Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02017R0583-20230605

    Consolidated text: Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten wat betreft technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatforms en beleggingsondernemingen ten aanzien van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2017/583/2023-06-05

    02017R0583 — NL — 05.06.2023 — 003.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/583 VAN DE COMMISSIE

    van 14 juli 2016

    tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten wat betreft technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatforms en beleggingsondernemingen ten aanzien van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten

    (Voor de EER relevante tekst)

    (PB L 087 van 31.3.2017, blz. 229)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

     M1

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/529 VAN DE COMMISSIE van 18 december 2020

      L 106

    47

    26.3.2021

    ►M2

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/629 VAN DE COMMISSIE van 12 januari 2022

      L 115I

    1

    13.4.2022

    ►M3

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/945 VAN DE COMMISSIE van 17 januari 2023

      L 131

    17

    16.5.2023




    ▼B

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/583 VAN DE COMMISSIE

    van 14 juli 2016

    tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten wat betreft technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatforms en beleggingsondernemingen ten aanzien van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten

    (Voor de EER relevante tekst)



    HOOFDSTUK I

    DEFINITIES

    Artikel 1

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities

    1.

    onder „pakkettransactie” wordt verstaan :

    a) 

    een transactie in een derivatencontract of ander financieel instrument die afhankelijk is van de gelijktijdige uitvoering van een transactie in een equivalente hoeveelheid van een onderliggend fysiek activum („exchange for physicals” of EFP), of

    b) 

    een transactie waarbij twee of meer componenttransacties in financiële instrumenten worden uitgevoerd, en:

    i) 

    die wordt uitgevoerd tussen twee of meer tegenpartijen;

    ii) 

    waarbij elke component van de transactie een betekenisvol economisch of financieel risico draagt dat is gerelateerd aan alle andere componenten;

    iii) 

    waarbij de uitvoering van elke component gelijktijdig plaatsvindt en afhankelijk is van de uitvoering van alle andere componenten.

    2.

    onder „prijsaanvraagsysteem” wordt verstaan :

    een handelssysteem dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

    a) 

    in reactie op een verzoek van een of meer andere leden of deelnemers om een prijsaanvraag wordt een prijsaanvraag of worden prijsaanvragen verstrekt;

    b) 

    de prijsaanvraag kan uitsluitend worden uitgevoerd door het verzoekende lid of de verzoekende deelnemer;

    c) 

    het verzoekende lid of de verzoekende marktdeelnemer kan een transactie sluiten door de op zijn verzoek verstrekte prijsaanvraag of prijsaanvragen te aanvaarden.

    3.

    onder „voicetradingsysteem” wordt verstaan : een handelssysteem waarin transacties tussen leden tot stand komen door middel van mondelinge onderhandelingen.



    HOOFDSTUK II

    TRANSPARANTIE VÓÓR DE HANDEL VOOR GEREGLEMENTEERDE MARKTEN, MULTILATERALE HANDELSFACILITEITEN EN GEORGANISEERDEHANDELSFACILITEITEN

    Artikel 2

    Verplichtingen inzake transparantie vóór de handel

    (artikel 8, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren maken het bereik van de bied- en laatprijzen en de diepte van de blijken van belangstelling tegen die prijzen openbaar, in overeenstemming met het type handelssysteem dat ze exploiteren en de informatievereisten als beschreven in bijlage I.

    Artikel 3

    Orders van aanzienlijke omvang

    (artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    Een order is groot in omvang in vergelijking met de normale marktomvang wanneer de order, op het moment van binnenkomst van de order of na een wijziging van de order, gelijk is aan de minimumomvang van de order die wordt bepaald overeenkomstig de in artikel 13 beschreven methodologie.

    Artikel 4

    Type en minimumomvang van orders die in een faciliteit voor orderadministratie van het handelsplatform worden bijgehouden

    (artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    1.  

    Het ordertype dat in een faciliteit voor orderadministratie van een handelsplatform wordt bijgehouden in afwachting van de bekendmaking ervan op de markt en waarvoor ontheffing van de verplichtingen inzake transparantie vóór de handel kan worden verleend, is een order die:

    a) 

    is bestemd om bekend te worden gemaakt in het orderboek van het handelsplatform en is onderworpen aan objectieve voorwaarden die van tevoren zijn omschreven in het protocol van het systeem;

    b) 

    geen interactie heeft met andere handelsintenties voorafgaand aan de bekendmaking in het orderboek van het handelsplatform;

    c) 

    na bekendmaking in het orderboek interactie heeft met andere orders in overeenstemming met de regels die ten tijde van de bekendmaking van toepassing zijn op orders van dat type.

    2.  

    De minimumomvang van orders die in een faciliteit voor orderadministratie van een handelsplatform worden bijgehouden in afwachting van de bekendmaking ervan en waarvoor ontheffing kan worden verleend van de verplichtingen inzake transparantie vóór de handel is, op het moment van binnenkomst van de order of na een wijziging van de order, een van de volgende:

    a) 

    in geval van een reserveorder, een omvang die groter is dan of gelijk is aan 10 000  EUR;

    b) 

    voor alle andere orders, een omvang die groter is dan of gelijk is aan de van tevoren door de exploitant van het systeem overeenkomstig zijn regels en protocollen vastgestelde minimumhandelshoeveelheid.

    3.  
    Een reserveorder als bedoeld in lid 2, onder a), wordt opgevat als een limietorder die bestaat uit een bekendgemaakte order voor een portie van de hoeveelheid en een niet-bekendgemaakte order voor de resterende hoeveelheid, waarbij de niet-bekendgemaakte hoeveelheid pas na de vrijgave ervan in het orderboek als een nieuw bekendgemaakte order kan worden uitgevoerd.

    ▼M3

    4.  
    Voor de toepassing van lid 2, punt a), wordt de omvang van de in een faciliteit voor orderadministratie bijgehouden orders gemeten aan de hand van de notionele waarde van de verhandelde contracten als bedoeld in bijlage II, tabel 2, veld 10.

    ▼B

    Artikel 5

    Voor het financieel instrument specifieke omvang

    (artikel 8, lid 4, en artikel 9, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    1.  
    Een blijk van belangstelling die aanleiding geeft tot actie heeft een grotere omvang dan de voor het financieel instrument specifieke omvang wanneer, op het moment van binnenkomst van de order of na een wijziging van de order, de blijk van belangstelling gelijk is aan of groter is dan de in minimumomvang van een tot actie aanleiding gevende blijk van belangstelling als vastgesteld overeenkomstig de in artikel 13 beschreven methodologie.
    2.  

    Indicatieve prijzen vóór de handel voor tot actie aanleiding gevende blijken van belangstelling die een grotere omvang hebben dan de overeenkomstig lid 1 vastgestelde voor het financieel instrument specifieke omvang en kleiner zijn dan de relevante overeenkomstig artikel 3 vastgestelde grote omvang, worden geacht dicht bij de prijs van de blijken van belangstelling te liggen wanneer het handelsplatform een van de volgende elementen bekendmaakt:

    a) 

    de best beschikbare prijs;

    b) 

    een eenvoudig gemiddelde van prijzen;

    c) 

    een gemiddelde, naar volume, prijs, tijd of aantal tot actie aanleiding gevende blijken van belangstelling gewogen prijs.

    3.  
    Bij het invoeren en actualiseren van indicatieve prijzen vóór de handel maken marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren de methodologie voor de berekening van prijzen vóór de handel en het tijdstip van bekendmaking bekend.

    Artikel 6

    De klassen van financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat

    (artikel 9, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    Voor een financieel instrument of een klasse van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan indien dit aldus is gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 13 beschreven methodologie.



    HOOFDSTUK III

    TRANSPARANTIE NA DE HANDEL VOOR HANDELSPLATFORMS EN BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE BUITEN EEN HANDELSPLATFORM HANDELEN

    Artikel 7

    Verplichtingen inzake transparantie na de handel

    (artikel 10, lid 1, en artikel 21, leden 1 en 5, van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    1.  
    Beleggingsondernemingen die buiten de regels van een handelsplatform handelen en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, maken, door verwijzing naar elke transactie, de in de tabellen 1 en 2 van bijlage II vermelde gegevens openbaar en maken gebruik van elke toepasselijke in tabel 3 van bijlage II vermelde markering.
    2.  
    Wanneer een eerder gepubliceerd transactieverslag wordt geannuleerd, publiceren beleggingsondernemingen die buiten de regels van een handelsplatform handelen en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren een nieuw transactieverslag dat alle details van het oorspronkelijke transactieverslag en de annuleringsmarkering als vermeld in tabel 3 van bijlage II bevat.
    3.  

    Wanneer een eerder gepubliceerd transactieverslag wordt gewijzigd, publiceren beleggingsondernemingen die buiten de regels van een handelsplatform handelen en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren de volgende informatie:

    a) 

    een nieuw transactieverslag dat alle details van het oorspronkelijke transactieverslag en de annuleringsmarkering als vermeld in tabel 3 van bijlage II bevat;

    b) 

    een nieuw transactieverslag dat alle details van het oorspronkelijke transactieverslag bevat, inclusief alle noodzakelijke correcties, alsmede de annuleringsmarkering als vermeld in tabel 3 van bijlage II.

    4.  

    Informatie na de handel wordt zo dicht bij realtime als technisch mogelijk is beschikbaar gesteld, en in elk geval:

    a) 

    in de eerste drie jaar van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014, binnen 15 minuten na de uitvoering van de desbetreffende transactie;

    b) 

    daarna, binnen 5 minuten na de uitvoering van de desbetreffende transactie.

    5.  
    Wanneer een transactie tussen twee beleggingsondernemingen wordt gesloten buiten de regels van een handelsplatform, hetzij voor eigen rekening, hetzij namens cliënten, maakt alleen de beleggingsonderneming die het betrokken financieel instrument verkoopt de transactie bekend via een APA.
    6.  
    In afwijking van lid 5 maakt, wanneer maar één van de beleggingsondernemingen die partij zijn bij de transactie een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in het gegeven financieel instrument is en optreedt als de kopende beleggingsonderneming, alleen die beleggingsonderneming de transactie openbaar via een APA, waarbij ze de verkoper in kennis stelt van de ondernomen actie.
    7.  
    Beleggingsondernemingen nemen alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de transactie als één enkele transactie openbaar wordt gemaakt. Met dit doel worden twee gematchte handelstransacties die gelijktijdig tegen dezelfde prijs met eenzelfde partij als tussenpersoon worden uitgevoerd, als één enkele transactie aangemerkt.
    8.  
    Informatie inzake een pakkettransactie wordt beschikbaar gesteld voor elke component en zo dicht bij realtime als technisch haalbaar is, met inachtneming van de noodzaak om prijzen toe te kennen aan specifieke financiële instrumenten, en omvat de pakkettransactiemarkering of de transactiemarkering voor exchange for physicals als vermeld in tabel 3 van bijlage II. Wanneer de pakkettransactie in aanmerking komt voor uitgestelde openbaarmaking krachtens artikel 8, wordt de informatie over alle componenten beschikbaar gesteld nadat de uitsteltermijn voor de transactie is verlopen.

    Artikel 8

    Uitgestelde openbaarmaking van transacties

    (artikel 11, leden 1 en 3, en artikel 21, lid 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    1.  

    Wanneer een bevoegde autoriteit toestemming verleent voor uitgestelde openbaarmaking van de details van transacties op grond van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014, maken beleggingsondernemingen die buiten de regels van een handelsplatform handelen en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren elke transactie uiterlijk om 19.00 uur lokale tijd op de tweede werkdag na de datum van de transactie openbaar, mits aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

    a) 

    de transactie is groot van omvang in vergelijking met de normale markt als gespecificeerd in artikel 9;

    b) 

    de transactie is in een financieel instrument of een klasse van financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat als gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 13 beschreven methodologie;

    c) 

    de transactie wordt uitgevoerd tussen een beleggingsonderneming die voor eigen rekening handelt anders dan op een op matched principal-basis als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 38, van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) en een andere tegenpartij en een grotere omvang heeft dan de voor het instrument specifieke omvang als omschreven in artikel 10;

    d) 

    de transactie is een pakkettransactie die een van de volgende criteria vervult:

    i) 

    een of meer van de componenten van de transactie zijn transacties in financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat;

    ii) 

    een of meer van de componenten van de transactie zijn transacties in financiële instrumenten die aanzienlijk van omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang overeenkomstig artikel 9;

    iii) 

    de transactie wordt uitgevoerd tussen een beleggingsonderneming die voor eigen rekening handelt anders dan op een op matched principal-basis als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 38, van Richtlijn 2014/65/EU en een andere tegenpartij, en een of meer van de componenten van de transactie zijn transacties in financiële instrumenten met een grotere omvang dan de voor het instrument specifieke omvang als omschreven in artikel 10.

    2.  
    Wanneer de in lid 1 bedoelde tijdslimiet is verstreken, worden alle details van de transactie openbaar gemaakt, tenzij een verlengde of een onbepaalde uitsteltermijn wordt verleend in overeenstemming met artikel 11.
    3.  
    Wanneer een transactie tussen twee beleggingsondernemingen, hetzij voor eigen rekening, hetzij namens cliënten, wordt gesloten buiten de regels van een handelsplatform, is de betrokken bevoegde autoriteit voor de bepaling van het toepasselijke uitstelregime de bevoegde autoriteit van de beleggingsonderneming die verantwoordelijk is voor de openbaarmaking van de transactie via een APA in overeenstemming met de leden 5, 6 en 7 van artikel 7.

    Artikel 9

    Transacties van aanzienlijke omvang

    (artikel 11, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    Een transactie wordt geacht van aanzienlijke omvang te zijn in vergelijking met de normale marktomvang wanneer de omvang ervan gelijk is aan of groter is dan de minimumtransactieomvang, die wordt berekend overeenkomstig de in artikel 13 beschreven methodologie.

    Artikel 10

    Voor het financieel instrument specifieke omvang

    (artikel 11, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    Een transactie wordt geacht een grotere omvang te hebben dan de voor het financieel instrument specifieke omvang wanneer de omvang ervan gelijk is aan of groter is dan de minimumtransactieomvang, die wordt berekend overeenkomstig de in artikel 13 beschreven methodologie.

    Artikel 11

    Transparantievereisten in samenhang met naar eigen inzicht van de bevoegde autoriteiten uitgestelde openbaarmaking

    (artikel 11, lid 3 van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    1.  

    Wanneer bevoegde autoriteiten hun bevoegdheden uitoefenen in samenhang met een toestemming voor uitgestelde openbaarmaking overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014, is het volgende van toepassing:

    a) 

    wanneer artikel 11, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is, verzoeken bevoegde autoriteiten om openbaarmaking van de volgende informatie tijdens de volledige uitsteltermijn als bedoeld in artikel 8:

    i) 

    alle details van een transactie als vermeld in de tabellen 1 en 2 van bijlage II, met uitzondering van details over het volume, of

    ii) 

    transacties in een dagelijks geaggregeerde vorm voor een minimumaantal van vijf op dezelfde dag uitgevoerde transacties, die de volgende dag vóór 9.00 uur lokale tijd openbaar moet worden gemaakt;

    b) 

    wanneer artikel 11, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is, staan bevoegde autoriteiten het achterwege laten van de openbaarmaking van het volume van een afzonderlijke transactie toe gedurende een verlengde termijn van uitstel van vier weken;

    c) 

    met betrekking tot andere dan eigenvermogensinstrumenten die geen overheidsschuld zijn en wanneer artikel 11, lid 3, onder c), van Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is, staan bevoegde autoriteiten, gedurende de verlengde termijn van uitstel van vier weken, de openbaarmaking van verscheidene in de loop van één kalenderweek uitgevoerde transacties in geaggregeerde vorm op de volgende dinsdag vóór 9.00 uur toe;

    d) 

    met betrekking tot overheidsschuldinstrumenten en wanneer artikel 11, lid 3, onder d), van Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is, staan bevoegde autoriteiten, voor onbepaalde tijd, de openbaarmaking van verscheidene in de loop van één kalenderweek uitgevoerde transacties in geaggregeerde vorm op de volgende dinsdag vóór 9.00 uur toe.

    2.  

    Wanneer de in lid 1, onder b), bedoelde verlengde termijn van uitstel is verstreken, zijn de volgende vereisten van toepassing:

    a) 

    met betrekking tot alle instrumenten die geen overheidsschuld zijn, openbaarmaking van de volledige details van alle afzonderlijke transacties op de volgende werkdag vóór 9.00 uur lokale tijd;

    b) 

    met betrekking tot overheidsschuldinstrumenten wanneer bevoegde autoriteiten besluiten geen gebruik te maken van de opties waarin achtereenvolgens wordt voorzien in artikel 11, lid 3, onder b) en d), van Verordening (EU) nr. 600/2014, overeenkomstig de tweede alinea van artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014, openbaarmaking van de volledige details van alle afzonderlijke transacties op de volgende werkdag vóór 9.00 uur lokale tijd;

    c) 

    met betrekking tot overheidsschuldinstrumenten wanneer bevoegde autoriteiten besluiten gebruik te maken van de opties waarin achtereenvolgens wordt voorzien in artikel 11, lid 3, onder b) en d), van Verordening (EU) nr. 600/2014, overeenkomstig de tweede alinea van artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014, de openbaarmaking van verscheidene in dezelfde kalenderweek uitgevoerde transacties in geaggregeerde vorm op de dinsdag volgend op het verstrijken van de verlengde termijn van uitstel van vier weken, gerekend vanaf de laatste dag van die kalenderweek, vóór 9.00 uur lokale tijd.

    3.  
    met betrekking tot alle instrumenten die geen overheidsschuld zijn, worden alle details van de transacties vier weken na de openbaarmaking van de geaggregeerde details overeenkomstig lid 1, onder c), vóór 9.00 uur lokale tijd op afzonderlijke basis openbaar gemaakt.
    4.  

    De geaggregeerde dagelijkse of wekelijkse gegevens als bedoeld in de leden 1 en 2 bevatten de volgende informatie voor obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten betreffende elke dag of week van de betrokken kalenderperiode:

    a) 

    de gewogen gemiddelde prijs;

    b) 

    het totale handelsvolume als bedoeld in tabel 4 van bijlage II;

    c) 

    het totale aantal transacties.

    5.  
    Transacties worden geaggregeerd per ISIN-code. Wanneer de ISIN-code niet beschikbaar is, worden transacties geaggregeerd op het niveau van de klasse van financiële instrumenten waarop de in artikel 13 bedoelde liquiditeitstoets van toepassing is.
    6.  
    Wanneer de weekdag die wordt voorzien voor de openbaarmakingen als bedoeld onder c) en d) van lid 1, en de leden 2 en 3, geen werkdag is, worden de openbaarmakingen geëffectueerd op de volgende werkdag vóór 9.00 uur lokale tijd.

    Artikel 12

    Toepassing van transparantie na de handel op bepaalde buiten een handelsplatform uitgevoerde transacties

    (artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    De verplichting om het volume en de prijs van transacties en het tijdstip waarop ze zijn gesloten als bedoeld in artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 openbaar te maken is niet van toepassing op elk van de volgende transacties:

    a) 

    transacties die worden vermeld in artikel 2, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie ( 2 );

    b) 

    transacties die worden uitgevoerd door een beheermaatschappij als omschreven in artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) of een beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling als omschreven in artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) die de uiteindelijke begunstiging van financiële instrumenten overdraagt van een instelling voor collectieve belegging aan een andere en wanneer geen beleggingsonderneming partij is bij de transactie;

    c) 

    een „give-uptransactie” of „give-intransactie”, d.w.z. een transactie waarbij een beleggingsonderneming een cliënttransactie doorgeeft aan, of ontvangt van een andere beleggingsonderneming voor verwerking na de handel;

    d) 

    overdrachten van financiële instrumenten, zoals onderpand, in bilaterale transacties of in het kader van margin- of onderpandvereisten van een centrale tegenpartij of als onderdeel van het standaardbeheerproces van een centrale tegenpartij.



    HOOFDSTUK IV

    GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE TRANSPARANTIE VÓÓR EN NA DE HANDEL

    Artikel 13

    Methodologie voor het uitvoeren van transparantieberekeningen

    (artikel 9, leden 1 en 2, en artikel 11, lid 1, en artikel 22, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    1.  

    Voor het bepalen van financiële instrumenten of klassen van financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat voor de doeleinden van artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), worden de volgende methodologieën toegepast op alle activaklassen:

    a) 

    statische bepaling van liquiditeit voor:

    i) 

    de activaklasse van gesecuritiseerde derivaten als omschreven in tabel 4.1 van bijlage III;

    ii) 

    de volgende subactivaklassen van aandelenderivaten: aandelenindexopties, aandelenindexfutures/-forwards, aandelenopties, aandelenfutures/-forwards, aandelendividendopties, aandelendividendfutures/-forwards, dividendindexopties, dividendindexfutures/-forwards, volatiliteitsindexopties, volatiliteitsindexfutures/-forwards, ETF-opties, ETF-futures/-forwards en andere aandelenderivaten als omschreven in tabel 6.1 van bijlage III;

    iii) 

    de activaklasse van valutaderivaten als omschreven in tabel 8.1 van bijlage III;

    iv) 

    de subactivaklassen van andere rentederivaten, andere grondstoffenderivaten, andere kredietderivaten, andere C10-derivaten, andere contracts for difference (hierna „CFD's” genoemd), andere emissierechten en andere emissierechtenderivaten als omschreven in de tabellen 5.1, 7.1, 9.1, 10.1, 11.1, 12.1 en 13.1 van bijlage III;

    b) 

    periodieke beoordeling op basis van kwantitatieve en, indien van toepassing, kwalitatieve liquiditeitscriteria voor:

    i) 

    alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's als omschreven in tabel 2.1 van bijlage III en als verder gespecificeerd in artikel 17, lid 1;

    ii) 

    de obligatietypen ETC en ETN als omschreven in tabel 2.4 van bijlage III;

    iii) 

    de activaklasse van rentederivaten met uitzondering van de subactivaklasse van andere rentederivaten als omschreven in tabel 5.1 van bijlage III;

    iv) 

    de volgende subactivaklassen van aandelenderivaten: swaps en portefeuilleswaps als omschreven in tabel 6.1 van bijlage III;

    v) 

    de activaklasse van grondstoffenderivaten met uitzondering van de subactivaklasse van andere grondstoffenderivaten als omschreven in tabel 7.1 van bijlage III;

    vi) 

    de volgende subactivaklassen van kredietderivaten: indexkredietverzuimswaps en single-namekredietverzuimswaps als omschreven in tabel 9.1 van bijlage III;

    vii) 

    de activaklasse van C10-derivaten met uitzondering van de subactivaklasse van andere C10-derivaten als omschreven in tabel 10.1 van bijlage III;

    viii) 

    de volgende subactivaklassen van contracts for difference (CFD's): valuta-CFD's en grondstoffen-CFD's als omschreven in tabel 11.1 van bijlage III;

    ix) 

    de activaklasse van emissierechtenderivaten met uitzondering van de subactivaklasse van andere emissierechtenderivaten als omschreven in tabel 12.1 van bijlage III;

    x) 

    de activaklasse van emissierechtenderivaten met uitzondering van de subactivaklasse van andere emissierechtenderivaten als omschreven in tabel 13.1 van bijlage III;

    c) 

    periodieke beoordeling op basis van kwalitatieve liquiditeitscriteria voor:

    i) 

    de volgende subactivaklassen van kredietderivaten: CDS-indexopties en single-name-CDS-opties als omschreven in tabel 9.1 van bijlage III;

    ii) 

    de volgende subactivaklassen van contracts for difference (CFD's): aandelen-CFD's, obligatie-CFD's, CFD's op een aandelenfuture/-forward en CFD's op een aandelenoptie als omschreven in tabel 11.1 van bijlage III;

    d) 

    periodieke beoordeling op basis van een methodologie met twee toetsen voor gestructureerde financiële producten als omschreven in tabel 3.1 van bijlage III.

