissen. Er kunnen breukveiligheden in de torilijn worden verwerkt om operationele en veiligheidsproblemen tot een minimum te beperken wanneer een beug zou afdrijven en verstrikt raken met het deel van een torilijn dat zich in het water bevindt.

    5. Wanneer vissers gebruikmaken van een aasmachine („bait casting machine — BCM”), moeten zij het gebruik van de torilijnen en de machine coördineren door erop toe te zien dat een BCM direct onder de torilijnbescherming aas uitwerpt. Bij het gebruik van een BCM (of meerdere BCM's) die zowel aan bakboord als aan stuurboord aas uitwerpt, dienen twee torilijnen te worden gebruikt.

    6. Wanneer zij manueel zijlijnen uitwerpen, moeten vissers erop toezien dat de geaasde haken en opgerolde sneuen onder de torilijnbescherming worden uitgeworpen om de propellerturbulentie te vermijden die de zinksnelheid kan vertragen.

    7. Vissers worden aangemoedigd manuele, elektrische of hydraulische windassen te installeren om het uitzetten en binnenhalen van de torilijnen te vergemakkelijken.

    ▼M3




    BIJLAGE VI

    Praktijken inzake voorzichtige behandeling en vrijlating van zeeschildpadden

    A.   Voorzichtige behandeling en vrijlating: ringzegens

    1. Wanneer een zeeschildpad wordt opgemerkt in het net, wordt alles in het werk gesteld om het dier te redden voordat het in het net verstrikt raakt.

    2. Er worden geen zeeschildpadden uit het water gehesen met behulp van de vislijn waaraan een zeeschildpad is vastgehaakt of waarin deze verstrikt is geraakt.

    3. Als een zeeschildpad tijdens het inhalen van het net vast komt te zitten, wordt het inhalen gestaakt zodra de zeeschildpad boven water verschijnt; de schildpad wordt bevrijd zonder het dier te verwonden, waarna het inhalen van het net wordt hervat.

    4. Als een zeeschildpad, ondanks de genomen maatregelen, bij toeval aan boord van het vaartuig wordt gebracht en het dier in leven en actief, of dood, is, wordt het zo snel als praktisch gezien mogelijk vrijgelaten.

    5. Als een zeeschildpad aan boord van het vaartuig wordt gebracht en het dier in comateuze toestand verkeert of inactief is, wordt geprobeerd het te reanimeren overeenkomstig afdeling C.

    B.   Voorzichtige behandeling en vrijlating: beugen

    1. Wanneer dit praktisch uitvoerbaar is en indien de exploitant of bemanningsleden daartoe zijn opgeleid, worden comateuze zeeschildpadden onmiddellijk aan boord gebracht.

    2. Wanneer een zeeschildpad wordt waargenomen, mindert het vaartuig vaart, wordt de snelheid van de draadhaspel verlaagd en zet het vaartuig koers naar de zeeschildpad om zo de spanning op de lijn te verminderen.

    3. Er worden geen zeeschildpadden uit het water gehesen met behulp van de vislijn waaraan een zeeschildpad is vastgehaakt of waarin deze verstrikt is geraakt.

    4. Als een zeeschildpad te groot is of zo is vastgehaakt dat het dier niet veilig aan boord kan worden gebracht zonder verdere schade of letsel aan de zeeschildpad te veroorzaken, wordt de lijn doorgeknipt met een kniptang en wordt zoveel mogelijk lijn verwijderd voordat de zeeschildpad wordt teruggezet.

    5. Als tijdens het ophalen van het vistuig wordt vastgesteld dat een zeeschildpad is vastgehaakt of zich verstrikt heeft in beuglijnen, staakt de vaartuigexploitant het ophalen onmiddellijk totdat het dier is verwijderd van de beuglijnen of aan boord van het vaartuig is gebracht.

