This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02013R0347-20220428
Regulation (EU) No 347/2013 of the European Parliament and of the Council of 17 April 2013 on guidelines for trans-European energy infrastructure and repealing Decision No 1364/2006/EC and amending Regulations (EC) No 713/2009, (EC) No 714/2009 and (EC) No 715/2009 (Text with EEA relevance)Text with EEA relevance
Consolidated text: Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
02013R0347 — NL — 28.04.2022 — 007.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) Nr. 347/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1391/2013 VAN DE COMMISSIE van 14 oktober 2013 |
L 349 |
28 |
21.12.2013 |
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/89 VAN DE COMMISSIE van 18 november 2015 |
L 19 |
1 |
27.1.2016 |
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/540 VAN DE COMMISSIE van 23 november 2017 |
L 90 |
38 |
6.4.2018 |
|
VERORDENING (EU) 2019/942 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 5 juni 2019 |
L 158 |
22 |
14.6.2019 |
|
VERORDENING (EU) 2019/943 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 5 juni 2019 |
L 158 |
54 |
14.6.2019 |
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/389 VAN DE COMMISSIE van 31 oktober 2019 |
L 74 |
1 |
11.3.2020 |
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/564 VAN DE COMMISSIE van 19 november 2021 |
L 109 |
14 |
8.4.2022 |
VERORDENING (EU) Nr. 347/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 17 april 2013
betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009
(Voor de EER relevante tekst)
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Met name worden/wordt bij deze verordening:
de selectie van projecten van gemeenschappelijk belang behandeld die vereist zijn om prioritaire corridors en gebieden ten uitvoer te leggen en die vallen binnen de energie-infrastructuur categorieën op het gebied van elektriciteit, gas, olie en koolstofdioxide als omschreven in bijlage II („energie-infrastructuur categorieën”);
de tijdige uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang vergemakkelijkt door de vergunningverleningsprocessen te stroomlijnen, nauwer te coördineren en te versnellen en door de inspraak van het publiek te verbeteren;
regels en richtsnoeren vastgesteld voor de grensoverschrijdende toewijzing van kosten- en risicogerelateerde stimulansen voor projecten van gemeenschappelijk belang;
de voorwaarden vastgesteld voor het in aanmerking komen van projecten van gemeenschappelijk belang voor financiële bijstand van de Unie.
Artikel 2
Definities
Voor de doeleinden van deze verordening gelden, naast de definities van de Richtlijnen 2009/28/EG, 2009/72/EG en 2009/73/EG en van Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009, de volgende definities:
„energie-infrastructuur”, elke fysieke uitrusting of faciliteit die valt onder de energie-infrastructuurcategorieën en die gelegen is binnen de Unie of die de Unie verbindt met één of meer derde landen;
„raambesluit”, een door de instantie of instanties van een lidstaat — met uitsluiting van rechterlijke instanties — genomen besluit of verzameling van besluiten die bepalen of een projectpromotor een vergunning voor de bouw van de energie-infrastructuur met betrekking tot een project krijgt, onverminderd alle besluiten die worden genomen in de context van procedures van administratief beroep;
„project”, één of verscheidene hoogspanningslijnen, pijpleidingen, faciliteiten, uitrustingen of installaties die vallen onder energie-infrastuctuurcategorieën;
„project van gemeenschappelijk belang”, een project dat vereist is om de in bijlage I genoemde prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur ten uitvoer te leggen en dat deel uitmaakt van de Uniebrede lijst van projecten van gemeenschappelijk belang als bedoeld in artikel 3;
„knelpunt in de energie-infrastructuur”: een beperking van de fysieke stromen in een energiesysteem als gevolg van onvoldoende transmissiecapaciteit, onder andere door het ontbreken van infrastructuur;
„projectpromotor”:
een TSB, een distributiesysteembeheerder of een andere exploitant of investeerder die een project van gemeenschappelijk belang ontwikkelt, of
als er verscheidene TSB's, distributiesysteembeheerders, andere exploitanten, investeerders, of groeperingen daarvan zijn, de entiteit met rechtspersoonlijkheid overeenkomstig het geldende nationale recht die bij contract onder hen is gekozen en die de capaciteit heeft om namens de partijen bij de contractuele overeenkomst wettelijke verplichtingen en financiële aansprakelijkheid aan te gaan;
„intelligent netwerk”, een elektriciteitsnetwerk dat het gedrag en de activiteiten van alle gebruikers die erop zijn aangesloten — marktdeelnemers die genereren, consumenten en marktdeelnemers die zowel genereren als consumeren — op een kostenefficiënte manier kan integreren om een economisch efficiënt, duurzaam elektriciteitssysteem te verzekeren met weinig verliezen en een hoog niveau van kwaliteit, voorzieningszekerheid en -veiligheid;
„werkzaamheden”: de aanschaf, de levering en het inzetten van componenten, systemen en diensten, inclusief software, en de uitvoering van ontwikkelings-, bouw- en installatieactiviteiten in verband met een project, alsmede de oplevering van de installaties en de inbedrijfstelling van een project;
„studies”: activiteiten die nodig zijn ter voorbereiding van de uitvoering van projecten, zoals voorbereidende studies, haalbaarheidsstudies, evaluatie-, test- en validatieonderzoeken, met inbegrip van software, en alle andere technische ondersteuningsmaatregelen, met inbegrip van aan de werkzaamheden voorafgaande activiteiten die nodig zijn voor de vaststelling en ontwikkeling van een project en voor de besluitvorming inzake de financiering ervan, zoals verkenningen ter plaatse en het opzetten van het financieringsplan;
„nationale regulerende instantie”: een nationale regulerende instantie die is aangewezen overeenkomstig artikel 35, lid 1, van Richtlijn 2009/72/EG of artikel 39, lid 1, van Richtlijn 2009/73/EG;
„inbedrijfstelling”: het proces waarbij een project in werking wordt gesteld zodra de constructie is voltooid.
HOOFDSTUK II
PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG
Artikel 3
Unielijst van projecten van gemeenschappelijk belang
Wanneer een groep zijn regionale lijst opstelt:
vergt elk voorstel voor een project van gemeenschappelijk belang de goedkeuring van de lidstaten op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft; indien een lidstaat besluit geen goedkeuring te verlenen, maakt deze lidstaat zijn voldoende onderbouwde redenen daartoe bekend aan de betrokken Groep;
houdt deze rekening met het advies van de Commissie, dat ten doel heeft het aantal projecten van gemeenschappelijk belang beheersbaar te houden.
In de uitvoering van haar bevoegdheid ziet de Commissie erop toe dat de Unielijst elke twee jaar overeenkomstig de procedure van lid 3 van dit artikel wordt vastgesteld op basis van de regionale lijsten zoals vastgesteld door de besluitvormingsorganen van de volgens bijlage III, punt 1.2 ingestelde Groepen.
De eerste Unielijst wordt uiterlijk 30 september 2013 vastgesteld.
Bij de vaststelling van de Unielijst op basis van de regionale lijsten ziet de Commissie erop toe:
dat daarin alleen projecten worden opgenomen die voldoen aan de in artikel 4 bedoelde criteria;
dat de transregionale samenhang wordt gewaarborgd, onder inachtneming van het advies van het Agentschap, als bedoeld in bijlage III, punt 2.12;
dat rekening wordt gehouden met eventuele adviezen van de lidstaten als bedoeld in bijlage III, punt 2.9, en
dat ernaar wordt gestreefd het totale aantal projecten van gemeenschappelijk belang op de Unielijst beheersbaar te houden.
Artikel 4
Criteria voor projecten van gemeenschappelijk belang
Projecten van gemeenschappelijk belang moeten voldoen aan de volgende algemene criteria:
het project is noodzakelijk voor ten minste één van de prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur;
de potentiële algemene voordelen van het project, beoordeeld volgens de respectieve specifieke criteria van lid 2, wegen zwaarder dan de kosten ervan, ook die op langere termijn, en
het project voldoet aan één van de volgende criteria:
het heeft betrekking op minimaal twee lidstaten doordat het op directe wijze de grens van twee of meer lidstaten overschrijdt;
het is gelegen op het grondgebied van één lidstaat en heeft een aanzienlijk grensoverschrijdend effect als bedoeld in bijlage IV, punt 1;
het overschrijdt de grens van ten minste één lidstaat en een land van de Europese Economische Ruimte.