    2.  

    Om de voor het financieel instrument specifieke omvang als bedoeld in artikel 5 en de orders die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang als bedoeld in artikel 3 te bepalen, wordt de volgende methodologie toegepast:

    a) 

    de drempelwaarde voor:

    i) 

    de obligatietypen ETC en ETN als omschreven in tabel 2.5 van bijlage III;

    ii) 

    de activaklasse van gesecuritiseerde derivaten als omschreven in tabel 4.2 van bijlage III;

    iii) 

    elke subklasse van aandelenderivaten als omschreven in de tabellen 6.2 en 6.3 van bijlage III;

    iv) 

    elke subklasse van valutaderivaten als omschreven in tabel 8.2 van bijlage III;

    v) 

    elke subklasse waarvoor geen liquide markt wordt geacht te bestaan voor de activaklassen van rentederivaten, grondstoffenderivaten, kredietderivaten, C10-derivaten en contracts for difference (CFD's) als omschreven in de tabellen 5.3, 7.3, 9.3, 10.3 en 11.3 van bijlage III;

    vi) 

    elke subactivaklasse waarvoor geen liquide markt wordt geacht te bestaan voor de activaklassen van emissierechten en emissierechtenderivaten als omschreven in de tabellen 12.3 en 13.3 van bijlage III;

    vii) 

    elk gestructureerd financieringsproduct dat niet slaagt voor toets 1 van de in lid 1, onder d), bedoelde methodologie als omschreven in tabel 3.2 van bijlage III;

    viii) 

    elk gestructureerd financieringsproduct waarvoor geen liquide markt wordt geacht te bestaan en dat alleen slaagt voor toets 1 van de in lid 1, onder d), bedoelde methodologie als omschreven in tabel 3.3 van bijlage III;

    b) 

    al naargelang welke groter is, de transactieomvang waaronder het percentage transacties ligt dat hoort bij het transactiepercentiel als nader gespecificeerd in artikel 17, lid 3, of de ondergrens voor:

    i) 

    elk obligatietype met uitzondering van ETC's en ETN's als omschreven in tabel 2.3 van bijlage III;

    ii) 

    elke subklasse waarvoor een liquide markt bestaat voor de activaklassen van rentederivaten, grondstoffenderivaten, kredietderivaten, C10-derivaten en CFD's als omschreven in de tabellen 5.2, 7.2, 9.2, 10.2 en 11.2 van bijlage III;

    iii) 

    elke subactivaklasse waarvoor een liquide markt bestaat voor de activaklassen van emissierechten en emissierechtenderivaten als omschreven in de tabellen 12.2 en 13.2 van bijlage III;

    iv) 

    elk gestructureerd financieringsproduct waarvoor een liquide markt wordt geacht te bestaan en dat slaagt voor toets 1 en toets 2 van de in lid 1, onder d), bedoelde methodologie als omschreven in tabel 3.3 van bijlage III.

    3.  

    Om de voor het financieel instrument specifieke omvang als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder c), en de orders die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), te bepalen, worden de volgende methodologieën toegepast:

    a) 

    de drempelwaarde voor:

    i) 

    de obligatietypen ETC en ETN als omschreven in tabel 2.5 van bijlage III;

    ii) 

    de activaklasse van gesecuritiseerde derivaten als omschreven in tabel 4.2 van bijlage III;

    iii) 

    elke subklasse van aandelenderivaten als omschreven in de tabellen 6.2 en 6.3 van bijlage III;

    iv) 

    elke subklasse van valutaderivaten als omschreven in tabel 8.2 van bijlage III;

    v) 

    elke subklasse waarvoor geen liquide markt wordt geacht te bestaan voor de activaklassen van rentederivaten, grondstoffenderivaten, kredietderivaten, C10-derivaten en contracts for difference (CFD's) als omschreven in de tabellen 5.3, 7.3, 9.3, 10.3 en 11.3 van bijlage III;

    vi) 

    elke subactivaklasse waarvoor geen liquide markt wordt geacht te bestaan voor de activaklassen van emissierechten en emissierechtenderivaten als omschreven in de tabellen 12.3 en 13.3 van bijlage III;

    vii) 

    elk gestructureerd financieringsproduct dat niet slaagt voor toets 1 van de in lid 1, onder d), bedoelde methodologie als omschreven in tabel 3.2 van bijlage III;

    viii) 

    elk gestructureerd financieringsproduct waarvoor geen liquide markt wordt geacht te bestaan en dat alleen slaagt voor toets 1 van de in lid 1, onder d), bedoelde methodologie als omschreven in tabel 3.3 van bijlage III;

    b) 

    de handelsomvang waaronder het percentage van de transacties ligt dat hoort bij het transactiepercentiel voor elk obligatietype, met uitzondering van ETC's en ETN's, als omschreven in tabel 2.3 van bijlage III;

    c) 

    al naargelang welke groter is, de transactieomvang waaronder het percentage van de handel ligt dat hoort bij het transactiepercentiel, de transactieomvang waaronder het percentage van het volume ligt dat hoort bij het volumepercentiel of de ondergrens voor elke subklasse waarvoor een liquide markt wordt geacht te bestaan voor de activaklassen van rentederivaten, grondstoffenderivaten, kredietderivaten, C10-derivaten en CFD's als omschreven in de tabellen 5.2, 7.2, 9.2, 10.2 en 11.2 van bijlage III;

    d) 

    al naargelang welke groter is, de transactieomvang waaronder het percentage van de handel ligt dat hoort bij het transactiepercentiel of de ondergrens voor:

    i) 

    elke subactivaklasse waarvoor een liquide markt wordt geacht te bestaan voor de activaklassen van emissierechten en emissierechtenderivaten als omschreven in de tabellen 12.2 en 13.2 van bijlage III;

    ii) 

    elk gestructureerd financieringsproduct waarvoor een liquide markt wordt geacht te bestaan en dat slaagt voor toets 1 en toets 2 van de in lid 1, onder d), bedoelde methodologie als omschreven in tabel 3.3 van bijlage III.

    4.  
    Voor de toepassing van lid 3, onder c), wanneer de transactieomvang die hoort bij het volumepercentiel voor het bepalen van de transactie die van aanzienlijke omvang is in vergelijking met de normale marktomvang hoger is dan het transactiepercentiel 97,5, wordt het transactievolume niet in aanmerking genomen en wordt de voor het financieel instrument specifieke omvang als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder c), en de omvang van transacties die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), bepaald als de transactieomvang waaronder het percentage van de handel ligt dat hoort bij het transactiepercentiel of de ondergrens, al naargelang welke groter is.
    5.  

    In overeenstemming met Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2017/590 en (EU) 2017/577 verzamelen bevoegde autoriteiten op dagelijkse basis de gegevens van handelsplatforms, APA's en CTP's die nodig zijn voor het uitvoeren van de berekeningen om het volgende te bepalen:

    a) 

    de financiële instrumenten en klassen van financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat als bedoeld in lid 1;

    b) 

    de aanzienlijke omvang in vergelijking met de normale marktomvang en de voor het instrument specifieke omvang als bedoeld in de leden 2 en 3.

    ▼M3

    De in de eerste alinea bedoelde gegevens worden verzameld overeenkomstig bijlage V.

    ▼B

    6.  
    Bevoegde autoriteiten die de berekeningen voor een klasse van financiële instrumenten uitvoeren, sluiten samenwerkingsovereenkomsten met elkaar om de aggregatie van de gegevens in de Unie die nodig zijn voor de berekeningen te waarborgen.
    7.  
    Voor de toepassing van lid 1, onder b) en d), lid 2, onder b), en lid 3, onder b), c) en d), nemen bevoegde autoriteiten tussen 1 januari en 31 december van het voorgaande jaar uitgevoerde transacties in aanmerking.
    8.  
    De transactieomvang voor de toepassing van lid 2, onder b), en lid 3, onder b), c) en d), wordt bepaald overeenkomstig de volumemaatstaf als omschreven in tabel 4 van bijlage III. Wanneer de voor de toepassing van de leden 2 en 3 omschreven transactieomvang wordt uitgedrukt in monetaire waarde en het financieel instrument niet in euro luidt, wordt de transactieomvang geconverteerd in de valuta waarin dat financieel instrument luidt door de referentiewisselkoers van de Europese Centrale Bank per 31 december van het voorgaande jaar toe te passen.
    9.  
    Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, kunnen de overeenkomstig de leden 2 en 3 bepaalde transactiegrootten converteren in het overeenkomstige aantal kavels zoals van tevoren door dat handelsplatform omschreven voor de respectieve subklasse of subactivaklasse. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, kunnen deze transactiegrootten handhaven tot de toepassing van de resultaten van de volgende in overeenstemming met lid 17 uitgevoerde berekeningen.
    10.  
    Transacties met een omvang die gelijk is aan of kleiner is dan 100 000  EUR worden uitgesloten van de in lid 2, onder b), i), en lid 3, onder b), bedoelde berekeningen.
    11.  

    Ten behoeve van de in de leden 2 en 3 bedoelde bepalingen, zijn punt b) van lid 2 en de punten b), c) en d) van lid 3 niet van toepassing wanneer het aantal transacties dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening lager dan 1 000 is, in welk geval de volgende drempels worden toegepast:

    a) 

    100 000  EUR voor alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's;

    b) 

    de drempelwaarden als omschreven in lid 2, onder a), en lid 3, onder a), voor alle financiële instrumenten die niet worden bestreken door punt a) van dit lid.

    12.  

    Behoudens wanneer ze betrekking hebben op emissierechten of emissierechtenderivaten, worden de berekeningen als bedoeld in lid 2, onder b), en lid 3, onder b), c) en d), afgerond op de volgende:

    a) 

    100 000 wanneer de drempelwaarde lager is dan 1 miljoen;

    b) 

    500 000  wanneer de drempelwaarde gelijk is aan of hoger is dan 1 miljoen, maar lager is dan 10 miljoen;

    c) 

    5 miljoen wanneer de drempelwaarde gelijk is aan of hoger is dan 10 miljoen, maar lager is dan 100 miljoen;

    d) 

    25 miljoen wanneer de drempelwaarde gelijk is aan of hoger is dan 100 miljoen.

    13.  
    Voor de toepassing van lid 1 worden de voor elke activaklasse in bijlage III gespecificeerde kwantitatieve liquiditeitscriteria bepaald overeenkomstig deel 1 van bijlage III.
    14.  
    Voor aandelenderivaten die zijn toegelaten tot de handel of voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform en niet behoren tot een subklasse waarvoor de voor het financieel instrument specifieke omvang als bedoeld in artikel 5 en artikel 8, lid 1, onder c), en de omvang van orders en transacties die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang als bedoeld in artikel 3 en artikel 8, lid 1, onder a), openbaar zijn gemaakt en die behoren tot een van de in lid 1, onder a), ii), gespecificeerde subactivaklassen, zijn de voor het financieel instrument specifieke omvang en de omvang van orders en transacties die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang die welke van toepassing zijn op de bandbreedte van de kleinste gemiddelde dagelijkse notionele waarde van de subactivaklasse waartoe het aandelenderivaat behoort.
    15.  
    Voor financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel of voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform en niet behoren tot een subklasse waarvoor de voor het financieel instrument specifieke omvang als bedoeld in artikel 5 en artikel 8, lid 1, onder c), en de omvang van orders en transacties die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang als bedoeld in artikel 3 en artikel 8, lid 1, onder a), openbaar zijn gemaakt, wordt geacht geen liquide markt te bestaan tot de toepassing van de berekeningen die worden uitgevoerd in overeenstemming met lid 17. De toepasselijke voor het financieel instrument specifieke omvang als bedoeld in artikel 5 en artikel 8, lid 1, onder c), en de omvang van orders en transacties die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang als bedoeld in artikel 3 en artikel 8, lid 1, onder a), zijn die van de subklassen waarvan is bepaald dat zij geen liquide markt hebben en die tot dezelfde subactivaklasse behoren.
    16.  
    Na het einde van een handelsdag, maar voor het einde van die dag dienen handelsplatforms bij bevoegde autoriteiten de in bijlage IV opgenomen details voor het uitvoeren van de in lid 5 bedoelde berekeningen in wanneer het financieel instrument is toegelaten tot de handel of voor het eerst wordt verhandeld op een handelsplatform of wanneer de eerder verstrekte details zijn veranderd.

    ▼M3

    17.  
    De bevoegde autoriteiten zorgen voor de openbaarmaking van de resultaten van de in lid 5 bedoelde berekeningen voor elk financieel instrument en elke klasse van financiële instrumenten vóór 30 april van het jaar volgend op de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 en vóór 30 april van elk daaropvolgend jaar. De resultaten van de berekeningen zijn van toepassing vanaf de eerste maandag van juni van elk jaar volgende op de openbaarmaking tot en met de dag vóór de eerste maandag van juni van het daaropvolgende jaar.
    18.  
    Voor de berekeningen als bedoeld in lid 1, punt b), i), en in afwijking van de leden 7, 15 en 17 zorgen de bevoegde autoriteiten met betrekking tot obligaties, met uitzondering van ETC's en ETN's, voor de openbaarmaking van de in lid 5, punt a), bedoelde berekeningen op kwartaalbasis, op de eerste maandag van februari, mei, augustus en november na de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 en op de eerste maandag van februari, mei, augustus en november van elk daaropvolgend jaar. De berekeningen omvatten de tijdens het voorgaande kalenderkwartaal in de Unie uitgevoerde transacties en zijn van toepassing vanaf de derde maandag van februari, mei, augustus en november van elk jaar totdat de berekeningen van het volgende kwartaal van toepassing zijn.

    ▼B

    19.  
    Voor obligaties, met uitzondering van ETC's en ETN's, die zijn toegelaten tot de handel of voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform tijdens de eerste twee maanden van een kwartaal, wordt geacht een liquide markt te bestaan als gespecificeerd in tabel 2.2 van bijlage III tot de toepassing van de resultaten van de berekening van het kalenderkwartaal.
    20.  
    Voor obligaties, met uitzondering van ETC's en ETN's, die zijn toegelaten tot de handel of voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform tijdens de laatste maand van een kwartaal, wordt geacht een liquide markt te bestaan als gespecificeerd in tabel 2.2. van bijlage III tot de toepassing van de resultaten van de berekening van het kalenderkwartaal.

    Artikel 14

    Transacties waarop de ontheffing van artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is

    (artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    Een transactie wordt geacht te zijn aangegaan door een lid van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) bij uitvoeren van monetair, valuta- en financiëlestabiliteitsbeleid wanneer die transactie voldoet aan een van de volgende vereisten:

    a) 

    de transacties wordt uitgevoerd voor de doeleinden van monetair beleid, met inbegrip van een transactie die wordt uitgevoerd in overeenstemming met de artikelen 18 en 20 van de aan het Verdrag betreffende de Europese Unie gehechte statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank of een transactie die wordt uitgevoerd krachtens gelijkwaardige nationale bepalingen voor leden van het ESCB in lidstaten die niet de euro voeren;

    b) 

    de transactie is een valutatransactie, met inbegrip van een transactie die wordt uitgevoerd om officiële buitenlandsevalutareserves van de lidstaten aan te houden of te beheren of de door een lid van het ESCB aan banken in andere lidstaten verleende reservebeheerdienst waarvoor de ontheffing is verleend in overeenstemming met artikel 19 van Verordening (EU) nr. 600/2014;

    c) 

    de transactie wordt uitgevoerd voor de doeleinden van financiëlestabiliteitsbeleid.

    Artikel 15

    Transacties waarop de ontheffing van artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is

    (artikel 1, lid 7, van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    Artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 is niet van toepassing op de volgende typen transacties die worden uitgevoerd door een lid van het ESCB voor het verrichten van een beleggingsactiviteit die geen verband houdt met het uitvoeren van een van de in artikel 14 bedoelde taken door dat lid:

    a) 

    transacties die worden uitgevoerd voor het beheer van zijn eigen middelen;

    b) 

    transacties die worden uitgevoerd voor eigen administratieve doeleinden of ten behoeve van het personeel van het lid van het ESCB, met inbegrip van transacties die worden uitgevoerd in de hoedanigheid van beheerder van een pensioenregeling voor het personeel;

    c) 

    transacties die worden uitgevoerd voor zijn beleggingsportefeuille krachtens verplichtingen uit hoofde van nationaal recht.

    Artikel 16

    Tijdelijke opschorting van verplichtingen inzake transparantie

    (artikel 9, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014)

    1.  
    Voor financiële instrumenten waarvoor een liquide markt bestaat in overeenstemming met de methodologie van artikel 13, kan een bevoegde autoriteit de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 8 en 10 van Verordening (EU) nr. 600/2014 tijdelijk opschorten wanneer voor een klasse van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten of derivaten het totale volume als omschreven in tabel 4 van bijlage II, berekend voor de voorgaande dertig kalenderdagen, minder dan 40 % van het voor de twaalf volledige maanden voorafgaand aan die dertig kalenderdagen berekende gemiddelde maandelijkse volume vertegenwoordigt.
    2.  
    Voor financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat in overeenstemming met de methodologie van artikel 13, kan een bevoegde autoriteit de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 8 en 10 van Verordening (EU) nr. 600/2014 tijdelijk opschorten wanneer voor een klasse van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten of derivaten het totale volume als omschreven in tabel 4 van bijlage II, berekend voor de voorgaande dertig kalenderdagen, minder dan 20 % vertegenwoordigt van het voor de twaalf volledige maanden die voorafgaan aan die dertig kalenderdagen berekende gemiddelde maandelijkse volume.
    3.  
    De bevoegde autoriteiten nemen de op alle handelsplatforms uitgevoerde transacties voor de betrokken klasse van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten of derivaten in aanmerking bij het uitvoeren van de in de leden 1 en 2 bedoelde berekeningen. De berekeningen worden uitgevoerd op het niveau van de klasse van financiële instrumenten waarop de in artikel 13 beschreven liquiditeitstoets wordt toegepast.
    4.  
    Voordat bevoegde autoriteiten besluiten om verplichtingen inzake transparantie op te schorten, zorgen ze ervoor dat de aanzienlijke afname van de liquiditeit op alle platforms niet het resultaat is van seizoenseffecten van de desbetreffende klasse van financiële instrumenten op de liquiditeit.

    Artikel 17

    Bepalingen voor de liquiditeitsbeoordeling voor obligaties en voor de bepaling van de voor de instrumentdrempels specifieke omvang vóór de handel op basis van transactiepercentielen

    ▼M2

    1.  
    Voor het bepalen van de obligaties waarvoor geen liquide markt bestaat voor de toepassing van artikel 6 en overeenkomstig de in artikel 13, lid 1, punt b), gespecificeerde methodologie, wordt de benadering voor het liquiditeitscriterium „gemiddelde dagelijkse aantal transacties” gekozen door het „gemiddelde dagelijkse aantal transacties” behorend bij fase S3 (7 dagelijkse transacties) toe te passen.

    ▼B

    2.  

    Voor bedrijfsobligaties en gedekte obligaties die zijn toegelaten tot de handel of voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform wordt geacht een liquide markt te bestaan tot de toepassing van de resultaten van de eerste driemaandelijkse liquiditeitsbepaling als beschreven in artikel 13, lid 18, wanneer:

    a) 

    de omvang van de uitgifte groter is dan 1 000 000 000  EUR tijdens de fasen S1 en S2, zoals bepaald in overeenstemming met lid 6;

    b) 

    de omvang van de uitgifte groter is dan 500 000 000  EUR tijdens de fasen S3 en S4, zoals bepaald in overeenstemming met lid 6.

    ▼M2

    3.  
    Voor het bepalen van de voor het financieel instrument specifieke omvang voor de toepassing van artikel 5 en overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, punt b), i), gespecificeerde methodologie, wordt de benadering voor het toe te passen transactiepercentiel gekozen door het transactiepercentiel behorend bij fase S3 (50e percentiel) toe te passen.

    Voor het bepalen van de voor het financieel instrument specifieke omvang voor de toepassing van artikel 5 en overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, punt b), ii) tot en met iv), gespecificeerde methodologie, wordt de benadering voor het transactiepercentiel gekozen door het transactiepercentiel behorend bij fase S1 (30e percentiel) toe te passen.

    ▼B

    4.  
    Vóór 30 juli van het jaar volgend op de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 en vóór 30 juli van het jaar daarna, dient de ESMA een beoordeling in van de werking van de drempels voor het liquiditeitscriterium „gemiddelde dagelijkse aantal transacties” voor obligaties alsmede van de transactiepercentielen die de specifieke omvang van de financiële instrumenten onder lid 8 bepalen. De verplichting om een beoordeling in te dienen van de werking van de drempels voor het liquiditeitscriterium voor obligaties vervalt zodra S4 in de sequentie van lid 6 is bereikt. De verplichting om een beoordeling van transactiepercentielen in te dienen, vervalt zodra S4 in de sequentie van lid 8 is bereikt.
    5.  

    In de in lid 4 bedoelde beoordeling wordt het volgende in aanmerking genomen:

    a) 

    de ontwikkeling van handelsvolumes in andere dan eigenvermogensinstrumenten die onder de verplichtingen inzake transparantie vóór de handel krachtens de artikelen 8 en 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014 vallen;

    b) 

    de effecten op liquiditeitsverschaffers van de percentieldrempels die worden gebruikt om de voor het financieel instrument specifieke omvang te bepalen, en

    c) 

    andere relevante factoren.

    6.  

    In het licht van de in overeenstemming met de leden 4 en 5 uitgevoerde beoordeling overlegt de ESMA aan de Commissie een gewijzigde versie van de technische reguleringsnorm die de drempel voor het voor het liquiditeitscriterium „gemiddelde dagelijkse aantal transacties” voor obligaties aanpast volgens de volgende sequentie:

    a) 

    S2 (tien dagelijkse transacties) vóór 30 juli van het jaar volgend op de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014;

    b) 

    S3 (zeven dagelijkse transacties) vóór 30 juli van het jaar daarna, en

    c) 

    S4 (twee dagelijkse transacties) vóór 30 juli van het jaar daarna.

    7.  
    Wanneer de ESMA geen gewijzigde technische reguleringsnorm overlegt die de drempel aanpast naar de volgende fase overeenkomstig de in lid 6 beschreven sequentie, moet de ESMA in de in overeenstemming met de leden 4 en 5 uitgevoerde beoordeling toelichten waarom aanpassing van de drempel naar de volgende relevante fase niet is gerechtvaardigd. In dat geval zal de overgang naar de volgende fase met een jaar worden uitgesteld.
    8.  

    In het licht van de in overeenstemming met de leden 4 en 5 uitgevoerde beoordeling overlegt de ESMA aan de Commissie een gewijzigde versie van de technische reguleringsnorm die de drempel voor transactiepercentielen aanpast volgens de volgende sequentie:

    a) 

    S2 (40e percentiel) vóór 30 juli van het jaar volgend op de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014;

    b) 

    S3 (50e percentiel) vóór 30 juli van het jaar daarna, en

    c) 

    S4 (60e percentiel) vóór 30 juli van het jaar daarna.

