Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02017R0565-20220802

Consolidated text: Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2017/565/2022-08-02

02017R0565 — NL — 02.08.2022 — 005.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/565 VAN DE COMMISSIE

van 25 april 2016

houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 087 van 31.3.2017, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/2294 VAN DE COMMISSIE van 28 augustus 2017

  L 329

4

13.12.2017

►M2

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/1011 VAN DE COMMISSIE van 13 december 2018

  L 165

1

21.6.2019

►M3

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/527 VAN DE COMMISSIE van 15 december 2020

  L 106

30

26.3.2021

►M4

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1253 VAN DE COMMISSIE van 21 april 2021

  L 277

1

2.8.2021

►M5

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1254 VAN DE COMMISSIE van 21 april 2021

  L 277

6

2.8.2021




▼B

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/565 VAN DE COMMISSIE

van 25 april 2016

houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn

(Voor de EER relevante tekst)



HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

▼M5

1.  
Hoofdstuk II, en afdelingen 1 tot en met 4, artikel 64, lid 4, artikel 65, en afdelingen 6 tot en met 8 van hoofdstuk III en, voor zover zij betrekking hebben op die bepalingen, hoofdstukken I en VIII van deze verordening zijn van toepassing op beheermaatschappijen die diensten verrichten in overeenstemming met artikel 6, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG en artikel 6, lid 6, van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ).

▼B

2.  
Met betrekking tot alle vereisten waarvan sprake in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsbepalingen ervan als vervat in deze verordening wordt met „beleggingsondernemingen” ook „kredietinstellingen” en met „financiële instrumenten” ook „gestructureerde deposito's” bedoeld.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„relevante persoon” (met betrekking tot een beleggingsonderneming) :

een van de volgende personen:

a) 

een directeur, een vennoot of daarmee gelijk te stellen persoon, een bestuurder of een verbonden agent van de onderneming;

b) 

een directeur, een vennoot of daarmee gelijk te stellen persoon, of een bestuurder van een verbonden agent van de onderneming;

c) 

een werknemer van de onderneming of van een verbonden agent van de onderneming, alsook enigerlei andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking en onder de zeggenschap staan van de onderneming of een verbonden agent en die betrokken is bij het verrichten door de onderneming van beleggingsdiensten en -activiteiten;

d) 

een natuurlijke persoon die uit hoofde van een uitbestedingsovereenkomst met het oog op het verrichten door de beleggingsonderneming van beleggingsdiensten en -activiteiten rechtstreeks betrokken is bij het verrichten van diensten ten behoeve van de beleggingsonderneming of haar verbonden agent;

2.

„financieel analist” : een relevante persoon die tastbaar onderzoek op beleggingsgebied produceert;

3.

„uitbesteding” : een overeenkomst van om het even welke vorm tussen een beleggingsonderneming en een dienstverlener op grond waarvan deze dienstverlener een proces, een dienst of een activiteit verricht die anders door de beleggingsonderneming zelf zou worden verricht;

3 bis.

„persoon met wie een relevante persoon familiebanden heeft” :

een van de volgende personen:

a) 

de echtgeno(o)t(e) van de relevante persoon of een partner van deze persoon die door het nationale recht als gelijkwaardig met een echtgeno(o)t(e) wordt aangemerkt;

b) 

een kind of stiefkind ten laste van de relevante persoon;

c) 

een ander familielid van de relevante persoon die op de datum van de persoonlijke transactie in kwestie gedurende ten minste een jaar tot hetzelfde huishouden als de relevante persoon heeft behoord;

4.

„effectenfinancieringstransactie” : effectenfinancieringstransactie als gedefinieerd in artikel 3, lid 11, van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 );

5.

„beloning” : alle vormen van betalingen of financiële of niet-financiële voordelen die door ondernemingen direct of indirect aan relevante personen worden verstrekt bij het verlenen van beleggings- of nevendiensten aan cliënten;

6.

„grondstof” : fungibele goederen die kunnen worden geleverd, met inbegrip van metalen, metaalertsen, metaallegeringen en landbouwproducten, alsook energie, zoals elektriciteit;

▼M4

7.

„duurzaamheidsvoorkeuren” :

de keuze van een cliënt of potentiële cliënt ten aanzien van de vraag of, en zo ja, in welke mate een of meer van de volgende financiële instrumenten in haar of zijn beleggingsstrategie moet worden geïntegreerd:

a) 

een financieel instrument waarvoor de cliënt of potentiële cliënt bepaalt dat een minimumpercentage moet worden belegd in ecologisch duurzame beleggingen in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 );

b) 

een financieel instrument waarvoor de cliënt of potentiële cliënt bepaalt dat een minimumpercentage moet worden belegd in duurzame beleggingen in de zin van artikel 2, punt 17, van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 );

c) 

een financieel instrument dat rekening houdt met de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren waarbij de cliënt of potentiële cliënt de kwantitatieve of kwalitatieve elementen bepaalt waaruit moet blijken dat met die effecten rekening wordt gehouden;

8.

„duurzaamheidsfactoren” : duurzaamheidsfactoren in de zin van artikel 2, punt 24, van Verordening (EU) 2019/2088;

9.

„duurzaamheidsrisico’s” : duurzaamheidsrisico’s in de zin van artikel 2, punt 22, van Verordening (EU) 2019/2088.

▼B

Artikel 3

Voorwaarden die gelden voor de verstrekking van informatie

1.  

Wanneer voor de toepassing van deze verordening informatie op een duurzame drager moet worden verstrekt als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 62, van Richtlijn 2014/65/EU, dan hebben beleggingsondernemingen alleen het recht om die informatie op een andere duurzame drager dan papier te verstrekken als:

a) 

de verstrekking van deze informatie op de desbetreffende drager past in de context waarin de onderneming met de cliënt zakendoet of zaken gaat doen, en

b) 

de persoon aan wie de informatie moet worden verstrekt, wanneer deze voor de keuze wordt gesteld tussen informatie op papier of op deze andere duurzame drager, uitdrukkelijk voor deze andere drager kiest.

2.  

Wanneer een beleggingsonderneming overeenkomstig de artikelen 46, 47, 48, 49, 50 of 66, lid 3, van deze verordening aan een cliënt via een website informatie verstrekt en deze informatie niet tot de cliënt persoonlijk gericht is, zorgen de beleggingsondernemingen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

de verstrekking van deze informatie op de desbetreffende drager past in de context waarin de onderneming met de cliënt zakendoet of zaken gaat doen;

b) 

de cliënt moet uitdrukkelijk instemmen met de verstrekking van informatie in deze vorm;

c) 

de cliënt moet elektronisch op de hoogte worden gebracht van het adres van de website en de plaats op de website waar toegang kan worden verkregen tot de informatie;

d) 

de informatie is actueel;

e) 

de informatie moet onafgebroken toegankelijk blijven via deze website gedurende de tijd die de cliënt redelijkerwijs nodig heeft om deze in te zien.

3.  
Voor de toepassing van dit artikel wordt de verstrekking van informatie via elektronische mededelingen geacht te passen in de context waarin de onderneming met de cliënt zakendoet of zaken gaat doen indien bewezen is dat de cliënt regelmatig toegang tot internet heeft. Dit wordt als bewezen aangemerkt als de cliënt een e-mailadres opgeeft om zaken te kunnen doen.

Artikel 4

Het incidenteel verlenen van beleggingsdiensten

(artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)

Voor de toepassing van de vrijstelling onder c) van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU wordt een beleggingsdienst geacht incidenteel te worden verleend in het kader van een beroepsactiviteit indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

er bestaat een nauw en feitelijk verband tussen de beroepsactiviteit en de verlening van de beleggingsdienst aan dezelfde cliënt, zodat de beleggingsdienst kan worden geacht bij de voornaamste beroepsactiviteit te behoren;

b) 

de verlening van beleggingsdiensten aan de cliënten van de voornaamste beroepsactiviteit beoogt niet een systematische bron van inkomsten te verschaffen aan de persoon die de beroepsactiviteit verricht, en

c) 

de persoon die de beroepsactiviteit verricht, biedt zijn vermogen om beleggingsdiensten te verlenen niet te koop aan of promoot deze niet anderszins, behalve indien aan de cliënten wordt bekendgemaakt dat deze bij de voornaamste beroepsactiviteit behoren.

Artikel 5

Voor de groothandel bestemde energieproducten die door middel van materiële levering moeten worden afgewikkeld

(artikel 4, lid 1, punt 2), van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU moet een contract voor een voor de groothandel bestemd energieproduct door middel van materiële levering worden afgewikkeld indien aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

a) 

het bevat bepalingen die waarborgen dat de partijen bij het contract evenredige regelingen in werking hebben gesteld om de onderliggende grondstof te leveren of in ontvangst te nemen; een balanceringsovereenkomst met de transmissiesysteembeheerder op het gebied van elektriciteit en gas wordt als een evenredige regeling beschouwd indien de partijen bij de overeenkomst voor de materiële levering van elektriciteit of gas moeten zorgen;

b) 

het stelt onvoorwaardelijke, onbeperkte en afdwingbare verplichtingen van de partijen bij het contract in om de onderliggende grondstof te leveren of in ontvangst te nemen;

c) 

het staat geen van de partijen toe materiële levering door afwikkeling in contanten te vervangen;

d) 

de verplichtingen op grond van het contract kunnen niet worden gecompenseerd met verplichtingen uit hoofde van andere contracten tussen de betrokken partijen, onverminderd de rechten van de partijen bij het contract om hun verplichtingen tot contante betaling te verrekenen.

Voor de toepassing van punt d) wordt operationele verrekening op de elektriciteits- en gasmarkten niet als compensatie van verplichtingen op grond van een contract met verplichtingen uit hoofde van andere contracten beschouwd.

2.  
Onder operationele verrekening wordt verstaan een nominatie van hoeveelheden elektriciteit en gas die aan een net moeten worden toegevoerd wanneer dit vereist is uit hoofde van de regels of verzoeken van een transmissiesysteembeheerder als gedefinieerd in artikel 2, lid 4, van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) voor een entiteit die een gelijkwaardige taak als een transmissiesysteembeheerder op nationaal niveau verricht. Een nominatie van hoeveelheden op basis van operationele verrekening staat niet aan de discretie van de partijen bij de overeenkomst.
3.  
Voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU omvat overmacht een uitzonderlijke gebeurtenis of een reeks omstandigheden buiten de controle van de partijen bij het contract, die de partijen bij het contract redelijkerwijs niet konden voorzien of voorkomen door het in acht nemen van passende en redelijke zorgvuldigheid en die verhinderen dat één of beide partijen bij het contract hun contractuele verplichtingen nakomen.
4.  
Voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU omvat een andere bona fide reden waarom niet kan worden afgewikkeld een gebeurtenis of reeks omstandigheden die niet als overmacht kwalificeren als bedoeld in lid 3 en objectief en uitdrukkelijk in de contractvoorwaarden worden omschreven, waarbij één of beide partijen bij het contract, die handelen te goeder trouw, hun contractuele verplichtingen niet nakomen.
5.  
Het bestaan van bepalingen inzake overmacht of een bona fide reden waarom niet kan worden afgewikkeld belet niet dat een contract wordt beschouwd als „afgewikkeld door middel van materiële levering” voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU.
6.  
Het bestaan van wanbetalingsclausules waardoor een partij recht heeft op een financiële vergoeding voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van het contract belet niet dat het contract wordt beschouwd als „afgewikkeld door middel van materiële levering” in de zin van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU.
7.  

De leveringsmethoden voor de contracten die worden beschouwd als „afgewikkeld door middel van materiële levering” in de zin van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU omvatten ten minste:

a) 

materiële levering van de relevante goederen zelf;

b) 

aflevering van een document dat eigendomsrechten verleent met betrekking tot de relevante grondstoffen of de relevante hoeveelheid betrokken grondstoffen;

c) 

andere methoden voor het tot stand brengen van de overdracht van eigendomsrechten met betrekking tot de relevante hoeveelheid goederen zonder deze materieel te leveren, met inbegrip van kennisgeving, inplanning of nominatie van de exploitant van een energieleveringsnet, waardoor de ontvanger recht heeft op de relevante hoeveelheid goederen.

Artikel 6

Energiederivatencontracten met betrekking tot olie en kolen en voor de groothandel bestemde energieproducten

(artikel 4, lid 1, punt 2), van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU wordt onder energiederivatencontracten met betrekking tot olie verstaan contracten met minerale olie, van enigerlei aard, en petroleumgas, vloeibaar of dampvormig, inclusief producten, componenten en derivaten van olie en olievervoersbrandstoffen, inclusief die met biobrandstofadditieven, als onderliggende waarde.
2.  
Voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU wordt onder energiederivatencontracten met betrekking tot kolen contracten verstaan met kolen, gedefinieerd als een zwarte of donkerbruine brandbare minerale stof bestaande uit verkoolde plantaardige materie, die als brandstof worden gebruikt, als onderliggende waarde.
3.  
Voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU wordt onder derivatencontracten die de kenmerken hebben van voor de groothandel bestemde energieproducten als gedefinieerd in artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 derivaten verstaan met elektriciteit of aardgas als onderliggende waarde, in overeenstemming met de punten b) en d) van artikel 2, lid 4, van die verordening.

Artikel 7

Andere afgeleide financiële instrumenten

(artikel 4, lid 1, punt 2), van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Voor de toepassing van deel C, punt 7, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU wordt een contract dat geen spotcontract is in overeenstemming met lid 2 en niet voor commerciële doeleinden bestemd is als vastgesteld in lid 4 geacht de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten te hebben indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

het voldoet aan een van de volgende criteria:

i) 

het wordt verhandeld op een handelsplatform van een derde land dat een functie vervult die vergelijkbaar is met die van een gereglementeerde markt, een MTF of een OTF;

ii) 

het bepaalt uitdrukkelijk dat het wordt verhandeld op, dan wel onderworpen is aan de regels van, een gereglementeerde markt, een MTF, een OTF of een soortgelijk handelsplatform van een derde land;

iii) 

het is wat betreft de prijs, partij, leverdatum en andere contractuele voorwaarden gelijkwaardig aan een contract dat verhandeld wordt op een gereglementeerde markt, MTF, een OTF of een dergelijk handelsplatform van een derde land;

b) 

het is zodanig gestandaardiseerd dat de prijs, partij, leverdatum en andere voorwaarden hoofdzakelijk worden bepaald onder verwijzing naar periodiek bekendgemaakte prijzen, standaardpartijen of standaardleverdata.

2.  

Voor de toepassing van lid 1 wordt onder spotcontract het volgende verstaan: een contract voor de verkoop van een grondstof, een activum of een recht, waarin is bepaald dat de levering moet plaatsvinden binnen een van de volgende termijnen, al naargelang welke termijn de langste is:

a) 

2 handelsdagen;

b) 

de termijn die op de markt voor de grondstof, het activum of het recht in kwestie algemeen wordt aanvaard als de standaardlevertermijn.

Een contract wordt evenwel niet als een spotcontract beschouwd indien er, ongeacht de uitdrukkelijke voorwaarden ervan, tussen de contractpartijen een afspraak bestaat dat de levering van de onderliggende waarde mag worden uitgesteld en niet binnen de termijn waarvan sprake in lid 2 behoeft plaats te vinden.

3.  

Voor de toepassing van deel C, punt 10, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ) wordt een derivatencontract met betrekking tot een onderliggende waarde zoals bedoeld in dat deel of in artikel 8 van deze verordening geacht de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten te bezitten indien aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

het wordt in contanten afgewikkeld of mag in contanten worden afgewikkeld naar keuze van een of meer van de partijen, om een andere reden dan het in gebreke blijven of een andere gebeurtenis die beëindiging van het contract tot gevolg heeft;

b) 

het wordt verhandeld op een gereglementeerde markt, een MTF, een OTF of een handelsplatform van een derde land dat een functie vervult die vergelijkbaar is met die van een gereglementeerde markt, MTF of een OTF;

c) 

het contract voldoet aan de voorwaarden van lid 1.

4.  

Een contract wordt geacht voor commerciële doeleinden bestemd te zijn voor de toepassing van deel C, punt 7, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU en niet de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten te hebben voor de toepassing van deel C, punten 7 en 10, van die bijlage, indien aan beide volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

het wordt aangegaan met of door een exploitant of beheerder van een energietransmissienet, mechanisme voor de balancering van de energiestromen of pijpleidingennetwerk,

b) 

het is noodzakelijk om de energielevering en -afname op een bepaald tijdstip in evenwicht te houden, met inbegrip van het geval waarin de reservecapaciteit waarvoor door een elektriciteitstransmissiesysteembeheerder als gedefinieerd in artikel 2, lid 4, van Richtlijn 2009/72/EG een contract is gesloten van de ene vooraf gekwalificeerde aanbieder van een balanceringsdienst aan de andere vooraf gekwalificeerde aanbieder van een balanceringsdienst wordt overgedragen met instemming van de relevante transmissiesysteembeheerder.

Artikel 8

Derivaten onder deel C, punt 10), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU

(artikel 4, lid 1, punt 2), van Richtlijn 2014/65/EU)

Naast de derivatencontracten die uitdrukkelijk worden genoemd in deel C, punt 10, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU is een derivatencontract onderworpen aan de bepalingen in dat deel indien het voldoet aan de criteria vervat in dat deel en in artikel 7, lid 3, van deze verordening en betrekking heeft op een van de volgende elementen:

a) 

breedbandtelecommunicatie;

b) 

grondstofopslagcapaciteit;

c) 

transmissie- of transportcapaciteit met betrekking tot grondstoffen, ongeacht of het om kabels, pijpleidingen of andere middelen gaat, met uitzondering van transmissierechten met betrekking tot zoneoverschrijdende elektriciteitstransmissiecapaciteiten wanneer zij op de primaire markt worden aangegaan met of door een transmissiesysteembeheerder of personen die in hun naam als dienstverlener optreden en teneinde de transmissiecapaciteit toe te wijzen;

d) 

een rechtstreeks met de levering, de distributie of het verbruik van energie uit duurzame hulpbronnen verband houdend(e) vergoeding, krediet, vergunning, recht of vergelijkbaar activum, behalve als het contract reeds binnen het toepassingsgebied ligt van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU;

e) 

een geologische, ecologische of andere fysieke variabele, behalve als het contract betrekking heeft op eenheden waarvan is vastgesteld dat deze in overeenstemming zijn met de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 7 );

f) 

andere fungibele activa of rechten die geen rechten op de ontvangst van diensten zijn en kunnen worden overgedragen;

g) 

een index of maatstaf die betrekking heeft op de prijs of waarde, dan wel het volume van transacties in een activum, recht, dienst of verbintenis;

h) 

een index of maatstaf op basis van actuariële statistieken.

Artikel 9

Beleggingsadvies

(artikel 4, lid 1, punt 4), van Richtlijn 2014/65/EU)

Voor de toepassing van de in artikel 4, lid 1, punt 4, van Richtlijn 2014/65/EU opgenomen definitie van beleggingsadvies geldt als een gepersonaliseerde aanbeveling een aanbeveling die gedaan wordt aan een persoon in diens hoedanigheid van belegger of potentiële belegger of in diens hoedanigheid van agent voor een belegger of potentiële belegger.

Deze aanbeveling wordt voorgesteld als een aanbeveling die geschikt is voor de betrokken persoon, of berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden en heeft als oogmerk dat een van de volgende reeks stappen wordt gezet:

a) 

een bepaald financieel instrument wordt gekocht, verkocht, geruild, te gelde gemaakt, gehouden, overgenomen of er wordt daarop ingetekend;

b) 

een aan een bepaald financieel instrument verbonden recht wordt uitgeoefend of juist niet uitgeoefend om een financieel instrument te kopen, te verkopen, te ruilen, te gelde te maken of daarop in te tekenen.

Een aanbeveling wordt niet als een gepersonaliseerde aanbeveling beschouwd als deze uitsluitend aan het publiek wordt gedaan.

Artikel 10

Kenmerken van andere derivatencontracten betreffende valuta's

1.  

Voor de toepassing van deel C, punt 4, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU zijn andere derivatencontracten betreffende een valuta geen financieel instrument indien het om een van de volgende contracten gaat:

a) 

een spotcontract in de zin van lid 2 van dit artikel;

b) 

een betaalmiddel dat:

i) 

door middel van materiële levering moet worden afgewikkeld om een andere reden dan het in gebreke blijven of een andere gebeurtenis die beëindiging van het contract tot gevolg heeft;

ii) 

wordt aangegaan door ten minste een persoon die geen financiële tegenpartij is in de zin van artikel 2, lid 8, van Verordening (EU) 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 );

iii) 

wordt aangegaan teneinde betaling te vergemakkelijken voor identificeerbare goederen, diensten of directe investeringen, en

iv) 

niet op een handelsplatform wordt verhandeld.

2.  

Voor de toepassing van lid 1 wordt onder spotcontract het volgende verstaan: een contract voor de ruil van een valuta tegen een andere valuta, waarin is bepaald dat de levering moet plaatsvinden binnen een van de volgende termijnen, al naargelang welke termijn de langste is:

a) 

2 handelsdagen ten aanzien van twee van de belangrijke valuta's vermeld in lid 3;

b) 

voor een valutapaar waarvan ten minste één valuta geen belangrijke valuta is, 2 handelsdagen of de termijn die op de markt over het algemeen als de standaard leveringstermijn voor dat valutapaar wordt aanvaard, al naargelang welke termijn de langste is;

c) 

indien het contract voor de ruil van die valuta's hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de aankoop of verkoop van een effect of een recht van deelneming in een instelling voor collectieve belegging, de termijn die op de markt over het algemeen als de standaard leveringstermijn voor de afwikkeling van dat effect of een recht van deelneming in een instelling voor collectieve belegging wordt aanvaard of 5 handelsdagen, al naargelang welke termijn de kortste is.

Een contract wordt niet als een spotcontract beschouwd indien er, ongeacht de uitdrukkelijke voorwaarden ervan, tussen de contractpartijen een afspraak bestaat dat de levering van de valuta mag worden uitgesteld en niet binnen de termijn waarvan sprake in de eerste alinea behoeft plaats te vinden.

3.  
De belangrijke valuta's voor de toepassing van lid 2 zijn alleen de US-dollar, de euro, de Japanse yen, het pond sterling, de Australische dollar, de Zwitserse frank, de Canadese dollar, de Hongkongdollar, de Zweedse kroon, de Nieuw-Zeelandse dollar, de Singaporedollar, de Noorse kroon, de Mexicaanse peso, de Kroatische kuna, de Bulgaarse lev, de Tsjechische kroon, de Deense kroon, de Hongaarse forint, de Poolse zloty en de Roemeense leu.
4.  

Voor de toepassing van lid 2 wordt onder een handelsdag verstaan, een dag van normale handel in het rechtsgebied van beide valuta's die worden geruild ingevolge het contract voor de ruil van die valuta's en in het rechtsgebied van een derde valuta indien aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

bij de ruil van die valuta's worden zij voor liquiditeitsdoeleinden via die derde valuta geconverteerd;

b) 

de standaard leveringstermijn voor de ruil van die valuta's refereert aan het rechtsgebied van die derde valuta.

Artikel 11

Geldmarktinstrumenten

(artikel 4, lid 1, punt 17, van Richtlijn 2014/65/EU)

Geldmarktinstrumenten in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 17, van Richtlijn 2014/65/EU omvatten schatkistpapier, depositocertificaten, commercial paper en andere instrumenten met substantieel gelijkwaardige eigenschappen, indien zij de volgende kenmerken hebben:

a) 

zij hebben een waarde die te allen tijde kan worden vastgesteld;

b) 

het zijn geen derivaten;

c) 

zij hebben bij uitgifte een looptijd van 397 dagen of minder.

Artikel 12

Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling van aandelen, „representatieve certificaten” (depositary receipts), „beursverhandelde fondsen (exchange-traded funds)”, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten

(artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2014/65/EU)

Een beleggingsonderneming wordt ten aanzien van elk aandeel, elk „representatief certificaat” (depositary receipt), elk „beursverhandeld fonds (exchange-traded fund)”, elk certificaat en andere vergelijkbare financiële instrumenten als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU beschouwd indien zij overeenkomstig de volgende criteria intern afhandelt:

a) 

frequent en systematisch in het financieel instrument waarvoor een liquide markt bestaat als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden:

i) 

het aantal otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gelijk is aan of groter is dan 0,4 % van het totale aantal transacties in het relevante financiële instrument dat in de Unie gedurende dezelfde periode op een handelsplatform of otc is uitgevoerd;

ii) 

de otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders in het relevant financieel instrument gemiddeld dagelijks plaatsvinden;

b) 

frequent en systematisch in het financieel instrument waarvoor er geen liquide markt is als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden de otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gemiddeld dagelijks plaatsvinden;

c) 

substantieel in het financieel instrument indien de omvang van de otc-handel die door haar voor eigen rekening is verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gedurende de laatste 6 maanden gelijk is aan of groter is dan:

i) 

15 % van de totale omzet in dat financieel instrument uitgevoerd door de beleggingsonderneming voor eigen rekening of voor rekening van cliënten en uitgevoerd op een handelsplatform of otc;

ii) 

0,4 % van de totale omzet in dat financieel instrument uitgevoerd in de Unie op een handelsplatform of otc.

Artikel 13

Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling van obligaties

(artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2014/65/EU)

Een beleggingsonderneming wordt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU beschouwd ten aanzien van alle obligaties die behoren tot een categorie obligaties die zijn uitgegeven door dezelfde entiteit of door een entiteit binnen dezelfde groep indien zij met betrekking tot een dergelijke obligatie overeenkomstig de volgende criteria intern afhandelt:

a) 

frequent en systematisch in een obligatie waarvoor een liquide markt bestaat als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden:

i) 

het aantal otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gelijk is aan of groter is dan 2,5 % van het totale aantal transacties in de relevante obligatie die in de Unie gedurende dezelfde periode op een handelsplatform of otc is uitgevoerd;

ii) 

de otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders in het relevant financieel instrument gemiddeld eenmaal per week plaatsvinden;

b) 

frequent en systematisch in een obligatie waarvoor er geen liquide markt is als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden de otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gemiddeld eenmaal per week plaatsvinden;

c) 

substantieel in de obligatie indien de omvang van de otc-handel die door haar voor eigen rekening is verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gedurende de laatste 6 maanden gelijk is aan of groter is dan een van de volgende:

i) 

25 % van de totale omzet in die obligatie verwezenlijkt door de beleggingsonderneming voor eigen rekening of voor rekening van cliënten en verwezenlijkt op een handelsplatform of otc;

ii) 

1 % van de totale omzet in die obligatie verwezenlijkt in de Unie op een handelsplatform of otc.

Artikel 14

Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling van gestructureerde financiële producten

(artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU)

Een beleggingsonderneming wordt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU beschouwd ten aanzien van gestructureerde financiële producten die behoren tot een categorie gestructureerde financiële producten die zijn uitgegeven door dezelfde entiteit of door een entiteit binnen dezelfde groep indien zij met betrekking tot een dergelijk gestructureerd financieel product overeenkomstig de volgende criteria intern afhandelt:

a) 

frequent en systematisch in een gestructureerd financieel product waarvoor een liquide markt bestaat als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden:

i) 

het aantal otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gelijk is aan of groter is dan 4 % van het totale aantal transacties in het relevant gestructureerd financieel product die in de Unie gedurende dezelfde periode op een handelsplatform of otc zijn uitgevoerd;

ii) 

de otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders in het relevant financieel instrument gemiddeld eenmaal per week plaatsvinden;

b) 

frequent en systematisch in een gestructureerd financieel product waarvoor er geen liquide markt is als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden de otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gemiddeld eenmaal per week plaatsvinden;

c) 

substantieel in het gestructureerd financieel product indien de omvang van de otc-handel die door haar voor eigen rekening is verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gedurende de laatste 6 maanden gelijk is aan of groter is dan een van de volgende:

i) 

30 % van de totale omzet in dat gestructureerd financieel product verwezenlijkt door de beleggingsonderneming voor eigen rekening of voor rekening van cliënten en verwezenlijkt op een handelsplatform of otc;

ii) 

2,25 % van de totale omzet in dat gestructureerd financieel product verwezenlijkt in de Unie op een handelsplatform of otc.

Artikel 15

Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling van derivaten

(artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2014/65/EU)

Een beleggingsonderneming wordt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU beschouwd ten aanzien van alle derivaten die behoren tot een categorie derivaten indien zij, met betrekking tot een dergelijk derivaat, overeenkomstig de volgende criteria intern afhandelt:

a) 

frequent en systematisch in een derivaat waarvoor een liquide markt bestaat als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden:

i) 

het aantal otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gelijk is aan of groter is dan 2,5 % van het totale aantal transacties in de relevante categorie derivaten die in de Unie gedurende dezelfde periode op een handelsplatform of otc is uitgevoerd;

ii) 

de otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders in deze categorie derivaten gemiddeld eenmaal per week plaatsvinden;

b) 

frequent en systematisch in een derivaat waarvoor er geen liquide markt is als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden de otc-transacties die door haar voor eigen rekening in de relevante categorie derivaten worden verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gemiddeld eenmaal per week plaatsvinden;

c) 

substantieel in het derivaat indien de omvang van de otc-handel die door haar voor eigen rekening is verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gedurende de laatste 6 maanden gelijk is aan of groter is dan een van de volgende:

i) 

25 % van de totale omzet in die categorie derivaten verwezenlijkt door de beleggingsonderneming voor eigen rekening of voor rekening van cliënten en verwezenlijkt op een handelsplatform of otc;

ii) 

1 % van de totale omzet in die categorie derivaten verwezenlijkt in de Unie op een handelsplatform of otc.