De volgende specifieke criteria zijn bovendien van toepassing op projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen specifieke energie-infrastructuurcategorieën:
wat projecten betreft voor elektriciteitstransmissie en -opslag die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorieën van bijlage II, punt 1, onder a) tot en met d): het project draagt aanzienlijk bij tot minimaal één van de volgende specifieke criteria:
marktintegratie, onder meer door de isolatie van ten minste één lidstaat op te heffen en knelpunten in de energie-infrastructuur te verkleinen; mededinging en systeemflexibiliteit;
duurzaamheid, onder meer door de integratie van hernieuwbare energie in het netwerk en de transmissie van hernieuwbare energie naar belangrijke verbruikscentra en opslagfaciliteiten;
voorzieningszekerheid, onder meer door interoperabiliteit, geschikte verbindingen en veilige en betrouwbare uitbating van het systeem;
wat gasprojecten betreft die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorieën van bijlage II, punt 2: het project draagt aanzienlijk bij tot minimaal één van de volgende specifieke criteria:
marktintegratie, onder meer door de isolatie van ten minste één lidstaat op te heffen en knelpunten in de energie-infrastructuur te verkleinen; interoperabiliteit en systeemflexibiliteit;
energievoorzieningszekerheid, onder meer door geschikte verbindingen en diversificatie van leveringsbronnen, tegenpartijen voor levering en leveringsroutes;
mededinging, onder meer door diversificatie van leveringsbronnen, tegenpartijen voor levering en leveringsroutes;
duurzaamheid, onder meer door de emissies te verminderen, stroomopwekking uit fluctuerende hernieuwbare bronnen te ondersteunen en het gebruik van hernieuwbaar gas te vergroten;
wat projecten betreft voor slimme elektriciteitsnetwerken die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorie van bijlage II, punt 1, onder e): het project draagt aanzienlijk bij tot alle van de volgende specifieke criteria:
integratie van netwerkgebruikers en betrokkenheid van die gebruikers bij nieuwe technische eisen met betrekking tot hun elektriciteitsvoorziening en -vraag;
efficiëntie en interoperabiliteit van elektriciteitstransmissie en -distributie bij dagelijkse netwerkuitbating;
netwerkveiligheid, toezicht op het systeem en kwaliteit van de voorziening;
geoptimaliseerde planning van toekomstige kosteneffectieve netwerkinvesteringen;
marktwerking en klantendiensten;
betrokkenheid van de klanten bij het beheer van hun energieverbruik;
wat projecten voor het transport van olie betreft die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorieën van bijlage II, punt 3: het project draagt aanzienlijk bij tot alle van de volgende specifieke criteria:
energievoorzieningszekerheid door vermindering van de afhankelijkheid van één leverancier of route;
efficiënt en duurzaam gebruik van hulpbronnen door beperking van de risico's voor het milieu;
interoperabiliteit;
wat projecten voor het transport van koolstofdioxide betreft die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorieën van bijlage II, punt 4: het project draagt aanzienlijk bij tot alle van de volgende specifieke criteria:
vermijden van koolstofdioxide-emissies zonder afbreuk te doen aan de energievoorzieningszekerheid;
vergroten van de veerkracht en veiligheid van het koolstofdioxidetransport;
efficiënt gebruik van hulpbronnen, door het mogelijk te maken meerdere koolstofdioxidebronnen en opslaglocaties onderling te verbinden via een gemeenschappelijke infrastructuur en minimalisering van milieurisico's en -belasting.
Bij de beoordeling van projecten dient elke groep bovendien de nodige aandacht te besteden aan:
de urgentie van elk voorgesteld project om te kunnen voldoen aan de energiebeleidsdoelstellingen van de Unie op het gebied van marktintegratie — onder meer door de isolatie van ten minste één lidstaat op te heffen — en van mededinging, duurzaamheid en energievoorzieningszekerheid;
het aantal lidstaten dat de invloed van elk project ondergaat, en tegelijkertijd te zorgen voor gelijke kansen voor projecten waarbij perifere lidstaten zijn betrokken;
de bijdrage van elk project tot de territoriale samenhang, en
de complementariteit van het project ten aanzien van andere voorgestelde projecten.
Bij projecten voor „slimme elektriciteitsnetwerken” die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorie van bijlage II, punt 1, onder e), worden projecten die van invloed zijn op dezelfde twee lidstaten gerangschikt, en moet ook worden gekeken naar het aantal gebruikers dat de invloed van het project ondergaat, het jaarlijkse energieverbruik en het aandeel van elektriciteitsproductie uit niet-aan/uitschakelbare energiebronnen in het gebied waarin deze gebruikers vertoeven.
Artikel 5
Tenuitvoerlegging en monitoring
De projectpromotoren stellen een plan voor de tenuitvoerlegging van hun projecten van gemeenschappelijk belang op („het tenuitvoerleggingsplan”), met inbegrip van een tijdschema voor:
de haalbaarheids- en ontwerpstudies;
de goedkeuring door de nationale regulerende instantie of enige andere betrokken autoriteit;
de bouw en de ingebruikname;
het schema voor het vergunningverleningsproces als bedoeld in artikel 10, lid 4, onder b).
Uiterlijk 31 maart van elk jaar volgend op het jaar waarin een project van gemeenschappelijk belang overeenkomstig artikel 3 op de Unielijst wordt geplaatst, dienen de projectpromotoren, voor elk project dat valt binnen de categorieën van bijlage II, punten 1 en 2, een jaarverslag in bij de in artikel 8 bedoelde bevoegde instantie, en hetzij bij het Agentschap hetzij, wanneer het project valt binnen de categorieën van bijlage II, punten 3 en 4, bij de desbetreffende groep. In dit verslag wordt nader ingegaan op:
de voortgang bij de ontwikkeling, bouw en ingebruikname van het project, met name wat vergunningverlenings- en raadplegingsprocedures betreft;
wanneer relevant, de vertraging die is opgelopen ten opzichte van het tenuitvoerleggingsplan, de redenen voor die vertraging, alsook bijzonderheden over andere moeilijkheden,
in voorkomend geval een herzien plan om de vertraging in te halen.
Wanneer de oplevering van een project van gemeenschappelijk belang anders dan om doorslaggevende redenen waarover de projectpromotor geen controle heeft, vertraging oploopt ten opzichte van het tenuitvoerleggingsplan:
zorgen de nationale regulerende instanties ervoor dat de investeringen ten uitvoer worden gelegd, voor zover de in artikel 22, lid 7, onder a), b) of c), van Richtlijn 2009/72/EG en Richtlijn 2009/73/EG bedoelde maatregelen volgens de desbetreffende nationale wetgeving van toepassing zijn;
kiest de projectpromotor een derde partij om het project in zijn geheel of ten dele te financieren of uit te voeren indien de maatregelen van de nationale regulerende instanties overeenkomstig punt a) niet van toepassing zijn. De projectpromotor doet dit voordat de vertraging ten opzichte van de opleveringsdatum in het tenuitvoerleggingsplan meer dan twee jaar bedraagt;
kan de lidstaat of, wanneer een lidstaat aldus heeft bepaald, de nationale regulerende instantie, indien er geen derde partij gekozen wordt in overeenstemming met punt b), binnen twee maanden na het verstrijken van de onder b) bedoelde termijn een derde partij aanwijzen die het project zal financieren of uitvoeren en die door de projectpromotor moet worden aanvaard;
mag de Commissie, voor zover de betrokken lidstaat of lidstaten daarmee akkoord gaan en daaraan volledig meewerken, een uitnodiging tot het indienen van voorstellen bekendmaken, die open staat voor elke derde partij die in staat is projectpromotor te worden teneinde het project overeenkomstig het overeengekomen tijdschema uit te voeren, indien de vertraging ten opzichte van de opleveringsdatum in het tenuitvoerleggingsplan meer dan twee jaar en twee maanden bedraagt;
wanneer de punten c) of d) worden toegepast, verstrekt de systeembeheerder in wiens gebied de investering plaatsvindt, de bij de tenuitvoerlegging betrokken beheerders of investeerders of derde partij alle informatie die nodig is om de investering te realiseren, verbindt hij de nieuwe activa aan het transmissienetwerk en levert hij in het algemeen alle mogelijke inspanningen om de tenuitvoerlegging van de investering en de veilige, betrouwbare en efficiënte uitbating en het onderhoud van het project van gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken.