    9.  
    Wanneer de ESMA geen gewijzigde technische reguleringsnorm overlegt die de drempel aanpast naar de volgende fase overeenkomstig de in lid 8 beschreven sequentie, moet de ESMA in de in overeenstemming met de leden 4 en 5 uitgevoerde beoordeling toelichten waarom aanpassing van de drempel naar de volgende relevante fase niet is gerechtvaardigd. In dat geval zal de overgang naar de volgende fase met een jaar worden uitgesteld.

    Artikel 18

    Overgangsbepalingen

    1.  
    Uiterlijk zes maanden voorafgaand aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 verzamelen de bevoegde autoriteiten de benodigde gegevens, berekenen ze de in artikel 13, lid 5, bedoelde details en zorgen ze voor de openbaarmaking daarvan.
    2.  

    Voor de toepassing van lid 1:

    a) 

    worden de berekeningen gebaseerd op een referentieperiode van zes maanden die 18 maanden voorafgaand aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 begint;

    b) 

    de resultaten van de berekeningen die zijn vervat in de eerste openbaarmaking worden gebruikt tot de resultaten van de eerste reguliere berekeningen als bedoeld in artikel 13, lid 17, van toepassing zijn.

    3.  
    In afwijking van lid 1 doen de bevoegde autoriteiten voor alle obligaties, met uitzondering van ETC's en ETN's, alles wat in hun vermogen ligt om te zorgen voor de openbaarmaking van de resultaten van de in lid 1, onder b), i), van artikel 13 gespecificeerde transparantieberekeningen op uiterlijk de eerste dag van de maand voorafgaand aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 op basis van een referentieperiode van drie maanden die begint op de eerste dag van de vijfde maand voorafgaand aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014.
    4.  
    Bevoegde autoriteiten, marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, gebruiken de in overeenstemming met lid 3 openbaar gemaakte informatie tot de eerste reguliere berekeningen als bedoeld in artikel 13, lid 18, van toepassing zijn.
    5.  
    Voor obligaties, met uitzondering van ETC's en ETN's, die zijn toegelaten tot de handel of voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform tijdens de drie maanden voorafgaand aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014, wordt geacht geen liquide markt te bestaan als gespecificeerd in tabel 2.2 van bijlage III tot de resultaten van de eerste reguliere berekeningen als bedoeld in artikel 13, lid 18, van toepassing zijn.

    Artikel 19

    Inwerkingtreding en datum van toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing vanaf 3 januari 2018. Artikel 18 is evenwel van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




    BIJLAGE I

    Beschrijving van het systeemtype en de informatie die in verband daarmee openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig artikel 2

    Overeenkomstig artikel 2 openbaar te maken informatie



    Systeemtype

    Beschrijving van het systeem

    Openbaar te maken informatie

    Op een continue veiling en een orderboek gebaseerd handelssysteem

    Een systeem dat door middel van een orderboek en een handelsalgoritme zonder menselijk ingrijpen continu verkooporders matcht met aankooporders op basis van de beste beschikbare prijs.

    Voor elk financieel instrument, het geaggregeerde aantal orders en het overeenkomstige volume op elk koersniveau voor ten minste de beste vijf bied- en laatkoersen.

    Prijsgedreven handelssysteem

    Een systeem waarin transacties worden gesloten op basis van vaste koersen die continu beschikbaar worden gesteld voor de deelnemers en waarin marketmakers de koersen op een zodanig niveau dienen te handhaven dat er een evenwicht bestaat tussen, enerzijds, de behoeften van leden en deelnemers om op commerciële schaal te handelen en, anderzijds, het risico waaraan de marktmaker zich blootstelt.

    Voor elk financieel instrument, de beste bied- en laatkoers van elke marktmaker in dat instrument, samen met de volumes die bij deze koersen horen.

    De openbaar gemaakte koersen zijn die welke overeenstemmen met bindende toezeggingen om de aandelen te kopen en te verkopen, waarbij tevens wordt aangegeven tegen welke koers en welke hoeveelheid financiële instrumenten de geregistreerde marketmakers bereid zijn te kopen of te verkopen. In uitzonderlijke marktomstandigheden kunnen gedurende een beperkte tijd echter indicatieve of enkelzijdige koersen worden toegestaan.

    Op een periodieke veiling gebaseerd handelssysteem

    Een systeem dat op basis van een periodieke veiling en een handelsalgoritme zonder menselijk ingrijpen orders matcht.

    De koers waartegen het op een veiling gebaseerde handelssysteem het best aan zijn handelsalgoritme voldoet, en het volume dat potentieel uitvoerbaar is tegen die koers door deelnemers aan dat systeem.

    Prijsaanvraaggedreven handelssysteem

    Een handelssysteem waarbij een koers of koersen worden verstrekt in reactie op een prijsaanvraag van een of meer andere leden of deelnemers. De koers kan uitsluitend worden uitgevoerd door het verzoekende lid of de verzoekende marktdeelnemer. Het verzoekende lid of de verzoekende marktdeelnemer kan een transactie sluiten door de op zijn verzoek verstrekte koers of koersen te aanvaarden.

    De koersen en de overeenkomstige volumes van een lid of deelnemer die, indien aanvaard, zouden leiden tot een transactie volgens de regels van het systeem. Alle verstrekte koersen in reactie op een aanvraag kunnen tegelijkertijd openbaar worden gemaakt, maar niet later dan wanneer ze uitvoerbaar worden.

    Voicetradingsysteem

    Een handelssysteem waarin transacties tussen leden tot stand komen door middel van mondelinge onderhandelingen.

    De koop- en verkooporders en de overeenkomstige volumes van een lid of deelnemer die, indien aanvaard, zouden leiden tot een transactie volgens de regels van het systeem.

    Niet onder de eerste vijf rijen vallend handelssysteem

    Een hybride systeem dat onder twee of meer van de eerste vijf rijen valt, of een systeem waarin het koersvormingsproces van een andere aard is dan dat van de systeemtypen die onder de eerste vijf rijen vallen.

    Toereikende informatie over de hoogte van de orders of koersen en van handelsbelangen; met name de beste vijf bied- en laatkoersen en/of dubbele koersen van elke marktmaker in het instrument, indien de kenmerken van het koersvormingsmechanisme zulks mogelijk maken.




    BIJLAGE II

    Openbaar te maken details van transacties



    Tabel 1

    Tabel van symbolen voor tabel 2

    SYMBOOL

    TYPE GEGEVENS

    DEFINITIE

    {ALPHANUM-n}

    Maximaal n alfanumerieke tekens

    Veld voor vrije tekst.

    {CURRENCYCODE_3}

    3 alfanumerieke tekens

    3-letterige valutacode volgens ISO 4217 valutacodes.

    {DATE_TIME_FORMAT}

    Datum- en tijdformaat volgens ISO 8601

    Datum en tijdstip in het volgende formaat:

    JJJJ-MM-DDTuu:mm:ss.ddddddZ,

    waarbij:

    — „JJJJ” het jaar is;

    — „MM” de maand is;

    — „DD” de dag is;

    — „T” — betekent dat de letter „T” moet worden gebruikt

    — „uu” het uur is;

    — „mm” de minuut is;

    — „ss.dddddd” de seconde en de fractie van een seconde is;

    — „Z” het UTC-tijdstip is.

    Data en tijdstippen moeten worden uitgedrukt in UTC.

    {DECIMAL-n/m}

    Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn.

    Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden:

    — het decimaalteken is „.” (punt);

    — negatieve getallen worden voorafgegaan door „–” (minus).

    Indien nodig worden waarden afgerond, niet afgebroken.

    {ISIN}

    12 alfanumerieke tekens

    ISIN-code volgens ISO 6166

    {MIC}

    4 alfanumerieke tekens

    Marktidentificatiecode volgens ISO 10383



    Tabel 2

    Lijst van details ten behoeve van transparantie na de handel

    Details

    Financiële instrumenten

    Beschrijving/openbaar te maken details

    Type uitvoering/publicatieplatform

    Overeenkomstig tabel 1 in te vullen formaat

    Transactiedatum en -tijdstip

    Voor alle financiële instrumenten

    Datum en tijdstip van uitvoering van de transactie.

    Voor op een handelsplatform uitgevoerde transacties is de mate van granulariteit in overeenstemming met de vereisten van artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie (1).

    Voor niet op een handelsplatform uitgevoerde transacties zijn de datum en het tijdstip die waarop de partijen de inhoud van de volgende velden overeenkomen: hoeveelheid, koers, valuta (in de velden 31, 34 en 40 als gespecificeerd in tabel 2 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590, instrumentidentificatiecode, instrumentindeling en code van het onderliggende instrument, indien van toepassing. Voor niet op een handelsplatform uitgevoerde transacties is het gemelde tijdstip granulair op ten minste de dichtstbijzijnde seconde.

    Wanneer de transactie resulteert uit een namens een cliënt door de uitvoerende beleggingsonderneming aan een derde doorgegeven order waarbij de voorwaarden voor doorgifte als omschreven in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 niet zijn vervuld, zijn de datum en het tijdstip die van de transactie in plaats van die van de order.

    Gereglementeerde markt (RM), multilaterale handelsfaciliteit (MTF), georganiseerde-handelsfaciliteit (OTF)

    Goedgekeurde publicatieregeling (APA)

    Verstrekker van consolidated tape (CTP)

    {DATE_TIME_FORMAT}

    Type instrumentidentificatiecode

    Voor alle financiële instrumenten

    Voor het identificeren van het financieel instrument gebruikte typecode

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    „ISIN” = ISIN-code, indien ISIN beschikbaar is

    „OTHR” = andere identificatiecode

    Instrumentidentificatiecode

    Voor alle financiële instrumenten

    Voor het identificeren van het financieel instrument gebruikte code

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    {ISIN}

    Wanneer de instrumentidentificatiecode niet een ISIN-code is, een identificatiecode die het derivateninstrument identificeert op basis van de velden 3, 4, 5, 7 en 8 en 12 tot en met 42 als gespecificeerd in bijlage IV en de velden 13 en 24 tot en met 48 als gespecificeerd in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/585 en de groepering van derivateninstrumenten als omschreven in bijlage III.

    Prijs

    Voor alle financiële instrumenten

    Uitgevoerde prijs van de transactie, in voorkomend geval exclusief provisie en opgelopen rente.

    In geval van optiecontracten is dit de premie van het derivatencontract per onderliggende waarde of per indexpunt.

    In geval van spread bets is dit de referentieprijs van het onderliggende instrument.

    Voor credit default swaps (cds) is dit de coupon in basispunten.

    Indien de prijs in geldwaarde wordt gerapporteerd, wordt deze gegeven in de eenheid van de hoofdvaluta.

    Wanneer de prijs op dat moment niet beschikbaar is maar hangende, moet de waarde „PNDG” zijn.

    Wanneer de prijs niet van toepassing is, wordt het veld niet ingevuld.

    De in dit veld gerapporteerde informatie is consistent met de in het veld „Hoeveelheid” ingevulde waarde.

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    {DECIMAL-18/13} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in geldwaarde

    {DECIMAL-11/10} wanneer de prijs wordt uitgedrukt als percentage of rendement

    „PNDG” wanneer de prijs niet beschikbaar is

    {DECIMAL-18/17} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in basispunten

    Plaats van uitvoering

    Voor alle financiële instrumenten

    Identificatie van het platform waar de transactie is uitgevoerd.

    Gebruik de segment-MIC van ISO 10383 voor op een handelsplatform uitgevoerde transacties. Wanneer de segment-MIC niet bestaat, gebruik dan de exploitant-MIC.

    Gebruik de MIC „XOFF” voor financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel of worden verhandeld op een handelsplatform wanneer de transactie in dat financieel instrument niet wordt uitgevoerd op een handelsplatform of door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie.

    Gebruik SINT voor financiële instrumenten die zijn voorgelegd voor verhandeling of worden verhandeld op een handelsplatform wanneer de transactie in dat financieel instrument wordt uitgevoerd door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling.

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    {MIC} — handelsplatforms

    „SINT” — beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling

    Eenheid van de prijs

    Voor alle financiële instrumenten

    Indicatie of de prijs wordt uitgedrukt als geldwaarde, percentage of rendement

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    „MONE” — Geldwaarde

    „PERC” — Percentage

    „YIEL” — Rendement

    „BAPO” — Basispunten

    Valuta van de prijs

    Voor alle financiële instrumenten

    Valuta waarin de prijs is uitgedrukt (van toepassing indien de prijs wordt uitgedrukt als geldwaarde)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    {CURRENCYCODE_3}

    Notatie van de hoeveelheid in de meeteenheid

    Voor grondstoffenderivaten, emissierechtenderivaten en emissierechten, behoudens in de in artikel 11, lid 1, onder a) en b), van deze verordening beschreven gevallen.

    Indicatie van meeteenheden waarin de hoeveelheid in de meeteenheid wordt uitgedrukt

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    „TOCD” — ton koolstofdioxide-equivalent

    of

    {ALPHANUM-25} anders

    Hoeveelheid in de meeteenheid

    Voor grondstoffenderivaten, emissierechtenderivaten en emissierechten, behoudens in de in artikel 11, lid 1, onder a) en b), van deze verordening beschreven gevallen.

    De equivalente hoeveelheid van een verhandelde grondstof of een verhandeld emissierecht uitgedrukt in de meeteenheid

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    {DECIMAL-18/17}

    Hoeveelheid

    Voor alle financiële instrumenten, behoudens in de in artikel 11, lid 1, onder a) en b), van deze verordening beschreven gevallen.

    Het aantal eenheden van het financiële instrument, of het aantal derivatencontracten in de transactie.

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    {DECIMAL-18/17}

    Notionele waarde

    Voor alle financiële instrumenten, behoudens in de in artikel 11, lid 1, onder a) en b), van deze verordening beschreven gevallen.

    Nominale waarde of notionele waarde

    Voor spread bets is de notionele waarde gelijk aan de ingezette geldwaarde per punt beweging in het onderliggende financiële instrument.

    Voor credit default swaps is de notionele waarde het notionele bedrag waarvoor de protectie wordt verkregen of vervreemd.

    De in dit veld gerapporteerde informatie is consistent met de in het veld „Prijs” ingevulde waarde.

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    {DECIMAL-18/5}

    Notionele valuta

    Voor alle financiële instrumenten, behoudens in de in artikel 11, lid 1, onder a) en b), van deze verordening beschreven gevallen.

    Valuta waarin de notionele waarde is uitgedrukt

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    {CURRENCYCODE_3}

    Soort

    Alleen voor emissierechten en emissierechtenderivaten

    Dit veld is alleen van toepassing op emissierechten en emissierechtenderivaten.

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    „EUAE” — EUA

    „CERE” — CER

    „ERUE” — ERU

    „EUAA” — EUAA

    „OTHR” — Overig (alleen voor derivaten)

    Datum en tijdstip van openbaarmaking

    Voor alle financiële instrumenten

    Datum en tijdstip van de openbaarmaking van de transactie door een handelsplatform of APA.

    Voor op een handelsplatform uitgevoerde transacties is de mate van granulariteit in overeenstemming met de vereisten van artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574.

    Voor niet op een handelsplatform uitgevoerde transacties is het gemelde tijdstip granulair op ten minste de dichtstbijzijnde seconde.

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    {DATE_TIME_FORMAT}

    Platform van openbaarmaking

    Voor alle financiële instrumenten

    Voor de identificatie van het handelsplatform en de APA die de transactie openbaar maakt gebruikte code.

    CTP

    Handelsplatform: {MIC}

    APA {MIC} indien beschikbaar. Anders, een uit 4 karakters bestaande code als gepubliceerd in de lijst van datarapporteringsdiensten op de website van de ESMA.

    Transactie-identificatiecode

    Voor alle financiële instrumenten

    Alfanumerieke code die wordt toegekend door handelsplatforms (krachtens artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580 van de Commissie (2)) en APA's en die wordt gebruikt voor daaropvolgende verwijzingen naar de specifieke transactie.

    De transactie-identificatiecode is uniek, consistent en persistent voor elke segment-MIC volgens ISO 10383 en voor elke handelsdag. Indien het handelsplatform geen segment-MIC's gebruikt, is de transactie-identificatiecode uniek, consistent en persistent voor elke exploitant-MIC en elke handelsdag.

    Indien een APA geen MIC's gebruikt, moet de transactie-identificatiecode uniek, consistent en persistent zijn voor elke uit 4 karakters bestaande code die wordt gebruikt om de APA te identificeren voor elke handelsdag.

    De identiteit van de tegenpartijen bij de transactie waarvoor de transactie-identificatiecode wordt bijgehouden, kan niet worden afgeleid uit de onderdelen van deze code.

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    {ALPHANUMERICAL-52}

    Te clearen transactie

    Voor derivaten

    Code om vast te stellen of de transactie zal worden gecleard.

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    „true” — transactie zal worden gecleard

    „false” — transactie zal niet worden gecleard

    (1)   

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie van 7 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor het accuratesseniveau van beursklokken (zie bladzijde 148 van dit Publicatieblad).

    (2)   

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580 van de Commissie van 24 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen voor het bijhouden van relevante gegevens met betrekking tot orders in financiële instrumenten (zie bladzijde 193 van dit Publicatieblad).



    Tabel 3

    Lijst van markeringen ten behoeve van transparantie na de handel

     

    Markering

    Naam van de markering

    Type uitvoering/publicatieplatform

    Beschrijving

     

    „BENC”

    Benchmarktransactie

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Alle soorten transacties tegen een volumegewogen gemiddelde koers en alle andere transacties waarvoor de koers wordt berekend over verscheidene tijdstippen volgens een gegeven benchmark.

     

    „ACTX”

    Kruistransactie door beleggingsonderneming (Agency cross transaction)

    APA

    CTP

    Transacties waarbij een beleggingsonderneming orders van twee cliënten samenvoegt en de aankoop en verkoop als een enkele transactie uitvoert voor hetzelfde volume en tegen dezelfde prijs.

     

    „NPFT”

    Niet-koersvormende transactie (Non-price forming transaction)

    RM, MTF, OTF

    CTP

    Alle typen transacties als vermeld in artikel 12 van deze verordening die niet bijdragen tot de koersvorming.

     

    „LRGS”

    Large in Scale (LIS) transactie met uitstel van transparantie na de handel

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Transacties die worden uitgevoerd met uitstel van de transparantie na de handel voor transacties van aanzienlijke omvang.

     

    „ILQD”

    Transacties in niet-liquide instrumenten

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Transacties die worden uitgevoerd met uitstel voor instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat.

     

    „SIZE”

    SSTI (Size Specific to the Instrument) transactie met uitstel van transparantie na de handel

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Transacties die worden uitgevoerd met uitstel van transparantie na de handel op basis van de voor het financieel instrument specifieke omvang

     

    „TPAC”

    Pakkettransactie (Package transaction)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Pakkettransactie die geen exchange for physicals als omschreven in artikel 1 is.

     

    „XFPH”

    Exchange for physicals-transactie

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Exchange for physicals als omschreven in artikel 1

     

    „CANC”

    Annulering (Cancellation)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Wanneer een eerder openbaar gemaakte transactie wordt geannuleerd.

     

    „AMND”

    Wijziging (Amendment)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Wanneer een eerder openbaar gemaakte transactie wordt gewijzigd.

    MARKERINGEN VOOR AANVULLEND UITSTEL

    Artikel 11, lid 1, onder a), punt i)

    „LMTF”

    Beperkte hoeveelheid details

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Eerste verslag met openbaarmaking van een beperkte hoeveelheid details overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), punt i).

    „FULF”

    Alle details (Full details)

    Transactie waarvoor eerder een beperkte hoeveelheid details is openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), punt i).

    Artikel 11, lid 1, onder a), punt ii)

    „DATF”

    Dagelijks geaggregeerde transactie (Daily aggregated transaction)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Openbaarmaking van dagelijks geaggregeerde transactie overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), punt ii).

    „FULA”

    Alle details (Full details)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Afzonderlijke transactie waarvoor eerder dagelijks geaggregeerde details zijn openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), punt ii).

    Artikel 11, lid 1, onder b)

    „VOLO”

    Volumeweglating (Volume omission)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Transactie waarvoor een beperkte hoeveelheid details wordt openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b).

    „FULV”

    Alle details (Full details)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Transactie waarvoor eerder een beperkte hoeveelheid details is openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b).

    Artikel 11, lid 1, onder c)

    „FWAF”

    Aggregatie over vier weken (Four weeks aggregation)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Openbaarmaking van geaggregeerde transacties overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder c).

    „FULJ”

    Alle details (Full details)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Afzonderlijke transacties die eerder hebben geprofiteerd van geaggregeerde openbaarmaking overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder c).

    Artikel 11, lid 1, onder d)

    „IDAF”

    Aggregatie voor onbepaalde tijd (Indefinite aggregation)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Transacties waarvoor de openbaarmaking van verscheidene transacties in geaggregeerde vorm voor onbepaalde tijd is toegestaan overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder d).

    Achtereenvolgend gebruik van artikel 11, lid 1, onder b), en artikel 11, lid 2, onder c), voor overheidsschuldinstrumenten.

    „VOLW”

    Volumeweglating (Volume omission)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Transactie waarvoor een beperkte hoeveelheid details wordt openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b), en waarvoor vervolgens de openbaarmaking van verscheidene transacties in geaggregeerde vorm voor onbepaalde tijd zal worden toegestaan overeenkomstig artikel 11, lid 2, onder c).

    „COAF”

    Consecutieve aggregatie (volumeweglating voor overheidsschuldinstrumenten) (Consecutive aggregation)

    RM, MTF, OTF

    APA

    CTP

    Transacties waarvoor eerder een beperkte hoeveelheid details is openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b), en waarvoor vervolgens de openbaarmaking van verscheidene transacties in geaggregeerde vorm voor onbepaalde tijd is toegestaan overeenkomstig artikel 11, lid 2, onder c).



    Tabel 4

    Volumemaatstaf

    Type instrument

    Hoeveelheid

    Alle obligaties met uitzondering van ETC's en ETN's en gestructureerde financiële producten

    Totale nominale waarde van verhandelde schuldinstrumenten

    Obligatietypen ETC en ETN

    Aantal verhandelde eenheden (1)

    Gesecuritiseerde derivaten

    Aantal verhandelde eenheden (1)

    Rentederivaten

    Notionele waarde van verhandelde contracten

    Valutaderivaten

    Notionele waarde van verhandelde contracten

    Aandelenderivaten

    Notionele waarde van verhandelde contracten

    Grondstoffenderivaten

    Notionele waarde van verhandelde contracten

    Kredietderivaten

    Notionele waarde van verhandelde contracten

    Contract for differences

    Notionele waarde van verhandelde contracten

    C10-derivaten

    Notionele waarde van verhandelde contracten

    Emissierechtenderivaten

    Ton koolstofdioxide-equivalent

    Emissierechten

    Ton koolstofdioxide-equivalent

    (1)   

    Koers per eenheid.




    BIJLAGE III

    Liquiditeitsbeoordeling, LIS- en SSTI-drempels voor andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten

    1.    Instructies voor het gebruik van deze bijlage

    1. 

