This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02014R0508-20201201
Regulation (EU) No 508/2014 of the European Parliament and of the Council of 15 May 2014 on the European Maritime and Fisheries Fund and repealing Council Regulations (EC) No 2328/2003, (EC) No 861/2006, (EC) No 1198/2006 and (EC) No 791/2007 and Regulation (EU) No 1255/2011 of the European Parliament and of the Council
Consolidated text: Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad
Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad
02014R0508 — NL — 01.12.2020 — 007.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) Nr. 508/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 mei 2014 (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/1787 VAN DE COMMISSIE van 12 juni 2017 |
L 256 |
1 |
4.10.2017 |
|
VERORDENING (EU) 2019/1022 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 juni 2019 |
L 172 |
1 |
26.6.2019 |
|
VERORDENING (EU) 2020/460 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 30 maart 2020 |
L 99 |
5 |
31.3.2020 |
|
VERORDENING (EU) 2020/560 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 april 2020 |
L 130 |
11 |
24.4.2020 |
|
VERORDENING (EU) 2020/1781 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 november 2020 |
L 400 |
1 |
30.11.2020 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) Nr. 508/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 mei 2014
inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad
TITEL I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden financiële maatregelen van de Unie vastgesteld voor de uitvoering van:
het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB);
relevante maatregelen betreffende het zeerecht;
de duurzame ontwikkeling van de visserij- en de aquacultuurgebieden en de binnenvisserij; en
het geïntegreerd maritiem beleid (GMB).
Artikel 2
Geografisch toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op concrete acties die worden uitgevoerd op het grondgebied van de Unie, tenzij in deze verordening anders is bepaald.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. |
„gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur” (CISE — Common information sharing environment) : een gedecentraliseerd opgezet netwerk van systemen voor de uitwisseling van informatie tussen gebruikers met als doel hun situationele bewustzijn inzake activiteiten op zee te verbeteren; |
2. |
„sectoroverschrijdende concrete acties” : initiatieven die verschillende sectoren en/of sectorale beleidsgebieden als bedoeld in het VWEU ten goede komen, en die niet hun volledige rendement halen indien ze worden uitgevoerd door middel van maatregelen binnen de grenzen van één bepaald beleidsgebied; |
3. |
„elektronisch registratie- en meldsysteem” (ERS — Electronic recording and reporting system) : een systeem voor de elektronische registratie en melding van gegevens als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1224/2009; |
4. |
„Europees marien observatie- en datanetwerk” : een netwerk waarin relevante nationale programma’s voor mariene observatie en data worden geïntegreerd tot een gemeenschappelijk en toegankelijk Europees instrument; |
5. |
„visserij- en aquacultuurgebied” : een door de lidstaat als zodanig aangemerkt gebied aan de kust, langs de oevers van een rivier of een meer, of met vijvers of een stroomgebied, met een belangrijke werkgelegenheid in de visserij- of de aquacultuursector, dat uit geografisch, economisch en sociaal oogpunt coherent is; |
6. |
„visser” : een door de lidstaat als zodanig erkend persoon die commerciële visserijactiviteiten uitoefent; |
7. |
„binnenvisserij” : visserijactiviteiten voor commerciële doeleinden in de binnenwateren door vaartuigen of met behulp van andere apparatuur, waaronder die welke voor het vissen op het ijs worden gebruikt; |
8. |
„geïntegreerd beheer van kustgebieden” : strategieën en maatregelen als omschreven in Aanbeveling 2002/413/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ); |
9. |
„geïntegreerd maritiem bestuur” : het gecoördineerde beheer op Unieniveau van alle sectorale beleidsgebieden die gevolgen hebben voor de zeeën, oceanen en kustgebieden; |
10. |
„geïntegreerd maritiem beleid” (GMB) : een beleid van de Unie dat erop gericht is een gecoördineerde en coherente besluitvorming tot stand te brengen teneinde, door middel van een coherent beleid op het gebied van maritieme zaken en door middel van relevante internationale samenwerking, te komen tot een optimale duurzame ontwikkeling, economische groei en sociale cohesie in de lidstaten, in het bijzonder in de kust-, eiland- en ultraperifere gebieden van de Unie en in de maritieme sectoren; |
11. |
„geïntegreerde maritieme bewaking” (IMS — Integrated maritime surveillance) : een initiatief van de Unie om de bewaking van de Europese zeeën efficiënter en doeltreffender te maken door middel van sector- en grensoverschrijdende informatie-uitwisseling en samenwerking; |
12. |
„maritieme ruimtelijke ordening” : een proces in het kader waarvan de autoriteiten van de betrokken lidstaat menselijke activiteiten in mariene gebieden analyseren en organiseren om ecologische, economische en sociale doelstellingen te verwezenlijken; |
13. |
„maatregel” : een reeks concrete acties; |
14. |
„kleinschalige kustvisserij” : de visserij door vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 m die geen gebruikmaken van gesleept vistuig als bedoeld in tabel 3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 ( 2 ); |
15. |
„vaartuigen die uitsluitend in de binnenwateren actief zijn” : vaartuigen voor de commerciële visserij in de binnenwateren die niet in het gegevensbestand van de Unie over de vissersvloot zijn opgenomen. |
TITEL II
ALGEMEEN KADER
HOOFDSTUK I
Instelling en doelstellingen van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
Artikel 4
Instelling
Het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) wordt ingesteld.
Artikel 5
Doelstellingen
Het EFMZV draagt bij tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:
bevordering van een concurrerende, ecologisch duurzame, economisch levensvatbare en maatschappelijk verantwoorde visserij en aquacultuur;
bevordering van de uitvoering van het GVB;
bevordering van een evenwichtige en inclusieve territoriale ontwikkeling van de visserij- en de aquacultuurgebieden;
bevordering van de ontwikkeling en de uitvoering van het GMB van de Unie op een manier die complementair is aan het cohesiebeleid en aan het GVB.
Het nastreven van die doelstellingen mag geen vergroting van de vangstcapaciteit tot gevolg hebben.
Artikel 6
Unieprioriteiten
Het EFMZV draagt bij tot de Europa 2020-strategie en tot de uitvoering van het GVB. Het geeft uitvoering aan de onderstaande Unieprioriteiten voor de duurzame ontwikkeling van de visserij en de aquacultuur en daaraan gerelateerde activiteiten, die de toepasselijke thematische doelstellingen, bedoeld in Verordening (EU) nr. 1303/2013, weerspiegelen:
bevordering van een ecologisch duurzame, hulpbronnenefficiënte, innovatieve, concurrerende en op kennis gebaseerde visserij, door de volgende specifieke doelstellingen na te streven:
de beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu, met inbegrip van, voor zover mogelijk, het voorkomen en beperken van ongewenste bijvangsten;
de bescherming en herstel van de aquatische biodiversiteit en ecosystemen;
het waarborgen van een evenwicht tussen vangstcapaciteit en beschikbare vangstmogelijkheden;
de bevordering van het concurrentievermogen en de levensvatbaarheid van ondernemingen in de visserijsector, ook in de kleinschalige kustvisserij, en de verbetering van de veiligheid en de arbeidsomstandigheden;
het bieden van ondersteuning voor de intensivering van technologische ontwikkeling, innovatie, met inbegrip van het vergroten van de energie-efficiëntie, en kennisoverdracht;
de ontwikkeling van beroepsopleidingen, nieuwe beroepsvaardigheden en een leven lang leren;
bevordering van een ecologisch duurzame, hulpbronnenefficiënte, innovatieve, concurrerende en op kennis gebaseerde aquacultuur, door de volgende specifieke doelstellingen na te streven:
het bieden van ondersteuning voor de intensivering van technologische ontwikkeling, innovatie en kennisoverdracht;
de bevordering van het concurrentievermogen en de levensvatbaarheid van ondernemingen in de aquacultuursector, en de verbetering van de veiligheid en de arbeidsomstandigheden, in het bijzonder in kleine en middelgrote ondernemingen;
de bescherming en herstel van de aquatische biodiversiteit, de versterking van de ecosystemen die verbonden zijn met de aquacultuur en de bevordering van een hulpbronefficiënte aquacultuur;
de bevordering van een aquacultuur die wordt gekenmerkt door een hoog niveau van milieubescherming, en de bevordering van diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid en veiligheid;
de ontwikkeling van beroepsopleidingen, nieuwe beroepsvaardigheden en een leven lang leren;
stimulering van de uitvoering van het GVB door de volgende specifieke doelstellingen na te streven:
de verbetering en beschikbaarstelling van wetenschappelijke kennis en de verbetering van de verzameling en het beheer van gegevens;
het bieden van ondersteuning voor monitoring, controle en handhaving, en daardoor de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsdiensten versterken, zonder de administratieve lasten te vergroten;
bevordering van de werkgelegenheid en de territoriale cohesie door de volgende specifieke doelstellingen na te streven: de bevordering van economische groei, sociale integratie en het scheppen van banen, en het bieden van ondersteuning voor de inzetbaarheid en de arbeidsmobiliteit in kustgemeenschappen en landinwaarts gelegen gemeenschappen die aangewezen zijn op de visserij en de aquacultuur, met inbegrip van de diversifiëring van de activiteiten binnen de visserij en naar andere sectoren van de maritieme economie;
bevordering van afzet en verwerking door de volgende specifieke doelstellingen na te streven:
de verbetering van de organisatie van de markt voor visserij- en aquacultuurproducten;
de aanmoediging van investeringen in de sector verwerking en afzet;
bevordering van de uitvoering van het GMB.
HOOFDSTUK II
Gedeeld en direct beheer
Artikel 7
Gedeeld en direct beheer
HOOFDSTUK III
Algemene beginselen van de steunverlening in het kader van gedeeld beheer
Artikel 8
Staatssteun
Artikel 9
Specifieke ex-antevoorwaarden
De in bijlage IV opgenomen specifieke ex-antevoorwaarden zijn van toepassing op het EFMZV.
HOOFDSTUK IV
Ontvankelijkheid van aanvragen en niet-subsidiabele concrete acties
Artikel 10
Ontvankelijkheid van aanvragen
Een door een marktdeelnemer ingediende aanvraag voor steun uit het EFMZV is gedurende een op grond van lid 4 van dit artikel vastgestelde, nader bepaalde periode niet ontvankelijk, indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokken marktdeelnemer:
een ernstige inbreuk heeft gemaakt als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad ( 3 ) of in artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009;
betrokken is geweest bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de lijst van de Unie van IOO-vaartuigen als bedoeld in artikel 40, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008, of van vaartuigen die de vlag voerden van landen die overeenkomstig artikel 33 van die verordening als niet-meewerkende derde landen zijn aangemerkt;
een ernstige inbreuk op de voorschriften van het GVB heeft gemaakt, die in andere door het Europees Parlement en de Raad vastgestelde wetgeving als zodanig worden aangemerkt; of
enig strafbaar feit als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) heeft gepleegd, indien de aanvraag gericht is op steun op grond van hoofdstuk II van titel V van deze verordening.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 126 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:
de nadere bepaling van de in de leden 1 en 3 van dit artikel bedoelde periode die evenredig moet zijn aan de aard, de ernst, de duur en de herhaling van de ernstige inbreuk, het strafbaar feit of de fraude, en die ten minste één jaar moet bedragen,
de vaststelling van de begin- of einddatum van de in de leden 1 en 3 van dit artikel bedoelde periode.
Voor de toepassing van de eerste alinea verstrekt een lidstaat op verzoek van een andere lidstaat de informatie uit zijn nationaal register van inbreuken als bedoeld in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
Artikel 11
Niet-subsidiabele concrete acties
De volgende concrete acties komen niet in aanmerking voor steun in het kader van het EFMZV:
concrete acties die de vangstcapaciteit van een vaartuig vergroten of uitrusting waarmee het vermogen van het vaartuig om vis op te sporen, wordt vergroot;
de bouw van nieuwe vissersvaartuigen of de invoer van vissersvaartuigen;
de tijdelijke of definitieve stopzetting van visserijactiviteiten, tenzij in deze verordening anders is bepaald;
experimentele visserij;
de overdracht van de eigendom van een bedrijf;
het rechtstreeks uitzetten van vis, behalve als instandhoudingsmaatregel waarin uitdrukkelijk bij een rechtshandeling van de Unie is voorzien, of in geval van het experimenteel uitzetten van vis.
TITEL III
FINANCIEEL KADER
Artikel 12
Uitvoering van de begroting
Artikel 13
Begrotingsmiddelen onder gedeeld beheer
Van de in lid 1 vermelde begrotingsmiddelen wordt 192 500 000 EUR toegewezen voor de in titel V, hoofdstuk V, bedoelde compensatie ten bate van de ultraperifere gebieden. Die compensatie bedraagt jaarlijks niet meer dan:
6 450 000 EUR voor de Azoren en Madeira;
8 700 000 EUR voor de Canarische Eilanden;
12 350 000 EUR voor de Franse ultraperifere gebieden bedoeld in artikel 349 VWEU.
Artikel 14
Direct beheerde begrotingsmiddelen
Artikel 15
Tussentijdse evaluatie
De Commissie evalueert de uitvoering van de hoofdstukken I en II van titel VI, met inbegrip van de noodzaak van bijstellingen voor de indicatieve verdeling van de middelen als bedoeld in bijlage III, en legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 30 juni 2017 een tussentijds evaluatieverslag voor over de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van het EFMZV.
Artikel 16
Financiële verdeling voor de onder gedeeld beheer vallende maatregelen
De in artikel 13, lid 1, genoemde en in de tabel in bijlage II opgenomen bedragen die beschikbaar zijn voor vastleggingen door de lidstaten voor de periode van 2014 tot en met 2020, worden vastgesteld op basis van onderstaande objectieve criteria:
wat titel V, uitgezonderd de artikelen 76 en 77, betreft:
het werkgelegenheidsniveau in de visserij- en de zee- en zoetwateraquacultuursector, met inbegrip van werkgelegenheid in de bijbehorende verwerking;
het productieniveau in de visserij- en de zee- en zoetwateraquacultuursector, met inbegrip van de bijbehorende verwerking; en
het aandeel van de kleinschalige kustvisserijvloot in de totale vissersvloot;
wat de artikelen 76 en 77 betreft:
de reikwijdte van de controletaken van de betrokken lidstaat, rekening houdend met de omvang van de nationale vissersvloot en de omvang van het te controleren zeegebied, het volume van de aanlandingen en de waarde van de invoer uit derde landen;
de beschikbare controlemiddelen, afgezet tegen de reikwijdte van de controletaken van de lidstaat, waarbij de beschikbare middelen worden bepaald rekening houdend met het aantal controles op zee en het aantal inspecties van aanlandingen;
de reikwijdte van de gegevensverzamelingstaken van de betrokken lidstaat, rekening houdend met de omvang van de nationale vissersvloot, het volume van de aanlandingen en van de aquacultuurproductie, het aantal wetenschappelijke monitoringtaken op zee en het aantal onderzoeken waaraan de lidstaat deelneemt, en
de voor de gegevensverzameling beschikbare middelen, afgezet tegen de reikwijdte van de gegevensverzamelingstaken van de lidstaat, waarbij de beschikbare middelen worden bepaald rekening houdend met de personele en technische middelen die nodig zijn voor de uitvoering van het nationale steekproefprogramma voor gegevensverzameling;
wat alle maatregelen betreft: de historische toewijzingen van middelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1198/2006 en de historische benutting overeenkomstig Verordening (EG) nr. 861/2006.
