Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02014R0208-20211207

    Consolidated text: Verordening (EU) nr. 208/2014 van de Raad van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/208/2021-12-07

    02014R0208 — NL — 07.12.2021 — 012.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    VERORDENING (EU) Nr. 208/2014 VAN DE RAAD

    van 5 maart 2014

    betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne

    (PB L 066 van 6.3.2014, blz. 1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

     M1

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) nr. 381/2014 VAN DE RAAD van 14 april 2014

      L 111

    33

    15.4.2014

    ►M2

    VERORDENING (EU) 2015/138 VAN DE RAAD van 29 januari 2015

      L 24

    1

    30.1.2015

    ►M3

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/357 VAN DE RAAD van 5 maart 2015

      L 62

    1

    6.3.2015

    ►M4

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/869 VAN DE RAAD van 5 juni 2015

      L 142

    1

    6.6.2015

     M5

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1777 VAN DE RAAD van 5 oktober 2015

      L 259

    3

    6.10.2015

    ►M6

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/311 VAN DE RAAD van 4 maart 2016

      L 60

    1

    5.3.2016

    ►M7

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/374 VAN DE RAAD van 3 maart 2017

      L 58

    1

    4.3.2017

    ►M8

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/326 VAN DE RAAD van 5 maart 2018

      L 63

    5

    6.3.2018

    ►M9

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/352 VAN DE RAAD van 4 maart 2019

      L 64

    1

    5.3.2019

    ►M10

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1163 VAN DE COMMISSIE van 5 juli 2019

      L 182

    33

    8.7.2019

    ►M11

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/370 VAN DE RAAD van 5 maart 2020

      L 71

    1

    6.3.2020

    ►M12

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/391 VAN DE RAAD van 4 maart 2021

      L 77

    2

    5.3.2021

    ►M13

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/2152 VAN DE RAAD van 6 december 2021

      L 436

    7

    7.12.2021


    Gerectificeerd bij:

    ►C1

    Rectificatie, PB L 070, 11.3.2014, blz.  36 (208/2014)

     C2

    Rectificatie, PB L 086, 28.3.2019, blz.  118 (2019/352)




    ▼B

    VERORDENING (EU) Nr. 208/2014 VAN DE RAAD

    van 5 maart 2014

    betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne



    Artikel 1

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a)

    „vordering” :

    elke voor of na 6 maart 2014 ingediende vordering, ook wanneer deze de vorm van een rechtsvordering heeft, die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van een contract of transactie, en in het bijzonder:

    i) 

    elke vordering tot nakoming van een verplichting die voortvloeit uit of verband houdt met een contract of transactie;

    ii) 

    elke vordering tot verlenging of uitbetaling van financiële garanties of contragaranties, ongeacht de vorm;

    iii) 

    elke vordering tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie;

    iv) 

    elke reconventionele vordering;

    v) 

    elke vordering, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of arbitrale uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak;

    b)

    „contract of transactie” : elke verrichting, ongeacht de vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dit verband worden onder „contract” tevens begrepen obligaties, garanties en contragaranties, ook indien deze uit juridisch oogpunt op zichzelf staan, en met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen;

    c)

    „bevoegde autoriteiten” : de bevoegde autoriteiten van de lidstaten als aangegeven op de websites die zijn vermeld in bijlage II;

    d)

    „economische middelen” : activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

    e)

    „bevriezing van economische middelen” : voorkomen dat economische middelen worden gebruikt om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, onder meer door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren;

    f)

    „bevriezing van tegoeden” : voorkoming van mutatie, overmaking, wijziging, gebruik of inzet van of omgang met tegoeden, op welke wijze ook, met als gevolg wijziging van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk wordt gemaakt;

    g)

    „tegoeden” :

    financiële activa en financiële voordelen van welke aard ook, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

    i) 

    contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

    ii) 

    deposito’s bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

    iii) 

    in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

    iv) 

    rente, dividend of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

    v) 

    krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

    vi) 

    kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven; en

    vii) 

    bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen;

    h)

    „grondgebied van de Unie” : het grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.

    Artikel 2

    1.  
    Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van een in bijlage I opgelijste natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, worden bevroren.
    2.  
    Aan of ten behoeve van een in bijlage I opgelijste natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld.

