EUR-Lex Baza aktów prawnych Unii Europejskiej

Powrót na stronę główną portalu EUR-Lex

Ten dokument pochodzi ze strony internetowej EUR-Lex

Dokument 02013R1408-20231025

Tekst skonsolidowany: Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1408/2023-10-25

02013R1408 — NL — 25.10.2023 — 003.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) Nr. 1408/2013 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2013

inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector

(PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2019/316 VAN DE COMMISSIE  van 21 februari 2019

  L 51I

1

22.2.2019

►M2

VERORDENING (EU) 2022/2046 VAN DE COMMISSIE  van 24 oktober 2022

  L 275

55

25.10.2022

►M3

VERORDENING (EU) 2023/2391 VAN DE COMMISSIE  van 4 oktober 2023

  L 

1

5.10.2023




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 1408/2013 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2013

inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector



Artikel 1

Toepassingsgebied

1.  

Deze verordening is van toepassing op steun die wordt verleend aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, met uitzondering van:

a) 

steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de op de markt gebrachte producten;

▼M2

b) 

steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten ( 1 ), met name steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd, en steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of aan andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer;

▼B

c) 

steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen.

2.  
Wanneer een onderneming actief is in de primaire productie van landbouwproducten en ook actief is in één of meer van de sectoren of andere activiteiten verricht die onder Verordening (EU) nr. 1407/2013 vallen, is die verordening van toepassing op steun die voor de laatstgenoemde sectoren of activiteiten wordt verleend, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig die verordening verleende de-minimissteun geniet.

▼M3

3.  
Wanneer een onderneming zowel in de primaire productie van landbouwproducten als in de primaire productie van visserij- en aquacultuursector actief is, is Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie ( 2 ) van toepassing op steun die voor de laatstgenoemde sector wordt verleend, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig die verordening verleende de-minimissteun geniet.

▼B

Artikel 2

Definities

▼M3

1.  

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) 

“landbouwproducten”: de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van de visserij- en aquacultuurproducten die onder Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) vallen;

b) 

“primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten”: alle handelingen in verband met de visserij, de kweek of de teelt van aquatische organismen, alsmede activiteiten op het landbouwbedrijf of aan boord die nodig zijn om een dier of plant klaar te maken voor de eerste verkoop, met inbegrip van snijden, fileren of invriezen, en de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkers.

▼B

2.  

„Eén onderneming” omvat, voor de toepassing van deze verordening, alle ondernemingen die ten minste één van de volgende banden met elkaar onderhouden:

a) 

één onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een andere onderneming;

b) 

één onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan;

c) 

één onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met die onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van laatstgenoemde onderneming;

d) 

één onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming, heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming.

Ondernemingen die via één of meer andere ondernemingen één van de in de eerste alinea, onder a) tot en met d), bedoelde banden onderhouden, worden ook als één onderneming beschouwd.

▼M1

3.  
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder „productsector”: een sector als genoemd in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met w), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ).
4.  
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder „sectoraal maximum”: een maximaal cumulatief steunbedrag dat van toepassing is op steunmaatregelen die slechts één enkele productsector ten goede komen, en dat overeenkomt met 50 % van het maximumbedrag van de per lidstaat verleende de-minimissteun als vastgesteld in bijlage II.

▼M1

Artikel 3

De-minimissteun

1.  
Steunmaatregelen worden geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en zijn derhalve vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag indien zij aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoen.
2.  
Het totale bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat aan één onderneming wordt verleend, ligt niet hoger dan 20 000  EUR over een periode van drie belastingjaren.
3.  
Het cumulatieve bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat over een periode van drie belastingjaren wordt verleend aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, ligt niet hoger dan het in bijlage I vastgestelde nationale maximum.
3 bis.  

In afwijking van de leden 2 en 3 kan een lidstaat beslissen dat het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming wordt verleend, niet hoger mag liggen dan 25 000  EUR over een periode van drie belastingjaren en dat het totale cumulatieve bedrag aan de-minimissteun over een periode van drie belastingjaren het in bijlage II vastgestelde nationale maximum niet mag overschrijden, voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

voor steunmaatregelen die slechts één enkele productsector ten goede komen, ligt het totale cumulatieve bedrag dat over een periode van drie belastingjaren wordt verleend, niet hoger dan het in artikel 2, lid 4, gedefinieerde sectoraal maximum;

b) 

de lidstaat beschikt over een nationaal centraal register overeenkomstig artikel 6, lid 2.