    6. Als de haak vastzit aan de buitenkant van het lichaam van de zeeschildpad of volledig zichtbaar is, wordt deze zo snel en voorzichtig mogelijk verwijderd. Als de haak niet kan worden verwijderd van de zeeschildpad (bv. omdat hij is ingeslikt of vastzit in het verhemelte), wordt de lijn zo dicht mogelijk bij de haak doorgesneden.

    7. Levende zeeschildpadden worden op de volgende manier teruggezet in zee:

    a) 

    de motor van het vaartuig wordt in de neutrale stand gezet zodat de scheepsschroef niet wordt aangedreven en het vaartuig tot stilstand komt, en de zeeschildpad wordt vrijgelaten uit de buurt van uitgezet vistuig, en

    b) 

    er wordt op gelet dat de zeeschildpad zich op veilige afstand van het vaartuig bevindt voordat de scheepsschroef wordt ingeschakeld en de activiteiten worden voortgezet.

    8. Als de zeeschildpad die aan boord van het vaartuig wordt gebracht in comateuze toestand verkeert of inactief is, wordt geprobeerd het dier te reanimeren overeenkomstig afdeling C.

    C.   Reanimatie van een zeeschildpad aan boord

    1. Houd een zeeschildpad vast aan het schild en blijf uit de buurt van de kop, het gebied rond de nek en de zwempoten.

    2. Probeer vreemde voorwerpen, zoals stukken plastic of net, of vastzittende haken enz., zoveel mogelijk te verwijderen en/of los te maken van de zeeschildpad.

    3. Leg de zeeschildpad met zijn buikpantser (plastron) naar beneden op een meegevend oppervlak, zoals een autoband zonder rand, een bootkussen of een opgerold stuk touw, zodat het dier veilig afgeschermd, stabiel en met de goede kant naar boven ligt. Het meegevende oppervlak heeft hoofdzakelijk tot doel de zeeschildpad iets omhoog te brengen ten opzichte van het dek om te helpen het in bedwang te houden. Zorg dat het achterlijf van het dier gedurende 4 tot 24 uur ten minste 15 cm hoger ligt. De precieze hoogte is afhankelijk van de grootte van de schildpad; hoe groter de zeeschildpad, des te hoger moet het achterlijf liggen. Wieg de zeeschildpad van tijd tot tijd zachtjes van links naar rechts door het dier vast te houden bij de buitenrand van het rugschild (carapax) en eerst de ene kant ongeveer 8 cm op te tillen en vervolgens de andere kant. Raak af en toe voorzichtig het oog aan en knijp in de staart (reflextest) om te zien of er een reactie is.

    4. Zeeschildpadden die worden gereanimeerd, worden beschermd tegen zonlicht en nat of vochtig gehouden maar in geen geval in een bak met water geplaatst. Een zeeschildpad kan het beste vochtig worden gehouden door een in water gedrenkte handdoek over de kop, het rugschild en de zwempoten te leggen.

    5. Zeeschildpadden die weer bijkomen en actief worden, worden alleen aan de achtersteven vrijgelaten wanneer er geen vistuig in gebruik is (d.w.z. niet wordt uitgezet of ingehaald) en wanneer de aandrijving in de neutrale stand staat, in gebieden waar het niet waarschijnlijk is dat zij opnieuw zullen worden gevangen of zullen worden verwond door vaartuigen.

    6. Zeeschildpadden die niet op de reflextest reageren of zich niet binnen 4 uur (of tot 24 uur, indien mogelijk) bewegen, worden op dezelfde manier in het water teruggezet als energiek bewegende zeeschildpadden.

    ▼B




    BIJLAGE VII

    OVERLADING IN DE HAVEN

    1.

