EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02013R1309-20180802

Consolidated text: Verordening (EU) n r. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1309/2018-08-02

02013R1309 — NL — 02.08.2018 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

▼C1

VERORDENING (EU) Nr. 1309/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 december 2013

betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006

▼B

(PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU, Euratom) 2018/1046 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 juli 2018

  L 193

1

30.7.2018


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 330, 3.12.2016, blz.  6 (nr. 1309/2013)




▼B

▼C1

VERORDENING (EU) Nr. 1309/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 december 2013

betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006

▼B



Artikel 1

Doelstellingen

Bij deze verordening wordt het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) opgericht voor de looptijd van het meerjarig financieel kader, van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

Het EFG heeft tot doel een bijdrage te leveren aan slimme, inclusieve en duurzame economische groei en duurzame werkgelegenheid in de Unie te bevorderen door de Unie in staat te stellen solidariteit te betonen met, en steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van uit de globalisering voortvloeiende grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, doordat de in Verordening (EG) nr. 546/2009 behandelde wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt, of door een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis.

Acties die een financiële bijdrage uit het EFG genieten, hebben tot doel dat zoveel mogelijk begunstigden die aan deze acties deelnemen, zo spoedig mogelijk binnen de termijn van zes maanden voor het in artikel 18, lid 1, bedoelde eindverslag moet worden ingediend, duurzaam werk vinden.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op aanvragen van de lidstaten voor financiële bijdragen uit het EFG ten behoeve van acties die gericht zijn op:

a) werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, die met name blijken uit een aanzienlijke toename van de invoer in de Unie, een sterke verandering in de handel van de Unie in goederen of diensten, een snelle afname van het marktaandeel van de Unie in een bepaalde sector of een verplaatsing van activiteiten naar derde landen, mits die gedwongen ontslagen een significant negatief effect hebben op de lokale, regionale of nationale economie;

b) werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd doordat de in Verordening (EG) nr. 546/2009 behandelde wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt, of door een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis.

Artikel 3

Definitie

In deze verordening wordt onder "begunstigde" verstaan:

a) een werknemer wiens arbeidsovereenkomst voortijdig is beëindigd door gedwongen ontslag, of binnen de in artikel 4 bedoelde referentieperiode afloopt en niet wordt hernieuwd;

b) een zelfstandige die niet meer dan tien in de zin van deze verordening gedwongen ontslagen werknemers in dienst had en die zijn werkzaamheden heeft beëindigd, op voorwaarde dat zijn werkzaamheden aantoonbaar afhankelijk waren van de onderneming bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a), of op voorwaarde dat, de zelfstandige overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), werkzaam was in de betrokken economische sector.

Artikel 4

Criteria voor steunverlening

1.  Een financiële bijdrage uit het EFG wordt toegekend wanneer aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan en als gevolg daarvan:

a) binnen een referentieperiode van vier maanden in een onderneming in een lidstaat ten minste 500 werknemers gedwongen zijn ontslagen of zelfstandigen hun werkzaamheden hebben beëindigd, met inbegrip van werknemers die gedwongen zijn ontslagen en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd bij leveranciers of downstreamproducenten;

b) binnen een referentieperiode van negen maanden ten minste 500 werknemers gedwongen zijn ontslagen of zelfstandigen hun werkzaamheden hebben beëindigd, met name in kmo's, die allen actief zijn in dezelfde op NACE Revisie 2 gedefinieerde sector en gelegen zijn in een regio of twee aan elkaar grenzende regio's als bepaald op NUTS 2-niveau of in meer dan twee aan elkaar grenzende regio's als bepaald op NUTS 2-niveau, mits er meer dan 500 werknemers of zelfstandigen getroffen zijn in twee van de regio's tezamen.

▼M1

2.  Op kleine arbeidsmarkten of in uitzonderlijke omstandigheden, met name ten aanzien van collectieve aanvragen door kmo’s, die door de aanvragende lidstaat naar behoren worden onderbouwd, kan een aanvraag voor een financiële bijdrage op grond van dit artikel, zelfs als niet volledig voldaan wordt aan de criteria van lid 1, onder a) en b), als ontvankelijk worden aangemerkt, wanneer de gedwongen ontslagen ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en de lokale, regionale of nationale economie. De aanvragende lidstaat vermeldt aan welke criteria voor steunverlening van lid 1, onder a) of b), niet volledig wordt voldaan. Voor collectieve aanvragen door in één regio gelegen kmo’s, kan de aanvraag, wanneer de aanvragende lidstaat aantoont dat kmo’s de belangrijkste of de enige soort bedrijven in die regio zijn, uitzonderlijk betrekking hebben op kmo’s die actief zijn in verschillende op NACE Revisie 2 gedefinieerde sectoren. Het totaalbedrag van de bijdragen in uitzonderlijke omstandigheden mag niet hoger zijn dan 15 % van het jaarlijkse maximumbedrag voor het EFG.