TITEL IV
PROGRAMMERING
HOOFDSTUK I
Programmering van onder gedeeld beheer gefinancierde maatregelen
Artikel 17
Opstelling van operationele programma’s
Artikel 18
Inhoud van het operationele programma
Naast de in artikel 24 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde elementen bevat het operationele programma:
een analyse van de situatie in termen van sterke punten, zwakke punten, kansen en bedreigingen en een omschrijving van de behoeften in het geografische gebied, met inbegrip van, waar relevant, de door het programma bestreken zeegebieden.
De analyse wordt opgezet rond de toepasselijke in artikel 6 van deze verordening gestelde Unieprioriteiten, en strookt in voorkomend geval met het nationaal strategisch meerjarenplan voor de aquacultuur als bedoeld in artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en met de gemaakte vooruitgang in het bereiken van een goede milieutoestand door de ontwikkeling en uitvoering van een mariene strategie als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2008/56/EG. Specifieke behoeften op het gebied van werkgelegenheid, het milieu, de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering en de bevordering van innovatie worden voor elke Unieprioriteit beoordeeld, om na te gaan hoe op de betrokken gebieden het best aan de behoeften voor elke prioriteit kan worden voldaan;
een beschrijving van de strategie als bedoeld in artikel 27 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 waaruit het volgende blijkt:
voor elke Unieprioriteit in het programma zijn passende streefcijfers vastgesteld op basis van de in artikel 109 van deze verordening bedoelde gemeenschappelijke indicatoren;
de selectie van relevante maatregelen vloeit logisch voort uit elke Unieprioriteit in het programma, rekening houdend met de conclusies van de ex-ante-evaluatie en de onder a) van dit lid bedoelde analyse. Wat betreft de maatregelen voor definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten in het kader van artikel 34 van deze verordening omvat de beschrijving van de strategie de streefcijfers en de te nemen maatregelen voor de vermindering van de vangstcapaciteit overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Er wordt tevens een beschrijving opgenomen van de berekeningsmethode voor de op grond van de artikelen 33 en 34 van deze verordening te verlenen compensatie;
de toewijzing van financiële middelen aan de Unieprioriteiten in het programma is verantwoord en adequaat om de gestelde doelen te verwezenlijken;
in voorkomend geval, de specifieke behoeften van de Natura 2000-gebieden, zoals vastgesteld bij Richtlijn 92/43/EEG ( 7 ) en de bijdrage van het programma aan de totstandkoming van een coherent netwerk van gebieden voor herstel van de bestanden als voorzien in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;
de beoordeling van de specifieke ex-antevoorwaarden voor de toepassing van artikel 9 van en bijlage IV bij deze verordening en, in voorkomend geval, de in artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde acties;
een beschrijving van het prestatiekader als bedoeld in artikel 22 van en bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1303/2013;
een lijst van naar Unieprioriteit uitgesplitste maatregelen;
een lijst van de criteria die worden toegepast voor de selectie van de visserij- en aquacultuurgebieden in het kader van titel V, hoofdstuk III;
een lijst van de criteria voor de selectie van vanuit de gemeenschap geleide plaatselijke ontwikkelingsstrategieën in het kader van titel V, hoofdstuk III;
in lidstaten waar meer dan 1 000 vaartuigen kunnen worden aangemerkt als vaartuigen die actief zijn in de kleinschalige kustvisserij, een actieplan voor de ontwikkeling, het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de kleinschalige kustvisserij;
de evaluatievoorschriften, het in artikel 56 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde evaluatieplan en de te ondernemen acties om aan de vastgestelde behoeften tegemoet te komen;
een financieringsplan dat met inachtneming van artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en overeenkomstig de in artikel 16, lid 2, van deze verordening bedoelde uitvoeringshandeling van de Commissie is opgesteld en de volgende elementen bevat:
een tabel met de voor elk jaar geplande totale EFMZV-bijdrage;
een tabel met de financiële EFMZV-middelen die beschikbaar zijn voor en het EFMZV-cofinancieringspercentage dat van toepassing is op enerzijds de in artikel 6 van deze verordening gestelde prioriteiten en anderzijds de technische bijstand. In afwijking van de in artikel 94, lid 1, van deze verordening neergelegde algemene regel, maakt die tabel, in voorkomend geval, afzonderlijk melding van de financiële EFMZV-middelen en de medefinancieringspercentages die van toepassing zijn op de steun als bedoeld in de artikelen 33 en 34, artikel 41, lid 2, artikelen 67 en 70, artikel 76, lid 2, onder a) tot en met d) en f) tot en met l), artikel 76, lid 2, onder e), en artikel 77 van deze verordening;
informatie over de complementariteit en coördinatie met ESI-fondsen en andere relevante Uniale en nationale financieringsinstrumenten;
regelingen voor de tenuitvoerlegging van het operationeel programma, met inbegrip van:
de aanwijzing van de in artikel 123 van de Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde autoriteiten, en, ter informatie, een beknopte beschrijving van het beheer- en controlesysteem;
een beschrijving van de taken van, respectievelijk, de plaatselijke actiegroep visserij (FLAG), de managementautoriteit of de aangewezen instantie bij de uitvoering van de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsstrategie;
een beschrijving van de monitoring- en evaluatieprocedures en de algemene samenstelling van het in artikel 48 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde monitoringcomité;
de bepalingen om ervoor te zorgen dat overeenkomstig artikel 119 van deze verordening bekendheid aan het programma wordt gegeven;
een lijst van de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde partners en de resultaten van het overleg met die partners;
voor de in artikel 6, lid 3, onder b), bedoelde doelstelling inzake bevordering van de naleving via controle, en overeenkomstig de krachtens artikel 17, lid 3, door de Commissie vastgestelde prioriteiten:
een lijst van de organisaties die het controle-, inspectie- en handhavingssysteem uitvoeren, en een beknopt overzicht van zowel de personele en financiële middelen als de belangrijkste voorzieningen, in het bijzonder het aantal vaartuigen, vliegtuigen en helikopters, die deze organisaties ter beschikking staan voor controle-, inspectie- en handhavingstaken op visserijgebied;
de overkoepelende doelstellingen van de controlemaatregelen die moeten worden uitgevoerd aan de hand van overeenkomstig artikel 109 vast te stellen gemeenschappelijke indicatoren;
de specifieke doelstellingen die overeenkomstig de in artikel 6 gestelde Unieprioriteiten moeten worden verwezenlijkt en een gedetailleerde indicatie per categorie voor de hele programmeringsperiode;
voor de in artikel 6, lid 3, onder a), bedoelde doelstelling inzake gegevensverzameling voor duurzaam visserijbeheer, en overeenkomstig het in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 199/2008 bedoelde meerjarenprogramma van de Unie:
een beschrijving van de activiteiten op het gebied van gegevensverzameling, overeenkomstig artikel 25, lid 1, van de Verordening (EU) nr. 1380/2013;
een beschrijving van de methoden voor de opslag, het beheer en het gebruik van gegevens;
een beschrijving van de capaciteit voor een gezond financieel en administratief beheer van de verzamelde gegevens.
Het onder p) bedoelde gedeelte van het operationele programma wordt aangevuld overeenkomstig artikel 21 van deze verordening.
Artikel 19
Goedkeuring van het operationele programma
Artikel 20
Wijziging van het operationele programma
Artikel 21
Werkprogramma’s voor gegevensverzameling
Artikel 22
Voorschriften inzake procedures en tijdschema’s
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met voorschriften inzake de procedures, de vorm en de tijdschema’s met betrekking tot:
de goedkeuring van operationele programma’s;
de indiening en de goedkeuring van wijzigingen van operationele programma’s, onder meer inzake de inwerkingtreding en de frequentie van indiening ervan tijdens de programmeringsperiode;
de indiening en de goedkeuring van wijzigingen als bedoeld in artikel 20, lid 3;
de indiening van werkprogramma’s voor gegevensverzameling.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 127, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
De procedures en de tijdschema’s worden vereenvoudigd in geval van:
wijzigingen van operationele programma’s die betrekking hebben op een overdracht van financiële middelen tussen Unieprioriteiten, op voorwaarde dat de overgedragen financiële middelen niet hoger zijn dan 10 % van het aan de Unieprioriteit toegewezen bedrag;
wijzigingen van operationele programma’s die betrekking hebben op de invoering of de intrekking van maatregelen of soorten relevante concrete acties en de bijbehorende informatie en indicatoren;
wijzigingen van operationele programma’s die betrekking hebben op veranderingen in de beschrijving van maatregelen, met inbegrip van verandering van de subsidiabiliteitsvoorwaarden;
in artikel 20, lid 3, bedoelde wijzigingen en in geval van andere wijzigingen van het in artikel 18, lid 1, onder o), bedoelde gedeelte van het operationele programma;
wijzigingen van operationele programma’s die betrekking hebben op de in artikel 33, lid 1, onder d), artikel 35, artikel 44, lid 4 bis, artikel 55, lid 1, onder b), de artikelen 57, 66 en 67 en artikel 69, lid 3, bedoelde steun, met inbegrip van de hertoewijzing van financiële middelen daaraan om de gevolgen van de Covid‐19-uitbraak te ondervangen.
HOOFDSTUK II
Programmering van onder direct beheer gefinancierde maatregelen
Artikel 23
Jaarlijks werkprogramma
Het jaarlijkse werkprogramma omvat:
een beschrijving van de te financieren activiteiten en van de doelstellingen die voor elke activiteit overeenkomstig de doelstellingen van de artikelen 82 en 85 moeten worden nagestreefd. Het bevat tevens een indicatie van het voor elke activiteit toegewezen bedrag, een indicatief tijdschema voor de uitvoering en informatie over de uitvoering van de activiteiten;
voor subsidies en daarmee samenhangende maatregelen, de essentiële evaluatiecriteria die op een zodanige manier worden vastgesteld dat de in het operationele programma nagestreefde doelstellingen optimaal worden bereikt, en het maximale medefinancieringspercentage.
TITEL V
ONDER GEDEELD BEHEER GEFINANCIERDE MAATREGELEN
HOOFDSTUK I
Duurzame ontwikkeling van de visserij
Artikel 24
Specifieke doelstellingen
De in dit hoofdstuk bedoelde steun draagt bij tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen in het kader van de in artikel 6, lid 1, gestelde Unieprioriteit.
Artikel 25
Algemene voorwaarden
Onverminderd lid 5 van dit artikel mag de totale financiële bijdrage uit het EFMZV aan de in artikel 33, lid 1, onder a), b) en c), en artikel 34 bedoelde maatregelen en aan de vervanging of modernisering van in artikel 41 bedoelde hoofd- of hulpmotoren niet hoger zijn dan de hoogste van de volgende twee drempels:
6 000 000 EUR; of
15 % van de financiële steun van de Unie die in de betrokken lidstaat aan de in artikel 6, leden 1, 2 en 5, gestelde Unieprioriteiten is toegekend.
Artikel 26
Innovatie
Artikel 27
Adviesdiensten
Om de globale prestatie en het concurrentievermogen van de marktdeelnemers te verbeteren en duurzame visserij te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
haalbaarheidsstudies en adviesdiensten die de levensvatbaarheid van concrete acties die in aanmerking kunnen komen voor steun op grond van dit hoofdstuk, beoordelen;
de verstrekking van professioneel advies over ecologische duurzaamheid, met de klemtoon op het beperken en, waar mogelijk, wegnemen van de negatieve impact van de visserij op de mariene, terrestrische en zoetwaterecosystemen;
de verstrekking van professioneel advies over bedrijfs- en afzetstrategieën.
Artikel 28
Partnerschappen tussen wetenschappers en vissers
Om de overdracht van kennis tussen wetenschappers en vissers te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
het opzetten van netwerken, partnerschapsovereenkomsten of verenigingen tussen enerzijds één of meer onafhankelijke wetenschappelijke organisaties en anderzijds vissers of één of meer vissersorganisaties, waaraan technische organisaties kunnen deelnemen;
de activiteiten die worden verricht in het kader van de onder a) bedoelde netwerken, partnerschapsovereenkomsten of verenigingen.
Artikel 29
Verbetering van het menselijk kapitaal, het scheppen van banen en de sociale dialoog
Om het menselijk kapitaal, het scheppen van banen en de sociale dialoog te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
beroepsopleidingen, een leven lang leren, gezamenlijke projecten, de verspreiding van economische, technische, regelgevende of wetenschappelijke kennis en van innoverende praktijken, en de verwerving van nieuwe beroepsvaardigheden, in het bijzonder in verband met duurzaam beheer van mariene ecosystemen, hygiëne, gezondheid, veiligheid, activiteiten in de maritieme sector, innovatie en ondernemerschap;
netwerkvorming en uitwisseling van ervaringen en beste praktijken tussen belanghebbende partijen, onder meer organisaties ter bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen, ter bevordering van de rol van vrouwen in visserijgemeenschappen en ter bevordering van ondervertegenwoordigde groepen die werkzaam zijn in de kleinschalige kustvisserij of die te voet vissen;
sociale dialoog op uniaal, nationaal, regionaal of plaatselijk niveau tussen vissers, sociale partners en andere relevante belanghebbende partijen.
Artikel 30
Diversifiëring en nieuwe bronnen van inkomsten
De in lid 1 bedoelde steun wordt verleend aan vissers die:
een bedrijfsplan voor de ontwikkeling van hun nieuwe activiteiten indienen; en
beschikken over voldoende beroepsvaardigheden die zij kunnen verwerven in het kader van concrete acties die op grond van artikel 29, lid 1, onder a), worden gefinancierd.