    Artikel 3

    1.  
    Bijlage I omvat personen die overeenkomstig artikel 1 van Besluit 2014/119/GBVB door de Raad zijn geïdentificeerd als verantwoordelijk voor het verduisteren van Oekraïense overheidsmiddelen, en personen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen in Oekraïne, en natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die banden hebben met hen.

    ▼M2

    1 bis.  

    Voor de toepassing van lid 1 worden onder meer als „personen die zijn geïdentificeerd als verantwoordelijk voor het verduisteren van Oekraïense overheidsmiddelen” beschouwd, de personen tegen wie door de Oekraïense autoriteiten een onderzoek is ingesteld wegens:

    a) 

    het verduisteren van Oekraïense overheidsmiddelen of activa, of medeplichtigheid daaraan, of

    b) 

    machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor zichzelf of een derde te verkrijgen ten koste van Oekraïense overheidsmiddelen of activa, of medeplichtigheid daaraan.

    ▼B

    2.  
    In bijlage I worden de redenen vermeld voor het plaatsen van natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten en lichamen op de lijst.
    3.  
    Bijlage I bevat, indien beschikbaar, informatie die nodig is om de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres (indien bekend) en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten en lichamen kan dergelijke informatie bestaan uit namen, plaats en datum van registratie, registratienummer en plaats van vestiging.

    Artikel 4

    1.  

    In afwijking van artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

    a) 

    noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage I opgelijste natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en de gezinsleden die van deze natuurlijke personen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

    b) 

    uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria of de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

    c) 

    uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen, of

    d) 

    noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de relevante bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken vóór zij de toestemming verleent, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden verleend.

    2.  
    De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming.

    Artikel 5

    1.  

    In afwijking van artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a) 

    de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een arbitragebesluit dat is vastgesteld voor de datum waarop de in artikel 2 bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam is opgenomen in bijlage I, of van een rechterlijk of administratief besluit dat in de Unie is uitgesproken, of van een rechterlijk besluit dat in de betrokken lidstaat uitvoerbaar is, en dat van voor of na die datum dateert;

    b) 

    de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk besluit zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

    c) 

    het besluit komt niet ten goede aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam vermeld in bijlage I, en

    d) 

    erkenning van de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

    2.  
    De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming.

    Artikel 6

    1.  

    In afwijking van artikel 2 en mits een betaling verschuldigd is door een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam op grond van een contract of overeenkomst die door deze is gesloten of op grond van een verplichting die voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam is ontstaan vóór de datum waarop de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam in bijlage I werd opgenomen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat:

    a) 

    de tegoeden of economische middelen worden gebruikt voor een betaling door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam vermeld in bijlage I, en

    b) 

    de betaling niet in strijd is met artikel 2, lid 2.

    2.  
    De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming.

    Artikel 7

    1.  
    Artikel 2, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen die tegoeden ontvangen die door derden ►C1  naar de rekening van een op de lijst geplaatste (geplaatst) natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam ◄ zijn overgemaakt, mits de bijgeboekte bedragen eveneens worden bevroren. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.
    2.  

    Artikel 2, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

    a) 

    interesten of andere inkomsten op die rekeningen;

    b) 

    betalingen die verschuldigd zijn op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in artikel 2 bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam in bijlage I werden opgenomen, of

    c) 

    betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van rechterlijke, administratieve of arbitragebesluiten die in een lidstaat zijn uitgesproken of in de betrokken lidstaat uitvoerbaar zijn;

    en mits deze interesten, andere inkomsten en betalingen overeenkomstig artikel 2, lid 1, worden bevroren.

    Artikel 8

    1.  

    Onverminderd de geldende voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:

    a) 

    alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie in verband met rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 2 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, en dergelijke informatie, hetzij direct of via de autoriteiten van de lidstaat, aan de Commissie te doen toekomen, en

    b) 

    samen te werken met de bevoegde autoriteit bij de verificatie van dergelijke informatie.

    2.  
    Alle rechtstreeks door de Commissie ontvangen aanvullende informatie wordt ter beschikking gesteld van de lidstaten.
    3.  
    Overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie is verstrekt of ontvangen.
    4.  
    Lid 3 belet lidstaten niet dergelijke informatie overeenkomstig hun nationale wetgeving uit te wisselen met de bevoegde autoriteiten van Oekraïne en met andere lidstaten, waar dit nodig is om wederrechtelijk verkregen tegoeden te helpen terugvorderen.

    Artikel 9

    Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of gevolg hebben dat het in artikel 2 bedoelde verbod wordt omzeild.