    Een verwijzing naar een „activaklasse” is een verwijzing naar de volgende klassen van financiële instrumenten: obligaties, gestructureerde financiële producten, gesecuritiseerde derivaten, rentederivaten, aandelenderivaten, grondstoffenderivaten, valutaderivaten, kredietderivaten, C10-derivaten, CFD's, emissierechten en emissierechtenderivaten.

    2. 

    Een verwijzing naar een „subactivaklasse” is een verwijzing naar een op meer granulair niveau gesegmenteerde activaklasse op basis van het contracttype en/of het type onderliggende activa.

    3. 

    Een verwijzing naar een „subklasse” is een verwijzing naar een op meer granulair niveau gesegmenteerde subactivaklasse op basis van verdere kwalitatieve segmenteringscriteria als omschreven in de tabellen 2.1 tot en met 13.3 van deze bijlage.

    4. 

    Onder „gemiddelde dagelijkse omzet” wordt verstaan: de totale omzet voor een specifiek financieel instrument als bepaald volgens de volumemaatstaf van tabel 4 van bijlage II en uitgevoerd in de periode als bedoeld in artikel 13, lid 7, gedeeld door het aantal handelsdagen in die periode of, indien van toepassing, dat deel van het jaar waarin het financieel instrument was toegelaten tot of werd verhandeld op een handelsplatform en de verhandeling niet was opgeschort.

    5. 

    Onder „gemiddelde dagelijkse notionele waarde (average daily notional amount, ADNA)” wordt verstaan: de totale notionele waarde voor een specifiek financieel instrument als bepaald volgens de volumemaatstaf van tabel 4 van bijlage II en uitgevoerd in de periode als bedoeld in artikel 13, lid 18, voor alle obligaties met uitzondering van ETC's en ETN's, en in artikel 13, lid 7, voor alle andere financiële instrumenten, gedeeld door het aantal handelsdagen in die periode of, indien van toepassing, dat deel van het jaar waarin het financieel instrument was toegelaten tot of werd verhandeld op een handelsplatform en de verhandeling niet was opgeschort.

    6. 

    Onder „percentage verhandelingsdagen in de betrokken periode” wordt verstaan: het aantal dagen in de periode als bedoeld in artikel 13, lid 18, voor alle obligaties met uitzondering van ETC's en ETN's, en in artikel 13, lid 7, voor gestructureerde financiële producten, waarop ten minste één transactie voor dat financieel instrument is uitgevoerd, gedeeld door het aantal handelsdagen in die periode of, indien van toepassing, dat deel van het jaar waarin het financieel instrument was toegelaten tot of werd verhandeld op een handelsplatform en de verhandeling niet was opgeschort.

    7. 

    Onder „gemiddeld aantal dagelijkse transacties” wordt verstaan: het totale aantal transacties dat voor een specifiek financieel instrument is uitgevoerd in de periode als bedoeld in artikel 13, lid 18, voor alle obligaties met uitzondering van ETC's en ETN's, en in artikel 13, lid 7, voor alle andere financiële instrumenten, gedeeld door het aantal handelsdagen in die periode of, indien van toepassing, dat deel van het jaar waarin het financieel instrument was toegelaten tot of werd verhandeld op een handelsplatform en de verhandeling niet was opgeschort.

    8. 

    Onder „future” wordt verstaan: een contract om op een gespecificeerde toekomstige datum tegen een bij het sluiten van het contract door de koper en de verkoper overeengekomen prijs een grondstof of financieel instrument te kopen of te verkopen. Elk futurecontract heeft standaardvoorwaarden die de minimumkwantiteit en -kwaliteit die kan worden gekocht of verkocht, het kleinste bedrag waarmee de prijs kan veranderen, leveringsprocedures, de vervaldatum en andere kenmerken van het contract dicteren.

    9. 

    Onder „optie” wordt verstaan: een contract dat de eigenaar het recht geeft, maar niet de verplichting oplegt, om een specifiek instrument of een specifieke grondstof te kopen (call) of te verkopen (put) tegen een vooraf bepaalde prijs of uitoefenprijs op of tot een bepaalde toekomstige datum of uitoefendatum.

    10. 

    Onder „swap” wordt verstaan: een contract waarin twee partijen overeenkomen om op een bepaalde toekomstige datum kasstromen in één financieel instrument te ruilen voor die in een ander financieel instrument.

    11. 

    Onder „portefeuilleswap” wordt verstaan: een contract op grond waarvan eindgebruikers meerdere swaps kunnen verhandelen.

    12. 

    Onder „forward” of „forwardovereenkomst” wordt verstaan: een onderhandse overeenkomst tussen twee partijen om op een bij het sluiten van het contract door de koper en de verkoper overeengekomen, gespecificeerde toekomstige datum een grondstof of een financieel instrument te kopen of te verkopen.

    ▼M3

    16. 

    Onder „optie op een swap” wordt verstaan: een optiecontract dat de eigenaar het recht geeft, maar niet de verplichting oplegt om op of tot een bepaalde toekomstige datum een swap aan te gaan.

    ▼B

    14. 

    Onder „future op een swap” wordt verstaan: een futurecontract dat de eigenaar het recht geeft, maar niet de verplichting oplegt, om op of tot een bepaalde toekomstige datum een swap aan te gaan.

    15. 

    Onder „forward op een swap” wordt verstaan: een forwardcontract dat de eigenaar de verplichting oplegt om op of tot een bepaalde toekomstige datum een swap aan te gaan.

    2.    Obligaties



    Tabel 2.1

    Obligaties (alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's) — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Activaklassen — Obligaties (alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's)

    Voor elk afzonderlijk financieel instrument wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer het niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria op cumulatieve basis

    Gemiddelde dagelijkse notionele waarde

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    Percentage verhandelingsdagen in de betrokken periode

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 3]

    100 000  EUR

    S1

    S2

    S3

    S4

    80 %

    15

    10

    7

    2

    ▼M3



    Tabel 2.2

    Obligaties (alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's) — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Activaklassen — Obligaties (alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's)

    Voor elke afzonderlijke obligatie wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 13, lid 18, wanneer zij wordt gekenmerkt door een specifieke combinatie van obligatietype en uitgifteomvang zoals gespecificeerd in elke rij van de tabel

    Obligatietype

     

    Omvang van de uitgifte - RTS23#14

    Overheidsobligatie

    RTS2#3 = BOND en RTS2#9 = EUSB

    een obligatie die noch een converteerbare, noch een gedekte obligatie is en wordt uitgegeven door een overheidsemittent:

    (a)  de Unie;

    (b)  een lidstaat, met inbegrip van een regeringsdepartement, een agentschap of een special purpose vehicle van de lidstaat;

    (c)  een niet onder de punten a) en b) vallende overheidsentiteit.

    kleiner dan (in EUR)

    1 000 000 000

    Andere overheidsobligatie

    RTS2#3 = BOND en RTS2#9 = OEPB

    een obligatie die noch een converteerbare, noch een gedekte obligatie is en wordt uitgegeven door een van de volgende overheidsemittenten:

    (a)  in het geval van een lidstaat die een federale staat is, een lid van de federatie;

    (b)  een special purpose vehicle voor verscheidene lidstaten;

    (c)  een door twee of meer lidstaten opgerichte internationale financiële instelling die tot doel heeft middelen bijeen te brengen en financiële bijstand te verlenen ten behoeve van haar leden als deze ernstige financiële problemen ondervinden of dreigen te ondervinden;

    (d)  de Europese Investeringsbank;

    (e)  een overheidsentiteit die geen emittent van een overheidsobligatie als gespecificeerd in de vorige rij is.

    kleiner dan (in EUR)

    500 000 000

    Converteerbare obligatie

    RTS2#3 = BOND en RTS2#9 = CVTB

    een instrument dat bestaat uit een obligatie of een gesecuritiseerd schuldinstrument met een ingebed derivaat, zoals een optie om het onderliggende aandeel te kopen.

    kleiner dan (in EUR)

    500 000 000

    Gedekte obligatie

    RTS2#3 = BOND en RTS2#9 = CVDB

    een obligatie als omschreven in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG

    tijdens de fasen S1 en S2

    tijdens de fasen S3 en S4

    kleiner dan (in EUR)

    1 000 000 000

    kleiner dan (in EUR)

    500 000 000

    Bedrijfsobligatie

    RTS2#3 = BOND en RTS2#9 = CRPB

    een obligatie die noch een converteerbare, noch een gedekte obligatie is en die is uitgegeven door een in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad (1) opgerichte Societas Europaea of een type vennootschap als vermeld in bijlage 1 of bijlage 2 van Richtlijn 2013/34/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) of een equivalent daarvan in derde landen.

    tijdens de fasen S1 en S2

    tijdens de fasen S3 en S4

    kleiner dan (in EUR)

    1 000 000 000

    kleiner dan (in EUR)

    500 000 000

    Obligatietype

    Om te bepalen voor welke financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 13, lid 18, wordt de volgende methodologie toegepast

    Andere obligatie

    RTS2#3 = BOND en RTS2#9 = OTHR

    Voor een obligatie die niet tot een van bovengenoemde obligatietypen behoort, wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    (1)   

    Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1).

    (2)   

    Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

    ▼B



    Tabel 2.3

    Obligaties (alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's) — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel

    Activaklassen — Obligaties (alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's)

    Obligatietype

    In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels per obligatietype

    Toe te passen percentielen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elk obligatietype

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Transactie — percentiel

    Overheidsobligatie

    in overheidsobligaties uitgevoerde transacties na uitsluiting van transacties als gespecificeerd in artikel 13, lid 10

    S1

    S2

    S3

    S4

    300 000  EUR

    70

    300 000  EUR

    80

    90

    30

    40

    50

    60

    Andere overheidsobligatie

    in andere overheidsobligaties uitgevoerde transacties na uitsluiting van transacties als gespecificeerd in artikel 13, lid 10

    S1

    S2

    S3

    S4

    300 000  EUR

    70

    300 000  EUR

    80

    90

    30

    40

    50

    60

    Converteerbare obligatie

    in converteerbare obligaties uitgevoerde transacties na uitsluiting van transacties als gespecificeerd in artikel 13, lid 10

    S1

    S2

    S3

    S4

    200 000  EUR

    70

    200 000  EUR

    80

    90

    30

    40

    50

    60

    Gedekte obligatie

    in gedekte obligaties uitgevoerde transacties na uitsluiting van transacties als gespecificeerd in artikel 13, lid 10

    S1

    S2

    S3

    S4

    300 000  EUR

    70

    300 000  EUR

    80

    90

    30

    40

    40

    40

    Bedrijfsobligatie

    in bedrijfsobligaties uitgevoerde transacties na uitsluiting van transacties als gespecificeerd in artikel 13, lid 10

    S1

    S2

    S3

    S4

    200 000  EUR

    70

    200 000  EUR

    80

    90

    30

    40

    50

    60

    Andere obligaties

    in andere obligaties uitgevoerde transacties na uitsluiting van transacties als gespecificeerd in artikel 13, lid 10

    S1

    S2

    S3

    S4

    200 000  EUR

    70

    200 000  EUR

    80

    90

    30

    40

    50

    60

    ▼M3



    Tabel 2.4

    Obligaties (obligatietypen ETC en ETN) — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Obligatietype

    Voor elk afzonderlijk financieel instrument wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wanneer het niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria

    Gemiddelde dagelijkse omzet

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    Exchange Traded Commodities (ETC’s) - RTS2#3 = ETCS

    een schuldinstrument dat is uitgegeven tegen een rechtstreekse belegging door de emittent in grondstoffen- of grondstoffenderivatencontracten. De koers van een ETC is rechtstreeks of onrechtstreeks gekoppeld aan de prestaties van het onderliggende. Een ETC volgt passief de prestaties van de grondstof of grondstoffenindices waarop hij betrekking heeft.

    500 000  EUR

    10

    Exchange Traded Notes (ETN’s) - RTS2#3 = ETNS

    een schuldinstrument dat is uitgegeven tegen een rechtstreekse belegging door de emittent in het onderliggende of de onderliggende derivatencontracten. De koers van een ETN is rechtstreeks of onrechtstreeks gekoppeld aan de prestaties van het onderliggende. Een ETN volgt passief de prestaties van het onderliggende waarop hij betrekking heeft.

    500 000  EUR

    10.

    ▼B



    Tabel 2.5

    Obligaties (obligatietypen ETC en ETN) — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel

    Activaklasse — Obligaties (obligatietypen ETC en ETN)

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elk afzonderlijk instrument waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Obligatietype

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    ETC's

    1 000 000  EUR

    1 000 000  EUR

    50 000 000  EUR

    50 000 000  EUR

    ETN's

    1 000 000  EUR

    1 000 000  EUR

    50 000 000  EUR

    50 000 000  EUR

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elk afzonderlijk instrument waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Obligatietype

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    ETC's

    900 000  EUR

    900 000  EUR

    45 000 000  EUR

    45 000 000  EUR

    ETN's

    900 000  EUR

    900 000  EUR

    45 000 000  EUR

    45 000 000  EUR

    3.    Gestructureerde financiële producten (GFP's)

    ▼M3



    Tabel 3.1

    GFP's — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Activaklasse — Gestructureerde financiële producten (GFP's)

    Toets 1 — beoordeling activaklasse van GFP's

    De beoordeling van de activaklasse GFP's voor het bepalen van de financiële instrumenten waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b) – RTS2#3 = SFPS

    In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de waarden die verband houden met de kwantitatieve liquiditeitscriteria voor de beoordeling van de activaklasse van GFP's

    De activaklasse van GFP's wordt beoordeeld door toepassing van de volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria

    Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA)

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    In alle GFP's uitgevoerde transacties

    300 000 000  EUR

    500

    Toets 2 — GFP's waarvoor geen liquide markt bestaat

    Wanneer de waarden die verband houden met de kwantitatieve liquiditeitscriteria, boven de voor de beoordeling van de activaklasse van GFP's vastgestelde kwantitatieve liquiditeitsdrempels liggen, is toets 1 gehaald en wordt toets 2 uitgevoerd. Voor elk afzonderlijk financieel instrument wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wanneer het niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria

    Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA)

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    Percentage verhandelingsdagen in de betrokken periode

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 3]

    100 000  EUR

    2

    80 %

    ▼B



    Tabel 3.2

    GFP's — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel wanneer toets 1 niet wordt gehaald

    Activaklasse — Gestructureerde financiële producten (GFP's)

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel wanneer toets 1 niet wordt gehaald

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    100 000  EUR

    250 000  EUR

    500 000  EUR

    1 000 000  EUR

    Tabel 3.3

    GFP's — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel wanneer toets 1 wordt gehaald



    Activaklasse — Gestructureerde financiële producten (GFP's)

    In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels

    Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor GFP's waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan wanneer toets 1 wordt gehaald

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    In alle GFP's waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan uitgevoerde transacties

    S1

    S2

    S3

    S4

    100 000  EUR

    70

    250 000  EUR

    80

    500 000  EUR

    90

    1 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60



    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor GFP's waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan wanneer toets 1 wordt gehaald

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    100 000  EUR

    250 000  EUR

    500 000  EUR

    1 000 000  EUR

    4.    Gesecuritiseerde derivaten

    ▼M3



    Tabel 4.1

    Gesecuritiseerde derivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Activaklasse – Gesecuritiseerde derivaten

    een overdraagbaar effect als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 44, c), van Richtlijn 2014/65/EU anders dan een gestructureerd financieel product, dat ten minste het volgende moet omvatten:

    a.1)  plain vanilla gedekte warrants: door een financiële instelling uitgegeven effecten die de houder het recht geven, maar niet de verplichting opleggen, om

    a)  op of tot de vervaldatum een specifieke hoeveelheid van het onderliggende actief te kopen tegen een vooraf bepaalde uitoefenprijs of, indien afwikkeling in contanten is vastgesteld, de betaling van het positieve verschil tussen de actuele marktprijs en de uitoefenprijs; of

    b)  op of tot de vervaldatum een specifieke hoeveelheid van het onderliggende actief te verkopen tegen een vooraf bepaalde uitoefenprijs of, indien afwikkeling in contanten is vastgesteld, de betaling van het positieve verschil tussen de uitoefenprijs en de actuele marktprijs door de koper;

    a.2)  warrants: effecten die zijn uitgegeven door dezelfde emittent van het onderliggende actief en die de houder het recht geven, maar niet de verplichting opleggen, om

    a)  op of tot de vervaldatum een specifieke hoeveelheid van het onderliggende actief te kopen tegen een vooraf bepaalde uitoefenprijs of, indien afwikkeling in contanten is vastgesteld, de betaling van het positieve verschil tussen de actuele marktprijs en de uitoefenprijs; of

    b)  op of tot de vervaldatum een specifieke hoeveelheid van het onderliggende actief te verkopen tegen een vooraf bepaalde uitoefenprijs of, indien afwikkeling in contanten is vastgesteld, de betaling van het positieve verschil tussen de uitoefenprijs en de actuele marktprijs door de koper;

    b)  hefboomcertificaten: certificaten die de prestaties van het onderliggende actief volgen met hefboomeffect;

    c)  exotische gedekte warrants: gedekte warrants waarvan de belangrijkste component een combinatie van opties is;

    d)  onderhandelbare rechten waarvan de onderliggende waarde een niet-eigenvermogensinstrument is;

    e)  investeringscertificaten: certificaten die de prestaties van het onderliggende actief volgen zonder hefboomeffect.

    RTS2#3 = SDRV

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt de volgende methodologie toegepast

    voor alle gesecuritiseerde derivaten wordt geacht een liquide markt te bestaan

    ▼B



    Tabel 4.2

    Gesecuritiseerde derivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel

    Activaklasse — Gesecuritiseerde derivaten

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    50 000  EUR

    60 000  EUR

    90 000  EUR

    100 000  EUR

    5.    Rentederivaten

    ▼M3



    Tabel 5.1

    Rentederivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Activaklasse – Rentederivaten

    elk contract als bedoeld in bijlage I, deel C, punt 4), van Richtlijn 2014/65/EU waarvan het uiteindelijk onderliggende een obligatie, een lening, een mandje, een portefeuille of een index, met inbegrip van een rente-, obligatie-, lening- of enig ander product is dat de prestaties van een rente, obligatie of lening vertegenwoordigt.

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven

    Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria. Op subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan, wordt, indien van toepassing, het aanvullende kwalitatieve liquiditeitscriterium toegepast

    Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA)

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    Aanvullend kwalitatief liquiditeitscriterium

    Obligatiefutures/-forwards

    / Future op een obligatiefuture

    / Forward op een obligatiefuture

    Future op een obligatie

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = FUTR

    RTS2#16 = BOND

    of

    Forward op een obligatie

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = FORW

    RTS2#16 = BOND

    of

    Future op een obligatiefuture

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = FUTR

    RTS2#16 = BNFD

    of

    Forward op een obligatiefuture

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = FORW

    RTS2#16 = BNFD

    een obligatiefuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS2#17) — emittent van het onderliggende

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#18) — looptijd van de onderliggende te leveren obligatie, gedefinieerd als volgt:

    Kortlopend: de onderliggende te leveren obligatie met een looptijd van tussen 1 en 4 jaar wordt geacht kortlopend te zijn

    Middellanglopend: de onderliggende te leveren obligatie met een looptijd van tussen 4 en 8 jaar wordt geacht middellanglopend te zijn

    Langlopend: de onderliggende te leveren obligatie met een looptijd van tussen 8 en 15 jaar wordt geacht langlopend te zijn

    Ultralanglopend: de onderliggende te leveren obligatie met een looptijd van meer dan 15 jaar wordt geacht ultralanglopend te zijn

    Segmenteringscriterium 3 — looptijdsegment van de future, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 2: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 3: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    5 000 000  EUR

    10

    wanneer voor een subklasse wordt geacht een liquide markt te bestaan met betrekking tot een specifiek looptijdsegment, en voor de door het volgende looptijdsegment bepaalde subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan, wordt voor het eerste back month-contract twee weken voor het eind van de front month geacht een liquide markt te bestaan

    Obligatieoptie

    / Optie op een obligatieoptie

    / Optie op een obligatiefuture

    Obligatieoptie

    Optie op een obligatieoptie

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#16 = BOND

    of

    Optie op een obligatieoptie

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#16 = BOND

    of

    Optie op een obligatiefuture

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#16 = BNFD

    een obligatieoptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS2#22) — uiteindelijke onderliggende obligatie

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#8) — looptijdsegment van de optie, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 2: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 3: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    5 000 000  EUR

    10

     

    Rentefutures en FRA/ Future op een rentefuture / Forward rate agreement op een rentefuture

    Future op een rentevoet

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = FUTR

    RTS2#16 = INTR

    of

    Forward rate agreement

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = FRAS

    RTS2#16 = INTR

    of

    Future op een rentefuture

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = FUTR

    RTS2#16 = IFUT

    of

    Forward rate agreement op een rentefuture

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = FRAS

    RTS2#16 = IFUT

    een rentefuturesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS2#24) — onderliggende rente

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#25) — termijn van de onderliggende rente

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#8) — looptijdsegment van de future, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 2: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 3: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    500 000 000  EUR

    10

    wanneer voor een subklasse wordt geacht een liquide markt te bestaan met betrekking tot een specifiek looptijdsegment, en voor de door het volgende looptijdsegment bepaalde subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan, wordt voor het eerste back month-contract twee weken voor het eind van de front month geacht een liquide markt te bestaan

    Renteopties

    /Optie op een rentefuture/FRA

    /Optie op een renteoptie

    /Optie op een optie op een rentefuture/FRA

    Optie op een rentefuture/FRA//Optie op een renteoptie

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#16 = IFUT

    of

    Renteoptie //Optie op een optie op een rentefuture/FRA

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#16 = INTR

    een renteoptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS2#24) —onderliggende rente

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#25) — termijn van de onderliggende rente

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#8) — looptijdsegment van de optie, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 2: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 3: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    500 000 000  EUR

    10

     

    Swaptions

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = SWPT

    een swaptionsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS2#16) — onderliggend swaptype, gedefinieerd als volgt: fixed-to-fixed single currency swap, futures/forwards op fixed-to-fixed single currency swap [RTS2#16 = XXSC]

    fixed-to-float single currency swap, futures/forwards op fixed-to-float single currency swap [RTS2#16 = XFSC]

    float-to-float single currency swap, futures/forwards op float-to-float single currency swap [RTS2#16 = FFSC]

    inflation single currency swap, futures/forwards op inflation single currency swap [RTS2#16 = IFSC]

    OIS single currency swap, futures/for- wards op OIS single currency swap [RTS2#16 = OSSC]

    fixed-to-fixed multi-currency swap, futures/forwards op fixed-to-fixed multi-currency swap [RTS2#16 = XXMC]

    fixed-to-float multi-currency swap, futures/forwards op fixed-to-float multi-currency swap [RTS2#16 = XFMC]

    float-to-float multi-currency swap, futures/forwards op float-to-float multi-currency swap [RTS2#16 = FFMC]

    inflation multi-currency swap, futures/forwards op inflation multi-currency swap [RTS2#16 = IFMC]

    OIS multi-currency swap, futures/forwards op OIS multi-currency swap [RTS2#16 = OSMC]

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#20) — notionele valuta, gedefinieerd als de valuta waarin de notionele waarde van de optie is uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#22 of RTS2#23) — inflatie-index indien het onderliggende swaptype ofwel een inflation single currency swap, ofwel een inflation multi-currency swap is