Artikel 16

Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling van emissierechten

(artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2014/65/EU)

Een beleggingsonderneming wordt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU beschouwd ten aanzien van emissierechten indien zij, met betrekking tot een dergelijk instrument, overeenkomstig de volgende criteria intern afhandelt:

a) 

frequent en systematisch in een emissierecht waarvoor een liquide markt bestaat als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden:

i) 

het aantal otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gelijk is aan of groter is dan 4 % van het totale aantal transacties in het relevante type emissierechten die in de Unie gedurende dezelfde periode op een handelsplatform of otc zijn uitgevoerd;

ii) 

de otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders in dit type emissierechten gemiddeld eenmaal per week plaatsvinden;

b) 

frequent en systematisch in een emissierecht waarvoor er geen liquide markt is als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden de otc-transacties die door haar voor eigen rekening in het relevante type emissierechten worden verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gemiddeld eenmaal per week plaatsvinden;

c) 

substantieel in een emissierecht indien de omvang van de otc-handel die door haar voor eigen rekening is verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gedurende de laatste 6 maanden gelijk is aan of groter is dan een van de volgende:

i) 

30 % van de totale omzet in dat type emissierecht verwezenlijkt door de beleggingsonderneming voor eigen rekening of voor rekening van cliënten en verwezenlijkt op een handelsplatform of otc;

ii) 

2,25 % van de totale omzet in dat type emissierecht verwezenlijkt in de Unie op een handelsplatform of otc.

▼M1

Artikel 16 bis

Deelname aan matchingregelingen

Een beleggingsonderneming wordt niet geacht voor eigen rekening te handelen voor de toepassing van artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU wanneer de betrokken beleggingsonderneming deelneemt aan met entiteiten buiten haar eigen groep aangegane matchingregelingen die tot doel of tot gevolg hebben feitelijk risicoloze back-to-backtransacties in een financieel instrument buiten een handelsplatform te verrichten.

▼B

Artikel 17

Relevante beoordelingsperioden

(artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2014/65/EU)

De voorwaarden vermeld in de artikelen 12 tot en met 16 worden per kwartaal beoordeeld op basis van gegevens van de laatste 6 maanden. De beoordelingsperiode begint op de eerste werkdag van de maanden januari, april, juli en oktober.

Pas uitgegeven instrumenten worden bij de beoordeling alleen in aanmerking genomen wanneer de historische gegevens een periode bestrijken van ten minste drie maanden in geval van aandelen, „representatieve certificaten” (depositary receipts), „beursverhandelde fondsen (exchange-traded funds)”, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten, en zes weken in geval van obligaties, gestructureerde financiële producten en derivaten.

Artikel 18

Algoritmische handel

(artikel 4, lid 1, punt 39), van Richtlijn 2014/65/EU)

Ten behoeve van de nadere bepaling van de definitie van algoritmische handel in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 39, van Richtlijn 2014/65/EU wordt er geacht sprake te zijn van een systeem met weinig of geen menselijk ingrijpen indien voor een proces van genereren van orders of noteringen of een proces om de uitvoering van orders te optimaliseren een geautomatiseerd systeem beslissingen neemt in het stadium van het initiëren, genereren, geleiden en uitvoeren van orders of noteringen volgens vooraf bepaalde parameters.

Artikel 19

Techniek van hoogfrequentie algoritmische handel

(artikel 4, lid 1, punt 40), van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Een groot aantal berichten in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 40, van Richtlijn 2014/65/EU bestaat in de indiening van gemiddeld:

a) 

ten minste 2 berichten per seconde met betrekking tot één financieel instrument dat op een handelsplatform wordt verhandeld;

b) 

ten minste 4 berichten per seconde met betrekking tot alle financiële instrumenten die op een handelsplatform worden verhandeld.

2.  
Voor de toepassing van lid 1 worden berichten betreffende financiële instrumenten waarvoor een liquide markt bestaat in overeenstemming met artikel 2, lid 1, punt 17, van Verordening (EU) nr. 600/2014 meegerekend. Berichten die worden ingevoerd voor handelsdoeleinden welke voldoen aan de criteria in artikel 17, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU worden meegerekend.
3.  
Voor de toepassing van lid 1 worden berichten die worden ingediend ten behoeve van de handel voor eigen rekening meegerekend. Berichten die worden ingediend via andere handelstechnieken dan die welke op handel in eigen rekening steunen worden meegerekend indien de uitvoeringstechniek van het bedrijf op een dergelijke wijze is gestructureerd dat wordt vermeden dat de uitvoering voor eigen rekening plaatsvindt.
4.  
Voor te toepassing van lid 1 worden voor de berekening van een groot aantal berichten met betrekking tot aanbieders van directe elektronische toegang (DEA) berichten die door hun DEA-cliënten worden ingediend niet meegerekend.
5.  
Voor de toepassing van lid 1 stellen handelsplatformen op verzoek voor de betrokken bedrijven schattingen ter beschikking van het gemiddelde aantal berichten per seconde op maandbasis twee weken na het einde van elke kalendermaand en houden daarbij rekening met alle boodschappen die gedurende de voorafgaande 12 maanden zijn ingediend.

Artikel 20

Directe elektronische toegang

(artikel 4, lid 1, punt 41), van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Een persoon wordt geacht niet in staat te zijn tot elektronische doorgifte van orders met betrekking tot een financieel instrument direct aan een handelsplatform in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 41, van Richtlijn 2014/65/EU, indien die persoon niet over discretionaire ruimte beschikt betreffende de precieze fractie van een seconde van orderinvoer en de levensduur van het order binnen dat tijdsbestek.
2.  
Een persoon wordt geacht niet in staat te zijn tot dergelijke directe elektronische doorgifte van orders indien deze plaatsvindt via regelingen voor optimalisering van orderuitvoeringsprocessen die de parameters bepalen van het order behalve het platform of de platformen waar het order moet worden ingediend, tenzij deze regelingen zijn ingebed in de systemen van de cliënten en niet in die van het lid van of de deelnemer aan een gereglementeerde markt of een MTF of een cliënt van een OTF.



HOOFDSTUK II

ORGANISATORISCHE VEREISTEN



AFDELING 1

Organisatie

Artikel 21

Algemene organisatorische vereisten

(artikel 16, leden 2 tot en met 10, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Beleggingsondernemingen voldoen aan de volgende organisatorische vereisten:

a) 

besluitvormingsprocedures en een organisatiestructuur vaststellen, implementeren en in stand houden die op duidelijke en gedocumenteerde wijze de rapportagelijnen specificeren en de functies en verantwoordelijkheden verdelen;

b) 

ervoor zorgen dat hun relevante personen op de hoogte zijn van de procedures die moeten worden gevolgd voor een goede uitoefening van hun verantwoordelijkheden;

c) 

adequate internecontroleprocedures vaststellen, implementeren en in stand houden om te waarborgen dat beslissingen en procedures op alle niveaus van de beleggingsonderneming in acht worden genomen;

d) 

medewerkers in dienst hebben die over de nodige vakbekwaamheid, kennis en deskundigheid beschikken om de hun toevertrouwde verantwoordelijkheden uit te oefenen;

e) 

op alle relevante niveaus van de beleggingsonderneming een effectieve interne rapportage en communicatie van informatie opzetten, implementeren en in stand houden;

f) 

passende en overzichtelijke gegevens over hun bedrijf en interne organisatie bijhouden;

g) 

ervoor zorgen dat relevante personen die meerdere functies uitoefenen, daardoor niet worden of kunnen worden belet een van deze functies op degelijke, eerlijke en professionele wijze uit te oefenen.

▼M4

Beleggingsondernemingen nemen duurzaamheidsrisico’s in aanmerking wanneer zij de in dit lid vastgestelde verplichtingen in acht nemen.

▼M4

Bij de naleving van de in dit lid vervatte vereisten houden beleggingsondernemingen rekening met de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het gamma van de beleggingsdiensten en -activiteiten die in het kader van dit bedrijf worden verricht.

▼B

2.  
Beleggingsondernemingen gaan over tot het opzetten, implementeren en in stand houden van afdoende systemen en procedures om de veiligheid, integriteit en vertrouwelijkheid van informatie te waarborgen, rekening houdend met de aard van de informatie in kwestie.
3.  
Beleggingsondernemingen belasten zich ermee een adequaat bedrijfscontinuïteitsbeleid vast te stellen, te implementeren en in stand te houden teneinde te waarborgen dat bij een onderbreking van hun systemen en procedures kritieke gegevens en bedrijfsfuncties beschermd zijn en hun beleggingsdiensten en -activiteiten worden voortgezet, of — wanneer dat niet mogelijk is — dat deze gegevens en bedrijfsfuncties zo spoedig mogelijk worden hersteld en hun beleggingsdiensten en -activiteiten zo spoedig mogelijk worden hervat.
4.  
Beleggingsondernemingen belasten zich ermee gedragsregels en procedures op het gebied van de financiële verslaggeving vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die hen in staat stellen de bevoegde autoriteit op haar verzoek zo spoedig mogelijk in het bezit te stellen van financiële verslagen die een getrouw beeld geven van hun financiële positie en die aan alle toepasselijke standaarden en regels voor de financiële verslaggeving voldoen.
5.  
Beleggingsondernemingen houden toezicht op en gaan op gezette tijden over tot een evaluatie van de deugdelijkheid en effectiviteit van de door hen overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 opgezette systemen, internecontroleprocedures en regelingen, en nemen passende maatregelen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.

Artikel 22

Nakoming

(artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen gaan over tot de vaststelling, implementatie en instandhouding van adequate gedragsregels en afdoende procedures waarmee elk risico dat de beleggingsonderneming niet aan haar verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU voldoet, alsmede alle daaraan verbonden risico's kunnen worden opgespoord, en voorzien in passende maatregelen en procedures die dergelijke risico's tot een minimum beperken en de bevoegde autoriteiten in staat stellen de hun bij die richtlijn verleende bevoegdheden daadwerkelijk uit te oefenen.

Beleggingsondernemingen houden rekening met de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het gamma van de diensten en activiteiten die in het kader van dat bedrijf worden verricht.

2.  

Beleggingsondernemingen gaan over tot de instelling en instandhouding van een permanente en effectieve compliancefunctie die onafhankelijk is en de volgende verantwoordelijkheden heeft:

a) 

permanent toezicht houden op en op gezette tijden evalueren van de deugdelijkheid en effectiviteit van de overeenkomstig lid 1, eerste alinea, ingevoerde maatregelen, gedragsregels en procedures, alsook de maatregelen die zijn genomen om eventuele onvolkomenheden bij het nakomen van deze verplichtingen door de onderneming te verhelpen;

b) 

de relevante personen die verantwoordelijk zijn voor het verrichten van beleggingsdiensten en -activiteiten, adviseren en bijstaan om de krachtens Richtlijn 2014/65/EU op de onderneming rustende verplichtingen na te komen;

c) 

ten minste jaarlijks verslag uitbrengen aan het leidinggevend orgaan over de implementatie en effectiviteit van de algemene controleomgeving voor beleggingsdiensten en -activiteiten, over de geïdentificeerde risico's en over de klachtenbehandelingsrapportage alsook de remedies die zijn of zullen worden ondernomen;

d) 

de activiteiten monitoren van het klachtenbehandelingsproces en klachten beschouwen als een bron van relevante informatie in de context van hun algemene monitoringverantwoordelijkheden.

Om te voldoen aan de punten a) en b) van dit lid verricht de compliancefunctie een beoordeling op basis waarvan zij een risicogebaseerd monitoringprogramma opstelt dat rekening houdt met alle terreinen van de beleggingsdiensten, activiteiten en relevante nevendiensten van de beleggingsonderneming, met inbegrip van relevante verzamelde informatie met betrekking tot de monitoring van de klachtenbehandeling. In het monitoringprogramma worden prioriteiten vastgesteld die zijn bepaald aan de hand van de beoordeling van het compliancerisico en waarborgen dat het compliancerisico uitgebreid wordt gemonitord.

3.  

Om de in lid 2 bedoelde compliancefunctie in staat te stellen haar verantwoordelijkheden naar behoren en onafhankelijk uit te oefenen, zorgen beleggingsondernemingen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

de compliancefunctie beschikt over de nodige autoriteit, middelen en deskundigheid en heeft toegang tot alle dienstige informatie;

b) 

door het leidinggevend orgaan wordt een compliancefunctionaris aangesteld en vervangen die verantwoordelijk is voor de compliancefunctie en voor alle rapportage vereist bij Richtlijn 2014/65/EU en artikel 25, lid 2 van deze verordening;

c) 

de compliancefunctie rapporteert op ad hoc-basis rechtstreeks aan het leidinggevend orgaan indien zij een significant risico van niet-nakoming door de onderneming van haar verplichtingen op grond van Richtlijn 2014/65/EU ontdekt;

d) 

de relevante personen die betrokken zijn bij de compliancefunctie zijn niet betrokken bij de verrichting van diensten of activiteiten die zij monitoren;

e) 

de wijze waarop de beloning wordt vastgesteld van de relevante personen die bij de compliancefunctie zijn betrokken, brengt hun objectiviteit niet in gevaar en zal dat waarschijnlijk niet doen.

4.  
Een beleggingsonderneming hoeft niet aan de onder d) of e) van lid 3 gestelde eisen te voldoen indien zij kan aantonen dat deze gezien de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijf en de aard en het gamma van haar beleggingsdiensten en -activiteiten niet evenredig zijn en dat de effectiviteit van haar compliancefunctie gegarandeerd blijft. In dat geval beoordeelt de beleggingsonderneming of de doeltreffendheid van de compliancefunctie in gevaar komt. De beoordeling wordt regelmatig getoetst.

Artikel 23

Risicobeheer

(artikel 16, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Beleggingsondernemingen nemen de volgende maatregelen met betrekking tot risicobeheer:

▼M4

a) 

adequate gedragsregels en afdoende procedures voor het risicobeheer vaststellen, implementeren en in stand houden die de risico’s onderkennen die aan de activiteiten, processen en systemen van de beleggingsonderneming verbonden zijn en die zo nodig de risico-omvang bepalen die door de ondernemingen wordt getolereerd. Daarbij houden beleggingsondernemingen met duurzaamheidsrisico’s rekening;

▼B

b) 

effectieve regelingen, processen en mechanismen vaststellen om de aan de activiteiten, processen en systemen van de onderneming verbonden risico's te beheren in het licht van deze risicotolerantie;

c) 

het volgende te monitoren:

i) 

de deugdelijkheid en effectiviteit van de door de beleggingsonderneming vastgestelde gedragsregels en procedures voor het risicobeheer;

ii) 

de mate waarin de beleggingsonderneming en haar relevante personen de overeenkomstig punt b) vastgestelde regelingen, procedures en mechanismen in acht nemen;

iii) 

de deugdelijkheid en effectiviteit van de maatregelen die genomen zijn tegen eventuele onvolkomenheden in deze gedragsregels, procedures, regelingen, processen en mechanismen, zoals verzuim van de relevante personen om deze regelingen, processen en mechanismen in acht te nemen of deze gedragsregels en procedures te volgen.

2.  

Beleggingsondernemingen belasten zich ermee, indien zulks passend en evenredig is gezien de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en de aard en het gamma van de beleggingsdiensten en -activiteiten die in het kader van dit bedrijf worden verricht, een onafhankelijk werkende risicobeheerfunctie in te stellen en in stand te houden die zorgt voor:

a) 

uitvoering van de in lid 1 bedoelde gedragsregels en procedures;

b) 

rapportage en adviesverlening aan de directie overeenkomstig artikel 25, lid 2.

Indien een beleggingsonderneming geen risicobeheerfunctie instelt en in stand houdt overeenkomstig de eerste alinea, is zij in staat op verzoek aan te tonen dat de gedragsregels en procedures die zij overeenkomstig lid 1 heeft vastgesteld, aan de daarin gestelde vereisten voldoen.

Artikel 24

Interne controle

(artikel 16, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)

Beleggingsondernemingen belasten zich ermee, indien zulks passend en evenredig is gezien de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en de aard en het gamma van de beleggingsdiensten en -activiteiten die in het kader van dit bedrijf worden verricht, een internecontrolefunctie in te stellen en in stand te houden die los staat en onafhankelijk is van de andere functies en activiteiten van de beleggingsonderneming en die de volgende verantwoordelijkheden heeft:

a) 

vaststellen, implementeren en in stand houden van een controleplan om de deugdelijkheid en effectiviteit van de systemen, internecontroleprocedures en regelingen van de beleggingsonderneming te onderzoeken en te beoordelen;

b) 

doen van aanbevelingen op basis van het resultaat van de overeenkomstig punt a) uitgevoerde werkzaamheden en nagaan of die aanbevelingen zijn nageleefd;

c) 

rapporteren over internecontroleaangelegenheden overeenkomstig artikel 25, lid 2.

Artikel 25

Verantwoordelijkheid van de directie

(artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen zorgen er bij de interne verdeling van de functies voor dat de directie en in voorkomend geval de toezichtfunctie verantwoordelijk zijn voor het garanderen dat de onderneming haar verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU nakomt. Meer in het bijzonder worden de directie en in voorkomend geval de toezichtfunctie verplicht over te gaan tot een toetsing en periodieke evaluatie van de effectiviteit van de gedragsregels, regelingen en procedures waarin is voorzien om de verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU na te komen, en passende maatregelen te nemen tegen eventuele onvolkomenheden.

Bij de verdeling van significante functies onder directieleden wordt duidelijk vastgelegd wie verantwoordelijk is voor het toezicht op en de handhaving van de organisatorische vereisten van de onderneming. De gegevens over de verdeling van significante functies worden actueel gehouden.

2.  
Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat hun directie frequent en ten minste jaarlijks schriftelijke rapporten ontvangt over de door de artikelen 22, 23 en 24 bestreken aangelegenheden, waarin met name wordt aangegeven of passende maatregelen zijn genomen in geval van onvolkomenheden.
3.  
Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat indien er een toezichtsfunctie is, zij regelmatig schriftelijke verslagen ontvangt over de aangelegenheden die worden geregeld door de artikelen 22, 23 en 24.
4.  
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder toezichtfunctie verstaan: de functie binnen een beleggingsonderneming die verantwoordelijk is voor het toezicht op haar directie.

Artikel 26

Behandeling van klachten

(artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen belasten zich met het instellen, implementeren en in stand houden van effectieve en transparante gedragsregels en procedures inzake klachtenbeheer voor de snelle behandeling van klachten van cliënten of potentiële cliënten. Beleggingsondernemingen houden gegevens bij over ontvangen klachten en maatregelen die zijn genomen om deze op te lossen.

In het kader van het beleid inzake klachtenbeheer wordt duidelijke, nauwkeurige en actuele informatie verstrekt over de procedure voor de behandeling van klachten. Dit beleid wordt bevestigd door het leidinggevend orgaan van de onderneming.

2.  
Beleggingsondernemingen maken bijzonderheden bekend over het proces dat moet worden gevolgd bij de behandeling van een klacht. Dergelijke bijzonderheden omvatten informatie over het beleid inzake klachtenbeheer en de contactgegevens van de klachtenbehandelingsfunctie. De informatie wordt op verzoek of bij ontvangstbevestiging van een klacht aan cliënten of potentiële cliënten verstrekt. Beleggingsondernemingen stellen cliënten en potentiële cliënten in staat kosteloos klacht in te dienen.
3.  
Beleggingsondernemingen zetten een klachtenbeheerfunctie op die verantwoordelijk is voor het onderzoek van klachten. Deze functie kan door de compliancefunctie worden vervuld.
4.  
Bij de behandeling van een klacht communiceren beleggingsondernemingen duidelijk met cliënten of potentiële cliënten in een eenvoudige taal die gemakkelijk te begrijpen is en beantwoorden zij de klacht zonder onnodig uitstel.
5.  
Beleggingsondernemingen delen het standpunt van de onderneming over de klacht aan cliënten of potentiële cliënten mee en brengen de cliënten of potentiële cliënten op de hoogte van hun opties, onder meer dat zij de klacht mogelijk kunnen voorleggen aan een alternatieve entiteit voor geschillenbeslechting, als omschreven in artikel 4, onder h), van Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ) betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen of dat de cliënt mogelijk een civiele procedure kan aanspannen.
6.  
Beleggingsondernemingen verstrekken informatie over klachten en klachtenbehandeling aan de relevante bevoegde autoriteiten en, indien toepasselijk onder nationaal recht, aan een alternatieve entiteit voor beslechting van consumentengeschillen.
7.  
De compliancefunctie van beleggingsondernemingen analyseert gegevens over klachten en klachtenbehandeling om ervoor te zorgen dat alle risico's of kwesties worden geïdentificeerd en aangepakt.

Artikel 27

Beloningsbeleid en beloningspraktijken

(artikelen 16, 23 en 24 van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen omschrijven en implementeren het beloningsbeleid en de beloningspraktijken op grond van passende interne procedures met inachtneming van de belangen van alle cliënten van de onderneming, om ervoor te zorgen dat klanten rechtvaardig worden behandeld en hun belangen op korte, middellange of lange termijn door de door de onderneming vastgestelde beloningspraktijken niet worden geschaad.

Het beloningsbeleid en de beloningspraktijken worden zodanig opgezet dat geen belangenconflict of prikkel wordt gecreëerd die relevante personen ertoe kan aanzetten hun eigen belangen of de belangen van de onderneming te bevoordelen tot potentieel nadeel van een cliënt.

2.  
Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat hun beloningsbeleid en beloningspraktijken van toepassing zijn op alle relevante personen met een directe of indirecte impact op de beleggings- en nevendiensten die door de beleggingsonderneming worden verleend of op haar zakelijke gedrag, ongeacht het type cliënten, voor zover de beloning van dergelijke personen en soortgelijke prikkels een belangenconflict kunnen creëren dat hen ertoe aanmoedigt om tegen de belangen van een cliënt van de onderneming in te handelen.
3.  
Het leidinggevend orgaan van de beleggingsonderneming keurt, na het inwinnen van het advies van de compliancefunctie, het beloningsbeleid van de onderneming goed. De directie van de beleggingsonderneming is verantwoordelijk voor de dagelijkse implementatie van het beloningsbeleid en de monitoring van de compliancerisico's in verband met het beleid.
4.  
Beloningen en soortgelijke prikkels zijn niet uitsluitend of hoofdzakelijk gebaseerd op kwantitatieve commerciële criteria en houden ten volle rekening met passende kwalitatieve criteria die de naleving van de geldende voorschriften, de rechtvaardige behandeling van de cliënten en de kwaliteit van de dienstverlening aan de cliënten weergeven.

Te allen tijde wordt aan een evenwicht tussen vaste en variabele beloningscomponenten vastgehouden, zodat de beloningsstructuur niet de belangen van de beleggingsonderneming of haar relevante personen tegen de belangen van een cliënt in bevoordeelt.

Artikel 28

Toepassingsgebied van persoonlijke transacties

(artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)

Voor de toepassing van de artikelen 29 en 37 wordt onder persoonlijke transactie verstaan: een handelstransactie in een financieel instrument die wordt verricht door of in naam van een relevante persoon, waarbij aan ten minste een van de volgende criteria wordt voldaan:

a) 

de relevante persoon handelt buiten het kader van de werkzaamheden die hij in zijn professionele hoedanigheid verricht;

b) 

de handelstransactie wordt verricht voor rekening van een van de volgende personen:

i) 

de relevante persoon;

ii) 

een persoon met wie hij of zij familiebanden of andere nauwe banden heeft;

iii) 

een persoon met betrekking waartoe de relevante persoon een direct of indirect wezenlijk belang heeft bij het resultaat van de handelstransactie, afgezien van een vergoeding of provisie voor de uitvoering van de handelstransactie.

Artikel 29

Persoonlijke transacties

(artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen belasten zich ermee adequate regelingen vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die de activiteiten waarvan sprake in de leden 2, 3 en 4 voorkomen ingeval een relevante persoon betrokken is bij activiteiten die een belangenconflict kunnen doen ontstaan, of als gevolg van een activiteit die hij in naam van de onderneming uitoefent, toegang heeft tot voorwetenschap in de zin van artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014 of tot andere vertrouwelijke informatie over cliënten of transacties met of voor cliënten.
2.  

Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat relevante personen geen persoonlijke transactie aangaan die aan ten minste een van de volgende criteria voldoet:

a) 

zij mag op grond van Verordening (EU) nr. 596/2014 niet door de betrokken persoon worden aangegaan;

b) 

ze gaat gepaard met misbruik of ongeoorloofde bekendmaking van deze vertrouwelijke informatie;

c) 

ze is in strijd of kan in strijd zijn met een krachtens Richtlijn 2014/65/EU op de beleggingsonderneming rustende verplichting.

3.  
Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat relevante personen in een ander kader dan het normale kader van zijn of haar arbeids- of dienstencontract een andere persoon niet adviseren of aanbevelen om een transactie in financiële instrumenten aan te gaan die, mocht dit een persoonlijke transactie van de relevante persoon zijn, onder lid 2 of artikel 37, lid 2, onder a) of b), of artikel 67, lid 3, zou vallen;
4.  

Onverminderd artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014, zorgen beleggingsondernemingen ervoor dat relevante personen in een ander kader dan het normale kader van zijn of haar arbeids- of dienstencontract, geen informatie of advies openbaar maken aan een andere persoon indien de relevante persoon weet of redelijkerwijze zou moeten weten dat de andere persoon daardoor een van de volgende stappen zal zetten of zou kunnen zetten:

a) 

aangaan van een transactie in financiële instrumenten die, mocht dit een persoonlijke transactie van de relevante persoon zijn, onder de leden 2 of 3 of artikel 37, lid 2, onder a) of b), of artikel 67, lid 3, zou vallen;

b) 

adviseren of aansporen van een andere persoon om een dergelijke transactie aan te gaan.

5.  

De in het kader van lid 1 vereiste regelingen moeten ervoor zorgen dat:

a) 

elke onder de leden 1, 2, 3 en 4 vallende relevante persoon zich bewust is van de beperkingen op persoonlijke transacties en van de maatregelen die de beleggingsonderneming overeenkomstig de leden 1, 2, 3 en 4 heeft vastgesteld ten aanzien van persoonlijke transacties en bekendmaking;

b) 

de beleggingsonderneming onmiddellijk in kennis wordt gesteld van elke persoonlijke transactie die door een relevante persoon wordt aangegaan, hetzij door melding van een dergelijke transactie, hetzij volgens andere procedures die de beleggingsonderneming in staat stellen dergelijke transacties te onderkennen;

c) 

gegevens over de aan de onderneming gemelde of door haar onderkende persoonlijke transacties worden bijgehouden waarin in voorkomend geval ook wordt gemeld of de desbetreffende transactie goedgekeurd of verboden is.

Bij uitbestedingsovereenkomsten zorgt de beleggingsonderneming ervoor dat de onderneming waaraan de activiteit wordt uitbesteed, gegevens bijhoudt over persoonlijke transacties die door een relevante persoon worden aangegaan, en deze informatie desgevraagd onmiddellijk aan de beleggingsonderneming verstrekt;

6.  

De leden 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing op de volgende persoonlijke transacties:

a) 

persoonlijke transacties verricht in het kader van vermogensbeheer waarbij de portefeuille op discretionaire basis wordt beheerd en waarbij over de transactie geen voorafgaande communicatie heeft plaatsgevonden tussen de vermogensbeheerder en de relevante persoon of de andere persoon voor wiens rekening de transactie wordt uitgevoerd;

b) 

persoonlijke transacties in instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) of abi's die onder toezicht staan in het kader van de wetgeving van een lidstaat die een gelijkwaardige risicospreiding voor hun activa voorschrijft, waarbij de relevante persoon en enigerlei andere persoon voor wiens rekening de transacties worden uitgevoerd, niet bij de leiding van de instelling in kwestie betrokken zijn.



AFDELING 2

Uitbesteding

Artikel 30

Toepassingsgebied van kritieke en belangrijke operationele taken

(artikel 16, lid 2, en artikel 16, lid 5, eerste alinea, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Voor de toepassing van artikel 16, lid 5, eerste alinea, van Richtlijn 2014/65/EU wordt een operationele taak als kritiek of belangrijk aangemerkt indien een gebrekkige of tekortschietende uitvoering ervan wezenlijke nadelige gevolgen zou hebben voor de voortdurende inachtneming door een beleggingsonderneming van de vergunningsvoorwaarden en -verplichtingen of andere verplichtingen waaraan zij uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU onderworpen is, dan wel voor haar financiële resultaten of de soliditeit of continuïteit van haar beleggingsdiensten en -activiteiten.
2.  

Onverminderd de status van enigerlei andere taak worden de volgende taken voor de toepassing van lid 1 niet aangemerkt als kritiek of belangrijk:

a) 

verlening aan de onderneming van advies en andere diensten die geen onderdeel vormen van het beleggingsbedrijf van de onderneming, met inbegrip van de verlening van juridisch advies aan de onderneming, de opleiding van personeel van de onderneming, factureringsdiensten en de beveiliging van de gebouwen en het personeel van de onderneming;

b) 

de aankoop van gestandaardiseerde diensten, met inbegrip van markt- en koersinformatiediensten.

Artikel 31

Uitbesteding van kritieke of belangrijke operationele taken

(artikel 16, lid 2, en artikel 16, lid 5, eerste alinea, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Beleggingsondernemingen die kritieke of belangrijke operationele taken uitbesteden, blijven volledig verantwoordelijk voor de nakoming van al hun verplichtingen op grond van Richtlijn 2014/65/EU en voldoen aan de volgende voorwaarden:

a) 

de uitbesteding resulteert niet in het delegeren door de directie van haar verantwoordelijkheid;

b) 

de relatie en verplichtingen van de beleggingsonderneming jegens haar cliënten uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU wordt niet gewijzigd;

c) 

de voorwaarden waaraan de beleggingsonderneming moet voldoen om overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2014/65/EU een vergunning te verkrijgen, en deze te behouden, worden niet ondermijnd;

d) 

geen van de andere voorwaarden waaronder de vergunning aan de onderneming is verleend, worden opgeheven of gewijzigd.

2.  