    Artikel 10

    1.  
    De bevriezing van tegoeden of economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming is met deze verordening, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam die die maatregel uitvoeren, of van directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden of economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.
    2.  
    Handelingen van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen geven geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokkenen, indien zij niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun handelingen een inbreuk zouden vormen op de bij deze verordening ingestelde verbodsmaatregelen.

    Artikel 11

    1.  

    Vorderingen in verband met contracten of transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van onderhavige verordening zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, in het bijzonder een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

    a) 

    in bijlage I opgenomen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

    b) 

    natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die handelen voor rekening of ten behoeve van een van de onder a) bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam.

    2.  
    In de procedure waartoe een vordering aanleiding geeft, wordt het bewijs dat de vordering niet op grond van lid 1 hoort te worden afgewezen, door de eisende natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam geleverd.
    3.  
    Dit artikel geldt onverminderd het recht van de in lid 1 bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen op toetsing door de rechter van de rechtmatigheid van de niet-nakoming van contractuele verplichtingen in overeenstemming met onderhavige verordening.

    Artikel 12

    ►C1  1.  

    De Commissie en de lidstaten stellen elkaar in kennis ◄ van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij beschikken in verband met deze verordening, in het bijzonder informatie:

    a) 

    met betrekking tot in het kader van artikel 2 bevroren tegoeden en in het kader van de artikelen 4, 5 en 6 verleende toestemmingen;

    b) 

    met betrekking tot inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken.

    2.  
    De lidstaten stellen elkaar en de Commissie onverwijld in kennis van alle andere relevante informatie waarover zij beschikken die de doeltreffende tenuitvoerlegging van deze verordening kan betreffen.

    Artikel 13

    De Commissie wordt gemachtigd bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

    Artikel 14

    1.  
    Wanneer de Raad besluit een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam te onderwerpen aan de in artikel 2 bedoelde maatregelen, wijzigt hij bijlage I dienovereenkomstig.
    2.  
    De Raad stelt de in lid 1 bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam in kennis van zijn besluit, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij door een kennisgeving te publiceren, zodat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam daarover opmerkingen kunnen indienen.
    3.  
    Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, evalueert de Raad zijn besluit en stelt hij de natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam van het resultaat in kennis.
    4.  
    De lijst in bijlage I wordt met regelmatige tussenpozen, en ten minste om de twaalf maanden, geëvalueerd.

    Artikel 15

    1.  
    De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de regels ten uitvoer worden gelegd. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
    2.  
    De lidstaten stellen de Commissie na 6 maart 2014 onverwijld in kennis van de in lid 1 bedoelde regels, en stellen haar in kennis van alle latere wijzigingen ervan.

    Artikel 16

    1.  
    De lidstaten wijzen de in deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten aan en identificeren hen op de in bijlage II vermelde websites. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke wijziging van het adres van de in bijlage II genoemde websites.
    2.  
    De lidstaten delen de Commissie na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld mede wie hun bevoegde autoriteiten zijn en hoe deze kunnen worden bereikt, en delen haar alle latere wijzigingen mee.
    3.  
    Waar deze verordening een meldingsplicht vaststelt, of een verplichting de Commissie te informeren of op een andere wijze met haar te communiceren, wordt daartoe gebruikgemaakt van het adres en de andere contactgegevens die zijn vermeld in bijlage II.

    Artikel 17

    Deze verordening is van toepassing:

    a) 

    op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;

    b) 

    aan boord van vlieg- of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

    c) 

    op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

    d) 

    op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, binnen of buiten het grondgebied van de Unie;

    e) 

    op alle natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.

    Artikel 18

    Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    ▼M3




    BIJLAGE I

    ▼M9

    A.    Lijst van in artikel 2 bedoelde natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen

    ▼M3



     

    Naam

    Nadere gegevens

    Motivering

    Datum van aanwijzing

    1.

    Viktor Fedorovych Yanukovych

    (Вiктор Федорович Янукович),

    Viktor Fedorovich Yanukovich

    (Виктор Фёдорович Янукович)

    geboren op 9 juli 1950 in Yenakiieve (Donetsk oblast), voormalig president van Oekraïne

    Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva.

    6.3.2014

    ▼M6

    2.