Artikel 31
Starterssteun voor jonge vissers
Steun op grond van dit artikel kan alleen worden toegekend met betrekking tot de eerste aanschaf van een vissersvaartuig:
met een lengte over alles van minder dan 24 m;
dat is uitgerust voor visserij op zee;
dat 5 tot 30 jaar oud is; en
dat behoort tot een vlootsegment waarvoor in het in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde verslag over de vangstcapaciteit een evenwicht met de voor dat segment beschikbare vangstmogelijkheden wordt aangetoond.
Artikel 32
Gezondheid en veiligheid
Artikel 33
Tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten
Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor maatregelen voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten in de volgende gevallen:
de uitvoering van maatregelen van de Commissie of noodmaatregelen van de lidstaten als bedoeld in respectievelijk de artikelen 12 en 13 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 of van instandhoudingsmaatregelen als bedoeld in artikel 7 van die verordening, met inbegrip van biologische herstelperioden;
een niet-verlenging van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij of van protocollen daarbij;
in het geval dat in de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten is voorzien in een beheerplan vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad ( 9 ) of in een meerjarenplan vastgesteld op grond van de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, wanneer, op basis van wetenschappelijk advies, een vermindering van de visserijinspanning noodzakelijk is voor het verwezenlijken van de doelstellingen bedoeld in artikel 2, lid 2, en artikel 2, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013;
in het geval dat de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten tussen 1 februari en 31 december 2020 plaatsvindt als gevolg van de Covid‐19-uitbraak, ook wanneer het gaat om vaartuigen die actief zijn in het kader van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij.
Overeenkomstig artikel 65, lid 9, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en in afwijking van artikel 65, lid 9, eerste alinea, daarvan zijn de uitgaven voor concrete acties waarvoor op grond van punt d) van de eerste alinea van dit lid steun wordt verleend, subsidiabel met ingang van 1 februari 2020.
De in lid 1 bedoelde steun wordt alleen verleend aan:
eigenaren van Unievissersvaartuigen die als actief zijn geregistreerd en die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen visserijactiviteiten op zee hebben verricht; of
vissers die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen op zee hebben gewerkt aan boord van een Unievissersvaartuig dat onder de tijdelijke stopzetting valt.
Voor de toepassing van lid 1, onder d), gelden de volgende afwijkingen:
in afwijking van lid 3, onder a), mogen de lidstaten, indien een vissersvaartuig op de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende minder dan twee jaar in het vissersvlootregister van de Unie geregistreerd staat, het minimumaantal dagen van de voor dat vaartuig vereiste visserijactiviteiten berekenen naar rato van 120 dagen in de laatste twee kalenderjaren;
in afwijking van lid 3, onder b), mogen de lidstaten, indien een visser minder dan twee jaar vóór de datum van indiening van de steunaanvraag aan boord van een vissersvaartuig van de Unie is begonnen te werken, het voor die visser vereiste minimumaantal werkdagen berekenen naar rato van 120 dagen in de laatste twee kalenderjaren;
in afwijking van lid 3 wordt ook steun verleend aan vissers te voet die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag ten minste 120 dagen hebben gewerkt. Wanneer een visser te voet minder dan twee jaar vóór de datum van indiening van de steunaanvraag is begonnen te werken, mogen de lidstaten het voor die visser te voet vereiste minimumaantal werkdagen berekenen naar rato van 120 dagen in de laatste twee kalenderjaren.
Artikel 34
Definitieve beëindiging van visserijactiviteiten
Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor maatregelen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten mits die de sloop van vissersvaartuigen behelzen en op voorwaarde dat:
het in artikel 18 bedoelde operationele programma in dergelijke sloop voorziet; en
de definitieve beëindiging een instrument is van een in artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 genoemde actieplan waaruit blijkt dat er geen effectief evenwicht tussen het vlootsegment en de voor dat segment beschikbare vangstmogelijkheden bestaat.
De steun volgens lid 1 wordt verleend aan:
eigenaren van Unievissersvaartuigen die als actief zijn geregistreerd en die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 90 dagen per jaar visserijactiviteiten op zee hebben verricht; of
vissers die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 90 dagen per jaar op zee hebben gewerkt aan boord van een Unievissersvaartuig dat onder de definitieve beëindiging valt.
In het geval van kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee als bedoeld in artikel 1, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ) zijn de twee kalenderjaren als bedoeld in de punten a) en b) van de eerste alinea van dit lid evenwel de jaren 2017 en 2018.
Steun op grond van dit artikel mag tot en met 31 december 2017 worden verleend, tenzij maatregelen voor definitieve stopzetting worden vastgesteld ter verwezenlijking van de doelstellingen van de volgende meerjarenplannen:
het bij Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad ( 11 ) vastgestelde meerjarenplan voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee;
het bij Verordening (EU) 2016/1139 vastgestelde meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, met betrekking tot vaartuigen die op kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee, kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee of op haring in het westelijke deel van de Oostzee hebben gevist, als bepaald in artikel 8 bis van Verordening (EU) 2016/1139.
Uitgaven voor definitieve stopzettingsmaatregelen die zijn vastgesteld ter verwezenlijking van de doelstellingen van Verordening (EU) 2016/1139, en met name artikel 8 bis, komen met ingang van 1 december 2020 in aanmerking voor steun uit het EFMZV.
Daarnaast kan in het geval van traditionele houten vaartuigen, met het oog op instandhouding van maritiem erfgoed, steun worden verleend voor de definitieve beëindiging van de visserijactiviteit zonder sloop, op voorwaarde dat dergelijke vaartuigen een erfgoedfunctie aan wal behouden.
Artikel 35
Onderlinge fondsen voor volksgezondheidscrisissen, ongunstige weersomstandigheden en milieuongevallen
Teneinde in aanmerking te komen voor steun op grond van dit artikel, dient het betrokken onderlinge fonds:
door de bevoegde autoriteit van de lidstaat overeenkomstig de nationale wetgeving zijn geaccrediteerd;
betalingen aan en afboekingen van het betrokken fonds transparant behandelen; en
beschikken over duidelijke voorschriften inzake de toewijzing van verantwoordelijkheid voor schulden.
Artikel 36
Steun voor de systemen voor het toewijzen van vangstmogelijkheden
Artikel 37
Steun voor het ontwerpen en uitvoeren van instandhoudingsmaatregelen en regionale samenwerking
Met het oog op het efficiënt ontwerpen en uitvoeren van de instandhoudingsmaatregelen bedoeld in de artikelen 7, 8 en 11 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en van de regionale samenwerking op grond van artikel 18 van die verordening, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
het ontwerpen, ontwikkelen en monitoren van de technische en administratieve instrumenten die nodig zijn voor het ontwikkelen en uitvoeren van instandhoudingsmaatregelen en voor regionalisatie;
de participatie van de belanghebbende partijen en de samenwerking tussen de lidstaten bij het ontwerpen en ontwikkelen van instandhoudingsmaatregelen en regionalisatie.
Artikel 38
Beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu en aanpassing van de visserij aan de bescherming van soorten
Om de impact van de visserij op het mariene milieu te beperken, om het geleidelijk uitbannen van teruggooi te bevorderen en om de overgang te vergemakkelijken naar een duurzame exploitatie van de levende biologische rijkdommen van de zee overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen:
in uitrusting om de selectiviteit van het vistuig op grootte en soort te verfijnen;
aan boord of in uitrusting voor het uitbannen van teruggooi door voorkoming en vermindering van ongewenste vangsten van commerciële bestanden of voor de behandeling van ongewenste vangsten die moeten worden aangeland overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;
in uitrusting om de fysieke en biologische impact van de visserij op het ecosysteem of de zeebodem te beperken en zo mogelijk tot nul te reduceren;
in uitrusting ter bescherming van het vistuig en de vangst tegen zoogdieren en vogels die beschermd zijn krachtens Richtlijn 92/43/EEG van de Raad of Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ), op voorwaarde dat dit de selectiviteit van het vistuig niet ondermijnt en dat alle passende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de predatoren fysiek letsel wordt toegebracht.
De steun wordt verleend aan:
eigenaren van Unievissersvaartuigen die als actief zijn geregistreerd en die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 60 dagen visserijactiviteiten op zee hebben verricht;
vissers die eigenaar zijn van het te vervangen vistuig en die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 60 dagen aan boord van een Unievissersvaartuig hebben gewerkt;
door de lidstaten erkende vissersorganisaties.
Artikel 39
Innovatie in verband met de instandhouding van biologische rijkdommen van de zee
Artikel 40
Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen en compensatieregelingen in het kader van duurzame visserijactiviteiten
Om in het kader van duurzame visserijactiviteiten en met deelname, waar passend, van vissers de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen te beschermen en te herstellen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de volgende concrete acties:
het door vissers verzamelen van afval op zee, zoals verloren vistuig en zwerfvuil;
het bouwen, installeren of moderniseren van vaste of verplaatsbare voorzieningen om de mariene flora en fauna te beschermen en te ontwikkelen, met inbegrip van de wetenschappelijke voorbereiding, en beoordeling daarvan;
het bijdragen tot een beter beheer of een betere instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee;
het voorbereiden, met inbegrip van het verrichten van studies, het opstellen, monitoren en updaten van bescherming- en beheerplannen voor visserijgerelateerde activiteiten in verband met Natura 2000-sites en ruimtelijke beschermingsmaatregelen als bedoeld in Richtlijn 2008/56/EG, alsmede andere bijzondere habitats;
het beheren, herstellen en monitoren van Natura 2000-sites overeenkomstig Richtlijnen 92/43/EEG, en 2009/147/EG, en overeenkomstig de prioritaire actiekaders die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 92/43/EEG;
het beheren, herstellen en monitoren van beschermde mariene gebieden met het oog op de tenuitvoerlegging van de in artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG bedoelde ruimtelijke beschermingsmaatregelen;
het wekken van milieubewustzijn door vissers te betrekken bij de bescherming en het herstel van de mariene biodiversiteit;
het tot stand brengen van regelingen voor de vergoeding van schade aan vangsten die wordt veroorzaakt door zoogdieren en vogels die worden beschermd op grond van Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG;
het deelnemen aan andere acties met het oog op de instandhouding en de ontwikkeling van de biodiversiteit en ecosysteemdiensten, zoals het herstel van specifieke mariene en kusthabitats ter ondersteuning van de duurzaamheid van de visbestanden, met inbegrip van de wetenschappelijke voorbereiding, en beoordeling daarvan.
Artikel 41
Energie-efficiëntie en mitigatie van de klimaatverandering
Om de gevolgen van de klimaatverandering te matigen en de vissersvaartuigen energie-efficiënter te maken, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
investeringen in uitrusting of aan boord om de uitstoot van verontreinigende stoffen of broeikasgassen te reduceren en de energie-efficiëntie van de vissersvaartuigen te verhogen. Investeringen in vistuig komen ook in aanmerking voor steun op voorwaarde dat zij de selectiviteit van dat vistuig niet ondermijnen;
audits en regelingen op het gebied van energie-efficiëntie;
studies ter beoordeling van de bijdrage van alternatieve aandrijfsystemen en rompontwerpen aan de energie-efficiëntie van vissersvaartuigen.
Er kan alleen steun worden verleend voor de vervanging of de modernisering van hoofd- of hulpmotoren in de volgende gevallen:
voor vaartuigen met een lengte over alles van ten hoogste 12 m, mits de nieuwe of gemoderniseerde motor niet over meer vermogen in kW beschikt dan de huidige motor;
voor vaartuigen met een lengte over alles tussen 12 en 18 m, mits het vermogen in kW van de nieuwe of gemoderniseerde motor ten minste 20 % lager ligt dan dat van de huidige motor;
voor vaartuigen met een lengte over alles tussen 18 en 24 m, mits het vermogen in kW van de nieuwe of gemoderniseerde motor ten minste 30 % lager ligt dan dat van de huidige motor.
Onverminderd artikel 25, lid 3, is steun uit het EFMZV krachtens lid 2 van dit artikel niet hoger dan de hoogste van de volgende twee drempels:
1 500 000 EUR; of
3 % van de financiële steun van de Unie die in de betrokken lidstaat aan de in artikel 6, leden 1, 2 en 5, gestelde Unieprioriteiten is toegekend.
Artikel 42
Toegevoegde waarde, productkwaliteit en gebruik van ongewenste vangsten
Om de toegevoegde waarde of de kwaliteit van de gevangen vis te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
investeringen die waarde toevoegen aan visserijproducten, in het bijzonder door de vissers toe te staan hun eigen vangst te verwerken, af te zetten en rechtstreeks te verkopen;
innoverende investeringen aan boord ter verbetering van de kwaliteit van de visserijproducten.
Artikel 43
Vissershavens, aanlandingsplaatsen, afslagen en beschuttingsplaatsen
Artikel 44
Binnenvisserij en aquatische fauna en flora in de binnenwateren
Om de impact van de binnenvisserij op het milieu te verminderen en de energie-efficiëntie, de waarde en de kwaliteit van de aangelande vis, de gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden en menselijk kapitaal en opleiding te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen:
in de verbetering van het menselijk kapitaal, jobcreatie en de sociale dialoog als bedoeld in artikel 29, en onder de in dat artikel gestelde voorwaarden;
aan boord of in afzonderlijke uitrusting als bedoeld in artikel 32 en onder de in dat artikel gestelde voorwaarden;
in uitrusting en soorten concrete acties als bedoeld in de artikelen 38 en 39 en onder de in die artikelen gestelde voorwaarden;
in de verbetering van de energie-efficiëntie en de matiging van de effecten van de klimaatverandering, als bedoeld in artikel 41 en onder de in dat artikel gestelde voorwaarden;
in de verbetering van de waarde of de kwaliteit van de gevangen vis, als bedoeld in artikel 42 en onder de in dat artikel gestelde voorwaarden;
in vissershavens, beschuttingsplaatsen en aanlandingsplaatsen als bedoeld in artikel 43, overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde voorwaarden.
Voor de toepassing van de leden 1 en 4 bis:
gelden verwijzingen die in de artikelen 30, 32, 33, 38, 39, 41 en 42 naar vissersvaartuigen worden gemaakt, als verwijzingen naar vaartuigen die uitsluitend in binnenwateren actief zijn;
gelden verwijzingen die in artikel 38 naar het mariene milieu worden gemaakt, als verwijzingen naar het milieu waarin het binnenvissersvaartuig actief is.
Om de aquatische flora en fauna te beschermen en te ontwikkelen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
het beheren, herstellen en monitoren van de Natura 2000-sites die de gevolgen ondervinden van visserijactiviteiten, en het rehabiliteren van binnenwateren overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 14 ), met inbegrip van paaigronden en migratieroutes voor migrerende soorten, onverminderd artikel 40, lid 1, onder e), van deze verordening en, waar passend, met deelname van binnenvissers;
het bouwen, moderniseren of installeren van vaste of verplaatsbare voorzieningen om de aquatische flora en fauna te beschermen en te versterken, met inbegrip van de wetenschappelijke voorbereiding, monitoring en beoordeling daarvan.