Beleggingsondernemingen leggen de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag bij het aangaan, beheren of beëindigen van een overeenkomst voor de uitbesteding van kritieke of belangrijke operationele taken aan een dienstverlener en doen de noodzakelijke stappen om ervoor te zorgen dat de volgende voorwaarden worden vervuld:

a) 

de dienstverlener beschikt over de bekwaamheid, capaciteit, voldoende middelen, een passende organisatiestructuur ter ondersteuning van de uitvoering van de uitbestede taken en elke bij wet vereiste vergunning om de uitbestede taken op betrouwbare en professionele wijze uit te voeren;

b) 

de dienstverlener voert de uitbestede diensten daadwerkelijk en met inachtneming van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften uit, en daartoe heeft de onderneming methoden en procedures ingesteld om het prestatieniveau van de dienstverlener te beoordelen en om doorlopend de door de dienstverlener verleende diensten te toetsen;

c) 

de dienstverlener houdt afdoende toezicht op de uitvoering van de uitbestede taken en beheert de aan de uitbesteding verbonden risico's op adequate wijze;

d) 

er wordt passende actie ondernomen mocht blijken dat de dienstverlener de taken niet efficiënt en met inachtneming van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften uitvoert;

e) 

de beleggingsonderneming houdt daadwerkelijk toezicht op de uitbestede taken of diensten en beheert de risico's in verband met de uitbesteding en te dien einde behoudt de onderneming de noodzakelijke deskundigheid en middelen om daadwerkelijk toezicht uit te oefenen op de uitbestede taken en die risico's te beheren;

f) 

de dienstverlener heeft de beleggingsonderneming in kennis gesteld van elke ontwikkeling die van wezenlijke invloed kan zijn op zijn of haar vermogen om de uitbestede taken efficiënt en met inachtneming van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften uit te voeren;

g) 

de beleggingsonderneming kan de uitbestedingsovereenkomst indien nodig met onmiddellijke ingang beëindigen wanneer dit in het belang is van haar cliënten, zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de continuïteit en de kwaliteit van haar dienstverlening aan cliënten;

h) 

de dienstverlener werkt met betrekking tot de uitbestede taken samen met de bevoegde autoriteiten van de beleggingsonderneming;

i) 

de beleggingsonderneming, haar accountants en de relevante bevoegde autoriteiten hebben effectieve toegang tot de gegevens over de uitbestede taken en tot de relevante bedrijfsruimten van de dienstverlener indien noodzakelijk voor daadwerkelijk toezicht in overeenstemming met dit artikel, en de bevoegde autoriteiten kunnen die toegangsrechten uitoefenen;

j) 

de dienstverlener beschermt alle vertrouwelijke informatie over de beleggingsonderneming en haar cliënten;

k) 

de beleggingsonderneming en de dienstverlener hebben een noodplan vastgesteld, geïmplementeerd en in stand gehouden dat voorziet in calamiteitenbeheersing en in een periodieke controle van de back-upvoorzieningen wanneer dit noodzakelijk is gelet op de uitbestede functie, dienst of activiteit;

l) 

de beleggingsonderneming heeft ervoor gezorgd dat de continuïteit en de kwaliteit van de uitbestede taken of diensten ook in geval van de beëindiging van de uitbesteding gehandhaafd blijven door ofwel de uitbestede taken of diensten aan een andere derde over te dragen, of deze zelf te vervullen;

3.  
De respectieve rechten en plichten van de beleggingsonderneming en de dienstverlener zijn duidelijk afgebakend en in een schriftelijke overeenkomst omschreven. De beleggingsonderneming behoudt met name haar instructie- en beëindigingsrechten, haar recht op informatie en haar recht op inspectie en op toegang tot de boeken en bedrijfsruimten. De overeenkomst waarborgt dat uitbesteding door de dienstverlener slechts met schriftelijke toestemming van de beleggingsonderneming plaatsvindt.
4.  
Indien de beleggingsonderneming en de dienstverlener tot dezelfde groep behoren, mag de beleggingsonderneming voor de naleving van dit artikel en artikel 32 rekening houden met de mate waarin de onderneming zeggenschap heeft over de dienstverlener of invloed kan uitoefenen op diens handelingen.
5.  
Beleggingsondernemingen stellen desgevraagd de bevoegde autoriteit alle informatie beschikbaar die zij nodig heeft om toezicht te kunnen uitoefenen op de inachtneming bij de vervulling van de uitbestede taken van de vereisten van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan.

Artikel 32

Dienstverleners in derde landen

(artikel 16, lid 2, en eerste alinea van artikel 16, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Naast hetgeen in artikel 31 is voorgeschreven, zorgt, indien een beleggingsonderneming taken in verband met het beheer van vermogen van cliënten uitbesteedt aan een dienstverlener in een derde land, die beleggingsonderneming ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

de dienstverlener heeft in zijn lidstaat van herkomst een vergunning of is daar geregistreerd om die dienst te verlenen en staat in dat derde land daadwerkelijk onder toezicht van een bevoegde autoriteit;

b) 

er bestaat een passende samenwerkingsovereenkomst tussen de bevoegde autoriteit van de beleggingsonderneming en de toezichthoudende autoriteit van de dienstverlener.

2.  

De samenwerkingsovereenkomst waarvan sprake in punt b) van lid 1 waarborgt dat de bevoegde autoriteiten van de beleggingsonderneming ten minste in staat zijn om:

a) 

op verzoek de informatie te verkrijgen die noodzakelijk is voor het uitvoeren van hun toezichttaken krachtens Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014;

b) 

inzage te krijgen in alle in het betrokken derde land bewaarde documenten die relevant zijn voor de uitoefening van hun toezichttaken;

c) 

zo spoedig mogelijk informatie van de toezichthoudende autoriteit in het derde land te ontvangen voor het onderzoeken van kennelijke schendingen van de vereisten van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan en Verordening (EU) nr. 600/2014;

d) 

overeenkomstig het op de toezichthoudende autoriteit van het derde land en de bevoegde autoriteiten van de EU toepasselijke nationale en internationale recht samen te werken in het kader van handhavingsacties bij schendingen van de vereisten van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan en het toepasselijke nationale recht.

3.  
De bevoegde autoriteiten publiceren op hun website een lijst van toezichthoudende autoriteiten in derde landen met wie zij een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in lid 1, onder b), hebben gesloten.

De bevoegde autoriteiten actualiseren de samenwerkingsovereenkomsten die zijn gesloten vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt binnen zes maanden vanaf die datum.



AFDELING 3

Belangenconflicten

▼M4

Artikel 33

Belangenconflicten die de belangen van een cliënt kunnen schaden

(artikel 16, lid 3, en artikel 23, van Richtlijn 2014/65/EU)

Beleggingsondernemingen houden er, ter bepaling van de soorten belangenconflicten die zich bij het verrichten van beleggings- en nevendiensten of beleggingsactiviteiten of een combinatie daarvan voordoen en de belangen van een cliënt, met inbegrip van haar of zijn duurzaamheidsvoorkeuren, kunnen schaden, ten minste rekening mee of op de beleggingsonderneming of een relevante persoon, dan wel op een persoon die direct of indirect met de onderneming verbonden is door een zeggenschapsband, een van de volgende situaties van toepassing is, ongeacht of deze voortvloeit uit de verrichting van beleggings- of nevendiensten of beleggingsactiviteiten, dan wel een andere oorzaak heeft:

a) 

de onderneming of deze persoon kan financieel gewin behalen of een financieel verlies vermijden ten koste van de cliënt;

b) 

de onderneming of deze persoon heeft bij het resultaat van een ten behoeve van de cliënt verrichte dienst of een namens de cliënt uitgevoerde transactie een belang dat verschilt van het belang van de cliënt bij dit resultaat;

c) 

de onderneming of deze persoon heeft een financiële of andere drijfveer om het belang van een andere cliënt of groep cliënten te laten primeren op het belang van de cliënt;

d) 

de onderneming of deze persoon oefent hetzelfde bedrijf uit als de cliënt;

e) 

de onderneming of deze persoon ontvangt of zal van een andere persoon dan de cliënt voor een ten behoeve van de cliënt verrichte dienst een inducement ontvangen in de vorm van geldelijke of niet-geldelijke voordelen of diensten.

▼B

Artikel 34

Beleid inzake belangenconflicten

(artikel 16, lid 3, en artikel 23 van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen belasten zich ermee in schriftelijke vorm een effectief beleid inzake belangenconflicten vast te stellen, te implementeren en in stand te houden dat evenredig is aan de omvang en organisatie van de onderneming en aan de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijf.

Wanneer de onderneming tot een groep behoort, houdt het beleid ook rekening met alle omstandigheden waarvan de onderneming weet of zou moeten weten dat ze een belangenconflict kunnen doen ontstaan als gevolg van de structuur en bedrijfsactiviteiten van andere leden van de groep.

2.  

Het overeenkomstig lid 1 vastgestelde beleid inzake belangenconflicten:

a) 

moet onder verwijzing naar de specifieke beleggingsdiensten en -activiteiten en nevendiensten die door of in naam van de beleggingsonderneming worden verricht, de omstandigheden omschrijven die een belangenconflict vormen of kunnen doen ontstaan dat een risico met zich brengt dat de belangen van een of meer cliënten worden geschaad;

b) 

moet de te volgen procedures en te nemen maatregelen voor de preventie of het beheer van een dergelijk conflict vermelden.

3.  
De in lid 2, onder b), bedoelde procedures en maatregelen garanderen dat relevante personen die betrokken zijn bij verschillende bedrijfsactiviteiten waarbij het risico bestaat op een belangenconflict als bedoeld in lid 2, onder a), deze activiteiten verrichten in een mate van onafhankelijkheid die evenredig is aan de omvang en activiteiten van de beleggingsonderneming en de groep waartoe zij behoort, en aan het risico dat de belangen van de cliënt worden geschaad.

Voor de toepassing van lid 2, onder b) omvatten de te volgen procedures en te nemen maatregelen ten minste de elementen in de volgende lijst die nodig zijn om de voorgeschreven mate van onafhankelijkheid te garanderen:

a) 

effectieve procedures ter voorkoming of ter controle van de uitwisseling van informatie tussen relevante personen die verschillende activiteiten verrichten waarbij het risico bestaat op een belangenconflict wanneer de uitwisseling van deze informatie de belangen van een of meer cliënten kan schaden;

b) 

apart toezicht op relevante personen wier hoofdtaken bestaan in het uitoefenen van activiteiten in naam van, of het verlenen van diensten aan cliënten wier belangen met elkaar in strijd kunnen zijn, of die anderszins verschillende belangen (met inbegrip van die van de onderneming) hebben die met elkaar in strijd kunnen zijn;

c) 

de uitschakeling van elk direct verband tussen, enerzijds, de beloning van relevante personen die hoofdzakelijk betrokken zijn bij de ene activiteit en, anderzijds, de beloning van of de inkomsten gegenereerd door andere relevante personen die hoofdzakelijk betrokken zijn bij een andere activiteit, wanneer met betrekking tot deze activiteiten een belangenconflict kan ontstaan;

d) 

maatregelen om te voorkomen of het risico te beperken dat een persoon ongepaste invloed uitoefent op de wijze waarop een relevante persoon beleggingsdiensten of -activiteiten of nevendiensten verricht;

e) 

maatregelen ter voorkoming of ter controle van de gelijktijdige of achtereenvolgende betrokkenheid van een relevante persoon bij aparte beleggingsdiensten of -activiteiten of nevendiensten wanneer een dergelijke betrokkenheid afbreuk kan doen aan een passend beheer van belangenconflicten.

4.  
Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat de bekendmaking aan cliënten overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU een laatste redmiddel is dat alleen wordt gebruikt wanneer de effectieve organisatorische en administratieve regelingen die door de beleggingsonderneming zijn ingesteld voor het voorkomen of beheren van haar belangenconflicten overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn 2014/65/EU niet volstaan om met redelijke zekerheid te kunnen aannemen dat risico's op het schaden van de belangen van de cliënt zullen worden voorkomen.

Bij die bekendmaking wordt duidelijk vermeld dat de organisatorische en administratieve regelingen die door de beleggingsonderneming zijn ingesteld om dat conflict te voorkomen of te beheren niet volstaan om met redelijke zekerheid te kunnen aannemen dat risico's op het schaden van de belangen van de cliënt zullen worden voorkomen. Bij de bekendmaking worden specifiek de belangenconflicten beschreven die bij het verrichten van beleggings- en/of nevendiensten optreden, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de cliënt aan wie de bekendmaking wordt gedaan. De beschrijving omvat een toelichting over de algemene aard en bronnen van belangenconflicten alsook de risico's die voor de cliënt ontstaan als gevolg van belangenconflicten en de stappen die zijn gedaan om die risico's te limiteren, die voldoende gedetailleerd is dan dat die cliënt met kennis van zaken een beslissing kan nemen ten aanzien van de beleggings- of nevendienst in verband waarmee het belangenconflict optreedt.

5.  
Beleggingsondernemingen beoordelen en toetsen periodiek, ten minste jaarlijks, het beleid inzake belangenconflicten dat is ingevoerd in overeenstemming met de leden 1 tot en met 4 en neemt alle passende maatregelen om tekortkomingen aan te pakken. Overmatig vertrouwen op bekendmaking van belangenconflicten wordt beschouwd als een tekortkoming van het beleid inzake belangenconflicten van de beleggingsonderneming.

Artikel 35

Gegevens over diensten of activiteiten die schadelijke belangenconflicten doen ontstaan

(artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)

Beleggingsondernemingen belasten zich ermee gegevens bij te houden en regelmatig te actualiseren die betrekking hebben op de soorten door of in naam van de onderneming verrichte beleggings- of nevendiensten of beleggingsactiviteiten waarbij een belangenconflict is ontstaan of — in het geval van een nog lopende dienst of activiteit — kan ontstaan dat een risico met zich brengt dat de belangen van een of meer cliënten worden geschaad.

De directie ontvangt frequent, en ten minste eenmaal per jaar, schriftelijke verslagen over de in lid 1 bedoelde werkzaamheden.

Artikel 36

Onderzoek op beleggingsgebied en publicitaire mededelingen

(artikel 24, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Voor de toepassing van artikel 37 wordt onder onderzoek op beleggingsgebied verstaan: onderzoek of andere voor distributiekanalen of voor het publiek bestemde informatie waarbij expliciet of impliciet een beleggingsstrategie wordt aanbevolen of voorgesteld ten aanzien van één of meerdere financiële instrumenten of uitgevende instellingen van financiële instrumenten, met inbegrip van adviezen betreffende de huidige of toekomstige waarde of koers van dergelijke instrumenten; hierbij wordt aan de volgende criteria voldaan:

a) 

het onderzoek of de informatie wordt als onderzoek op beleggingsgebied bestempeld of in soortgelijke bewoordingen aangeduid of wordt op enigerlei andere wijze voorgesteld als een objectieve of onafhankelijke verklaring van de aangelegenheden die in de aanbeveling aan de orde komen;

b) 

het zou geen verlening van beleggingsadvies overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU betreffen mocht de aanbeveling in kwestie door een beleggingsonderneming aan een cliënt worden gedaan.

2.  
Een aanbeveling van het type dat valt onder artikel 3, lid 1, punt 35, van Verordening (EU) nr. 596/2014 die niet voldoet aan de criteria van lid 1, wordt behandeld als een publicitaire mededeling in de zin van Richtlijn 2014/65/EU en beleggingsondernemingen die die aanbeveling opstellen of verspreiden zorgen ervoor dat deze duidelijk als zodanig herkenbaar is.

Voorts zorgen ondernemingen ervoor dat in een dergelijke aanbeveling (ook wanneer deze mondeling wordt gedaan) op duidelijke wijze wordt aangegeven dat deze niet is opgesteld overeenkomstig de wettelijke voorschriften ter bevordering van de onafhankelijkheid van onderzoek op beleggingsgebied en evenmin onderworpen is aan een verbod om al vóór de verspreiding van onderzoek op beleggingsgebied te handelen.

Artikel 37

Bijkomende organisatorische vereisten met betrekking tot onderzoek op beleggingsgebied of publicitaire mededelingen

(artikel 16, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen die onderzoek op beleggingsgebied produceren of laten produceren waarvan het de bedoeling is of aangenomen mag worden dat het daarna onder eigen verantwoordelijkheid of onder de verantwoordelijkheid van een lid van hun groep onder cliënten van de onderneming of onder het publiek wordt verspreid, dragen er zorg voor dat de in artikel 34, lid 3, van deze richtlijn beschreven maatregelen ten uitvoer worden gelegd ten aanzien van de financieel analisten die betrokken zijn bij de productie van het onderzoek op beleggingsgebied, en andere relevante personen wier verantwoordelijkheden of zakelijke belangen in strijd kunnen zijn met de belangen van de personen onder wie het onderzoek op beleggingsgebied wordt verspreid.

De verplichtingen in de eerste alinea zijn ook van toepassing op in artikel 36, lid 2, bedoelde aanbevelingen.

2.  

Beleggingsondernemingen als bedoeld in lid 1, eerste alinea, treffen regelingen die ervoor zorgen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

financieel analisten en andere relevante personen verrichten behalve als bonafide marketmaker die zijn of haar gewone activiteiten uitoefent of een niet-gevraagde cliëntenorder uitvoert, namens een andere persoon, met inbegrip van de beleggingsonderneming, geen persoonlijke transacties of handelstransacties in financiële instrumenten waarop het onderzoek op beleggingsgebied betrekking heeft, dan wel in enigerlei daarmee gelieerde financiële instrumenten indien ze kennis hebben van de vermoedelijke timing of inhoud van dit onderzoek op beleggingsgebied en deze kennis niet beschikbaar is voor het publiek of voor de cliënten en evenmin direct kan worden afgeleid uit de informatie die wel beschikbaar is, totdat de ontvangers van het onderzoek op beleggingsgebied een redelijke kans hebben gehad om ernaar te handelen;

b) 

financieel analisten en andere relevante personen die bij de productie van onderzoek op beleggingsgebied zijn betrokken, verrichten in niet onder a) vallende omstandigheden geen met de gangbare aanbevelingen strijdige persoonlijke transacties in financiële instrumenten waarop het onderzoek op beleggingsgebied betrekking heeft, dan wel in enigerlei daarmee gelieerde financiële instrumenten, behalve in uitzonderingsgevallen en met voorafgaande toestemming van een medewerker van de juridische of compliancefunctie van de onderneming;

c) 

er bestaat een fysieke scheiding tussen de financieel analisten die betrokken zijn bij de productie van onderzoek op beleggingsgebied en andere relevante personen wier verantwoordelijkheden of zakelijke belangen in strijd kunnen zijn met de belangen van de personen onder wie het onderzoek op beleggingsgebied wordt verspreid of, wanneer dit niet geschikt geacht wordt gezien de omvang en organisatie van de onderneming alsook de aard, schaal en complexiteit van haar activiteiten, de opstelling en implementatie van geschikte alternatieve informatiebarrières;

d) 

de beleggingsondernemingen zelf, financieel analisten en andere relevante personen die bij de productie van onderzoek op beleggingsgebied zijn betrokken, aanvaarden geen inducements van degenen die een wezenlijk belang hebben bij het onderwerp van het onderzoek op beleggingsgebied;

e) 

de beleggingsondernemingen zelf, financieel analisten en andere relevante personen die bij de productie van onderzoek op beleggingsgebied zijn betrokken, beloven uitgevende instellingen geen gunstige behandeling in hun onderzoek;

f) 

uitgevende instellingen, relevante personen die geen financieel analist zijn, en andere personen mogen vóór de verspreiding van onderzoek op beleggingsgebied geen inzage krijgen in een ontwerp van het onderzoek op beleggingsgebied ter controle van de juistheid van de feitelijke beweringen in dit onderzoek of voor enigerlei andere doeleinden dan een controle op de naleving van de juridische verplichtingen van de onderneming, indien het ontwerp-onderzoek een aanbeveling of richtprijs bevat.

Voor de toepassing van dit lid wordt onder een gelieerd financieel instrument verstaan: een financieel instrument waarvan de prijs sterk wordt beïnvloed door prijsschommelingen van een ander financieel instrument dat het onderwerp van onderzoek op beleggingsgebied is, met inbegrip van een van dit andere financiële instrument afgeleid instrument (derivaat).

3.  

Beleggingsondernemingen die door een andere persoon geproduceerd onderzoek op beleggingsgebied onder het publiek of onder cliënten verspreiden, zijn ontheven van de verplichtingen van lid 1, als aan de volgende criteria wordt voldaan:

a) 

de persoon die dit onderzoek op beleggingsgebied produceert, is geen lid van de groep waartoe de beleggingsonderneming behoort;

b) 

de beleggingsonderneming brengt geen ingrijpende wijzigingen aan in de aanbevelingen in dit onderzoek op beleggingsgebied;

c) 

de beleggingsonderneming stelt dit onderzoek op beleggingsgebied niet voor als onderzoek dat zij zelf heeft geproduceerd;

d) 

de beleggingsonderneming vergewist zich ervan dat de producent van het onderzoek aan verplichtingen voldoet die wat de productie van dit onderzoek betreft gelijkwaardig zijn aan de verplichtingen uit hoofde van deze verordening, dan wel een beleid heeft vastgesteld waarin dergelijke verplichtingen zijn opgenomen.

Artikel 38

Bijkomende algemene vereisten met betrekking tot overneming of plaatsing

(artikel 16, lid 3, artikel 23 en artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Beleggingsondernemingen die advies verlenen over een bedrijfsfinancieringsstrategie waarvan sprake in bijlage I, deel B, punt 3, en de dienst van overneming of plaatsing van financiële instrumenten verlenen stellen, alvorens een mandaat te aanvaarden om de aanbieding te beheren, regelingen in werking om de emissiecliënt in kennis te stellen van het volgende:

a) 

de verschillende financieringsalternatieven die de onderneming ter beschikking staan en de transactiekosten met betrekking tot elk alternatief;

b) 

de timing en het proces in verband met het bedrijfsfinancieringsadvies over de prijsstelling van de aanbieding;

c) 

de timing en het proces in verband met het bedrijfsfinancieringsadvies over de plaatsing van de aanbieding;

d) 

informatie over de beleggersdoelgroep waaraan de onderneming voornemens is de financiële instrumenten aan te bieden;

e) 

de functiebenaming en afdeling van de relevante personen die betrokken zijn bij het verlenen van bedrijfsfinancieringsadvies over de prijs en toewijzing van financiële instrumenten, en

f) 

de regelingen van de onderneming voor het voorkomen of beheren van belangenconflicten die kunnen ontstaan indien de onderneming de relevante financiële instrumenten bij haar beleggingscliënten plaatst of zelf in portefeuille neemt.

2.  
Beleggingsondernemingen stellen een gecentraliseerd proces in werking om alle overnemings- en plaatsingsactiviteiten van de onderneming te identificeren en informatie daarover te registreren, met inbegrip van de gegevens aan de hand waarvan de onderneming van potentiële overnemings- en plaatsingsactiviteiten op de hoogte is gesteld. Ondernemingen identificeren alle potentiële belangenconflicten uit hoofde van andere activiteiten van de beleggingsonderneming of beleggingsgroep en implementeren passende beheerprocedures. In gevallen waarin een beleggingsonderneming een belangenconflict niet kan beheren door het implementeren van passende procedures, neemt de beleggingsonderneming niet aan de activiteit deel.
3.  
Beleggingsondernemingen die uitvoerings- en onderzoeksdiensten verlenen alsmede overnemings- en plaatsingsactiviteiten uitvoeren, zorgen ervoor dat toereikende controles in werking worden gesteld voor het beheren van potentiële belangenconflicten tussen deze activiteiten en tussen hun verschillende cliënten die deze diensten ontvangen.

Artikel 39

Bijkomende vereisten in verband met de prijsstelling van aanbiedingen met betrekking tot de emissie van financiële instrumenten

(artikel 16, lid 3, artikel 23 en artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Beleggingsondernemingen stellen systemen, controles en procedures in werking om belangenconflicten die ontstaan in verband met een mogelijke onderprijzing of overprijzing van een emissie of betrokkenheid van relevante partijen bij het proces te identificeren en te voorkomen of te beheren. Met name belasten beleggingsondernemingen zich als minimumvereiste met het instellen, implementeren en in stand houden van interne regelingen om:

a) 

ervoor te zorgen dat de prijsstelling van de aanbieding de belangen van andere cliënten of de eigen belangen van de onderneming niet bevordert op een wijze die met de belangen van de emissiecliënt kan conflicteren, en

b) 

een situatie te voorkomen of te beheren waarbij personen die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van diensten aan de beleggingscliënten van de onderneming rechtstreeks betrokken zijn bij besluiten over bedrijfsfinancieringsadvies over prijsstelling aan de emissiecliënt.

2.  
Beleggingsondernemingen verstrekken cliënten informatie over de wijze waarop de aanbeveling wat betreft de prijs van de aanbieding en de betrokken timings wordt vastgesteld. Met name belast de onderneming zich ermee de emissiecliënt op de hoogte te brengen van en met hem te overleggen over afdekkings- of stabilisatiestrategieën die zij voornemens is te hanteren met betrekking tot de aanbieding, met inbegrip van de wijze waarop deze strategieën impact kunnen hebben op de belangen van emissiecliënten. Tijdens het aanbiedingsproces doen ondernemingen eveneens alle redelijke stappen om de emissiecliënt op de hoogte te houden van de ontwikkelingen met betrekking tot de prijsstelling van de emissie.

Artikel 40

Bijkomende vereisten met betrekking tot plaatsing

(artikel 16, lid 3, artikel 23 en artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen die financiële instrumenten plaatsen, belasten zich ermee effectieve regelingen in te stellen, te implementeren en in stand te houden om te voorkomen dat aanbevelingen over plaatsing op ongepaste wijze door bestaande of toekomstige betrekkingen worden beïnvloed.
2.  
Beleggingsondernemingen belasten zich ermee effectieve interne regelingen in te stellen, te implementeren en in stand te houden om belangenconflicten te voorkomen of te beheren die ontstaan indien personen die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van diensten aan de beleggingscliënten van de onderneming rechtstreeks betrokken zijn bij besluiten over aanbevelingen aan de emissiecliënt over toewijzing.
3.  

Beleggingsondernemingen aanvaarden geen betalingen of voordelen van derden tenzij dergelijke betalingen of voordelen voldoen aan de vereisten inzake inducements vastgesteld in artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU. Met name de volgende praktijken worden geacht niet aan die vereisten te voldoen en worden derhalve niet aanvaardbaar geacht:

a) 

een toewijzing om tot betaling te stimuleren van onevenredig hoge vergoedingen voor niet gerelateerde diensten die door de beleggingsonderneming worden verleend („laddering”), zoals onevenredig hoge vergoedingen of provisies die door een beleggingscliënt worden betaald, of onevenredig hoge volumes zaken op normale provisieniveaus die door de beleggingscliënt worden geleverd als compensatie voor het ontvangen van een toewijzing van de emissie;

b) 

een toewijzing aan een hoge directeur of een leidinggevend functionaris van een bestaande of potentiële emissiecliënt, als tegenprestatie voor de toekomstige of vroegere toekenning van bedrijfsfinancieringszaken ('spinning');

c) 

een toewijzing die expliciet of impliciet afhankelijk is van de ontvangst van toekomstige opdrachten of de aankoop van een andere dienst bij de beleggingsonderneming door een beleggingscliënt of een entiteit waarbij de belegger een leidinggevende functionaris is.

4.  
Beleggingsondernemingen belasten zich ermee een toewijzingsbeleid in te stellen, te implementeren en in stand te houden dat het proces beschrijft om toewijzingsaanbevelingen te ontwikkelen. De emissiecliënt wordt in kennis gesteld van het toewijzingsbeleid alvorens ermee akkoord te gaan plaatsingsdiensten te verlenen. In het kader van dat beleid wordt de relevante informatie beschreven die in dat stadium beschikbaar is over de voorgestelde toewijzingsmethodologie voor de emissie.
5.  
Beleggingsondernemingen betrekken de emissiecliënt bij besprekingen over het plaatsingsproces zodat de onderneming inzicht kan verkrijgen in de belangen en doelstellingen van de cliënt en er rekening mee kan houden. De beleggingsonderneming verkrijgt het akkoord van de emissiecliënt met haar voorgestelde toewijzing per type cliënt voor de transactie overeenkomstig het toewijzingsbeleid.

Artikel 41

Bijkomende vereisten met betrekking tot advies, distributie en self-placement

(artikel 16, lid 3, artikel 23 en artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen stellen systemen, controles en procedures in werking om de belangenconflicten te identificeren en te beheren die ontstaan bij het verlenen van een beleggingsdienst aan een beleggingscliënt om aan een nieuwe emissie deel te nemen, indien de beleggingsonderneming provisies, vergoedingen of geldelijke of niet-geldelijke voordelen ontvangt in verband met het regelen van de emissie. Provisies, vergoedingen of geldelijke of niet-geldelijke voordelen voldoen aan de vereisten in artikel 24, leden 7 tot en met 9, van Richtlijn 2014/65/EU, worden gedocumenteerd in het kader van het beleid inzake belangenconflicten van de beleggingsonderneming en worden weergegeven in de regelingen op het gebied van inducements van de onderneming.
2.  
Beleggingsondernemingen die betrokken zijn bij de plaatsing van financiële instrumenten uitgegeven door henzelf of door entiteiten binnen dezelfde groep bij hun eigen cliënten, met inbegrip van hun bestaande depositohoudende cliënten in geval van kredietinstellingen, of beleggingsfondsen die beheerd worden door entiteiten van hun groep belasten zich met de identificatie, preventie of het beheer van de potentiële belangenconflicten die zich voordoen in verband met dit type activiteit. In het kader van die regelingen wordt onder de aandacht gebracht die activiteit niet te ondernemen indien belangenconflicten niet op geschikte wijze kunnen worden beheerd om negatieve effecten op cliënten te voorkomen.
3.  
Wanneer bekendmaking van belangenconflicten vereist is, voldoen beleggingsondernemingen aan de vereisten in artikel 34, lid 4, en verstrekken zij ook een toelichting over de aard en de bron van de belangenconflicten inherent aan dit type activiteit en bijzonderheden over de specifieke risico's in verband met dergelijke praktijken om cliënten in staat te stellen met kennis van zaken een beleggingsbeslissing te nemen.
4.  
Beleggingsondernemingen die financiële instrumenten aanbieden welke door henzelf of door andere groepsentiteiten voor hun cliënten zijn uitgegeven en die worden meegerekend voor de prudentiële vereisten als bepaald in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ), Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 11 ) of Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ), verstrekken deze cliënten bijkomende informatie over de verschillen tussen de financiële instrumenten en bankdeposito's wat betreft rendement, risico, liquiditeit en bescherming in overeenstemming met Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 13 ).