    Segmenteringscriterium 4 (RTS2#21) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Segmenteringscriterium 5 (RTS2#8) — looptijdsegment van de optie, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 2: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 3: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 4: 2 jaar < looptijd ≤ 5 jaar

    Looptijdsegment 5: 5 jaar < looptijd ≤ 10 jaar

    Looptijdsegment 6: langer dan 10 jaar

    500 000 000  EUR

    10

     

    Fixed-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    een swap of een future/forward/optie op een swap waarbij twee partijen in verschillende valuta's luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan de ene zijde worden bepaald door een vaste rente, terwijl die aan de andere zijde worden bepaald door een zwevende rente

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = SWAP of FONS of FWOS of OPTS

    RTS2#16 = XFMC

    een fixed-to-float multi-currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#13 en RTS23#42) — notioneel valutapaar, gedefinieerd als de combinatie van de twee valuta's waarin de twee zijden van de swap zijn uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    50 000 000  EUR

    10

     

    Float-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards/opties op Float-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    een swap of een future/forward/optie op een swap waarbij twee partijen in verschillende valuta's luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan beide zijden worden bepaald door een zwevende rente

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = SWAP of FONS of FWOS of OPTS

    RTS2#16 = FFMC

    een float-to-float multi-currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#13 en RTS23#42) — notioneel valutapaar, gedefinieerd als de combinatie van de twee valuta's waarin de twee zijden van de swap zijn uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 year < maturity ≤ 2 years

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    50 000 000  EUR

    10

     

    Fixed-to-Fixed „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards/opties op Fixed-to-Fixed „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    een swap of een future/forward/optie op een swap waarbij twee partijen in verschillende valuta's luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan beide zijden worden bepaald door een zwevende rente

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = SWAP of FONS of FWOS of OPTS

    RTS2#16 = XXMC

    een fixed-to-fixed multi-currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#13 en RTS23#42) — notioneel valutapaar, gedefinieerd als de combinatie van de twee valuta's waarin de twee zijden van de swap zijn uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    50 000 000  EUR

    10

     

    Overnight Index Swap (OIS) „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards/opties op Overnight Index Swap (OIS) „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    een swap of een future/forward/optie op een swap waarbij twee partijen in verschillende valuta's luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan ten minste één zijde worden bepaald door een Overnight Index Swap (OIS)-rente

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = SWAP of FONS of FWOS of OPTS

    RTS2#16 = OSMC

    een Overnight Index Swap (OIS) multi-currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#13 en RTS23#42) — notioneel valutapaar, gedefinieerd als de combinatie van de twee valuta's waarin de twee zijden van de swap zijn uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    50 000 000  EUR

    10

     

    Inflation „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards/opties op Inflation „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    een swap of een future/forward/optie op een swap waarbij twee partijen in verschillende valuta's luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan ten minste één zijde worden bepaald door een inflatierente

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = SWAP of FONS of FWOS of OPTS

    RTS2#16 = IFMC

    een inflation multi-currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#13 en RTS23#42) — notioneel valutapaar, gedefinieerd als de combinatie van de twee valuta's waarin de twee zijden van de swap zijn uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    50 000 000  EUR

    10

     

    Fixed-to-Float „single currency swaps” en futures/forwards/opties op Fixed-to-Float „single currency swaps”

    een swap of een future/forward/optie op een swap waarbij twee partijen in dezelfde valuta luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan de ene zijde worden bepaald door een vaste rente, terwijl die aan de andere zijde worden bepaald door een zwevende rente

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = SWAP of FONS of FWOS of OPTS

    RTS2#16 = XFSC

    een fixed-to-float single currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#13) — notionele valuta waarin de twee zijden van de swap zijn uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    50 000 000  EUR

    10

     

    Float-to-Float „single currency swaps” en futures/forwards/opties op Float-to-Float „single currency swaps”

    een swap of een future/forward/optie op een swap waarbij twee partijen in dezelfde valuta luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan beide zijden worden bepaald door een zwevende rente

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = SWAP of FONS of FWOS of OPTS

    RTS2#16 = FFSC

    een fixed-to-float single currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#13) — notionele valuta waarin de twee zijden van de swap zijn uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    50 000 000  EUR

    10

     

    Fixed-to-Fixed „single currency swaps” en futures/forwards/opties op Fixed-to-Fixed „single currency swaps”

    een swap of een future/forward/optie op een swap waarbij twee partijen in dezelfde valuta luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan beide zijden worden bepaald door een vaste rente

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = SWAP of FONS of FWOS of OPTS

    RTS2#16 = XXSC

    een fixed-to-fixed single currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#13) — notionele valuta waarin de twee zijden van de swap zijn uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    50 000 000  EUR

    10

     

    Overnight Index Swap (OIS) „single currency swaps” en futures/forwards/opties op Overnight Index Swap (OIS) „single currency swaps”

    een swap of een future/forward/optie op een swap waarbij twee partijen in dezelfde valuta luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan ten minste één zijde worden bepaald door een Overnight Index Swap (OIS)-rente

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = SWAP of FONS of FWOS of OPTS

    RTS2#16 = OSSC

    een Overnight Index Swap (OIS) single currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#13) — notionele valuta waarin de twee zijden van de swap zijn uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    50 000 000  EUR

    10

     

    Inflation „single currency swaps” en futures/forwards/opties op Inflation „single currency swaps”

    een swap of een future/forward/optie op een swap waarbij twee partijen in dezelfde valuta luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan ten minste één zijde worden bepaald door een inflatierente

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = SWAP of FONS of FWOS of OPTS

    RTS2#16 = IFSC

    een inflation single currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#13) — notionele valuta waarin de twee zijden van de swap zijn uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    50 000 000  EUR

    10

     

    Activaklasse — Rentederivaten

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt de volgende methodologie toegepast

    Overige rentederivaten

    een rentederivaat dat niet tot een van bovengenoemde subactivaklassen behoort

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = INTR

    RTS2#5 = OTHR

    Voor alle overige rentederivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    ▼B



    Tabel 5.2

    Rentederivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Rentederivaten

    Subactivaklasse

    Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Volume — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Volume — percentiel

    Ondergrens

    Obligatiefutures/-forwards

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    20 000 000  EUR

    90

    70

    25 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Obligatieopties

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    20 000 000  EUR

    90

    70

    25 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Rentefutures en FRA

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    5 000 000  EUR

    70

    10 000 000  EUR

    80

    60

    20 000 000  EUR

    90

    70

    25 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Renteopties

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    5 000 000  EUR

    70

    10 000 000  EUR

    80

    60

    20 000 000  EUR

    90

    70

    25 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Swaptions

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    9 000 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Fixed-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    9 000 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Float-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Float-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    9 000 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Fixed-to-Fixed „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Fixed „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    9 000 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Overnight Index Swap (OIS) „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Overnight Index Swap (OIS) „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    9 000 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Inflation „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Inflation „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    9 000 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Fixed-to-Float „single currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Float „single currency swaps”

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    9 000 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Float-to-Float „single currency swaps” en futures/forwards op Float-to-Float „single currency swaps”

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    9 000 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Fixed-to-Fixed „single currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Fixed „single currency swaps”

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    9 000 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Overnight Index Swap (OIS) „single currency swaps” en futures/forwards op Overnight Index Swap (OIS) „single currency swaps”

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    9 000 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Inflation „single currency swaps” en futures/forwards op Inflation „single currency swaps”

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    4 000 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    9 000 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60



    Tabel 5.3

    Rentederivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Rentederivaten

    Subactivaklasse

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Obligatiefutures/-forwards

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    Obligatieopties

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    Rentefutures en FRA

    5 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    Renteopties

    5 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    Swaptions

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    9 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Fixed-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    9 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Float-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Float-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    9 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Fixed-to-Fixed „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Fixed „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    9 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Overnight Index Swap (OIS) „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Overnight Index Swap (OIS) „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    9 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Inflation „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Inflation „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps”

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    9 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Fixed-to-Float „single currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Float „single currency swaps”

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    9 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Float-to-Float „single currency swaps” en futures/forwards op Float-to-Float „single currency swaps”

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    9 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Fixed-to-Fixed „single currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Fixed „single currency swaps”

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    9 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Overnight Index Swap (OIS) „single currency swaps” en futures/forwards op Overnight Index Swap (OIS) „single currency swaps”

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    9 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Inflation „single currency swaps” en futures/forwards op Inflation „single currency swaps”

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    9 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Overige rentederivaten

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    9 000 000  EUR

    10 000 000  EUR

    6.    Aandelenderivaten

    ▼M3



    Tabel 6.1

    Aandelenderivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Activaklasse — Aandelenderivaten

    elk contract als bedoeld in bijlage I, deel C, punt 4), van Richtlijn 2014/65/EU met betrekking tot:

    a)  een of meer aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten, andere soortgelijke financiële instrumenten, kasstromen of andere producten die zijn gekoppeld aan de prestaties van een of meer aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten of andere soortgelijke financiële instrumenten;

    b)  een index van aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten, andere soortgelijke financiële instrumenten, kasstromen of andere producten die zijn gekoppeld aan de prestaties van een of meer aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten of andere soortgelijke financiële instrumenten

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt de volgende methodologie toegepast

    Aandelenindexopties

    een optie waarvan het onderliggende actief een uit aandelen samengestelde index is

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#27 = STIX

    RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28

    voor alle indexopties wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Aandelenindexfutures/-forwards

    een future/forward waarvan het onderliggende actief een uit aandelen samengestelde index is

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = FUTR of FORW

    RTS2#27 = STIX

    RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28

    voor alle indexfutures/-forwards wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Aandelenopties

    een optie waarvan het onderliggende actief een aandeel of een uit een bedrijfsmaatregel resulterend mandje van aandelen is

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#27 = SHRS

    RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28

    voor alle aandelenopties wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Aandelenfutures/-forwards

    een future/forward waarvan het onderliggende actief een aandeel of een uit een bedrijfsmaatregel resulterend mandje van aandelen is

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = FUTR of FORW

    RTS2#27 = SHRS

    RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28

    voor alle aandelenfutures/-forwards wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Aandelendividendopties

    een optie op het dividend van een specifiek aandeel

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#27 = DVSE

    RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28

    voor alle aandelendividendopties wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Aandelendividendfutures/-forwards

    een future/forward op het dividend van een specifiek aandeel

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = FUTR of FORW

    RTS2#27 = DVSE

    RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28

    voor alle aandelenfutures/-forwards wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Dividendindexopties

    een optie op een index die is samengesteld uit dividenden van meer dan één aandeel

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#27 = DIVI

    RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28

    voor alle dividendindexopties wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Dividendindexfutures/-forwards

    een future/forward op een index die is samengesteld uit dividenden van meer dan één aandeel

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = FUTR of FORW

    RTS2#27 = DIVI

    RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28

    voor alle dividendindexfutures/-forwards wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Volatiliteitsindexopties

    een optie waarvan het onderliggende een volatiliteitsindex is, gedefinieerd als een index die is gekoppeld aan de volatiliteit van een specifieke onderliggende index van eigenvermogensinstrumenten

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#27 = VOLI

    RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28

    voor alle volatiliteitsindexopties wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Volatiliteitsindexfutures/-forwards

    een future/forward waarvan het onderliggende een volatiliteitsindex is, gedefinieerd als een index die is gekoppeld aan de volatiliteit van een specifieke onderliggende index van eigenvermogensinstrumenten

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = FUTR of FORW

    RTS2#27 = VOLI

    RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28

    voor alle volatiliteitsindexfutures/-forwards wordt geacht een liquide markt te bestaan

    ETF-opties

    een optie waarvan het onderliggende actief een ETF is

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#27 = ETFS

    RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28

    voor alle ETF-opties wordt geacht een liquide markt te bestaan

    ETF-futures/-forwards

    een future/forward waarvan het onderliggende actief een ETF is

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = FUTR of FORW

    RTS2#27 = ETFS

    RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28

    voor alle ETF-futures/-forwards wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven

    Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria

    Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA)

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    Swaps

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    'RTS2#5 = SWAP

    een swapsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS2#27) — onderliggend type: single name, index, mandje

    Segmenteringscriterium 2 (RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28) — onderliggend(e) single name, index, mandje

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#28) — parameter: price return basic performance parameter, parameter return dividend, parameter return variance, parameter return volatility

    Segmenteringscriterium 4 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    50 000 000  EUR

     

    Price return basic performance parameter

    Parameter return variance/volatility

    Parameter return dividend

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 2: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 2: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 3: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 3: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

     

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

     

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

     

     

    Portefeuilleswaps

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    'RTS2#5 = PSWP

    een portefeuilleswap-subklasse wordt gedefinieerd door een specifieke combinatie van:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS2#27) — onderliggend type: single name, index, mandje

    Segmenteringscriterium 2 (RTS23#26 of, indien nihil, RTS23#28) — onderliggend(e) single name, index, mandje

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#28) — parameter: price return basic performance parameter, parameter return dividend, parameter return variance, parameter return volatility

    Segmenteringscriterium 4 (RTS2#8) — looptijdsegment van de portefeuilleswap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 5: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    50 000 000  EUR

    15

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt de volgende methodologie toegepast

    Overige aandelenderivaten een aandelenderivaat dat niet tot een van bovengenoemde subactivaklassen behoort

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = EQUI

    RTS2#5 = OTHR

    Voor alle overige aandelenderivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    ▼B



    Tabel 6.2

    Aandelenderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Aandelenderivaten

    Subactivaklasse

    Voor het bepalen van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder gedefinieerd

    In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels

    SSTI- en LIS-drempelwaarden vóór en na de handel voor de subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan op basis van de bandbreedte van de gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA) waartoe de subklasse behoort

    Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA)

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Aandelenindexopties

    een aandelenindexoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1—onderliggende aandelenindex

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    < 100 miljoen EUR ADNA

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    100 miljoen EUR ≤ ADNA < 200 miljoen EUR

    2 500 000  EUR

    3 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    30 000 000  EUR

    200 miljoen EUR ≤ ADNA < 600 miljoen EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    50 000 000  EUR

    55 000 000  EUR

    ADNA ≥ 600 miljoen EUR

    15 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    150 000 000  EUR

    160 000 000  EUR

    Aandelenindexfutures/-forwards

    een aandelenindexfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1—onderliggende aandelenindex

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    < 100 miljoen EUR ADNA

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    100 miljoen EUR ≤ ADNA < 1 miljard EUR

    500 000  EUR

    550 000  EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    1 miljard EUR ≤ ADNA < 3 miljard EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    50 000 000  EUR

    55 000 000  EUR

    3 miljard EUR ≤ ADNA < 5 miljard EUR

    15 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    150 000 000  EUR

    160 000 000  EUR

    ADNA ≥ 5 miljard EUR

    25 000 000  EUR

    30 000 000  EUR

    250 000 000  EUR

    260 000 000  EUR

    Aandelenopties

    een aandelenoptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 — onderliggend aandeel

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    < 5 miljoen EUR ADNA

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    1 000 000  EUR

    1 250 000  EUR

    5 miljoen EUR ≤ ADNA < 10 miljoen EUR

    250 000  EUR

    300 000  EUR

    1 250 000  EUR

    1 500 000  EUR

    10 miljoen EUR ≤ ADNA < 20 miljoen EUR

    500 000  EUR

    550 000  EUR

    2 500 000  EUR

    3 000 000  EUR

    ADNA ≥ 20 miljoen EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    Aandelenfutures/-forwards

    een aandelenfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 — onderliggend aandeel

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    < 5 miljoen EUR ADNA

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    1 000 000  EUR

    1 250 000  EUR

    5 miljoen EUR ≤ ADNA < 10 miljoen EUR

    250 000  EUR

    300 000  EUR

    1 250 000  EUR

    1 500 000  EUR

    10 miljoen EUR ≤ ADNA < 20 miljoen EUR

    500 000  EUR

    550 000  EUR

    2 500 000  EUR

    3 000 000  EUR

    ADNA ≥ 20 miljoen EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    Aandelendividendopties

    een aandelendividendoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 — onderliggend aandeel dat recht geeft op dividend

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    < 5 miljoen EUR ADNA

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    400 000  EUR

    450 000  EUR

    5 miljoen EUR ≤ ADNA < 10 miljoen EUR

    25 000  EUR

    30 000  EUR

    500 000  EUR

    550 000  EUR

    10 miljoen EUR ≤ ADNA < 20 miljoen EUR

    50 000  EUR

    100 000  EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    ADNA ≥ 20 miljoen EUR

    100 000  EUR

    150 000  EUR

    2 000 000  EUR

    2 500 000  EUR

    Aandelendividendfutures/-forwards

    een aandelendividendfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 — onderliggend aandeel dat recht geeft op dividend

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    < 5 miljoen EUR ADNA

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    400 000  EUR

    450 000  EUR

    5 miljoen EUR ≤ ADNA < 10 miljoen EUR

    25 000  EUR

    30 000  EUR

    500 000  EUR

    550 000  EUR

    10 miljoen EUR ≤ ADNA < 20 miljoen EUR

    50 000  EUR

    100 000  EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    ADNA ≥ 20 miljoen EUR

    100 000  EUR

    150 000  EUR

    2 000 000  EUR

    2 500 000  EUR

    Dividendindexopties

    een dividendindexoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 — onderliggende dividendindex

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    < 100 miljoen EUR ADNA

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    100 miljoen EUR ≤ ADNA < 200 miljoen EUR

    2 500 000  EUR

    3 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    30 000 000  EUR

    200 miljoen EUR ≤ ADNA < 600 miljoen EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    50 000 000  EUR

    55 000 000  EUR

    ADNA ≥ 600 miljoen EUR

    15 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    150 000 000  EUR

    160 000 000  EUR

    Dividendindexfutures/-forwards

    een dividendindexfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1—onderliggende dividendindex

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    < 100 miljoen EUR ADNA

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    100 miljoen EUR ≤ ADNA < 1 miljard EUR

    500 000  EUR

    550 000  EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    1 miljard EUR ≤ ADNA < 3 miljard EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    50 000 000  EUR

    55 000 000  EUR

    3 miljard EUR ≤ ADNA < 5 miljard EUR

    15 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    150 000 000  EUR

    160 000 000  EUR

    ADNA ≥ 5 miljard EUR

    25 000 000  EUR

    30 000 000  EUR

    250 000 000  EUR

    260 000 000  EUR

    Volatiliteitsindexopties

    een volatiliteitsindexoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1—onderliggende volatiliteitsindex

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    < 100 miljoen EUR ADNA

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    100 miljoen EUR ≤ ADNA < 200 miljoen EUR

    2 500 000  EUR

    3 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    30 000 000  EUR

    200 miljoen EUR ≤ ADNA < 600 miljoen EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    50 000 000  EUR

    55 000 000  EUR

    ADNA ≥ 600 miljoen EUR

    15 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    150 000 000  EUR

    160 000 000  EUR

    Volatiliteitsindexfutures/-forwards

    een volatiliteitsindexfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 — onderliggende volatiliteitsindex

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    < 100 miljoen EUR ADNA

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    100 miljoen EUR ≤ ADNA < 1 miljard EUR

    500 000  EUR

    550 000  EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    1 miljard EUR ≤ ADNA < 3 miljard EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    50 000 000  EUR

    55 000 000  EUR

    3 miljard EUR ≤ ADNA < 5 miljard EUR

    15 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    150 000 000  EUR

    160 000 000  EUR

    ADNA ≥ 5 miljard EUR

    25 000 000  EUR

    30 000 000  EUR

    250 000 000  EUR

    260 000 000  EUR

    ETF-opties

    een ETF-optiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 — onderliggend ETF

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    < 5 miljoen EUR ADNA

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    1 000 000  EUR

    1 250 000  EUR

    5 miljoen EUR ≤ ADNA < 10 miljoen EUR

    250 000  EUR

    300 000  EUR

    1 250 000  EUR

    1 500 000  EUR

    10 miljoen EUR ≤ ADNA < 20 miljoen EUR

    500 000  EUR

    550 000  EUR

    2 500 000  EUR

    3 000 000  EUR

    ADNA ≥ 20 miljoen EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    ETF-futures/-forwards

    een ETF-future/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 — onderliggend ETF

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    < 5 miljoen EUR ADNA

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    1 000 000  EUR

    1 250 000  EUR

    5 miljoen EUR ≤ ADNA < 10 miljoen EUR

    250 000  EUR

    300 000  EUR

    1 250 000  EUR

    1 500 000  EUR

    10 miljoen EUR ≤ ADNA < 20 miljoen EUR

    500 000  EUR

    550 000  EUR

    2 500 000  EUR

    3 000 000  EUR

    ADNA ≥ 20 miljoen EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    Swaps

    een swapsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 — onderliggend type: single name, index, mandje

    Segmenteringscriterium 2 — onderliggend(e) single name, index, mandje

    Segmenteringscriterium 3 — parameter: price return basic performance parameter, parameter return dividend, parameter return variance, parameter return volatility

    Segmenteringscriterium 4 — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    50 miljoen EUR ≤ ADNA < 100 miljoen EUR

    250 000  EUR

    300 000  EUR

    1 250 000  EUR

    1 500 000  EUR

    100 miljoen EUR ≤ ADNA < 200 miljoen EUR

    500 000  EUR

    550 000  EUR

    2 500 000  EUR

    3 000 000  EUR

    ADNA ≥ 200 miljoen EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    Price return basic performance parameter

    Parameter return variance/volatility

    Parameter return dividend

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één maand

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ drie maanden

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één jaar

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment 2: één maand < looptijd ≤ drie maanden

    Looptijdsegment 2: drie maanden < looptijd ≤ zes maanden

    Looptijdsegment 2: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment 3: drie maanden < looptijd ≤ zes maanden

    Looptijdsegment 3: zes maanden < looptijd ≤ één jaar

    Looptijdsegment 3: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment 4: zes maanden < looptijd ≤ één jaar

    Looptijdsegment 4: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment 5: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

     

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

     

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

     

     

     

     

     

     

     

     

    Portefeuilleswaps

    een portefeuilleswap-subklasse wordt gedefinieerd door een specifieke combinatie van:

    Segmenteringscriterium 1 — onderliggend type: single name, index, mandje

    Segmenteringscriterium 2 — onderliggend(e) single name, index, mandje

    Segmenteringscriterium 3 — parameter: price return basic performance parameter, parameter return dividend, parameter return variance, parameter return volatility

    Segmenteringscriterium 4 — looptijdsegment van de portefeuilleswap, gedefinieerd als volgt:

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    50 miljoen EUR ≤ ADNA < 100 miljoen EUR

    250 000  EUR

    300 000  EUR

    1 250 000  EUR

    1 500 000  EUR

    100 miljoen EUR ≤ ADNA < 200 miljoen EUR

    500 000  EUR

    550 000  EUR

    2 500 000  EUR

    3 000 000  EUR

    ADNA ≥ 200 miljoen EUR

    1 000 000  EUR

    1 500 000  EUR

    5 000 000  EUR

    5 500 000  EUR

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één maand

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment 2: één maand < looptijd ≤ drie maanden

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment 3: drie maanden < looptijd ≤ zes maanden

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment 4: zes maanden < looptijd ≤ één jaar

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment 5: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

     

     

     

     

     

     



    Tabel 6.3

    Aandelenderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Aandelenderivaten

