EUR-Lex Baza aktów prawnych Unii Europejskiej
Ten dokument pochodzi ze strony internetowej EUR-Lex
Dokument 02013R1408-20231025
Commission Regulation (EU) No 1408/2013 of 18 December 2013 on the application of Articles 107 and 108 of the Treaty on the Functioning of the European Union to de minimis aid in the agriculture sector
Tekst skonsolidowany: Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector
Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector
02013R1408 — NL — 25.10.2023 — 003.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) Nr. 1408/2013 VAN DE COMMISSIE van 18 december 2013 (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EU) 2019/316 VAN DE COMMISSIE van 21 februari 2019 |
L 51I |
1 |
22.2.2019 |
|
VERORDENING (EU) 2022/2046 VAN DE COMMISSIE van 24 oktober 2022 |
L 275 |
55 |
25.10.2022 |
|
VERORDENING (EU) 2023/2391 VAN DE COMMISSIE van 4 oktober 2023 |
L |
1 |
5.10.2023 |
VERORDENING (EU) Nr. 1408/2013 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2013
inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector
Artikel 1
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op steun die wordt verleend aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, met uitzondering van:
steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de op de markt gebrachte producten;
steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten ( 1 ), met name steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd, en steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of aan andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer;
steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
“landbouwproducten”: de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van de visserij- en aquacultuurproducten die onder Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) vallen;
“primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten”: alle handelingen in verband met de visserij, de kweek of de teelt van aquatische organismen, alsmede activiteiten op het landbouwbedrijf of aan boord die nodig zijn om een dier of plant klaar te maken voor de eerste verkoop, met inbegrip van snijden, fileren of invriezen, en de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkers.
„Eén onderneming” omvat, voor de toepassing van deze verordening, alle ondernemingen die ten minste één van de volgende banden met elkaar onderhouden:
één onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een andere onderneming;
één onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan;
één onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met die onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van laatstgenoemde onderneming;
één onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming, heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming.
Ondernemingen die via één of meer andere ondernemingen één van de in de eerste alinea, onder a) tot en met d), bedoelde banden onderhouden, worden ook als één onderneming beschouwd.
Artikel 3
De-minimissteun
In afwijking van de leden 2 en 3 kan een lidstaat beslissen dat het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming wordt verleend, niet hoger mag liggen dan 25 000 EUR over een periode van drie belastingjaren en dat het totale cumulatieve bedrag aan de-minimissteun over een periode van drie belastingjaren het in bijlage II vastgestelde nationale maximum niet mag overschrijden, voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
voor steunmaatregelen die slechts één enkele productsector ten goede komen, ligt het totale cumulatieve bedrag dat over een periode van drie belastingjaren wordt verleend, niet hoger dan het in artikel 2, lid 4, gedefinieerde sectoraal maximum;
de lidstaat beschikt over een nationaal centraal register overeenkomstig artikel 6, lid 2.
Steun die in meerdere tranches wordt uitgekeerd, wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun. De rentevoet die bij die discontering wordt gehanteerd, is de disconteringsvoet die op het tijdstip van de steunverlening van toepassing is.
Artikel 4
Berekening van het bruto-subsidie-equivalent
Steun vervat in leningen wordt als transparante de-minimissteun beschouwd indien:
tegen de begunstigde geen collectieve insolventieprocedure loopt en hij niet voldoet aan de criteria volgens het nationale recht om, op verzoek van zijn schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen. In geval van grote ondernemingen verkeert de begunstigde in een situatie die vergelijkbaar is met een kredietrating van ten minste B-, en
voor maatregelen die onder artikel 3, lid 2, vallen, voor de lening zekerheden zijn gesteld van ten minste 50 % van de lening en het een lening betreft van ofwel 100 000 EUR met een looptijd van vijf jaar ofwel 50 000 EUR met een looptijd van tien jaar, of voor maatregelen die onder artikel 3, lid 3 bis, vallen, 125 000 EUR met een looptijd van vijf jaar ofwel 62 500 EUR met een looptijd van tien jaar; indien een lening wordt toegekend voor een bedrag dat lager ligt dan die bedragen en/of die lening wordt toegekend voor een periode van minder dan respectievelijk vijf of tien jaar, wordt het brutosubsidie-equivalent van die lening berekend als een overeenkomstig deel van de in artikel 3, lid 2 of 3 bis, vastgestelde de-minimisplafonds, of
het bruto-subsidie-equivalent is berekend op grond van het referentiepercentage dat van toepassing is op het tijdstip van de steunverlening.