Artikel 42

Bijkomende vereisten met betrekking tot het lenen van geld of kredietverlening in de context van overneming of plaatsing

(artikel 16, lid 3, artikel 23 en artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Indien een vroegere lening of een vroeger krediet aan de emissiecliënt door een beleggingsonderneming of een entiteit binnen dezelfde groep kan worden terugbetaald met de opbrengsten van een emissie, stelt de beleggingsonderneming regelingen in werking om belangenconflicten die daaruit kunnen voortvloeien te identificeren en te voorkomen of te beheren.
2.  
Indien de regelingen die zijn getroffen om belangenconflicten te beheren ontoereikend blijken om ervoor te zorgen dat het risico van schade voor de emissiecliënt zou worden voorkomen, maken beleggingsondernemingen aan de emissiecliënt bekend welke specifieke belangenconflicten zijn ontstaan in verband met hun activiteiten of de activiteiten van groepsentiteiten in de hoedanigheid van kredietverlener en hun activiteiten in verband met effectenaanbieding.
3.  
Het beleid inzake belangenconflicten van beleggingsondernemingen vereist dat informatie over de financiële situatie van de emittent wordt gedeeld met groepsentiteiten die als kredietverlener optreden, op voorwaarde dat daarbij geen inbreuk wordt gemaakt op informatiebarrières die door de onderneming zijn ingesteld om de belangen van een cliënt te beschermen.

Artikel 43

Bijhouden van gegevens met betrekking tot overneming of plaatsing

(artikel 16, lid 3, artikel 23 en artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU)

Beleggingsondernemingen houden gegevens bij over de inhoud en de timing van de instructies die van cliënten zijn ontvangen. Er worden over de toewijzingsbesluiten die voor elke activiteit zijn genomen gegevens bijgehouden om te zorgen voor een volledig controlespoor tussen de bewegingen geregistreerd in de rekeningen van cliënten en de instructies die door de beleggingsonderneming zijn ontvangen. Met name de definitieve toewijzing aan elke beleggingscliënt wordt duidelijk gemotiveerd en geregistreerd. Het volledige controlespoor van de wezenlijke stappen in het proces van het overnemen en plaatsen van financiële instrumenten wordt op verzoek ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteiten.



HOOFDSTUK III

DOOR BELEGGINGSONDERNEMINGEN IN ACHT TE NEMEN VOORWAARDEN VOOR DE BEDRIJFSUITOEFENING



AFDELING 1

Informatieverstrekking aan cliënten en potentiële cliënten

Artikel 44

Vereisten inzake correcte, duidelijke en niet-misleidende informatie

(artikel 24, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat alle informatie, met inbegrip van reclame-uitingen, die zij tot niet-professionele of professionele cliënten of tot potentiële niet-professionele of professionele cliënten richten, dan wel zodanig verspreiden dat ze waarschijnlijk door deze cliënten wordt ontvangen, aan de voorwaarden van de leden 2 tot en met 8 voldoet.
2.  

Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde informatie aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) 

de informatie bevat de naam van de beleggingsonderneming;

b) 

de informatie is accuraat en geeft steeds een correcte en duidelijke indicatie van de desbetreffende risico's wanneer op de mogelijke voordelen van een beleggingsdienst of financieel instrument wordt gewezen;

c) 

bij het geven van een indicatie van de desbetreffende risico's wordt in de informatie gebruikgemaakt van zowel een lettergrootte die ten minste gelijk is aan de lettergrootte die overwegend in het geheel van de verstrekte informatie wordt gebruikt, als van een lay-out die de duidelijkheid van de indicatie in kwestie waarborgt;

d) 

de informatie is toereikend en door de presentatie ervan te begrijpen voor het gemiddelde lid van de groep tot wie zij is gericht of door wie zij waarschijnlijk zal worden ontvangen;

e) 

belangrijke zaken, vermeldingen of waarschuwingen worden niet door de informatie verhuld, afgezwakt of verdoezeld;

f) 

de informatie wordt consequent in dezelfde taal gepresenteerd in alle vormen van informatie- en reclamemateriaal dat aan iedere cliënt wordt verstrekt, tenzij de cliënt heeft geaccepteerd informatie in meer dan één taal te ontvangen;

g) 

de informatie is actueel en relevant voor het gebruikte communicatiemiddel.

3.  

Wanneer in de informatie beleggings- of nevendiensten, financiële instrumenten of personen die beleggings- of nevendiensten verrichten, onderling worden vergeleken, zorgen beleggingsondernemingen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

de vergelijking is zinvol en wordt op correcte en evenwichtige wijze voorgesteld;

b) 

de voor de vergelijking gebruikte informatiebronnen worden vermeld;

c) 

de voornaamste voor de vergelijking gebruikte feiten en aannames worden vermeld.

4.  

Wanneer de informatie een indicatie bevat van de resultaten die in het verleden met een financieel instrument, een financiële index of een beleggingsdienst zijn behaald, zorgen beleggingsondernemingen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

deze indicatie is niet het meest opvallende kenmerk van de mededeling;

b) 

de informatie bevat passende gegevens over de resultaten over de voorafgaande vijf jaar of over de gehele periode waarin het financiële instrument is aangeboden, de financiële index is vastgesteld of de beleggingsdienst is verricht, indien deze periode korter is dan vijf jaar, dan wel over een door de onderneming gekozen langere periode; daarbij wordt altijd uitgegaan van volledige perioden van twaalf maanden;

c) 

de referentieperiode en de informatiebron worden duidelijk aangegeven;

d) 

in de informatie wordt duidelijk gewaarschuwd dat het om resultaten uit het verleden gaat en dat deze geen betrouwbare indicator voor toekomstige resultaten vormen;

e) 

wanneer de indicatie berust op gegevens die in een andere valuta luiden dan die van de lidstaat waarin de niet-professionele cliënt of potentiële niet-professionele cliënt woonachtig is, wordt de desbetreffende valuta duidelijk vermeld en wordt tegelijk gewaarschuwd dat het rendement door valutaschommelingen hoger of lager kan uitvallen;

f) 

wanneer de indicatie op brutoresultaten berust, wordt het effect van provisies, vergoedingen en andere lasten vermeld.

5.  

Wanneer de informatie gesimuleerde, in het verleden behaalde resultaten bevat of daarnaar verwijst, zorgen beleggingsondernemingen ervoor dat de informatie betrekking heeft op een financieel instrument of een financiële index en dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

de gesimuleerde, in het verleden behaalde resultaten berusten op de feitelijke resultaten die in het verleden zijn behaald met een of meer financiële instrumenten of financiële indexen die identiek of in wezen identiek zijn aan, dan wel de onderliggende waarde vormen van het betrokken financiële instrument;

b) 

voor de onder a) bedoelde feitelijke resultaten die in het verleden zijn behaald, wordt voldaan aan de voorwaarden van lid 4, onder a), b), c), e) en f);

c) 

in de informatie wordt duidelijk gewaarschuwd dat het om gesimuleerde, in het verleden behaalde resultaten gaat en dat in het verleden behaalde resultaten geen betrouwbare indicator voor toekomstige resultaten vormen.

6.  

Wanneer de informatie gegevens over toekomstige resultaten bevat, zorgen beleggingsondernemingen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

in de informatie wordt niet uitgegaan van of verwezen naar gesimuleerde, in het verleden behaalde resultaten;

b) 

de informatie is gebaseerd op redelijke aannames die door objectieve gegevens worden ondersteund;

c) 

wanneer de informatie op brutoresultaten berust, wordt het effect van provisies, vergoedingen en andere lasten vermeld;

d) 

de informatie berust op prestatiescenario's onder verschillende marktomstandigheden (zowel negatieve als positieve scenario's) en geeft de aard en risico's aan van de soorten instrumenten in kwestie waarop de analyse betrekking heeft;

e) 

in de informatie wordt duidelijk gewaarschuwd dat dergelijke prognoses geen betrouwbare indicator voor toekomstige resultaten vormen.

7.  
Wanneer de informatie verwijst naar een bepaalde fiscale behandeling, wordt duidelijk aangegeven dat deze behandeling afhangt van de individuele omstandigheden van een cliënt en in de toekomst aan wijzigingen onderhevig kan zijn.
8.  
In de informatie wordt de naam van de bevoegde autoriteit niet zodanig gebruikt dat daarmee wordt aangegeven of gesuggereerd dat deze autoriteit de producten of diensten van de beleggingsonderneming steunt of aanbeveelt.

Artikel 45

Informatie over de categorie-indeling van cliënten

(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen brengen nieuwe en bestaande cliënten die de beleggingsonderneming zoals voorgeschreven bij Richtlijn 2014/65/EU in een andere categorie heeft ingedeeld, op de hoogte van hun indeling in de categorie niet-professionele cliënt, professionele cliënt dan wel in aanmerking komende tegenpartij in de zin van genoemde richtlijn.
2.  
Beleggingsondernemingen informeren cliënten op een duurzame drager over de rechten van de cliënt op een andere categorie-indeling en over het eventuele lagere beschermingsniveau voor de cliënt dat uit een andere categorie-indeling voortvloeit.
3.  

Beleggingsondernemingen kunnen op eigen initiatief dan wel op verzoek van de betrokken cliënt een cliënt op de volgende wijze behandelen:

a) 

als professionele of niet-professionele cliënt indien de betrokken cliënt anders overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU als in aanmerking komende tegenpartij zou worden geclassificeerd;

b) 

als niet-professionele cliënt indien de betrokken cliënt overeenkomstig deel I van bijlage II bij Richtlijn 2014/65/EU als professionele cliënt wordt aangemerkt.

Artikel 46

Algemene vereisten voor de informatieverstrekking aan cliënten

(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Beleggingsondernemingen verstrekken geruime tijd voordat een cliënt of potentiële cliënt gebonden is aan een contract om bepaalde beleggings- of nevendiensten af te nemen, of — als dit vroeger in de tijd ligt — vóór de verrichting van deze diensten, de betrokken cliënt of potentiële cliënt de volgende informatie:

a) 

de voorwaarden van een dergelijk contract;

b) 

de op grond van artikel 47 vereiste informatie over dit contract of deze beleggings- of nevendiensten.

2.  
Beleggingsondernemingen verstrekken geruime tijd voordat voor cliënten of potentiële cliënten beleggings- of nevendiensten worden verricht, de op grond van de artikelen 47 tot en met 50 vereiste informatie.
3.  
De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie wordt verstrekt op een duurzame drager of via een website (ingeval deze geen duurzame drager is), mits aan de in artikel 3, lid 2, genoemde voorwaarden wordt voldaan.
4.  
Beleggingsondernemingen geven een cliënt tijdig kennis van ingrijpende wijzigingen in de op grond van de artikelen 47 tot en met 50 verstrekte informatie welke van belang zijn voor een dienst die de onderneming voor deze cliënt verricht. Deze kennisgeving wordt gedaan op een duurzame drager als de desbetreffende informatie ook op een duurzame drager is verstrekt.
5.  
Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat informatie in een reclame-uiting in overeenstemming is met alle andere informatie die de onderneming in het kader van de verrichting van beleggings- en nevendiensten aan cliënten verstrekt.
6.  

Wanneer een reclame-uiting een aanbod of uitnodiging van de volgende aard bevat en aangeeft hoe kan worden gereageerd of een reactieformulier bevat, is daarin ook de in de artikelen 47 tot en met 50 genoemde informatie opgenomen die voor dit aanbod of deze uitnodiging van belang is:

a) 

een aanbod om een contract aan te gaan dat betrekking heeft op een financieel instrument of een beleggings- of nevendienst, met een persoon die op de mededeling reageert;

b) 

een uitnodiging om een persoon die op de mededeling reageert, een aanbod te doen om een contract aan te gaan dat betrekking heeft op een financieel instrument of een beleggings- of nevendienst.

De eerste alinea is echter niet van toepassing als de potentiële cliënt voor een reactie op een aanbod of uitnodiging in de reclame-uiting wordt verwezen naar een ander document of andere documenten die afzonderlijk of tezamen deze informatie bevatten.

Artikel 47

Informatie over de beleggingsonderneming en haar diensten aan cliënten en potentiële cliënten

(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Beleggingsondernemingen verstrekken cliënten of potentiële cliënten, voor zover van toepassing, de volgende algemene informatie:

a) 

naam en adres van de beleggingsonderneming, alsmede de contactgegevens die cliënten voor een effectieve communicatie met de onderneming nodig hebben;

b) 

de talen waarin de cliënt met de beleggingsonderneming kan communiceren en stukken en andere informatie van de onderneming kan ontvangen;

c) 

methoden van communicatie tussen de beleggingsonderneming en de cliënt, waaronder, voor zover van toepassing, die voor het versturen en ontvangen van orders;

d) 

een verklaring waarin staat dat de beleggingsonderneming over een vergunning beschikt, alsmede de naam en het contactadres van de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft verleend;

e) 

wanneer de beleggingsonderneming werkt met een verbonden agent: een verklaring waarin dit staat en waarin de lidstaat wordt vermeld waar deze agent in een register ingeschreven staat;

f) 

aard, frequentie en tijdschema van de rapporten over de verrichting van de dienst die overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU door de beleggingsonderneming aan de cliënt moeten worden toegezonden;

g) 

ingeval de beleggingsonderneming financiële instrumenten of gelden van cliënten aanhoudt: een korte beschrijving van de maatregelen die zij neemt om deze te beschermen, alsmede beknopte gegevens over enigerlei beleggerscompensatie- of depositogarantiestelsel dat op de onderneming van toepassing is op grond van haar activiteiten in een lidstaat;

h) 

een beschrijving, die in beknopte vorm mag worden verstrekt, van het beleid inzake belangenconflicten dat de onderneming overeenkomstig artikel 34 voert;

i) 

wanneer de cliënt daarom verzoekt: nadere bijzonderheden over dit beleid inzake belangenconflicten op een duurzame drager of via een website (ingeval deze geen duurzame drager is), mits aan de in artikel 3, lid 2, genoemde voorwaarden wordt voldaan.

De onder a) tot en met i) vermelde informatie wordt verstrekt geruime tijd voordat voor cliënten of potentiële cliënten beleggings- of nevendiensten worden verricht.

2.  
Wanneer beleggingsondernemingen vermogensbeheerdiensten verrichten, stellen zij op basis van de beleggingsdoelstellingen van de cliënt en de soorten financiële instrumenten in de portefeuille van de cliënt een geschikte evaluatie- en vergelijkingsmethode, zoals een zinvolle benchmark, vast zodat de cliënt voor wie de dienst wordt verricht, de prestaties van de onderneming kan beoordelen.
3.  

Wanneer beleggingsondernemingen een cliënt of potentiële cliënt vermogensbeheerdiensten aanbieden, verstrekken zij hem naast de informatie die op grond van lid 1 is vereist, voor zover van toepassing, de volgende informatie:

a) 

informatie over de waarderingsmethode en -frequentie voor de financiële instrumenten in de portefeuille van de cliënt;

b) 

bijzonderheden over een eventuele delegatie van het beheer op discretionaire basis van alle of een deel van de financiële instrumenten of gelden in de portefeuille van de cliënt;

c) 

een vermelding van elke benchmark waartegen de resultaten van de portefeuille van de cliënt worden afgezet;

d) 

de soorten financiële instrumenten die in de portefeuille van de cliënt mogen worden opgenomen en de soorten transacties die in deze instrumenten mogen worden verricht, alsook de begrenzingen;

e) 

de beheersdoelstellingen, de omvang van het risico dat voortvloeit uit de speelruimte die de beheerder heeft, alsmede eventuele specifieke beperkingen van deze speelruimte.

De onder a) tot en met e) vermelde informatie wordt verstrekt geruime tijd voordat voor cliënten of potentiële cliënten beleggings- of nevendiensten worden verricht.

Artikel 48

Informatie over financiële instrumenten

(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen verstrekken cliënten of potentiële cliënten geruime tijd voordat voor cliënten of potentiële cliënten beleggings- of nevendiensten worden verricht, een algemene beschrijving van de aard en risico's van financiële instrumenten, en houden daarbij met name rekening met de indeling van de cliënt in de categorie niet-professionele cliënten, professionele cliënten of in aanmerking komende tegenpartijen. Deze beschrijving bevat uitleg over de aard van het specifieke type financiële instrument, over de werking en prestaties van het financiële instrument onder verschillende marktomstandigheden (waaronder zowel positieve als negatieve omstandigheden), alsook over de aan dat specifieke type financiële instrument verbonden risico's, die gedetailleerd genoeg is om de cliënt in staat te stellen met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen.
2.  

De beschrijving van de in lid 1 bedoelde risico's omvat, voor zover dit voor het type instrument in kwestie en voor de status en het kennisniveau van de cliënt van belang is, ook de volgende elementen:

a) 

de risico's die aan het type financiële instrument in kwestie verbonden zijn, waaronder een uitleg over de hefboomwerking en de gevolgen daarvan, en het risico dat de gehele belegging verloren gaat, inclusief de risico's die aan de insolventie van de emittent of daarmee samenhangende gebeurtenissen, zoals een bail-in, verbonden zijn;

b) 

de volatiliteit van de prijs van dergelijke instrumenten en eventuele beperkingen in de bestaande markt voor dergelijke instrumenten;

c) 

informatie over belemmeringen of restricties voor het afstoten van instrumenten, zoals het geval kan zijn voor illiquide financiële instrumenten of financiële instrumenten met een vaste looptijd, met illustratie van de mogelijke uitstapmethoden en gevolgen van een uitstap, mogelijke beperkingen en hoe lang naar schatting met de verkoop van het financiële instrument moet worden gewacht voordat de initiële kosten van de transactie in dat type financiële instrumenten worden terugverdiend;

d) 

het feit dat een belegger met transacties in dergelijke instrumenten naast de aanschaffingskosten van de instrumenten extra financiële en andere verplichtingen, waaronder voorwaardelijke verplichtingen, zou kunnen aangaan;

e) 

eventuele marge- of soortgelijke verplichtingen die op dit type instrumenten van toepassing zijn.

3.  
Ingeval een beleggingsonderneming een niet-professionele cliënt of potentiële niet-professionele cliënt informatie verstrekt over een financieel instrument dat op dat moment aan het publiek wordt aangeboden en als in verband met deze aanbieding overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG een prospectus is gepubliceerd, deelt deze onderneming geruime tijd voordat voor cliënten of potentiële cliënten beleggings- of nevendiensten worden verricht, de cliënt of potentiële cliënt mede waar dit prospectus verkrijgbaar is.
4.  
Bij een financieel instrument dat uit twee of meer verschillende financiële instrumenten of diensten bestaat, verstrekt de beleggingsonderneming een adequate beschrijving van de juridische aard van het financiële instrument, van de componenten van dit instrument en van de risicoverhogende wisselwerking daartussen.
5.  
Bij financiële instrumenten waarin een garantie of kapitaalbescherming is vervat, verstrekt de beleggingsonderneming een cliënt of potentiële cliënt informatie over de aard en reikwijdte van een dergelijke garantie of kapitaalbescherming. Wanneer de garantie door een derde is verleend, bevat de informatie over de garantie voldoende bijzonderheden over de garantiegever en de garantie opdat een cliënt of potentiële cliënt zich een behoorlijk beeld van de garantie kan vormen.

Artikel 49

Informatie over de vrijwaring van financiële instrumenten of gelden van cliënten

(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Wanneer beleggingsondernemingen financiële instrumenten of gelden aanhouden die aan cliënten toebehoren, verstrekken zij deze cliënten of potentiële cliënten, voor zover van toepassing, de in de leden 2 tot en met 7 bedoelde informatie.
2.  
Wanneer een derde de financiële instrumenten of gelden van de cliënt of potentiële cliënt namens de beleggingsonderneming mag aanhouden, brengt de beleggingsonderneming deze cliënt op de hoogte van dit feit en van de verantwoordelijkheid die zij overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving draagt voor handelingen of nalatigheden van de derde en voor de gevolgen die insolventie van de derde voor de cliënt heeft.
3.  
Wanneer een derde, voor zover de nationale wetgeving dit toelaat, financiële instrumenten van de cliënt of potentiële cliënt op een omnibusrekening mag aanhouden, brengt de beleggingsonderneming de cliënt daarvan op de hoogte en waarschuwt zij op duidelijke wijze voor de risico's die daaruit voortvloeien.
4.  
Wanneer het op grond van de nationale wetgeving niet mogelijk is om bij een derde aangehouden financiële instrumenten van een cliënt te onderscheiden van de financiële instrumenten die deze derde of de beleggingsonderneming zelf bezit, brengt de beleggingsonderneming de cliënt of potentiële cliënt daarvan op de hoogte en waarschuwt zij op duidelijke wijze voor de risico's die daaruit voortvloeien.
5.  
Wanneer rekeningen met financiële instrumenten of gelden die aan de cliënt of potentiële cliënt toebehoren, onderworpen zijn of zullen zijn aan de wetgeving van een ander rechtsgebied dan dat van een lidstaat, brengt de beleggingsonderneming deze cliënt of potentiële cliënt daarvan op de hoogte en wijst zij erop dat dit van invloed kan zijn op de rechten van de cliënt of potentiële cliënt welke aan deze financiële instrumenten of gelden verbonden zijn.
6.  
Een beleggingsonderneming brengt de cliënt op de hoogte van het bestaan en de voorwaarden van enigerlei zakelijk zekerheidsrecht of voorrecht dat de onderneming heeft of kan hebben op financiële instrumenten of gelden van de cliënt, of van haar recht van verrekening op deze instrumenten of gelden. Voor zover van toepassing brengt zij de cliënt er ook van op de hoogte dat een bewaarder een zakelijk zekerheidsrecht, een voorrecht of een recht van verrekening op deze instrumenten of gelden kan hebben.
7.  
Voordat een beleggingsonderneming effectenfinancieringstransacties aangaat met betrekking tot financiële instrumenten die zij namens een cliënt aanhoudt, dan wel van dergelijke financiële instrumenten anderszins voor eigen rekening of voor rekening van een andere cliënt gebruikmaakt, verstrekt zij de cliënt geruime tijd voor het gebruik van deze instrumenten op een duurzame drager duidelijke, volledige en accurate informatie over de verplichtingen en verantwoordelijkheden van de beleggingsonderneming met betrekking tot het gebruik van deze financiële instrumenten, met inbegrip van de voorwaarden voor restitutie ervan, alsmede over de risico's die eruit voortvloeien.

Artikel 50

Informatie over kosten en bijbehorende lasten

(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Bij de verstrekking van informatie aan cliënten over alle kosten en lasten in overeenstemming met artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU voldoen beleggingsondernemingen aan de gedetailleerde vereisten van de leden 2 tot en met 10.

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU, hebben beleggingsondernemingen die voor professionele cliënten beleggingsdiensten verrichten, het recht met deze cliënten een beperkte toepassing van de gedetailleerde vereisten van dit artikel overeen te komen. Beleggingsondernemingen mogen dergelijke beperkingen niet overeenkomen wanneer de beleggingsadvies- of vermogensbeheerdiensten worden verricht, dan wel wanneer, ongeacht de verrichte beleggingsdienst, in de betrokken financiële instrumenten een derivaat is vervat.

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU, hebben beleggingsondernemingen die voor in aanmerking komende tegenpartijen beleggingsdiensten verrichten, het recht met een beperkte toepassing van de gedetailleerde vereisten van dit artikel in te stemmen, behalve wanneer, ongeacht de verrichte beleggingsdienst, in de betrokken financiële instrumenten een derivaat is vervat en de in aanmerking komende tegenpartij voornemens is deze dienst aan haar cliënten aan te bieden.

2.  

Met het oog op de verstrekking vooraf en achteraf van informatie over kosten en lasten aan cliënten aggregeren beleggingsondernemingen het volgende:

a) 

alle kosten en bijbehorende lasten die in rekening worden gebracht door de beleggingsonderneming, of door andere partijen wanneer de cliënt naar dergelijke andere partijen is doorverwezen, voor beleggings- en/of nevendiensten die voor de cliënt worden verricht, en

b) 

alle kosten en bijbehorende lasten die met de ontwikkeling en het beheer van de financiële instrumenten verband houden.

De onder a) en b) bedoelde kosten zijn vermeld in bijlage II bij deze verordening. Voor de toepassing punt a) worden betalingen die beleggingsondernemingen in verband met de voor een cliënt verrichte beleggingsdienst van derden ontvangen, afzonderlijk gespecificeerd en wordt het totaal van de geaggregeerde kosten en lasten berekend en zowel in een geldbedrag als in een percentage uitgedrukt.

3.  
Wanneer een deel van de totale kosten en lasten in een buitenlandse valuta moet worden betaald of luidt, geven beleggingsondernemingen een indicatie van de desbetreffende valuta en van de toepasselijke omrekeningskoers en wisselkosten. Beleggingsondernemingen verstrekken ook informatie over de regelingen voor de uitvoering van de betaling of andere prestaties.
4.  
Wat de verstrekking van informatie over niet in de UCITS KIID (icbe-document met essentiële beleggersinformatie) opgenomen productkosten en -lasten betreft, berekenen beleggingsondernemingen deze kosten en delen zij deze mede; zij nemen daartoe bijvoorbeeld contact op met icbe-beheermaatschappijen teneinde de desbetreffende informatie in te winnen.
5.  

De verplichting om geruime tijd van tevoren alle informatie te verstrekken over de geaggregeerde kosten en lasten die met het financiële instrument en met de verrichte beleggings- of nevendienst verband houden, is in de volgende situaties op beleggingsondernemingen van toepassing:

a) 

wanneer de beleggingsondernemingen financiële instrumenten aan cliënten aanbeveelt of verkoopt, of

b) 

wanneer de beleggingsonderneming die beleggingsdiensten verricht, overeenkomstig Uniewetgeving ter zake verplicht is cliënten een UCITS KIID of een PRIIPs KID (essentiële-informatiedocument voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten) met betrekking tot de financiële instrumenten in kwestie te verstrekken.

6.  
Beleggingsondernemingen die geen financieel instrument aan de cliënt aanbevelen of verkopen of die niet overeenkomstig Uniewetgeving ter zake verplicht zijn de cliënt een KIID/KID te verstrekken, brengen hun cliënten op de hoogte van alle kosten en lasten die aan de verrichte beleggings- en/of nevendienst verbonden zijn.
7.  
Ingeval meer dan één beleggingsonderneming beleggings- of nevendiensten voor de cliënt verricht, verstrekt elke beleggingsonderneming informatie over de kosten van de beleggings- of nevendiensten die zij verricht. Een beleggingsonderneming die door een andere onderneming verrichte diensten aan haar cliënten aanbeveelt of verkoopt, aggregeert de kosten en lasten van haar diensten met de kosten en lasten van de diensten die door de andere onderneming worden verricht. Een beleggingsonderneming houdt met de kosten en bijbehorende lasten voor de verrichting van andere beleggings- of nevendiensten rekening door andere ondernemingen wanneer zij de cliënt naar deze andere ondernemingen heeft doorverwezen.
8.  
Bij de berekening van kosten en lasten op ex-antebasis maken beleggingsondernemingen gebruik van werkelijk gemaakte kosten als indicator voor de verwachte kosten en lasten. Ingeval er geen werkelijke kosten beschikbaar zijn, maakt de beleggingsonderneming redelijke schattingen van die kosten. Beleggingsondernemingen toetsen vooraf gemaakte aannames aan de ervaring achteraf en passen deze aannames indien nodig aan.
9.  
Beleggingsondernemingen verstrekken jaarlijkse informatie achteraf over alle kosten en lasten die verbonden zijn aan zowel het (de) financiële instrument(en) als de beleggings- en nevendienst(en) wanneer zij het (de) financiële instrument(en) hebben aanbevolen of verkocht of wanneer zij de cliënt de KID/KIID met betrekking tot het (de) financiële instrument(en) hebben verstrekt en zij tijdens het jaar een lopende relatie met de cliënt hebben of gehad hebben. Die informatie is gebaseerd op gemaakte kosten en wordt op gepersonaliseerde basis verstrekt.

Beleggingsondernemingen kunnen ervoor kiezen deze geaggregeerde informatie over kosten en lasten van de beleggingsdiensten en financiële instrumenten samen met bestaande periodieke rapportage aan cliënten te verstrekken.

10.  

Bij de verrichting van beleggingsdiensten verstrekken beleggingsondernemingen hun cliënten een illustratie van de cumulatieve effecten van de kosten op het rendement. Een dergelijke illustratie wordt zowel op ex-ante- als op ex-postbasis verstrekt. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat de illustratie aan de volgende vereisten voldoet:

a) 

de illustratie toont het effect van de totale kosten en lasten op het rendement van de belegging;

b) 

de illustratie toont verwachte kostenpieken of -schommelingen, en

c) 

de illustratie gaat vergezeld van een beschrijving van de illustratie.

Artikel 51

Overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG en Verordening (EU) nr. 1286/2014 verstrekte informatie

(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)

Beleggingsondernemingen die rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging of PRIIP's distribueren, verstrekken hun cliënten aanvullende informatie over alle andere kosten en bijbehorende lasten die aan het product verbonden zijn en die mogelijk niet in de UCITS KID of de PRIIPs KID zijn vermeld, alsook over de kosten en lasten die aan de verrichting van de beleggingsdienst met betrekking tot dat financiële instrument verbonden zijn.