4.  
De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de onderneming krachtens de toepasselijke nationale wet- en regelgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft, ongeacht de datum waarop de de-minimissteun aan de onderneming wordt betaald.
5.  
De de-minimisplafonds en de nationale en sectorale maxima als bedoeld in de leden 2, 3 en 3 bis zijn van toepassing ongeacht de vorm van de de-minimissteun of het daarmee nagestreefde doel en ongeacht of de door de lidstaat verleende steun geheel of ten dele uit middelen van Unie-oorsprong wordt gefinancierd. De periode van drie belastingjaren wordt vastgesteld op basis van de belastingjaren zoals de onderneming die in de betrokken lidstaat toepast.
6.  
Voor de toepassing van de de-minimisplafonds en de nationale en sectorale maxima als bedoeld in de leden 2, 3 en 3 bis wordt steun als een subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen, dus vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun.

Steun die in meerdere tranches wordt uitgekeerd, wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun. De rentevoet die bij die discontering wordt gehanteerd, is de disconteringsvoet die op het tijdstip van de steunverlening van toepassing is.

7.  
Wanneer de de-minimisplafonds, de nationale maxima of het sectoraal maximum als bedoeld in de leden 2, 3 en 3 bis door de toekenning van nieuwe de-minimissteun zouden worden overschreden, komt deze nieuwe steun in zijn geheel niet in aanmerking voor het voordeel van deze verordening.
8.  
In het geval van fusies of overnames wordt alle de-minimissteun die voordien aan elk van de fuserende ondernemingen is verleend, in aanmerking genomen om te bepalen of nieuwe de-minimissteun voor de nieuwe of de overnemende onderneming de toepasselijke de-minimisplafonds, het toepasselijke nationale maximum of het sectoraal maximum overschrijdt. De-minimissteun die vóór de fusie of overname rechtmatig is verleend, blijft rechtmatig.
9.  
Indien één onderneming in twee of meer afzonderlijke ondernemingen wordt opgesplitst, wordt de vóór de splitsing verleende de-minimissteun toegerekend aan de onderneming die de steun genoot; dat is in beginsel de onderneming die de activiteiten overneemt waarvoor de de-minimissteun werd gebruikt. Indien deze toerekening niet mogelijk is, wordt de de-minimissteun evenredig toegerekend op basis van de boekwaarde van het aandelenkapitaal van de nieuwe ondernemingen op het daadwerkelijke tijdstip van de splitsing.

▼B

Artikel 4

Berekening van het bruto-subsidie-equivalent

1.  
Deze verordening is alleen van toepassing op steun waarvan het bruto-subsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd (hierna „transparante steun” genoemd).
2.  
Steun vervat in subsidies of rentesubsidies wordt als transparante de-minimissteun beschouwd.
3.  

Steun vervat in leningen wordt als transparante de-minimissteun beschouwd indien:

a) 

tegen de begunstigde geen collectieve insolventieprocedure loopt en hij niet voldoet aan de criteria volgens het nationale recht om, op verzoek van zijn schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen. In geval van grote ondernemingen verkeert de begunstigde in een situatie die vergelijkbaar is met een kredietrating van ten minste B-, en

▼M1

b) 

voor maatregelen die onder artikel 3, lid 2, vallen, voor de lening zekerheden zijn gesteld van ten minste 50 % van de lening en het een lening betreft van ofwel 100 000  EUR met een looptijd van vijf jaar ofwel 50 000  EUR met een looptijd van tien jaar, of voor maatregelen die onder artikel 3, lid 3 bis, vallen, 125 000  EUR met een looptijd van vijf jaar ofwel 62 500  EUR met een looptijd van tien jaar; indien een lening wordt toegekend voor een bedrag dat lager ligt dan die bedragen en/of die lening wordt toegekend voor een periode van minder dan respectievelijk vijf of tien jaar, wordt het brutosubsidie-equivalent van die lening berekend als een overeenkomstig deel van de in artikel 3, lid 2 of 3 bis, vastgestelde de-minimisplafonds, of

▼B

c) 

het bruto-subsidie-equivalent is berekend op grond van het referentiepercentage dat van toepassing is op het tijdstip van de steunverlening.