Een project dat niet meer op de Unielijst staat, maar waarvoor een aanvraagdossier voor behandeling door de bevoegde instantie is aanvaard, behoudt evenwel de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit hoofdstuk III, behalve indien het project niet meer op de lijst staat om de redenen die zijn vermeld in lid 8.
Artikel 6
Europese coördinatoren
De Europese coördinator moet:
de projecten waarvoor hij als Europees coördinator is aangewezen, en de grensoverschrijdende dialoog tussen de projectpromotoren en de betrokken partijen bevorderen;
alle partijen waar nodig bijstaan bij de raadpleging van de betrokken partijen en bij het verkrijgen van de nodige vergunningen voor de projecten;
in voorkomend geval de projectpromotoren van advies dienen omtrent de financiering van het project;
ervoor zorgen dat de betrokken lidstaten de nodige steun en strategische leiding verlenen voor de voorbereiding en uitvoering van de projecten;
ieder jaar en, in voorkomend geval, na de beëindiging van zijn mandaat, een verslag indienen bij de Commissie over de bij de uitvoering van de projecten geboekte vooruitgang en over alle moeilijkheden en hinderpalen die de oplevering van de projecten naar verwachting aanzienlijk kunnen vertragen. De Commissie stuurt dit verslag door naar het Europees Parlement en de betrokken Groepen.
HOOFDSTUK III
VERGUNNINGVERLENING EN INSPRAAK VAN HET PUBLIEK
Artikel 7
„Prioriteitsstatus” van projecten van gemeenschappelijk belang
Wanneer het advies van de Commissie overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG vereist is, zien de Commissie en de in artikel 9 van deze verordening bedoelde bevoegde instantie erop toe dat het besluit betreffende de dwingende redenen van groot openbaar belang inzake een project wordt genomen binnen de in artikel 10, lid 1, van deze verordening genoemde termijn.
Artikel 8
Organisatie van het vergunningverleningsproces
De verantwoordelijkheid van de in lid 1 bedoelde bevoegde instantie en/of de haar toebedeelde taken kunnen per project van gemeenschappelijk belang of per specifieke categorie van projecten van gemeenschappelijk belang worden gedelegeerd aan of uitgevoerd door een andere instantie, op voorwaarde dat:
de bevoegde instantie de Commissie van deze delegatie in kennis stelt en dat de daarin vervatte informatie door hetzij de bevoegde instantie, hetzij de projectpromotor op de in artikel 9, lid 7, bedoelde website wordt gepubliceerd;
per project van gemeenschappelijk belang slechts één instantie verantwoordelijk is, dat zij in het proces dat resulteert in het raambesluit voor een bepaald project van gemeenschappelijk belang het enige aanspreekpunt is voor de projectpromotor, en dat zij de indiening coördineert van alle relevante documenten en informatie.
De bevoegde instantie mag de verantwoordelijkheid voor de vaststelling van termijnen behouden, onverminderd de overeenkomstig artikel 10 vastgestelde termijnen.
De bevoegde instantie neemt, onverminderd de relevante eisen uit hoofde van het internationale recht en het Unierecht, stappen om de vaststelling van het raambesluit te vereenvoudigen. Het raambesluit wordt binnen het tijdsbestek als aangegeven in artikel 10, leden 1 en 2, en overeenkomstig één van de volgende regelingen bekendgemaakt:
a) |
geïntegreerde regeling : het raambesluit wordt door de bevoegde instantie vastgesteld en is het enige juridisch bindende besluit dat voortvloeit uit de wettelijk voorgeschreven vergunningverleningsprocedure. Wanneer ook andere autoriteiten bij de zaak betrokken zijn, kunnen zij in overeenstemming met het nationale recht hun advies uitbrengen als input voor de procedure, en met dit advies wordt rekening gehouden door de bevoegde instantie; |
b) |
gecoördineerde regeling : het raambesluit omvat meerdere, elk afzonderlijk juridisch bindende door de diverse betrokken instanties vastgestelde besluiten, die door de bevoegde instantie moeten worden gecoördineerd. De bevoegde instantie kan een werkgroep instellen waarin alle betrokken instanties zijn vertegenwoordigd om overeenkomstig artikel 10, lid 4, onder b), een vergunningverleningsschema op te stellen en om de tenuitvoerlegging daarvan te monitoren en te coördineren. De bevoegde instantie stelt in overleg met de andere betrokken autoriteiten — in voorkomend geval in overeenstemming met het nationale recht — en zonder afbreuk te doen aan de overeenkomstig artikel 10 vastgestelde termijnen, voor elk geval afzonderlijk een redelijke termijn vast waarbinnen de afzonderlijke besluiten moeten worden getroffen. De bevoegde instantie kan een afzonderlijk besluit vaststellen namens een andere betrokken autoriteit wanneer het door die autoriteit vast te stellen besluit niet binnen de vastgelegde termijn is genomen en de vertraging niet afdoende kan worden gerechtvaardigd, of kan — wanneer aldus bepaald in het nationale recht en voor zover dit verenigbaar is met het Unierecht — zich op het standpunt stellen dat een andere betrokken nationale autoriteit hetzij haar goedkeuring aan het project heeft gehecht, hetzij weigert daaraan haar goedkeuring te verlenen indien het besluit van die instantie niet binnen de gestelde termijn is getroffen. Wanneer aldus bepaald in het nationale recht, kan de bevoegde instantie een afzonderlijk besluit van een andere nationale betrokken autoriteit naast zich neerleggen wanneer zij oordeelt dat de door de betrokken nationale autoriteit gebruikte argumenten een onvoldoende grondslag vormen voor dit besluit; in dat geval zorgt de bevoegde instantie ervoor dat de relevante eisen overeenkomstig het internationale recht en het Unierecht in acht worden genomen en rechtvaardigt zij haar besluit; |
c) |
samenwerkingsregeling : het raambesluit wordt gecoördineerd door de bevoegde instantie. De bevoegde instantie stelt in overleg met de andere betrokken autoriteiten — in voorkomend geval in overeenstemming met het nationale recht — en zonder afbreuk te doen aan de overeenkomstig artikel 10 vastgestelde termijnen, voor elk geval afzonderlijk een redelijke termijn vast waarbinnen de afzonderlijke besluiten moeten worden getroffen. Zij ziet toe op de naleving van de termijnen door de betrokken autoriteiten. |
Indien een door de betrokken autoriteit vast te stellen individueel besluit naar verwachting niet binnen de vastgelegde termijn wordt genomen, stelt die autoriteit de bevoegde instantie daarvan onverwijld in kennis, alsook van de redenen voor de vertraging. Vervolgens stelt de bevoegde instantie een nieuwe termijn vast waarbinnen dat afzonderlijke besluit moet worden getroffen, waarbij de overeenkomstig artikel 10 vastgestelde algemene termijnen worden nageleefd.
De lidstaten kunnen, met inachtneming van de nationale bijzonderheden op het gebied van planning- en vergunningverleningsprocessen, kiezen tussen de drie regelingen als bedoeld in de eerste alinea, onder a), b) en c), om hun procedures te vereenvoudigen en te coördineren en zij dienen in de praktijk hun voorkeur te laten uitgaan naar de meest effectieve regeling. Wanneer een lidstaat voor de samenwerkingsregeling kiest, stelt hij de Commissie in kennis van de achterliggende redenen. De Commissie neemt in het in artikel 17 bedoelde verslag een evaluatie op van de effectiviteit van de respectieve regelingen.