    Voor overlading in de haven door vaartuigen van de Unie of in havens van de Unie van tonijn en tonijnachtigen en andere, samen met deze soorten in het ICCAT-verdragsgebied gevangen soorten, gelden de volgende procedures:

    Aanmeldingsverplichtingen

    2.   Vissersvaartuig

    2.1

    Ten minste 48 uur vóór de overladingsverrichtingen stelt de kapitein van het vissersvaartuig de havenstaatautoriteiten in kennis van de naam van het transportvaartuig en van de datum/het tijdstip van de overlading.

    2.2

    Ten tijde van de overlading stelt de kapitein van het vissersvaartuig zijn vlaggenlidstaat in kennis van:

    — 
    de over te laden hoeveelheden tonijn en tonijnachtigen, indien mogelijk per bestand;
    — 
    de over te laden hoeveelheden andere, samen met tonijn en tonijnachtigen gevangen soorten, per soort, indien bekend;
    — 
    de datum en de plaats van overlading;
    — 
    de naam, het registratienummer en de vlag van het ontvangende transportvaartuig, en
    — 
    de geografische locatie van de vangsten per soort en, indien van toepassing, per bestand, overeenkomstig de statistische ICCAT-gebieden.

    2.3

    De kapitein van het betrokken vissersvaartuig vult de ICCAT-overladingsaangifte in en zendt deze uiterlijk 15 dagen na de overlading door aan zijn vlaggenlidstaat, samen met zijn nummer in het ICCAT-register van vissersvaartuigen, indien van toepassing.

    3.   Ontvangend vaartuig

    3.1

    Uiterlijk 24 uur vóór het begin en aan het einde van de overlading informeert de kapitein van het ontvangende transportvaartuig de havenstaatautoriteiten over de vangsthoeveelheden tonijn en tonijnachtigen die op zijn vaartuig zijn overgeladen, vult hij de ICCAT-overladingsaangifte in en zendt hij deze binnen 24 uur door aan de bevoegde autoriteiten.

    3.2

    De kapitein van het ontvangende transportvaartuig doet ten minste 48 uur vóór de aanlanding een ICCAT-overladingsaangifte toekomen aan de autoriteiten van de aanlandingsstaat die bevoegd zijn.

    Samenwerking tussen de havenstaat en de aanlandingsstaat

    4.

    De in de bovenstaande punten bedoelde havenstaat en aanlandingsstaat onderzoeken de overeenkomstig de bepalingen van deze bijlage ontvangen informatie, zo nodig in samenwerking met de vlaggen-CPC van het vissersvaartuig, om de overeenstemming tussen de gemelde vangsten, overladingen en aanlandingen van elk vaartuig te bepalen. Deze verificatie wordt op zodanige wijze verricht dat een vissersvaartuig niet weinig mogelijk hinder en ongemak ondervindt en kwaliteitsverlies van de vis wordt vermeden.

    Rapportage

    5.

    Elke vlaggenlidstaat van het vissersvaartuig neemt in zijn jaarverslag aan de ICCAT de gegevens over de overladingen door zijn vaartuigen op.




    BIJLAGE VIII

    REGIONAAL ICCAT-WAARNEMERSPROGRAMMA VOOR OVERLADINGSVERRICHTINGEN OP ZEE

    1. De lidstaten schrijven voor dat transportvaartuigen in het ICCAT-register van vaartuigen die zijn gemachtigd om overladingen te ontvangen in het ICCAT-verdragsgebied en die overladen op zee, een regionale ICCAT-waarnemer aan boord moeten hebben bij elke overladingsverrichting in het ICCAT-verdragsgebied.

    2. De waarnemers worden door de ICCAT aangewezen en aan boord geplaatst van de transportvaartuigen die zijn gemachtigd om in het ICCAT-verdragsgebied overladingen te ontvangen van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die de vlag voeren van de CPC's die het regionale ICCAT-waarnemersprogramma uitvoeren.

