This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02015O0035-20210101
Guideline (EU) 2016/65 of the European Central Bank of 18 November 2015 on the valuation haircuts applied in the implementation of the Eurosystem monetary policy framework (ECB/2015/35)
Consolidated text: Richtsnoer (EU) 2016/65 van de Europese Centrale Bank van 18 november 2015 betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2015/35)
Richtsnoer (EU) 2016/65 van de Europese Centrale Bank van 18 november 2015 betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2015/35)
02015O0035 — NL — 01.01.2021 — 006.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTSNOER (EU) 2016/65 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 18 november 2015 (PB L 014 van 21.1.2016, blz. 30) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
RICHTSNOER (EU) 2016/2299 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 2 november 2016 |
L 344 |
117 |
17.12.2016 |
|
RICHTSNOER (EU) 2018/571 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 7 februari 2018 |
L 95 |
45 |
13.4.2018 |
|
RICHTSNOER (EU) 2019/1033 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 10 mei 2019 |
L 167 |
75 |
24.6.2019 |
|
BESLUIT (EU) 2020/506 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 7 april 2020 |
L 109I |
1 |
7.4.2020 |
|
RICHTSNOER (EU) 2020/1692 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 25 september 2020 |
L 379 |
94 |
13.11.2020 |
RICHTSNOER (EU) 2016/65 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 18 november 2015
betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2015/35)
Artikel 1
Op beleenbare verhandelbare activa toegepaste surpluspercentages
Het surpluspercentage voor een specifiek activum hangt af van de volgende factoren:
de in artikel 2 vastgelegde surpluspercentagecategorie waarin het activum is ondergebracht;
de restlooptijd of de gewogen gemiddelde restlooptijd van het activum, zoals vastgelegd in artikel 3;
de activumcouponstructuur, en
de kredietkwaliteitscategorie waartoe het activum behoort.
Artikel 2
Vaststelling van surpluspercentagecategorieën voor verhandelbare activa
Beleenbare verhandelbare activa worden ingedeeld in een van de vijf surpluspercentagecategorieën, zulks op grond van het emittenttype en/of activumtype, zoals weergegeven in tabel 1 in de bijlage bij dit richtsnoer:
door centrale overheden uitgegeven schuldbewijzen, ECB-schuldbewijzen en schuldbewijzen die zijn uitgegeven door NCB's voordat de desbetreffende eurogebiedlidstaat overging op de euro, worden opgenomen in surpluspercentagecategorie I;
schuldbewijzen uitgegeven door: (i) lokale en regionale overheden; (ii) door het Eurosysteem als agentschappen ingedeelde entiteiten, zijnde kredietinstellingen of niet-kredietinstellingen, die aan de kwantitatieve criteria van bijlage XIIa bij Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) voldoen; (iii) multilaterale ontwikkelingsbanken en internationale organisaties; ►M5 alsmede gedekte obligaties van het Jumbo-type; ◄ worden opgenomen in surpluspercentagecategorie II;
door wetgeving gereguleerde gedekte obligaties, anders dan gedekte obligaties van het Jumbo-type, multi cédulas en schuldbewijzen die zijn uitgegeven door i) niet-financiële vennootschappen; ii) vennootschappen in de overheidssector, en iii) agentschappen die niet-kredietinstellingen zijn en die niet aan de kwantitatieve criteria van bijlage XII bis bij Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) voldoen, worden opgenomen in surpluspercentagecategorie III;
ongedekte schuldbewijzen uitgegeven door: (i) kredietinstellingen; (ii) agentschappen die kredietinstellingen zijn en niet aan de kwantitatieve criteria van bijlage XIIa bij Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) voldoen; en (iii) financiële vennootschappen anders dan kredietinstellingen, worden opgenomen in surpluspercentagecategorie IV;
effecten op onderpand van activa worden ondergebracht in categorie V, ongeacht de indeling van de emittent.
Artikel 3
Surpluspercentages voor verhandelbare activa
De surpluspercentages voor de in surpluspercentagecategorieën I tot en met IV ondergebrachte verhandelbare activa worden als volgt vastgesteld:
de onderbrenging van het specifieke activum in kredietkwaliteitscategorie 1, 2 of 3;
de activumrestlooptijd, zoals bepaald in lid 2;
de activumcouponstructuur, zoals bepaald in lid 2.
Voor in de surpluspercentagecategorieën I tot en met IV ondergebrachte verhandelbare activa hangt het toepasselijke surpluspercentage af van de restlooptijd en de couponstructuur van het activum (vast, nulcoupon, variabel) zoals vastgesteld op basis van tabel 2 in de bijlage bij dit richtsnoer. De relevante looptijd voor de vaststelling van het toe te passen surpluspercentage is de activumrestlooptijd, ongeacht het couponstructuurtype. De volgende bepalingen zijn van toepassing op de couponstructuur:
variabele coupons met een vaststellingsperiode van langer dan één jaar worden behandeld als vastrentende coupons;
variabele coupons met een eurogebiedinflatie-index als referentierentevoet worden behandeld als vastrentende coupons;
variabele coupons met een bodem die niet gelijk is aan nul en/of variabele coupons met een plafond worden behandeld als vastrentende coupons;
het op activa met meerdere typen couponstructuren toegepaste surpluspercentage hangt slechts af van de gedurende de activumrestlooptijd geldende couponstructuur en is gelijk aan het hoogste surpluspercentage toegepast op een verhandelbaar activum met dezelfde restlooptijd en kredietkwaliteitscategorie. Elk type gedurende de activumrestlooptijd geldende couponstructuur kan hiervoor in aanmerking genomen worden.