▼M1

4.  
Steun vervat in kapitaalinjecties wordt alleen als transparante de-minimissteun beschouwd indien het totale door de overheid ingebrachte bedrag het toepasselijke de-minimisplafond niet overschrijdt.
5.  
Steun vervat in risicofinancieringsmaatregelen in de vorm van investeringen in aandelenkapitaal of hybride kapitaal wordt alleen als transparante de-minimissteun beschouwd indien het aan één onderneming verstrekte kapitaal het toepasselijke de-minimisplafond niet overschrijdt.

▼B

6.  

Steun vervat in garanties wordt als transparante de-minimissteun behandeld indien:

a) 

tegen de begunstigde geen collectieve insolventieprocedure loopt en hij niet voldoet aan de criteria volgens het nationale recht om, op verzoek van zijn schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen. In geval van grote ondernemingen verkeert de begunstigde in een situatie die vergelijkbaar is met een kredietrating van ten minste B-, en

▼M1

b) 

voor maatregelen die onder artikel 3, lid 2, vallen, de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt en het ofwel gaat om een gegarandeerd bedrag van 150 000  EUR en een garantie met een looptijd van vijf jaar, ofwel om een gegarandeerd bedrag van 75 000  EUR en een garantie met een looptijd van tien jaar, of, voor maatregelen die onder artikel 3, lid 3 bis, vallen, de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt en het ofwel gaat om een gegarandeerd bedrag van 187 500  EUR en een garantie met een looptijd van vijf jaar ofwel een gegarandeerd bedrag van 93 750  EUR en een garantie met een looptijd van tien jaar; indien het garantiebedrag lager ligt dan die bedragen en/of de garantie wordt toegekend voor een periode van minder dan respectievelijk vijf of tien jaar, wordt het brutosubsidie-equivalent van die garantie berekend als een overeenkomstig deel van de in artikel 3, lid 2 of 3 bis, vastgestelde de-minimisplafonds, of

▼B

c) 

het bruto-subsidie-equivalent wordt berekend op basis van de safe-harbour-premies die in een mededeling van de Commissie zijn vastgesteld, of

d) 

voordat zij ten uitvoer wordt gelegd,

i) 

de methode voor het berekenen van het bruto-subsidie-equivalent van de garantie bij de Commissie is aangemeld op grond van een andere op dat tijdstip toepasselijke verordening van de Commissie op het gebied van staatssteun, en door de Commissie is goedgekeurd als in overeenstemming met de garantiemededeling of een mededeling ter vervanging daarvan, en

ii) 

die methode uitdrukkelijk is toegespitst op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die in het kader van de toepassing van deze verordening in het geding zijn.

7.  
Steun vervat in andere instrumenten wordt als transparante de-minimissteun beschouwd indien het instrument voorziet in een maximum dat garandeert dat het betrokken plafond niet wordt overschreden.

Artikel 5

Cumulering

1.  
Wanneer een onderneming actief is in de primaire productie van landbouwproducten en actief is in een of meer van de sectoren of andere activiteiten verricht die onder Verordening (EU) nr. 1407/2013 vallen, mag de-minimissteun die overeenkomstig deze verordening voor activiteiten in de sector van de landbouwproductie wordt verleend, met de-minimissteun voor de laatstgenoemde sector(en) of activiteiten worden gecumuleerd tot het desbetreffende in artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1407/2013 vastgestelde plafond, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1407/2013 verleende steun geniet.

▼M3

2.  
Wanneer een onderneming zowel in de primaire productie van landbouwproducten als in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten actief is, mag de-minimissteun die overeenkomstig deze verordening voor activiteiten in de sector van de landbouwproductie wordt verleend, met de-minimissteun die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 717/2014 voor activiteiten in de laatstgenoemde sector wordt verleend, worden gecumuleerd tot het in die verordening vastgestelde plafond, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 717/2014 verleende steun geniet.