Artikel 9
Transparantie en inspraak van het publiek
Wanneer de projectpromotor voornemens is in een goedgekeurd ontwerp ingrijpende wijzigingen aan te brengen, dient hij de bevoegde instantie daarvan in kennis te stellen. In dat geval kan de bevoegde instantie om wijzigingen verzoeken.
De projectpromotor stelt een verslag op met een overzicht van de resultaten van de activiteiten die tot doel hadden het publiek vóór de indiening van het aanvraagdossier bij de zaak te betrekken, met inbegrip van de activiteiten die voor de aanvang van het vergunningverleningsproces hebben plaatsgevonden. De projectpromotor dient dit verslag samen met het aanvraagdossier in bij de bevoegde instantie. In het raambesluit wordt terdege rekening gehouden met deze resultaten.
Projectpromotoren maken deze informatie eveneens bekend via andere geschikte publicatiekanalen die openbaar zijn voor het publiek.
Artikel 10
Duur en verloop van het vergunningverleningsproces
Het vergunningverleningsproces bestaat uit twee procedures:
De procedure voor de aanvraag, namelijk de periode tussen de start van het vergunningverleningsproces en de aanvaarding van het aanvraagdossier door de bevoegde instantie, dient zich te voltrekken binnen een indicatieve periode van twee jaar.
Deze procedure omvat het opstellen van de eventueel door de projectpromotoren te redigeren milieurapporten.
Om de start van het vergunningverleningsproces vast te leggen, melden de projectpromotoren het project schriftelijk aan bij de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten en laten de desbetreffende kennisgeving vergezeld gaan van een redelijk gedetailleerde samenvatting van het project. Niet later dan drie maanden volgend op de ontvangst van de kennisgeving bevestigt de bevoegde instantie, mede namens de andere betrokken autoriteiten, schriftelijk de kennisgeving of, wanneer zij van oordeel is dat het project onvoldoende is gerijpt om het vergunningverleningsproces op te starten, weigert zij de kennisgeving. In het geval van een weigering rechtvaardigt de bevoegde instantie haar besluit, mede namens de andere betrokken autoriteiten. De datum van ondertekening van de aanvaarding van de kennisgeving door de bevoegde instantie dient als startdatum van het vergunningverleningsproces. Wanneer twee of meer lidstaten betrokken zijn, dient de datum van aanvaarding van de laatste kennisgeving van de bevoegde instantie als startdatum van het vergunningverleningsproces.
De wettelijk voorgeschreven vergunningverleningsprocedure, namelijk de periode die ingaat bij de datum van aanvaarding van het ingediende aanvraagdossier en eindigt bij de vaststelling van het raambesluit door de bevoegde instantie, mag niet langer duren dan één jaar en zes maanden. Wanneer zij dit passend achten, mogen de lidstaten een korter tijdsbestek voorschrijven.
In dat geval brengt de bevoegde instantie de betrokken groep daarvan op de hoogte en stelt zij de groep in kennis van de genomen of te nemen maatregelen om het vergunningverleningsproces met zo weinig mogelijk vertraging te kunnen afronden. De groep kan de bevoegde instantie verzoeken regelmatig verslag uit te brengen over de in dat verband geboekte vooruitgang.
In dat geval wordt de verlengingstermijn als bedoeld in lid 2 beperkt tot zes maanden, met inbegrip van de in dit lid bedoelde procedure.
De procedure voor de aanvraag omvat de volgende stappen:
Nadat zij de kennisgeving heeft bevestigd overeenkomstig lid 1, onder a), omschrijft de bevoegde instantie in nauwe samenwerking met de andere betrokken autoriteiten, en in voorkomend geval op basis van een voorstel van de projectpromotor, de inhoud en het niveau van detail van de informatie die als onderdeel van het aanvraagdossier door de projectpromotor moet worden ingediend om het raambesluit aan te vragen. De in punt 1, onder e), van bijlage VI bedoelde checklist dient als basis voor deze omschrijving.
De bevoegde instantie stelt, in nauwe samenwerking met de projectpromotor en de andere betrokken autoriteiten en rekening houdend met de resultaten van de overeenkomstig punt a) uitgevoerde activiteiten, een gedetailleerd schema voor het vergunningverleningsproces op, in overeenstemming met de richtsnoeren in bijlage VI, punt 2.
Bij projecten waarbij de grens van twee of meer lidstaten wordt overschreden, stellen de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten een gemeenschappelijk tijdschema op, waarbij zij trachten hun tijdschema's op elkaar te doen aansluiten.
Na ontvangst van het ontwerpaanvraagdossier verzoekt de bevoegde instantie wanneer nodig, mede namens de andere betrokken autoriteiten, de projectpromotor om toezending van eventuele ontbrekende informatie, die alleen betrekking mag hebben op de onder a) omschreven onderwerpen. Binnen drie maanden na de indiening van de ontbrekende informatie gaat de bevoegde instantie over tot aanvaarding en behandeling van de schriftelijke aanvaarding van de ingediende aanvraag voor behandeling. Verzoeken om aanvullende informatie kunnen alleen worden ingediend indien deze door nieuwe omstandigheden worden gerechtvaardigd.
HOOFDSTUK IV
BEHANDELING OP REGULERINGSGEBIED
Artikel 11
Kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem
Voorafgaand aan de indiening van hun respectieve methodologieën voeren de ENTSB voor elektriciteit en de ENTSB voor gas uitvoerig overleg, waarbij tenminste ook de organisaties moeten worden betrokken die alle relevante belanghebbenden — en indien van toepassing de belanghebbenden zelf — vertegenwoordigen, alsmede de nationale regelgevende instanties en andere nationale autoriteiten.
Artikel 12
Vergemakkelijken van investeringen met grensoverschrijdende effecten
Indien het project meerdere projectpromotoren heeft, verzoeken de desbetreffende nationale regulerende instanties alle projectpromotoren onverwijld de investeringsaanvraag gezamenlijk in te dienen overeenkomstig lid 3.
Zodra een dergelijk project voldoende tot rijpheid is gekomen, dienen de projectpromotoren, na raadpleging van de TSB's van de lidstaten waarvoor het project duidelijk een netto positief effect heeft, een investeringsverzoek in. Dit investeringsverzoek omvat een aanvraag voor een grensoverschrijdende kostenverdeling en moet worden ingediend bij alle betrokken nationale regulerende instanties, vergezeld van:
een projectspecifieke kosten-batenanalyse die strookt met de overeenkomstig artikel 11 uitgewerkte methodologie en ook rekening houdt met voordelen die de grenzen van de betrokken lidstaat overstijgen,
een ondernemingsplan met een evaluatie van de financiële levensvatbaarheid van het project, inclusief de gekozen financieringsoplossing en, voor een project van gemeenschappelijk belang dat valt binnen de categorie van bijlage II, punt 2, de resultaten van het marktonderzoek, en
indien de projectpromotoren akkoord gaan, een met motieven onderbouwd voorstel voor een grensoverschrijdende kostenverdeling.
Wanneer een project door verschillende projectpromotoren wordt ondersteund, dienen zij het investeringsverzoek gezamenlijk in.
Wat betreft projecten die zijn opgenomen in de eerste Unielijst dienen projectpromotoren hun investeringsverzoek uiterlijk 31 oktober 2013 in.
Ter informatie sturen de nationale regulerende instanties het Agentschap onverwijld een afschrift van elk investeringsverzoek toe na ontvangst daarvan.
De nationale regulerende instanties en het Agentschap nemen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht.
Bij de kostentoewijzing houden de nationale regulerende instanties rekening met de feitelijke of geraamde:
Bij de besluitvorming over de grensoverschrijdende toewijzing van kosten wordt rekening gehouden met de economische, maatschappelijke en ecologische kosten en baten van de projecten in de betrokken lidstaten en de eventuele behoefte aan financiële ondersteuning.
