Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02014R0615-20180401

    Consolidated text: Uitvoeringsverordening (EU) n r. 615/2014 van de Commissie van 6 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de activiteitenprogramma's ter ondersteuning van de sector olijfolie en tafelolijven

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2014/615/2018-04-01

    02014R0615 — NL — 01.04.2018 — 001.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 615/2014 VAN DE COMMISSIE

    van 6 juni 2014

    houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de activiteitenprogramma's ter ondersteuning van de sector olijfolie en tafelolijven

    (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 95)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1963 VAN DE COMMISSIE van 9 augustus 2017

      L 279

    30

    28.10.2017




    ▼B

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 615/2014 VAN DE COMMISSIE

    van 6 juni 2014

    houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de activiteitenprogramma's ter ondersteuning van de sector olijfolie en tafelolijven



    Artikel 1

    Toepassingsgebied

    Bij deze verordening worden de uitvoeringbepalingen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgesteld, met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de activiteitenprogramma's in de sector olijfolie en tafelolijven, de wijziging van deze programma's, de betaling van de steun, met inbegrip van voorschotten, alsmede de procedures die moeten gevolgd en de zekerheid die moet worden gesteld wanneer een aanvraag tot goedkeuring van een activiteitenprogramma wordt ingediend en een voorschot op de steun wordt betaald.

    Artikel 2

    Wijziging van de activiteitenprogramma's

    1.  Een begunstigde organisatie kan volgens een door de lidstaat te bepalen procedure een aanvraag indienen om de inhoud en de begroting van haar reeds goedgekeurde activiteitenprogramma te wijzigen met dien verstande dat het in artikel 29, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde bedrag voor de betrokken lidstaat als gevolg van die wijziging niet wordt overschreden.

    2.  Elke aanvraag om een activiteitenprogramma te wijzigen, onder meer door afzonderlijke activiteitenprogramma's samen te voegen, gaat vergezeld van bewijsstukken waarin de reden, de aard en de gevolgen van de voorgestelde wijzigingen nader worden omschreven. De begunstigde organisatie dient de aanvraag uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan de uitvoering van het activiteitenprogramma, in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat.

    3.   ►M1  Begunstigde organisaties die zijn gefuseerd en voordien aparte activiteitenprogramma's uitvoerden, voeren die afzonderlijke programma's parallel uit tot en met 31 maart van het jaar na de fusie. ◄

    In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten gefuseerde begunstigde organisaties die daar om gegronde redenen om verzoeken, toestemming verlenen om hun respectieve activiteitenprogramma's parallel uit te voeren zonder deze samen te voegen.

    4.  De wijzigingen van het activiteitenprogramma worden van toepassing twee maanden nadat de bevoegde autoriteit de aanvraag tot wijziging heeft ontvangen, behalve indien de ingediende wijzigingen volgens de bevoegde autoriteit niet aan de geldende voorwaarden voldoen. In dat geval meldt de bevoegde autoriteit dit aan de begunstigde organisatie, die daarop eventueel een herziene versie van haar activiteitenprogramma indient.

    5.  Indien de door de begunstigde organisatie verkregen Uniefinanciering lager is dan die waarin het goedgekeurde programma voorziet, kan die organisatie haar programma aan de verkregen financiering aanpassen. De begunstigde organisatie dient bij de bevoegde autoriteiten een verzoek in om deze wijziging van het activiteitenprogramma goed te keuren.

    6.  In afwijking van de leden 2 en 4 kan de bevoegde autoriteit tijdens de tenuitvoerlegging van een activiteitenprogramma de wijziging van een maatregel van dat programma aanvaarden, op voorwaarde dat:

    a) de begunstigde organisatie de wijziging van de maatregel twee maanden vóór het begin van de tenuitvoerlegging van de betrokken maatregel meldt aan de bevoegde autoriteit;

    b) de melding vergezeld gaat van bewijsstukken die de reden, de aard en de gevolgen van de voorgestelde wijziging vermelden en aantonen dat de betrokken wijziging de oorspronkelijke doelstelling van het activiteitenprogramma niet wijzigt;

    ▼M1

    c) de enveloppe die is toegekend voor het in artikel 3, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014 bedoelde gebied, ongewijzigd blijft;

    d) bij de overdracht van middelen van de betrokken maatregel naar andere maatregelen in hetzelfde gebied, de grens van 40 000  EUR niet wordt overschreden.

    ▼B

    7.  De wijziging wordt als aanvaard beschouwd indien de bevoegde autoriteit uiterlijk een maand nadat de wijziging van de maatregel is gemeld, geen bezwaar maakt op grond van niet-naleving van de in lid 6 bedoelde voorwaarden.