▼B

3.  
De-minimissteun wordt niet gecumuleerd met staatssteun ten behoeve van dezelfde in aanmerking komende kosten of met staatssteun ten behoeve van dezelfde risicofinancieringsmaatregel indien deze cumulering leidt tot het overschrijden van de hoogste toepasselijke steunintensiteit die of het hoogste toepasselijke steunbedrag dat in de specifieke omstandigheden van elke zaak is bepaald door een groepsvrijstellingsverordening die of een besluit dat de Commissie heeft vastgesteld. De-minimissteun die niet wordt verleend voor of kan worden toegewezen aan specifieke in aanmerking komende kosten, mag worden gecumuleerd met andere staatssteun die krachtens een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie wordt verleend.

Artikel 6

Monitoring

▼M3

1.  
Wanneer een lidstaat voornemens is overeenkomstig deze verordening de-minimissteun aan een onderneming te verlenen, stelt hij die onderneming schriftelijk of elektronisch in kennis van het voorgenomen steunbedrag, uitgedrukt als brutosubsidie-equivalent, en van het feit dat het om de-minimissteun gaat, waarbij hij uitdrukkelijk naar deze verordening verwijst en de titel en de vindplaats ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie vermeldt. Wanneer overeenkomstig deze verordening in het kader van een regeling de-minimissteun wordt verleend aan verschillende ondernemingen en in het kader van die regeling aan die ondernemingen uiteenlopende bedragen aan individuele steun worden verleend, kan de betrokken lidstaat ervoor kiezen deze verplichting te vervullen door de ondernemingen een vast bedrag mee te delen dat met het in het kader van die regeling maximaal te verlenen steunbedrag overeenstemt. In dat geval wordt het vaste bedrag gebruikt om te bepalen of het toepasselijke de-minimisplafond wordt bereikt en de relevante nationale en sectorale maxima niet worden overschreden. Voordat de lidstaat de steun verleent, verlangt hij van de betrokken onderneming een schriftelijke of elektronische verklaring over alle andere onder deze verordening of andere de-minimisverordeningen vallende de-minimissteun die deze onderneming gedurende de twee voorgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar heeft ontvangen.

▼B

2.  
Wanneer een lidstaat een centraal register voor de-minimissteun heeft opgezet dat volledige informatie bevat over alle de-minimissteun die door enige autoriteit in die lidstaat is verstrekt, is lid 1 niet meer van toepassing vanaf het tijdstip waarop het register een periode van drie belastingjaren bestrijkt.

▼M1

Elke lidstaat die overeenkomstig artikel 3, lid 3 bis, steun verleent, beschikt over een centraal register voor de-minimissteun dat volledige informatie bevat over alle de-minimissteun die door enige autoriteit in die lidstaat is verstrekt. Lid 1 is niet langer van toepassing vanaf het tijdstip waarop het register een periode van drie belastingjaren bestrijkt.

▼M1

3.  
Een lidstaat verleent pas nieuwe de-minimissteun overeenkomstig deze verordening nadat hij zich ervan heeft vergewist dat dit het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan de betrokken onderneming is verleend, niet zodanig doet toenemen dat de in artikel 3, leden 2, 3 en 3 bis, vastgestelde toepasselijke plafonds en nationale en sectorale maxima worden overschreden, en dat aan alle in deze verordening vastgestelde voorwaarden is voldaan.

▼B

4.  
De lidstaten leggen dossiers aan die alle informatie bevatten met betrekking tot de toepassing van deze verordening. Deze dossiers bevatten alle informatie die nodig is om te kunnen aantonen dat aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan. De dossiers betreffende individuele de-minimissteun worden gedurende tien belastingjaren vanaf het tijdstip van de steunverlening bewaard. Voor de-minimissteunregelingen worden de dossiers bewaard gedurende tien belastingjaren te rekenen vanaf het tijdstip van de laatste individuele steunverlening op grond van die regeling.
5.  
De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie op haar schriftelijk verzoek binnen twintig werkdagen, of binnen de langere termijn die in het verzoek is vastgesteld, alle informatie die de Commissie nodig acht om te kunnen nagaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, en met name het totale bedrag aan de-minimissteun in de zin van deze verordening of andere de-minimisverordeningen dat een onderneming heeft ontvangen.