▼B

Artikel 5

Berekening van de gedwongen ontslagen en beëindiging van de werkzaamheden

1.  De aanvragende lidstaat, specifieert de methode die gebruikt wordt om het in artikel 3 bedoelde aantal werknemers en zelfstandigen te berekenen voor de toepassing van artikel 4.

2.  De aanvragende lidstaat berekent het in lid 1 bedoelde aantal door uit te gaan van een van de volgende data:

a) de datum waarop de werkgever overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn 98/59/EG van de Raad ( 1 ) de bevoegde overheidsinstantie schriftelijk kennis geeft van het voorgenomen collectief ontslag; in dat geval verstrekt de aanvragende lidstaat de Commissie aanvullende informatie over het werkelijke aantal ontslagen overeenkomstig artikel 4, lid 1, van deze verordening, voordat de evaluatie door de Commissie wordt afgerond;

b) de datum van de individuele kennisgeving door de werkgever dat de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer tijdelijk of definitief beëindigd wordt;

c) de datum van de feitelijke beëindiging of de afloop van de arbeidsovereenkomst;

d) de beëindiging van de terbeschikkingstelling aan de inlenende onderneming; of

e) voor een zelfstandige, de datum van beëindiging van de werkzaamheden zoals bepaald in overeenstemming met de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

Artikel 6

In aanmerking komende begunstigden

1.  De aanvragende lidstaat kan door het EFG medegefinancierde individuele diensten aanbieden aan in aanmerking komende begunstigden, onder wie:

a) werknemers die gedwongen zijn ontslagen en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, berekend overeenkomstig artikel 5, binnen de in artikel 4 bedoelde referentieperiode;

b) werknemers die gedwongen zijn ontslagen en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, berekend overeenkomstig artikel 5, voor of na de in artikel 4, lid 1, onder a), bedoelde referentieperiode; of

c) werknemers die gedwongen zijn ontslagen en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, ingeval een aanvraag op grond van artikel 4, lid 2, afwijkt van de in artikel 4, lid 1, onder a), genoemde criteria.

De in de eerste alinea, onder b) en c), bedoelde werknemers en zelfstandigen worden geacht in aanmerking te komen, op voorwaarde dat zij gedwongen zijn ontslagen of hun werkzaamheden hebben beëindigd na de algemene aankondiging van de voorgenomen collectieve ontslagen en mits een duidelijk oorzakelijk verband kan worden gelegd met de gebeurtenis die aanleiding gaf tot de gedwongen ontslagen in de referentieperiode.

▼M1

2.  In afwijking van artikel 2 mogen de aanvragende lidstaten door het EFG medegefinancierde individuele diensten aanbieden aan een aantal NEET’s die op de datum van de indiening van de aanvraag jonger dan 25 jaar zijn of, indien lidstaten daartoe besluiten, jonger dan 30 jaar, dat ten hoogste gelijk is aan het aantal beoogde begunstigden, waarbij zij prioriteit verlenen aan personen die gedwongen zijn ontslagen of hun werkzaamheden hebben beëindigd, op voorwaarde dat ten minste een aantal van de gedwongen ontslagen in de zin van artikel 3 plaatsvindt in regio’s van NUTS 2-niveau waar het werkloosheidspercentage onder jongeren van 15 tot 24 jaar ten minste 20 % bedroeg volgens de meest recente beschikbare jaarlijkse gegevens. De steun aan NEET’s jonger dan 25 jaar, of indien lidstaten daartoe besluiten jonger dan 30 jaar, mag worden verleend in die regio’s van NUTS 2-niveau.