Steun vervat in garanties wordt als transparante de-minimissteun behandeld indien:
tegen de begunstigde geen collectieve insolventieprocedure loopt en hij niet voldoet aan de criteria volgens het nationale recht om, op verzoek van zijn schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen. In geval van grote ondernemingen verkeert de begunstigde in een situatie die vergelijkbaar is met een kredietrating van ten minste B-, en
voor maatregelen die onder artikel 3, lid 2, vallen, de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt en het ofwel gaat om een gegarandeerd bedrag van 150 000 EUR en een garantie met een looptijd van vijf jaar, ofwel om een gegarandeerd bedrag van 75 000 EUR en een garantie met een looptijd van tien jaar, of, voor maatregelen die onder artikel 3, lid 3 bis, vallen, de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt en het ofwel gaat om een gegarandeerd bedrag van 187 500 EUR en een garantie met een looptijd van vijf jaar ofwel een gegarandeerd bedrag van 93 750 EUR en een garantie met een looptijd van tien jaar; indien het garantiebedrag lager ligt dan die bedragen en/of de garantie wordt toegekend voor een periode van minder dan respectievelijk vijf of tien jaar, wordt het brutosubsidie-equivalent van die garantie berekend als een overeenkomstig deel van de in artikel 3, lid 2 of 3 bis, vastgestelde de-minimisplafonds, of
het bruto-subsidie-equivalent wordt berekend op basis van de safe-harbour-premies die in een mededeling van de Commissie zijn vastgesteld, of
voordat zij ten uitvoer wordt gelegd,
de methode voor het berekenen van het bruto-subsidie-equivalent van de garantie bij de Commissie is aangemeld op grond van een andere op dat tijdstip toepasselijke verordening van de Commissie op het gebied van staatssteun, en door de Commissie is goedgekeurd als in overeenstemming met de garantiemededeling of een mededeling ter vervanging daarvan, en
die methode uitdrukkelijk is toegespitst op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die in het kader van de toepassing van deze verordening in het geding zijn.
Artikel 5
Cumulering
Artikel 6
Monitoring
Elke lidstaat die overeenkomstig artikel 3, lid 3 bis, steun verleent, beschikt over een centraal register voor de-minimissteun dat volledige informatie bevat over alle de-minimissteun die door enige autoriteit in die lidstaat is verstrekt. Lid 1 is niet langer van toepassing vanaf het tijdstip waarop het register een periode van drie belastingjaren bestrijkt.
Artikel 7
Overgangsbepalingen
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
In artikel 3, lid 3, bedoelde maximale cumulatieve bedragen aan de-minimissteun voor ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, per lidstaat
(in EUR) |
|
Lidstaat |
Maximumbedrag aan de-minimissteun (1) |
België |
106 269 708 |
Bulgarije |
53 020 042 |
Tsjechië |
61 865 750 |
Denemarken |
141 464 625 |
Duitsland |
732 848 458 |
Estland |
11 375 375 |
Ierland |
98 460 375 |
Griekenland |
134 272 042 |
Spanje |
592 962 542 |
Frankrijk |
932 709 458 |
Kroatië |
28 920 958 |
Italië |
700 419 125 |
Cyprus |
8 934 792 |
Letland |
16 853 708 |
Litouwen |
34 649 958 |
Luxemburg |
5 474 083 |
Hongarije |
99 582 208 |
Malta |
1 603 917 |
Nederland |
352 512 625 |
Oostenrijk |
89 745 208 |
Polen |
295 932 125 |
Portugal |
87 570 583 |
Roemenië |
215 447 583 |
Slovenië |
15 523 667 |
Slowakije |
29 947 167 |
Finland |
55 693 958 |
Zweden |
79 184 750 |
Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland |
29 741 417 |
(1)
De maximumbedragen worden berekend op basis van het gemiddelde van de drie hoogste waarden van de jaarlijkse landbouwproductie van elke lidstaat in de periode 2012-2017. De berekeningsmethode zorgt ervoor dat alle lidstaten gelijk worden behandeld en dat geen van de nationale gemiddelde waarden lager is dan de maximumbedragen die eerder voor de periode 2014-2020 waren vastgesteld. |
BIJLAGE II
In artikel 3, lid 3 bis, bedoelde maximale cumulatieve bedragen aan de-minimissteun voor ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, per lidstaat
(in EUR) |
|
Lidstaat |
Maximumbedrag aan de-minimissteun (1) |
België |
127 523 650 |
Bulgarije |
63 624 050 |
Tsjechië |
74 238 900 |
Denemarken |
169 757 550 |
Duitsland |
879 418 150 |
Estland |
13 650 450 |
Ierland |
118 152 450 |
Griekenland |
161 126 450 |
Spanje |
711 555 050 |
Frankrijk |
1 119 251 350 |
Kroatië |
34 705 150 |
Italië |
840 502 950 |
Cyprus |
10 721 750 |
Letland |
20 224 450 |
Litouwen |
41 579 950 |
Luxemburg |
6 568 900 |
Hongarije |
119 498 650 |
Malta |
1 924 700 |
Nederland |
423 015 150 |
Oostenrijk |
107 694 250 |
Polen |
355 118 550 |
Portugal |
105 084 700 |
Roemenië |
258 537 100 |
Slovenië |
18 628 400 |
Slowakije |
35 936 600 |
Finland |
66 832 750 |
Zweden |
95 021 700 |
Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland |
35 689 700 |
(1)
De maximumbedragen worden berekend op basis van het gemiddelde van de drie hoogste waarden van de jaarlijkse landbouwproductie van elke lidstaat in de periode 2012-2017. De berekeningsmethode zorgt ervoor dat alle lidstaten gelijk worden behandeld en dat geen van de nationale gemiddelde waarden lager is dan de maximumbedragen die eerder voor de periode 2014-2020 waren vastgesteld. |
( 1 ) Aangezien overeenkomstig artikel 10 van en bijlage 5 bij het Protocol bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB C 384 I van 12.11.2019) sommige bepalingen van het recht van de Unie betreffende staatssteun met betrekking tot maatregelen die van invloed zijn op de handel tussen Noord-Ierland en de Unie, van toepassing blijven op het Verenigd Koninkrijk, wordt elke verwijzing naar een lidstaat in deze verordening opgevat als een verwijzing naar een lidstaat of het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.
( 2 ) Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 45).
( 3 ) Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).
( 4 ) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).