    ▼M1

    Artikel 3

    Voorschotten

    1.  Een begunstigde organisatie kan uiterlijk op een door de lidstaat vastgestelde datum een aanvraag voor een voorschot indienen.

    2.  Het totale bedrag van de voorschotten voor een bepaald jaar van uitvoering van een activiteitenprogramma mag niet meer dan 90 % van het oorspronkelijk goedgekeurde steunbedrag voor dat programma bedragen.

    3.  De lidstaten kunnen een minimumbedrag voor de voorschotten vaststellen, alsook de uiterste data voor de betaling ervan.

    Artikel 4

    Zekerheden

    1.  De in artikel 7, lid 3, onder g), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014 bedoelde zekerheid bedraagt ten minste 10 % van de aangevraagde financiering van de Unie.

    2.  De in artikel 3 bedoelde voorschotten worden slechts betaald indien een zekerheid is gesteld overeenkomstig hoofdstuk IV van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie ( 1 ). Het bedrag van de zekerheid is gelijk aan 110 % van het voorschot.

    3.  Vóór een door de lidstaat te bepalen datum en uiterlijk vóór het einde van elk jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma kunnen de begunstigde organisaties bij de lidstaat een verzoek tot vrijgave van de in lid 2 bedoelde zekerheid indienen. Het verzoek gaat vergezeld van de in artikel 5, lid 2, onder b) en c), bedoelde documenten en van een nauwkeurige beschrijving van de uitgevoerde onderdelen van het activiteitenprogramma, uitgesplitst per actiegebied en per maatregel als bedoeld in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014. De lidstaat controleert deze documenten en uiterlijk in de loop van de tweede maand na die waarin de aanvraag is ingediend, geeft hij de zekerheid voor de betrokken uitgaven vrij.

    ▼B

    Artikel 5

    Betaling van de Uniefinanciering

    ▼M1

    1.  Met het oog op de betaling van de Uniefinanciering op grond van artikel 29, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 dient een begunstigde organisatie een betalingsaanvraag in bij het betaalorgaan van de lidstaat in het kalenderjaar waarin het jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma afloopt en uiterlijk op een door de lidstaat te bepalen datum die het mogelijk maakt lid 5 na te leven.

    Het betaalorgaan van de lidstaat mag aan de begunstigde organisaties het saldo van de Uniefinanciering voor elk jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma betalen nadat het zich aan de hand van het in artikel 9 bedoelde jaarverslag of het in artikel 7 bedoelde controleverslag ervan heeft vergewist dat de maatregelen die overeenkomen met elk van de in artikel 3 bedoelde voorschottranches, daadwerkelijk zijn uitgevoerd.

    ▼B

    2.  De aanvraag voor Uniefinanciering wordt volgens een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat te verstrekken model opgesteld. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag vergezeld gaan van:

    a) een verslag dat bestaat uit de volgende elementen:

    i) een nauwkeurige beschrijving van de onderdelen van het activiteitenprogramma die zijn uitgevoerd, ingedeeld per gebied en maatregel als bedoeld in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014;

    ii) in voorkomend geval, de rechtvaardiging en de financiële gevolgen van de verschillen tussen de onderdelen van het door de lidstaat goedgekeurde activiteitenprogramma en de daadwerkelijk uitgevoerde onderdelen van het activiteitenprogramma;

    iii) een evaluatie van het uitgevoerde activiteitenprogramma aan de hand van de criteria als bedoeld in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014;

    b) facturen en bankdocumenten die de betaling van de in de periode van uitvoering van het activiteitenprogramma gedane uitgaven bewijzen;

    c) in voorkomend geval, bewijsstukken waaruit blijkt dat de financiële bijdragen van de begunstigde organisaties en de betrokken lidstaat daadwerkelijk zijn betaald.

    3.  Elke financieringsaanvraag die niet aan de in de leden 1 en 2 vastgestelde voorwaarden voldoet, is onontvankelijk en wordt afgewezen. De betrokken begunstigde organisatie kan binnen een door de lidstaat te bepalen termijn een nieuwe financieringsaanvraag indienen mits deze vergezeld gaat van een motivering en van de ontbrekende elementen.

    4.  Elke aanvraag betreffende uitgaven die voor uitgevoerde maatregelen zijn gedaan en die meer dan twee maanden na het einde van de periode van uitvoering van het activiteitenprogramma zijn betaald, wordt afgewezen.