▼B

Artikel 7

Subsidiabele acties

1.  Een financiële bijdrage uit het EFG kan worden bestemd voor actieve arbeidsmarktmaatregelen in het kader van een gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening, om de beoogde begunstigden, en in het bijzonder kansarme, oudere en jongere werklozen, weer aan een dienstbetrekking of zelfstandige arbeid te helpen. Het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening kan met name het volgende omvatten:

a) opleiding en omscholing op maat, waaronder ICT-vaardigheden en certificering van opgedane ervaring, hulp bij het zoeken van een baan, loopbaanbegeleiding, adviesverlening, begeleiding door een mentor, outplacementbegeleiding, bevordering van ondernemerschap, steun bij het uitoefenen van een zelfstandige activiteit, het opzetten van een eigen bedrijf en een overname door werknemers, en samenwerkingsactiviteiten;

b) speciale tijdelijke maatregelen, zoals sollicitatietoelagen, premies bij indiensttreding voor werkgevers, mobiliteitstoelagen, dag- of opleidingsvergoedingen (waaronder toelagen voor verzorgers);

c) maatregelen om met name kansarmen, ouderen en jongere werklozen te stimuleren om op de arbeidsmarkt te blijven of daarnaar terug te keren.

De kosten van de maatregelen onder b) mogen niet meer bedragen dan 35 % van de geraamde kosten voor het gecoördineerde pakket van de in dit lid vermelde individuele dienstverlening.

De kosten van investeringen voor het uitoefenen van een zelfstandige activiteit, het opzetten van een eigen bedrijf en een overname door werknemers mogen niet meer bedragen dan 15 000  EUR.

Bij het samenstellen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening moet rekening worden gehouden met de toekomstperspectieven op de arbeidsmarkt en de vereiste vaardigheden. Het gecoördineerde pakket dient gericht te zijn op de overgang naar een grondstofefficiënte en duurzame economie.

2.  De volgende maatregelen komen niet in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het EFG:

a) speciale tijdelijke maatregelen als bedoeld in lid 1, onder b), waaraan niet de voorwaarde verbonden is dat de beoogde begunstigden actief deelnemen aan activiteiten op het gebied van het zoeken naar werk of opleiding;

b) acties waarvoor ondernemingen krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten verantwoordelijk zijn.

De uit het EFG ondersteunde acties treden niet in de plaats van maatregelen die gericht zijn op passieve sociale bescherming.

3.  Het gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening wordt uitgewerkt in overleg met de beoogde begunstigden of hun vertegenwoordigers, of met de sociale partners.

4.  Op initiatief van de aanvragende lidstaat kan een financiële bijdrage uit het EFG beschikbaar worden gesteld voor de activiteiten op het vlak van voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit en controle en rapportage.

Artikel 8

Aanvragen

1.  De aanvragende lidstaat dient binnen een periode van twaalf weken na de datum waarop wordt voldaan aan de criteria in artikel 4, lid 1 of 2, een aanvraag in bij de Commissie.

2.  Binnen twee weken na de datum van de indiening van de aanvraag of, in voorkomend geval, na de datum waarop de Commissie de vertaling van de aanvraag heeft ontvangen, naargelang van welke datum het laatst valt, bevestigt de Commissie de ontvangst van de aanvraag en deelt zij de lidstaat eventueel mee welke aanvullende gegevens zij nodig heeft om de aanvraag te kunnen beoordelen.

3.  Indien de Commissie om aanvullende gegevens verzoekt, antwoordt de lidstaat binnen zes weken na de datum van het verzoek. Op het naar behoren gemotiveerd verzoek van de betrokken lidstaat verlengt de Commissie deze termijn met twee weken.

4.  Aan de hand van de door de lidstaat verstrekte gegevens beoordeelt de Commissie binnen twaalf weken na ontvangst van de volledige aanvraag of, indien van toepassing, de vertaling daarvan, definitief of de aanvraag aan de voorwaarden voor het toekennen van een financiële bijdrage voldoet. Indien de Commissie bij uitzondering niet aan deze deadline kan voldoen, licht zij schriftelijk toe om welke reden.