HOOFDSTUK II
Duurzame ontwikkeling van de aquacultuur
Artikel 45
Specifieke doelstellingen
De op grond van dit hoofdstuk verleende steun draagt bij tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen in het kader van de in artikel 6, lid 2, gestelde Unieprioriteit.
Artikel 46
Algemene voorwaarden
Artikel 47
Innovatie
Om innovatie in de aquacultuur te stimuleren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor concrete acties met het oog op:
het ontwikkelen van technische, wetenschappelijke of organisatorische kennis in aquacultuurbedrijven die in het bijzonder de impact op het milieu reduceert, de afhankelijkheid van vismeel en -olie vermindert, een duurzaam gebruik van de rijkdommen in de aquacultuur bevordert, het dierenwelzijn verbetert of nieuwe, duurzame productietechnieken faciliteert;
het ontwikkelen of op de markt brengen van nieuwe aquacultuursoorten met een grote marktpotentie, nieuwe of substantieel verbeterde producten, nieuwe of verbeterde processen of nieuwe of verbeterde beheer- en organisatiesystemen;
onderzoek naar de technische en economische haalbaarheid van innovatieve producten of processen.
Artikel 48
Productieve investeringen in aquacultuur
Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor:
productieve investeringen in aquacultuur;
de diversificatie van de aquacultuurproductie en de gekweekte soorten;
de modernisering van de aquacultuureenheden, met inbegrip van het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en -veiligheid van de werknemers in de aquacultuursector;
verbeteringen en modernisering in verband met diergezondheid en dierenwelzijn, met inbegrip van de aankoop van apparatuur om viskwekerijen te beschermen tegen wilde predatoren;
investeringen in de beperking van de negatieve gevolgen of de vergroting van de positieve gevolgen voor het milieu en het efficiënter gebruik van de rijkdommen;
investeringen ter verbetering van de kwaliteit van, of ter verhoging van de waarde van, aquacultuurproducten;
het herstel van bestaande aquacultuurvijvers door middel van de verwijdering van slib, of maatregelen voor de preventie van slibafzetting;
het diversifiëren van de inkomsten van aquacultuurbedrijven door middel van de ontwikkeling van aanvullende activiteiten;
investeringen die een substantiële reductie in de impact van de aquacultuurbedrijven op waterverbruik en kwaliteit tot gevolg hebben, in het bijzonder door de gebruikte hoeveelheid water of chemicaliën, antibiotica en andere geneesmiddelen te verminderen of de kwaliteit van de reststromen te verbeteren, onder meer door de invoering van multitrofe aquacultuursystemen;
de bevordering van aquacultuur in gesloten systemen, waarin aquacultuurproductie in een gesloten circuit plaatsvindt zodat het waterverbruik minimaal blijft;
investeringen die de energie-efficiëntie verhogen en de omschakeling van aquacultuurbedrijven op hernieuwbare energiebronnen bevorderen.
Artikel 49
Beheer-, verzorgings- en adviesdiensten voor aquacultuurbedrijven
Om de algehele prestatie en het concurrentievermogen van de aquacultuurbedrijven te verbeteren, en om de schadelijke milieueffecten van hun concrete acties terug te dringen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
het opzetten van beheer-, verzorgings- en adviesdiensten voor aquacultuurbedrijven;
het verwerven van technisch, wetenschappelijk, juridisch, ecologisch of economisch advies.
De in lid 1, onder b), bedoelde adviesdiensten hebben betrekking op:
de behoeften van de aquacultuurbedrijven op het gebied van het beheer dat vereist is om aan de Unie- en nationale milieuwetgeving en aan de voorschriften inzake maritieme ruimtelijke ordening te voldoen;
de milieueffectbeoordeling bedoeld in Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 15 ) en Richtlijn 92/43/EEG;
de behoeften van de aquacultuurbedrijven op het gebied van het beheer dat vereist is om te voldoen aan de nationale en de Uniewetgeving inzake de gezondheid en het welzijn van waterdieren en de volksgezondheid;
gezondheids- en veiligheidsnormen die gebaseerd zijn op nationale en Uniewetgeving;
afzet- en bedrijfsstrategieën.
Artikel 50
Bevordering van het menselijk kapitaal en de sociale dialoog
Om het menselijk kapitaal en de netwerkvorming in de aquacultuur te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
beroepsopleiding, een leven lang leren, de verspreiding van wetenschappelijke en technische kennis en innovatieve praktijken, de verwerving van nieuwe beroepsvaardigheden in de aquacultuur en de terugdringing van het milieueffect van concrete aquacultuuracties;
de verbetering van de arbeidsomstandigheden en de bevordering van de veiligheid op het werk;
netwerkvorming en uitwisseling van ervaringen en beste praktijken tussen aquacultuurbedrijven of beroepsorganisaties en andere belanghebbende partijen, waaronder wetenschappelijke en technische organisaties of organisaties die gelijke kansen van mannen en vrouwen bevorderen.
Artikel 51
Vergroting van het potentieel van aquacultuurlocaties
Om bij te dragen aan de ontwikkeling van de aquacultuurlocaties en -infrastructuur, en de schadelijke milieueffecten van de concrete aquacultuuracties terug te dringen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
het afbakenen en in kaart brengen van de gebieden die het meest geschikt zijn voor de ontwikkeling van aquacultuur, met inachtneming van, in voorkomend geval, processen voor ruimtelijke ordening, alsmede het afbakenen en in kaart brengen van gebieden waar aquacultuur moet worden uitgesloten om ervoor te zorgen dat die gebieden hun rol in de werking van het ecosysteem kunnen behouden;
het verbeteren en ontwikkelen van de nodige ondersteuningsvoorzieningen en -infrastructuur om het potentieel van aquacultuurlocaties te vergroten en om de schadelijke milieueffecten van aquacultuur terug te dringen, onder meer door middel van investeringen in landinrichting, energiebevoorrading of waterbeheer;
maatregelen die de bevoegde autoriteiten in het kader van artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2009/147/EG of van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG vaststellen en uitvoeren om ernstige schade aan de aquacultuur te voorkomen;
maatregelen die de bevoegde autoriteiten vaststellen en uitvoeren naar aanleiding van de opsporing van toegenomen sterfte of ziekten als voorzien in artikel 10 van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad ( 16 ). Die maatregelen kunnen onder meer bestaan in het uitvoeren van actieplannen voor schaal- en schelpdieren ten behoeve van bescherming, herstel en beheer, waaronder steun aan producenten van schaal- en schelpdieren voor de instandhouding van natuurlijke schaal- en schelpdierbanken en -stroomgebieden.
Artikel 52
Aantrekken van nieuwe aquacultuurexploitanten die aan duurzame aquacultuur doen
De in lid 1 bedoelde steun wordt aan beginnende aquacultuurexploitanten verleend op voorwaarde dat zij:
over voldoende beroepsvaardigheden en deskundigheid beschikken;
voor het eerst een micro- of kleine aquacultuuronderneming opzetten als bedrijfsleider van een dergelijke onderneming; en
een bedrijfsplan voor de ontwikkeling van hun aquacultuuractiviteiten indienen.
Artikel 53
Omschakeling naar milieubeheer- en milieu-auditregelingen en naar biologische aquacultuur
Om de ontwikkeling van een biologische of energie-efficiënte aquacultuur te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
deelname aan de milieubeheer- en milieu-auditsystemen (EMAS) van de Unie die zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 19 ).
De hier bedoelde steun wordt verleend in de vorm van een compensatie die maximaal drie jaar wordt uitbetaald gedurende de periode van omschakeling naar de biologische productie, of gedurende de voorbereiding van de deelname aan het EMAS. De lidstaten berekenen de compensaties op basis van:
de gederfde inkomsten of de extra kosten gedurende de periode van omschakeling van de conventionele naar de biologische productie, wat concrete acties op grond van lid 1, onder a), betreft; of
de extra kosten die voortvloeien uit het aanvragen en het voorbereiden van de deelname aan het EMAS, wat concrete acties op grond van lid 1, onder b), betreft.
Artikel 54
Aquacultuur die milieudiensten verricht
Ter bevordering van de ontwikkeling van een aquacultuur die milieudiensten verricht, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
aquacultuurmethoden die compatibel zijn met specifieke milieubehoeften en die onderworpen zijn aan specifieke beheervoorschriften die voortvloeien uit de aanwijzing van NATURA 2000-gebieden overeenkomstig Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG;
de kosten die rechtstreeks verband houden met deelname aan maatregelen voor instandhouding en reproductie ex situ van waterdieren in het kader van door overheidsinstanties of onder toezicht van overheidsinstanties ontwikkelde instandhoudingsprogramma’s en programma’s voor het herstel van de biodiversiteit;
concrete aquacultuuracties, onder meer op het gebied van milieu-instandhouding en -verbetering, biodiversiteit en beheer van het landschap en de traditionele kenmerken van aquacultuurgebieden.
“Artikel 55
Maatregelen op het gebied van de volksgezondheid
Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de volgende compensatieregelingen:
compensatie voor weekdierkwekers die de oogst van kweekweekdieren uitsluitend om volksgezondheidsredenen tijdelijk moeten stilleggen;
werkkapitaalverschaffing en compensatie voor aquacultuurexploitanten.
De onder b) bedoelde compensatie mag tevens worden verleend voor de tijdelijke stillegging of vermindering van de productie en verkoop of voor de extra opslagkosten tussen 1 februari en 31 december 2020 als gevolg van de Covid‐19-uitbraak.
De in lid 1, onder a), bedoelde steun mag slechts worden verleend indien de oogst tijdelijk wordt stilgelegd omdat de weekdieren verontreinigd zijn als gevolg van de groei van toxineproducerend plankton of als gevolg van de aanwezigheid van biotoxinehoudend plankton, en op voorwaarde dat:
de verontreiniging langer duurt dan vier opeenvolgende maanden, of
het verlies, als gevolg van de stillegging van de oogst, meer bedraagt dan 25 % van de jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf, berekend op basis van de gemiddelde omzet van dat bedrijf in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de oogst is stilgelegd.
Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea van dit lid kunnen de lidstaten speciale berekeningsregels vaststellen met betrekking tot bedrijven die minder dan drie jaar actief zijn.
Overeenkomstig artikel 65, lid 9, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en in afwijking van artikel 65, lid 9, eerste alinea, daarvan zijn de uitgaven voor concrete acties waarvoor op grond van lid 1, onder b), van dit artikel steun wordt verleend, subsidiabel met ingang van 1 februari 2020.”.
Artikel 56
Maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn
Om de diergezondheid en het dierenwelzijn in aquacultuurbedrijven te bevorderen, onder meer op het gebied van preventie en biobeveiliging, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
de kosten van de bestrijding en de uitroeiing van ziekten in de aquacultuur overeenkomstig Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 20 ), met inbegrip van de operationele kosten voor het nakomen van de verplichtingen op grond van een uitroeiingsprogramma;
de ontwikkeling van algemene en soortenspecifieke beste praktijken of gedragscodes inzake de behoeften van de aquacultuursector op het gebied van biobeveiliging of op het gebied van diergezondheid of dierenwelzijn;
initiatieven om de aquacultuur minder afhankelijk te maken van diergeneesmiddelen;
veterinaire of farmaceutische studies alsmede verspreiding en uitwisseling van informatie en beste praktijken inzake dierziekten in de aquacultuur, met als doel een adequaat gebruik van diergeneesmiddelen te propageren;
het oprichten en functioneren van door de lidstaten erkende groeperingen voor gezondheidsbescherming in de aquacultuursector;
compensatie voor weekdierkwekers voor de tijdelijke stillegging van hun activiteiten wegens uitzonderlijke massasterfte, indien de weekdiersterfte 20 % overschrijdt of indien het verlies als gevolg van de stillegging van de activiteit meer bedraagt dan 35 % van de jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf, berekend op basis van de gemiddelde omzet van dat bedrijf in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten zijn stilgelegd.
Artikel 57
Aquacultuurbestandsverzekering
Om het inkomen van de aquacultuurexploitanten te vrijwaren, kan uit het EFMZV steun worden verleend in de vorm van een bijdrage aan een aquacultuurbestandsverzekering tegen economische verliezen die het gevolg zijn van ten minste een van de volgende oorzaken:
natuurrampen;
ongunstige weersomstandigheden;
plotselinge veranderingen van de waterkwaliteit en -kwantiteit waarvoor de exploitant niet verantwoordelijk is;
ziekten in de aquacultuur, defecten of vernieling van productievoorzieningen waarvoor de exploitant niet verantwoordelijk is;
volksgezondheidscrisissen.
HOOFDSTUK III
Duurzame ontwikkeling van visserij- en aquacultuurgebieden
Artikel 58
Toepassingsgebied
Uit het EFMZV wordt steun verleend om de visserij- en aquacultuurgebieden duurzaam te ontwikkelen aan de hand van een vanuit de gemeenschap geleide benadering van lokale ontwikkeling als bedoeld in artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
Artikel 59
Specifieke doelstellingen
De in dit hoofdstuk bedoelde steun draagt bij tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen in het kader van de in artikel 6, lid 4, gestelde Unieprioriteit.
Artikel 60
Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsstrategieën en plaatselijke actiegroepen visserij
Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in artikel 59 bedoelde doelstellingen, moeten vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsstrategieën ervoor zorgen dat:
de visserij- en de aquacultuursector optimaal worden betrokken bij de duurzame ontwikkeling van de kustvisserij- en -aquacultuurgebieden en de binnenvisserij- en -aquacultuurgebieden;
de lokale gemeenschappen optimaal gebruikmaken en profijt trekken van de kansen waarmee de maritieme ontwikkeling, de ontwikkeling van de binnenwateren en de kustontwikkeling gepaard gaan, waarbij in het bijzonder ertoe moet worden bijgedragen dat kleine en noodlijdende vissershavens ten volle hun mariene potentieel benutten door een gediversifieerde infrastructuur te ontwikkelen.
Artikel 61
Plaatselijke actiegroepen visserij
De plaatselijke actiegroepen visserij:
geven het voornaamste aandachtspunt van hun strategie en de sociaaleconomische samenstelling van het betrokken gebied weer door te zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de voornaamste belanghebbende partijen, onder meer uit de particuliere en de openbare sector en uit het maatschappelijk middenveld;
zien toe op een significante vertegenwoordiging van de visserij- en/of de aquacultuursector.