    Aanwijzing van waarnemers

    3. Voor de uitvoering van hun taken dienen de aangewezen waarnemers over de volgende kwalificaties te beschikken:

    — 
    aangetoond vermogen om ICCAT-soorten en vistuig te identificeren, met een sterke voorkeur voor personen met ervaring als waarnemer op pelagische beugvisserijvaartuigen;
    — 
    voldoende kennis van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT;
    — 
    de capaciteit tot accurate waarneming en registratie;
    — 
    voldoende kennis van de taal van de vlaggenstaat van het waargenomen schip.

    Verplichtingen van de waarnemer

    4. De waarnemers:

    a) 

    hebben de technische opleiding gevolgd die vereist is volgens de door de ICCAT opgestelde richtsnoeren;

    b) 

    zijn geen onderdanen of burgers van de vlaggenstaat van het ontvangende transportvaartuig;

    c) 

    zijn in staat de in punt 5 vermelde taken uit te voeren;

    d) 

    komen voor op de door de ICCAT bijgehouden lijst van waarnemers;

    e) 

    zijn geen bemanningslid van het grote pelagische beugvisserijvaartuig of van het transportvaartuig of een werknemer van de onderneming van het grote pelagische beugvisserijvaartuig of het transportvaartuig.

    5. De waarnemer monitort de naleving van de desbetreffende, door de ICCAT vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen door het grote pelagische beugvisserijvaartuig en het transportvaartuig. De taken van de waarnemer bestaan met name in het volgende:

    5.1 

    Een bezoek brengen aan het grote pelagische beugvisserijvaartuig dat voornemens is over te laden op een transportvaartuig, rekening houdend met de in punt 9 weergegeven kwesties, en alvorens de overlading plaatsvindt, teneinde:

    a) 

    de geldigheid te controleren van de machtiging of vergunning van het vissersvaartuig om tonijn en tonijnachtigen en andere, samen met die soorten in het ICCAT-verdragsgebied gevangen soorten te vangen;

    b) 

    de vorige machtigingen van het vissersvaartuig om over te laden op zee van de vlaggen-CPC en, indien van toepassing, de kuststaat, te inspecteren;

    c) 

    de totale hoeveelheid vangsten aan boord per soort en, indien mogelijk, per bestand, en de totale hoeveelheden op het transportvaartuig over te laden hoeveelheden te controleren en te registreren;

    d) 

    te controleren dat het volgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) functioneert, het logboek te onderzoeken en aantekeningen te verifiëren, indien mogelijk;

    e) 

    te verifiëren of de vangst aan boord resulteert uit overdrachten van andere vaartuigen, en de documentatie over zulke overdrachten te controleren;

    f) 

    indien er aanwijzingen zijn van inbreuken waarbij het vissersvaartuig betrokken is, de inbreuk(en) onmiddellijk te melden aan de kapitein van het transportvaartuig (met inachtneming van veiligheidsoverwegingen) en aan de onderneming die het waarnemersprogramma uitvoert, die deze melding onverwijld doorzendt aan de autoriteiten van de vlaggen-CPC van het vissersvaartuig, en

    g) 

    de resultaten van deze op het vissersvaartuig uitgevoerde taken in het verslag van de waarnemer te registeren.

    5.2 

    De activiteiten van het transportvaartuig waarnemen en:

    a) 

    de verrichte overladingsactiviteiten registreren en er verslag over uitbrengen;

    b) 

    de positie van vaartuigen die overladingsverrichtingen uitvoeren, verifiëren;

    c) 

    hoeveelheden overgeladen tonijn en tonijnachtigen waarnemen en ramen, per soort en, indien bekend, per bestand;

    d) 

    de hoeveelheden andere, samen met tonijn en tonijnachtigen gevangen soorten waarnemen en ramen, per soort, indien bekend;

    e) 

    de naam en het ICCAT-registratienummer van het betrokken grote pelagische beugvisserijvaartuig waarnemen en registreren;

    f) 

    de in de overladingsaangifte opgenomen gegevens verifiëren, onder meer door vergelijking met het logboek van het grote pelagische beugvisserijvaartuig, waar mogelijk;

    g) 

    de in de overladingsaangifte opgenomen gegevens certifiëren;

    h) 

    de overladingsaangifte medeondertekenen, en

    i) 

    producthoeveelheden per soort observeren en ramen wanneer deze worden gelost in de haven waar de waarnemer van boord gaat, om de consistentie te verifiëren met de hoeveelheden die zijn ontvangen gedurende overladingsverrichtingen op zee.