    Vitalii Yuriyovych Zakharchenko

    (Вiталiй Юрiйович Захарченко),

    Vitaliy Yurievich Zakharchenko

    (Виталий Юрьевич Захарченко)

    geboren op 20 januari 1963 in Kostiantynivka (Donetsk oblast), voormalig minister van Binnenlandse Zaken

    Persoon tegen wie strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten wegens het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva en in verband met machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor zichzelf of een derde te verkrijgen ten koste van Oekraïense overheidsmiddelen of overheidsactiva.

    6.3.2014

    ▼M3

    3.

    Viktor Pavlovych Pshonka

    (Вiктор Павлович Пшонка )

    geboren op 6 februari 1954 in Serhiyivka (Donetsk oblast), voormalig procureur-generaal van Oekraïne

    Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva.

    6.3.2014

    ▼M8 —————

    ▼M9 —————

    ▼M3

    6.

    Viktor Ivanovych Ratushniak

    (Вiктор Iванович Ратушняк)

    geboren op 16 oktober 1959, voormalig onderminister van Binnenlandse Zaken

    Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva en voor medeplichtigheid daaraan.

    6.3.2014

    ▼M8

    7.

    Oleksandr Viktorovych Yanukovych (Олександр Вiкторович Янукович)

    geboren op 10 juli 1973 in Yenakiieve (oblast Donetsk), zoon van de voormalige president, zakenman

    Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva en voor medeplichtigheid daaraan.

    6.3.2014

    ▼M4 —————

    ▼M3

    9.

    Artem Viktorovych Pshonka

    (Артем Вiкторович Пшонка)

    geboren op 19 maart 1976 in Kramatorsk (Donetsk oblast), zoon van de voormalige procureur-generaal, vice-fractieleider van de Partij van de Regio's in de Hoge Raad (Verkhovna Rada) van Oekraïne

    Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva en voor medeplichtigheid daaraan.

    6.3.2014

    ▼M8 —————

    ▼M11 —————

    ▼M8

    12.

    Serhiy Vitalyovych Kurchenko(Сергiй Вiталiйович Курченко)

    geboren op 21 september 1985 in Kharkiv, zakenman

    Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva en voor machtsmisbruik om een ongerechtvaardigd voordeel voor zichzelf of een derde te verkrijgen ten koste van Oekraïense overheidsmiddelen of overheidsactiva.

    6.3.2014

    ▼M12 —————

    ▼M6 —————

    ▼M12 —————

    ▼M7 —————

    ▼M13 —————

    ▼M11 —————

    ▼M12

    B.   Recht op verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming

    Het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming op grond van het wetboek van strafvordering van Oekraïne

    Artikel 42 van het wetboek van strafvordering van Oekraïne (“het wetboek van strafvordering”) bepaalt dat iedere persoon die verdachte of beklaagde is in een strafproces het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming geniet. Het gaat onder meer om het recht om te weten van welk strafbaar feit hij wordt verdacht of beschuldigd; het recht om uitdrukkelijk en onverwijld in kennis gesteld te worden van zijn rechten op grond van het wetboek van strafvordering; het recht om bij eerste verzoek toegang te krijgen tot een advocaat; het recht verzoekschriften voor procedurele handelingen in te dienen; en het recht beroep aan te tekenen tegen beslissingen en een handelen of nalaten van de rechercheur, de openbaar aanklager en de onderzoeksrechter.

    Artikel 303 van het wetboek van strafvordering maakt onderscheid tussen beslissingen en omissies die tijdens het vooronderzoek kunnen worden aangevochten (eerste lid) en beslissingen en een handelen of nalaten die tijdens de voorbereidende procedure voor de rechtbank in aanmerking kunnen worden genomen (tweede lid). Artikel 306 van het wetboek van strafvordering bepaalt dat klachten tegen beslissingen en een handelen of nalaten van de rechercheur of openbaar aanklager moeten worden beoordeeld door een onderzoeksrechter van een lokale rechtbank in aanwezigheid van de eiser of zijn advocaat of wettelijk vertegenwoordiger. Artikel 308 van het wetboek van strafvordering bepaalt dat klachten over het niet in acht nemen van een redelijke termijn door de rechercheur of openbaar aanklager tijdens het vooronderzoek kunnen worden ingediend bij een hogere openbaar aanklager en dat die klachten moeten worden behandeld binnen drie dagen na de indiening ervan. Voorts is in artikel 309 van het wetboek van strafvordering bepaald dat de beslissingen van onderzoeksrechters vatbaar zijn voor beroep, en dat andere beslissingen door de rechter getoetst kunnen worden tijdens de voorbereidende procedure voor de rechtbank. Voorts is een aantal onderzoekshandelingen alleen mogelijk na een beslissing van een onderzoeksrechter of rechtbank (bv. inbeslagname van goederen op grond van de artikelen 167-175, en conservatoire maatregelen op grond van de artikelen 176-178, van het wetboek van strafvordering).