5.  Een volledige aanvraag dient de volgende gegevens te bevatten:

a) een beredeneerde analyse van het verband tussen de gedwongen ontslagen of de beëindiging van de werkzaamheden en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of de ernstige ontwrichting van de lokale, regionale en nationale economie, veroorzaakt door de globalisering, doordat de wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt of doordat zich een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis voordoet. Deze analyse is gebaseerd op statistische en andere informatie op het meest geschikte niveau om aan te tonen dat de in artikel 4 bepaalde criteria voor steunverlening vervuld zijn;

b) indien de onderneming waar de gedwongen ontslagen zijn gevallen, haar activiteiten na die ontslagen heeft voortgezet, de bevestiging dat zij aan haar wettelijke verplichtingen ten aanzien van de gedwongen ontslagen heeft voldaan en dienovereenkomstig voorzieningen heeft getroffen voor haar werknemers;

c) een beoordeling van het aantal gedwongen ontslagen overeenkomstig artikel 5 en een uitleg van de gebeurtenissen die tot die ontslagen hebben geleid;

d) indien van toepassing, gegevens van de ondernemingen, leveranciers of downstreamproducenten en sectoren waar de gedwongen ontslagen zijn gevallen, en categorieën beoogde begunstigden, uitgesplitst naar geslacht en leeftijdscategorie;

e) het verwachte effect van de gedwongen ontslagen op de plaatselijke, regionale of nationale economie en de werkgelegenheid;

f) een beschrijving van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening en de daarmee verband houdende uitgaven, waaronder met name maatregelen ter ondersteuning van werkgelegenheidsinitiatieven voor kansarme, oudere en jongere begunstigden;

g) uitleg over de complementariteit van het pakket maatregelen met door andere nationale fondsen of fondsen van de Unie gefinancierde acties, alsmede informatie over acties die voor de betrokken ondernemingen krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten verplicht zijn;

h) de geraamde begroting voor de afzonderlijke onderdelen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening ter ondersteuning van de beoogde begunstigden, en voor elke vorm van activiteiten inzake voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit, controle en rapportage;

i) de data waarop met de individuele dienstverlening aan de beoogde begunstigden en de activiteiten ter implementatie van het EFG als vermeld in artikel 7, respectievelijk lid 1 en lid 4, is begonnen of waarop verwacht wordt daarmee te beginnen;

j) de procedures aan de hand waarvan de beoogde begunstigden of hun vertegenwoordigers, of de sociale partners alsmede lokale en regionale overheden of andere belanghebbende organisaties zijn geraadpleegd, voor zover van toepassing;

k) een verklaring dat de aangevraagde EFG-steun in overeenstemming is met de procedurele en materiële voorschriften van de Unie inzake staatssteun, alsook een verklaring waarin wordt aangegeven waarom de individuele dienstverlening niet in de plaats komt van maatregelen waarvoor bedrijven krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten verantwoordelijk zijn;

l) de bronnen van nationale voorfinanciering of medefinanciering en andere medefinanciering, indien van toepassing.

Artikel 9

Complementariteit, naleving en coördinatie

1.  Een financiële bijdrage uit het EFG is geen vervanging van de maatregelen die bedrijven krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten moeten nemen.

2.  De ondersteuning van de beoogde begunstigden vormt een aanvulling op de nationale, regionale en plaatselijke acties van de lidstaten, met inbegrip van acties die worden medegefinancierd uit fondsen van de Unie.

3.  De financiële bijdrage uit het EFG blijft beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om aan de beoogde begunstigden solidariteit te betonen en tijdelijke, eenmalige steun te verlenen. De door het EFG ondersteunde acties zijn in overeenstemming met het recht van de Unie en dat van de lidstaten, met inbegrip van de voorschriften inzake staatssteun.

4.  Overeenkomstig hun respectieve verantwoordelijkheden dragen de Commissie en de aanvragende lidstaat zorg voor de coördinatie van de steun uit de fondsen van de Unie.

5.  De aanvragende lidstaat garandeert dat voor de specifieke acties waarvoor uit het EFG een financiële bijdrage wordt ontvangen, geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 10

Gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie

De Commissie en de lidstaten garanderen dat de gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van het genderperspectief een wezenlijk deel uitmaken van en bevorderd worden in de verschillende stadia van de uitvoering van de financiële bijdrage uit het EFG. De Commissie en de lidstaten nemen alle nodige maatregelen ter voorkoming van elke discriminatie op grond van geslacht, ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid bij de toegang tot het EFG en in de verschillende stadia van de uitvoering van de financiële bijdrage.

Artikel 11

Technische bijstand op initiatief van de Commissie

1.  Op initiatief van de Commissie kan, maximum 0,5 % van het jaarlijks maximumbedrag voor het EFG, gebruikt worden voor het financieren van de voorbereiding, het toezicht, de verzameling van gegevens en het creëren van een kennisbasis die relevant is voor de tenuitvoerlegging van het EFG. Het mag tevens worden gebruikt ter financiering van administratieve en technische bijstand, informatie- en communicatieactiviteiten alsook audit-, controle- en evaluatiewerkzaamheden die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van deze verordening.