    5.3 

    Voorts doet de waarnemer het volgende:

    a) 

    een dagelijks verslag van de overladingsverrichtingen van het transportvaartuig opstellen;

    b) 

    algemene verslagen opstellen aan de hand van de overeenkomstig de taken van de waarnemer verzamelde informatie en de kapitein de gelegenheid bieden daarin relevante informatie op te nemen;

    c) 

    het onder b) bedoelde algemene verslag binnen 20 dagen na de waarnemingsperiode bij het ICCAT-secretariaat indienen;

    d) 

    eventuele, andere, door de ICCAT gedefinieerde taken uitvoeren.

    6. Alle informatie over de visserijactiviteiten van het grote pelagische beugvisserijvaartuig en van de eigenaren van het grote pelagische beugvisserijvaartuig wordt door de waarnemers vertrouwelijk behandeld overeenkomstig de verbintenis die zij daartoe bij hun aanstelling als waarnemer schriftelijk zijn aangegaan.

    7. Waarnemers voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van de vlaggenlidstaat en, indien van toepassing, de kuststaat met jurisdictie over het aan hen voor waarneming toegewezen vaartuig.

    8. Waarnemers eerbiedigen de hiërarchische verhoudingen en algemene gedragsregels die gelden voor alle bemanningsleden, tenzij die regels de uitoefening van de taken van de waarnemer uit hoofde van dit programma in de weg staan en tenzij ze in strijd zijn met de in punt 9 vermelde verplichtingen van de bemanning.

    Verantwoordelijkheden van de vlaggenstaten van transportvaartuigen

    9. De aan de uitvoering van het regionale waarnemersprogramma verbonden voorwaarden waaraan de vlaggenstaten van de transportvaartuigen en hun kapiteins onderworpen zijn, omvatten met name het volgende:

    a) 

    waarnemers hebben toegang tot de bemanning van het vaartuig, tot relevante documentatie, en tot het vistuig en de apparatuur;

    b) 

    indien zij daarom verzoeken, wordt de waarnemers ook toegang verleend tot de volgende apparatuur, indien die aanwezig is op de vaartuigen waarop zij zijn gestationeerd, om de uitvoering van hun taken als vermeld in punt 5 te vergemakkelijken:

    i) 

    satellietnavigatieapparatuur;

    ii) 

    radarschermen, wanneer die worden gebruikt;

    iii) 

    elektronische-communicatieapparatuur, en

    iv) 

    de voor het wegen van het overgeladen product gebruikte weegschaal;

    c) 

    waarnemers krijgen accommodatie, waaronder logies, maaltijden en adequate sanitaire voorzieningen, van dezelfde kwaliteit als de officieren;

    d) 

    waarnemers krijgen voldoende ruimte op de brug of in het stuurhuis om hun administratieve werk uit te voeren, en op het dek krijgen zij voldoende ruimte voor het uitoefenen van hun waarnemerstaak;

    e) 

    het wordt waarnemers toegestaan de gunstigste locatie en methode te bepalen voor het bekijken van overladingsverrichtingen en het ramen van soorten/bestanden en overgeladen hoeveelheden. In dit verband moet de kapitein van het transportvaartuig, met inachtneming van praktische en veiligheidsoverwegingen, voorzien in de behoeften van de waarnemer, onder meer door het product desgevraagd tijdelijk op het dek van het transportvaartuig te plaatsen voor inspectie door de waarnemers en de waarnemers voldoende tijd te geven om hun taken te vervullen. Waarnemingen worden verricht op een wijze die zo weinig mogelijk hinder veroorzaakt en voorkomt dat de kwaliteit van de overgeladen producten wordt aangetast;

    f) 