Bij de beslissing om de kosten over de grenzen heen te verdelen, trachten de betrokken nationale regulerende instanties in overleg met de betrokken TSB's een onderling akkoord te bereiken op basis van — maar niet beperkt tot — de in lid 3, onder a) en b), gespecificeerde informatie.
Wanneer een project van gemeenschappelijk belang een mitigerend effect heeft op negatieve externaliteiten zoals loop-flows, en dat project wordt uitgevoerd in de lidstaat waar de oorzaak van de negatieve externaliteit ligt, mag een dergelijke mitigatie niet worden beschouwd als een grensoverschrijdend voordeel en mag het derhalve niet als basis dienen voor de toewijzing van kosten aan de TSB van de betrokken lidstaten die de gevolgen van die negatieve externaliteiten ondergaan.
Het kostentoewijzingsbesluit wordt door de nationale regulerende instanties onverwijld ter kennis gebracht van het Agentschap, samen met alle relevante informatie met betrekking tot dit besluit. Deze informatie behelst met name gedetailleerde redenen voor de kostenverdeling tussen de lidstaten, zoals onder meer:
een evaluatie van de vastgestelde effecten, inclusief met betrekking tot netwerktarieven, voor elk van de betrokken lidstaten;
een evaluatie van het in lid 3, onder b), bedoelde ondernemingsplan;
regionale of voor de gehele Unie geldende externaliteiten die door het project kunnen worden veroorzaakt;
de resultaten van de raadpleging van de betrokken projectpromotoren.
Het kostentoewijzingsbesluit wordt gepubliceerd.
In een dergelijk geval of op gezamenlijk verzoek van de betrokken nationale regulerende instanties wordt het besluit betreffende het investeringsverzoek, inclusief de in lid 3 bedoelde grensoverschrijdende toewijzing van de kosten alsook de wijze waarop de investeringskosten worden verwerkt in de tarieven, binnen een termijn van drie maanden nadat het verzoek naar het Agentschap is verwezen, door het Agentschap vastgesteld.
Alvorens een dergelijk besluit vast te stellen, raadpleegt het Agentschap de betrokken nationale regulerende instanties en de projectpromotoren. De in de tweede alinea bedoelde termijn van drie maanden kan worden verlengd met een extra periode van twee maanden waarbinnen het Agentschap verdere informatie inwint. Deze extra periode begint op de dag volgende op de datum van ontvangst van de volledige informatie.
Het kostentoewijzingsbesluit wordt gepubliceerd. De artikelen 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 713/2009 zijn hierop van toepassing.
Dit artikel is niet van toepassing op projecten van gemeenschappelijk belang waarvoor:
uit hoofde van artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG een vrijstelling is toegestaan van de artikelen 32, 33, 34 en van artikel 41, leden 6, 8 en 10, van Richtlijn 2009/73/EG, of
uit hoofde van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009 een vrijstelling is toegestaan van artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 714/2009 of een vrijstelling van de artikelen 32 en 37, leden 6 en 10, van Richtlijn 2009/72/EG, of
een vrijstelling is toegestaan uit hoofde van artikel 22 van Richtlijn 2003/55/EG ( 1 ), of
een afwijking is toegestaan uit hoofde van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1228/2003 ( 2 ).
Artikel 13
Stimulansen
De eerste alinea is niet van toepassing indien voor het project van gemeenschappelijk belang:
overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG een vrijstelling is toegestaan van de artikelen 32, 33 en 34 en artikel 41, leden 6, 8 en 10, van Richtlijn 2009/73/EG, of
overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009 een vrijstelling is toegestaan van artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 714/2009 of een vrijstelling van de artikelen 32 en 37, leden 6 en 10, van Richtlijn 2009/72/EG, of
een vrijstelling is toegestaan overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 2003/55/EG, of
een vrijstelling is toegestaan overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1228/2003.
De overeenkomstig het besluit verleende stimulansen houden rekening met de specifieke aard van het opgelopen risico en kunnen onder meer omvatten:
regels voor anticiperende investeringen, of
regels voor de erkenning van op efficiënte wijze gemaakte kosten voordat het project wordt opgeleverd, of
regels om een extra opbrengst op het voor het project geïnvesteerde kapitaal te waarborgen, of
elke andere maatregel die noodzakelijk en passend wordt geacht.
Uiterlijk 31 december 2013 faciliteert het Agentschap, onder inaanmerkingneming van de uit hoofde van lid 4 van dit artikel ontvangen informatie, de uitwisseling van optimale praktijken en doet het overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 713/2009 aanbevelingen betreffende:
de in lid 1 bedoelde stimulansen op basis van een benchmarking van de beste praktijken onder de nationale regulerende instanties;
een gemeenschappelijke methodologie om de opgelopen grotere risico's van investeringen in elektriciteits- en gasinfrastructuurprojecten te evalueren.
HOOFDSTUK V
FINANCIERING
Artikel 14
Projecten die in aanmerking komen voor financiële bijstand van de Unie
Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, onder a) tot en met d), en punt 2, met uitzondering van projecten voor pompopslag van elektriciteit, komen ook in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie in de vorm van subsidies indien zij aan de volgende criteria voldoen:
uit de projectspecifieke kosten-batenanalyse uit hoofde van artikel 12, lid 3, onder a), blijkt duidelijk dat het project aanzienlijke positieve externaliteiten biedt, zoals energievoorzieningszekerheid, solidariteit of innovatie;
met betrekking tot het project is uit hoofde van artikel 12 een besluit betreffende de grensoverschrijdende kostentoewijzing vastgesteld; of, met betrekking tot projecten van gemeenschappelijk belang die vallen onder de categorie als uiteengezet in bijlage II, punt 1, onder c), en waarvoor dus geen besluit betreffende de grensoverschrijdende kostentoewijzing is vastgesteld, is het project gericht op verlening van grensoverschrijdende diensten, technologische innovatie en waarborging van de veiligheid van grensoverschrijdend netwerkbeheer;
uit het ondernemingsplan en uit andere, met name door potentiële investeerders of crediteurs of door de nationale regulerende instantie uitgevoerde evaluaties blijkt dat het project commercieel niet levensvatbaar is. Wanneer de commerciële levensvatbaarheid van het project wordt afgewogen wordt rekening gehouden met het besluit inzake de stimulansen en de rechtvaardiging daarvan als bedoeld in artikel 13, lid 2.
Artikel 15
Richtsnoeren tot vaststelling van criteria voor toekenning van financiële bijstand van de Unie
De specifieke criteria van artikel 4, lid 2, en de in artikel 4, lid 4, vastgestelde maatstaven fungeren tevens als doelstellingen voor de vaststelling van criteria voor de toekenning van financiële bijstand van de Unie in de desbetreffende verordening betreffende een Connecting Europe Facility.
Artikel 16
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 17
Rapportering en evaluatie
Uiterlijk in 2017 publiceert de Commissie een verslag over de tenuitvoerlegging van de projecten van gemeenschappelijk belang en legt zij dit voor aan het Europees Parlement en de Raad. In dit verslag wordt een evaluatie gegeven van:
de voortgang die is bereikt bij de planning, ontwikkeling, bouw en ingebruikname van de overeenkomstig artikel 3 geselecteerde projecten van gemeenschappelijk belang en, wanneer relevant, de eventuele vertragingen bij de tenuitvoerlegging en de andere ondervonden moeilijkheden;
de financiële middelen die voor projecten van gemeenschappelijk belang door de Unie zijn vastgelegd en uitgekeerd, afgemeten aan de totale waarde van de gefinancierde projecten van gemeenschappelijk belang;
wat de elektriciteits- en gassector betreft, de ontwikkeling van het interconnectieniveau tussen de lidstaten, de daarmee verband houdende ontwikkeling van de energieprijzen, alsook het aantal keren dat het netwerksysteem heeft gefaald, de redenen daarvan en de desbetreffende economische kosten;
wat de vergunningverlening en inspraak van het publiek betreft:
de gemiddelde en maximale totale duur van de vergunningverleningsprocessen voor projecten van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van de duur voor elke stap van de procedure voor de aanvraag, vergeleken met het tijdschema dat voorzien was in het oorspronkelijke schema van grote mijlpalen als bedoeld in artikel 10, lid 4;
het niveau van de tegenstand tegen projecten van gemeenschappelijk belang (met name het aantal ingediende bezwaarschriften gedurende het openbare raadplegingsproces, het aantal wettelijke beroepsprocedures);
een overzicht van de beste en innovatieve praktijken met betrekking tot de betrokkenheid van belanghebbenden en beperking van milieuschade tijdens de vergunningverleningsprocessen en de uitvoering van projecten;
de effectiviteit van de in artikel 8, lid 3, bedoelde regelingen inzake de naleving van de in artikel 10 vastgestelde termijnen.