Artikel 62
Steun uit de EFMZV voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling
De onderstaande concrete acties komen op grond van dit deel voor steun in aanmerking overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1303/2013:
voorbereidende steun;
uitvoering van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsstrategieën;
samenwerkingsactiviteiten;
operationele kosten en stimulering.
Artikel 63
Uitvoering van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsstrategieën
Er kan steun voor de uitvoering van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsstrategieën worden verleend die gericht is op:
het toevoegen van waarde, het creëren van werkgelegenheid, het aantrekken van jongeren en het bevorderen van innovatie in alle stadia van de bevoorradingsketen van visserij- en de aquacultuurproducten;
het ondersteunen van de diversifiëring in en buiten de commerciële visserij, een leven lang leren en van de werkgelegenheidscreatie in visserij- en aquacultuurgebieden;
het versterken en optimaal benutten van de milieubaten van de visserij- en aquacultuurgebieden, onder meer via concrete acties ter matiging van de klimaatverandering;
het bevorderen van het maatschappelijk welzijn en het culturele erfgoed, inclusief het culturele erfgoed op visserij-, aquacultuur- en maritiem gebied, in visserij- en aquacultuurgebieden;
het versterken van de rol van visserijgemeenschappen in de lokale ontwikkeling en in het bestuur op het gebied van lokale visserijhulpbronnen en maritieme activiteiten.
Artikel 64
Samenwerkingsactiviteiten
De in artikel 35, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde steun kan worden verleend voor:
interterritoriale of transnationale samenwerkingsprojecten;
voorbereidende technische ondersteuning voor interterritoriale en transnationale samenwerkingsprojecten, op voorwaarde dat de plaatselijke actiegroepen visserij kunnen aantonen bezig te zijn met de uitvoering van een project.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de term „interterritoriale samenwerking” verstaan samenwerking binnen een lidstaat, en wordt onder de term „transnationale samenwerking” verstaan samenwerking tussen gebieden in verscheidene lidstaten dan wel samenwerking tussen minstens een gebied in een lidstaat met een of meer gebieden in derde landen.
HOOFDSTUK IV
Maatregelen in verband met afzet en verwerking
Artikel 65
Specifieke doelstellingen
De op grond van dit hoofdstuk verleende steun draagt bij tot de verwezenlijking van specifieke doelstellingen in het kader van de in artikel 6, lid 5, gestelde Unieprioriteit.
Artikel 66
Productie- en afzetprogramma’s
Artikel 67
Opslagsteun
Wanneer dit nodig is om te kunnen reageren op de Covid‐19-uitbraak, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de compensatie van erkende producentenorganisaties en verenigingen van producentenorganisaties die in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 vermelde visserij- en aquacultuurproducten of in bijlage I, onder a), bij die verordening vermelde producten die vallen onder GN-code 0302 opslaan, mits die producten worden opgeslagen overeenkomstig de artikelen 30 en 31 van die verordening, en onder de volgende voorwaarden:
de opslagsteun bedraagt niet meer dan de technische en financiële kosten van de maatregelen die vereist zijn voor de stabilisatie en de opslag van de betrokken producten;
de hoeveelheden waarvoor opslagsteun kan worden verleend, bedragen niet meer dan 25 % van de hoeveelheden van de betrokken producten die jaarlijks door de producentenorganisatie te koop worden aangeboden;
de jaarlijks verleende steun bedraagt niet meer dan 20 % van de gemiddelde jaarwaarde van de productie die door de leden van de producentenorganisatie is afgezet in de periode 2017-2019.
Voor de toepassing van punt c) van de eerste alinea van dit lid wordt, indien een lid van de producentenorganisatie in de periode van 2017 tot en met 2019 geen productie heeft afgezet, de gemiddelde jaarwaarde van de productie die dat lid in de eerste drie productiejaren heeft afgezet, in aanmerking genomen.
Overeenkomstig artikel 65, lid 9, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en in afwijking van artikel 65, lid 9, eerste alinea, daarvan zijn de uitgaven voor concrete acties waarvoor op grond van dit artikel steun wordt verleend, subsidiabel met ingang van 1 februari 2020.
De lidstaten bepalen het bedrag van de binnen hun grondgebied toepasselijke technische en financiële kosten als volgt:
de technische kosten worden jaarlijks berekend op basis van de rechtstreekse kosten in verband met de voor stabilisatie en opslag van de betrokken producten vereiste maatregelen;
de financiële kosten worden jaarlijks berekend aan de hand van de rentevoet die jaarlijks in elke lidstaat wordt vastgesteld;
Die technische en financiële kosten worden openbaar gemaakt.
Artikel 68
Afzetmaatregelen
Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor afzetmaatregelen ten bate van visserij- en aquacultuurproducten die gericht zijn op:
het opzetten van producentenorganisaties, verenigingen van producentenorganisaties en brancheorganisaties, te erkennen overeenkomstig afdeling II van hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 1379/2013;
het vinden van nieuwe markten en het verbeteren van de voorwaarden voor het op de markt brengen van visserij- en aquacultuurproducten, waaronder:
soorten met afzetpotentieel;
ongewenste vangsten van commerciële bestanden die worden aangeland overeenkomstig technische maatregelen, artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en artikel 8, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1379/2013;
visserij- en aquacultuurproducten die worden verkregen aan de hand van methoden met een lage milieu-impact, of biologische aquacultuurproducten in de zin van Verordening (EG) nr. 834/2007;
het verbeteren van de kwaliteit en de toegevoegde waarde, door het stimuleren van:
de indiening van aanvragen tot registratie van producten en de aanpassing van de betrokken marktdeelnemers aan de desbetreffende nalevings- en certificeringsvoorschriften overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 21 );
de certificering en de afzetbevordering voor onder meer duurzame visserij- en aquacultuurproducten, met inbegrip van producten van de kleinschalige kustvisserij, en milieuvriendelijke verwerkingsmethoden;
de rechtstreekse afzet van visserijproducten door kleinschalige kustvissers of door vissers die te voet vissen;
de aanbiedingsvorm en verpakking van producten;
het bevorderen van de transparantie van de productie en de markten, en het verrichten van marktonderzoek en studies betreffende de afhankelijkheid van de Unie van invoer;
het bijdragen tot de traceerbaarheid van visserij- en aquacultuurproducten en, waar passend, de ontwikkeling van een voor de gehele Unie geldend milieukeurmerk voor visserij- en aquacultuurproducten, als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1379/2013;
het opstellen, voor kleine en middelgrote ondernemingen van standaardcontracten die verenigbaar zijn met het Unierecht;
het houden van regionale, nationale of transnationale communicatie- en afzetbevorderingscampagnes die de bekendheid van het publiek met duurzame visserij- en aquacultuurproducten moeten vergroten.
De in lid 1, onder g), bedoelde concrete acties zijn niet gericht op handelsmerken.
Artikel 69
Verwerking van visserij- en aquacultuurproducten
Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de volgende investeringen in de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten:
investeringen die energie helpen besparen of de milieu-impact helpen reduceren, met inbegrip van afvalbehandeling;
investeringen die gericht zijn op het verbeteren van de veiligheid, de hygiëne, de gezondheid en de arbeidsomstandigheden;
investeringen ter ondersteuning van de verwerking van vangsten van commerciële vis die niet voor menselijke consumptie kan worden bestemd;
investeringen met betrekking tot de verwerking van bijproducten van de voornaamste verwerkingsactiviteiten;
investeringen met betrekking tot de verwerking van biologische aquacultuurproducten op grond van de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 834/2007;
investeringen die leiden tot nieuwe of verbeterde producten, nieuwe of verbeterde processen of nieuwe of verbeterde beheer- en organisatiesystemen.
HOOFDSTUK V
Compensatie van in de ultraperifere gebieden gemaakte extra kosten in verband met visserij- en aquacultuurproducten
Artikel 70
Compensatieregeling
Uit het EFMZV kan tevens steun worden verleend ter compensatie van de economische verliezen ten gevolge van de Covid‐19-uitbraak, met name de verliezen ten gevolge van de verslechtering van de visprijs of van verhoogde opslagkosten.
De compensatie wordt niet verleend voor visserij- en aquacultuurproducten die:
zijn gevangen door vaartuigen van derde landen, met uitzondering van vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren en in Uniewateren actief zijn;
zijn gevangen door Unievissersvaartuigen die niet in een haven van een van de in lid 1 bedoelde gebieden zijn geregistreerd;
zijn ingevoerd uit derde landen.
De volgende marktdeelnemers komen in aanmerking voor compensatie:
natuurlijke of rechtspersonen die op het verkrijgen van visserij- of aquacultuurproducten gerichte productiemiddelen exploiteren met het doel deze producten op de markt te brengen;
de eigenaren of reders van vaartuigen die in de havens van de in lid 1 bedoelde gebieden zijn geregistreerd en in die gebieden vissen, of verenigingen van dergelijke eigenaren of reders;
de marktdeelnemers in de sector verwerking en afzet, of verenigingen van dergelijke marktdeelnemers.
Artikel 71
Berekening van de compensatie
De compensatie wordt betaald aan de in artikel 70, lid 6, bedoelde marktdeelnemers die in de in artikel 70, lid 1, bedoelde regio’s actief zijn, en wordt berekend met inachtneming van:
voor elk visserijproduct of voor elk aquacultuurproduct of voor elke categorie producten, de extra kosten waarmee de specifieke beperkingen van het betrokken gebied gepaard gaan; en
met enige andere soort van overheidsmaatregelen die van invloed zijn op de hoogte van de extra kosten.
Artikel 72
Compensatieplan
Artikel 73
Staatssteun voor de uitvoering van compensatieplannen
2. De lidstaten kunnen aanvullende financiering voor de uitvoering van de in artikel 72 bedoelde compensatieplannen verlenen. In dat geval melden de lidstaten de staatssteun aan de Commissie, die deze steun overeenkomstig deze verordening als onderdeel van die programma’s kan goedkeuren. De gemelde staatssteun wordt beschouwd als zijnde gemeld in de zin van artikel 108, lid 3, eerste volzin, VWEU.
HOOFDSTUK VI
Begeleidende maatregelen voor het GVB onder gedeeld beheer
Artikel 74
Geografisch toepassingsgebied
In afwijking van artikel 2 is dit hoofdstuk tevens van toepassing op concrete acties die buiten het grondgebied van de Europese Unie worden uitgevoerd.
Artikel 75
Specifieke doelstellingen
De op grond van dit hoofdstuk verleende steun draagt bij tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen in het kader van de in artikel 6, lid 3, gestelde Unieprioriteit.
Artikel 76
Controle en handhaving
In het bijzonder komen de volgende soorten concrete acties in aanmerking voor steun:
de aankoop, de installatie en/of de ontwikkeling van technologieën, met inbegrip van computerhardware en -software, vaartuigdetectiesystemen (VDS), een gesloten camerasysteem (CCTV) en IT-netwerken voor het verzamelen, het beheren, het valideren, het analyseren, de risicobeheersing, het presenteren (door middel van de websites in verband met controle) en uitwisselen van gegevens met betrekking tot de visserij, voor het ontwikkelen van steekproefmethoden voor deze gegevens, en voor het tot stand brengen van een verbinding met sectoroverschrijdende gegevensuitwisselingssystemen;
de ontwikkeling, de aankoop en de installatie van de componenten, met inbegrip van hardware en -software, die nodig zijn voor de transmissie van gegevens door bij de visserij en de afzet van visserijproducten betrokken actoren aan de betrokken autoriteiten van de lidstaat en van de Unie, met inbegrip van de voor controledoeleinden vereiste componenten voor elektronische registratie- en rapportagesystemen (ERS), volgsystemen voor vaartuigen (VMS) en automatische identificatiesystemen (AIS);
de ontwikkeling, de aankoop en de installatie van de componenten, met inbegrip van hardware en -software, die nodig zijn ter waarborging van de traceerbaarheid van visserij- en aquacultuurproducten als bedoeld in artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;
de uitvoering van programma’s voor het uitwisselen van gegevens tussen de lidstaten en de gezamenlijke analyse daarvan;
de modernisering en de aankoop van patrouillevaartuigen, -vliegtuigen en -helikopters, op voorwaarde dat deze jaarlijks gedurende ten minste 60 % van hun totale gebruikstijd voor visserijcontroledoeleinden worden gebruikt;
de aankoop van andere controlemiddelen, waaronder instrumenten om het motorvermogen te meten en weegapparatuur;
de ontwikkeling van innovatieve controle- en monitoringsystemen en de uitvoering van proefprojecten inzake visserijcontrole, met inbegrip van de analyse van vis-DNA en de ontwikkeling van websites in verband met controle;
programma’s voor de opleiding en uitwisseling van personeelsleden die zijn belast met monitoring-, controle- en bewakingstaken op visserijgebied, ook op het niveau van meerdere lidstaten;
de kosten-batenanalyses, de evaluatie en het aan audits onderwerpen van de door de bevoegde autoriteiten verrichte uitgaven voor toezicht, controle en bewaking;
initiatieven, met inbegrip van seminars en het gebruik van media-instrumenten, om enerzijds de vissers en andere actoren zoals inspecteurs, openbare aanklagers en rechters, en anderzijds het grote publiek bewuster te maken van de noodzaak om illegale, ongemelde of ongereglementeerde visserij te bestrijden en om de GVB-regels toe te passen;
operationele kosten in verband met het verscherpte toezicht op visbestanden waarvoor specifieke controle- en inspectieprogramma’s overeenkomstig artikel 95 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gelden en die aan controlecoördinatie onderworpen zijn overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad ( 22 ).
programma’s in verband met de uitvoering van een actieplan dat is opgesteld overeenkomstig artikel 102, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, met inbegrip van de gemaakte operationele kosten.
Artikel 77
Verzameling van gegevens
In het bijzonder komen de volgende soorten concrete acties in aanmerking voor steun:
de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens voor wetenschappelijke analyse en voor de uitvoering van het GVB;
nationale, transnationale en subnationale meerjarige steekproefprogramma’s, mits deze betrekking hebben op bestanden die onder het GVB vallen;
op zee verrichte monitoring van de commerciële en de recreatievisserij, met inbegrip van de monitoring van de bijvangst van mariene organismen zoals zeezoogdieren en vogels;
onderzoeken op zee;
deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten en van regionale autoriteiten aan regionale coördinatievergaderingen, aan vergaderingen van regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de Unie overeenkomstsluitende partij of waarnemer is, en/of aan vergaderingen van internationale organisaties die belast zijn met het verstrekken van wetenschappelijk advies;
verbetering van de systemen voor gegevensverzameling en gegevensbeheer en uitvoering van proefonderzoeken om de bestaande systemen voor gegevensverzameling en -beheer te verbeteren.