2.  Met inachtneming van het in lid 1 genoemde maximale bedrag stellen het Europees Parlement en de Raad aan het begin van ieder jaar op basis van een voorstel van de Commissie een bedrag voor technische bijstand ter beschikking.

▼M1

3.  De in lid 1 aangegeven taken worden uitgevoerd in overeenstemming met het Financieel Reglement.

▼B

4.  De technische bijstand van de Commissie omvat het verstrekken van informatie en richtsnoeren aan de lidstaten voor het gebruik van, het toezicht op en de evaluatie van het EFG. De Commissie dient ook informatie over en duidelijke richtsnoeren voor het gebruik van het EFG te verstrekken aan de Europese en nationale sociale partners.

Artikel 12

Informatie, communicatie en publiciteit

1.  De aanvragende lidstaat geeft informatie over en bekendheid aan de gefinancierde acties. Dergelijke informatie is gericht op de beoogde begunstigden, de lokale en regionale autoriteiten, de sociale partners, de media en het grote publiek. Zij benadrukt de rol van de Unie en maakt de bijdrage uit het EFG zichtbaar.

2.  De Commissie houdt een internetsite bij, die zij regelmatig actualiseert en in alle officiële talen van de instellingen van de Unie toegankelijk maakt en die informatie verschaft over het EFG, een leidraad geeft voor de indiening van aanvragen, en informatie biedt over ingewilligde en afgewezen aanvragen en over de rol van het Europees Parlement en de Raad in de begrotingsprocedure.

3.  De Commissie voert aan de hand van ervaringen informatie- en communicatieactiviteiten uit betreffende EFG-casussen en -resultaten met als doel de effectiviteit van het EFG te verbeteren en ervoor te zorgen dat burgers en werknemers in de Unie op de hoogte zijn van het bestaan van het EFG. De Commissie brengt elke twee jaar per land en per sector verslag uit over het gebruik van het fonds.

4.  De uit hoofde van deze verordening voor communicatie toegewezen middelen dragen ook bij tot de institutionele communicatie van de beleidsprioriteiten van de Unie, mits deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.

Artikel 13

Bepaling van de financiële bijdrage

1.  Op basis van de overeenkomstig artikel 8 uitgevoerde beoordeling voert de Commissie, aan de hand van met name het aantal beoogde begunstigden, de voorgestelde acties en de geraamde kosten, een evaluatie uit en doet zo snel mogelijk een voorstel inzake de hoogte van de eventuele financiële bijdrage uit het EFG die kan worden verstrekt binnen de grenzen van de beschikbare middelen. Dit bedrag mag niet hoger zijn dan 60 % van de totale geraamde kosten zoals bedoeld in artikel 8, lid 5, onder e).

2.  Als de Commissie op basis van de overeenkomstig artikel 8 uitgevoerde beoordeling van mening is dat aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage op grond van deze verordening wordt voldaan, zet zij onmiddellijk de in artikel 15 bedoelde procedure in gang.

3.  Als de Commissie op grond van de in artikel 8 uitgevoerde beoordeling van mening is dat niet aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage uit hoofde van deze verordening wordt voldaan, stelt zij de aanvragende lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis.

Artikel 14

Subsidiabiliteit van de uitgaven

►C1  1.  Uitgaven komen in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het EFG vanaf de in de aanvraag op grond van artikel 8, lid 5, onder i), genoemde data waarop ◄ de betrokken lidstaat aanvangt of verwacht wordt aan te vangen met individuele dienstverlening aan de beoogde begunstigden of betalingsverplichtingen op zich neemt voor de administratieve uitgaven betreffende de uitvoering van het EFG overeenkomstig artikel 7, respectievelijk lid 1 en lid 4.

2.  In het geval van subsidies zijn de artikelen 67 en 68 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ), en artikel 14 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ), alsmede de door de Commissie krachtens die verordeningen vastgestelde gedelegeerde handelingen, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

Begrotingsprocedure

1.  De uitvoeringsbepalingen van het EFG zijn in overeenstemming met punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord.

2.  De kredieten voor het EFG worden als voorziening in de algemene begroting van de Unie opgenomen.

3.  De Commissie, enerzijds, en het Europees Parlement en de Raad, anderzijds, spannen zich in om de tijd die nodig is om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen, zo kort mogelijk te maken.