AFDELING 2

Beleggingsadvies

Artikel 52

Informatie over beleggingsadvies

(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen leggen kort en duidelijk uit of en waarom het beleggingsadvies als onafhankelijk of niet-onafhankelijk moet worden aangemerkt en van welke soort en aard de geldende beperkingen zijn, waarbij onder meer melding wordt gemaakt van het verbod om inducements te aanvaarden of te behouden wanneer zij beleggingsadvies op onafhankelijke basis verlenen.

Ingeval aan dezelfde cliënt zowel op onafhankelijke als op niet-onafhankelijke basis advies wordt aangeboden of verleend, lichten beleggingsondernemingen de reikwijdte van beide diensten toe teneinde beleggers inzicht te bieden in de verschillen tussen beide soorten advies en presenteren zij zich niet als een onafhankelijke beleggingsadviseur voor de volledige activiteit. Bij hun communicatie met cliënten vestigen ondernemingen geen overmatige aandacht op hun onafhankelijke beleggingsadviesdiensten in vergelijking met hun niet-onafhankelijke beleggingsadviesdiensten.

2.  
Beleggingsondernemingen die op onafhankelijke of op niet-onafhankelijke basis beleggingsadvies verlenen, geven de cliënt uitleg over het scala aan financiële instrumenten dat kan worden aanbevolen, met vermelding van de relatie van de onderneming met de emittenten of aanbieders van de instrumenten.

▼M4

3.  

Beleggingsondernemingen geven een beschrijving van:

a) 

de beschouwde soorten financiële instrumenten;

b) 

het scala aan financiële instrumenten en aanbieders, geanalyseerd per type instrument volgens de reikwijdte van de dienst;

c) 

in voorkomend geval, de bij de selectie van financiële instrumenten in aanmerking te nemen duurzaamheidsfactoren;

d) 

wanneer onafhankelijk advies wordt verleend, hoe de verleende dienst voldoet aan de voorwaarden om onafhankelijk beleggingsadvies te verlenen, en de factoren die de beleggingsonderneming bij de selectie in aanmerking neemt om financiële instrumenten aan te bevelen, waaronder risico’s, kosten en complexiteit van de financiële instrumenten.

▼B

4.  
Wanneer het scala aan financiële instrumenten dat is beoordeeld door de beleggingsonderneming die beleggingsadvies op onafhankelijke basis verleent, bestaat uit eigen financiële instrumenten van de beleggingsonderneming of financiële instrumenten die worden uitgegeven of aangeboden zowel door entiteiten die nauwe banden hebben of in een ander nauw juridisch of economisch verband staan met de beleggingsonderneming, als door andere emittenten of aanbieders die geen banden of verband met de beleggingsonderneming hebben, onderscheidt de beleggingsonderneming voor elk type financieel instrument het scala aan financiële instrumenten dat wordt uitgegeven of aangeboden door entiteiten die geen banden met de beleggingsonderneming hebben.
5.  

Beleggingsondernemingen die overeenkomstig artikel 54, lid 12, een periodieke beoordeling van de geschiktheid van de gedane aanbevelingen verschaffen, verstrekken alle volgende informatie:

a) 

de frequentie en reikwijdte van de periodieke geschiktheidsbeoordeling en, in voorkomend geval, de voorwaarden die tot de uitvoering van een dergelijke beoordeling aanleiding geven;

b) 

in hoeverre de eerder ingewonnen informatie aan een herbeoordeling zal worden onderworpen, en

c) 

de wijze waarop een geactualiseerde aanbeveling aan de cliënt zal worden medegedeeld.

Artikel 53

Beleggingsadvies op onafhankelijke basis

(artikel 24, leden 4 en 7, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Beleggingsondernemingen die beleggingsadvies op onafhankelijke basis verlenen, bepalen en implementeren een selectieprocedure om overeenkomstig artikel 24, lid 7, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU een voldoende groot scala aan op de markt verkrijgbare financiële instrumenten te beoordelen en te vergelijken. De selectieprocedure omvat de volgende elementen:

a) 

het aantal beschouwde financiële instrumenten en de diversiteit ervan staan in verhouding tot de reikwijdte van de beleggingsadviesdiensten die door de onafhankelijke beleggingsadviseur worden aangeboden;

b) 

het aantal beschouwde financiële instrumenten en de diversiteit ervan zijn voldoende representatief voor de op de markt verkrijgbare financiële instrumenten;

c) 

de hoeveelheid financiële instrumenten die door de beleggingsonderneming zelf of door entiteiten met nauwe banden met de beleggingsonderneming zelf worden uitgegeven, is in evenredigheid met de totale hoeveelheid beschouwde financiële instrumenten, en

d) 

de criteria voor de selectie van de diverse financiële instrumenten omvatten alle relevante aspecten, zoals risico's, kosten en complexiteit, alsook de kenmerken van de cliënten van de beleggingsonderneming, en waarborgen dat de selectie van de instrumenten die kunnen worden aanbevolen, niet bevooroordeeld is.

Ingeval een dergelijke vergelijking niet mogelijk is wegens het bedrijfsmodel of de specifieke reikwijdte van de verrichte dienst, presenteert de beleggingsonderneming die het beleggingsadvies verleent, zichzelf niet als onafhankelijk.

2.  

Een beleggingsonderneming die beleggingsadvies op onafhankelijke basis verleent en die zich op bepaalde categorieën van of op een bepaald scala aan financiële instrumenten toespitst, voldoet aan de volgende vereisten:

a) 

de onderneming zet zichzelf op zodanige wijze in de markt dat alleen cliënten worden aangetrokken wier voorkeur naar de betrokken categorieën van of het betrokken scala aan financiële instrumenten uitgaat;

b) 

de onderneming verlangt dat cliënten aangeven dat zij alleen interesse hebben in beleggingen in de gespecificeerde categorie van of het gespecificeerde scala aan financiële instrumenten, en

c) 

voordat de onderneming de dienst verricht, verzekert zij zich ervan dat haar dienst passend is voor iedere nieuwe cliënt door te verifiëren of haar bedrijfsmodel aan de behoeften en doelstellingen van de cliënt beantwoordt, en of het scala aan financiële instrumenten geschikt is voor de cliënt. Indien zulks niet het geval is, verricht de onderneming de dienst niet voor de cliënt.

3.  

Een beleggingsonderneming die zowel op onafhankelijke basis als op niet-onafhankelijke basis beleggingsadvies aanbiedt, voldoet aan de volgende verplichtingen:

a) 

geruime tijd voordat de beleggingsonderneming diensten verricht, laat zij haar cliënten overeenkomstig artikel 24, lid 4, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan op een duurzame drager weten of het advies op onafhankelijke of op niet-onafhankelijke basis wordt verleend;

b) 

de beleggingsonderneming heeft zichzelf als onafhankelijk gepresenteerd voor de diensten waarvoor zij beleggingsadvies op onafhankelijke basis verleent;

c) 

de beleggingsonderneming heeft in afdoende organisatorische vereisten en controles voorzien opdat beide soorten adviesdiensten en adviseurs duidelijk van elkaar gescheiden zijn, opdat er onder cliënten geen verwarring kan ontstaan omtrent het type advies dat zij ontvangen, en opdat aan cliënten het type advies wordt gegeven dat voor hen geschikt is. De beleggingsonderneming staat een natuurlijke persoon niet toe zowel op onafhankelijke basis als op niet-onafhankelijke basis advies te verlenen.



AFDELING 3

Beoordeling van de geschiktheid en passendheid

Artikel 54

Beoordeling van de geschiktheid en geschiktheidsverslagen

(artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Bij de beoordeling van de geschiktheid van beleggingsdiensten of financiële instrumenten in overeenstemming met artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU doen beleggingsondernemingen geen dubbelzinnigheid of verwarring ontstaan omtrent de verantwoordelijkheden die zij in het kader van dit proces dragen. Bij de uitvoering van de geschiktheidsbeoordeling deelt de onderneming cliënten of potentiële cliënten op heldere en eenvoudige wijze mede dat de geschiktheidsbeoordeling is bedoeld om de onderneming in staat te stellen zich voor de belangen van de cliënt in te zetten.

Wanneer beleggingsadvies- of vermogensbeheerdiensten geheel of gedeeltelijk via een geautomatiseerd of semigeautomatiseerd systeem worden verricht, berust de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de geschiktheidsbeoordeling bij de beleggingsonderneming die de dienst verricht en wordt deze onverlet gelaten door het gebruik van een elektronisch systeem voor het doen van de gepersonaliseerde aanbeveling of het nemen van de handelsbeslissing.

2.  

Bij de bepaling in hoeverre informatie over cliënten moet worden ingewonnen, houden beleggingsondernemingen rekening met alle kenmerken van de beleggingsadvies- of vermogensbeheerdiensten die voor deze cliënten worden verricht. Beleggingsondernemingen vragen bij cliënten of potentiële cliënten alle informatie op die de onderneming nodig heeft om inzicht te krijgen in de belangrijkste feiten over de cliënt en om er gelet op de aard en reikwijdte van de verrichte dienst redelijkerwijs van uit te kunnen gaan dat de specifieke transactie die zal worden aanbevolen of in het kader van het vermogensbeheer zal worden aangegaan, aan de volgende criteria voldoet:

▼M4

a) 

de transactie voldoet aan de beleggingsdoelstellingen van de betrokken cliënt, met inbegrip van de risicotolerantie en duurzaamheidsvoorkeuren van de cliënt;

▼B

b) 

de transactie is van dien aard dat de cliënt in overeenstemming met zijn beleggingsdoelstellingen alle daarmee samenhangende beleggingsrisico's financieel kan dragen;

c) 

de transactie is van dien aard dat de cliënt de nodige ervaring en kennis heeft om te begrijpen welke risico's aan de transactie of aan het beheer van zijn portefeuille verbonden zijn.

3.  
Wanneer een beleggingsonderneming voor een professionele cliënt een beleggingsdienst verricht, mag zij er voor de toepassing van lid 2, onder c), van uitgaan dat de cliënt voor de producten, transacties en diensten waarvoor deze als professionele cliënt wordt aangemerkt, over de nodige ervaring en kennis beschikt.

Wanneer deze beleggingsdienst bestaat in de verlening van beleggingsadvies aan een professionele cliënt die onder deel 1 van bijlage II bij Richtlijn 2014/65/EU valt, mag de beleggingsonderneming er voor de toepassing van lid 2, onder b), van uitgaan dat de cliënt alle gerelateerde beleggingsrisico's die met zijn beleggingsdoelstellingen in overeenstemming zijn, financieel kan dragen.

4.  
De informatie over de financiële situatie van de cliënt of potentiële cliënt bevat, voor zover van toepassing, gegevens over de bron en omvang van diens periodieke inkomsten, diens vermogen, waaronder liquide middelen, beleggingen en onroerend goed, en diens financiële verplichtingen.

▼M4

5.  
De informatie over de beleggingsdoelstellingen van de cliënt of potentiële cliënt bevat, voor zover van toepassing, gegevens over de duur van de periode waarin de cliënt de belegging wenst aan te houden, haar of zijn voorkeur wat betreft het nemen van bepaalde risico’s, haar of zijn risicotolerantie, de bedoeling van de belegging en daarnaast haar of zijn duurzaamheidsvoorkeuren.

▼B

6.  
Ingeval een cliënt een rechtspersoon of een groep van twee of meer natuurlijke personen is of ingeval één of meer natuurlijke personen door een andere natuurlijke persoon worden vertegenwoordigd, gaat de beleggingsonderneming over tot de vaststelling en implementatie van een beleid om te bepalen wie aan de geschiktheidsbeoordeling moet worden onderworpen en hoe deze beoordeling in de praktijk zal worden uitgevoerd, waarbij onder meer wordt vastgelegd van wie informatie over de kennis en ervaring, de financiële situatie en de beleggingsdoelstellingen moet worden ingewonnen. De beleggingsonderneming stelt dit beleid op schrift.

Ingeval een natuurlijke persoon door een andere natuurlijke persoon wordt vertegenwoordigd, of ingeval een rechtspersoon die overeenkomstig deel 2 van bijlage II bij Richtlijn 2014/65/EU om behandeling als een professionele cliënt heeft verzocht, aan de geschiktheidsbeoordeling wordt onderworpen, zijn de financiële situatie en beleggingsdoelstellingen die van de rechtspersoon of, bij de natuurlijke persoon, die van de onderliggende cliënt in plaats van die van de vertegenwoordiger. De kennis en ervaring zijn die van de vertegenwoordiger van de natuurlijke persoon of van de persoon die transacties namens de onderliggende cliënt mag uitvoeren.

7.  

Beleggingsondernemingen nemen alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de over hun cliënten of potentiële cliënten ingewonnen informatie betrouwbaar is. Deze maatregelen omvatten onder meer, maar niet uitsluitend, het volgende:

a) 

ervoor zorgen dat cliënten zich bewust zijn van het belang van het verstrekken van accurate en actuele informatie;

b) 

erop toezien dat alle in het kader van het geschiktheidsbeoordelingsproces gehanteerde instrumenten, zoals de instrumenten om risico's in te schatten en de instrumenten om de kennis en ervaring van een cliënt te beoordelen, geschikt zijn voor het beoogde doel en zodanig zijn ontworpen dat zij voor hun cliënten kunnen worden gebruikt, waarbij eventuele beperkingen ervan zijn aangegeven en in het kader van het geschiktheidsbeoordelingsproces actief worden ondervangen;

c) 

ervoor zorgen dat de in het kader van het proces gebruikte vragen door cliënten worden begrepen, in een correct beeld van de doelstellingen en behoeften van de cliënt resulteren, en de voor de uitvoering van de geschiktheidsbeoordeling vereiste informatie opleveren, en

d) 

in voorkomend geval, stappen ondernemen om de consistentie van de cliëntgegevens te waarborgen, door bijvoorbeeld na te gaan of de door de cliënten verstrekte informatie geen evidente onjuistheden bevat.

Beleggingsondernemingen die een lopende relatie met een cliënt hebben, bijvoorbeeld door een doorlopende advies- of vermogensbeheerdienst te verrichten, beschikken over passende gedragslijnen en procedures om adequate en actuele informatie over cliënten bij te houden voor zover zulks noodzakelijk is om aan de vereisten van lid 2 te voldoen, en kunnen dit ook aantonen.

8.  
Wanneer een beleggingsonderneming bij de verrichting van de beleggingsdienst in de vorm van beleggingsadvies of vermogensbeheer niet de op grond van artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU vereiste informatie opvraagt, beveelt zij de cliënt of potentiële cliënt geen beleggingsdiensten of financiële instrumenten aan.

▼M4

9.  
Beleggingsondernemingen hebben adequate gedragslijnen en procedures ingesteld — en kunnen dit ook aantonen — om ervoor te zorgen dat zij inzicht hebben in de aard en kenmerken, met inbegrip van de kosten en risico’s, van de voor hun cliënten geselecteerde beleggingsdiensten en financiële instrumenten, met inbegrip van alle duurzaamheidsoverwegingen, en dat zij, rekening houdende met de kosten en complexiteit, toetsen of gelijkwaardige beleggingsdiensten of financiële instrumenten aan het profiel van hun cliënten kunnen beantwoorden.
10.  
Bij de verrichting van de beleggingsdienst in de vorm van beleggingsadvies of vermogensbeheer doet een beleggingsonderneming geen aanbeveling of neemt zij geen handelsbeslissing wanneer geen van de diensten of instrumenten voor de cliënt geschikt is.

Een beleggingsonderneming doet geen aanbeveling voor financiële instrumenten of neemt geen handelsbeslissing voor dergelijke instrumenten als zouden deze voldoen aan de geschiktheidsvoorkeuren van een cliënt of potentiële cliënt, wanneer geen van de diensten of instrumenten aan die voorkeuren voldoet. De beleggingsonderneming legt de cliënt of potentiële cliënten uit waarom zij dat niet doet en documenteert die redenen.

Wanneer geen financieel instrument aan de duurzaamheidsvoorkeuren van de cliënt of potentiële cliënt voldoet, en de cliënt besluit haar of zijn duurzaamheidsvoorkeuren aan te passen, documenteert de beleggingsonderneming de beslissing van de cliënt, samen met de redenen voor die beslissing.

▼B

11.  
Bij de verrichting van beleggingsadvies- of vermogensbeheerdiensten waarbij van belegging wordt gewisseld, hetzij door een instrument te verkopen en een ander te kopen, hetzij door een recht om een verandering teweeg te brengen uit te oefenen met betrekking tot een bestaand instrument, winnen beleggingsondernemingen de nodige informatie over de bestaande beleggingen van de cliënt en over de aanbevolen nieuwe beleggingen in en gaan zij over tot een kosten-batenanalyse van de wissel, zodat zij redelijkerwijs kunnen aantonen dat de baten om van belegging te wisselen groter zijn dan de kosten.

▼M4

12.  
Bij de verlening van beleggingsadvies verstrekken beleggingsondernemingen een verslag aan de niet-professionele cliënt waarin het gegeven advies wordt geschetst en waarin tevens wordt aangegeven hoe de gedane aanbeveling geschikt is voor de niet-professionele cliënt, waarbij onder meer wordt vermeld hoe de aanbeveling op de beleggingsdoelstellingen en haar of zijn persoonlijke situatie is toegesneden onder verwijzing naar de vereiste looptijd van de belegging, de kennis en ervaring van de cliënt, de houding van de cliënt tegenover risico en haar of zijn mogelijkheden om verlies te dragen, en haar of zijn duurzaamheidsvoorkeuren.

▼B

Beleggingsondernemingen vestigen de aandacht van de cliënten op en nemen in het geschiktheidsverslag informatie op over de kans dat de aanbevolen diensten of instrumenten de niet-professionele cliënt tot een periodieke herziening van de desbetreffende regelingen nopen.

Wanneer een beleggingsonderneming een dienst verricht die periodieke geschiktheidsbeoordelingen en -verslagen vereist, mogen de latere verslagen nadat de initiële dienst tot stand is gebracht, alleen betrekking hebben op wijzigingen in de betrokken diensten of instrumenten en/of in de situatie van de cliënt, en hoeven daarin niet alle bijzonderheden van het eerste verslag te worden herhaald.

13.  
Beleggingsondernemingen die een periodieke geschiktheidsbeoordeling verstrekken, toetsen ten minste elk jaar de geschiktheid van de gedane aanbevelingen met het oog op een verbetering van de dienst. De frequentie van deze beoordeling wordt opgevoerd naar gelang van het risicoprofiel van de cliënt en het type aanbevolen financiële instrumenten.

▼M4

De vereisten om aan de duurzaamheidsvoorkeuren van cliënten of potentiële cliënten te voldoen, laten, in voorkomend geval, de in de eerste alinea bepaalde voorwaarden onverlet.

▼B

Artikel 55

Gemeenschappelijke bepalingen voor de beoordeling van de geschiktheid en passendheid

(artikel 25, leden 2 en 3, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat de informatie over de kennis en ervaring van de cliënt of potentiële cliënt op beleggingsgebied een aan het type cliënt, de aard en omvang van de te verrichten dienst en aan het beoogde type product of transactie, de complexiteit ervan en de eruit voortvloeiende risico's evenredige hoeveelheid gegevens bevat over:

a) 

het type dienst, transactie en financieel instrument waarmee de cliënt vertrouwd is;

b) 

de aard, het volume en de frequentie van de transacties van de cliënt in financiële instrumenten en de periode waarover deze zijn verricht;

c) 

het opleidingsniveau en het beroep of, voor zover relevant, het vroegere beroep van de cliënt of potentiële cliënt.

2.  
Een beleggingsonderneming ontmoedigt een cliënt of potentiële cliënt niet om de voor de toepassing van artikel 25, leden 2 en 3, van Richtlijn 2014/65/EU benodigde informatie te verstrekken.
3.  
Een beleggingsonderneming mag zich verlaten op de informatie die haar cliënten of potentiële cliënten verstrekken, tenzij zij weet of zou moeten weten dat deze informatie duidelijk gedateerd, onnauwkeurig of onvolledig is.

Artikel 56

Beoordeling van de passendheid en de daarmee verband houdende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens

(artikel 25, leden 3 en 5, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Bij de beoordeling of een beleggingsdienst als bedoeld in artikel 25, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU passend is voor een cliënt, gaan beleggingsondernemingen na of deze cliënt over de nodige ervaring en kennis beschikt om te begrijpen welke risico's verbonden zijn aan het product of de beleggingsdienst die wordt aangeboden of gevraagd.

Een beleggingsonderneming mag ervan uitgaan dat een professionele cliënt over de nodige ervaring en kennis beschikt om te begrijpen welke risico's verbonden zijn aan deze beleggingsdiensten of transacties of aan het type transactie of product waarvoor de cliënt als professionele cliënt wordt aangemerkt.

2.  

Beleggingsondernemingen houden gegevens over de uitgevoerde passendheidsbeoordelingen bij die onder meer op het volgende betrekking hebben:

a) 

de uitkomst van de passendheidsbeoordeling;

b) 

een eventueel aan de cliënt gegeven waarschuwing indien de gekochte beleggingsdienst of het gekochte product als mogelijk niet passend voor de cliënt werd aangemerkt, of de cliënt ondanks de waarschuwing heeft gevraagd de transactie toch uit te voeren, en, in voorkomend geval, of de onderneming het verzoek van de cliënt om de transactie toch uit te voeren, heeft ingewilligd;

c) 

een eventueel aan de cliënt gegeven waarschuwing indien de cliënt onvoldoende informatie had verstrekt om de onderneming in staat te stellen een passendheidsbeoordeling uit te voeren, of de cliënt ondanks de waarschuwing heeft gevraagd de transactie toch uit te voeren, en, in voorkomend geval, of de onderneming het verzoek van de cliënt om de transactie toch uit te voeren, heeft ingewilligd;

Artikel 57

Verrichten van diensten met betrekking tot niet-complexe instrumenten

(artikel 25, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)

Een financieel instrument dat in artikel 25, lid 4, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU niet uitdrukkelijk wordt genoemd, wordt voor de toepassing van artikel 25, lid 4, onder a), vi), van Richtlijn 2014/65/EU als niet-complex aangemerkt als aan de volgende criteria wordt voldaan:

a) 

het valt niet onder artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van of onder deel C, punten 4 tot en met 11, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU;

b) 

er doet zich vaak een gelegenheid voor om dit instrument van de hand te doen, te gelde te maken of anderszins te realiseren tegen prijzen die voor de marktdeelnemers publiekelijk beschikbaar zijn en waarbij het gaat om ofwel marktprijzen, ofwel prijzen die afkomstig zijn van of gevalideerd zijn door waarderingssystemen die onafhankelijk zijn van de emittent;

c) 

het brengt voor de cliënt geen feitelijke of mogelijke verplichtingen met zich mee die verder gaan dan de aanschaffingskosten van het instrument;

d) 

er is geen clausule, voorwaarde of trigger in vervat die de aard of het risico van de belegging of het uitbetalingsprofiel fundamenteel kan wijzigen, zoals bij beleggingen waarin een recht is vervat om het instrument in een verschillend instrument om te zetten;

e) 

er zijn geen expliciete of impliciete uitstapkosten in vervat die tot gevolg hebben dat de belegging illiquide wordt, ook al doet er zich technisch vaak een gelegenheid voor om het instrument van de hand te doen, te gelde te maken of anderszins te realiseren;

f) 

er is voor het publiek voldoende informatie over de kenmerken ervan beschikbaar waarvan mag worden aangenomen dat deze dermate goed te begrijpen is dat de gemiddelde niet-professionele cliënt met kennis van zaken een beslissing over een eventuele transactie in dit instrument kan nemen.

Artikel 58

Overeenkomsten met niet-professionele en professionele cliënten

(artikel 24, lid 1, en artikel 25, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)

Beleggingsondernemingen die na de datum van toepassing van deze verordening voor een cliënt een beleggingsdienst of de in deel B, punt 1, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU genoemde nevendienst verrichten, gaan met de cliënt, op papier of op een andere duurzame drager, een schriftelijke basisovereenkomst aan waarin de belangrijkste rechten en plichten van de onderneming en de cliënt zijn vastgelegd. Beleggingsondernemingen die beleggingsadvies verlenen, voldoen alleen aan deze verplichting wanneer er een periodieke beoordeling van de geschiktheid van de aanbevolen financiële instrumenten of diensten wordt uitgevoerd.

In de schriftelijke overeenkomst zijn de belangrijkste rechten en plichten van de partijen vastgelegd en zijn onder meer de volgende elementen opgenomen:

a) 

een beschrijving van de te verrichten diensten en, in voorkomend geval, van de aard en reikwijdte van het te verlenen beleggingsadvies;

b) 

bij vermogensbeheerdiensten, de soorten financiële instrumenten die mogen worden gekocht en verkocht en de soorten transacties die namens de cliënt mogen worden uitgevoerd, alsook alle verboden instrumenten of transacties, en

c) 

een beschrijving van de hoofdkenmerken van enigerlei in deel B, punt 1, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU genoemde diensten die moeten worden verricht, in voorkomend geval met vermelding van de rol van de onderneming ten aanzien van met de instrumenten van de cliënt verband houdende corporate actions en van de voorwaarden waaronder effectenfinancieringstransacties waarmee effecten van cliënten zijn gemoeid, een rendement voor de cliënt opleveren.



AFDELING 4

Rapportage aan cliënten

Artikel 59

Rapportageplicht met betrekking tot de uitvoering van andere orders dan die in het kader van vermogensbeheer

(artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Beleggingsondernemingen die namens een cliënt een andere order dan een order in het kader van vermogensbeheer hebben uitgevoerd, ondernemen met betrekking tot deze order de volgende actie:

a) 

zij verstrekken de cliënt onmiddellijk op een duurzame drager de belangrijkste informatie over de uitvoering van deze order;

b) 

zij geven de cliënt op een duurzame drager kennis van de uitvoering van de order, en wel zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk de eerste werkdag na uitvoering ervan of, indien de beleggingsonderneming een bevestiging ontvangt van een derde, uiterlijk de eerste werkdag na ontvangst van de bevestiging van deze derde.

Punt b) is niet van toepassing wanneer de bevestiging dezelfde informatie zou bevatten als een bevestiging die door een derde onmiddellijk aan de cliënt wordt toegezonden.

De punten a) en b) zijn niet van toepassing wanneer namens cliënten uitgevoerde orders betrekking hebben op obligaties ter financiering van hypotheekleningovereenkomsten met genoemde cliënten, in welk geval uiterlijk een maand na uitvoering van de order bij de mededeling van het bedrag van de hypotheeklening kennis wordt gegeven van de transactie.

2.  
Naast hetgeen in lid 1 is bepaald, verstrekken beleggingsondernemingen de cliënt desgevraagd informatie over de status van diens order.
3.  
Bij orders voor een cliënt die betrekking hebben op rechten van deelneming of aandelen in een instelling voor collectieve belegging en die periodiek worden uitgevoerd, ondernemen beleggingsondernemingen de in lid 1, onder b), beschreven actie, of verstrekken zij deze cliënt ten minste om de zes maanden de in lid 4 genoemde informatie over de transacties in kwestie.
4.  

De in lid 1, onder b), bedoelde kennisgeving bevat, voor zover van toepassing, de volgende informatie, in voorkomend geval in overeenstemming met de op grond van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde technische reguleringsnormen over rapportageverplichtingen:

a) 

de identificatie van de melder;

b) 

de naam of andere omschrijving van de cliënt;

c) 

de handelsdag;

d) 

de handelstijd;

e) 

het type order;

f) 

de identificatie van de plaats van uitvoering;

g) 

de identificatie van het instrument;

h) 

de aankoop/verkoop;

i) 

de aard van de order indien het geen koop- of verkooporder betreft;

j) 

de hoeveelheid;

k) 

de eenheidsprijs;

l) 

de totale vergoeding;

m) 

een totaalbedrag aan provisies en kosten die in rekening zijn gebracht, alsook, indien de cliënt daarom verzoekt, een puntsgewijze uitsplitsing daarvan, waarbij onder meer, in voorkomend geval, het bedrag van een eventuele toeslag of afwaardering wordt vermeld ingeval de transactie is uitgevoerd door een beleggingsonderneming wanneer deze voor eigen rekening handelt en jegens de cliënt de plicht heeft een optimale uitvoering te realiseren;

n) 

de verkregen wisselkoers ingeval bij de transactie een valuta moet worden omgerekend;

o) 

de verantwoordelijkheden van de cliënt met betrekking tot de afwikkeling van de transactie, waaronder de betalings- of levertermijn en de rekeninggegevens, voor zover deze gegevens en verantwoordelijkheden nog niet eerder aan de cliënt zijn medegedeeld;

p) 

ingeval de tegenpartij van de cliënt de beleggingsonderneming zelf was of een persoon die tot de groep van de beleggingsonderneming behoort, dan wel een andere cliënt van de beleggingsonderneming: het feit dat dit het geval was, tenzij de order is uitgevoerd via een handelssysteem dat anonieme handel mogelijk maakt.

Voor de toepassing van punt k) mag de beleggingsonderneming wanneer de order in tranches wordt uitgevoerd, de cliënt informatie over de prijs van elke tranche afzonderlijk dan wel over de gemiddelde prijs verstrekken. Wanneer de gemiddelde prijs wordt gegeven, verstrekt de beleggingsonderneming de cliënt desgevraagd informatie over de prijs van elke tranche afzonderlijk.

5.  
De beleggingsonderneming mag de cliënt de in lid 4 bedoelde informatie middels standaardcodes verstrekken als zij ook een toelichting op de gebruikte codes geeft.

Artikel 60

Rapportageplicht met betrekking tot vermogensbeheer

(artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen die voor cliënten vermogensbeheerdiensten verrichten, verstrekken aan ieder van hen op een duurzame drager een periodiek overzicht van de vermogensbeheeractiviteiten die namens hem zijn uitgevoerd, tenzij een dergelijk overzicht al door een andere persoon wordt verstrekt.
2.  