HOOFDSTUK VII
Technische bijstand op initiatief van de lidstaten
Artikel 78
Technische bijstand op initiatief van de lidstaten
Uit het EFMZV kan, op initiatief van een lidstaat, en ten bedrage van maximaal 6 % van het totale bedrag voor het operationele programma steun worden verleend voor:
de maatregelen inzake technische bijstand bedoeld in artikel 52, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013;
het opzetten van nationale netwerken voor de verspreiding van informatie, de opbouw van capaciteit, de uitwisseling van beste praktijken en de ondersteuning van de samenwerking tussen de plaatselijke actiegroepen visserij in het grondgebied van de lidstaat.
HOOFDSTUK VIII
Onder gedeeld beheer gefinancierde maatregelen inzake GMB
Artikel 79
Specifieke doelstellingen
Maatregelen in het kader van dit hoofdstuk dragen bij tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen in het kader van de in artikel 6, lid 6, gestelde Unieprioriteit, waaronder:
de geïntegreerde maritieme bewaking (IMS — Integrated maritime surveillance) en, in het bijzonder, de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur (CISE — Common information sharing environment) voor de bewaking van het maritiem gebied van de Unie;
de bevordering van de bescherming van het mariene milieu, in het bijzonder de biodiversiteit ervan en beschermde mariene gebieden zoals de Natura 2000-gebieden, onverminderd artikel 37 van deze verordening, alsmede het duurzame gebruik van de rijkdommen van de zee en van de kust en de nadere omschrijving van de grenzen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten met een impact op het mariene milieu, in het bijzonder in de context van Richtlijn 2008/56/EG.
▼M4 —————
Artikel 80
Subsidiabele concrete acties
Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor concrete acties die overeenstemmen met de in artikel 79 vastgestelde doelstellingen, zoals de concrete acties die:
bijgedragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van het IMS en, in het bijzonder, aan het CISE;
het mariene milieu beschermen, in het bijzonder de biodiversiteit ervan en beschermde mariene gebieden zoals de Natura 2000-gebieden, overeenkomstig de in Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG vastgestelde verplichtingen;
de kennis over de staat van het mariene milieu verbeteren, met het oog op de opstelling van de monitoringprogramma’s en de maatregelenprogramma’s voorzien in Richtlijn 2008/56/EG, overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde verplichtingen.
TITEL VI
ONDER DIRECT BEHEER GEFINANCIERDE MAATREGELEN
HOOFDSTUK I
Geïntegreerd maritiem beleid
Artikel 81
Geografisch toepassingsgebied
In afwijking van artikel 2 is dit hoofdstuk tevens van toepassing op concrete acties die buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd.
Artikel 82
Toepassingsgebied en doelstellingen
De op grond van dit hoofdstuk verleende steun draagt bij tot de versterking van de ontwikkeling en uitvoering van het GMB van de Unie. De steun heeft ten doel:
de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van een geïntegreerd bestuur inzake maritieme en kustgerelateerde zaken te bevorderen, in het bijzonder door:
maatregelen te stimuleren om de lidstaten en hun regio’s aan te moedigen tot de ontwikkeling, invoering of uitvoering van een geïntegreerd maritiem bestuur;
de dialoog en de samenwerking met en tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de belanghebbende partijen op het gebied van mariene en maritieme zaken te bevorderen, onder meer via de ontwikkeling en uitvoering van geïntegreerde zeegebiedstrategieën, daarbij rekening houdend met een evenwichtige aanpak in alle zeegebieden en met de kenmerken van de verschillende zeegebieden en onderzeegebieden, alsmede, in voorkomend geval, de toepasselijke macroregionale strategieën;
sectoroverschrijdende samenwerkingsplatforms en -netwerken te stimuleren, waaraan wordt deelgenomen door onder meer vertegenwoordigers van overheidsinstanties op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, de industrie, waaronder het toerisme, bij onderzoek betrokken partijen, burgers, organisaties van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners;
de samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren door uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen hun bevoegde autoriteiten;
de uitwisseling van beste praktijken en de dialoog op internationaal niveau, onder meer in de vorm van een bilaterale dialoog met derde landen, te stimuleren, waarbij rekening wordt gehouden met UNCLOS en de desbetreffende internationale verdragen die gebaseerd zijn op het UNCLOS, onverminderd andere overeenkomsten of regelingen tussen de Unie en de betrokken derde landen. Deze dialoog omvat in voorkomend geval een doeltreffende discussie over de ratificatie en uitvoering van UNCLOS;
de zichtbaarheid van de geïntegreerde benadering van maritieme zaken te vergroten en zowel de overheid en de particuliere sector als het grote publiek bewuster te maken van deze aanpak;
bij te dragen tot de ontwikkeling van sectoroverschrijdende initiatieven ten bate van de maritieme sectoren en/of het sectorale beleid die rekening houden met en voortbouwen op bestaande instrumenten en initiatieven, in het bijzonder op het gebied van:
het IMS, met als doel het veilige, beveiligde en duurzame gebruik van de maritieme ruimte te versterken, in het bijzonder door de efficiëntie en de doeltreffendheid via de sector- en grensoverschrijdende uitwisseling van informatie te verbeteren met inachtneming van bestaande en toekomstige samenwerkingsmechanismen en -systemen;
processen van maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd beheer van kustgebieden;
de geleidelijke ontwikkeling van een alomvattende, openbaar toegankelijke en degelijke mariene gegevens- en kennisbasis om het delen, hergebruiken en verspreiden van die gegevens en deze kennis tussen verschillende gebruikersgroepen te vergemakkelijken, en zo overlappingen te voorkomen; daartoe dient zo goed mogelijk gebruik te worden gemaakt van bestaande programma’s van de Unie en van de lidstaten;
duurzame economische groei, werkgelegenheid, innovatie en nieuwe technologieën in opkomende en toekomstgerichte maritieme sectoren en in kust- en eilandgebieden en ultraperifere regio’s van de Unie te ondersteunen op een manier die complementair is aan de bestaande sectorale en nationale activiteiten;
de bescherming van het mariene milieu, in het bijzonder de biodiversiteit ervan alsmede beschermde mariene gebieden zoals de Natura 2000-gebieden, te bevorderen, het duurzame gebruik van de mariene en kusthulpbronnen te stimuleren en de grenzen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten met een impact op het mariene milieu nader te omschrijven, overeenkomstig de doelstellingen inzake het bereiken of behouden van een goede milieutoestand, zoals vereist bij Richtlijn 2008/56/EG.
Artikel 83
Subsidiabele concrete acties
Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor concrete acties die overeenstemmen met de in artikel 82 vastgestelde doelstellingen, zoals:
studies;
projecten, waaronder testprojecten en samenwerkingsprojecten;
publieksvoorlichting, uitwisseling van beste praktijken, bewustmakingscampagnes en de bijbehorende communicatie- en verspreidingsactiviteiten zoals publiciteitscampagnes, evenementen, ontwikkeling en onderhoud van websites en platforms van belanghebbende partijen;
conferenties, seminars, fora en workshops;
coördinatieactiviteiten, met inbegrip van informatie-uitwisselingsnetwerken en ondersteuning van het ontwerpen van zeegebiedstrategieën;
de ontwikkeling, de exploitatie en het onderhoud van IT-systemen en -netwerken voor het verzamelen, beheren, valideren, analyseren en uitwisselen van gegevens, voor het ontwikkelen van steekproefmethoden voor deze gegevens, en voor het tot stand brengen van een verbinding met sectoroverschrijdende gegevensuitwisselingssystemen;
opleidingsprojecten voor de ontwikkeling van kennis, beroepskwalificaties en maatregelen gericht op de bevordering van de ontwikkeling op professioneel gebied in de maritieme sector.
Ter verwezenlijking van de in artikel 82, onder b), vastgestelde specifieke doelstellingen, namelijk de ontwikkeling van grens- en sectoroverschrijdende concrete acties, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van technische instrumenten voor het IMS die in het bijzonder tot doel hebben het CISE te ontwikkelen, te exploiteren en te onderhouden, teneinde de uitwisseling van sectoroverschrijdende en grensoverschrijdende bewakingsinformatie die alle gebruikersgemeenschappen met elkaar verbindt te bevorderen, rekening houdend met de relevante ontwikkelingen van het sectorale beleid inzake bewaking en, in voorkomend geval, bijdragend tot de noodzakelijke ontwikkeling daarvan;
activiteiten op het gebied van coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten of regio’s, met als doel een maritieme ruimtelijk ordening en een geïntegreerd beheer van kustgebieden te ontwikkelen, met inbegrip van systemen en praktijken voor de uitwisseling en monitoring van gegevens, evaluatieactiviteiten, het opzetten en exploiteren van deskundigennetwerken en het opzetten van een programma om de capaciteit op te bouwen die de lidstaten met het oog op maritieme ruimtelijke ordening nodig hebben;
initiatieven voor de medefinanciering, de aankoop en het onderhoud van mariene observatiesystemen en technische instrumenten voor het ontwerpen, opzetten en exploiteren van een operationeel Europees marien observatie- en datanetwerksysteem dat het via samenwerking tussen de lidstaten en/of betrokken internationale instellingen, gemakkelijker maakt mariene gegevens en kennis te verzamelen, te verwerven, samen te voegen, te verwerken, op kwaliteit te controleren, te hergebruiken en te verspreiden.
HOOFDSTUK II
Begeleidende maatregelen voor het GVB en het GMB onder direct beheer
Artikel 84
Geografisch toepassingsgebied
In afwijking van artikel 2 is dit hoofdstuk tevens van toepassing op concrete acties die buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd.
Artikel 85
Specifieke doelstellingen
De in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen dragen bij tot de tenuitvoerlegging van het GVB en het GMB, in het bijzonder op het gebied van:
het verzamelen, beheren en verspreiden van wetenschappelijk advies in het kader van het GVB;
specifieke controle- en handhavingsmaatregelen in het kader van het GVB;
vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties;
adviesraden;
informatie over de markt;
communicatieactiviteiten in het kader van het GVB en het GMB.
Artikel 86
Wetenschappelijk advies en wetenschappelijke kennis
In het bijzonder de volgende soorten concrete acties komen in aanmerking voor steun:
studies en proefprojecten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging en de ontwikkeling van het GVB, onder meer op het gebied van alternatieve technieken voor een duurzaam beheer van visserij en aquacultuur, met inbegrip van adviesraden;
de voorbereiding en verstrekking van wetenschappelijke standpunten en adviezen door wetenschappelijke instellingen, waaronder internationale adviesorganisaties die belast zijn met de beoordeling van de bestanden, door onafhankelijke deskundigen en door onderzoeksinstellingen;
deelname van deskundigen aan vergaderingen van werkgroepen over wetenschappelijke en technische visserijaangelegenheden, zoals het WTECV, alsook aan internationale adviesorganisaties en aan vergaderingen waar een bijdrage van deskundigen op het gebied van visserij en aquacultuur vereist is;
onderzoeksinspecties op zee, als bedoeld in artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 199/2008, in gebieden waar vaartuigen uit de Unie hun activiteiten ontplooien in het kader van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij, als bedoeld in artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;
uitgaven die de Commissie doet voor diensten in verband met het verzamelen, beheren en gebruiken van gegevens, in verband met de organisatie en het beheer van deskundigenvergaderingen over visserij en het beheer van jaarlijkse werkprogramma’s betreffende visserijgerelateerde wetenschappelijke en technische expertise, in verband met de verwerking van dataoproepen en datareeksen, en in verband met de voorbereidingsfase die voorafgaat aan het verstrekken van wetenschappelijke standpunten en adviezen;
samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling, ook met de verschillende regionale belanghebbenden, inclusief het opzetten en exploiteren van geregionaliseerde databanken voor de opslag, het beheer en het gebruik van gegevens die bevorderlijk zijn voor de regionale samenwerking, de gegevensverzameling en het gegevensbeheer en de wetenschappelijke expertise ter ondersteuning van het visserijbeheer.
Artikel 87
Controle en handhaving
In het bijzonder komen de volgende soorten concrete acties in aanmerking voor steun:
gezamenlijke aankopen en/of huur van patrouillevaartuigen, -vliegtuigen en -helikopters door verschillende lidstaten uit hetzelfde geografische gebied, op voorwaarde dat deze ten minste 60 % van de totale gebruikstijd per jaar voor visserijcontroledoeleinden worden gebruikt;
uitgaven in verband met de beoordeling en de ontwikkeling van nieuwe controletechnologieën, alsmede processen voor de uitwisseling van gegevens;
alle operationele uitgaven in verband met de controle en evaluatie die de Commissie verricht op de uitvoering van het GVB, in het bijzonder de uitgaven voor de verificatie-, inspectie- en auditbezoeken, uitrusting en opleiding van functionarissen van de Commissie, de organisatie van of de deelname aan vergaderingen, met inbegrip van de uitwisseling tussen lidstaten van informatie en beste praktijken, studies, IT-diensten en -leveranciers en de huur of aanschaf door de Commissie van inspectiemiddelen zoals bedoeld in titels IX en X van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
Subsidiabele concrete acties kunnen, in het bijzonder, de volgende zijn:
internationale opleidingsprogramma’s voor personeel dat verantwoordelijk is voor de monitoring, controle en bewaking van activiteiten op visserijgebied;
initiatieven, met inbegrip van seminars en het gebruik van media-instrumenten, voor het standaardiseren van de interpretatie van verordeningen en daarmee gepaard gaande controles in de Unie.
Artikel 88
Vrijwillige financiële bijdragen aan internationale organisaties
Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de volgende soorten concrete acties op het gebied van internationale betrekkingen:
financiële bijdragen aan de organisaties van de Verenigde Naties en vrijwillige financiële bijdragen aan andere organisaties die actief zijn op het gebied van het zeerecht;
financiële bijdragen voor de voorbereiding van nieuwe internationale organisaties of internationale verdragen die van belang zijn voor de Unie;
financiële bijdragen voor door internationale organisaties uitgevoerde werkzaamheden of programma’s die van bijzonder belang zijn voor de Unie;
financiële bijdragen voor activiteiten (werk-, informele of buitengewone vergaderingen van de overeenkomstsluitende partijen) die de belangen van de Unie in internationale organisaties dienen en de samenwerking met haar partners in die organisaties versterken. Wanneer het in dat verband in het belang van de Unie is dat vertegenwoordigers van derde landen aanwezig zijn tijdens onderhandelingen en vergaderingen in internationale fora en organisaties, kunnen de kosten van de deelname van deze vertegenwoordigers uit het EFMZV worden betaald.