▼M1

4.  Als de Commissie heeft geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor de toekenning van een financiële bijdrage uit het EFG is voldaan, dient zij een voorstel in tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG. Het besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG wordt gezamenlijk door het Europees Parlement en de Raad genomen binnen een maand nadat het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad is ingediend. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en het Europees Parlement met een meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen.

De overschrijvingen die betrekking hebben op het EFG worden verricht overeenkomstig artikel 31 van het Financieel Reglement, in beginsel, binnen een termijn van ten hoogste zeven dagen na de datum van vaststelling van het desbetreffende besluit door het Europees Parlement en de Raad.

▼B

5.  Tegelijk met de vaststelling van haar voorstel voor een besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling een besluit betreffende een financiële bijdrage vast, dat in werking treedt op de datum waarop het Europees Parlement en de Raad het besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG vaststellen.

6.  Een voorstel voor een besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG krachtens lid 4 omvat onder andere:

a) de overeenkomstig artikel 8, lid 4, uitgevoerde beoordeling en een samenvatting van de gegevens waarop die beoordeling is gebaseerd;

b) bewijs dat aan de criteria van de artikelen 4 en 9 werd voldaan; en

c) een onderbouwing van de voorgestelde bedragen.

Artikel 16

Betaling en gebruik van de financiële bijdrage

1.  Na de inwerkingtreding van een besluit betreffende een financiële bijdrage overeenkomstig artikel 15, lid 5, betaalt de Commissie de financiële bijdrage, in een enkele voorfinancieringsbetaling van 100 %, in principe binnen 15 dagen aan de betrokken lidstaat uit. De voorfinanciering wordt gecompenseerd wanneer de financiële bijdrage overeenkomstig artikel 18, lid 2, wordt afgesloten.

2.  De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage valt onder het gedeeld beheer overeenkomstig ►M1  artikel 63 van het Financieel Reglement ◄ .

3.  De gedetailleerde technische financieringsvoorwaarden worden door de Commissie bepaald in het in artikel 15, lid 5, genoemde besluit betreffende een financiële bijdrage.

4.  De lidstaat voert de in artikel 7 bedoelde subsidiabele acties zo spoedig mogelijk, en uiterlijk 24 maanden na de datum van indiening van de aanvraag conform artikel 8, lid 1, uit.

De lidstaat kan besluiten om de aanvangsdatum van de subsidiabele acties tot uiterlijk 3 maanden na de datum van de indiening van de aanvraag uit te stellen. In geval van dergelijk uitstel worden de subsidiabele acties uitgevoerd binnen de termijn van 24 maanden na de aanvangsdatum die de lidstaat in de aanvraag heeft meegedeeld.

Wanneer een begunstigde een onderwijs- of opleidingscursus volgt die twee jaar of langer duurt, komt het cursusgeld voor medefinanciering door het EFG in aanmerking tot de datum waarop het in artikel 18, lid 1, bedoelde eindverslag moet worden ingediend, mits het desbetreffende cursusgeld is betaald vóór die datum.

5.  Bij de uitvoering van de acties in het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening kan de betrokken lidstaat bij de Commissie een voorstel indienen om de opgenomen acties te wijzigen door andere, in artikel 7, lid 1, onder a) en c), vermelde subsidiabele acties toe te voegen, mits die wijzigingen naar behoren gemotiveerd zijn en in totaal niet meer bedragen dan de in artikel 15, lid 5, bedoelde financiële bijdrage. De Commissie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen, en stelt, indien zij ermee akkoord gaat, de lidstaat daarvan in kennis.

6.  Uitgaven uit hoofde van artikel 7, lid 4, zijn subsidiabel tot de uiterste termijn voor de indiening van het eindverslag.

Artikel 17

Gebruik van de euro

De in de aanvragen, besluiten over financiële bijdragen en verslagen in verband met deze verordening genoemde bedragen worden in euro uitgedrukt.