Het in lid 1 bedoelde periodieke overzicht bevat een getrouwe en evenwichtige analyse van de verrichte activiteiten en van het rendement van de portefeuille tijdens de rapportageperiode, alsook, voor zover van toepassing, de volgende gegevens:

a) 

de naam van de beleggingsonderneming;

b) 

de naam of een andere omschrijving van de rekening van de cliënt;

c) 

een vermelding van de inhoud en de waardering van de portefeuille, met gegevens over elk aangehouden financieel instrument, de marktwaarde of — als deze niet beschikbaar is — de reële waarde ervan en het kassaldo aan het begin en het einde van de rapportageperiode, alsmede de portefeuilleresultaten over de rapportageperiode;

d) 

het totale bedrag aan vergoedingen en lasten over de rapportageperiode met een afzonderlijke specificatie van in elk geval de totale beheersvergoedingen en de totale uitvoeringskosten en, voor zover van toepassing, met de vermelding dat desgewenst een gedetailleerdere uitsplitsing wordt verstrekt;

e) 

een vergelijking van de resultaten over de overzichtsperiode met een (eventuele) benchmark voor de beleggingsresultaten die tussen de beleggingsonderneming en de cliënt overeengekomen is;

f) 

het totale bedrag aan dividenden, rente en andere betalingen die over de rapportageperiode in verband met de portefeuille van de cliënt zijn ontvangen;

g) 

informatie over andere met financiële instrumenten in de portefeuille verband houdende corporate actions waardoor rechten worden verkregen;

h) 

voor elke in de periode uitgevoerde transactie: de in artikel 59, lid 4, onder c) tot en met l), bedoelde informatie voor zover van toepassing, tenzij de cliënt per uitgevoerde transactie informatie wenst te ontvangen, in welk geval lid 4 van dit artikel van toepassing is.

3.  

Het in lid 1 bedoelde periodieke overzicht wordt eens in de drie maanden verstrekt, behalve in de volgende gevallen:

a) 

indien de beleggingsonderneming haar cliënten toegang biedt tot een onlinesysteem dat kan worden aangemerkt als een duurzame drager die toegang geeft tot actuele waarderingen van de portefeuille van de cliënt en waar de cliënt zich gemakkelijk toegang kan verschaffen tot de overeenkomstig artikel 63, lid 2, te verstrekken informatie, en indien de onderneming kan bewijzen dat de cliënt zich tijdens het desbetreffende kwartaal ten minste eenmaal toegang tot een waardering van zijn portefeuille heeft verschaft;

b) 

wanneer lid 4 van toepassing is, moet het periodieke overzicht ten minste eenmaal per jaar worden verstrekt;

c) 

wanneer het vermogensbeheercontract tussen een beleggingsonderneming en een cliënt een portefeuille met hefboomwerking toestaat, moet het periodieke overzicht ten minste eenmaal per maand worden verstrekt.

De onder b) vermelde uitzondering geldt niet voor transacties in financiële instrumenten die onder artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van of onder deel C, punten 4 tot en met 11, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU vallen.

4.  
In gevallen waarin de cliënt ervoor kiest per uitgevoerde transactie informatie te ontvangen, verstrekken beleggingsondernemingen de cliënt bij uitvoering van een transactie door de vermogensbeheerder onmiddellijk de belangrijkste informatie over deze transactie op een duurzame drager.

De beleggingsonderneming zendt de cliënt een bevestiging van de transactie met daarin de in artikel 59, lid 4, bedoelde informatie toe, en wel uiterlijk de eerste werkdag na uitvoering ervan of, indien de beleggingsonderneming een bevestiging ontvangt van een derde, uiterlijk de eerste werkdag na ontvangst van de bevestiging van deze derde.

De tweede alinea is niet van toepassing wanneer de bevestiging dezelfde informatie bevat als een bevestiging die door een derde onmiddellijk aan de cliënt wordt toegezonden.

Artikel 61

Rapportageplicht met betrekking tot in aanmerking komende tegenpartijen

(artikel 24, lid 4, en artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)

De overeenkomstig de artikelen 49 en 59 voor de rapportage aan niet-professionele en professionele cliënten geldende vereisten zijn van toepassing, tenzij beleggingsondernemingen met in aanmerking komende tegenpartijen overeenkomsten aangaan om de inhoud en het tijdschema van de rapportage vast te stellen.

Artikel 62

Aanvullende rapportageverplichtingen met betrekking tot vermogensbeheertransacties of transacties waarbij een voorwaardelijke verplichting wordt aangegaan

(artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen die vermogensbeheerdiensten verrichten, brengen de cliënt op de hoogte bij een verlies van 10 % van de totale waarde van de portefeuille, zoals bepaald aan het begin van elke rapportageperiode, en daarna bij verliezen van veelvouden van 10 %, en wel uiterlijk aan het einde van de werkdag waarop deze drempel wordt overschreden of, wanneer deze drempel op een niet-werkdag wordt overschreden, aan het einde van de eerstvolgende werkdag.
2.  
Beleggingsondernemingen die een rekening van een niet-professionele cliënt aanhouden die posities in leveraged financiële instrumenten of transacties waarbij een voorwaardelijke verplichting wordt aangegaan omvat, brengen de cliënt op de hoogte bij een verlies van 10 % van de initiële waarde van elk instrument en daarna bij verliezen van veelvouden van 10 %. De rapportage uit hoofde van dit lid vindt plaats per instrument, tenzij anders met de cliënt is overeengekomen, en geschiedt uiterlijk aan het einde van de werkdag waarop deze drempel wordt overschreden of, wanneer deze drempel op een niet-werkdag wordt overschreden, aan het einde van de eerstvolgende werkdag.

Artikel 63

Overzichten van de financiële instrumenten of gelden van cliënten

(artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen die financiële instrumenten of gelden van cliënten aanhouden, zenden elke cliënt voor wie zij financiële instrumenten of gelden aanhouden, ten minste elk kwartaal een overzicht daarvan op een duurzame drager toe, tenzij een dergelijk overzicht al in een ander periodiek overzicht is verstrekt. Op verzoek van cliënten verstrekken ondernemingen dergelijke overzichten frequenter tegen commerciële kosten.

De eerste alinea is niet van toepassing op een kredietinstelling waaraan in het kader van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 14 ) een vergunning is verleend wanneer het gaat om door deze instelling aangehouden deposito's in de zin van genoemde richtlijn.

2.  

Het in lid 1 bedoelde overzicht van de activa van een cliënt bevat de volgende informatie:

a) 

gegevens over alle financiële instrumenten of gelden die de beleggingsonderneming aan het einde van de overzichtsperiode voor de cliënt aanhoudt;

b) 

in hoeverre financiële instrumenten of gelden van de cliënt het voorwerp zijn geweest van effectenfinancieringstransacties;

c) 

het voordeel dat de cliënt uit hoofde van diens deelneming in effectenfinancieringstransacties heeft behaald en de basis waarop dit voordeel is behaald;

d) 

een duidelijke indicatie van de activa of fondsen die onder de regels van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan vallen, alsook van de activa of fondsen die daar niet onder vallen, zoals die welke onder een zekerheidsovereenkomst in de vorm van een eigendomsoverdracht vallen;

e) 

een duidelijke indicatie of activa door sommige bijzondere kenmerken zijn bezwaard wat hun eigendomsstatus betreft, bijvoorbeeld ten gevolge van een zekerheidsrecht;

f) 

de marktwaarde of, wanneer de marktwaarde niet beschikbaar is, de geschatte waarde van de in het overzicht opgenomen financiële instrumenten, met duidelijke vermelding van het feit dat het ontbreken van een marktprijs wellicht duidt op een gebrek aan liquiditeit. De geschatte waarde wordt naar best vermogen door de onderneming bepaald.

Wanneer de portefeuille van een cliënt de opbrengsten uit een of meer niet-afgewikkelde transacties bevat, mag in de onder a) bedoelde gegevens van ofwel de handelsdatum, ofwel de afwikkelingsdatum worden uitgegaan, mits voor al deze gegevens in het overzicht steeds dezelfde grondslag wordt gehanteerd.

Het in lid 1 bedoelde periodieke overzicht van de activa van een cliënt wordt niet verstrekt indien de beleggingsonderneming haar cliënten toegang biedt tot een onlinesysteem dat kan worden aangemerkt als een duurzame drager waar de cliënt zich gemakkelijk toegang kan verschaffen tot actuele overzichten van zijn financiële instrumenten of fondsen, en indien de onderneming kan bewijzen dat de cliënt zich tijdens het desbetreffende kwartaal ten minste eenmaal toegang tot een dergelijk overzicht heeft verschaft.

3.  
Beleggingsondernemingen die voor een cliënt financiële instrumenten of gelden aanhouden en vermogensbeheerdiensten verrichten, mogen het in lid 1 bedoelde overzicht van de activa van een cliënt opnemen in het periodieke overzicht dat zij op grond van artikel 60, lid 1, aan deze cliënt verstrekken.



AFDELING 5

Optimale uitvoering

Artikel 64

Criteria voor een optimale uitvoering

(artikel 27, lid 1, en artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Bij de uitvoering van orders van cliënten nemen beleggingsondernemingen de volgende criteria ter bepaling van het relatieve gewicht van de in artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU genoemde factoren in aanmerking:

a) 

de kenmerken van de cliënt, waaronder diens indeling in de categorie niet-professionele dan wel professionele cliënten;

b) 

de kenmerken van de order van de cliënt, inclusief of de order een effectenfinancieringstransactie (SFT, securities financing transaction) behelst;

c) 

de kenmerken van de financiële instrumenten die het voorwerp zijn van deze order;

d) 

de kenmerken van de plaatsen van uitvoering waar deze order kan worden geplaatst.

Voor de toepassing van dit artikel en van de artikelen 65 en 66 wordt onder „plaats van uitvoering” het volgende verstaan: een gereglementeerde markt, een MTF, een OTF, een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, een marketmaker of andere liquiditeitsverschaffer of een entiteit die in een derde land een soortgelijke taak verricht als die van een van de voornoemde partijen.

2.  
Een beleggingsonderneming voldoet aan haar verplichting uit hoofde van artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU om alle toereikende maatregelen te nemen om het best mogelijke resultaat voor een cliënt te behalen als zij een order of een specifiek aspect van de order uitvoert volgens de specifieke instructies die de cliënt voor de order of het specifieke aspect van de order heeft gegeven.
3.  
Beleggingsondernemingen structureren hun provisies niet zodanig of brengen deze niet zodanig in rekening dat de verschillende plaatsen van uitvoering ongelijk worden behandeld.
4.  
Bij de uitvoering van orders of het nemen van beslissingen om in otc-producten, met inbegrip van producten op maat, te handelen, controleert de beleggingsonderneming of de aan de cliënt voorgestelde prijs correct is door de bij de schatting van de prijs van een dergelijk product gebruikte marktgegevens te verzamelen en, indien mogelijk, door een vergelijking met soortgelijke of vergelijkbare producten te maken.

Artikel 65

Verplichting van beleggingsondernemingen die vermogen beheren en orders ontvangen en doorgeven, om zich in te zetten voor de belangen van de cliënt

(artikel 24, leden 1 en 4, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Bij de verrichting van vermogensbeheerdiensten voldoen beleggingsondernemingen aan de verplichting uit hoofde van artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU om zich voor de belangen van hun cliënten in te zetten wanneer zij bij andere entiteiten orders ter uitvoering plaatsen die voortvloeien uit beslissingen van de beleggingsonderneming om namens haar cliënt in financiële instrumenten te handelen.
2.  
Bij de verrichting van de dienst van het ontvangen en doorgeven van orders voldoen beleggingsondernemingen aan de verplichting uit hoofde van artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU om zich voor de belangen van hun cliënten in te zetten wanneer zij orders van cliënten ter uitvoering aan andere entiteiten doorgeven.
3.  
Om zich naar lid 1 of lid 2 te voegen, voldoen beleggingsondernemingen aan de leden 4 tot en met 7 van dit artikel en aan artikel 64, lid 4.
4.  
Beleggingsondernemingen nemen alle toereikende maatregelen om het best mogelijke resultaat voor hun cliënten te behalen, en houden daarbij rekening met de in artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU genoemde factoren. Het relatieve gewicht van die factoren wordt bepaald aan de hand van de criteria van artikel 64, lid 1, en, voor niet-professionele cliënten, aan de hand van het vereiste uit hoofde van artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU.

Een beleggingsonderneming voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van lid 1 of 2 en hoeft de in dit lid genoemde maatregelen niet te nemen indien zij bij de plaatsing van een order bij of het doorgeven van een order aan een andere entiteit ter uitvoering ervan, specifieke instructies van haar cliënt volgt.

5.  
Beleggingsondernemingen stellen een beleid vast dat hen in staat stelt aan de verplichting van lid 4 te voldoen en implementeren dit beleid. In het beleid worden voor alle categorieën van instrumenten de entiteiten genoemd waarbij de orders worden geplaatst of waaraan de beleggingsonderneming orders ter uitvoering doorgeeft. De genoemde entiteiten beschikken over orderuitvoeringsregelingen die de beleggingsonderneming in staat stellen aan haar verplichtingen uit hoofde van dit artikel te voldoen wanneer zij orders ter uitvoering plaatst bij of doorgeeft aan de betrokken entiteit.
6.  
Beleggingsondernemingen verstrekken hun cliënten informatie over het overeenkomstig lid 5 en artikel 66, leden 2 tot en met 9, vastgestelde beleid. Beleggingsondernemingen verstrekken cliënten passende informatie over de onderneming en haar diensten en over de voor de uitvoering van de orders gekozen entiteiten. Met name wanneer de beleggingsonderneming andere ondernemingen selecteert om diensten op het gebied van de uitvoering van orders te verrichten, gaat zij voor elke categorie van financiële instrumenten jaarlijks over tot de opstelling en openbaarmaking van een overzicht van de vijf belangrijkste beleggingsondernemingen in termen van handelsvolume waaraan zij in het voorafgaande jaar orders van cliënten ter uitvoering heeft doorgegeven of waarbij zij in het voorafgaande jaar orders van cliënten ter uitvoering heeft geplaatst, alsook van informatie over de ervaren kwaliteit van de uitvoering van de orders. De informatie is consistent met de informatie die is gepubliceerd in overeenstemming met de technische normen die op grond van artikel 27, lid 10, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU zijn ontwikkeld.

Op redelijk verzoek van een cliënt verstrekken beleggingsondernemingen hun cliënten of potentiële cliënten informatie over entiteiten waaraan de orders zijn doorgegeven of waarbij de orders zijn geplaatst ter uitvoering ervan.

7.  
Beleggingsondernemingen monitoren periodiek de effectiviteit van het overeenkomstig lid 5 vastgestelde beleid, en met name de uitvoeringskwaliteit van de in dit beleid genoemde entiteiten, en verhelpen eventuele tekortkomingen.

Het beleid en de regelingen worden ten minste jaarlijks door beleggingsondernemingen geëvalueerd. Een dergelijke evaluatie wordt ook verricht telkens als er zich een wezenlijke verandering voordoet in de mogelijkheden van de onderneming om steeds het best mogelijke resultaat voor haar cliënten te behalen.

Beleggingsondernemingen gaan na of er zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan en overwegen wijzigingen aan te brengen in de plaatsen van uitvoering of entiteiten waarop zij een aanzienlijk beroep doen om aan het algemene vereiste inzake optimale uitvoering te voldoen.

Een wezenlijke verandering is een significante gebeurtenis die van invloed kan zijn op parameters van optimale uitvoering, zoals de kosten, de prijs, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang en de aard van de order, alsook op alle andere voor de uitvoering van de order relevante aspecten.

8.  
Dit artikel is niet van toepassing wanneer de beleggingsonderneming die vermogen beheert of orders ontvangt en doorgeeft, ook de ontvangen orders of de beslissingen om namens haar cliënt handelstransacties te verrichten met betrekking tot het vermogen van deze cliënt, uitvoert. In die gevallen is artikel 27 van Richtlijn 2014/65/EU van toepassing.

Artikel 66

Uitvoeringsbeleid

(artikel 27, leden 5 en 7, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen onderwerpen het overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU vastgestelde uitvoeringsbeleid en hun orderuitvoeringsregelingen ten minste jaarlijks aan een evaluatie.

Een dergelijke evaluatie wordt ook verricht telkens als er zich een wezenlijke verandering als omschreven in artikel 65, lid 7, voordoet in de mogelijkheden van de onderneming om steeds het best mogelijke resultaat te behalen bij de uitvoering van orders van haar cliënten op de plaatsen van uitvoering die in haar uitvoeringsbeleid zijn opgenomen. Een beleggingsonderneming gaat na of er zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan en overweegt wijzigingen aan te brengen in het relatieve gewicht van de factoren voor een optimale uitvoering om aan het algemene vereiste inzake optimale uitvoering te voldoen.

2.  
De informatie over het uitvoeringsbeleid is toegesneden op de categorie van financiële instrumenten en het type dienst die wordt verricht en omvat de in de leden 3 tot en met 9 beschreven informatie.
3.  

Beleggingsondernemingen verstrekken cliënten geruime tijd voor de verrichting van de dienst de volgende gegevens over hun uitvoeringsbeleid:

a) 

een uitleg over het relatieve gewicht dat de beleggingsonderneming overeenkomstig de criteria van artikel 59, lid 1, toekent aan de in artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU genoemde factoren, of over de wijze waarop de onderneming het relatieve gewicht van deze factoren bepaalt;

b) 

een overzicht van de plaatsen van uitvoering waarop de onderneming een aanzienlijk beroep doet om haar verplichting na te komen om alle redelijke maatregelen te nemen teneinde bij de uitvoering van orders van cliënten steeds het best mogelijke resultaat te behalen, waarbij wordt vermeld van welke plaatsen van uitvoering voor elke categorie van financiële instrumenten, voor orders van niet-professionele cliënten, voor orders van professionele cliënten en voor SFT's wordt gebruikgemaakt;

c) 

een lijst van factoren op basis waarvan een plaats van uitvoering wordt geselecteerd, waaronder kwalitatieve factoren zoals clearingregelingen, handelsonderbrekers, geplande acties of enigerlei ander relevant aspect, en het relatieve gewicht van elke factor. De informatie over de factoren op basis waarvan een plaats van uitvoering voor de uitvoering van orders wordt geselecteerd, is consistent met de controles waarvan de onderneming bij de evaluatie van de deugdelijkheid van haar beleid en regelingen gebruikmaakt om aan cliënten aan te tonen dat steeds het best mogelijke resultaat bij de uitvoering is behaald;

d) 

hoe de factoren voor de uitvoering, zoals de kosten, de prijs, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering, en alle andere relevante factoren in aanmerking worden genomen als onderdeel van alle toereikende maatregelen om het best mogelijke resultaat voor de cliënt te behalen;

e) 

indien van toepassing, informatie dat de onderneming orders buiten een handelsplatform uitvoert, de gevolgen daarvan, zoals het uit de uitvoering buiten een handelsplatform voortvloeiende tegenpartijrisico, en, op verzoek van de cliënt, aanvullende informatie over de gevolgen van deze wijze van uitvoering;

f) 

een duidelijke waarschuwing dat specifieke instructies van een cliënt de onderneming kunnen beletten de door haar vastgestelde en in haar uitvoeringsbeleid opgenomen maatregelen te nemen om bij de uitvoering van de desbetreffende orders het best mogelijke resultaat te behalen voor de elementen waarvoor deze instructies gelden;

g) 

een samenvatting van de procedure voor de selectie van de plaatsen van uitvoering, van de gevolgde uitvoeringsstrategieën, van de procedures en het proces die worden gehanteerd om de kwaliteit van de uitvoering te analyseren, en van de wijze waarop ondernemingen monitoren en verifiëren dat het best mogelijke resultaat voor hun cliënten is behaald.

Deze informatie wordt verstrekt op een duurzame drager of via een website (ingeval deze geen duurzame drager is), mits aan de in artikel 3, lid 2, genoemde voorwaarden wordt voldaan.

4.  
Ingeval beleggingsondernemingen verschillende vergoedingen toepassen naar gelang van de plaats van uitvoering, legt de onderneming deze verschillen voldoende gedetailleerd uit opdat de cliënt de voor- en nadelen van de keuze van een bepaalde plaats van uitvoering kan begrijpen.
5.  
Wanneer beleggingsondernemingen cliënten vragen een plaats van uitvoering te kiezen, wordt correcte, duidelijke en niet-misleidende informatie verstrekt om te voorkomen dat de cliënt louter op basis van het door de onderneming gevoerde prijsbeleid de ene plaats van uitvoering boven de andere verkiest.
6.  
Beleggingsondernemingen accepteren alleen betalingen van derden die aan artikel 24, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU voldoen en brengen cliënten op de hoogte van de inducements die de onderneming eventueel van de plaatsen van uitvoering ontvangt. In de informatie wordt gespecificeerd welke vergoedingen de beleggingsonderneming aan alle bij de transactie betrokken tegenpartijen in rekening brengt; ingeval de vergoedingen variëren naar gelang van de cliënt, wordt in de informatie de maximumvergoeding of het scala aan eventueel te betalen vergoedingen vermeld.
7.  
Ingeval een beleggingsonderneming aan meer dan één deelnemer aan een transactie een vergoeding in rekening brengt, brengt de onderneming haar cliënten in overeenstemming met artikel 24, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan op de hoogte van de waarde van alle geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen die de onderneming heeft ontvangen.
8.  
Ingeval een cliënt tot een beleggingsonderneming redelijke en evenredige verzoeken richt om informatie over haar gedragslijnen of regelingen en over de wijze waarop deze worden getoetst, geeft de beleggingsonderneming binnen een redelijke termijn een duidelijk antwoord.
9.  
Ingeval een beleggingsonderneming orders voor niet-professionele cliënten uitvoert, verstrekt zij die cliënten een samenvatting van het desbetreffende beleid, waarin het accent wordt gelegd op de totale kosten die zij maken. De samenvatting bevat ook een link naar de overeenkomstig artikel 27, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU gepubliceerde meest recente gegevens over de kwaliteit van uitvoering voor elke plaats van uitvoering die de beleggingsonderneming in haar uitvoeringsbeleid heeft vermeld.



AFDELING 6

Verwerking van orders van cliënten

Artikel 67

Algemene beginselen

(artikel 28, lid 1, en artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Bij de uitvoering van orders van cliënten voldoen beleggingsondernemingen aan de volgende voorwaarden:

a) 

zij zorgen ervoor dat orders die in naam van cliënten worden uitgevoerd, onmiddellijk en op correcte wijze worden geregistreerd en toegewezen;

b) 

zij voeren overigens vergelijkbare orders van cliënten in volgorde van ontvangst en onmiddellijk uit, tenzij de aard van de order of de heersende marktomstandigheden dit onmogelijk maken of in het belang van de cliënt anders moet worden gehandeld;

c) 

zij brengen een niet-professionele cliënt op de hoogte van elk wezenlijk probleem dat een correcte uitvoering van een order ernstig belemmert, zodra zij daar kennis van nemen.

2.  
Wanneer een beleggingsonderneming verantwoordelijk is voor het toezicht op of de regeling van de afwikkeling van een uitgevoerde order, neemt zij alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat alle financiële instrumenten of gelden van een cliënt die bij de afwikkeling van deze uitgevoerde order worden ontvangen, onmiddellijk op correcte wijze op de rekening van de juiste cliënt worden bijgeschreven.
3.  
Een beleggingsonderneming maakt geen misbruik van informatie over lopende orders van cliënten en neemt alle redelijke maatregelen om misbruik van dergelijke informatie door haar relevante personen te voorkomen.

Artikel 68

Samenvoeging en toewijzing van orders

(artikel 28, lid 1, en artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Beleggingsondernemingen voeren een order van een cliënt of een transactie voor eigen rekening niet samen met een andere order van een cliënt uit, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

het is onwaarschijnlijk dat de samenvoeging van de orders en transacties al met al nadelig uitpakt voor een cliënt van wie een order wordt samengevoegd;

b) 

een cliënt van wie een order wordt samengevoegd, wordt ervan op de hoogte gebracht dat samenvoeging bij een bepaalde order voor hem nadelig kan uitpakken;

c) 

er wordt een ordertoewijzingsbeleid vastgesteld en geïmplementeerd dat voorziet in een billijke toewijzing van samengevoegde orders en transacties en dat onder meer aangeeft hoe het volume en de prijs van orders bepalend zijn voor de toewijzingen en de behandeling van gedeeltelijke uitvoeringen.

2.  
Wanneer een beleggingsonderneming een order samenvoegt met een of meer andere orders van cliënten en de samengevoegde order slechts ten dele wordt uitgevoerd, wijst zij de desbetreffende handelstransacties toe overeenkomstig haar ordertoewijzingsbeleid ter zake.

Artikel 69

Samenvoeging en toewijzing van transacties voor eigen rekening

(artikel 28, lid 1, en artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Beleggingsondernemingen die transacties voor eigen rekening hebben samengevoegd met een of meer orders van cliënten, wijzen de desbetreffende handelstransacties niet toe op een voor de cliënt nadelige wijze.
2.  
Wanneer een beleggingsonderneming een order van een cliënt samenvoegt met een transactie voor eigen rekening en de samengevoegde order slechts ten dele wordt uitgevoerd, geeft zij de cliënt bij de toewijzing van de desbetreffende handelstransacties voorrang op de onderneming.

Ingeval een beleggingsonderneming aannemelijk kan maken dat zij de order niet op dezelfde gunstige voorwaarden of zelfs helemaal niet had kunnen uitvoeren als deze niet was samengevoegd, mag zij de transactie voor eigen rekening naar evenredigheid toewijzen overeenkomstig haar orderbeleid als bedoeld in artikel 68, lid 1, onder c).

3.  
In het kader van het ordertoewijzingsbeleid als bedoeld in artikel 68, lid 1, onder c), zorgen beleggingsondernemingen voor procedures die voorkomen dat transacties voor eigen rekening die samen met orders van cliënten worden uitgevoerd, op een voor de cliënt nadelige wijze opnieuw worden toegewezen.

Artikel 70

Onmiddellijke, billijke en spoedige uitvoering van orders van cliënten en openbaarmaking van niet-uitgevoerde limietorders van cliënten voor op een handelsplatform verhandelde aandelen

(artikel 28 van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Een limietorder van een cliënt inzake tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten of op een handelsplatform verhandelde aandelen die onder de heersende marktomstandigheden niet onmiddellijk wordt uitgevoerd, zoals bedoeld in artikel 28, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU, wordt geacht te zijn openbaargemaakt wanneer de beleggingsonderneming de order ter uitvoering bij een gereglementeerde markt of een MTF heeft geplaatst, dan wel wanneer de order door een in een lidstaat gevestigde aanbieder van datarapporteringsdiensten is gepubliceerd en gemakkelijk kan worden uitgevoerd zodra de marktomstandigheden zulks mogelijk maken.
2.  
De rangorde van gereglementeerde markten en MTF's wordt bepaald volgens het uitvoeringsbeleid van de onderneming om uitvoering te garanderen zodra de marktomstandigheden zulks mogelijk maken.



AFDELING 7

In aanmerking komende tegenpartijen

Artikel 71

In aanmerking komende tegenpartijen

(artikel 30 van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Naast de categorieën in aanmerking komende tegenpartijen die uitdrukkelijk in artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU zijn vermeld, kunnen lidstaten overeenkomstig artikel 30, lid 3, van genoemde richtlijn ook ondernemingen die behoren tot een categorie cliënten die overeenkomstig deel I, punten 1, 2 en 3, van bijlage II bij genoemde richtlijn als professionele cliënten moeten worden aangemerkt, als in aanmerking komende tegenpartij erkennen.
2.  
Wanneer een in aanmerking komende tegenpartij op grond van artikel 30, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU verzoekt te worden behandeld als een cliënt wiens zakelijke betrekkingen met een beleggingsonderneming aan de artikelen 24, 25, 27 en 28 van genoemde richtlijn onderworpen zijn, wordt het verzoek schriftelijk ingediend en is daarin aangegeven of de behandeling als niet-professionele of professionele cliënt betrekking heeft op een of meer beleggingsdiensten of transacties, dan wel op een of meer soorten transacties of producten.
3.  
Wanneer een in aanmerking komende tegenpartij verzoekt te worden behandeld als een cliënt wiens zakelijke betrekkingen met een beleggingsonderneming aan de artikelen 24, 25, 27 en 28 van Richtlijn 2014/65/EU onderworpen zijn, maar niet uitdrukkelijk verzoekt om als een niet-professionele cliënt te worden behandeld, behandelt de onderneming deze in aanmerking komende tegenpartij als een professionele cliënt.
4.  
Wanneer de in aanmerking komende tegenpartij uitdrukkelijk verzoekt om als een niet-professionele cliënt te worden behandeld, behandelt de beleggingsonderneming de in aanmerking komende tegenpartij als een niet-professionele cliënt en past zij de in deel I, tweede, derde en vierde alinea, van bijlage II bij Richtlijn 2014/65/EU vervatte voorschriften voor verzoeken om niet-professionele behandeling toe.
5.  

Wanneer een cliënt overeenkomstig artikel 30, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU verzoekt om als een in aanmerking komende tegenpartij te worden behandeld, wordt de volgende procedure gevolgd:

a) 

de beleggingsonderneming verstrekt de cliënt een duidelijke, schriftelijke waarschuwing van de gevolgen van een dergelijk verzoek voor de cliënt, met vermelding van de bescherming die hij kan verliezen;

b) 

de cliënt bevestigt schriftelijk zijn verzoek om hetzij in het algemeen, hetzij met betrekking tot een of meer beleggingsdiensten of een transactie, dan wel een type transactie of product als in aanmerking komende tegenpartij te worden behandeld en dat hij zich bewust is van de gevolgen van de bescherming die hij als gevolg van het verzoek kan verliezen.