de behandeling op regelgevingsgebied, en in het bijzonder:
het aantal projecten van gemeenschappelijk belang waarvoor een besluit betreffende de grensoverschrijdende kostentoewijzing overeenkomstig artikel 12 is vastgesteld;
het aantal en het type projecten van gemeenschappelijk belang waaraan specifieke stimulansen overeenkomstig artikel 13 zijn verleend.
de doeltreffendheid van deze verordening bij het helpen verwezenlijken van de in 2014 en 2015 te bereiken doelstellingen inzake marktintegratie, van de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2020 en — op langere termijn — van het streven om in 2050 een koolstofarme economie te realiseren.
Artikel 18
Informatie en publiciteit
De Commissie richt uiterlijk zes maanden na de datum van vaststelling van de eerste Unielijst een infrastructuurtransparantieplatform op met laagdrempelige toegang voor het grote publiek, dat ook toegankelijk is via het internet. Dit platform biedt de volgende informatie:
algemene, geactualiseerde informatie, inclusief geografische informatie, in verband met elk project van gemeenschappelijk belang;
het in artikel 5, lid 1, gedefinieerde tenuitvoerleggingsplan voor elk project van gemeenschappelijk belang;
de voornaamste resultaten van de kosten-batenanalyse op basis van de overeenkomstig artikel 11 uitgewerkte methodologie voor de betrokken projecten van gemeenschappelijk belang, exclusief alle commercieel gevoelige informatie;
de Unielijst;
de door de Unie toegewezen en uitbetaalde financiële middelen voor elk project van gemeenschappelijk belang.
Artikel 19
Overgangsbepalingen
Deze verordening heeft geen invloed op de verlening, voortzetting of wijziging van financiële bijstand die door de Commissie op basis van uitnodiging tot het indienen van voorstellen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie ( 3 ) is toegezegd aan de in de bijlagen I en III bij Beschikking nr. 1364/2006/EG genoemde projecten of die in het licht van de streefcijfers is gebaseerd op de desbetreffende uitgavencategorieën voor TEN-E als omschreven in Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds ( 4 ).
Voor projecten van gemeenschappelijk belang die in het vergunningverleningsproces verkeren, waarvoor een projectontwikkelaar vóór 16 november 2013 een aanvraagdossier heeft ingediend, zijn de bepalingen van hoofdstuk III niet van toepassing.
▼M4 —————
▼M5 —————
Artikel 22
Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 715/2009
Verordening (EG) nr. 715/2009 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 8, lid 10, wordt punt a) vervangen door:
berust op de nationale investeringsplannen, rekening houdend met de regionale investeringsplannen bedoeld in artikel 12, lid 1, en, in voorkomend geval, de communautaire aspecten van netwerkplanning als omschreven in Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor trans-Europese energie-infrastructuur ( *1 ); een en ander wordt onderworpen aan een kosten-batenanalyse onder gebruikmaking van de in artikel 11 van die verordening gedefinieerde methodologie.
Artikel 11 wordt vervangen door:
„Artikel 11
Kosten
De kosten die verband houden met de activiteiten als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 12 van deze verordening, en de in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 347/2013 genoemde werkzaamheden van het ENTSB voor gas verbonden zijn, worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders en worden in aanmerking genomen bij de berekening van de tarieven. De regulerende instanties keuren deze kosten alleen goed indien deze redelijk en evenredig zijn.”.
Artikel 23
Intrekking
Beschikking nr. 1364/2006/EG wordt hierbij met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken. Deze verordening brengt geen rechten voort voor de in de bijlagen I en III van Beschikking nr. 1364/2006/EG genoemde projecten.
Artikel 24
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juni 2013 met uitzondering van artikelen 14 en 15, die van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van de desbetreffende verordening betreffende een Connecting Europe Facility.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
PRIORITAIRE CORRIDORS EN GEBIEDEN VOOR ENERGIE-INFRASTRUCTUUR
Deze verordening is van toepassing op de volgende prioritaire corridors en gebieden van de trans-Europese energie-infrastructuur:
1. PRIORITAIRE ELEKTRICITEITSCORRIDORS
1. Offshore-elektriciteitsnetwerk in de noordelijke zeeën („NSOG”): ontwikkeling van een geïntegreerd offshore-elektriciteitsnetwerk en de daaraan gekoppelde interconnectoren in de Noordzee, de Ierse Zee, het Kanaal, de Oostzee en de naburige wateren om elektriciteit uit hernieuwbare offshore-energiebronnen te transporteren naar centra van verbruik en opslag en om de grensoverschrijdende uitwisseling van elektriciteit te bevorderen.
Betrokken lidstaten: België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Luxemburg, Nederland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk.
2. Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in West-Europa („NSI-West Electricity”): interconnecties tussen lidstaten van de regio onderling en met de mediterrane regio, met inbegrip van het Iberisch schiereiland, met name met het oog op de integratie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en de versterking van de interne netwerkinfrastructuren om de marktintegratie in de regio te bevorderen.
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, België, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Malta, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk.
3. Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa („NSI–East Electricity”): interconnecties en interne lijnen in noord-zuidelijke en oost-westelijke richting met het oog op de voltooiing van de interne markt en de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit.
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, Bulgarije, Kroatië ( 5 ), Tsjechië, Cyprus, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië.
4. Interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied voor elektriciteit („BEMIP Electricity”): interconnecties tussen lidstaten in de Oostzeeregio en dienovereenkomstige versterking van de interne netwerkinfrastructuur teneinde het isolement van de Oostzeelanden te beëindigen en de marktintegratie te bevorderen, onder andere door aan te sturen op de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte energie in de regio.
Betrokken lidstaten: Denemarken, Estland, Finland, Duitsland, Letland, Litouwen, Polen, Zweden.
2. PRIORITAIRE GASCORRIDORS
5. Noord-zuid-gasinterconnecties in West-Europa („NSI-West Gas”): gasinfrastructuur voor noord-zuid-gasstromen in West-Europa met het oog op een verdere diversificatie van voorzieningsroutes en de uitbreiding van de leverbaarheid van gas op korte termijn.
Betrokken lidstaten: België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk.
6. Noord-zuid-gasinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa („NSI-East Gas”): gasinfrastructuur voor regionale verbindingen tussen en in de Oostzeeregio, de Adriatische en Egeïsche Zee, de oostelijke Middellandse Zee en de Zwarte Zee, en om de diversificatie en de zekerheid van de gasvoorziening te versterken.
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, Bulgarije, Kroatië (5) , Cyprus, Tsjechië, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië.
7. Zuidelijke gascorridor („SGC”): infrastructuur voor de transmissie van gas van het Kaspische Zeebekken, Centraal-Azië, het Midden-Oosten en het bekken van de oostelijke Middellandse Zee naar de Unie teneinde de diversificatie van de gasvoorziening te versterken.
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, Bulgarije, Kroatië ( 6 ), Tsjechië, Cyprus, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Griekenland, Italië, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië;
8. Interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied voor gas („BEMIP Gas”): gasinfrastructuur teneinde het isolement van de drie Oostzeelanden en Finland, alsook hun afhankelijkheid van één leverancier te beëindigen, om de interne netwerkinfrastructuur dienovereenkomstig te versterken en om de diversificatie en de zekerheid van de voorziening in de Oostzeeregio te vergroten.