    Toepassing van het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van elk van de op de lijst geplaatste personen

    1. 

    Viktor Fedorovitsj Janoekovitsj

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Janoekovitsj, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het besluit van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne van 11 augustus 2020, waarin het Hooggerechtshof het verzoekschrift van het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne heeft onderzocht en toestemming heeft verleend om de heer Janoekovitsj aan te houden. In zijn uitspraak bevestigde de onderzoeksrechter dat een redelijk vermoeden bestaat van de betrokkenheid van de heer Janoekovitsj bij een strafbaar feit in verband met verduistering en bevestigde de status van de heer Janoekovitsj als verdachte in de strafrechtelijke procedure.

    Het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding stelde tevens vast dat de heer Janoekovitsj sinds 2014 buiten Oekraïne verblijft. Het Hooggerechtshof concludeerde dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de heer Janoekovitsj zich verborgen houdt voor de instanties die het vooronderzoek voeren.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Janoekovitsj zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen meetellen voor de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding beschreven omstandigheden die de heer Janoekovitsj aangerekend worden, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    2. 

    Vitaly Yurievitsj Zachartsjenko

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Zachartsjenko, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 21 mei 2018, 23 november 2018 en 27 november 2019 waarin toestemming wordt gegeven om de heer Zachartjsenko in hechtenis te nemen.

    Bovendien beschikt de Raad over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Zachartsjenko op te sporen. Op 12 februari 2020 heeft de onderzoeksinstantie besloten de heer Zachartsjenko op de internationale lijst van gezochte personen te plaatsen en het verzoek door te sturen naar de dienst Internationale Politiesamenwerking van de Nationale Politie van Oekraïne zodat hij in de Interpoldatabank kan worden opgenomen.

    Op 28 februari 2020 werd het vooronderzoek hervat en werden procedurele en onderzoekshandelingen uitgevoerd. De onderzoeksinstantie heeft het vooronderzoek op 3 maart 2020 geschorst en is tot de conclusie gekomen dat de heer Zachartsjenko zich voor de onderzoeksinstantie en het gerecht verborgen houdt om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen, dat zijn verblijfplaats onbekend is en dat alle onderzoeks- (opsporing) en procedurele handelingen die in afwezigheid van verdachten kunnen worden uitgevoerd, zijn uitgevoerd. Dat opschortingsbesluit was vatbaar voor beroep.

    Er kan geen schending van de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming worden vastgesteld wanneer de verdediging die rechten niet uitoefent.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Zachartsjenko zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen meetellen voor de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de bovenbeschreven omstandigheden die de heer Zachartsjenko aangerekend worden, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    3. 

    Viktor Pavlovitsj Psjonka

    De strafrechtelijke procedure met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Psjonka, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het feit dat op 22 december 2014 een schriftelijke kennisgeving van verdenking is afgegeven, uit het feit dat tegen de beslissing van 16 juni 2017 tot schorsing van de strafrechtelijke procedure beroep kon worden aangetekend, alsmede uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 12 maart 2018, 13 augustus 2018 en 5 september 2019, waarbij toestemming werd verleend om de heer Psjonka aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen.

    De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Psjonka op te sporen. Op 24 juli 2020 is een verzoek om internationale rechtshulp gericht aan de bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie om de verblijfplaats van de verdachte vast te stellen en de heer Psjonka te ondervragen. Dat verzoek is nog in behandeling. Het vooronderzoek werd op 24 juli 2020 geschorst vanwege de noodzaak procedurele handelingen te verrichten in het kader van internationale samenwerking.

    De Russische autoriteiten hebben de in 2016 en 2018 aan hen gerichte verzoeken om internationale rechtshulp afgewezen.

    Met zijn beslissing van 2 oktober 2020 heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne het door de advocaat van de heer Psjonka ingediende verzoek om intrekking van de kennisgeving van verdenking van 23 december 2014 afgewezen. Het Hooggerechtshof concludeerde dat de kennisgeving van verdenking overeenkomstig het wetboek van strafvordering van Oekraïne was betekend en bevestigde de status van de heer Psjonka als verdachte in de strafrechtelijke procedure.