    5.   ►M1  Uiterlijk op 15 oktober van het kalenderjaar waarin het jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma afloopt en zodra de lidstaat de bewijsstukken heeft onderzocht en de in artikel 6 bedoelde controles heeft uitgevoerd, betaalt de lidstaat de verschuldigde Uniefinanciering en geeft hij in voorkomend geval de in artikel 4, lid 2, bedoelde zekerheid vrij. ◄ De in artikel 7, lid 3, onder g), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014 bedoelde zekerheid wordt vrijgegeven nadat het volledige activiteitenprogramma is uitgevoerd, de bewijsstukken zijn onderzocht en de in artikel 6 bedoelde controles zijn verricht.

    ▼M1

    Artikel 5 bis

    Gedeeltelijke betalingen

    1.  De lidstaten kunnen de begunstigde organisaties toestaan de betaling aan te vragen van het gedeelte van de steun dat overeenkomt met de reeds in het kader van het activiteitenprogramma bestede bedragen.

    2.  De in lid 1 bedoelde aanvragen kunnen op om het even welk moment worden ingediend, maar niet meer dan tweemaal per jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma. De aanvragen gaan vergezeld van de in artikel 5, lid 2, onder b) en c), bedoelde documenten en van een nauwkeurige beschrijving van de uitgevoerde onderdelen van het activiteitenprogramma, uitgesplitst per actiegebied en per maatregel als bedoeld in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014.

    3.  De betalingen op grond van de in lid 1 bedoelde aanvragen bedragen niet meer dan 80 % van het deel van de steun dat overeenkomt met de bedragen die in het kader van het activiteitenprogramma reeds zijn besteed voor de betrokken periode. De lidstaten kunnen een minimumbedrag voor de gedeeltelijke betalingen vaststellen, alsook uiterste data voor de indiening van aanvragen.

    ▼B

    Artikel 6

    Controles ter plaatse

    1.  De lidstaten gaan na of de voorwaarden voor toekenning van de Uniefinanciering worden nageleefd, met name wat de volgende aspecten betreft:

    a) de naleving van de voorwaarden voor erkenning van de begunstigden als bedoeld in de artikelen 152, 154, 156, 157 en 158 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

    b) de tenuitvoerlegging van de goedgekeurde activiteitenprogramma's, en met name van de maatregelen betreffende investeringen en diensten;

    c) de daadwerkelijk verrichte uitgaven in vergelijking met de gevraagde financiering en de financiële bijdrage van de betrokken deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt.

    2.  Aan de hand van een programma voor het controleren van activiteitenprogramma's verrichten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat controles op een steekproef van begunstigde organisaties die is geselecteerd op basis van een risicoanalyse en jaarlijks bestaat uit op zijn minst 30 % van de organisaties die op grond van artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 Uniefinanciering ontvangen. De selectie wordt zo verricht dat:

    a) de producentenorganisaties en de unies van producentenorganisaties op zijn minst één keer tijdens de uitvoering van het goedgekeurde activiteitenprogramma ter plaatse worden gecontroleerd nadat het voorschot is betaald en voordat het saldo van de Uniefinanciering wordt betaald;

    b) de brancheorganisaties elk jaar van uitvoering van elk goedgekeurd activiteitenprogramma worden gecontroleerd. Indien zij in de loop van het jaar een voorschot hebben ontvangen, wordt de controle verricht na de datum van betaling van dat voorschot.

    Indien de controles onregelmatigheden aan het licht brengen, verricht de bevoegde autoriteit in het lopende jaar extra controles en verhoogt zij het aantal begunstigde organisaties dat in het volgende jaar moet worden gecontroleerd.

    3.  De bevoegde autoriteit bepaalt op grond van een op de volgende criteria gebaseerde risicoanalyse welke begunstigde organisaties worden gecontroleerd:

    a) het bedrag van de financiering voor het goedgekeurde activiteitenprogramma;

    b) de aard van de in het kader van het activiteitenprogramma gefinancierde maatregelen;

    c) de mate van voortgang bij de uitvoering van de activiteitenprogramma's;

    d) de bevindingen bij vorige controles ter plaatse of bij de verificaties in het kader van de erkenningsprocedure als bedoeld in artikel 154, lid 4, en artikel 158, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

    e) andere, door de lidstaten te bepalen risicocriteria.

    4.  De controles ter plaatse worden onverwachts uitgevoerd. Om de materiële organisatie van de controles te vergemakkelijken, is het evenwel toegestaan begunstigde organisatie ten hoogste 48 uur van tevoren te melden dat zij zullen worden gecontroleerd.