Artikel 7

Overgangsbepalingen

1.  
Deze verordening is van toepassing op voor haar inwerkingtreding verleende steun indien de steun aan alle in deze verordening vervatte voorwaarden voldoet. Steun die niet aan die voorwaarden voldoet, zal door de Commissie worden beoordeeld overeenkomstig de desbetreffende kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.
2.  
Alle individuele de-minimissteun die tussen 1 januari 2005 en 30 juni 2008 werd verleend en aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1860/2004 voldoet, wordt geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en is bijgevolg van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld.
3.  
Alle tussen 1 januari 2008 en 30 juni 2014 verleende individuele de-minimissteun die aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1535/2007 voldoet, wordt geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en is bijgevolg van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld.
4.  
Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening blijft elke de-minimissteunregeling die aan de voorwaarden van deze verordening voldoet, nog gedurende zes maanden onder deze verordening vallen.

Artikel 8

Inwerkingtreding en toepassingsperiode

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

▼M1

Zij is van toepassing tot en met 31 december 2027.

▼B

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M1




BIJLAGE I

In artikel 3, lid 3, bedoelde maximale cumulatieve bedragen aan de-minimissteun voor ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, per lidstaat



(in EUR)

Lidstaat

Maximumbedrag aan de-minimissteun (1)

België

106 269 708

Bulgarije

53 020 042

Tsjechië

61 865 750

Denemarken

141 464 625

Duitsland

732 848 458

Estland

11 375 375

Ierland

98 460 375

Griekenland

134 272 042

Spanje

592 962 542

Frankrijk

932 709 458

Kroatië

28 920 958

Italië

700 419 125

Cyprus

8 934 792

Letland

16 853 708

Litouwen

34 649 958

Luxemburg

5 474 083

Hongarije

99 582 208

Malta

1 603 917

Nederland

352 512 625

Oostenrijk

89 745 208

Polen

295 932 125

Portugal

87 570 583

Roemenië

215 447 583

Slovenië

15 523 667

Slowakije

29 947 167

Finland

55 693 958

Zweden

79 184 750

▼M2

Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland

29 741 417

▼M1

(1)   

De maximumbedragen worden berekend op basis van het gemiddelde van de drie hoogste waarden van de jaarlijkse landbouwproductie van elke lidstaat in de periode 2012-2017. De berekeningsmethode zorgt ervoor dat alle lidstaten gelijk worden behandeld en dat geen van de nationale gemiddelde waarden lager is dan de maximumbedragen die eerder voor de periode 2014-2020 waren vastgesteld.




BIJLAGE II

In artikel 3, lid 3 bis, bedoelde maximale cumulatieve bedragen aan de-minimissteun voor ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, per lidstaat



(in EUR)

Lidstaat

Maximumbedrag aan de-minimissteun (1)

België

127 523 650

Bulgarije

63 624 050

Tsjechië

74 238 900

Denemarken

169 757 550

Duitsland

879 418 150

Estland

13 650 450

Ierland

118 152 450

Griekenland

161 126 450

Spanje

711 555 050

Frankrijk

1 119 251 350

Kroatië

34 705 150

Italië

840 502 950

Cyprus

10 721 750

Letland

20 224 450

Litouwen

41 579 950

Luxemburg

6 568 900

Hongarije

119 498 650

Malta

1 924 700

Nederland

423 015 150

Oostenrijk

107 694 250

Polen

355 118 550

Portugal

105 084 700

Roemenië

258 537 100

Slovenië

18 628 400

Slowakije

35 936 600

Finland

66 832 750

Zweden

95 021 700

▼M2

Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland

35 689 700

(1)   

De maximumbedragen worden berekend op basis van het gemiddelde van de drie hoogste waarden van de jaarlijkse landbouwproductie van elke lidstaat in de periode 2012-2017. De berekeningsmethode zorgt ervoor dat alle lidstaten gelijk worden behandeld en dat geen van de nationale gemiddelde waarden lager is dan de maximumbedragen die eerder voor de periode 2014-2020 waren vastgesteld.



( 1 ) Aangezien overeenkomstig artikel 10 van en bijlage 5 bij het Protocol bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB C 384 I van 12.11.2019) sommige bepalingen van het recht van de Unie betreffende staatssteun met betrekking tot maatregelen die van invloed zijn op de handel tussen Noord-Ierland en de Unie, van toepassing blijven op het Verenigd Koninkrijk, wordt elke verwijzing naar een lidstaat in deze verordening opgevat als een verwijzing naar een lidstaat of het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.

( 2 ) Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 45).

( 3 ) Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).

( 4 ) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

Góra