Betrokken lidstaten: Denemarken, Estland, Finland, Duitsland, Letland, Litouwen, Polen, Zweden.
3. PRIORITAIRE OLIECORRIDOR
9. Olievoorzieningsverbindingen in middenoostelijk Europa („OSC”): interoperabiliteit van het oliepijpleidingsnetwerk in middenoostelijk Europa teneinde de voorzieningszekerheid te versterken en de milieurisico's te verminderen.
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, Kroatië (6) , Tsjechië, Duitsland, Hongarije, Polen, Slowakije.
4. PRIORITAIRE THEMATISCHE GEBIEDEN
10. Uitrol van slimme netwerken: invoering van technologieën voor slimme netwerken in het geheel van de Unie teneinde het gedrag en de acties van alle met het netwerk verbonden gebruikers op efficiënte wijze te integreren, met name de opwekking van grote hoeveelheden elektriciteit uit hernieuwbare of gedecentraliseerde energiebronnen en vraagrespons van klanten.
Betrokken lidstaten: alle.
11. Elektriciteitssnelwegen: eerste elektriciteitssnelwegen in 2020 met het oogmerk een elektriciteitssnelwegsysteem in het geheel van de Unie uit te bouwen dat in staat is om:
het aanzwellende surplus aan windenergie in en rond de noordelijke zeeën en de Oostzee en de toenemende hernieuwbare elektriciteitsproductie in Oost- en Zuid-Europa alsmede Noord-Afrika op te vangen;
deze nieuwe productiehubs te verbinden met de grote opslagfaciliteiten in de noordelijke landen en de Alpen en andere regio's met grote verbruikscentra, en
een steeds variabeler en gedecentraliseerder elektriciteitsaanbod en een flexibele elektriciteitsvraag te ondervangen.
Betrokken lidstaten: alle.
12. Grensoverschrijdend koolstofdioxidenetwerk: ontwikkeling van een infrastructuur voor het transport van koolstofdioxide tussen lidstaten onderling en met naburige derde landen met het oog op de tenuitvoerlegging van koolstofdioxideafvang en -opslag.
Betrokken lidstaten: alle.
BIJLAGE II
CATEGORIEËN ENERGIE-INFRASTRUCTUUR
De energie-infrastructuurcategorieën die moet worden ontwikkeld om de in bijlage I genoemde prioriteiten qua energie-infrastructuur ten uitvoer te leggen, zijn de volgende:
Elektriciteit:
bovengrondse hoogspanningstransmissielijnen, mits zij zijn ontworpen voor een spanning van 220 kV of meer, en ondergrondse of onder de zee lopende transmissiekabels, mits zij zijn ontworpen voor een spanning van 150 kV of meer;
wat met name elektriciteitssnelwegen betreft, alle fysieke uitrusting die is ontworpen om het transport van elektriciteit over het hoogspannings- of ultrahoogspanningsnetwerk mogelijk te maken met het oog op de verbinding van grote hoeveelheden elektriciteit, opgewekt of opgeslagen in verscheidene lidstaten of derde landen, met grootschalig elektriciteitsverbruik in één of meer andere lidstaten;
elektriciteitsopslagfaciliteiten gebruikt voor de permanente of tijdelijke opslag van elektriciteit in boven- of ondergrondse infrastructuur of geologische locaties, mits zij direct zijn verbonden met hoogspanningstransmissielijnen ontworpen voor een spanning van 110 kV of meer;
elke uitrusting of installatie die essentieel is om ervoor te zorgen dat de in a) t/m c) omschreven systemen op een veilige, beveiligde en efficiënte wijze kunnen functioneren, met inbegrip van beschermings-, monitorings- en toezichtssystemen op alle spanningsniveaus en onderstations;
elke uitrusting of installatie, zowel op transmissie- als op middenspanningsdistributieniveau, waarmee digitale tweewegscommunicatie, realtime of bijna realtime, interactieve en intelligente monitoring en sturing van elektriciteitsproductie, -transmissie, -distributie en -verbruik binnen een elektriciteitsnetwerk wordt beoogd met het oog op de ontwikkeling van een netwerk dat op een efficiënte wijze het gedrag en de acties van alle met het netwerk verbonden gebruikers — producenten, consumenten en die welke beide doen — integreert om zo een economisch efficiënt en duurzaam elektriciteitssysteem tot stand te brengen met slechts beperkte verliezen, van hoge kwaliteit, met grote voorzieningszekerheid en goed beveiligd.
Gas:
transmissiepijpleidingen voor het transport van aardgas en biogas die deel uitmaken van een netwerk dat grotendeels bestaat uit hogedrukpijpleidingen, exclusief hogedrukpijpleidingen die worden gebruikt voor de upstream- of lokale distributie van aardgas;
met de hierboven bedoelde hogedrukgaspijpleidingen verbonden ondergrondse opslagfaciliteiten;
faciliteiten voor de ontvangst, opslag en hervergassing of decompressie van vloeibaar gemaakt aardgas (lng) of gecomprimeerd aardgas (CNG);
elke uitrusting of installatie die essentieel is voor een veilige, beveiligde en efficiënte uitbating van het systeem of om een bidirectionele capaciteit mogelijk te maken, met inbegrip van compressorstations;
Olie:
pijpleidingen gebruikt voor het transport van ruwe aardolie;
pompstations en opslagfaciliteiten die vereist zijn voor de werking van pijpleidingen voor ruwe aardolie;
elke uitrusting of installatie die essentieel is om het mogelijk te maken dat het systeem in kwestie op een behoorlijke, veilige en efficiënte wijze functioneert, met inbegrip van beschermings-, monitorings- en toezichtssystemen en reverse-flow-apparatuur.
Koolstofdioxide:
specifieke pijpleidingen, die niet tot het upstream-pijpleidingsnetwerk behoren, gebruikt voor het transport van koolstofdioxide van menselijke oorsprong uit meer dan één bron, d.w.z. industriële installaties (inclusief elektriciteitscentrales) die koolstofdioxidegas produceren ten gevolge van verbranding of andere chemische reacties waarbij verbindingen betrokken zijn die koolstof van al dan niet fossiele aard bevatten, met het oog op de permanente geologische opslag van die koolstofdioxide overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 7 );
faciliteiten voor het vloeibaar maken en voor de bufferopslag van koolstofdioxide met het oog op het verdere transport ervan. Dit omvat niet de infrastructuur binnen een geologische formatie die wordt gebruikt voor de permanente geologische opslag van koolstofdioxide overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG en de daarmee verband houdende injectiefaciliteiten en andere faciliteiten aan de oppervlakte;
elke uitrusting of installatie die essentieel is om het mogelijk te maken dat het systeem in kwestie op een behoorlijke, veilige en efficiënte wijze functioneert, met inbegrip van beschermings-, monitorings- en toezichtssystemen.
BIJLAGE III
REGIONALE LIJSTEN VAN PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG
1. REGELS VOOR GROEPEN
1. In het geval van elektriciteitsprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, wordt elke groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, nationale regulerende instanties, TSB's, alsmede de Commissie, het Agentschap en het ENTSB voor elektriciteit.
In het geval van gasprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 2, wordt elke groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, nationale regulerende instanties, TSB's, alsmede de Commissie, het Agentschap en het ENTSB voor gas.
In het geval van projecten voor het transport van olie en koolstofdioxide die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punten 3 en 4, wordt elke groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten en de Commissie.
2. De besluitvormingsorganen van de Groepen kunnen worden samengevoegd. Alle Groepen of besluitvormingsorganen vergaderen, indien daartoe aanleiding bestaat, gezamenlijk om kwesties te bespreken die alle Groepen raken; het kan daarbij onder meer kwesties betreffen die relevant zijn voor de transregionale consistentie of het aantal in de regionale ontwerplijsten voorgestelde projecten dat onbeheersbaar dreigt te worden.