    5.  De duur van elke controle ter plaatse is in overeenstemming met de mate van voortgang bij de uitvoering van het goedgekeurde activiteitenprogramma en met de voor investeringen en diensten verrichte uitgaven.

    ▼M1

    6.  Het is de lidstaten toegestaan de naleving van de in lid 1, onder a), bedoelde voorwaarden voor erkenning van begunstigden uitsluitend op basis van documenten te verifiëren.

    ▼B

    Artikel 7

    Controleverslagen

    Over elke in artikel 6 bedoelde controle ter plaatse wordt een uitvoerig controleverslag opgesteld waarin met name de volgende gegevens worden vermeld:

    a) datum en duur van de controle;

    b) een lijst van aanwezige personen;

    c) een lijst van gecontroleerde facturen;

    d) referentiegegevens over facturen die zijn geselecteerd in de aankoop- of verkoopadministratie en btw-administratie waarin de geselecteerde facturen zijn ingeschreven;

    e) de bankdocumenten die de betaling van de geselecteerde bedragen bewijzen;

    f) een opgave van de reeds uitgevoerde maatregelen die specifiek ter plaatse zijn onderzocht;

    g) het resultaat van de controle.

    Artikel 8

    Onverschuldigde betalingen en sancties

    1.  Indien de in de artikelen 154 en 158 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde erkenning van een begunstigde organisatie wordt ingetrokken omdat deze organisatie haar verplichtingen opzettelijk of door grove nalatigheid niet is nagekomen, wordt deze organisatie uitgesloten van Uniefinanciering voor het gehele activiteitenprogramma.

    2.  Indien een bepaalde maatregel niet overeenkomstig het activiteitenprogramma wordt uitgevoerd, wordt de begunstigde organisatie uitgesloten van financiering voor de betrokken maatregel.

    3.  Wanneer een later niet subsidiabel gebleken maatregel is uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde activiteitenprogramma, kan de lidstaat besluiten de verschuldigde financiering te betalen of reeds betaalde bedragen niet terug te vorderen indien een dergelijk besluit is toegestaan in vergelijkbare, uit de nationale begroting gefinancierde gevallen en indien de begunstigde organisatie niet nalatig of opzettelijk heeft gehandeld.

    4.  In gevallen van ernstige nalatigheid of valse verklaringen wordt de begunstigde organisatie uitgesloten van:

    a) de overheidsfinanciering voor het hele activiteitenprogramma, en

    b) de Uniefinanciering in het kader van artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 gedurende de gehele periode van drie jaar na die waarvoor de onregelmatigheid is geconstateerd.

    5.  Wanneer de begunstigde organisatie op grond van de leden 1, 2 en 4 van financiering wordt uitgesloten, vordert de bevoegde autoriteit de reeds aan deze organisatie overgemaakte overheidssteun terug.

    6.  De op grond van lid 5 teruggevorderde bedragen die deel uitmaken van de bijdrage van de Unie, worden in voorkomend geval vermeerderd met rente die wordt berekend op basis van:

    a) de tussen de betaling en de terugbetaling door de begunstigde verstreken tijd;

    b) de op de datum van de onverschuldigde betaling geldende rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties van de Europese Centrale Bank zoals bekendgemaakt in serie C van het Publicatieblad van de Europese Unie, verhoogd met 3 procentpunten.

    7.  De bedragen die deel uitmaken van de Uniefinanciering en die op grond van dit artikel worden teruggevorderd, worden overgemaakt aan het betaalorgaan en in mindering gebracht op de door het Europees Landbouwgarantiefonds gefinancierde uitgaven.

    Artikel 9

    Verslag van de begunstigde organisaties

    1.  Vóór 1 mei van elk jaar dienen de begunstigde organisaties bij de bevoegde nationale autoriteiten een jaarverslag in over de tenuitvoerlegging van de activiteitenprogramma's in het voorgaande uitvoeringsjaar. Dit verslag heeft betrekking op de volgende elementen:

    a) de onderdelen van het activiteitenprogramma die reeds zijn uitgevoerd of zich in de uitvoeringsfase bevinden;

    b) de belangrijkste wijzigingen van het activiteitenprogramma;

    c) een evaluatie van de reeds behaalde resultaten aan de hand van de in artikel 7, lid 3, onder f), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014 bedoelde indicatoren.

    Voor het laatste jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma wordt het in de eerste alinea bedoelde verslag vervangen door een eindverslag.