Artikel 18

Eindverslag en afsluiting

1.  Uiterlijk zes maanden na afloop van de in artikel 16, lid 4, bedoelde termijn, dient de betrokken lidstaat bij de Commissie een eindverslag in over de uitvoering van de financiële bijdrage, met onder andere informatie over:

a) het soort acties en de belangrijkste resultaten;

b) de namen van de instanties die het maatregelenpakket in de lidstaten verzorgen;

c) de kenmerken van de beoogde begunstigden en hun beroepsstatus;

d) het feit of de onderneming, met uitzondering van micro-ondernemingen en kmo's, de afgelopen vijf jaar staatssteun heeft ontvangen of eerdere financiering uit het Cohesiefonds of de structuurfondsen van de Unie;

e) een verklaring waarin de uitgaven worden verantwoord en waarin zo mogelijk de complementariteit van acties met de uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) gefinancierde acties wordt vermeld.

Zo mogelijk worden de gegevens betreffende de begunstigden uitgesplitst naar geslacht.

2.  Uiterlijk zes maanden nadat de Commissie alle op grond van lid 1 vereiste gegevens heeft ontvangen, sluit zij de financiële bijdrage af door het eindbedrag van de financiële bijdrage uit het EFG te bepalen alsook het eventuele saldo dat de betrokken lidstaat verschuldigd is overeenkomstig artikel 22.

Artikel 19

Tweejaarlijks verslag

1.  Uiterlijk 1 augustus 2015 en vervolgens om de twee jaar, dient de Commissie een omvattend kwantitatief en kwalitatief verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten die in de twee voorafgaande jaren op grond van deze verordening en Verordening (EG) nr. 1927/2006 zijn ondernomen. Het verslag heeft in hoofdzaak betrekking op de door het EFG behaalde resultaten en bevat met name informatie over de ingediende aanvragen, de goedgekeurde besluiten, de gefinancierde acties, met inbegrip van statistieken betreffende het herintredingspercentage van de ondersteunde begunstigden per lidstaat en de complementariteit van die acties met acties die worden gefinancierd uit andere fondsen van de Unie, met name het ESF, en informatie over de afsluiting van de financiële bijdragen. Het verslag bevat tevens een overzicht van de aanvragen die zijn afgewezen of gereduceerd omdat er onvoldoende middelen beschikbaar waren of omdat zij niet aan de criteria voldeden.

2.  Het verslag wordt ter informatie aan de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de sociale partners toegezonden.

Artikel 20

Evaluatie

1.  De Commissie verricht op eigen initiatief en in nauwe samenwerking met de lidstaten:

a) uiterlijk 30 juni 2017 een tussentijdse evaluatie van de doeltreffendheid en duurzaamheid van de behaalde resultaten;

b) uiterlijk 31 december 2021 een evaluatie achteraf, met steun van externe deskundigen, om het effect en de meerwaarde van het EFG te meten.

2.  De resultaten van de in lid 1 bedoelde evaluaties worden ter informatie toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de sociale partners. Bij de ontwikkeling van nieuwe programma's op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken dient rekening te worden gehouden met de aanbevelingen in de evaluaties.

3.  De in lid 1 bedoelde evaluaties bevatten de cijfers over het aantal aanvragen en hebben betrekking op de prestaties van de programma's per land en per sector, om te beoordelen of het EFG de beoogde begunstigden bereikt.

Artikel 21

Beheer en financiële controle

1.  Onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de algemene begroting van de Unie, zijn in eerste instantie de lidstaten verantwoordelijk voor het beheer en de financiële controle van de door het EFG gefinancierde acties. Dit houdt in dat zij:

a) verifiëren dat de nodige beheers- en controleregelingen zijn getroffen en dat deze zodanig worden toegepast dat de middelen van de Unie op efficiënte en correcte wijze worden gebruikt en dat de beginselen van goed financieel beheer worden nageleefd;

b) verifiëren dat de gefinancierde acties naar behoren zijn uitgevoerd;

c) vaststellen dat de gefinancierde uitgaven worden onderbouwd door verifieerbare bewijsstukken, wettelijk zijn en geen onregelmatigheden vertonen;

d) onregelmatigheden zoals gedefinieerd in artikel 122 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1303/2013 voorkomen, opsporen en corrigeren en, in voorkomend geval, onterecht betaalde bedragen terugvorderen met achterstandsrente. De lidstaten stellen de Commissie van dergelijke onregelmatigheden in kennis en houden haar op de hoogte van het verloop van administratieve en gerechtelijke procedures.