    Subactivaklasse

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Swaps

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    100 000  EUR

    150 000  EUR

    Portefeuilleswaps

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    100 000  EUR

    150 000  EUR

    Andere aandelenderivaten

    20 000  EUR

    25 000  EUR

    100 000  EUR

    150 000  EUR

    7.    Grondstoffenderivaten

    ▼M3



    Tabel 7.1

    Grondstoffenderivaten – klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Activaklasse — Grondstoffenderivaten

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven

    Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels

    Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA)

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    Metaalfutures/-forwards

    RTS2#3 = „DERV” en RTS2#4 = „COMM” en RTS23#35 = „METL” en [RTS2#5 = „FUTR” of „FORW”]

    een metaalfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#36) — metaaltype: edelmetaal, niet-edelmetaal

    Segmenteringscriterium 2 (RTS23#37) — onderliggend metaal

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#15) — notionele valuta, gedefinieerd als de valuta waarin de notionele waarde van de future/forward is uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 4 (RTS2#8) — looptijdsegment van de future/forward, gedefinieerd als volgt:

    10 000 000  EUR

    10

    Edelmetalen

    Niet-edelmetalen

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 2: 3 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 2: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 3: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 3: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment 4: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

     

    Metaalopties

    RTS2#3 = „DERV” en RTS2#4 = „COMM” en RTS23#35 = „METL” en RTS2#5 = „OPTN”

    een metaaloptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#36) — metaaltype: edelmetaal, niet-edelmetaal

    Segmenteringscriterium 2 (RTS23#37) — onderliggend metaal

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#15) — notionele valuta, gedefinieerd als de valuta waarin de notionele waarde van de optie is uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 4 (RTS2#8) — looptijdsegment van de optie, gedefinieerd als volgt:

    10 000 000  EUR

    10

    Edelmetalen

    Niet-edelmetalen

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 2: 3 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 2: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 3: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 3: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment 4: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

     

    Metaalswaps

    RTS2#3 = „DERV” en RTS2#4 = „COMM” en RTS23#35 = „METL” en RTS2#5 = „SWAP”

    een metaalswapsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#36) — metaaltype: edelmetaal, niet-edelmetaal

    Segmenteringscriterium 2 (RTS23#37) — onderliggend metaal

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#15) — notionele valuta, gedefinieerd als de valuta waarin de notionele waarde van de swap is uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 4 (RTS23#34) — afwikkelingstype, gedefinieerd als contanten, fysiek of anders

    Segmenteringscriterium 5 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    10 000 000  EUR

    10

    Edelmetalen

    Niet-edelmetalen

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 2: 3 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 2: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 3: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 3: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment 4: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

     

    Energiefutures/-forwards

    RTS2#3 = „DERV” en RTS2#4 = „COMM” en RTS23#35 = „NRGY” en [RTS2#5 = „FUTR” of „FORW”]

    een energiefuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#36) — energietype: olie, destillaten, kolen, lichte eindfracties, aardgas, elektriciteit, Inter Energy

    Segmenteringscriterium 2 (RTS23#37) — onderliggende energie

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#15) — notionele valuta, gedefinieerd als de valuta waarin de notionele waarde van de future/forward is uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 4 — [geschrapt]

    Segmenteringscriterium 5 (RTS2#14) — locatie van levering/afwikkeling in contanten van toepassing op alle energietypen

    Segmenteringscriterium 6 (RTS2#8) — looptijdsegment van de future/forward, gedefinieerd als volgt:

    10 000 000  EUR

    10

    Olie/Destillaten/Lichte eindfracties

    Kolen

    Aardgas/Elektriciteit/Inter Energy

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 4 maanden

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 4 maanden < looptijd ≤ 8 maanden

    Looptijdsegment 2: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 3: 8 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 3: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 3: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

     

     

    Energieopties

    RTS2#3 = „DERV” en RTS2#4 = „COMM” en RTS23#35 = „NRGY” en RTS2#5 = „OPTN”

    een energieoptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#36) — energietype: olie, destillaten, kolen, lichte eindfracties, aardgas, elektriciteit, Inter Energy

    Segmenteringscriterium 2 (RTS23#37) — onderliggende energie

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#15) — notionele valuta, gedefinieerd als de valuta waarin de notionele waarde van de optie is uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 4 — [geschrapt]

    Segmenteringscriterium 5 (RTS2#14) — locatie van levering/afwikkeling in contanten van toepassing op alle energietypen

    Segmenteringscriterium 6 (RTS2#8) — looptijdsegment van de optie, gedefinieerd als volgt:

    10 000 000  EUR

    10

    Olie/Destillaten/Lichte eindfracties

    Kolen

    Aardgas/Elektriciteit/Inter Energy

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 4 maanden

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 4 maanden < looptijd ≤ 8 maanden

    Looptijdsegment 2: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 3: 8 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 3: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 3: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

     

     

    Energieswaps

    RTS2#3 = „DERV” en RTS2#4 = „COMM” en RTS23#35 = „NRGY” en RTS2#5 = „SWAP”

    een energieswapsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#36) — energietype: olie, destillaten, kolen, lichte eindfracties, aardgas, elektriciteit, Inter Energy

    Segmenteringscriterium 2 (RTS23#37) — onderliggende energie

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#15) — notionele valuta, gedefinieerd als de valuta waarin de notionele waarde van de optie is uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 4 (RTS23#34) — afwikkelingstype, gedefinieerd als contanten, fysiek of anders

    Segmenteringscriterium 5 — [geschrapt]

    Segmenteringscriterium 6 (RTS2#14) — locatie van levering/afwikkeling in contanten van toepassing op alle energietypen

    Segmenteringscriterium 7 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    10 000 000  EUR

    10

    Olie/Destillaten/Lichte eindfracties

    Kolen

    Aardgas/Elektriciteit/Inter Energy

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 4 maanden

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 4 maanden < looptijd ≤ 8 maanden

    Looptijdsegment 2: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 3: 8 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 3: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 3: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

     

     

    Landbouwgrondstoffenfutures/-forwards

    RTS2#3 = „DERV” en RTS2#4 = „COMM” en RTS23#35 = „AGRI” en [RTS2#5 = „FUTR” of „FORW”]

    een landbouwgrondstoffenfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#36 en RTS23#37) — onderliggende landbouwgrondstof (subproduct en verder subproduct)

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#15) — notionele valuta, gedefinieerd als de valuta waarin de notionele waarde van de future/forward is uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#8) — looptijdsegment van de future/forward, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 2: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 3: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    10 000 000  EUR

    10

    Landbouwgrondstoffenopties

    RTS2#3 = „DERV” en RTS2#4 = „COMM” en RTS23#35 = „AGRI” en RTS2#5 = „OPTN”

    een landbouwgrondstoffenoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#36 en RTS23#37) — onderliggende landbouwgrondstof (subproduct en verder subproduct)

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#15) — notionele valuta, gedefinieerd als de valuta waarin de notionele waarde van de optie is uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#8) — looptijdsegment van de optie, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 2: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 3: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    10 000 000  EUR

    10

    Landbouwgrondstoffenswaps

    RTS2#3 = „DERV” en RTS2#4 = „COMM” en RTS23#35 = „AGRI” en RTS2#5 = „SWAP”

    een landbouwgrondstoffenswap-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS23#36 en RTS23#37) — onderliggende landbouwgrondstof (subproduct en verder subproduct)

    Segmenteringscriterium 2 (RTS2#15) — notionele valuta, gedefinieerd als de valuta waarin de notionele waarde van de optie is uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 3 (RTS23#34) — afwikkelingstype, gedefinieerd als contanten, fysiek of anders

    Segmenteringscriterium 4 (RTS2#8) — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 2: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 3: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    10 000 000  EUR

    10

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt de volgende methodologie toegepast

    Overige grondstoffenderivaten

     

    een grondstoffenderivaat dat niet tot een van bovengenoemde subactivaklassen behoort

    Voor alle overige grondstoffenderivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    ▼B



    Tabel 7.2

    Grondstoffenderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Grondstoffenderivaten

    Subactivaklasse

    Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Volume — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Volume — percentiel

    Ondergrens

    Metaalfutures/-forwards

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    250 000  EUR

    70

    500 000  EUR

    80

    60

    750 000  EUR

    90

    70

    1 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Metaalopties

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    250 000  EUR

    70

    500 000  EUR

    80

    60

    750 000  EUR

    90

    70

    1 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Metaalswaps

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    250 000  EUR

    70

    500 000  EUR

    80

    60

    750 000  EUR

    90

    70

    1 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Energiefutures/-forwards

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    250 000  EUR

    70

    500 000  EUR

    80

    60

    750 000  EUR

    90

    70

    1 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Energieopties

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    250 000  EUR

    70

    500 000  EUR

    80

    60

    750 000  EUR

    90

    70

    1 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Energieswaps

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    250 000  EUR

    70

    500 000  EUR

    80

    60

    750 000  EUR

    90

    70

    1 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Landbouwgrondstoffenfutures/-forwards

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    250 000  EUR

    70

    500 000  EUR

    80

    60

    750 000  EUR

    90

    70

    1 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Landbouwgrondstoffenopties

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    250 000  EUR

    70

    500 000  EUR

    80

    60

    750 000  EUR

    90

    70

    1 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Landbouwgrondstoffenswaps

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    250 000  EUR

    70

    500 000  EUR

    80

    60

    750 000  EUR

    90

    70

    1 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60



    Tabel 7.3

    Grondstoffenderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Grondstoffenderivaten

    Subactivaklasse

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Metaalfutures/-forwards

    250 000  EUR

    500 000  EUR

    750 000  EUR

    1 000 000  EUR

    Metaalopties

    250 000  EUR

    500 000  EUR

    750 000  EUR

    1 000 000  EUR

    Metaalswaps

    250 000  EUR

    500 000  EUR

    750 000  EUR

    1 000 000  EUR

    Energiefutures/-forwards

    250 000  EUR

    500 000  EUR

    750 000  EUR

    1 000 000  EUR

    Energieopties

    250 000  EUR

    500 000  EUR

    750 000  EUR

    1 000 000  EUR

    Energieswaps

    250 000  EUR

    500 000  EUR

    750 000  EUR

    1 000 000  EUR

    Landbouwgrondstoffenfutures/-forwards

    250 000  EUR

    500 000  EUR

    750 000  EUR

    1 000 000  EUR

    Landbouwgrondstoffenopties

    250 000  EUR

    500 000  EUR

    750 000  EUR

    1 000 000  EUR

    Landbouwgrondstoffenswaps

    250 000  EUR

    500 000  EUR

    750 000  EUR

    1 000 000  EUR

    Overige grondstoffenderivaten

    250 000  EUR

    500 000  EUR

    750 000  EUR

    1 000 000  EUR

    8.    Valutaderivaten

    ▼M3



    Tabel 8.1

    Valutaderivaten – klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Activaklasse — Valutaderivaten

    een financieel instrument dat verband houdt met valuta's als omschreven in deel C, punt 4), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven

    Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria

    Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA)

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    Niet-leverbare forward (NDF)

    een forward die, zoals vastgelegd in de voorwaarden ervan, in contanten wordt afgewikkeld tussen de tegenpartijen, waarbij het afwikkelingsbedrag wordt bepaald door het verschil in de wisselkoers van twee valuta's tussen de transactiedatum en de waarderingsdatum. Op de afwikkelingsdatum zal de ene partij de andere partij het nettoverschil tussen i) de wisselkoers op de transactiedatum en ii) de wisselkoers op de waarderingsdatum verschuldigd zijn, op basis van de notionele waarde, welk nettobedrag wordt betaald in de in het contract vastgelegde afwikkelingsvaluta.

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CURR

    RTS2#5 = FORW

    RTS2#26 = NDLV

    Een niet-leverbare valutaforwardsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 RTS23#13 en RTS23#47 — onderliggend valutapaar, gedefinieerd als combinatie van de twee onderliggende valuta's van het derivatencontract

    Segmenteringscriterium 2 RTS2#8 — looptijdsegment van de forward, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 week

    Looptijdsegment 2: 1 week < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Voor niet-leverbare forwards (NDF's) wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Leverbare forward (DF)

    een forward die uitsluitend de uitwisseling van twee verschillende valuta's op een specifieke, in het contract vastgelegde toekomstige afwikkelingsdatum omvat, tegen een vaste koers zoals overeengekomen bij het sluiten van het uitwisselingscontract.

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CURR

    RTS2#5 = FORW

    RTS2#26 = DLVB

    Een leverbare valutaforwardsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 RTS23#13 en RTS23#47 — onderliggend valutapaar, gedefinieerd als combinatie van de twee onderliggende valuta's van het derivatencontract

    Segmenteringscriterium 2 RTS2#8 — looptijdsegment van de forward, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 week

    Looptijdsegment 2: 1 week < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Voor leverbare forwards (DF's) wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Niet-leverbare valutaopties (NDO)

    een optie die, zoals vastgelegd in de voorwaarden ervan, in contanten wordt afgewikkeld tussen de tegenpartijen, waarbij het afwikkelingsbedrag wordt bepaald door het verschil in de wisselkoers van twee valuta's tussen de transactiedatum en de waarderingsdatum. Op de afwikkelingsdatum zal de ene partij de andere partij het nettoverschil tussen i) de wisselkoers op de transactiedatum en ii) de wisselkoers op de waarderingsdatum verschuldigd zijn, op basis van de notionele waarde, welk nettobedrag wordt betaald in de in het contract vastgelegde afwikkelingsvaluta.

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CURR

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#26 = NDLV

    Een niet-leverbare-valutaoptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 RTS23#13 en RTS23#47 — onderliggend valutapaar, gedefinieerd als combinatie van de twee onderliggende valuta's van het derivatencontract

    Segmenteringscriterium 2 RTS2#8 — looptijdsegment van de optie, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 week

    Looptijdsegment 2: 1 week < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Voor niet-leverbare valutaopties (NDO's) wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Leverbare valutaopties (DO)

    een optie die uitsluitend de uitwisseling van twee verschillende valuta's op een specifieke, in het contract vastgelegde toekomstige afwikkelingsdatum omvat, tegen een vaste koers zoals overeengekomen bij het sluiten van het uitwisselingscontract

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CURR

    RTS2#5 = OPTN

    RTS2#26 = DLVB

    Een leverbare-valutaoptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 RTS23#13 en RTS23#47 — onderliggend valutapaar, gedefinieerd als combinatie van de twee onderliggende valuta's van het derivatencontract

    Segmenteringscriterium 2 RTS2#8 — looptijdsegment van de optie, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 week

    Looptijdsegment 2: 1 week < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Voor leverbare valutaopties (DO's) wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Niet-leverbare valutaswaps (NDS)

    een swap die, zoals vastgelegd in de voorwaarden ervan, in contanten wordt afgewikkeld tussen de tegenpartijen, waarbij het afwikkelingsbedrag wordt bepaald door het verschil in de wisselkoers van twee valuta's tussen de transactiedatum en de waarderingsdatum. Op de afwikkelingsdatum zal de ene partij de andere partij het nettoverschil tussen i) de wisselkoers op de transactiedatum en ii) de wisselkoers op de waarderingsdatum verschuldigd zijn, op basis van de notionele waarde, welk nettobedrag wordt betaald in de in het contract vastgelegde afwikkelingsvaluta.

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CURR

    RTS2#5 = SWAP

    RTS2#26 = NDLV

    Een niet-leverbare-valutaswapsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 RTS23#13 en RTS23#47 — onderliggend valutapaar, gedefinieerd als combinatie van de twee onderliggende valuta's van het derivatencontract

    Segmenteringscriterium 2 RTS2#8 — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 week

    Looptijdsegment 2: 1 week < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Voor niet-leverbare valutaswaps (NDS's) wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Leverbare valutaswaps (DS)

    een swap die uitsluitend de uitwisseling van twee verschillende valuta's op een specifieke, in het contract vastgelegde toekomstige afwikkelingsdatum omvat, tegen een vaste koers zoals overeengekomen bij het sluiten van het uitwisselingscontract.

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CURR

    RTS2#5 = SWAP

    RTS2#26 = DLVB

    een leverbare-valutaswapsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 RTS23#13 en RTS23#47 — onderliggend valutapaar, gedefinieerd als combinatie van de twee onderliggende valuta's van het derivatencontract

    Segmenteringscriterium 2 RTS2#8 — looptijdsegment van de swap, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 week

    Looptijdsegment 2: 1 week < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    voor leverbare valutaswaps (DS's) wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Valutafutures

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CURR

    RTS2#5 = FUTR

    Een valutafuturesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 RTS23#13 en RTS23#47 — onderliggend valutapaar, gedefinieerd als combinatie van de twee onderliggende valuta's van het derivatencontract

    Segmenteringscriterium 2 RTS2#8 — looptijdsegment van de future, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 week

    Looptijdsegment 2: 1 week < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 4: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Voor valutafutures wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Valutaderivaten

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt de volgende methodologie toegepast

    Overige valutaderivaten

    een valutaderivaat dat niet tot een van bovengenoemde subactivaklassen behoort

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CURR

    RTS2#5 = OTHR

    Voor alle overige valutaderivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    ▼B



    Tabel 8.2

    Valutaderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor geacht wordt geen liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Valutaderivaten

    Subactivaklasse

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Niet-leverbare forward (NDF)

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    Leverbare forward (DF)

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    Niet-leverbare valutaopties (NDO)

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    Leverbare valutaopties (DO)

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    Niet-leverbare valutaswaps (NDS)

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    Leverbare valutaswaps (DS)

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    Valutafutures

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    Overige valutaderivaten

    4 000 000  EUR

    5 000 000  EUR

    20 000 000  EUR

    25 000 000  EUR

    9.    Kredietderivaten

    ▼M3



    Tabel 9.1

    Kredietderivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Activaklasse — Kredietderivaten

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven

    Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria. Op subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan, wordt, indien van toepassing, het aanvullende kwalitatieve liquiditeitscriterium toegepast

    Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA)

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    On-the-run-status van de index

    [Aanvullend kwalitatief liquiditeitscriterium]

    Indexkredietverzuimswap (CDS) een swap waarvan de uitwisseling van kasstromen is gekoppeld aan de kredietwaardigheid van verscheidene emittenten van financiële instrumenten die een index vormen, en aan het plaatsvinden van kredietgebeurtenissen

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CRDT

    een indexkredietverzuimswap-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 RTS2#34 — onderliggende index

    Segmenteringscriterium 2 RTS2#42 — notionele valuta, gedefinieerd als de valuta waarin de notionele waarde van het derivaat is uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 3 RTS2#8 — looptijdsegment van de CDS, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 2: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 3: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    200 000 000  EUR

    10

    Voor de onderliggende index wordt geacht een liquide markt te bestaan:

    (1)  gedurende de hele periode van zijn „on-the-run status”

    (2)  gedurende de eerste 30 werkdagen van zijn „1x off-the-run status”

    Onder een „on-the-run”-index wordt verstaan: de voortschrijdende, meest recente versie (serie) van de index, gecreëerd op de datum waarop de samenstelling van de index van kracht is en eindigend een dag vóór de datum waarop de samenstelling van de volgende versie (serie) van de index van kracht wordt.

    Onder „1x off-the-run-status” wordt verstaan: de versie (serie) van de index die onmiddellijk voorafgaat aan de actuele „on-the-run”-versie (serie) op een zeker punt in de tijd. Een versie (serie) houdt op „on-the-run” te zijn en krijgt de „1x off-the-run-status” wanneer de meest recente versie (serie) van de index wordt gecreëerd.

    Single-namekredietverzuimswap (CDS) een swap waarvan de uitwisseling van kasstromen is gekoppeld aan de kredietwaardigheid van één emittent van financiële instrumenten en aan het plaatsvinden van kredietgebeurtenissen

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CRDT

    een single-namekredietverzuimswap-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 RTS2#41 — onderliggende referentie-entiteit

    Segmenteringscriterium 2 RTS2#39 — onderliggend referentie-entiteitstype, gedefinieerd als volgt:

    Onder „emittent van het type overheids- of publieke entiteit” wordt verstaan: een uitgevende entiteit die een van de volgende is:

    (a)  de Unie;

    (b)  een lidstaat, met inbegrip van een regeringsdepartement, een agentschap of een special purpose vehicle van de lidstaat;

    (c)  een niet onder a) en b) vallende overheidsentiteit;

    (d)  in het geval van een lidstaat die een federale staat is, een lid van de federatie;

    (e)  een special purpose vehicle voor verscheidene lidstaten;

    (f)  een door twee of meer lidstaten opgerichte internationale financiële instelling die tot doel heeft middelen bijeen te brengen en financiële bijstand te verlenen ten behoeve van haar leden als deze ernstige financiële problemen ondervinden of dreigen te ondervinden;

    (g)  de Europese Investeringsbank;

    (h)  een publieke entiteit die geen emittent van een overheidsobligatie als gespecificeerd onder a) tot en met c) is.

    Onder „emittent van het type onderneming” wordt verstaan: een uitgevende entiteit die geen emittent van het type overheids- of publieke entiteit is.

    Segmenteringscriterium 3 RTS2#42 — notionele valuta, gedefinieerd als de valuta waarin de notionele waarde van het derivaat is uitgedrukt

    Segmenteringscriterium 4 RTS2#8 — looptijdsegment van de CDS, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 2: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 3: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    10 000 000  EUR

    10

     

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven

    Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer de subklasse niet voldoet aan het volgende kwalitatieve liquiditeitscriterium

    CDS-indexopties een optie waarvan het onderliggende een CDS-index is

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CRDT

    een CDS-indexoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 RTS23#26 — CDS-indexsubklasse als gespecificeerd voor de subactivaklasse van indexkredietverzuimswaps (CDS's)

    Segmenteringscriterium 2 RTS2#8 — looptijdsegment van de optie, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 2: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 3: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 4: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Voor een CDS-indexoptie waarvan de onderliggende CDS-index een subklasse is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan en waarvan het looptijdsegment 0-6 maanden is, wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Voor een CDS-indexoptie waarvan de onderliggende CDS-index een subklasse is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan en waarvan het looptijdsegment niet 0-6 maanden is, wordt niet geacht een liquide markt te bestaan

    Voor een CDS-indexoptie waarvan de onderliggende CDS-index een subklasse is waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan, wordt niet geacht een liquide markt te bestaan voor elk gegeven looptijdsegment

    Single name-CDS-opties een optie waarvan het onderliggende een single name-CDS is

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CRDT

    Een single name-CDS-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 RTS23#26 — single name-CDS-subklasse als gespecificeerd voor de subactivaklasse van single name-CDS's

    Segmenteringscriterium 2 RTS2#8 — looptijdsegment van de optie, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 2: 6 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 3: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 4: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    Voor een single name-CDS-optie waarvan de onderliggende CDS een subklasse is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan en waarvan het looptijdsegment 0-6 maanden is, wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Voor een single name-CDS-optie waarvan de onderliggende CDS een subklassse is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan en waarvan het looptijdsegment niet 0-6 maanden is, wordt niet geacht een liquide markt te bestaan

    Voor een single name-CDS-optie waarvan de onderliggende CDS een subklassse is waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan, wordt niet geacht een liquide markt te bestaan voor elk gegeven looptijdsegment

    Activaklasse — Kredietderivaten

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt de volgende methodologie toegepast

    Overige kredietderivaten een kredietderivaat dat niet tot een van bovengenoemde subactivaklassen behoort

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#4 = CRDT RTS2#5 = OTHR

    Voor alle overige kredietderivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan



    Tabel 9.2

    Kredietderivaten – SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Kredietderivaten

    Subactivaklasse

    Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Volume — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Volume — percentiel

    Ondergrens

    Indexkredietverzuimswap (CDS)

    De berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    2 500 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    7 500 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Single-namekredietverzuimswap (CDS)

    De berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    2 500 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    7 500 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    CDS-indexopties

    De berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    2 500 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    7 500 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Single name-CDS-opties

    De berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    2 500 000  EUR

    70

    5 000 000  EUR

    80

    60

    7 500 000  EUR

    90

    70

    10 000 000  EUR

    30

    40

    50

    60



    Tabel 9.3

    Kredietderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Kredietderivaten

    Subactivaklasse

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Indexkredietverzuimswap (CDS)

    2 500 000  EUR

    5 000 000  EUR

    7 500 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Single-namekredietverzuimswap (CDS)

    2 500 000  EUR

    5 000 000  EUR

    7 500 000  EUR

    10 000 000  EUR

    CDS-indexopties

    2 500 000  EUR

    5 000 000  EUR

    7 500 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Single name-CDS-opties

    2 500 000  EUR

    5 000 000  EUR

    7 500 000  EUR

    10 000 000  EUR

    Overige kredietderivaten

    2 500 000  EUR

    5 000 000  EUR

    7 500 000  EUR

    10 000 000  EUR

    ▼B

    10.    C10-derivaten

    ▼M3



    Tabel 10.1

    C10-derivaten - klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Activaklasse — C10-derivaten

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven

    Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria.

    Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA)

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    Vrachtderivaten

    een financieel instrument dat verband houdt met vrachttarieven als omschreven in deel C, punt 10), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU

    RTS2#3 = „DERV” en RTS2#4 = „COMM” en RTS23#35 = „FRGT”

    een vrachtderivaatsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:

    Segmenteringscriterium 1 (RTS2#5) — contracttype: futures of opties

    Segmenteringscriterium 2 (RTS23#36) — vrachttype

    Segmenteringscriterium 3 (RTS2#37) — vrachtsubtype

    Segmenteringscriterium 4 (RTS2#12) — specificatie van de aan het vrachtsubtype gerelateerde omvang

    Segmenteringscriterium 5 (RTS2#13) — specifieke route of gemiddelde tijdbevrachting

    Segmenteringscriterium 6 (RTS2#8) — looptijdsegment van het derivaat, gedefinieerd als volgt:

    Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ 1 maand

    Looptijdsegment 2: 1 maand < looptijd ≤ 3 maanden

    Looptijdsegment 3: 3 maanden < looptijd ≤ 6 maanden

    Looptijdsegment 4: 6 maanden < looptijd ≤ 9 maanden

    Looptijdsegment 5: 9 maanden < looptijd ≤ 1 jaar

    Looptijdsegment 6: 1 jaar < looptijd ≤ 2 jaar

    Looptijdsegment 7: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar

    Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar

    10 000 000  EUR

    10

    Activaklasse — C10-derivaten

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt de volgende methodologie toegepast

    Overige C10-derivaten

    een financieel instrument als gedefinieerd in deel C, punt 10), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU dat geen „vrachtderivaat” is, elk van de volgende rentederivaten-subactivaklassen: „Inflation multi-currency swap of cross-currency swap”, een „future/forward op inflation multi-currency swaps of cross-currency swaps”, een „inflation single currency swap”, een „future/forward op inflation single currency swap” en een van de volgende subactivaklassen van aandelenderivaten: een „volatiliteitsindexoptie”, een „volatiliteitsindexfuture/-forward”, een swap met parameter return variance, een swap met parameter return volatility, een portefeuilleswap met parameter return variance, een portefeuilleswap met parameter return volatility

    Voor alle overige C10-derivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    ▼B



    Tabel 10.2

    C10-derivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Activaklasse — C10-derivaten

    Subactivaklasse

    Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Volume — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Volume — percentiel

    Ondergrens

    Vrachtderivaten

    de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen

    S1

    S2

    S3

    S4

    25 000  EUR

    70

    50 000  EUR

    80

    60

    75 000  EUR

    90

    70

    100 000  EUR

    30

    40

    50

    60



    Tabel 10.3

    C10-derivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Activaklasse — C10-derivaten

    Subactivaklasse

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Vrachtderivaten

    25 000  EUR

    50 000  EUR

    75 000  EUR

    100 000  EUR

    Overige C10-derivaten

    25 000  EUR

    50 000  EUR

    75 000  EUR

    100 000  EUR

    11.    Financiële „contracts for differences” (CFD's).

    ▼M3



    Tabel 11.1

    CFD's - klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven

    Kwalitatief liquiditeitscriterium

    Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA)

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    Valuta-CFD's

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#5 = CFDS

    RTS2#29 = CURR

    een valuta-CFD-subklasse wordt gedefinieerd door het onderliggende valutapaar als combinatie van de twee onderliggende valuta's van het CFD/spread betting-contract

    RTS2#30 en RTS2#31

     

    50 000 000  EUR

    100

    Grondstoffen-CFD's

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#5 = CFDS

    RTS2#29 = COMM

    een grondstoffen-CFD-subklasse wordt gedefinieerd door de onderliggende grondstof van het CFD/spread betting-contract

    RTS23#35 en RTS23#36 en RTS23#37

     

    50 000 000  EUR

    100

    Aandelen-CFD's

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#5 = CFDS

    RTS2#29 = EQUI

    een aandelen-CFD-subklasse wordt gedefinieerd door het onderliggende aandeel van het CFD/spread betting-contract

    RTS23#26

    voor een aandelen-CFD-subklasse wordt geacht een liquide markt te bestaan wanneer het onderliggende een aandeleneffect is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt 17), b), van Verordening (EU) nr. 600/2014

     

     

    Obligatie-CFD's

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#5 = CFDS

    RTS2#29 = BOND

    een obligatie-CFD-subklasse wordt gedefinieerd door de onderliggende obligatie of obligatiefuture van het CFD/spread betting-contract

    RTS23#26

    voor een obligatie-CFD-subklasse wordt geacht een liquide markt te bestaan wanneer het onderliggende een obligatie of obligatiefuture is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), punt b)

     

     

    CFD's op een aandelenfuture/-forward

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#5 = CFDS

    RTS2#29 = FTEQ

    een subklasse van CFD's op een aandelenfuture/-forward wordt gedefinieerd door het onderliggende aandeel van het CFD/spread betting-contract

    RTS23#26

    voor een subklasse van CFD's op een aandelenfuture/-forward wordt geacht een liquide markt te bestaan wanneer het onderliggende een aandelenfuture/-forward is waarvoor geacht wordt een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), punt b)

     

     

    CFD's op een aandelenoptie

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#5 = CFDS

    RTS2#29 = OPEQ

    een CFD op een aandelenoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de onderliggende optie op een aandeel van het CFD/spread betting-contract

    RTS23#26

    voor een CFD op een aandelenoptie-subklasse wordt geacht een liquide markt te bestaan wanneer het onderliggende een aandelenoptie is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), punt b)

     

     

    Activaklasse – Financiële contracten ter verrekening van verschillen („contracts for differences”, CFD's)

    Subactivaklasse

    Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wordt de volgende methodologie toegepast

    Overige CFD's

     

    een CFD/spread betting dat/die niet tot een van bovengenoemde subactivaklassen behoort

    RTS2#3 = DERV

    RTS2#5 = CFDS

    RTS2#29 = OTHR

    voor alle overige CFD/spread betting-derivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    ▼B



    Tabel 11.2

    CFD's — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Financiële contracten ter verrekening van verschillen („contracts for differences”, CFD's)

    Subactivaklasse

    Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Volume — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Volume — percentiel

    Ondergrens

    Valuta-CFD's

    op valuta-CFD's uitgevoerde transacties waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b)

    S1

    S2

    S3

    S4

    50 000  EUR

    70

    60 000  EUR

    80

    60

    90 000  EUR

    90

    70

    100 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Grondstoffen-CFD's

    op grondstoffen-CFD's uitgevoerde transacties waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b)

    S1

    S2

    S3

    S4

    50 000  EUR

    70

    60 000  EUR

    80

    60

    90 000  EUR

    90

    70

    100 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Aandelen-CFD's

    op aandelen-CFD's uitgevoerde transacties waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b)

    S1

    S2

    S3

    S4

    50 000  EUR

    70

    60 000  EUR

    80

    60

    90 000  EUR

    90

    70

    100 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    Obligatie-CFD's

    op obligatie-CFD's uitgevoerde transacties waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b)

    S1

    S2

    S3

    S4

    50 000  EUR

    70

    60 000  EUR

    80

    60

    90 000  EUR

    90

    70

    100 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    CFD's op een aandelenfuture/-forward

    op CFD's op een future op een aandeel uitgevoerde transacties waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b)

    S1

    S2

    S3

    S4

    50 000  EUR

    70

    60 000  EUR

    80

    60

    90 000  EUR

    90

    70

    100 000  EUR

    30

    40

    50

    60

    CFD's op een aandelenoptie

    op CFD's op een optie op een aandeel uitgevoerde transacties waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b)

    S1

    S2

    S3

    S4

    50 000  EUR

    70

    60 000  EUR

    80

    60

    90 000  EUR

    90

    70

    100 000  EUR

    30

    40

    50

    60



    Tabel 11.3

    CFD's — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Financiële contracten ter verrekening van verschillen („contracts for differences”, CFD's)

    Subactivaklasse

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Valuta-CFD's

    50 000  EUR

    60 000  EUR

    90 000  EUR

    100 000  EUR

    Grondstoffen-CFD's

    50 000  EUR

    60 000  EUR

    90 000  EUR

    100 000  EUR

    Aandelen-CFD's

    50 000  EUR

    60 000  EUR

    90 000  EUR

    100 000  EUR

    Obligatie-CFD's

    50 000  EUR

    60 000  EUR

    90 000  EUR

    100 000  EUR

    CFD's op een aandelenfuture/-forward

    50 000  EUR

    60 000  EUR

    90 000  EUR

    100 000  EUR

    CFD's op een aandelenoptie

    50 000  EUR

    60 000  EUR

    90 000  EUR

    100 000  EUR

    Overige CFD's/spread betting

    50 000  EUR

    60 000  EUR

    90 000  EUR

    100 000  EUR

    12.    Emissierechten

    ▼M3



    Tabel 12.1

    Emissierechten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

    Activaklasse — Emissierechten

    Subactivaklasse

    Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria.

    Gemiddelde dagelijkse bedrag (ADA)

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    Emissierechten van de Europese Unie (European Union Allowances, EUA)

    alle eenheden die erkend zijn voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) (emissiehandelssysteem) en die het recht om het equivalent van één ton koolstofdioxide-equivalent (tCO2e) uit te stoten vertegenwoordigen

    RTS2#3 = EMAL en RTS2#11 = EUAE

    150 000 ton koolstofdioxide-equivalent

    5

    Luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA)

    alle eenheden die erkend zijn voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG (emissiehandelssysteem) en die het recht om het equivalent van één ton koolstofdioxide-equivalent (tCO2e) uit te stoten door de luchtvaart vertegenwoordigen

    RTS2#3 = EMAL en RTS2#11 = EUAA

    150 000 ton koolstofdioxide-equivalent

    5

    Gecertificeerde emissiereducties (Certified Emission Reductions, CER)

    alle eenheden die erkend zijn voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG (emissiehandelssysteem) die het emissiereductie-equivalent van één ton koolstofdioxide-equivalent (tCO2e) vertegenwoordigen

    RTS2#3 = EMAL en RTS2#11 = CERE

    150 000 ton koolstofdioxide-equivalent

    5

    Emissiereductie-eenheden (Emission Reduction Units, ERU)

    alle eenheden die erkend zijn voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG (emissiehandelssysteem) die het emissiereductie-equivalent van één ton koolstofdioxide-equivalent (tCO2e) vertegenwoordigen

    RTS2#3 = EMAL en RTS2#11 = ERUE

    150 000 ton koolstofdioxide-equivalent

    5

    Overige emissierechten

    een emissierecht dat erkend is voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG (regeling voor de handel in emissierechten) en dat niet valt onder emissierechten van de Europese Unie (EUA), luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA), gecertificeerde emissiereducties (CER) en emissiereductie-eenheden (ERU)

    RTS2#3 = EMAL en RTS2#11 = OTHR

    voor alle overige emissierechten wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    (1)   

    Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

    ▼B



    Tabel 12.2

    Emissierechten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subactivaklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Emissierechten

    Subactivaklasse

    In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels

    Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subactivaklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Emissierechten van de Europese Unie (EUA)

    in alle emissierechten van de Europese Unie (EUA) uitgevoerde transacties

    S1

    S2

    S3

    S4

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    70

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    80

    90 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    90

    100 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    30

    40

    50

    60

    Luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA)

    in alle luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) uitgevoerde transacties

    S1

    S2

    S3

    S4

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    70

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    80

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    90

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    30

    40

    50

    60

    Gecertificeerde emissiereducties (CER)

    in alle gecertificeerde emissiereducties (CER) uitgevoerde transacties

    S1

    S2

    S3

    S4

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    70

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    80

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    90

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    30

    40

    50

    60

    Emissiereductie-eenheden (ERU)

    in alle emissiereductie-eenheden (ERU) uitgevoerde transacties

    S1

    S2

    S3

    S4

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    70

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    80

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    90

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    30

    40

    50

    60



    Tabel 12.3

    Emissierechten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subactivaklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Emissierechten

    Subactivaklasse

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Emissierechten van de Europese Unie (EUA)

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    90 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    100 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    Luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA)

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    Gecertificeerde emissiereducties (CER)

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    Emissiereductie-eenheden (ERU)

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    13.    Emissierechtenderivaten

    ▼M3



    Tabel 13.1

    Emissierechtenderivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat

     

    Activaklasse — Emissierechtenderivaten

    Subactivaklasse

    Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, punt b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria

    Gemiddelde dagelijkse bedrag (ADA)

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 1]

    Gemiddeld aantal dagelijkse transacties

    [kwantitatief liquiditeitscriterium 2]

    Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type emissierechten van de Europese Unie (EUA) is

    een financieel instrument dat verband houdt met emissierechten van het type emissierechten van de Europese Unie (EUA) als omschreven in deel C, punt 4), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU

    RTS2#3 = DERV en RTS2#4 = EMAL en RTS2#43 = EUAE

    150 000 ton koolstofdioxide-equivalent

    5

    Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) is

    een financieel instrument dat verband houdt met emissierechten van het type luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) als omschreven in deel C, punt 4), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU

    RTS2#3 = DERV en RTS2#4 = EMAL en RTS2#43 = EUAA

    150 000 ton koolstofdioxide-equivalent

    5

    Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type gecertificeerde emissiereducties (CER) is

    een financieel instrument dat verband houdt met emissierechten van het type gecertificeerde emissiereducties (CER) als omschreven in deel C, punt 4), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU

    RTS2#3 = DERV en RTS2#4 = EMAL en RTS2#43 = CERE

    150 000 ton koolstofdioxide-equivalent

    5

    Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type Emission Reduction Units (ERU) is

    een financieel instrument dat verband houdt met emissierechten van het type emissiereductie-eenheden (ERU) als omschreven in deel C, punt 4), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU

    RTS2#3 = DERV en RTS2#4 = EMAL en RTS2#43 = ERUE

    150 000 ton koolstofdioxide-equivalent

    5

    Overige emissierechtenderivaten

    een emissierechtenderivaat waarvan het onderliggende een emissierecht is dat erkend is voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG (regeling voor de handel in emissierechten) en dat niet valt onder emissierechten van de Europese Unie (EUA), luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA), gecertificeerde emissiereducties (CER) en emissiereductie-eenheden (ERU)

    RTS2#3 = DERV en RTS2#4 = EMAL en RTS2#43 = OTHR

    voor alle overige emissierechtenderivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    ▼B



    Tabel 13.2

    Emissierechtenderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subactivaklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Emissierechtenderivaten

    Subactivaklasse

    In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels

    Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subactivaklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Transactie — percentiel

    Ondergrens

    Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type emissierechten van de Europese Unie (EUA) is

    in alle emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type emissierechten van de Europese Unie (EUA) is uitgevoerde transacties

    S1

    S2

    S3

    S4

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    70

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    80

    90 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    90

    100 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    30

    40

    50

    60

    Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) is

    in alle emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) is uitgevoerde transacties

    S1

    S2

    S3

    S4

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    70

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    80

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    90

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    30

    40

    50

    60

    Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type gecertificeerde emissiereducties (CER) is

    in alle emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type gecertificeerde emissiereducties (CER) is uitgevoerde transacties

    S1

    S2

    S3

    S4

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    70

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    80

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    90

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    30

    40

    50

    60

    Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type Emission Reduction Units (ERU) is

    in alle emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type Emission Reduction Units (ERU) is uitgevoerde transacties

    S1

    S2

    S3

    S4

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    70

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    80

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    90

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    30

    40

    50

    60



    Tabel 13.3

    Emissierechtenderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subactivaklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    Activaklasse — Emissierechtenderivaten

    Subactivaklasse

    SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subactivaklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan

    SSTI vóór de handel

    LIS vóór de handel

    SSTI na de handel

    LIS na de handel

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Drempelwaarde

    Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type emissierechten van de Europese Unie (EUA) is

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    90 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    100 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) is

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type gecertificeerde emissiereducties (CER) is

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type Emission Reduction Units (ERU) is

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    Overige emissierechtenderivaten

    20 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    25 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    40 000  ton koolstofdioxide-equivalent

    50 000  ton koolstofdioxide-equivalent




    BIJLAGE IV

    Voor transparantieberekeningen te verstrekken referentiegegevens



    Tabel 1

    Tabel van symbolen voor tabel 2

    SYMBOOL

    TYPE GEGEVENS

    DEFINITIE

    {ALPHANUM-n}

    Maximaal n alfanumerieke tekens

    Veld voor vrije tekst.

    {DECIMAL-n/m}

    Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn.

    Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden:

    — het decimaalteken is „.” (punt);

    — het getal kan worden voorafgegaan door „–” (minus) om negatieve getallen aan te duiden.

    Indien nodig worden waarden afgerond, niet afgebroken.

    {COUNTRYCODE_2}

    2 alfanumerieke tekens

    2-letterige landcode overeenkomstig de ISO 3166-1-alfa-2-landcode

    {CURRENCYCODE_3}

    3 alfanumerieke tekens

    3-letterige valutacode volgens ISO 4217 valutacodes.

    {DATEFORMAT}

    Datumformaat volgens ISO 8601

    Data worden weergegeven in het volgende formaat:

    JJJJ-MM-DD.

    {ISIN}

    12 alfanumerieke tekens

    ISIN-code volgens ISO 6166.

    {LEI}

    20 alfanumerieke tekens

    Identificatiecode juridische entiteit volgens ISO 17442

    {MIC}

    4 alfanumerieke tekens

    Marktidentificatiecode volgens ISO 10383.

    {INDEX}

    4 letters

    „EONA” — EONIA

    „EONS” — EONIA SWAP

    „EURI” — EURIBOR

    „EUUS” — EURODOLLAR

    „EUCH” — EuroSwiss

    „GCFR” — GCF REPO

    „ISDA” — ISDAFIX

    „LIBI” — LIBID

    „LIBO” — LIBOR

    „MAAA” — Muni AAA

    „PFAN” — Pandbrieven

    „TIBO” — TIBOR

    „STBO” — STIBOR

    „BBSW” — BBSW

    „JIBA” — JIBAR

    „BUBO” — BUBOR

    „CDOR” — CDOR

    „CIBO” — CIBOR

    „MOSP” — MOSPRIM

    „NIBO” — NIBOR

    „PRBO” — PRIBOR

    „TLBO” — TELBOR

    „WIBO” — WIBOR

    „TREA” — Treasury

    „SWAP” — SWAP

    „FUSW” — Future SWAP



    Tabel 2

    Voor transparantieberekeningen te verstrekken details van de referentiegegevens

    De velden in dit deel moeten alleen worden ingevuld voor emissierechten als omschreven in tabel 12.1 van deel 12 van bijlage IIIDe velden in dit deel moeten alleen worden ingevuld voor rentederivaten als omschreven in tabel 5.1 van deel 5 van bijlage IIIDe velden in dit deel dienen alleen te worden ingevuld voor valutaderivaten als omschreven in tabel 8.1 van deel 8 van bijlage IIIDe velden dienen alleen te worden ingevuld voor aandelenderivaten als omschreven in tabel 6.1 van deel 6 van bijlage IIIDe velden moeten alleen worden ingevuld wanneer het contracttype gelijk is aan contract for difference of spread bettingDe velden in dit deel moeten alleen worden ingevuld voor emissierechtenderivaten als omschreven in tabel 13.1 van deel 13 van bijlage III

    #

    VELD

    TE RAPPORTEREN GEGEVENS

    RAPPORTAGEFORMAAT

    1

    Instrumentidentificatiecode

    Voor het identificeren van het financieel instrument gebruikte typecode

    {ISIN}

    2

    Volledige naam instrument

    Volledige naam van het financieel instrument

    {ALPHANUM-350}

    3

    MiFIR-identificatiecode

    Identificatie van andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten

    Gesecuritiseerde derivaten als omschreven in tabel 4.1 in deel 4 van bijlage III

    Gestructureerde financiële producten (GFP's) als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 28), van Verordening (EU) nr. 600/2014

    Obligaties (voor alle obligaties met uitzondering van ETC's en ETN's) als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 44, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU

    ETC's als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 44, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU en nader gespecificeerd in tabel 2.4 van deel 2 van bijlage III

    ETN's als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 44, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU en nader gespecificeerd in tabel 2.4 van deel 2 van bijlage III

    Emissierechtenderivaten als omschreven in tabel 12.1 in deel 12 van bijlage III

    Derivaten als omschreven in deel C, punten 4 tot met 10, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU.

    Andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten:

    „SDRV” — Gesecuritiseerde derivaten

    „SFPS” — Gestructureerde financiële producten (GFP's)

    „BOND” — Obligaties

    „ETCS” — ETC's

    „ETNS” — ETN's

    „EMAL” — Emissierechten

    „DERV” — Derivaat

    4

    Activaklasse van het onderliggende

    Invullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een gesecuritiseerd derivaat of een derivaat.

    „INTR” — Rente

    „EQUI” — Aandeel

    „COMM” — Grondstof

    „CRDT” — Krediet

    „CURR” — Valuta

    „EMAL” — Emissierechten

    5

    Type contract

    Invullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een derivaat.

    „OPTN” — Opties

    „FUTR” — Futures

    „FRAS” — Forwardrenteovereenkomst (Forward Rate Agreement)

    „FORW” — Forwards

    „SWAP” — Swaps

    „PSWP” — Portefeuilleswaps

    „SWPT” — Swaptions

    „FONS” — Futures op een swap

    „FONS” — Forwards op een swap

    „FRAS” — Forwardvrachtovereenkomsten (Forward Freight Agreements)

    „SPDB” — Spread betting

    „CFDS” — CFD

    „OTHR” — Overig

    6

    Rapportagedag

    Dag waarvoor de referentiegegevens worden verstrekt

    {DATEFORMAT}

    7

    Handelsplatform

    Segment-MIC voor het handelsplatform, voor zover beschikbaar, anders exploitant-MIC

    {MIC}

    8

    Looptijd

    Looptijd van het financieel instrument Veld van toepassing op de activaklassen van obligaties, rentederivaten, aandelenderivaten, grondstoffenderivaten, valutaderivaten, kredietderivaten, C10-derivaten en emissierechtenderivaten.