Artikel 89
Adviesraden
Artikel 90
Informatie over de markt
Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor activiteiten die de Commissie overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 verricht op het gebied van de ontwikkeling en de verspreiding van informatie over de markt met betrekking tot visserij- en aquacultuurproducten.
Artikel 91
Communicatieactiviteiten in verband met het GVB en GMB
Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor:
de kosten van voorlichtings- en communicatieactiviteiten in verband met het GVB en het GMB, met inbegrip van:
kosten in verband met het maken, vertalen en verspreiden van schriftelijk, audiovisueel en elektronisch materiaal dat is toegesneden op de specifieke behoeften van de verschillende doelgroepen;
kosten in verband met de voorbereiding en de organisatie van evenementen en vergaderingen waar informatie wordt verstrekt en de standpunten van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het GVB en het GMB, worden ingewonnen;
de reis- en verblijfskosten van deskundigen en vertegenwoordigers van belanghebbende partijen die door de Commissie voor haar vergaderingen worden uitgenodigd;
de kosten in verband met de communicatie betreffende politieke prioriteiten van de Unie die betrekking hebben op de algemene doelstellingen van deze verordening.
HOOFDSTUK III
Technische bijstand
Artikel 92
Technische bijstand op initiatief van de Commissie
Uit het EFMZV kan op initiatief van de Commissie en ten bedrage van maximaal 1,1 % van het EFMZV steun worden verleend voor de volgende maatregelen:
de voor de uitvoering van de onderhavige verordening vereiste maatregelen inzake technische bijstand als bedoeld in artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1303/2013;
de voorbereiding, de monitoring en de evaluatie van overeenkomsten inzake duurzame visserij en de deelname van de Unie in regionale organisaties voor visserijbeheer. De betrokken maatregelen omvatten studies, vergaderingen, bijdragen van deskundigen, de kosten van tijdelijk personeel, voorlichtingsactiviteiten en andere administratieve kosten of kosten die het gevolg zijn van door de Commissie verleende wetenschappelijke of technische bijstand;
het opzetten van een Europees netwerk van plaatselijke actiegroepen visserij met het oog op capaciteitsopbouw, informatieverspreiding, uitwisseling van ervaring en van beste praktijken, en samenwerking tussen de FLAG’s. Dat netwerk werkt samen met in het kader van het EFRO, het ESF en het Elfpo opgezette organisaties voor plaatselijke ontwikkeling die actief zijn op het gebied van netwerkvorming en technische ondersteuning, in het bijzonder op het gebied van de activiteiten van deze organisaties met betrekking tot plaatselijke ontwikkeling en transnationale samenwerking.
TITEL VII
TENUITVOERLEGGING ONDER GEDEELD BEHEER
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 93
Toepassingsgebied
Deze titel is van toepassing op onder gedeeld beheer gefinancierde maatregelen als bedoeld in titel V.
HOOFDSTUK II
Uitvoeringsmechanisme
Artikel 94
Bepaling van de medefinancieringspercentages
In het operationele programma wordt vastgesteld welke procentuele bijdrage uit het EFMZV van toepassing is op de in artikel 6 gestelde Unieprioriteiten. De maximumbijdrage uit het EFMZV in procenten bedraagt 75 % en de minimumbijdrage in procenten uit het EFMZV bedraagt 20 % van de subsidiabele overheidsuitgaven.
In afwijking van lid 2 bedraagt de bijdrage uit het EFMZV:
100 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het de opslagsteun betreft als bedoeld in artikel 67;
100 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het de compensatieregeling betreft als bedoeld in artikel 70;
50 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het steun betreft zoals bedoeld in artikel 33, lid 1, onder a), b) en c), artikel 34 en artikel 41, lid 2;
70 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het steun betreft zoals bedoeld in artikel 76, lid 2 onder e);
90 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het de steun betreft bedoeld in artikel 76, lid 2, onder a) tot en met d), en onder f) tot en met l);
80 % van de subsidiabele uitgaven, wanneer het de in artikel 77 bedoelde steun betreft.
Artikel 95
Intensiteit van de overheidssteun
In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten een intensiteit van overheidssteun van 100 % van de subsidiabele overheidsuitgaven voor de concrete actie toepassen wanneer:
de begunstigde een publiekrechtelijke instantie is of een onderneming die belast is met het beheer van diensten van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 106, lid 2, VWEU, wanneer de steun voor het beheer van dergelijke diensten wordt verleend;
de concrete actie betrekking heeft op de opslagsteun bedoeld in artikel 67;
de concrete actie betrekking heeft op de compensatieregeling bedoeld in artikel 70;
de concrete actie betrekking heeft op de gegevensverzameling bedoeld in artikel 77.
de concrete actie betrekking heeft op steun overeenkomstig artikel 33 of artikel 34, of compensaties overeenkomstig artikel 54, artikel 55, artikel 56 of artikel 69, lid 3;
de concrete actie betrekking heeft op de in artikel 80 bedoelde maatregelen inzake het GMB.
In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten een intensiteit van overheidssteun tussen 50 % en 100 % van de totale subsidiabele uitgaven toepassen wanneer:
de concrete actie wordt uitgevoerd in het kader van titel V, hoofdstukken I, II, of IV, en deze concrete actie voldoet aan elk van de volgende criteria.
zij is van collectief belang;
zij heeft een collectieve begunstigde;
zij heeft innovatieve kenmerken, in voorkomend geval, op plaatselijk niveau;
de concrete actie wordt uitgevoerd in het kader van titel V, hoofdstuk III, en deze concrete actie voldoet aan een van de in punten i), ii) en iii) van dit lid, onder a), bedoelde criteria en openbare toegang geeft tot de resultaten ervan.
Artikel 96
Berekening van extra kosten en gederfde inkomsten
Wanneer steun wordt verleend op basis van extra kosten of gederfde inkomsten, zorgen de lidstaten ervoor dat de betrokken berekeningen deugdelijk en nauwkeurig zijn en op voorhand zijn vastgesteld op basis van een eerlijke, evenwichtige en verifieerbare berekening.
HOOFDSTUK III
Beheer- en controlesystemen
Artikel 97
Managementautoriteit
Onverminderd de algemene voorschriften van artikel 125 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 zorgt de managementautoriteit ervoor dat:
de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 maart relevante cumulatieve gegevens ontvangt over de voor financiering geselecteerde concrete acties tot het einde van het vorige kalenderjaar, met inbegrip van de belangrijke kenmerken van de begunstigde en de concrete actie.
bekendheid wordt gegeven aan het operationele programma door potentiële begunstigden, beroepsorganisaties, de economische en sociale partners, organisaties voor de bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen en de betrokken niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van milieuorganisaties, te informeren over de door het programma geboden mogelijkheden en over de wijze waarop gebruik kan worden gemaakt van de financiering in het kader van het programma;
bekendheid wordt gegeven aan het operationele programma door de begunstigden van de bijdrage van de Unie en het brede publiek te informeren over de rol van de Unie in het programma.
Artikel 98
Indiening van financiële gegevens
HOOFDSTUK IV
Controle door de lidstaten
Artikel 99
Financiële correcties door de lidstaten
HOOFDSTUK V
Controle door de Commissie
Artikel 100
Onderbreking van de betalingstermijn
Artikel 101
Schorsing van betalingen
Artikel 102
Bevoegdheden van de Commissie
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 126 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarbij de in artikel 100 bedoelde gevallen van niet-naleving omschreven worden, evenals de in artikel 101, lid 1, bedoelde gevallen van ernstige niet-naleving die voortvloeien uit de relevante GVB-voorschriften die van essentieel belang zijn voor de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee.
Artikel 103
Toegang tot informatie
Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten haar de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen mee die zij voor de tenuitvoerlegging van Uniehandelingen inzake het GVB hebben vastgesteld, voor zover deze handelingen financiële gevolgen hebben voor het EFMZV.
Artikel 104
Vertrouwelijkheid
Artikel 105
Financiële correctie door de Commissie
Naast de gevallen bedoeld in artikel 20, lid 7, artikel 77 en artikel 144, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast houdende financiële correcties door de bijdrage van de Unie aan een operationeel programma geheel of gedeeltelijk in te trekken als zij, na het nodige onderzoek, tot de conclusie komt dat:
de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven worden beïnvloed door gevallen waarin de begunstigde wegens niet-nakoming van de in artikel 10, lid 2, van deze verordening bedoelde verplichtingen niet door de lidstaat is gecorrigeerd voordat de in dit lid bedoelde correctieprocedure werd ingeleid;
de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven worden beïnvloed door ernstige gevallen van niet-naleving van de GVB- voorschriften door de lidstaat, die hebben geleid tot schorsing van betaling op grond van artikel 101 van deze verordening en de betrokken lidstaat nog steeds niet aantoont dat de nodige corrigerende maatregelen zijn genomen om te garanderen dat de geldende regels in de toekomst zullen worden nageleefd en gehandhaafd.
Artikel 106
Procedure
Als de Commissie een in artikel 105 bedoelde financiële correctie voorstelt, is artikel 145 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK VI
Monitoring, evaluatie, informatie en communicatie
Artikel 107
Monitoring- en evaluatiesysteem
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot bepaling van, de reeks indicatoren voor die Unieprioriteiten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 127, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 108
Doelstellingen
Het gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiesysteem heeft tot doel:
de voortgang en de verwezenlijkingen van het GVB en het GMB aan te tonen, het algemene effect te belichten en de doeltreffendheid, efficiëntie en relevantie van de concrete acties in het kader van het EFMZV te evalueren;
bij te dragen tot specifiekere gerichte steun voor het GVB en het GMB;
een gemeenschappelijk leerproces met betrekking tot monitoring en evaluatie te ondersteunen;
met het oog op het besluitvormingsproces degelijke, empirisch onderbouwde evaluaties van de concrete acties in het kader van het EFMZV te verstrekken.
Artikel 109
Gemeenschappelijke indicatoren
Artikel 110
Elektronisch informatiesysteem
Artikel 111
Informatieverstrekking
Begunstigden van EFMZV-steun, met inbegrip van plaatselijke actiegroepen visserij, verbinden zich ertoe de managementautoriteit en/of de aangewezen evaluatoren of andere instanties die zijn aangewezen om namens haar functies uit te oefenen, alle nodige informatie te verstrekken om monitoring en evaluatie van het operationele programma mogelijk te maken, in het bijzonder met betrekking tot het halen van specifieke doelstellingen en prioriteiten.
Artikel 112
Monitoringprocedures
Artikel 113
Functies van het monitoringcomité
Het monitoringcomité vervult de in artikel 49 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde functies en controleert bovendien de prestatie van het operationele programma en de doeltreffendheid van de uitvoering ervan. Daartoe vervult het monitoringcomité de volgende functies:
binnen zes maanden na het besluit tot goedkeuring van het programma wordt het geraadpleegd over en hecht het zijn goedkeuring aan de criteria voor de selectie van de gefinancierde concrete acties; de selectiecriteria worden herzien naargelang van de behoeften inzake programmering;
het onderzoekt de activiteiten en outputs met betrekking tot het evaluatieplan van het programma;
het onderzoekt acties in het programma met betrekking tot de naleving van specifieke ex-antevoorwaarden;
het onderzoekt de jaarlijkse uitvoeringsverslagen en keurt deze goed voordat ze aan de Commissie worden toegezonden;
het onderzoekt acties om gelijkheid van mannen en vrouwen, gelijke kansen en non-discriminatie, met inbegrip van toegankelijkheid voor mensen met een handicap, te bevorderen.
Het monitoringcomité wordt niet geraadpleegd over de in artikel 21 bedoelde werkprogramma’s voor gegevensverzameling.
Artikel 114
Jaarlijks uitvoeringsverslag
Naast de bepalingen in artikel 50 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde elementen, bevat het uitvoeringsverslag:
informatie over vastleggingen en uitgaven, uitgesplitst naar maatregel;
een samenvatting van de activiteiten die verricht zijn in verband met het evaluatieplan;
informatie over de genomen maatregelen in gevallen van ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 10, lid 1, van deze verordening, en van niet-naleving van de in artikel 10, lid 2, van deze verordening neergelegde voorwaarden, alsook over corrigerende maatregelen;
informatie over de genomen maatregelen ter naleving van artikel 41, lid 8, van deze verordening;
informatie over de maatregelen die zijn genomen om de bekendmaking van begunstigden overeenkomstig bijlage V bij deze verordening te waarborgen, waar het natuurlijke personen betreft overeenkomstig het nationaal recht, met inbegrip van eventueel toepasselijke drempels.
Artikel 115
Algemene bepalingen
Artikel 116
Ex-ante-evaluatie
De lidstaten zorgen ervoor dat de evaluator die de ex-ante-evaluatie uitvoert, reeds in een vroeg stadium wordt betrokken bij het ontwikkelingsproces van het operationele programma, onder meer bij het ontwikkelen van de in artikel 18, lid 1, onder a), bedoelde analyse, het ontwerpen van de steunformule van het programma en het vaststellen van de streefcijfers van het programma.
Artikel 117
Ex-postevaluatie
Overeenkomstig artikel 57 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 stelt de Commissie in nauw overleg met de lidstaten een verslag van de ex-postevaluatie op.
Artikel 118
Samenvatting van evaluaties
Onder de verantwoordelijkheid van de Commissie worden op het niveau van de Unie een samenvatting van de ex-ante-evaluaties opgesteld. De samenvatting van de evaluatieverslagen wordt uiterlijk op 31 december van het jaar na de indiening van de desbetreffende evaluaties voltooid.
Artikel 119
Informatie en publiciteit
Overeenkomstig artikel 97, lid 1, onder b), zorgt de managementautoriteit voor:
het opzetten van één website of portaalsite die informatie over en toegang tot het operationele programma in die lidstaat geeft;
de verstrekking van informatie aan potentiële begunstigden over de financieringsmogelijkheden in het kader van het operationele programma;
het bij de burgers van de Unie onder de aandacht brengen van de rol en de verwezenlijkingen van het EFMZV door middel van voorlichtings- en communicatieacties betreffende de resultaten en het effect van partnerschapsovereenkomsten, operationele programma’s en concrete acties;
het openbaar maken van een samenvatting van de maatregelen die gericht zijn op het waarborgen van de naleving van de GVB-regels, met inbegrip van gevallen van niet-naleving door lidstaten of begunstigden, alsmede van corrigerende maatregelen zoals financiële correcties.
De lijst van concrete acties wordt ten minste elke zes maanden geactualiseerd.