2.  De lidstaten wijzen instanties aan die bevoegd zijn om de door het EFG ondersteunde acties adequaat te beheren en te controleren overeenkomstig ►M1  artikel 63, lid 3, van het Financieel Reglement ◄ en de criteria en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 1303/2013. Die aangewezen instanties verstrekken de Commissie de in ►M1  artikel 63, lid 5, van het Financieel Reglement ◄ vermelde informatie over de uitvoering van de financiële bijdrage wanneer het in artikel 18 van deze verordening bedoelde eindverslag wordt ingediend.

3.  Bij het vaststellen van een onregelmatigheid gaan de lidstaten over tot de nodige financiële correcties. De correcties door de lidstaten houden in dat de financiële bijdrage geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken. Bedragen die door een geconstateerde onregelmatigheid ten onrechte zijn uitbetaald, worden door de lidstaat teruggevorderd en aan de Commissie terugbetaald; indien terugbetaling door de desbetreffende lidstaat niet binnen de daarvoor gestelde termijn plaatsvindt, is achterstandsrente verschuldigd.

4.  In het kader van haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de algemene begroting van de Unie stelt de Commissie alles in het werk om te verifiëren of de gefinancierde acties conform de principes van goed en efficiënt financieel beheer zijn uitgevoerd. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvragende lidstaat zorg te dragen voor een goed functionerend systeem voor beheer en controle. De Commissie verifieert of dergelijke systemen inderdaad aanwezig zijn.

Onverminderd de bevoegdheden van de Rekenkamer en de controles van de lidstaten overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, mogen ambtenaren of vertegenwoordigers van de Commissie de door het EFG gefinancierde acties ter plaatse controleren, waaronder door middel van steekproeven, mits deze controles ten minste één werkdag van tevoren worden aangekondigd. De Commissie stelt de aanvragende lidstaat in kennis van de controle teneinde alle nodige medewerking te verkrijgen. Aan deze controles mogen ambtenaren of vertegenwoordigers van de betrokken lidstaat deelnemen.

5.  De lidstaat zorgt ervoor dat alle bewijsstukken met betrekking tot uitgaven gedurende een periode van drie jaar na de afsluiting van een financiële bijdrage uit het EFG ter beschikking van de Commissie en de Rekenkamer worden gehouden.

Artikel 22

Terugbetaling van de financiële bijdrage

1.  Als de daadwerkelijke kosten van een actie lager uitvallen dan het geraamde bedrag dat overeenkomstig artikel 15 was opgegeven, stelt de Commissie een besluit vast, door middel van een uitvoeringshandeling, dat de betrokken lidstaat verplicht het overeenkomstig deel van de financiële bijdrage terug te betalen.

2.  Indien de betrokken lidstaat niet voldoet aan de in het in het besluit betreffende een financiële bijdrage vastgelegde verplichtingen, neemt de Commissie de nodige maatregelen door een besluit vast te stellen, door middel van een uitvoeringshandeling, om de lidstaat te verplichten de ontvangen financiële bijdrage geheel of gedeeltelijk terug te betalen.

3.  Voordat een besluit zoals bedoeld in lid 1 of 2 wordt genomen, onderzoekt de Commissie de zaak grondig en geeft zij de betrokken lidstaat de gelegenheid om binnen een bepaalde termijn een toelichting te geven.

4.  Als de Commissie na de nodige verificatie vaststelt dat een lidstaat niet voldoet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 21, lid 1, besluit zij, indien geen overeenstemming is bereikt en de lidstaat niet binnen een door de Commissie bepaalde termijn de nodige correcties heeft doorgevoerd, en rekening houdend met een eventuele toelichting van de lidstaat, binnen drie maanden na afloop van de in lid 3 genoemde termijn tot de vereiste financiële correcties over te gaan door de bijdrage van het EFG aan de desbetreffende actie geheel of gedeeltelijk in te trekken. Bedragen die door een geconstateerde onregelmatigheid ten onrechte zijn uitbetaald, worden teruggevorderd; indien terugbetaling niet door de aanvragende lidstaat binnen de daarvoor gestelde termijn plaatsvindt, is achterstandsrente verschuldigd.

Artikel 23

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1927/2006 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2014.

Onverminderd de eerste alinea, blijft zij van toepassing voor tot en met 31 december 2013 ingediende aanvragen.

Artikel 24

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing op alle aanvragen die tussen 1 januari 2014 en 31 december 2020 worden ingediend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16).

( 2 ) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (Zie bladzijde 320 van dit Publicatieblad).

( 3 ) Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (Zie bladzijde 470 van dit Publicatieblad).

Top