    In het licht van de bepalingen van punt 10, waarborgt de kapitein van het transportvaartuig dat alle nodige bijstand wordt geboden aan de waarnemer om voor een veilig transport tussen de transport- en vissersvaartuigen te zorgen indien weers- en andere omstandigheden een dergelijke uitwisseling toelaten, en

    g) 

    de vlaggenlidstaten waarborgen dat kapiteins, bemanning en eigenaren van vaartuigen de waarnemers bij het uitoefenen van hun taak niet hinderen, intimideren, beïnvloeden en zich niet met hen bemoeien, en hen niet omkopen of proberen om te kopen.

    Verantwoordelijkheden van grote pelagische beugvisserijvaartuigen tijdens overladingen

    10. Indien weers- en andere omstandigheden het toelaten, wordt het waarnemers toegestaan het vissersvaartuig te bezoeken en er wordt hun toegang gegeven tot het personeel, alle relevante documentatie, en de delen van het vaartuig zoals noodzakelijk om hun in punt 5 vermelde taken te verrichten. De kapitein van het vissersvaartuig waarborgt dat de waarnemer alle nodige bijstand wordt geboden om voor een veilig transport tussen de transport- en de vissersvaartuigen te zorgen. Indien vóór de aanvang van de overladingsverrichtingen geen bezoek aan het grote pelagische beugvisserijvaartuig mogelijk is omdat de omstandigheden een onaanvaardbaar risico voor het welzijn van de waarnemer vormen, dan mogen die overladingsverrichtingen toch plaatsvinden.

    Waarnemersvergoeding

    11. De kosten voor de uitvoering van dit programma worden gefinancierd door de vlaggen-CPC's van de grote pelagische beugvisserijvaartuigen die overladingsverrichtingen willen uitvoeren. Deze vergoeding wordt berekend op basis van de totale kosten van het programma. Deze vergoeding wordt overgeschreven op een speciale rekening van het ICCAT-secretariaat, die door het ICCAT-secretariaat wordt beheerd voor het uitvoeren van het programma.

    12. Een groot pelagisch beugvisserijvaartuig mag niet deelnemen aan het programma voor overlading op zee, indien de vergoedingen uit hoofde van punt 11 niet zijn betaald.

    ▼M3




    BIJLAGE IX

    Minimumnormen voor voorzichtige behandeling en terugzetting van Noord- en Zuid-Atlantische kortmakreelhaaien

    In deze bijlage volgen de minimumnormen voor de voorzichtige behandeling van Noord- en Zuid-Atlantische kortvinmakreelhaaien, met specifieke aanbevelingen voor zowel de beug- als de ringzegenvisserij.

    Die minimumnormen zijn passend voor de terugzetting van levende kortvinmakreelhaaien, hetzij op grond van terugzetbeleid, hetzij op vrijwillige basis. Die minimumnormen laten eventuele strengere veiligheidsvoorschriften bij nationale wetgeving onverlet.

    1. 

    Veiligheid voor alles: die minimumnormen moeten worden bezien in het licht van de veiligheid van en de praktische uitvoerbaarheid voor de bemanning. De veiligheid van de bemanning staat altijd voorop. De bemanningsleden dragen op zijn minst geschikte handschoenen en blijven uit de buurt van de bek van haaien.

    2. 

    Opleiding: er is opleidingsmateriaal beschikbaar voor de lidstaten in de drie officiële talen van de Iccat.

    3. 