    {DATEFORMAT}

    Velden voor obligaties (met uitzondering van ETC's en ETN's)

    9

    Obligatietype

    Obligatietype als gespecificeerd in tabel 2.2 van deel 2 van bijlage III. Alleen invullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een obligatie.

    „EUSB” — Overheidsobligatie

    „OEPB” — Andere publieke obligatie

    „CVTB” — Converteerbare obligatie

    „CVDB” — Gedekte obligatie

    „CRPB” — Bedrijfsobligatie

    „OTHR” — Overig

    10

    Uitgiftedatum

    Datum waarop een obligatie wordt uitgegeven en rente begint op te bouwen.

    {DATEFORMAT}

    Velden voor emissierechten

    11

    Emissierechtensubtype

    Emissierechten

    „CERE” — CER

    „ERUE” — ERU

    „EUAE” — EUA

    „EUAA” — EUAA

    Velden voor derivaten

    Grondstoffenderivaten en C10-derivaten

    12

    Specificatie van de aan het vrachtsubtype gerelateerde omvang

    Veld invullen wanneer het in veld 35 in tabel 2 van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/585 gespecificeerde basisproduct gelijk is aan vracht.

    {ALPHANUM-25}

    13

    Specifieke route- of gemiddelde tijdbevrachting

    Veld invullen wanneer het in veld 35 in tabel 2 van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/585 gespecificeerde basisproduct gelijk is aan vracht.

    {ALPHANUM-25}

    14

    Locatie van de levering/afhandeling in contanten

    Veld invullen wanneer het in veld 35 in tabel 2 van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/585 gespecificeerde basisproduct gelijk is aan energie.

    {ALPHANUM-25}

    15

    Notionele valuta

    Valuta waarin de notionele waarde is uitgedrukt.

    {CURRENCYCODE_3}

    Rentederivaten

    16

    Type onderliggende waarde

    Invullen voor andere contracttypen dan swaps, swaptions, futures op een swap en forwards op een swap met een van de volgende alternatieven

    Invullen voor de contracttypen swaps, swaptions, futures op een swap en forwards op een swap met betrekking tot de onderliggende swap met een van de volgende alternatieven

    „BOND” — Obligatie

    „BNDF” — Obligatiefutures

    „INTR” — Rente

    „IFUT” — Rentefutures/FRA

    „FFMC” — FLOAT TO FLOAT MULTI-CURRENCY SWAPS

    „XFMC” — FIXED TO FLOAT MULTI-CURRENCY SWAPS

    „XXMC” — FIXED TO FIXED MULTI-CURRENCY SWAPS

    „OSMC” — OIS MULTI-CURRENCY SWAPS

    „IFMC” — INFLATION MULTI-CURRENCY SWAPS

    „FFSC” — FLOAT TO FLOAT SINGLE-CURRENCY SWAPS

    „XFSC” — FIXED TO FLOAT SINGLE-CURRENCY SWAPS

    „XXSC” — FIXED TO FIXED SINGLE-CURRENCY SWAPS

    „OSSC” — OIS SINGLE-CURRENCY SWAPS

    „IFSC” — INFLATION SINGLE-CURRENCY SWAPS

    17

    Emittent van de onderliggende obligatie

    Veld invullen wanneer het onderliggende type een obligatie of een obligatiefuture is met de identificatiecode voor de rechtspersoon (LEI) van de emittent van de rechtstreeks of uiteindelijk onderliggende obligatie.

    {LEI}

    18

    Vervaldatum van de onderliggende obligatie

    Veld invullen met de vervaldatum van de onderliggende obligatie

    Dit veld geldt voor schuldinstrumenten met vastgestelde looptijd.

    {DATEFORMAT}

    19

    Datum van uitgifte van de onderliggende obligatie

    Veld invullen met de datum van uitgifte van de onderliggende obligatie

    {DATEFORMAT}

    20

    Notionele valuta van de swaption

    Veld invullen voor swaptions

    {CURRENCYCODE_3}

    21

    Looptijd van de onderliggende swap

    Alleen invullen voor swaptions, futures op swaps en forwards op een swap.

    {DATEFORMAT}

    22

    ISIN-code van de inflatie-index

    In geval van swaptions op een van de volgende onderliggende swaptypen: inflation single currency swap, futures/forwards op inflation single currency swap, inflation multi-currency swap, futures/forwards op inflation multi-currency swap, wanneer de inflatie-index een ISIN heeft, moet het veld worden ingevuld met de ISIN-code voor die index.

    {ISIN}

    23

    Naam inflatie-index

    Invullen met de gestandaardiseerde naam van de index in geval van swaptions op een van de volgende onderliggende swaptypen: inflation single currency swap, futures/forwards op inflation single currency swap, inflation multi-currency swap, futures/forwards op inflation multi-currency swap.

    {ALPHANUM-25}

    24

    Referentiepercentage

    Naam van het referentiepercentage.

    {INDEX}

    of

    {ALPHANUM-25} — indien het referentiepercentage niet is opgenomen op de {INDEX}-lijst

    25

    Rente looptijd contract

    In dit veld wordt de looptijd van het contract ingevuld. De looptijd wordt uitgedrukt in dagen, weken, maanden of jaren.

    {INTEGER-3}+„DAGEN” — dagen

    {INTEGER-3}+„WEEK” — weken

    {INTEGER-3}+„MAAND” — maanden

    {INTEGER-3}+„JAAR” — jaren

    Valutaderivaten

    26

    Contractsubtype

    In te vullen om onderscheid te maken tussen leverbare en niet-leverbare forwards, opties en swaps als omschreven in tabel 8.1 van deel 8 van bijlage III.

    „DLVR” — Leverbaar

    „NDLV” — Niet leverbaar

    Aandelenderivaten

    27

    Type onderliggende waarde

    Invullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een derivaat, de activaklasse van het onderliggende aandelen is en de subactivaklasse niet swaps of portefeuilleswaps is.

    „STIX” — Aandelenindex

    „SHRS” — Aandeel

    „DIVI” — Dividendindex

    „DVSE” — Aandelendividend

    „BSKT” — Mandje van aandelen resulterend uit een bedrijfsmaatregel

    „ETFS” — ETF's

    „VOLI” — Volatiliteitsindex

    „OTHR” — Overig (met inbegrip van representatieve certificaten (depositary receipts), certificaten en andere aandeelachtige financiële instrumenten)

    In te vullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een derivaat, de activaklasse van het onderliggende aandelen is, de subactivaklasse ofwel swaps, ofwel portefeuilleswaps is en het segmenteringscriterium 2 als omschreven in tabel 6.1 van deel 6 van bijlage III een single name is.

    „SHRS” — Aandeel

    „DVSE” — Aandelendividend

    „ETFS” — ETF's

    „OTHR” — Overig (met inbegrip van representatieve certificaten (depositary receipts), certificaten en andere aandeelachtige financiële instrumenten)

    In te vullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een derivaat, de activaklasse van het onderliggende aandelen is, de subactivaklasse ofwel swaps, ofwel portefeuilleswaps is en het segmenteringscriterium 2 als omschreven in tabel 6.1 van deel 6 van bijlage III een index is.

    „STIX” — Aandelenindex

    „STIX” — Dividendindex

    „VOLI” — Volatiliteitsindex

    „OTHR” — Overig

    In te vullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een derivaat, de activaklasse van het onderliggende aandelen is, de subactivaklasse ofwel swaps, ofwel portefeuilleswaps is en het segmenteringscriterium 2 als omschreven in tabel 6.1 van deel 6 van bijlage III een mandje is.

    „BSKT” — Mandje

    28

    Parameter

    Invullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een derivaat, de activaklasse van het onderliggende aandelen is en de subactivaklasse een van de volgende is: swaps, portefeuilleswaps.

    „PRBP” — Price return basic performance parameter

    „PRDV” — Parameter return dividend

    „PRVA” — Parameter return variance

    „PRVO” — Parameter return volatility

    Contracts for difference (CFDs)

    29

    Type onderliggende waarde

    Invullen wanneer de MiFIR-identificatiecode een derivaat is en het contracttype gelijk is aan contract for difference of spread betting.

    „CURR” — Valuta

    „EQUI” — Aandeel

    „BOND” — Obligaties

    „FTEQ” — Futures op een aandeel

    „OPEQ” — Opties op een aandeel

    „COMM” — Grondstof

    „EMAL” — Emissierechten

    „OTHR” — Overig

    30

    Notionele valuta 1

    Valuta 1 van het onderliggende valutapaar Dit veld is van toepassing wanneer het onderliggende type valuta is.

    {CURRENCYCODE_3}

    31

    Notionele valuta 2

    Valuta 2 van het onderliggende valutapaar Dit veld is van toepassing wanneer het onderliggende type valuta is.

    {CURRENCYCODE_3}

    Kredietderivaten

    32

    ISIN-code van de onderliggende kredietverzuimswap

    Invullen voor derivaten op kredietverzuimswaps met de ISIN-code van de onderliggende swap.

    {ISIN}

    33

    Code onderliggende index

    Invullen voor derivaten op een CDS-index met de ISIN-code van de index.

    {ISIN}

    34

    Naam onderliggende index

    Invullen voor derivaten op een CDS-index met de gestandaardiseerde naam van de index.

    {ALPHANUM-25}

    35

    Serie

    Het serienummer van de samenstelling van de index indien van toepassing.

    Invullen voor een CDS-index of een derivaat op een CDS-index met het serienummer van de CDS-index.

    {DECIMAL-18/17}

    36

    Versie

    Een nieuwe versie van een serie wordt uitgegeven wanneer een van de bestanddelen in gebreke blijft en de index opnieuw moet worden gewogen om het nieuwe aantal totale bestanddelen binnen de index in aanmerking te nemen.

    Invullen voor een CDS-index of een derivaat op een CDS-index met de versie van de CDS-index.

    {DECIMAL-18/17}

    37

    Roll-maanden

    Alle maanden wanneer de voortschrijding (roll) wordt verwacht als vastgesteld door de indexaanbieder voor een gegeven jaar. Moet worden herhaald voor elke roll-maand

    Invullen voor een CDS-index of een derivaat op een CDS-index.

    „01”, „02”, „03”, „04”, „05”, „06”, „07”, „08”, „09”, „10”, „11”, „12”

    38

    Volgende roll-datum

    Invullen voor een CDS-index of een derivaat op een CDS-index met de volgende roll-datum van de index als vastgesteld door de indexaanbieder.

    {DATEFORMAT}

    39

    Emittent van het type overheids- of publieke entiteit

    Invullen wanneer de referentie-entiteit van een single name-CDS of een derivaat op een single name-CDS een overheidsemittent is als omschreven in tabel 9.1 van deel 9 van bijlage III.

    „TRUE” — de referentie-entiteit is een emittent van het type overheids- of publieke entiteit

    „FALSE” — de referentie-entiteit is geen emittent van het type overheids- of publieke entiteit

    40

    Referentieverplichting

    Invullen voor derivaten op een single name-kredietverzuimswap met de ISIN-code van de referentieverplichting.

    {ISIN}

    41

    Referentie-entiteit

    Invullen met de referentie-entiteit van een single name-CDS of een derivaat op een single name-CDS.

    {COUNTRYCODE_2}

    of

    ISO 3166-2 — 2-letterige landencode gevolgd door een streepje „-” en code voor de onderverdeling van een land van maximaal 3 alfanumerieke karakters

    of

    {LEI}

    42

    Notionele valuta

    Valuta waarin de notionele waarde is uitgedrukt.

    {CURRENCYCODE_3}

    Emissierechtenderivaten

    43

    Subtype emissierechtenderivaten

    Invullen wanneer variabele #3 „MiFIR-identificatiecode”„DERV”-derivaat is en variabele #4 „activaklasse van het onderliggende”„EMAL”-emissierechten is.

    „CERE” — CER

    „ERUE” — ERU

    „EUAE” — EUA

    „EUAA” — EUAA

    „OTHR” — Overig

    ▼M3




    BIJLAGE V

    Voor transparantieberekeningen te verstrekken kwantitatieve gegevens



    Tabel 1

    Tabel van symbolen voor tabel 2

    Symbool

    Type gegevens

    Definitie

    {ALPHANUM-n}

    Maximaal n alfanumerieke tekens

    Veld voor vrije tekst.

    {ISIN}

    12 alfanumerieke tekens

    ISIN-code volgens ISO 6166.

    {MIC}

    4 alfanumerieke tekens

    Marktidentificatiecode volgens ISO 10383

    {DATEFORMAT}

    Datumformaat volgens ISO 8601

    Data worden weergegeven in het volgende formaat: JJJJ-MM-DD.

    {DECIMAL-n/m}

    Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn.

    Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden:

    Het decimaalteken is „.” (punt);

    negatieve getallen worden voorafgegaan door „–” (minus);

    waarden worden afgerond, niet afgebroken.

    {INTEGER-n}

    Geheel getal van maximaal n cijfers

    Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve gehele waarden.



    Tabel 2

    Details van de gegevens die moeten worden verstrekt voor het bepalen van een liquide markt, de LIS- en SSTI-drempels voor andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten

    #

    Veld

    Te rapporteren gegevens

    Type uitvoering of publicatieplatform

    Formaat en normen voor melding

    1

    Instrumentidentificatiecode

    Voor het identificeren van het financieel instrument gebruikte code

    Gereglementeerde markt (RM)

    Multilaterale handelsfaciliteit (MTF)

    Georganiseerde handelsfaciliteit (OTF)

    Goedgekeurde publicatieregeling (APA)

    Verstrekker van consolidated tape (CTP)

    {ISIN}

    2

    Datum van uitvoering

    Datum waarop de transacties worden uitgevoerd.

    RM, MTF, OTF APA, CTP

    {DATEFORMAT}

    3

    Plaats van uitvoering

    Segment-MIC van het handelsplatform of de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling uit de EU, voor zover beschikbaar, anders exploitant-MIC.

    Segment-MIC van de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, voor zover beschikbaar, anders exploitant-MIC.

    De MIC-code XOFF voor otc-transacties.

    Voor een bepaalde ISIN en uitvoeringsdatum moeten APA’s alle otc-handelsactiviteit voor dat instrument in één record vermelden (ISIN, XOFF, uitvoeringsdatum).

    RM, MTF, OTF APA, CTP

    {MIC} van het handelsplatform of de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling of „XOFF”

    4

    Markering van opgeschorte instrumenten

    Indicator of de handel in het instrument op de uitvoeringsdatum gedurende de hele dag was opgeschort op het desbetreffende handelsplatform.

    Indien dit het geval is, wordt in veld 5 een waarde van nul gerapporteerd.

    RM, MTF, OTF

    „TRUE” – indien de handel in het instrument gedurende de hele handelsdag was opgeschort

    of „FALSE” – indien de handel in het instrument niet gedurende de hele handelsdag was opgeschort

    5

    Totaal aantal transacties

    Het totale aantal op de uitvoeringsdatum uitgevoerde transacties.

    Geannuleerde transacties moeten van de gerapporteerde cijfers worden uitgesloten.

    Transacties waarvoor uitgestelde openbaarmaking geldt, worden meegeteld in de aggregaten die door de indienende entiteiten worden verstrekt op basis van de uitvoeringsdatum.

    In alle gevallen moet het veld worden ingevuld met een waarde groter dan of gelijk aan nul.

    Voor instrumenten waarvoor de handel de hele dag is opgeschort, moet het veld een nulwaarde hebben.

    RM, MTF, OTF APA, CTP

    {INTEGER-18}

    6

    Totaal volume

    Het totale op de uitvoeringsdatum uitgevoerde volume.

    Het volume wordt gemeten overeenkomstig tabel 4 van bijlage II bij deze verordening.

    Geldbedragen worden gerapporteerd in euro.

    Geannuleerde transacties moeten van de gerapporteerde cijfers worden uitgesloten.

    Transacties waarvoor uitgestelde openbaarmaking geldt, worden meegeteld in de aggregaten die door de indienende entiteiten worden verstrekt op basis van de uitvoeringsdatum.

    RM, MTF, OTF APA, CTP

    {DECIMAL-18/5}

    7

    Bereik van het transactieomvangsegment

    In dit veld worden de in de tabellen 3 en 4 van deze bijlage verstrekte waarden ingevuld.

    Het bereik van het transactieomvangsegment zoals gedefinieerd:

    in tabel 4 van deze bijlage voor emissierechten en derivaten daarvan;

    In tabel 3 van deze bijlage voor de andere instrumenten.

    Voor instrumenten waarvoor de handel de hele dag is opgeschort, worden de gegevens met betrekking tot dit veld en de velden 8 en 9 niet gerapporteerd.

    RM, MTF, OTF APA, CTP

    {ALFANUM - -140}

    8

    Totaal aantal voor dat segment uitgevoerde transacties

    Totaal aantal op de datum van uitvoering uitgevoerde transacties waarvan de omvang binnen het bereik van het segment ligt.

    Geannuleerde transacties moeten van de gerapporteerde cijfers worden uitgesloten.

    Transacties waarvoor uitgestelde openbaarmaking geldt, worden meegeteld in de aggregaten die door de indienende entiteiten worden verstrekt op basis van de uitvoeringsdatum.

    RM, MTF, OTF APA, CTP

    {INTEGER-18}

    9

    Totaal verhandelde volume voor dat segment

    Totaal verhandelde volume van alle op de rapportagedag uitgevoerde transacties waarvan de omvang binnen het bereik van het segment ligt.

    Het volume wordt gemeten overeenkomstig tabel 4 van bijlage II bij deze verordening.

    Geldbedragen worden gerapporteerd in euro’s.

    Geannuleerde transacties moeten van de gerapporteerde cijfers worden uitgesloten.

    Transacties waarvoor uitgestelde openbaarmaking geldt, worden meegeteld in de aggregaten die door de indienende entiteiten worden verstrekt op basis van de uitvoeringsdatum.

    RM, MTF, OTF APA, CTP

    {DECIMAL-18/5}



    Tabel 3

    Transactieomvangsegmenten voor obligaties, SFP’s, gesecuritiseerde derivaten, rentederivaten, aandelenderivaten, valutaderivaten, kredietderivaten, grondstoffenderivaten, C10-derivaten en CFD’s

    Omvang

    Transactieomvangsegment

    Definitie

    Transacties met een omvang tussen 0 en 1,000,000 (niet inbegrepen)

    ]0 – 100,000[

    Transacties met een omvang kleiner dan 100,000 EUR

    ]100,000 – 100,000[

    Transacties met een omvang gelijk aan 100,000 EUR

    ]100,000 – 200,000[

    Transacties met een omvang groter dan 100,000 EUR en kleiner dan 200,000 EUR

    [200,000 – 300,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 200,000 EUR en kleiner dan 300,000 EUR

    [300,000 – 400,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 300,000 EUR en kleiner dan 400,000 EUR

    [Y– Y+ 100,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan Y EUR en kleiner dan Y + 100,000 EUR (stap 100,000 EUR)

    [900,000 – 1,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 900,000 EUR en kleiner dan 1,000,000 EUR

    Transacties met een omvang tussen 1,000,000 EUR (inbegrepen) en 10,000,000 EUR (niet inbegrepen)

    [1,000,000 – 1,500,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 1,000,000 EUR en kleiner dan 1,500,000 EUR

    [1,500,000 – 2,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 1,500,000 EUR en kleiner dan 2,000,000 EUR

    [Z– Z+ 500,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan Z EUR en kleiner dan Z + 500,000 EUR (trap van 500,000 EUR)

    [9,500,000 – 10,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 9,500,000 EUR en kleiner dan 10,000,000 EUR

    Transacties met een omvang tussen 10,000,000 (inbegrepen) en 100,000,000 (niet inbegrepen)

    [10,000,000 – 15,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 10,000,000 EUR en kleiner dan 15,000,000 EUR

    [15,000,000 – 20,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 15,000,000 EUR en kleiner dan 20,000,000 EUR

    [W– W + 5,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan W EUR en kleiner dan W + 5,000,000 EUR (trap van EUR 5,000,000)

    [95,000,000 – 100,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 95,000,000 EUR en kleiner dan 100,000,000 EUR

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 100,000,000

    [100,000,000 – 125,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 100,000,000 EUR en kleiner dan 125,000,000 EUR

    [125,000,000 – 150,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 125,000,000 EUR en kleiner dan 150,000,000 EUR

    [X – X + 25,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan X EUR en kleiner dan X + 25,000,000 EUR (trap van 25,000,000 EUR)



    Tabel 4

    Bereik van de transactieomvangsegmenten voor emissierechten en emissierechtenderivaten

    Omvang

    Transactieomvangsegment

    Definitie

    Transacties met een omvang tussen 0 en 1,000,000 (niet inbegrepen)

    ]0 – 100,000[

    Transacties met een omvang van minder dan 100,000 ton kooldioxide-equivalent (tCO2e)

    [100,000 – 100,000]

    Transacties met een omvang gelijk aan 100,000 tCO2e

    ]100,000 – 200,000[

    Transacties met een omvang groter dan 100,000 tCO2e en kleiner dan 200,000 tCO2e

    [200,000 – 300,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 200,000 tCO2e en kleiner dan 300,000 tCO2e

    [300,000 – 400,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 300,000 tCO2e en kleiner dan 400,000 tCO2e

    [Y – Y + 100,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan Y tCO2e en kleiner dan Y + 100,000 tCO2e (trap van 100,000 tCO2e)

    [900,000 – 1,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 900,000 tCO2e en kleiner dan 1,000,000 tCO2e

    Transacties met een omvang tussen 1,000,000 tCO2e (inbegrepen) en 10,000,000 tCO2e (niet inbegrepen)

    [1,000,000 – 1,500,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 1,000,000 tCO2e en kleiner dan 1,500,000 tCO2e

    [1,500,000 – 2,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 1,500,000 tCO2e en kleiner dan 2,000,000 tCO2e

    [Z– Z+ 500,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan Z tCO2e en kleiner dan Z + 500,000 tCO2e (trap van 500,000 tCO2e)

    [9,500,000 – 10,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 9,500,000 tCO2e en kleiner dan 10,000,000 tCO2e

    Transacties met een omvang tussen 10,000,000 tCO2e (inbegrepen) en 100,000,000 tCO2e (niet inbegrepen)

    [10,000,000 – 15,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 10,000,000 tCO2e en kleiner dan 15,000,000 tCO2e

    [15,000,000 – 20,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 15,000,000 tCO2e en kleiner dan 20,000,000 tCO2e

    [W – W + 5,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan W tCO2e en kleiner dan W + 5,000,000 tCO2e (trap van 5,000,000 tCO2e)

    [95,000,000 – 100,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 95,000,000 tCO2e en kleiner dan 100,000,000 tCO2e

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 100,000,000 tCO2e

    [100,000,000 – 125,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 100,000,000 tCO2e en kleiner dan 125,000,000 tCO2e

    [125,000,000 – 150,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan 125,000,000 tCO2e en kleiner dan 150,000,000 tCO2e

    [X – X + 25,000,000[

    Transacties met een omvang groter dan of gelijk aan X tCO2e en kleiner dan X + 25,000,000 tCO2e (trap van 25,000,000 tCO2e)



    ( 1 ) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

    ( 2 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie van 28 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de melding van transacties aan de bevoegde autoriteiten (zie bladzijde 449 van dit Publicatieblad).

    ( 3 ) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

    ( 4 ) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).

    Top