    2.  Het eindverslag bestaat uit een evaluatie van het activiteitenprogramma en omvat ten minste de volgende elementen:

    a) een toelichting betreffende de mate waarin de met het programma nagestreefde doelstellingen zijn gehaald, gebaseerd op de in artikel 7, lid 3, onder f), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014 bedoelde indicatoren en op andere relevante criteria;

    b) een toelichting betreffende de in het activiteitenprogramma aangebrachte wijzigingen;

    c) in voorkomend geval, informatie over de elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij de uitwerking van het volgende activiteitenprogramma.

    3.  De in het kader van de in artikel 3, lid 1, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014 bedoelde maatregelen verzamelde gegevens en verrichte studies worden, na voltooiing van de betrokken maatregel, bekendgemaakt op de internetsite van de betrokken begunstigde organisatie.

    Artikel 10

    Meldingen van de lidstaten

    1.   ►M1  Uiterlijk op 31 januari vóór het begin van een nieuw driejarig activiteitenprogramma melden de bevoegde autoriteiten aan de Commissie welke nationale maatregelen ter uitvoering van deze verordening zijn genomen, en met name maatregelen met betrekking tot: ◄

    a) de voorwaarden voor erkenning van de begunstigde organisaties als bedoeld in de artikelen 152, 156 en 157 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

    b) de aanvullende voorwaarden om de subsidiabele maatregelen nader te omschrijven, als bedoeld in artikel 3, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014;

    ▼M1

    c) de minimumtoewijzing van Uniefinanciering aan specifieke, in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014 bedoelde actiegebieden, de in artikel 6, lid 1, onder a), van die gedelegeerde verordening bedoelde beleidslijnen en prioriteiten voor de sector olijven en olijfolie en de in artikel 7, lid 3, onder f), van die gedelegeerde verordening bedoelde kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren;

    d) de in artikel 5, lid 1, en artikel 5 bis, lid 3, van de onderhavige verordening bedoelde data;

    ▼B

    e) de nadere voorschriften inzake de in artikel 3 bedoelde voorschottenregeling en, in voorkomend geval, de regeling voor de betaling van de nationale financieringen;

    f) de toepassing van de in artikel 6 bedoelde controles en van de in artikel 8 bedoelde sancties en correcties.

    2.  Uiterlijk op 1 mei van elk jaar van uitvoering van de goedgekeurde activiteitenprogramma's verstrekken de lidstaten de Commissie de gegevens over:

    a) de activiteitenprogramma's en de kenmerken daarvan, uitgesplitst naar type begunstigde organisatie, naar maatregel en het door de maatregel bestreken gebied, en naar regionaal gebied;

    b) het voor elk activiteitenprogramma toegewezen financieringsbedrag;

    c) het voor de Uniefinanciering per begrotingsjaar beoogde tijdschema voor de gehele looptijd van de activiteitenprogramma's.

    3.   ►M1  Uiterlijk op 20 oktober na elk jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma verstrekken de bevoegde autoriteiten de Commissie een verslag over de uitvoering van deze verordening dat ten minste de volgende elementen omvat: ◄

    a) het aantal gefinancierde activiteitenprogramma's en de daarbij betrokken begunstigden, voor de olijventeelt gebruikte oppervlakten, oliefabrieken, verwerkingsinstallaties en hoeveelheden olijfolie en tafelolijven;

    b) de kenmerken van de op elk gebied ontwikkelde maatregelen;

    c) de eventuele verschillen tussen de voorgenomen en de daadwerkelijk uitgevoerde maatregelen en de gevolgen daarvan voor de uitgaven;

    d) de inschatting en de evaluatie van de activiteitenprogramma's, rekening houdend met, onder meer, de in artikel 5, lid 2, onder a), iii), bedoelde evaluatie;

    e) de statistische gegevens betreffende de in de artikelen 6 en 7 bedoelde controles en controleverslagen, en de overeenkomstig artikel 8 toegepaste sancties of correcties;

    f) de uitgaven, uitgesplitst naar activiteitenprogramma en naar maatregel en het door die maatregel bestreken gebied, en de financiële bijdragen van de Unie, de nationale financiële bijdragen en de financiële bijdragen van de begunstigde organisaties.

    4.  De in het onderhavige artikel bedoelde meldingen worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie ( 2 ).

    5.  Na afronding van de maatregelen maken de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten op hun internetsite alle gegevens en studies bekend die in het kader van de in artikel 3, lid 1, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014 bedoelde maatregelen zijn verzameld, respectievelijk verricht.

    Artikel 11

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



    ( 1 ) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).

    ( 2 ) Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3).

    Top