AFDELING 8

Bijhouden van gegevens

Artikel 72

Bewaren van gegevens

(artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

De gegevens worden bewaard op een drager waarop informatie op zodanige wijze kan worden opgeslagen dat de bevoegde autoriteit deze later kan raadplegen, en tevens in zodanige vorm en op zodanige wijze dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

de bevoegde autoriteit kan vlot toegang krijgen tot de gegevens en kan elk belangrijk stadium van de verwerking van elke transactie reconstrueren;

b) 

alle correcties of andere wijzigingen, alsmede de inhoud van de gegevens voordat dergelijke correcties of andere wijzigingen zijn aangebracht, kunnen gemakkelijk worden achterhaald;

c) 

het is niet mogelijk de gegevens anderszins te manipuleren of te wijzigen;

d) 

IT-exploitatie of enigerlei andere vorm van efficiënte exploitatie is mogelijk wanneer de gegevens niet gemakkelijk kunnen worden geanalyseerd wegens de omvang en de aard ervan, en

e) 

de regelingen van de onderneming voldoen aan de vereisten inzake het bijhouden van gegevens, ongeacht de gebruikte technologie.

2.  
Beleggingsondernemingen houden ten minste de in bijlage I bij deze verordening genoemde gegevens bij naar gelang van de aard van hun activiteiten.

De lijst van gegevens in bijlage I bij deze verordening laat alle overige uit andere wetgeving voortvloeiende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens onverlet.

3.  
Beleggingsondernemingen houden ook de schriftelijke gegevens over alle gedragslijnen en procedures bij waarover zij uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU, Verordening (EU) nr. 600/2014, Richtlijn 2014/57/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 en de respectieve uitvoeringsmaatregelen daarvan moeten beschikken.

De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat beleggingsondernemingen aanvullende gegevens bijhouden naast die genoemd in de lijst in bijlage I bij deze verordening.

Artikel 73

Bijhouden van gegevens over de rechten en plichten van de beleggingsonderneming en de cliënt

(artikel 25, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)

De gegevens over de rechten en plichten van de beleggingsonderneming en de cliënt in het kader van een dienstverleningscontract of over de voorwaarden waaronder de onderneming voor de cliënt diensten verricht, worden voor ten minste de duur van de relatie met de cliënt bewaard.

Artikel 74

Bijhouden van gegevens over orders van cliënten en handelsbeslissingen

(artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)

Voor elke oorspronkelijke order die van een cliënt wordt ontvangen en voor elke oorspronkelijke handelsbeslissing die wordt genomen, gaat een beleggingsonderneming over tot de onmiddellijke registratie van de in deel 1 van bijlage IV bij deze verordening genoemde gegevens voor zover deze op de order of handelsbeslissing in kwestie van toepassing zijn; deze geregistreerde gegevens worden door haar ter beschikking van de bevoegde autoriteit gehouden.

Ingeval het bijhouden van de in deel 1 van bijlage IV bij deze verordening genoemde gegevens ook krachtens de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 is voorgeschreven, worden die gegevens op consequente wijze bijgehouden volgens dezelfde normen als die welke bij de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 zijn voorgeschreven.

Artikel 75

Bijhouden van gegevens over transacties en orderverwerking

(artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)

Onmiddellijk nadat beleggingsondernemingen een order van een cliënt hebben ontvangen of een handelsbeslissing hebben genomen, registreren zij ten minste de in deel 2 van bijlage IV genoemde gegevens, voor zover deze op de order of handelsbeslissing in kwestie van toepassing zijn, en houden zij deze gegevens ter beschikking van de bevoegde autoriteit.

Ingeval het bijhouden van de in deel 2 van bijlage IV bij deze verordening genoemde gegevens ook krachtens de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 is voorgeschreven, worden die gegevens op consequente wijze bijgehouden volgens dezelfde normen als die welke bij de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 zijn voorgeschreven.

Artikel 76

Opnemen van telefoongesprekken of elektronische communicatie

(artikel 16, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Door beleggingsondernemingen wordt in schriftelijke vorm een effectief beleid inzake het opnemen van telefoongesprekken en elektronische communicatie vastgesteld, geïmplementeerd en in stand gehouden dat evenredig is aan de omvang en organisatie van de onderneming en aan de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijf. Het beleid omvat de volgende elementen:

a) 

de identificatie van de telefoongesprekken en elektronische communicatie, met inbegrip van relevante interne telefoongesprekken en elektronische communicatie die overeenkomstig artikel 16, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU onder de vereisten betreffende het bijhouden van gegevens vallen, en

b) 

de specificatie van de te volgen procedure en te nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de onderneming artikel 16, lid 7, derde en achtste alinea, van Richtlijn 2014/65/EU in acht neemt wanneer er zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen en de onderneming niet in staat is het gesprek/de communicatie op door de onderneming ter beschikking gestelde, aanvaarde of toegestane apparatuur op te nemen. Het bewijs dat er zich dergelijke omstandigheden hebben voorgedaan, wordt bewaard en is toegankelijk voor de bevoegde autoriteiten.

2.  
Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat het leidinggevend orgaan de gedragslijnen en procedures die met het opnemen van telefoongesprekken en elektronische communicatie van de onderneming verband houden, aan een doeltreffend toezicht en een effectieve controle kan onderwerpen.
3.  
Beleggingsondernemingen zien erop toe dat de regelingen om aan de vereisten inzake het bijhouden van gegevens te voldoen, technologieneutraal zijn. Ondernemingen evalueren periodiek de effectiviteit van de gedragslijnen en procedures van de onderneming en stellen alle alternatieve of aanvullende maatregelen en procedures vast die noodzakelijk en passend zijn. Er worden ten minste alternatieve of aanvullende maatregelen vastgesteld wanneer de onderneming het gebruik van een nieuw communicatiemiddel aanvaardt of toestaat.
4.  
Beleggingsondernemingen gaan over tot het bijhouden en regelmatig actualiseren van een register van personen die in het bezit zijn van apparatuur van de onderneming of van eigen apparatuur waarvan het gebruik door de onderneming is toegestaan.
5.  
Beleggingsondernemingen lichten werknemers voor over de procedures met betrekking tot de vereisten van artikel 16, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU en leiden hen op om deze procedures toe te passen.
6.  
Met het oog op de monitoring van de inachtneming van de vereisten van artikel 16, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU inzake het opnemen van gesprekken/communicatie en het bijhouden van gegevens controleren beleggingsondernemingen periodiek de gegevens over transacties en orders die onder deze vereisten vallen, met inbegrip van gesprekken ter zake. Deze controle is risicogebaseerd en evenredig.
7.  
Op verzoek demonstreren beleggingsondernemingen de gedragslijnen en procedures voor en het managementtoezicht op de regels voor het opnemen van gesprekken/communicatie aan de bevoegde autoriteit.
8.  

Voordat beleggingsondernemingen beleggingsdiensten en met het ontvangen, doorgeven en uitvoeren van orders verband houdende activiteiten voor nieuwe en bestaande cliënten verrichten, brengen zij de cliënt op de hoogte van het feit:

a) 

dat de gesprekken en communicatie worden opgenomen, en

b) 

dat een kopie van de opname van deze gesprekken en communicatie met de cliënt gedurende een periode van vijf jaar en, indien de bevoegde autoriteit daarom verzoekt, gedurende een periode van maximaal zeven jaar op verzoek beschikbaar zijn.

De in de eerste alinea bedoelde informatie wordt in dezelfde ta(a)l(en) gepresenteerd als de taal die bij de verrichting van beleggingsdiensten voor cliënten wordt gebruikt.

9.  

Beleggingsondernemingen nemen op een duurzame drager alle dienstige informatie over relevante rechtstreekse gesprekken met cliënten op. Deze opgenomen informatie behelst ten minste het volgende:

a) 

datum en tijdstip van de vergaderingen;

b) 

plaats van de vergaderingen;

c) 

identiteit van de deelnemers;

d) 

initiatiefnemer van de vergaderingen, en

e) 

relevante informatie over de order van de cliënt, zoals onder meer de prijs, de omvang of het type van de order en wanneer deze zal worden doorgegeven of uitgevoerd.

10.  
De opnamen worden opgeslagen op een duurzame drager die het mogelijk maakt deze opnieuw af te spelen of te kopiëren, en worden tevens bewaard in een vorm die het niet mogelijk maakt de originele opname te wijzigen of te wissen.

De opnamen worden op zodanige wijze op een drager opgeslagen dat zij op verzoek vlot toegankelijk en beschikbaar zijn voor cliënten.

Ondernemingen waarborgen de kwaliteit, correctheid en volledigheid van de opnamen van alle telefoongesprekken en elektronische communicatie.

11.  
De termijn gedurende welke een opname moet worden bewaard, vangt aan op de datum waarop de opname wordt gemaakt.



AFDELING 9

Mkb-groeimarkten

Artikel 77

Kwalificatie als mkb-onderneming

(artikel 4, lid 1, punt 13, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Een emittent wiens aandelen minder dan drie jaar tot de handel zijn toegelaten, wordt voor de toepassing van artikel 33, lid 3, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU als een mkb-onderneming aangemerkt wanneer hij een marktkapitalisatie van minder dan 200 miljoen EUR heeft op basis van:

a) 

de slotaandelenkoers op de eerste handelsdag indien zijn aandelen minder dan een jaar tot de handel zijn toegelaten, of

b) 

de laatste slotaandelenkoers van het eerste handelsjaar indien zijn aandelen meer dan een jaar maar minder dan twee jaar tot de handel zijn toegelaten, of

c) 

het gemiddelde van de laatste slotaandelenkoersen van elk van de eerste twee handelsjaren indien zijn aandelen meer dan twee jaar maar minder dan drie jaar tot de handel zijn toegelaten.

▼M2

2.  
Een emittent waarvan geen eigenvermogensinstrumenten worden verhandeld op een handelsplatform wordt geacht een mkb te zijn voor de toepassing van artikel 4, lid 1, punt 13, van Richtlijn 2014/65/EU als de nominale waarde van zijn vreemdvermogensemissies over het voorgaande kalenderjaar op alle handelsplatforms in de hele Unie niet meer bedraagt dan 50 miljoen EUR.

▼B

Artikel 78

Registratie als mkb-groeimarkt

(artikel 33, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Bij het bepalen of ten minste 50 % van de emittenten wier financiële instrumenten tot de handel op een MTF zijn toegelaten, mkb-ondernemingen zijn met het oog op de registratie van de MTF als mkb-groeimarkt in overeenstemming met artikel 33, lid 3, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU, berekent de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de exploitant van een MTF de gemiddelde ratio tussen het aantal mkb-ondernemingen en het totale aantal emittenten wier financiële instrumenten op de handel tot die markt zijn toegelaten. De gemiddelde ratio wordt berekend op 31 december van het voorgaande kalenderjaar als het gemiddelde van de twaalf ratio's aan het einde van elke maand van dat kalenderjaar.

Onverminderd de andere registratievoorwaarden die in artikel 33, lid 3, onder b) tot en met g), van Richtlijn 2014/65/EU zijn vastgelegd, registreert de bevoegde autoriteit een aanvrager die in het verleden nog geen exploitatieactiviteiten heeft uitgeoefend als een mkb-groeimarkt en verifieert zij na het verstrijken van drie kalenderjaren of het overeenkomstig de eerste alinea bepaalde minimumpercentage mkb-ondernemingen in acht wordt genomen.

2.  

Wat de criteria van artikel 33, lid 3, onder b), c), d) en f), van Richtlijn 2014/65/EU betreft, registreert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de exploitant van een MTF de MTF niet als een mkb-groeimarkt tenzij zij ervan overtuigd is dat de MTF:

a) 

regels heeft vastgesteld en toepast die voorzien in objectieve en transparante criteria voor de initiële en doorlopende toelating tot de handel op haar platform van financiële instrumenten van emittenten;

b) 

een exploitatiemodel heeft dat geschikt is voor de uitvoering van haar taken en een billijke en ordelijke handel verzekert in de financiële instrumenten die tot de handel op haar platform zijn toegelaten;

c) 

regels heeft vastgesteld en toepast die voorschrijven dat een emittent die om toelating tot de handel op de MTF van zijn financiële instrumenten verzoekt, in gevallen waarin Richtlijn 2003/71/EG niet van toepassing is een passend toelatingsdocument moet publiceren dat onder de verantwoordelijkheid van de emittent is opgesteld en waarin duidelijk wordt aangegeven of het al dan niet is goedgekeurd of getoetst en door wie;

d) 

regels heeft vastgesteld en toepast die de minimuminhoud van het onder c) bedoelde toelatingsdocument op zodanige wijze definiëren dat aan beleggers voldoende informatie is verstrekt opdat zij zich met kennis van zaken een oordeel kunnen vormen over de financiële positie en vooruitzichten van de emittent, alsook over de rechten die aan zijn effecten verbonden zijn;

e) 

de emittent verplicht in het onder c) bedoelde toelatingsdocument te verklaren of zijn werkkapitaal naar zijn mening al dan niet toereikend is voor zijn huidige verplichtingen en, indien dat niet het geval is, hoe hij voor het benodigde aanvullende werkkapitaal denkt te zullen zorgen;

f) 

regelingen heeft getroffen opdat de volledigheid, consistentie en begrijpelijkheid van het onder c) bedoelde toelatingsdocument op passende wijze wordt getoetst;

g) 

van de emittenten wier effecten op zijn platform worden verhandeld, verlangt dat zij uiterlijk zes maanden na het einde van elk boekjaar jaarlijkse financiële verslagen en uiterlijk vier maanden na het einde van de eerste zes maanden van elk boekjaar halfjaarlijkse financiële verslagen publiceren;

h) 

de verspreiding onder het publiek verzekert van overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG opgestelde prospectussen, van onder c) bedoelde toelatingsdocumenten, van onder g) bedoelde financiële verslagen en van de in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014 beschreven gegevens die openbaar worden gemaakt door emittenten wier effecten op haar platform worden verhandeld, dan wel daartoe een directe link verstrekt naar de pagina van de website van de emittenten waarop deze documenten, verslagen en gegevens worden gepubliceerd;

i) 

erop toeziet dat de onder h) bedoelde wettelijk verplichte informatie en directe links gedurende een periode van ten minste vijf jaar op haar website beschikbaar blijven;

▼M2

j) 

emittenten die de eerste toelating van hun aandelen tot de handel op zijn handelsplatform aanvragen, verplicht een of als een absolute waarde of als een percentage van het totale uitgegeven aandelenkapitaal uitgedrukt minimumbedrag van hun beschikbare uitgegeven aandelen voor handel op de MTF te bestemmen, overeenkomstig een door de exploitant van de MTF vast te stellen drempel.

De exploitant van een MTF kan emittenten waarvan geen eigenvermogensinstrumenten op de MTF worden verhandeld, vrijstellen van het vereiste om halfjaarlijkse financiële verslagen te publiceren waarvan sprake in punt g) van de eerste alinea van dit lid. Indien de exploitant van een MTF de optie ingevolge de eerste zin van deze alinea uitoefent, vereist de bevoegde autoriteit voor de toepassing van punt g) van de eerste alinea niet dat emittenten waarvan geen eigenvermogensinstrumenten op de MTF worden verhandeld, halfjaarlijkse financiële verslagen publiceren.

▼B

Artikel 79

Doorhaling van de registratie als mkb-groeimarkt

(artikel 33, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Wat het percentage mkb-ondernemingen betreft, wordt de registratie van een mkb-groeimarkt, onverminderd de andere voorwaarden die in artikel 33, lid 3, onder b) tot en met g), van Richtlijn 2014/65/EU en in artikel 78, lid 2, van deze verordening zijn vastgelegd, pas door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst doorgehaald als het overeenkomstig alinea 78, lid 1, eerste alinea, van deze verordening berekende percentage mkb-ondernemingen gedurende drie kalenderjaren op rij minder dan 50 % bedraagt.
2.  
Wat de in artikel 33, lid 3, onder b) tot en met g), van Richtlijn 2014/65/EU en in artikel 78, lid 2, van deze verordening vastgelegde voorwaarden betreft, wordt de registratie van de exploitant van een mkb-groeimarkt door de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst doorgehaald als niet langer aan deze voorwaarden is voldaan.



HOOFDSTUK IV

EXPLOITATIEVERPLICHTINGEN VAN HANDELSPLATFORMEN

Artikel 80

Omstandigheden waaronder de belangen van de beleggers en het ordelijk functioneren van de markt aanzienlijk worden geschaad

(artikel 32, leden 1 en 2, en artikel 52, leden 1 en 2, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Voor de toepassing van artikel 32, leden 1 en 2, en artikel 52, leden 1 en 2, van Richtlijn 2014/65/EU wordt een opschorting van de handel in een financieel instrument of de uitsluiting van een financieel instrument van de handel geacht de belangen van de beleggers of het ordelijk functioneren van de markt aanzienlijk te schaden onder ten minste de volgende omstandigheden:

a) 

ingeval een systeemrisico zou worden veroorzaakt dat de financiële stabiliteit ondermijnt, zoals wanneer het noodzakelijk is een dominante marktpositie af te wikkelen, of ingeval een significant volume afwikkelingsverplichtingen niet zou worden nagekomen;

b) 

ingeval de voortzetting van de handel op de markt noodzakelijk is om kritieke posttransactionele risicomanagementfuncties te vervullen wanneer in het kader van wanbetalingsprocedures van een centrale tegenpartij (CTP) financiële instrumenten te gelde moeten worden gemaakt wegens het in gebreke blijven van een clearinglid, en een CTP aan onaanvaardbare risico's zou zijn blootgesteld omdat het onmogelijk is margevereisten te berekenen;

c) 

ingeval de financiële levensvatbaarheid van de emittent in het gedrang zou komen, bijvoorbeeld indien deze bij een ondernemingsrechtelijke transactie of kapitaalverhoging betrokken is.

2.  

Bij het uitmaken of een opschorting of uitsluiting de belangen van de beleggers of het ordelijk functioneren van de markt in een bepaald geval naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijk zal schaden, neemt de nationale bevoegde autoriteit, een marktexploitant die een gereglementeerde markt exploiteert of een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een MTF of een OTF exploiteert, alle relevante factoren in aanmerking, waaronder:

a) 

het belang van de markt in termen van liquiditeit indien de gevolgen van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid significanter zullen zijn wanneer die markten belangrijker zijn in termen van liquiditeit dan andere markten;

b) 

de aard van de voorgenomen maatregel indien maatregelen met een langdurig of blijvend effect op het vermogen van beleggers om een financieel instrument op handelsplatformen te verhandelen, zoals uitsluitingen, naar alle waarschijnlijkheid grotere gevolgen voor beleggers zullen hebben dan andere maatregelen;

c) 

de domino-effecten van een opschorting of uitsluiting van voldoende gerelateerde derivaten, indexen of benchmarks waarvoor het uitgesloten of opgeschorte instrument als onderliggende waarde of onderdeel dienst doet;

d) 

de gevolgen van een opschorting voor de belangen van eindgebruikers van markten die geen financiële tegenpartijen zijn, zoals entiteiten die in financiële instrumenten handelen om commerciële risico's af te dekken.

3.  
De in lid 2 beschreven factoren worden ook in aanmerking genomen wanneer een nationale bevoegde autoriteit, een marktexploitant die een gereglementeerde markt exploiteert of een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een MTF of een OTF exploiteert, besluit de handel in een financieel instrument niet op te schorten of een financieel instrument niet van de handel uit te sluiten onder omstandigheden die niet door de lijst van lid 1 worden bestreken.

Artikel 81

Omstandigheden waaronder mag worden aangenomen dat er sprake is van ernstige inbreuken op de regels van een handelsplatform, van handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren of van systeemverstoringen in verband met een financieel instrument

(artikel 31, lid 2, en artikel 54, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Bij het beoordelen of is voldaan aan het vereiste om hun bevoegde autoriteiten onmiddellijk in kennis te stellen van ernstige inbreuken op de regels van hun handelsplatform, van handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren of van systeemverstoringen in verband met een financieel instrument, houden exploitanten van handelsplatformen rekening met de signalen die in deel A van bijlage III bij deze verordening worden genoemd.
2.  
Kennisgeving is enkel vereist in gevallen waarin sprake is van significante gebeurtenissen die de rol en de werking van handelsplatformen als onderdeel van de infrastructuur van de financiële markten kunnen ondermijnen.

Artikel 82

Omstandigheden waaronder mag worden aangenomen dat er sprake is van gedragingen die kunnen wijzen op praktijken die verboden zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014

(artikel 31, lid 2, en artikel 54, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Bij het beoordelen of is voldaan aan het vereiste om hun bevoegde autoriteiten onmiddellijk in kennis te stellen van gedragingen die kunnen wijzen op praktijken die verboden zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014, houden exploitanten van handelsplatformen rekening met de signalen die in deel B van bijlage III bij deze verordening worden genoemd.
2.  

De exploitant van één of meer handelsplatformen waarop een financieel instrument en/of gerelateerd financieel instrument worden verhandeld, volgt een evenredige aanpak en laat zich leiden door zijn oordeel over de waargenomen signalen, met inbegrip van relevante signalen die niet uitdrukkelijk in deel B van bijlage III bij deze verordening zijn opgenomen, voordat hij de betrokken nationale bevoegde autoriteit in kennis stelt, rekening houdend met het volgende:

a) 

de afwijkingen van het gebruikelijke handelspatroon van de financiële instrumenten die op zijn handelsplatform tot de handel zijn toegelaten of worden verhandeld, en

b) 

de voor de exploitant beschikbare of toegankelijke informatie, ongeacht of deze intern in het kader van de transacties van het handelsplatform, dan wel publiekelijk beschikbaar is.

3.  
De exploitant van één of meer handelsplatformen houdt rekening met frontrunninggedrag, waarbij een marktlid of -deelnemer vóór zijn cliënt voor eigen rekening handelt, en maakt daartoe gebruik van de orderboekgegevens die het handelsplatform overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 600/2014 moet bijhouden, en met name van de gegevens betreffende de wijze waarop het lid of de deelnemer zijn handelsactiviteit uitvoert.



HOOFDSTUK V

RAPPORTAGE VAN POSITIES IN GRONDSTOFFENDERIVATEN

Artikel 83

Rapportage van posities

(artikel 58, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

Wat de in artikel 58, lid 1, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde wekelijkse rapporten betreft, is een handelsplatform verplicht om een dergelijk rapport openbaar te maken wanneer beide volgende drempels worden bereikt:

a) 

er zijn 20 houders van een openstaande positie in een bepaald contract op een gegeven handelsplatform, en

▼M3

b) 

het absolute bedrag van het bruto long- of shortvolume van de totale openstaande posities, uitgedrukt in het aantal partijen van het grondstoffenderivaat in kwestie, is gelijk aan of groter dan 10 000 partijen.

Bij emissierechten en derivaten daarvan is punt b) niet van toepassing.

▼B

2.  
De in lid 1, onder a), vastgestelde drempel is in geaggregeerde vorm op basis van alle categorieën personen van toepassing, ongeacht het aantal positiehouders dat tot een bepaalde categorie personen behoort.

▼M3

3.  
Bij contracten waarvoor er in een bepaalde categorie personen minder dan vijf positiehouders zijn, worden de geaggregeerde long- en shortposities, veranderingen daarin sinds het vorige rapport, het percentage totale openstaande posities in die categorie en het aantal positiehouders in die categorie niet gepubliceerd.

▼B

4.  
Bij contracten die voor het eerst aan de in lid 1, onder a) en b), beschreven voorwaarden voldoen, publiceren handelsplatformen het eerste wekelijkse rapport over de contracten zodra zulks praktisch haalbaar is, en in geen geval later dan drie weken na de datum waarop de drempels voor het eerst worden bereikt.
5.  
Wanneer de in lid 1, onder a) en b), beschreven voorwaarden niet langer zijn vervuld, blijven handelsplatformen nog gedurende een periode van drie maanden de wekelijkse rapporten publiceren. De verplichting tot publicatie van het wekelijkse rapport vervalt wanneer de in lid 1, onder a) en b), beschreven voorwaarden bij het verstrijken van die periode niet continu waren vervuld.



HOOFDSTUK VI

VOOR AANBIEDERS VAN DATARAPPORTERINGSDIENSTEN GELDENDE VERPLICHTINGEN INZAKE GEGEVENSVERSTREKKING

Artikel 84

Verplichting om marktgegevens tegen redelijke commerciële voorwaarden te verstrekken

(artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
Wanneer marktgegevens die de in de artikelen 6, 20 en 21 van Verordening (EU) nr. 600/2014 beschreven informatie bevatten overeenkomstig artikel 64, lid 1 en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU tegen redelijke commerciële voorwaarden voor het publiek beschikbaar worden gesteld, voldoen goedgekeurde publicatieregelingen (APA's, approved publication arrangements) en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen (consolidated tape providers) aan de verplichtingen die in de artikelen 85 tot en met 89 zijn neergelegd.
2.  
Artikel 85, artikel 86, lid 2, artikel 87, artikel 88, lid 2, en artikel 89 zijn niet van toepassing op APA's of geconsolideerde transactiemeldingsregelingen die kosteloos marktgegevens beschikbaar stellen voor het publiek.

Artikel 85

Verstrekking van marktgegevens op basis van de kosten

(artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
De prijs van de marktgegevens is gebaseerd op de kosten van de productie en verspreiding van dergelijke gegevens en mag een redelijke marge omvatten.
2.  
De kosten van de productie en verspreiding van marktgegevens mogen een passend deel van de gemeenschappelijke kosten van andere door APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen verrichte diensten omvatten.

Artikel 86

Verplichting om marktgegevens op niet-discriminerende basis te verstrekken

(artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen stellen marktgegevens tegen dezelfde prijs en onder dezelfde voorwaarden beschikbaar voor alle cliënten die volgens gepubliceerde objectieve criteria onder dezelfde categorie vallen.
2.  

Alle verschillen in de prijzen die aan de verschillende categorieën cliënten in rekening worden gebracht, zijn evenredig aan de waarde die de marktgegevens voor deze cliënten vertegenwoordigen, rekening houdend met het volgende:

a) 

de reikwijdte en schaal van de marktgegevens, met inbegrip van het aantal bestreken financiële instrumenten en het handelsvolume;

b) 

het gebruik dat de cliënt van de marktgegevens maakt: worden de gegevens bijvoorbeeld voor de eigen handelsactiviteiten van de cliënt, voor wederverkoop of voor gegevensaggregatie gebruikt.

3.  
Voor de toepassing van lid 1 beschikken APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen over aanpasbare capaciteit om te waarborgen dat cliënten te allen tijde op niet-discriminerende basis tijdig toegang tot marktgegevens kunnen verkrijgen.

Artikel 87

Per gebruiker bepaalde vergoedingen

(artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
De vergoedingen die APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen voor het gebruik van marktgegevens in rekening brengen, zijn gebaseerd op het gebruik dat individuele eindgebruikers van de marktgegevens maken („per gebruiker”). APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen hebben regelingen getroffen om te waarborgen dat aan iedere individuele gebruiker van marktgegevens slechts eenmaal een vergoeding in rekening wordt gebracht.
2.  
In afwijking van lid 1 kunnen APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen besluiten geen marktgegevens per gebruiker beschikbaar te stellen wanneer de vergoeding per gebruiker niet in verhouding staat tot de kosten van het beschikbaar stellen van de marktgegevens, gezien de reikwijdte en schaal van de marktgegevens.
3.  
APA's of geconsolideerde transactiemeldingsregelingen motiveren de weigering om marktgegevens per gebruiker beschikbaar te stellen en publiceren deze motivering op hun website.

Artikel 88

Ontbundeling en uitsplitsing van marktgegevens

(artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen stellen marktgegevens beschikbaar zonder dat zulks met andere diensten gebundeld is.
2.  
De prijzen van marktgegevens worden in rekening gebracht op basis van de mate van uitsplitsing van de marktgegevens waarin is voorzien in artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014, zoals nader gepreciseerd in de artikelen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/572 van de Commissie ( 15 ).

Artikel 89

Transparantieverplichting

(artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  
APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen maken de prijs en andere voorwaarden voor de verstrekking van marktgegevens op zodanige wijze openbaar en gemakkelijk beschikbaar voor het publiek dat deze vlot toegankelijk zijn.
2.  

De openbaar gemaakte informatie omvat onder meer het volgende:

a) 

geldende prijslijsten met de volgende informatie:

i) 

vergoedingen per displaygebruiker;

ii) 

vergoedingen voor „non-display use”;

iii) 

kortingbeleid;

iv) 

met licentievoorwaarden samenhangende vergoedingen;

v) 

vergoedingen voor pretransactionele en posttransactionele marktgegevens;

vi) 

vergoedingen voor andere subgroepen van informatie, met inbegrip van die welke overeenkomstig de technische reguleringsnormen vastgesteld overeenkomstig artikel 12, lid 2, van Verordening(EU) nr. 600/2014 zijn vereist;

vii) 

andere contractvoorwaarden;

b) 

voorafgaande mededeling van toekomstige prijswijzigingen waarbij een termijn van ten minste 90 dagen in acht wordt genomen;

c) 

informatie over de inhoud van de marktgegevens die het volgende omvat:

i) 

het aantal bestreken instrumenten;

ii) 

de totale omzet van de bestreken instrumenten;

iii) 

de ratio tussen pretransactionele en posttransactionele marktgegevens;

iv) 

informatie over alle gegevens die naast de marktgegevens worden verstrekt;

v) 

de datum waarop de licentievergoeding voor de verstrekte marktgegevens het laatst is aangepast;

d) 

de inkomsten die uit het beschikbaar stellen van marktgegevens zijn verkregen en het aandeel van die inkomsten in de totale inkomsten van de APA of geconsolideerde transactiemeldingsregeling;

e) 

informatie over de wijze waarop de prijs is vastgesteld, met vermelding van de gehanteerde kostenberekeningsmethoden, en informatie over de specifieke beginselen op grond waarvan directe en variabele gemeenschappelijke kosten worden toegerekend aan en vaste gemeenschappelijke kosten worden verdeeld tussen, enerzijds, de productie en verspreiding van marktgegevens en, anderzijds, andere diensten die APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen verrichten.