    Op 7 mei 2020 en 9 november 2020 heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne geweigerd een procedure in te stellen naar aanleiding van de klacht van advocaten ten aanzien van het stilzitten van het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne in de strafrechtelijke procedures. De Beroepskamer van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding heeft die beslissingen op respectievelijk 1 juni 2020 en 26 november 2020 bevestigd.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Psjonka het onderzoek ontwijkt, niet mogen meetellen bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn geëerbiedigd is. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding beschreven omstandigheden die de heer Psjonka aangerekend worden en de eerdere niet-uitvoering van de verzoeken om internationale rechtshulp aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    6. 

    Viktor Ivanovitsj Ratusjniak

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Ratusjniak, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 21 mei 2018, 23 november 2018 en 4 december 2019, waarbij toestemming werd verleend om de heer Ratusjniak aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen.

    De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Ratusjniak op te sporen. Op 12 februari 2020 heeft de onderzoeksinstantie besloten de heer Ratusjniak op de internationale lijst van gezochte personen te plaatsen en de dienst Internationale Politiesamenwerking van de Nationale Politie van Oekraïne het verzoek toe te sturen zodat hij in de Interpoldatabank kan worden opgenomen.

    Op 28 februari 2020 werd het vooronderzoek hervat om procedurele en onderzoekshandelingen uit te voeren. De onderzoeksinstantie heeft het vooronderzoek op 3 maart 2020 geschorst en geconcludeerd dat Ratusjniak zich verborgen hield voor de onderzoeksinstanties en het gerecht om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen, dat zijn verblijfplaats onbekend is en dat alle onderzoeks- (opsporings-) en procedurele handelingen die in afwezigheid van verdachten kunnen worden uitgevoerd, zijn uitgevoerd. Dat opschortingsbesluit was vatbaar voor beroep.

    Er kan geen schending van de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming worden vastgesteld wanneer de verdediging die rechten niet uitoefent.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Ratusjniak zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de hierboven beschreven omstandigheden die de heer Ratusjniak worden aangerekend, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    Oleksandr Viktorovitsj Janoekovitsj

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Janoekovitsj, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd.

    De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Janoekovitsj op te sporen, die in de Russische Federatie verblijft en zich aan het onderzoek onttrekt.

    Conform de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Janoekovitsj zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de hierboven beschreven omstandigheden die de heer Janoekovitsj worden aangerekend, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    9. 

    Artem Viktorovitsj Psjonka

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Psjonka, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het feit dat een schriftelijke kennisgeving van verdenking op 29 december 2014 is afgegeven, uit het feit dat tegen de beslissing van 16 juni 2017 tot schorsing van de strafrechtelijke procedure beroep kon worden aangetekend, alsmede uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 12 maart 2018, 13 augustus 2018 en 5 september 2019, waarbij toestemming werd verleend om de heer Psjonka aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen.

    De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Psjonka op te sporen. Op 24 juli 2020 is een verzoek om internationale rechtshulp gericht aan de bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie om de verblijfplaats van de verdachte vast te stellen en hem te ondervragen. Het verzoek is nog in behandeling. Het vooronderzoek werd op 24 juli 2020 geschorst in verband met de noodzaak om procedurele handelingen te verrichten in het kader van internationale samenwerking.

    De Russische autoriteiten hebben het in 2018 aan hen gerichte verzoek om internationale rechtshulp afgewezen.

    Het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne heeft in zijn beslissing van 8 juli 2020 het door de advocaat van de heer Psjonka ingediende verzoek om het besluit tot schorsing van het vooronderzoek van 30 april 2015 te annuleren, afgewezen. Het Hooggerechtshof heeft tevens geconcludeerd dat de kennisgeving van verdenking overeenkomstig het wetboek van strafvordering van Oekraïne is betekend en de status van verdachte van de heer Psjonka heeft bevestigd.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Psjonka zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding beschreven omstandigheden die de heer Psjonka worden aangerekend en een eerdere niet-uitvoering van het verzoek om internationale rechtshulp aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    12. 

    Sergei Vitalyovitsj Koertsjenko

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Koertsjenko, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissing van de onderzoeksrechter van 7 maart 2018 waarbij toestemming werd verleend voor een speciaal onderzoek in absentia. Bovendien werd de verdediging op 28 maart 2019 ervan in kennis gesteld dat het vooronderzoek was afgesloten en kreeg zij toegang tot het dossier om er zich vertrouwd mee te maken. De Raad beschikt over informatie dat de verdediging bezig is zich vertrouwd te maken met het dossier.