Artikel 4
Op specifieke typen verhandelbare activa toegepaste aanvullende surpluspercentages
In aanvulling op de in artikel 3 van dit richtsnoer neergelegde surpluspercentages worden de volgende aanvullende surpluspercentages toegepast op specifieke typen verhandelbare activa:
op effecten op onderpand van activa, gedekte obligaties en ongedekte schuldbewijzen, die een kredietinstelling heeft uitgegeven en waarvan de waarde theoretisch is bepaald overeenkomstig de regels van artikel 134 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) is een aanvullend surpluspercentage van toepassing in de vorm van een waarderingsverlaging van 4 %;
op gedekte obligaties voor eigen gebruik is een aanvullend surpluspercentage van toepassing van i) 6,4 % op de waarde van de schuldbewijzen in kredietkwaliteitscategorieën 1 en 2; en ii) 9,6 % op de waarde van de schuldbewijzen in kredietkwaliteitscategorie 3;
voor de toepassing van punt b) betekent „eigen gebruik” de indiening of het gebruik door een wederpartij van gedekte obligaties die de wederpartij, of een entiteit waarmee die wederpartij nauwe banden onderhoudt zoals bepaald in overeenstemming met artikel 138 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60), uitgeeft of garandeert;
indien het in punt b) bedoelde aanvullende surpluspercentage ten aanzien van de onderpandbeheersystemen van de NCB, triparty-agent of TARGET2-Securities-automatischezekerheidsstellingsfaciliteit niet kan worden toegepast, wordt in dergelijke systemen of in een dergelijk platform het aanvullende surpluspercentage toegepast op de gehele emissiewaarde van de gedekte obligaties voor eventueel eigen gebruik.
Artikel 5
Op beleenbare niet-verhandelbare activa toegepaste surpluspercentages
De volgende bepalingen zijn van toepassing op de rentetermijnstructuur van kredietvorderingen:
kredietvorderingen met „nulcoupons” worden behandeld als vastrentende kredietvorderingen;
kredietvorderingen met variabele rente met een vaststellingsperiode van langer dan één jaar worden behandeld als vastrentende kredietvorderingen;
kredietvorderingen met variabele rente met een plafond worden behandeld als vastrentende kredietvorderingen;
kredietvorderingen met variabele rente met een vaststellingsperiode van één jaar of korter en met een bodem, maar zonder plafond, worden behandeld als kredietvorderingen met variabele rente;
het surpluspercentage voor een kredietvordering met meer dan één type rentebetaling wordt uitsluitend bepaald op grond van de rentebetalingen gedurende de restlooptijd van de kredietvordering. Indien er gedurende de restlooptijd van de kredietvordering meer dan één type rentebetaling is, worden de resterende rentebetalingen behandeld als vastrentende instrumenten, waarbij de restlooptijd van de kredietvordering de voor het surpluspercentage relevante looptijd is.
▼M3 —————
Artikel 6
Inwerkingtreding en implementatie
Artikel 7
Geadresseerden
Dit besluit is gericht tot de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.