    Methode van terugzetting: voor zover mogelijk blijven alle haaien die worden teruggezet te allen tijde in het water, tenzij het noodzakelijk is de haaien op te hijsen om de soort te identificeren. Hierbij wordt de lijn doorgesneden om de haai te bevrijden terwijl deze nog in het water ligt, met behulp van een betonschaar of instrumenten voor het verwijderen van haken om de haak zo mogelijk te verwijderen, of wordt de lijn zo dicht mogelijk bij de haak doorgesneden (zodat er zo weinig mogelijk lijn achterblijft).

    4. 

    Wees voorbereid: gereedschap wordt van tevoren klaargelegd (bv. hijsbanden van zeildoek of hijsnetten, draagbaren of hefinrichtingen, grofmazige netten of rasters om luiken of opvangbakken in de ringzegenvisserij af te dekken en tangen met lange handvatten en onthakers in de beugvisserij enz., als vermeld in afdeling E).

    A.   Algemene aanbevelingen voor alle visserijvormen

    1. Indien dit de operationele veiligheid niet in gevaar brengt, wordt het vaartuig stilgelegd of wordt de snelheid ervan sterk verminderd.

    2. Wanneer de haai verstrikt is geraakt (in het net, de vislijn enz.), wordt het net of de lijn als de veiligheid dat toelaat voorzichtig van het dier losgesneden en wordt het zo snel mogelijk teruggezet zonder dat het nog ergens in verstrikt is.

    3. Probeer, voor zover mogelijk, de lengte van de haai te meten terwijl het dier zich in het water bevindt.

    4. Plaats een voorwerp, zoals een vis of een grote stok of houten balk, in de kaak om bijten te voorkomen.

    5. Als de haai om welke reden dan ook aan dek moet worden gebracht, wordt hij zo snel mogelijk in het water teruggezet om de overlevingskansen van het dier te vergroten en de risico’s voor de bemanning te verminderen.

    B.   Praktijken inzake voorzichtige behandeling voor de beugvisserij

    1. Breng de haai zo dicht mogelijk bij het vaartuig zonder dat er al te veel spanning komt te staan op de zijlijn om te voorkomen dat de haak, de gewichten en andere onderdelen met hoge snelheid op de vaartuigen en de bemanning af kunnen schieten wanneer de haak losschiet of de zijlijn breekt.

    2. Maak het uiteinde van de hoofdlijn van de beug veilig vast aan het schip zodat er geen in het water achterblijvend vistuig aan de lijn en het dier trekt.

    3. Gebruik een onthaker of betonschaar met lange handvatten om de weerhaak en vervolgens de haak zelf te verwijderen als de haak in het lichaam of de bek zit en zichtbaar is.

    4. Snijd de onderlijn (of sneu, bijlijn) zo dicht mogelijk bij de haak door (laat bij voorkeur zo weinig mogelijk materiaal van de lijn en/of bijlijn zitten en zorg ervoor dat er geen gewicht aan de haai blijft hangen) als de haak niet kan worden verwijderd of niet zichtbaar is.

    C.   Praktijken inzake voorzichtige behandeling voor de ringzegenvisserij

    1. In een ringzegen: controleer het net zo ver mogelijk van tevoren op haaien om snel te kunnen reageren. Voorkom dat haaien worden opgehesen in het net in de richting van de lier. Minder vaart om de spanning op het net te verminderen zodat de verstrikte haai uit het net kan worden verwijderd. Gebruik zo nodig een kniptang om het net door te knippen.

    2. In een schepnet of aan dek: gebruik een speciaal voor dat doel gemaakt grofmazig vrachtnet of een hijsband van zeildoek of een soortgelijk hulpmiddel. Als de indeling van het vaartuig dat toelaat, kunnen de haaien ook worden teruggezet door het schepnet direct te legen in een opvangbak met een onder een hoek geplaatste hellingbaan die is verbonden met een opening in de reling van het bovendek, zonder dat de haaien door de bemanning hoeven te worden opgetild, opgehesen of aangeraakt.