In bijlage V wordt vastgesteld welke gegevens de lijst van concrete acties ten minste moet bevatten, met inbegrip van specifieke informatie betreffende concrete acties in het kader van de artikelen 26, 39, 47, 54 en 56.
TITEL VIII
TENUITVOERLEGGING ONDER DIRECT BEHEER
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 120
Toepassingsgebied
Deze titel is van toepassing op onder direct beheer gefinancierde maatregelen zoals bedoeld in titel VI.
HOOFDSTUK II
Controle
Artikel 121
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan, overeenkomstig de in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 24 ) en in Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 neergelegde procedures, controles en verificaties ter plaatse van direct of indirect bij de financiering betrokken marktdeelnemers uitvoeren, teneinde vast te stellen of er met betrekking tot een subsidieovereenkomst, een subsidiebesluit of een overeenkomst met betrekking tot Uniefinanciering fraude, corruptie of enige andere illegale activiteit heeft plaatsgevonden die de financiële belangen van de Unie hebben geschaad.
Artikel 122
Audits
Artikel 123
Schorsing van betalingen en verlaging en intrekking van de financiële bijdrage
HOOFDSTUK III
Evaluatie en verslaglegging
Artikel 124
Evaluatie
Artikel 125
Verslaglegging
De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad de volgende documenten in:
in overeenstemming met artikel 15, een verslag over de tussentijdse evaluatie ◄ dat betrekking heeft op de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van de op grond van deze verordening gefinancierde concrete acties;
uiterlijk op 31 augustus 2018, een mededeling over de voortzetting van de op grond van deze verordening gefinancierde concrete acties.
TITEL IX
PROCEDURELE BEPALINGEN
Artikel 126
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 127
Comitéprocedure
Indien het comité geen advies uitbrengt over een overeenkomstig artikel 95, lid 5, van deze verordening vast te stellen ontwerpuitvoeringshandeling, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
TITEL X
SLOTBEPALINGEN
Artikel 128
Intrekking
Artikel 129
Overgangsregelingen
Artikel 130
Inwerkingtreding en datum van toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
INTENSITEIT VAN SPECIFIEKE STEUN
Concrete acties |
Procentpunten |
Concrete acties met betrekking tot de kleinschalige kustvisserij komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met |
30 |
Concrete acties op de afgelegen Griekse eilanden en op de Kroatische eilanden Dugi Otok, Vis, Mljet en Lastovo komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met |
35 |
Concrete acties in de ultraperifere gebieden komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met |
35 |
Concrete acties uitgevoerd door vissersorganisaties of andere collectieve begunstigden buiten titel V, hoofdstuk III, komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met |
10 |
Concrete acties uitgevoerd door producentenorganisaties, verenigingen van producentenorganisaties of brancheorganisaties komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met |
25 |
Concrete acties inzake controle en handhaving in het kader van artikel 76 komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met |
30 |
Concrete acties inzake controle en handhaving met betrekking tot de kleinschalige kustvisserij in het kader van artikel 76 komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met |
40 |
Concrete acties inzake vervanging of de modernisering van hoofd- of hulpmotoren in het kader van artikel 41, lid 2, worden gefinancierd met een steunpercentage dat wordt verlaagd met |
20 |
Concrete acties uitgevoerd door andere dan onder de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen vallende ondernemingen worden gefinancierd met een steunpercentage dat wordt verlaagd met |
20 |
BIJLAGE II
JAARLIJKSE VERDELING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN VOOR DE PERIODE 2014-2020
Omschrijving |
Periode |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Totaal |
EFMZV gedeeld beheer |
(2014-2020) |
788 060 689 |
798 128 031 |
805 423 852 |
818 478 098 |
837 523 233 |
843 250 018 |
858 467 679 |
5 749 331 600 |
BIJLAGE III
INDICATIEVE VERDELING VAN DE MIDDELEN IN HET KADER VAN DE HOOFDSTUKKEN I EN II VAN TITEL VI OVER DE IN DE ARTIKELEN 82 EN 85 VASTGELEGDE DOELSTELLINGEN ( 25 )
Doelstellingen zoals vastgelegd in artikel 82:
Ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een geïntegreerd bestuur inzake maritieme en kustgerelateerde zaken – 6 %
Ontwikkeling van sectoroverschrijdende initiatieven – 24 %
Ondersteuning van duurzame economische groei, werkgelegenheid, innovatie en nieuwe technologieën – 17 %
Bevordering van de bescherming van het mariene milieu – 5 %
Doelstellingen zoals vastgelegd in artikel 85:
Het verzamelen, beheren en verspreiden van wetenschappelijk advies in het kader van het GVB – 11 %
Specifieke controle- en handhavingsmaatregelen in het kader van het GVB – 11 %
Vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties – 13 %
Adviesraden en communicatieactiviteiten in het kader van het GVB en het GMB – 7 %
Marktonderzoek, met inbegrip van het opzetten van elektronische markten – 6 %
BIJLAGE IV
SPECIFIEKE EX-ANTEVOORWAARDEN
Specifieke doelstelling in het kader van de Unieprioriteit voor EFMZV/Thematische doelstelling (TD) |
Ex-antevoorwaarden |
Criteria waaraan moet worden voldaan |
EFMZV-prioriteit: 1. Bevordering van een ecologisch duurzame, hulpbronnenefficiënte, innovatieve, concurrerende en op kennis gebaseerde visserij. Specifieke doelstelling: a)-f) TD 3: Vergroting van de concurrentiekracht van mkb-bedrijven, van de landbouwsector (voor het Elfpo) en van de visserij- en aquacultuursector (voor het EFMZV); TD 6: Behoud en bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen; TD 8: Bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit. |
Het verslag over de vangstcapaciteit is ingediend overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. |
Het verslag is opgesteld volgens de gemeenschappelijke richtsnoeren van de Commissie De vangstcapaciteit overschrijdt het in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgelegde plafond voor de vangstcapaciteit niet |
EFMZV-prioriteit: 2. Bevordering van een ecologisch duurzame, hulpbronnenefficiënte, innovatieve, concurrerende en op kennis gebaseerde aquacultuur. Specifieke doelstellingen: a), b) en c). TD3: Vergroting van de concurrentiekracht van mkb-bedrijven, van de landbouwsector (voor het Elfpo) en van de visserij- en aquacultuursector (voor het EFMZV); TD 6: Behoud en bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen; TD 8: Bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit. |
Het opstellen, tegen 2014, van een nationaal strategisch meerjarenplan inzake aquacultuur als bedoeld in artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
Uiterlijk op de datum van indiening van het operationeel programma wordt het nationaal strategisch meerjarenplan inzake aquacultuur bij de Commissie ingediend Het operationeel programma bevat informatie over de complementariteit met het nationaal strategisch meerjarenplan inzake aquacultuur |
EFMZV-prioriteit: 3. Bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB; Specifieke doelstelling (a), TD 6: Behoud en bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen; |
Administratieve capaciteit: er is administratieve capaciteit beschikbaar om te voldoen aan de in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 199/2008 vastgestelde gegevenseisen voor het visserijbeheer. |
Een beschrijving van de administratieve capaciteit om een meerjarenprogramma voor gegevensverzameling — dat door het WTECV moet worden beoordeeld en door de Commissie moet worden goedgekeurd — voor te bereiden en toe te passen Een beschrijving van de administratieve capaciteit om werkprogramma’s voor gegevensverzameling, die door het WTECV moeten worden beoordeeld en door de Commissie moeten worden goedgekeurd, voor te bereiden en uit te voeren Een beschrijving van de capaciteit aan personele middelen om bilaterale of multilaterale overeenkomsten met andere lidstaten aan te gaan indien de werkzaamheden voor de tenuitvoerlegging van de gegevensverzamelingsvereisten worden gedeeld |
EFMZV-prioriteit: 3. Bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB; Specifieke doelstelling b), TD 6: Behoud en bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen |
Administratieve capaciteit: er is administratieve capaciteit beschikbaar voor de tenuitvoerlegging van een controle-, inspectie- en handhavingsregeling van de Unie als voorzien in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader geregeld in Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
De specifieke acties omvatten onder andere: Een beschrijving van de administratieve capaciteit om het onderdeel van het operationeel programma betreffende het in artikel 18, lid 1, onder o), bedoelde nationale controlefinancieringsprogramma 2014-2020 voor te bereiden en uit te voeren Een beschrijving van de administratieve capaciteit om het nationale controleactieprogramma voor meerjarenprogramma’s voor te bereiden en uit te voeren, als voorzien in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 Een beschrijving van de administratieve capaciteit om een gemeenschappelijk controleprogramma dat samen met andere lidstaten kan worden ontwikkeld, voor te bereiden en uit te voeren, als voorzien in artikel 94 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 |
|
|
Een beschrijving van de administratieve capaciteit om een specifiek controle- en inspectieprogramma voor te bereiden en uit te voeren, als voorzien in artikel 95 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 Een beschrijving van de administratieve capaciteit om een systeem van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voor ernstige inbreuken toe te passen, als voorzien in artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 Een beschrijving van de administratieve capaciteit om het puntensysteem voor ernstige inbreuken toe te passen, als voorzien in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 |
BIJLAGE V
VOORLICHTING EN COMMUNICATIE OVER STEUN UIT HET EFMZV
1. Lijst van concrete acties
De in artikel 119 bedoelde lijst van concrete acties bevat de volgende gegevensvelden in ten minste een van de officiële talen van de lidstaat:
2. Op het publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen
1. De lidstaat ziet erop toe dat met de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen gestreefd wordt naar een zo ruim mogelijke aandacht in de media, en dat daartoe op het passende niveau verschillende communicatievormen en -methoden worden gebruikt.
2. De lidstaat is verantwoordelijk voor de organisatie van ten minste de volgende voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen:
een omvangrijke voorlichtingsactiviteit waarbij bekendheid wordt gegeven aan de start van het operationele programma;
ten minste twee keer tijdens de programmeringsperiode: een omvangrijke voorlichtingsactiviteit om bekendheid te geven aan de financieringsmogelijkheden en de gevolgde strategie en om de resultaten van het operationele programma te presenteren;
het uithangen van de vlag of het aanbrengen van het embleem, in voorkomend geval, van de Unie voor het gebouw van elke managementautoriteit of op een andere voor het publiek zichtbare plaats bij dat gebouw;
het langs elektronische weg bekendmaken van de lijst van concrete acties overeenkomstig punt 1;
het geven van voorbeelden van concrete acties per operationeel programma op de algemene website of op de site van het operationele programma die via de portaalsite toegankelijk is; de voorbeelden moeten worden gegeven in een door velen gesproken officiële taal van de Unie die niet de officiële taal of een van de officiële talen van de betrokken lidstaat mag zijn;
ervoor zorgen dat een specifiek deel van de algemene website gewijd is aan het geven van een korte samenvatting van concrete acties betreffende innovatie en eco-innovatie;
het actualiseren van informatie over de uitvoering van de operationele programma’s, met inbegrip van de belangrijkste resultaten ervan, op de algemene website of op de site van het operationele programma die via de portaalsite toegankelijk is;
het aan het publiek ter beschikking stellen van een samenvatting van de maatregelen die gericht zijn op het waarborgen van de naleving van de GVB-regels, met inbegrip van gevallen van niet-naleving door lidstaten of begunstigden, alsmede van corrigerende maatregelen zoals financiële correcties.
3. Overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken worden de volgende instanties door de managementautoriteit bij de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen betrokken:
de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde partners;
de centra voor voorlichting over Europa en de vertegenwoordigingen van de Commissie in de lidstaten;
onderwijs- en onderzoeksinstellingen.
Die instanties zorgen voor een grootschalige verspreiding van de in artikel 119, lid 1, onder a) en b), bedoelde informatie.
3. Maatregelen tot voorlichting van potentiële begunstigden en van begunstigden
3.1. Maatregelen tot voorlichting van potentiële begunstigden
1. De managementautoriteit ziet erop toe dat aan potentiële begunstigden en aan alle belanghebbenden op ruime schaal informatie wordt verstrekt over de doelstellingen van het operationele programma en de in het kader van het EFMZV geboden financieringsmogelijkheden.
2. De managementautoriteit ziet erop toe dat de potentiële begunstigden ten minste de volgende informatie ontvangen:
de subsidiabiliteitsvoorwaarden waaronder uitgaven in aanmerking komen voor steun uit een operationeel programma;
een beschrijving van de voorwaarden inzake de ontvankelijkheid van aanvragen, de procedures voor het onderzoek van de financieringsaanvragen en de termijnen;
de criteria aan de hand waarvan concrete acties voor steun worden geselecteerd;
de contacten op nationaal, regionaal of lokaal niveau waar informatie over de operationele programma’s kan worden verkregen;
de vereiste dat in de aanvragen, in evenredigheid met de omvang van de concrete actie, communicatieactiviteiten worden voorgesteld om het publiek in te lichten over het doel van de concrete actie en over de Uniesteun ervoor.
3.2. Maatregelen tot voorlichting van de begunstigden
De managementautoriteit deelt de begunstigden mee dat zij door financiering te aanvaarden ermee instemmen op de overeenkomstig artikel 119, lid 2, gepubliceerde lijst van concrete acties te worden opgenomen.
( 1 ) Aanbeveling 2002/413/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2002 betreffende de uitvoering van een geïntegreerd beheer van kustgebieden in Europa (PB L 148 van 6.6.2002, blz. 24).
( 2 ) Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25).
( 3 ) Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).
( 4 ) Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).
( 5 ) Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 49).
( 6 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
( 7 ) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
( 8 ) Richtlijn 2010/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG van de Raad (PB L 180 van 15.7.2010, blz. 1).
( 9 ) Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 9).
( 10 ) Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).
( 11 ) Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).
( 12 ) Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
( 13 ) Besluit 2005/629/EG van de Commissie van 26 augustus 2005 tot instelling van een Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (PB L 225 van 31.8.2005, blz. 18).
( 14 ) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
( 15 ) Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).
( 16 ) Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PB L 328 van 21.11.2006, blz. 14).
( 17 ) Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).
( 18 ) Verordening (EG) nr. 710/2009 van de Commissie van 5 augustus 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 889/2008 tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad, betreffende de vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor de biologische dierlijke aquacultuurproductie en de biologische productie van zeewier (PB L 204 van 6.8.2009, blz. 15).
( 19 ) Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieu-auditsysteem (EMAS) (PB L 114 van 24.4.2001, blz. 1).
( 20 ) Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1).
( 21 ) Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).
( 22 ) Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).
( 23 ) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
( 24 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
( 25 ) De percentages zijn van toepassing op het in artikel 14 vastgelegde bedrag, met uitsluiting van de toewijzing krachtens artikel 92.