BIJLAGE
Tabel 1
Surpluspercentagecategorieën voor beleenbare verhandelbare activa op basis van het emittenttype en/of activumtype
Categorie I |
Categorie II |
Categorie III |
Categorie IV |
Categorie V |
door centrale overheden uitgegeven schuldbewijzen ECB-schuldbewijzen door nationale centrale banken (NCB’s) voor de aannemingsdatum van de euro in hun respectieve lidstaat uitgegeven schuldbewijzen |
door lokale en regionale overheden uitgegeven schuldbewijzen schuldbewijzen uitgegeven door vanwege het Eurosysteem als agentschappen ingedeelde entiteiten (kredietinstellingen of niet-kredietinstellingen) en die niet voldoen aan de kwantitatieve criteria opgenomen in bijlage XII bis bij Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) door multilaterale ontwikkelingsbanken en internationale organisaties uitgegeven schuldbewijzen gedekte obligaties van het Jumbo-type |
door wetgeving gereguleerde gedekte obligaties, m.u.v. gedekte obligaties van het Jumbo-type multi cédulas schuldbewijzen uitgegeven door niet-financiële vennootschappen, vennootschappen in de overheidssector uitgegeven en agentschappen die niet-kredietinstellingen zijn en die niet voldoen aan de kwantitatieve criteria van bijlage XII bis bij Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) |
ongedekte schuldbewijzen uitgegeven door kredietinstellingen en agentschappen die kredietinstellingen zijn en die niet voldoen aan de kwantitatieve criteria van bijlage XII bis bij Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) ongedekte schuldbewijzen uitgegeven door financiële vennootschappen anders dan kredietinstellingen |
effecten op onderpand van activa |
Tabel 2
Op beleenbare verhandelbare activa in surpluspercentagecategorieën I tot en met IV toegepaste surpluspercentageniveaus
|
Surpluspercentagecategorieën |
||||||||||||
Kredietkwaliteit |
Restloop tijd (jaren) (1) |
Categorie I |
Categorie II |
Categorie III |
Categorie IV |
||||||||
vastrentende coupon |
nulcoupon |
variabele coupon |
vastrentende coupon |
nulcoupon |
variabele coupon |
vastrentende coupon |
nulcoupon |
variabele coupon |
vastrentende coupon |
nulcoupon |
variabele coupon |
||
Categorieën 1 en 2 |
[0,1) |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
0,8 |
0,8 |
0,8 |
0,8 |
0,8 |
0,8 |
6,0 |
6,0 |
6,0 |
[1,3) |
0,8 |
1,6 |
0,4 |
1,2 |
2,0 |
0,8 |
1,6 |
2,4 |
0,8 |
8,0 |
8,4 |
6,0 |
|
[3,5) |
1,2 |
2,0 |
0,4 |
2,0 |
2,8 |
0,8 |
2,4 |
3,6 |
0,8 |
10,4 |
10,8 |
6,0 |
|
[5,7) |
1,6 |
2,4 |
0,8 |
2,8 |
3,6 |
1,2 |
3,6 |
4,8 |
1,6 |
11,6 |
12,4 |
8,0 |
|
[7,10) |
2,4 |
3,2 |
1,2 |
3,6 |
5,2 |
2,0 |
4,8 |
6,4 |
2,4 |
13,2 |
14,4 |
10,4 |
|
[10, ∞) |
4,0 |
5,6 |
1,6 |
6,4 |
8,4 |
2,8 |
7,2 |
10,4 |
3,6 |
16,0 |
20,4 |
11,6 |
|
Categorie 3 |
[0,1) |
4,8 |
4,8 |
4,8 |
5,6 |
5,6 |
5,6 |
6,4 |
6,4 |
6,4 |
10,4 |
10,4 |
10,4 |
[1,3) |
5,6 |
6,4 |
4,8 |
7,6 |
10,8 |
5,6 |
9,6 |
12,0 |
6,4 |
18,0 |
20,0 |
10,4 |
|
[3,5) |
7,2 |
8,0 |
4,8 |
10,8 |
14,8 |
5,6 |
13,2 |
17,6 |
6,4 |
22,4 |
26,0 |
10,4 |
|
[5,7) |
8,0 |
9,2 |
5,6 |
11,2 |
16,0 |
7,6 |
14,8 |
20,8 |
9,6 |
24,4 |
28,0 |
18,0 |
|
[7,10) |
9,2 |
10,4 |
7,2 |
12,8 |
19,6 |
10,8 |
15,2 |
22,4 |
13,2 |
24,8 |
29,6 |
22,4 |
|
[10, ∞) |
10,4 |
12,8 |
8,0 |
15,2 |
23,6 |
11,2 |
15,6 |
24,0 |
14,8 |
25,2 |
30,4 |
24,4 |
|
(1)
d.w.z. [0,1) restlooptijd korter dan één jaar, [1,3) restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz. |
Tabel 2 bis
Op beleenbare verhandelbare activa in surpluspercentagecategorie V toegepaste surpluspercentageniveaus (in %)
|
|
Categorie V |
Krediet-kwaliteit |
Gewogen gemiddelde restlooptijd (1) |
Surpluspercentage |
Categorieën 1 en 2 |
[0,1) |
3,2 |
[1,3) |
3,6 |
|
[3,5) |
4,0 |
|
[5,7) |
7,2 |
|
[7,10) |
10,4 |
|
[10, ∞) |
16,0 |
|
(1)
d.w.z. [0,1) gewogen gemiddelde restlooptijd korter dan één jaar, [1,3) gewogen gemiddelde restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan 3 jaar, enz. |
Tabel 3
Op beleenbare verhandelbare kredietvorderingen toegepaste surpluspercentageniveaus (in %)
Kredietkwaliteit |
Restlooptijd (jaren) (1) |
Vaste rente |
Variabele rente |
Categorieën 1 en 2 |
[0,1) |
6,4 |
6,4 |
[1,3) |
9,6 |
6,4 |
|
[3,5) |
12,8 |
6,4 |
|
[5,7) |
14,8 |
9,6 |
|
[7,10) |
19,2 |
12,8 |
|
[10, ∞) |
28 |
14,8 |
|
Categorie 3 |
[0,1) |
12 |
12 |
[1,3) |
22,4 |
12 |
|
[3,5) |
29,2 |
12 |
|
[5,7) |
34,4 |
22,4 |
|
[7,10) |
36 |
29,2 |
|
[10, ∞) |
38,4 |
34,4 |
|
(1)
d.w.z. [0-1) restlooptijd korter dan één jaar, [1-3) restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz. |