    D.   Specifieke aanbevelingen en praktijken inzake voorzichtige behandeling voor alle visserijvormen

    1. Til of hijs haaien, met name als ze zijn vastgehaakt, voor zover mogelijk, niet uit het water met behulp van de bijlijn, tenzij het noodzakelijk is de haaien op te tillen of te hijsen om de soort te identificeren.

    2. Til of hijs haaien niet op met behulp van dunne draden of kabels, of alleen aan de staart.

    3. Schuur een haai niet langs een oppervlak, bijvoorbeeld om het dier van de lijn te verwijderen.

    4. Probeer een haak die is ingeslikt en niet zichtbaar is niet los te maken.

    5. Probeer een haak niet te verwijderen door hard aan de bijlijn te trekken.

    6. Snijd de staart of enig ander lichaamsdeel niet af.

    7. Snijd niet in de haai en doorboor het dier niet.

    8. Sla de haai niet aan een bootshaak, schop het dier niet en steek geen hand in de kieuwspleten.

    9. Laat de haai niet gedurende langere tijd in de zon liggen.

    10. Wikkel de lijn niet om uw vingers, handen of armen wanneer u een haai aan boord brengt (dit kan tot ernstige verwondingen leiden).

    E.   Nuttige hulpmiddelen voor voorzichtige behandeling en terugzetting:

    a) 

    handschoenen (de huid van een haai is ruw — hiermee wordt de voorzichtige behandeling van de haai gewaarborgd en worden de handen van bemanningsleden beschermd tegen bijten);

    b) 

    handdoek of stuk doek (een in zeewater gedrenkte handdoek of stuk doek kan over de ogen van de haai worden gelegd om het dier te kalmeren);

    c) 

    instrumenten voor het verwijderen van haken (bv. onthaker met krulletje aan het eind (“varkensstaart”), betonschaar of snijtang);

    d) 

    haaientuig of draagbaar (indien nodig);

    e) 

    staartlijn (om een vastgehaakte haai mee vast te maken als deze uit het water moet worden gehaald);

    f) 

    zoutwaterslang (als verwacht wordt dat het langer dan vijf minuten zal duren voordat een haai wordt teruggezet, plaatst u de slang in de bek van het dier zodat daar rustig zeewater in stroomt — laat de dekpomp verscheidene minuten lopen voordat u de slang in de bek van de haai steekt);

    g) 

    meetinstrument of -methode (bv. een stok, bijlijn en drijver met markeringen, of een meetlint);

    h) 

    gegevensblad voor het registreren van alle vangsten;

    i) 

    markeringstuig (indien van toepassing).




    BIJLAGE X

    Richtsnoeren voor het verminderen van de ecologische impact van FAD’s in Iccat-visserijen

    1. De oppervlaktestructuur van de FAD is onbedekt, of indien bedekt, uitsluitend met materiaal dat een minimaal risico van verstrikking van bijvangstsoorten met zich meebrengt.

    2. De onderwateronderdelen van de FAD zijn uitsluitend vervaardigd van niet-verstrikkend materiaal (bv. touwen of zeildoek).

    3. Bij het ontwerpen van FAD’s wordt voorrang gegeven aan biologisch afbreekbare materialen.



    ( 1 ) Procedurenummer 2015/0289 (COD), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

    ( 2 ) Procedurenummer 2015/0289 (COD), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

    ( 3 ) Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).

    ( 4 ) Procedurenummer 2015/0289 (COD), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

    ( 5 ) Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1).

    ( 6 ) Uitvoeringsbesluit EU) 2016/1251 van de Commissie van 12 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserij- en de aquacultuursector voor de periode 2017-2019 (PB L 207 van 1.8.2016, blz. 113).

    ( 7 ) Procedurenummer 2015/0289 (COD), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

    ( 8 ) Procedurenummer 2015/0289 (COD), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

    ( *1 ) Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PB L 315 van 30.11.2017, blz. 1).”.

    Top