    Het Hof van Beroep van Odessa heeft bij beslissing van 29 april 2020 het beroep van de aanklager toegewezen en de heer Koertsjenko preventieve hechtenis opgelegd. Het Hof heeft ook verklaard dat de heer Koertsjenko in 2014 uit Oekraïne is vertrokken en dat zijn woonplaats niet kan worden vastgesteld. Het Hof concludeerde dat de heer Koertsjenko zich verborgen houdt voor de onderzoeksinstanties om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen.

    De Raad werd ervan in kennis gesteld dat de Oekraïense autoriteiten op 29 april 2020 een verzoek om internationale rechtshulp aan de Russische Federatie hebben gericht, dat op 28 juli 2020 is teruggestuurd en niet zou worden uitgevoerd.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Koertsjenko het onderzoek ontwijkt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn worden geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van de rechter beschreven omstandigheden die de heer Koertsjenko worden aangerekend en de niet-uitvoering van het verzoek om internationale rechtshulp aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    ▼M13 —————

    ▼B




    BIJLAGE II

    Websites voor informatie over de bevoegde autoriteiten en adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie

    ▼M10

    BELGIË

    https://diplomatie.belgium.be/nl/Beleid/beleidsthemas/vrede_en_veiligheid/sancties

    https://diplomatie.belgium.be/fr/politique/themes_politiques/paix_et_securite/sanctions

    https://diplomatie.belgium.be/en/policy/policy_areas/peace_and_security/sanctions

    BULGARIJE

    https://www.mfa.bg/en/101

    TSJECHIË

    www.financnianalytickyurad.cz/mezinarodni-sankce.html

    DENEMARKEN

    http://um.dk/da/Udenrigspolitik/folkeretten/sanktioner/

    DUITSLAND

    http://www.bmwi.de/DE/Themen/Aussenwirtschaft/aussenwirtschaftsrecht,did=404888.html

    ESTLAND

    http://www.vm.ee/est/kat_622/

    IERLAND

    http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519

    GRIEKENLAND

    http://www.mfa.gr/en/foreign-policy/global-issues/international-sanctions.html

    SPANJE

    http://www.exteriores.gob.es/Portal/en/PoliticaExteriorCooperacion/GlobalizacionOportunidadesRiesgos/Paginas/SancionesInternacionales.aspx

    FRANKRIJK

    http://www.diplomatie.gouv.fr/fr/autorites-sanctions/

    KROATIË

    http://www.mvep.hr/sankcije

    ITALIË

    https://www.esteri.it/mae/it/politica_estera/politica_europea/misure_deroghe

    CΥΡRUS

    http://www.mfa.gov.cy/mfa/mfa2016.nsf/mfa35_en/mfa35_en?OpenDocument

    LETLAND

    http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

    LITOUWEN

    http://www.urm.lt/sanctions

    LUXEMBURG

    https://maee.gouvernement.lu/fr/directions-du-ministere/affaires-europeennes/mesures-restrictives.html

    HONGARIJE

    http://www.kormany.hu/download/9/2a/f0000/EU%20szankci%C3%B3s%20t%C3%A1j%C3%A9koztat%C3%B3_20170214_final.pdf

    MALTA

    https://foreignaffairs.gov.mt/en/Government/SMB/Pages/Sanctions-Monitoring-Board.aspx

    NEDERLAND

    https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-sancties

    OOSTENRIJK

    http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id=12750&LNG=en&version=

    POLEN

    https://www.gov.pl/web/dyplomacja

    PORTUGAL

    http://www.portugal.gov.pt/pt/ministerios/mne/quero-saber-mais/sobre-o-ministerio/medidas-restritivas/medidas-restritivas.aspx

    ROEMENIË

    http://www.mae.ro/node/1548

    SLOVENIË

    http://www.mzz.gov.si/si/omejevalni_ukrepi

    SLOWAKIJE

    https://www.mzv.sk/europske_zalezitosti/europske_politiky-sankcie_eu

    FINLAND

    http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

    ZWEDEN

    http://www.ud.se/sanktioner

    VERENIGD KONINKRIJK

    https://www.gov.uk/sanctions-embargoes-and-restrictions

    Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie:

    Europese Commissie

    Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid (FPI)

    EEAS 07/99

    B-1049 Brussel, België

    E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu

    Top