HOOFDSTUK VII

BEVOEGDE AUTORITEITEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 90

Vaststelling van het aanzienlijk belang van de transacties van een handelsplatform in een lidstaat van ontvangst

(artikel 79, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)

1.  

De transacties van een gereglementeerde markt in een lidstaat van ontvangst worden geacht van aanzienlijk belang te zijn voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst wanneer aan ten minste één van de volgende criteria is voldaan:

a) 

de lidstaat van ontvangst is voorheen de lidstaat van herkomst van de betrokken gereglementeerde markt geweest;

b) 

de betrokken gereglementeerde markt heeft door middel van een fusie, een overname of enigerlei andere vorm van overdracht het geheel of een deel van de bedrijfsactiviteiten verworven van een gereglementeerde markt die voorheen werd geëxploiteerd door een marktexploitant met statutaire zetel of hoofdkantoor in de lidstaat van ontvangst.

2.  

De werkzaamheden van een MTF of OTF in een lidstaat van ontvangst worden geacht van aanzienlijk belang te zijn voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst wanneer met betrekking tot de betrokken MTF of OTF aan ten minste één van de in lid 1 vastgelegde criteria is voldaan en tevens aan ten minste één van de volgende additionele criteria is voldaan:

a) 

voordat er zich één van de in lid 1 beschreven gebeurtenissen met betrekking tot de MTF of OTF heeft voorgedaan, had het handelsplatform een marktaandeel van ten minste 10 % in termen van de totale, in geld uitgedrukte omzet in de handel op handelsplatformen en in de handel van beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling in de lidstaat van ontvangst in ten minste één activacategorie die aan de transparantieverplichtingen van Verordening (EU) nr. 600/2014 onderworpen is;

b) 

de MTF of OTF is als een mkb-groeimarkt geregistreerd.



HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 91

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

▼M1

Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.

▼B

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M5




BIJLAGE I

Bewaren van gegevens



Minimumlijst van gegevens die beleggingsondernemingen moeten bijhouden naargelang van de aard van hun activiteiten

Aard van de verplichting

Gegevenstype

Inhoudsindicatie

Rechtsgrondslag

Beoordeling van cliënten

 

Informatieverstrekking aan klanten

Inhoud als bedoeld in artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU en de artikelen 44 tot en met 51 van deze verordening

Artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikelen 44 tot en met 51 van deze verordening

 

Overeenkomsten met cliënten

Gegevens als bedoeld in artikel 25, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 25, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 58 van deze verordening

 

Beoordeling van geschiktheid en adequaatheid

Inhoud als bedoeld in artikel 25, leden 2 en 3, van Richtlijn 2014/65/EU en de artikelen 54, 55 en 60 van deze verordening

Artikel 25, leden 2 en 3, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikelen 54, 55 en 56 van deze verordening

Verwerking van orders

 

Verwerking van orders van cliënten — Samengevoegde transacties

Gegevens als bedoeld in de artikelen 67 tot en met 70 van deze verordening

Artikel 24, lid 1, en artikel 28, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikelen 67 tot en met 70 van deze verordening

 

Samenvoeging en toewijzing van transacties voor eigen rekening

Gegevens als bedoeld in artikel 69 van deze verordening

Artikel 24, lid 1, en artikel 28, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 69 van deze verordening

Orders van cliënten en transacties

 

Bijhouden van gegevens over orders van cliënten of handelsbeslissingen

Gegevens als bedoeld in artikel 74 van deze verordening

Artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 74 van deze verordening

 

Bijhouden van gegevens over transacties en orderverwerking

Gegevens als bedoeld in artikel 75 van deze verordening

Artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 75 van deze verordening

Rapportage aan cliënten

 

Plichten met betrekking tot voor cliënten verrichte diensten

Inhoud als bedoeld in de artikelen 59 tot en met 63 van deze verordening

Artikel 24, leden 1 en 6, en artikel 25, leden 1 en 6, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikelen 59 tot en met 63 van deze verordening

Vrijwaring van de activa van cliënten

 

Door een beleggingsonderneming aangehouden financiële instrumenten van cliënten

Gegevens als bedoeld in artikel 16, lid 8, van Richtlijn 2014/65/EU en artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593 van de Commissie

Artikel 16, lid 8, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593

 

Door een beleggingsonderneming aangehouden gelden van cliënten

Gegevens als bedoeld in artikel 16, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU en artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593

Artikel 16, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593

 

Gebruik van financiële instrumenten van cliënten

Gegevens als bedoeld in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593

Artikel 16, leden 8, 9 en 10, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593

Communicatie met cliënten

 

Informatie over kosten en bijbehorende lasten

Inhoud als bedoeld in artikel 50 van deze verordening

Artikel 24, lid 4, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 50 van deze verordening

 

Informatie over de beleggingsonderneming en haar diensten, financiële instrumenten en de vrijwaring van activa van cliënten

Inhoud als bedoeld in de artikelen 47, 48 en 49 van deze verordening

Artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikelen 47, 48 en 49 van deze verordening

 

Informatieverstrekking aan klanten

Gegevens over communicatie

Artikel 24, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 46 van deze verordening

 

Reclame-uitingen (behalve in mondelinge vorm)

Elke reclame-uiting van de beleggingsonderneming (behalve die in mondelinge vorm) als bedoeld in de artikelen 44 en 46 van deze verordening

Artikel 24, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikelen 44 en 46 van deze verordening

 

Beleggingsadvies aan niet-professionele cliënten

i) Het feit dat, alsook het tijdstip en de datum waarop beleggingsadvies is verleend, ii) het aanbevolen financiële instrument, en iii) het aan de cliënt verstrekte geschiktheidsverslag

Artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 54 van deze verordening

 

Onderzoek op beleggingsgebied

Elk onderdeel van onderzoek op beleggingsgebied dat door de beleggingsonderneming op een duurzame drager wordt verspreid

Artikel 24, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikelen 36 en 37 van deze verordening

Organisatorische vereisten

 

Bedrijf en interne organisatie van de onderneming

Gegevens als bedoeld in artikel 21, lid 1, onder f), van deze verordening

Artikel 16, leden 2 tot en met 10, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 21, lid 1, onder f), van deze verordening.

 

Nalevingsrapporten

Elk nalevingsrapport aan het leidinggevend orgaan

Artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 22, lid 2, onder c), en artikel 25, lid 2, van deze verordening

 

Gegevens over belangenconflicten

Gegevens als bedoeld in artikel 35 van deze verordening

Artikel 16, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 35 van deze verordening

 

Promotionele aanbiedingen

Uit hoofde van artikel 24, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU aan cliënten verstrekte informatie

Artikel 24, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikelen 11, 12 en 13 van Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593.

 

Risicobeheerrapporten

Elk risicobeheerrapport aan de directie

Artikel 16, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 23, lid 1, onder b), en artikel 25, lid 2, van deze verordening

 

Interne-controlerapporten

Elk interne-controlerapport aan de directie

Artikel 16, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 24 en artikel 25, lid 2, van deze verordening

 

Gegevens over de behandeling van klachten

Elke klacht en de maatregelen die zijn genomen om deze klacht te regelen

Artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 26 van deze verordening

 

Gegevens over persoonlijke transacties

Gegevens als bedoeld in artikel 29, lid 5, onder c), van deze verordening

Artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU

Artikel 29, lid 5, onder c), van deze verordening

▼B




BIJLAGE II

Kosten en lasten

Onderscheiden kosten die deel moeten uitmaken van de kosten die aan de cliënten moeten worden medegedeeld ( 16 )



Tabel 1 — Alle kosten en bijbehorende lasten die in rekening worden gebracht voor de voor de cliënt verrichte beleggingsdienst(en) en/of nevendiensten en die deel moeten uitmaken van het mede te delen bedrag

Mede te delen kostenposten

Voorbeelden

Eenmalige lasten die met de verrichting van een beleggingsdienst verband houden

Alle kosten en lasten die aan het begin of aan het einde van de verrichte beleggingsdienst(en) aan de beleggingsonderneming worden betaald.

Depositovergoedingen, beëindigingsvergoedingen en overstapkosten (1).

Lopende lasten die met de verrichting van een beleggingsdienst verband houden

Alle lopende kosten en lasten die aan beleggingsondernemingen worden betaald voor de diensten die zij voor de cliënt verrichten.

Beheersvergoedingen, adviesvergoedingen, bewaarloon.

Alle kosten die verband houden met transacties die in het kader van de verrichting van een beleggingsdienst worden geïnitieerd

Alle kosten en lasten die verband houden met transacties die de beleggingsonderneming of andere partijen verrichten.

Courtage (2), aan de fondsbeheerder betaalde in- en uitstapkosten, platformvergoedingen, winstmarges (vervat in de transactieprijs), zegelrecht, transactiebelasting en wisselkosten.

Alle met nevendiensten verband houdende lasten

Alle kosten en lasten die met nevendiensten verband houden en die niet in de bovenvermelde kosten zijn vervat.

Kosten voor onderzoek.

Bewaarkosten.

Incidentele kosten

 

Prestatievergoedingen

(1)   

Onder overstapkosten moeten de (eventuele) kosten worden verstaan die beleggers moeten betalen wanneer zij van een bepaalde beleggingsonderneming naar een andere beleggingsonderneming overstappen.

(2)   

Onder courtage moeten de kosten worden verstaan die beleggingsondernemingen in rekening brengen voor de uitvoering van orders.



Tabel 2 — Alle kosten en bijbehorende lasten die met het financiële instrument verband houden en die deel moeten uitmaken van het mede te delen bedrag

Mede te delen kostenposten

Voorbeelden

Eenmalige lasten

Alle kosten en lasten (vervat in de prijs of bovenop de prijs van het financiële instrument) die aan het begin of aan het einde van de belegging in het financiële instrument aan productleveranciers worden betaald.

Vooruitbetaalde beheersvergoeding, structureringsvergoeding (1), distributievergoeding.

Lopende lasten

Alle lopende kosten en lasten die met het beheer van het financiële product verband houden en die tijdens de belegging in het financiële instrument van de waarde van het financiële instrument worden afgetrokken.

Beheersvergoedingen, kosten van dienstverlening, swapvergoedingen, kosten van en belastingen op effectenleningen, financieringskosten.

Alle met de transacties verband houdende kosten

Alle kosten en lasten die het gevolg zijn van de verwerving en vervreemding van beleggingen.

Courtage, door het fonds betaalde in- en uitstapkosten, in de transactieprijs vervatte winstmarges, zegelrecht, transactiebelasting en wisselkosten.

Incidentele kosten

 

Prestatievergoedingen

(1)   

Structureringsvergoedingen zijn de vergoedingen die door ontwikkelaars van gestructureerde beleggingsproducten in rekening worden gebracht voor het structureren van de producten. Zij kunnen betrekking hebben op een breder scala aan diensten die door de ontwikkelaar worden verricht.




BIJLAGE III

Voor de exploitanten van handelsplatformen geldende verplichting om hun nationale bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis te stellen

DEEL A

Signalen die erop kunnen wijzen dat er sprake is van ernstige inbreuken op de regels van een handelsplatform, handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren of systeemverstoringen in verband met een financieel instrument

Ernstige inbreuken op de regels van een handelsplatform

1. Marktdeelnemers handelen in strijd met de regels van het handelsplatform die erop gericht zijn de marktintegriteit, de ordelijke werking van de markt of de significante belangen van de andere marktdeelnemers te beschermen.

2. Een handelsplatform vindt dat een inbreuk ernstig genoeg is of genoeg effect sorteert om de overweging van disciplinaire maatregelen te rechtvaardigen.

Handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren

3. Het prijsvormingsproces wordt over een aanzienlijke periode gehinderd.

4. De capaciteit van de handelssystemen wordt bereikt of overschreden.

5. Marketmakers/liquiditeitsverstrekkers beweren herhaaldelijk dat transacties zijn mislukt.

6. Defect of storing van de in artikel 48 van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan bedoelde kritieke mechanismen waarmee wordt beoogd het handelsplatform tegen de risico's van algoritmische handel te beschermen.

Systeemverstoringen

7. Elke belangrijke storing of elk belangrijk defect van het systeem voor markttoegang waardoor deelnemers hun orders niet meer kunnen ingeven, aanpassen of annuleren.

8. Elke belangrijke storing of elk belangrijk defect van het systeem voor de matching van transacties waardoor deelnemers geen zekerheid meer hebben over de status van voltooide transacties of lopende orders en er evenmin informatie beschikbaar is die onontbeerlijk is voor de handel (bv. verspreiding van informatie over de indexwaarde voor de handel in bepaalde van die index afgeleide instrumenten).

9. Elke belangrijke storing of elk belangrijk defect van de systemen voor de verspreiding van informatie voor en na de handel en van andere relevante gegevens die door handelsplatformen worden gepubliceerd in overeenstemming met hun verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014.

10. Elke belangrijke storing of elk belangrijk defect van de systemen van het handelsplatform voor het monitoren en controleren van de handelsactiviteiten van de marktdeelnemers; en elke belangrijke storing of elk belangrijk defect in de sfeer van andere verrichters van nauw verweven diensten (met name centrale tegenpartijen en centrale effectenbewaarinstellingen) met gevolgen voor het handelssysteem.

DEEL B

Signalen die kunnen wijzen op misbruik in de zin van Verordening (EU) nr. 596/2014

Signalen van mogelijke handel met voorwetenschap of marktmanipulatie

1. Ongewone concentratie van transacties en/of handelsorders met betrekking tot een bepaald financieel instrument bij een lid/deelnemer of tussen bepaalde leden/deelnemers.

2. Ongewone herhaling van een transactie onder een klein aantal leden/deelnemers over een bepaalde periode.

Signalen van mogelijke handel met voorwetenschap

3. Ongebruikelijke en aanzienlijke handel of indiening van orders om te handelen in de financiële instrumenten van een onderneming door bepaalde leden/deelnemers vóór de aankondiging van belangrijke ondernemingsrechtelijke gebeurtenissen of van prijsgevoelige informatie in verband met de onderneming; handelsorders/transacties die resulteren in plotse en ongewone veranderingen in het volume van de orders/transacties en/of de prijzen vóór openbare aankondigingen in verband met het financiële instrument in kwestie.

4. Of de plaatsing van handelsorders of de uitvoering van transacties door een marktlid/-deelnemer plaatsvindt voordat of vlak nadat het lid/de deelnemer in kwestie of personen van wie algemeen bekend is dat zij banden met dit lid/die deelnemer hebben, onderzoeken of beleggingsaanbevelingen doen of verspreiden die openbaar worden gemaakt.

Signalen van mogelijke marktmanipulatie

De in de punten 18 tot en met 23 beschreven signalen zijn bijzonder relevant in een geautomatiseerde handelsomgeving.

5. Geplaatste handelsorders of verrichte transacties die een aanzienlijk deel uitmaken van de dagelijkse omzet in het desbetreffende financiële instrument op het betrokken handelsplatform, met name wanneer deze activiteiten tot een wijziging van betekenis in de prijs van de financiële instrumenten leiden.

6. Door een lid/deelnemer met een aanzienlijke koop- of verkooppositie in een financieel instrument geplaatste handelsorders of verrichte transacties die tot wijzigingen van betekenis in de prijs van het financiële instrument op een handelsplatform leiden.

7. Geplaatste handelsorders of verrichte transacties die binnen een korte tijdsspanne van de handelssessie zijn geconcentreerd en leiden tot een prijswijziging die vervolgens omslaat.

8. Geplaatste handelsorders die resulteren in een wijziging van de beste bied- en laatprijzen van een op een handelsplatform tot de handel toegelaten of verhandeld financieel instrument, of meer in het algemeen van de prijzen geboden in het kader van het voor de marktdeelnemers toegankelijke orderboek, en die worden geannuleerd voordat zij worden uitgevoerd.

9. Transacties of handelsorders door een markt/deelnemer zonder andere klaarblijkelijke reden dan om de prijs of waarde te verhogen/verlagen van, dan wel om grote invloed uit te oefenen op het aanbod van of de vraag naar een financieel instrument, namelijk in de buurt van een referentiepunt gedurende de handelsdag, bijvoorbeeld bij de opening of kort voor de sluiting.

10. Het kopen of verkopen van een financieel instrument op het referentietijdstip van de handelssessie (bv. opening, sluiting, afwikkeling) in een poging om de referentieprijs (bv. openingsprijs, sluitingsprijs, afwikkelingsprijs) te verhogen, te verlagen of op een specifiek niveau te houden (gewoonlijk aangeduid als „marking the close”).

11. Transacties of handelsorders die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben de gewogen gemiddelde prijs van de dag of van een periode gedurende de handelssessie te verhogen of te verlagen.

12. Transacties of handelsorders die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben een marktprijs tot stand te brengen wanneer de liquiditeit van het financiële instrument of de diepte van het orderboek niet volstaat om binnen de sessie een prijs te vormen.

13. Uitvoering van een transactie die in een verandering van de bied- en laatprijzen resulteert wanneer deze spread een factor is bij de bepaling van de prijs van een andere transactie die al dan niet op hetzelfde handelsplatform plaatsvindt.

14. Het enkele minuten voor de prijsbepalingsfase van de veiling invoeren van orders die een significant volume in het centrale orderboek van het handelssysteem vertegenwoordigen, en het annuleren van deze orders enkele seconden voordat het orderboek wordt bevroren voor het berekenen van de veilingprijs zodat de theoretische openingsprijs hoger of lager kan lijken dan anders het geval zou zijn.

15. Het aangaan van een transactie of een reeks transacties die op een publiek scherm of anderszins worden afgebeeld om de indruk van een levendige activiteit in of prijsbeweging van een financieel instrument te wekken (gewoonlijk aangeduid als „painting the tape”).

16. Transacties uitgevoerd als gevolg van het gelijktijdig of bijna gelijktijdig invoeren van koop- en verkooporders, voor een zeer vergelijkbare hoeveelheid en met een vergelijkbare prijs, door dezelfde of verschillende maar samenspannende marktleden/-deelnemers (gewoonlijk aangeduid als „improper matched orders”).

17. Transacties of handelsorders die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben dat de handelsbeveiligingsmaatregelen van de markt (bv. volumelimieten, prijslimieten, spreadparameters enz.) worden omzeild.

18. Het invoeren van handelsorders of een reeks handelsorders, dan wel het uitvoeren van transacties of een reeks transacties die een trend waarschijnlijk zullen starten of versterken en andere deelnemers waarschijnlijk zullen aanmoedigen om de trend te versnellen of uit te breiden, om zo een kans te creëren om tegen een gunstige prijs een positie te sluiten of te openen (gewoonlijk aangeduid als „momentum ignition”).

19. Het plaatsen van meerdere of grote handelsorders vaak afwijkend van de „touch” aan de ene kant van het orderboek om een transactie uit te voeren aan de andere kant van het orderboek. Zodra de transactie heeft plaatsgevonden, worden de manipulatieve orders ingetrokken (gewoonlijk aangeduid als „layering” en „spoofing”).

20. Het invoeren van kleine handelsorders om het niveau van de niet-zichtbare orders te achterhalen en om met name na te gaan wat er zich op een donker platform bevindt (gewoonlijk aangeduid als „ping orders”).

21. Het invoeren van grote aantallen handelsorders en/of annuleringen en/of updates van handelsorders om voor andere deelnemers onzekerheid te creëren, hun proces te vertragen en de eigen strategie te camoufleren (gewoonlijk aangeduid als „quote stuffing”).

22. Het plaatsen van handelsorders om andere marktleden/-deelnemers aan te trekken die traditionele handelstechnieken gebruiken („slow traders”), waarvan de voorwaarden vervolgens snel minder royaal worden gemaakt in de hoop een order voordelig te kunnen uitvoeren dankzij de inkomende stroom handelsorders van de „slow traders” (gewoonlijk aangeduid als „smoking”).

23. Het uitvoeren van handelsorders, of een reeks handelsorders, om orders van andere deelnemers zichtbaar te maken, en het vervolgens invoeren van een handelsorder om van de verkregen informatie te profiteren (gewoonlijk aangeduid als „phishing”).

24. In hoeverre geplaatste handelsorders of verrichte transacties, bij weten van de exploitant van een handelsplatform, tekenen van het omkeren van posities binnen een korte tijdsspanne vertonen, een aanzienlijk deel uitmaken van de dagelijkse omzet in het desbetreffende financiële instrument op het betrokken handelsplatform, en eventueel verband kunnen houden met wijzigingen van betekenis in de prijs van een financieel instrument dat op het handelsplatform tot de handel is toegelaten of wordt verhandeld.

Signalen van „cross-product market manipulation”, inclusief op verschillende handelsplatformen

Op de hierna beschreven signalen moet de exploitant van een handelsplatform vooral letten indien zowel een financieel instrument als daarmee gelieerde financiële instrumenten tot de handel zijn toegelaten of worden verhandeld, of indien de bovengenoemde instrumenten worden verhandeld op meerdere handelsplatformen die door dezelfde exploitant worden geëxploiteerd.

25. Transacties of handelsorders die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben de prijs van een financieel instrument tijdens de dagen voorafgaand aan de uitgifte, de facultatieve aflossing of het vervallen van een gelieerd derivaat of gelieerde converteerbare obligatie te verhogen/te verlagen/gelijk te houden.

26. Transacties of handelsorders die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben de prijs van het onderliggende financiële instrument te houden onder of boven de uitoefenprijs of een ander element dat voor de bepaling van de uitbetaling (bv. een barrier) van een gelieerd derivaat op de vervaldatum wordt gebruikt.

27. Transacties die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben de prijs van het onderliggende financiële instrument zodanig te wijzigen dat deze de uitoefenprijs of een ander element dat voor de bepaling van de uitbetaling (bv. een barrier) van een gelieerd derivaat op de vervaldatum wordt gebruikt, overschrijdt of niet bereikt.

28. Transacties die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben de afwikkelingsprijs van een financieel instrument te wijzigen, wanneer deze prijs als referentie/bepalende factor wordt gebruikt, met name bij de berekening van marginvereisten.

29. Door een lid/deelnemer met een aanzienlijke koop- of verkooppositie in een financieel instrument geplaatste handelsorders of verrichte transacties die leiden tot wijzigingen van betekenis in de prijs van het gelieerde derivaat of onderliggende actief dat tot de handel op een handelsplatform is toegelaten.

30. Het handelen of invoeren van handelsorders op een handelsplatform of buiten een handelsplatform (met inbegrip van het doen blijken van belangstelling) met de bedoeling de prijs van een gelieerd financieel instrument op een ander of op hetzelfde handelsplatform of buiten een handelsplatform op ongeoorloofde wijze te beïnvloeden (gewoonlijk aangeduid als „cross-product manipulation” (het verhandelen van een financieel instrument om de prijs van een gelieerd financieel instrument op een ander of op hetzelfde handelsplatform of buiten een handelsplatform op ongeoorloofde wijze op een bepaald niveau te doen uitkomen)).

31. Het doen ontstaan of vergroten van arbitragemogelijkheden tussen een financieel instrument en een ander gelieerd financieel instrument door beïnvloeding van de referentieprijzen van één van de financiële instrumenten met behulp van verschillende financiële instrumenten (zoals claims/aandelen, contante markten/derivatenmarkten, warrants/aandelen, …). In de context van claimemissies kan dit worden bereikt door de (theoretische) openingsprijs of de (theoretische) sluitingsprijs van de claims te beïnvloeden.




BIJLAGE IV

DEEL 1

Bijhouden van gegevens over orders van cliënten en handelsbeslissingen

1. Naam en omschrijving van de cliënt

2. Naam en omschrijving van enigerlei relevante persoon die in naam van de cliënt handelt

3. Informatie ter identificatie van de handelaar (ID van de handelaar) die binnen de beleggingsonderneming voor de beleggingsbeslissing verantwoordelijk is

4. Informatie ter identificatie van de algoritme (ID van de algoritme) die binnen de beleggingsonderneming voor de beleggingsbeslissing verantwoordelijk is

5. Koop-/verkoopindicator

6. Identificatie van het instrument

7. Eenheidsprijs en eenheid van de prijs

8. Prijs

9. Prijsmultiplicator

10. Valuta 1

11. Valuta 2

12. Oorspronkelijke hoeveelheid en eenheid van de hoeveelheid

13. Geldigheidsperiode

14. Type order

15. Alle andere gegevens, voorwaarden en bijzondere instructies van de cliënt

16. De datum en het exacte tijdstip waarop de order is ontvangen of de datum en het exacte tijdstip waarop de handelsbeslissing is genomen. Het exacte tijdstip moet worden bepaald volgens de methode die in de op grond van artikel 50, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU vastgestelde normen inzake de synchronisatie van de beursklokken is voorgeschreven.

DEEL 2

Bijhouden van gegevens over transacties en orderverwerking

1. Naam en omschrijving van de cliënt

2. Naam en omschrijving van enigerlei relevante persoon die in naam van de cliënt handelt

3. Informatie ter identificatie van de handelaar (ID van de handelaar) die binnen de beleggingsonderneming voor de beleggingsbeslissing verantwoordelijk is

4. Informatie ter identificatie van de algoritme (ID van de algoritme) die binnen de beleggingsonderneming voor de beleggingsbeslissing verantwoordelijk is

5. Referentienummer van de transactie

6. Informatie ter identificatie van de order (ID van de order)

7. De identificatiecode van de order welke door het handelsplatform bij de ontvangst van de order wordt toegewezen

8. Een unieke identificatie voor elke groep van samengevoegde orders van cliënten (die vervolgens als één blokorder op een bepaald handelsplatform worden geplaatst). Deze identificatie moet als volgt luiden: „aggregated_X”, waarbij X staat voor het aantal cliënten wier orders zijn samengevoegd.

9. De MIC-code van het segment van het handelsplatform waarbij de order is ingediend

10. De naam en een andere omschrijving van de persoon aan wie de order is doorgegeven

11. Informatie ter identificatie van de koper en de verkoper

12. Handelscapaciteit

13. Informatie ter identificatie van de handelaar (ID van de handelaar) die voor de uitvoering verantwoordelijk is

14. Informatie ter identificatie van de algoritme (ID van de algoritme) die voor de uitvoering verantwoordelijk is

15. Koop-/verkoopindicator

16. Identificatie van het instrument

17. Uiteindelijke onderliggende waarde

18. Put-/Call-identificator

19. Uitoefenprijs

20. Vooruitbetaling

21. Leveringstype

22. Aard van de optie

23. Vervaldatum

24. Eenheidsprijs en eenheid van de prijs

25. Prijs

26. Prijsmultiplicator

27. Valuta 1

28. Valuta 2

29. Resterende hoeveelheid

30. Gewijzigde hoeveelheid

31. Uitgevoerde hoeveelheid

32. De datum en het exacte tijdstip van de indiening van de order of de handelsbeslissing. Het exacte tijdstip moet worden bepaald volgens de methode die in de op grond van artikel 50, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU vastgestelde normen inzake de synchronisatie van de beursklokken is voorgeschreven.

33. De datum en het exacte tijdstip van elk bericht in verband met op een order van invloed zijnde gebeurtenissen dat is toegezonden aan en ontvangen van het handelsplatform. Het exacte tijdstip moet worden bepaald volgens de methode die is voorgeschreven bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie ( 17 ).

34. De datum en het exacte tijdstip van elk bericht in verband met op een order van invloed zijnde gebeurtenissen dat is toegezonden aan en ontvangen van een andere beleggingsonderneming. Het exacte tijdstip moet worden bepaald volgens de methode die in de op grond van artikel 50, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU vastgestelde normen inzake de synchronisatie van de beursklokken is voorgeschreven.

35. Elk bericht in verband met door de beleggingsonderneming geplaatste orders dat is toegezonden aan en ontvangen van het handelsplatform

36. Alle andere gegevens en voorwaarden in verband met de order die zijn ingediend bij en ontvangen van een andere beleggingsonderneming

37. De opeenvolgende handelingen met betrekking tot elk geplaatst order om de chronologie weer te geven van elke gebeurtenis die op de order van invloed is, zoals onder meer, maar niet uitsluitend, wijzigingen, annuleringen en uitvoering

38. Markering dat het short selling betreft

39. Markering dat het een vrijstelling van de verordening betreffende short selling betreft

40. Markering dat het een ontheffing betreft



( 1 ) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).

( 2 ) Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1).

( 3 ) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

( 4 ) Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PB L 317 van 9.12.2019, blz. 1).

( 5 ) Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55).

( 6 ) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

( 7 ) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

( 8 ) Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

( 9 ) Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn ADR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63).

( 10 ) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

( 11 ) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

( 12 ) Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

( 13 ) Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).

( 14 ) Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1).

( 15 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/572 van de Commissie van 2 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen met betrekking tot de specificatie van het aanbieden van gegevens voor en na de handel en het niveau van uitsplitsing van gegevens (zie bladzijde 142 van dit Publicatieblad).

( 16 ) Er zij op gewezen dat bepaalde kostenposten in beide tabellen voorkomen maar dat het niet om tweemaal dezelfde kostenposten gaat omdat zij betrekking hebben op respectievelijk de kosten van het product en de kosten van de dienst. Voorbeelden zijn de beheersvergoedingen (in tabel 1 betreft het de beheersvergoedingen die een beleggingsonderneming in rekening brengt voor het verrichten van vermogensbeheerdiensten voor haar cliënten, terwijl het in tabel 2 de beheersvergoedingen betreft die een beheerder van een beleggingsinstelling aan zijn belegger in rekening brengt) en courtage (in tabel 1 betreft het commissies die de beleggingsonderneming betaalt wanneer zij namens haar cliënten handelt, terwijl het in tabel 2 gaat om commissies die beleggingsfondsen betalen wanneer zij namens het fonds handelen).

( 17 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie van 7 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor het acuratesseniveau van beursklokken (zie bladzijde 148 van dit Publicatieblad).

Top