3. Elke groep organiseert zijn werkzaamheden in lijn met regionale samenwerkingsinspanningen overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2009/72/EG, artikel 7 van Richtlijn 2009/73/EG, artikel 12 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 715/2009 en andere bestaande regionale samenwerkingsverbanden.
4. Elke groep nodigt, naargelang dit nuttig is voor de tenuitvoerlegging van de in bijlage I vastgestelde relevante prioriteiten, promotoren van een project dat eventueel in aanmerking komt voor selectie als project van gemeenschappelijk belang, alsmede vertegenwoordigers uit van nationale administraties, regulerende instanties, en TSB's van EU-kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, lidstaten van de Europese economische ruimte en de Europese Vrijhandelsassociatie, instellingen en lichamen van de Energiegemeenschap, landen die vallen onder het Europese nabuurschapsbeleid en landen waarmee de Unie een specifieke samenwerking op energiegebied heeft opgezet uit. Het besluit om vertegenwoordigers van een derde land uit te nodigen wordt gebaseerd op consensus.
5. Elke groep raadpleegt de organisaties die de relevante belanghebbenden vertegenwoordigen — en, indien zulks passend wordt geacht, de belanghebbenden zelf — met inbegrip van producenten, distributiesysteembeheerders, leveranciers en consumenten en organisaties voor de bescherming van het milieu. Wanneer dat nuttig is voor de verwezenlijking van zijn taken kan de groep hoorzittingen of raadplegingsrondes organiseren.
6. De interne voorschriften, een bijgewerkte lijst van ledenorganisaties, regelmatig bijgewerkte informatie omtrent de voortgang van de werkzaamheden, vergaderagenda's, alsmede de definitieve conclusies en besluiten van elke groep worden door de Commissie gepubliceerd op het in artikel 18 bedoelde transparantieplatform.
7. De Commissie, het Agentschap en de Groepen streven naar consistentie tussen de verschillende Groepen. Met het oog daarop zien de Commissie en het Agentschap erop toe dat er waar nodig tussen de betrokken Groepen informatie wordt uitgewisseld over alle werkzaamheden die van interregionaal belang zijn.
De deelname van nationale regulerende instanties en het Agentschap aan de Groepen brengt de verwezenlijking van hun doelstellingen en de vervulling van hun taken overeenkomstig deze verordening of overeenkomstig de artikelen 36 en 37 van Richtlijn 2009/72/EG en de artikelen 40 en 41 van Richtlijn 2009/73/EG, of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 713/2009, niet in gevaar.
2. PROCEDURE VOOR DE OPSTELLING VAN REGIONALE LIJSTEN
1. Promotoren van een project dat potentieel in aanmerking komt voor selectie als een project van gemeenschappelijk belang waarvoor de status van project van algemeen belang wordt geambieerd dient bij de groep een aanvraag in voor selectie als project van gemeenschappelijk belang in, die het volgende omvat:
2. Alle begunstigden nemen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht.
3. Na de vaststelling van de eerste Unielijst geldt voor alle daarna vastgestelde Unielijsten dat de voorgestelde elektriciteitstransmissie- en -opslagprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, onder a), b) en d), een onderdeel vormen van het laatste beschikbare tienjarige netontwikkelingsplan voor elektriciteit, vastgesteld door het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 714/2009.
4. Na de vaststelling van de eerste Unielijst geldt voor alle daarna vastgestelde Unielijsten dat de voorgestelde gastransmissie- en -opslagprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 2, een onderdeel vormen van het laatste beschikbare tienjarige netontwikkelingsplan voor gas, vastgesteld door het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 715/2009.
5. De projectvoorstellen die worden ingediend om in de eerste Unielijst op te nemen, en die niet eerder zijn geëvalueerd overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 714/2009, moeten op het niveau van het voor de hele Unie geldende systeem worden beoordeeld door:
Uiterlijk op 16 januari 2014 publiceert de Commissie richtsnoeren betreffende de criteria die door het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas moeten worden toegepast bij de ontwikkeling van de respectieve tienjarige netontwikkelingsplannen als bedoeld in de punten 3 en 4, teneinde gelijke behandeling en transparantie van het proces te waarborgen.
6. Voorgestelde projecten voor het transport van koolstofdioxide die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 4, worden ingediend als onderdeel van een door ten minste twee lidstaten uitgewerkt plan voor de ontwikkeling van grensoverschrijdend transport en grensoverschrijdende opslag van koolstofdioxide, bij de Commissie in te dienen door de betrokken lidstaten of door die lidstaten aangewezen entiteiten.
7. Voor projectvoorstellen die onder de categorieën in de punten 1 en 2 van bijlage II vallen, zien de nationale regulerende instanties, en zo nodig het Agentschap — eventueel in het kader van de regionale samenwerking (artikel 6 van Richtlijn 2009/72/EG, artikel 7 van Richtlijn 2009/73/EG) — toe op de consequente toepassing van de criteria c.q. de voor de kosten-batenanalyse gebezigde methodologie, en evalueren zij de grensoverschrijdende relevantie daarvan. Zij leggen hun beoordeling voor aan de groep.
8. Bij olieprojecten en projecten voor het transport van koolstofdioxide die vallen binnen de in bijlage II, punten 3 en 4, genoemde categorieën, evalueert de Commissie de inachtneming van de criteria van artikel 4. Voor koolstofdioxideprojecten die vallen binnen de categorie van bijlage II, punt 4, houdt de Commissie tevens rekening met het potentieel voor toekomstige uitbreiding met nieuwe lidstaten. De Commissie legt haar beoordeling voor aan de groep.
9. Elke lidstaat op wiens grondgebied een voorgesteld project geen betrekking heeft, maar waarop het voorgestelde project eventueel een netto positieve impact of een potentieel significant effect kan hebben, bijvoorbeeld op het milieu of op de werking van de energie-infrastructuur op zijn grondgebied, kan aan de groep een advies voorleggen met vermelding van zijn bezwaren.
10. Het besluitvormingsorgaan van de groep onderzoekt op verzoek van een lidstaat of van de groep de door een lidstaat overeenkomstig artikel 3, lid 3, aangevoerde redenen die hem ertoe hebben aangezet een project van gemeenschappelijk belang met betrekking tot zijn grondgebied niet goed te keuren.
11. De groep komt bijeen om de voorgestelde projecten te onderzoeken en te rangschikken, onder inaanmerkingneming van de beoordeling van de regelgevers of van de beoordeling van de Commissie met betrekking tot projecten voor het vervoer van olie en koolstofdioxide.
12. De door de Groepen uitgewerkte regionale ontwerplijsten van voorgestelde projecten die onder de categorieën in de punten 1 en 2 van bijlage II vallen, moeten samen met eventuele adviezen als bedoeld in punt 9 zes maanden vóór de datum waarop de Unielijst wordt vastgesteld bij het Agentschap worden ingediend. De regionale ontwerplijsten en de bijbehorende adviezen moeten binnen drie maanden na de datum van ontvangst door het Agentschap worden beoordeeld. Het Agentschap brengt een advies uit over de regionale ontwerplijsten, met name over de consistente toepassing van de criteria en de transregionale kosten-batenanalyse. Het advies van het Agentschap wordt goedgekeurd volgens de procedure van artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009.
13. Binnen een maand na de datum van ontvangst van het advies van het Agentschap, stelt het besluitvormingsorgaan van elke groep onder inachtneming van het bepaalde in artikel 3, lid 3, zijn definitieve regionale lijst vast op basis van het voorstel van de Groepen en onder inaanmerkingneming van het advies van het Agentschap en de beoordeling van de nationale regulerende instanties, ingediend conform punt 7, dan wel van de beoordeling van de Commissie betreffende projecten voor het vervoer van olie en koolstofdioxide die zijn voorgesteld overeenkomstig punt 8. De Groepen leggen de definitieve regionale lijsten voor aan de Commissie, samen met alle adviezen als omschreven in punt 9.
14. Indien het totale aantal voorgestelde projecten van gemeenschappelijk belang op de Unielijst, op basis van de ontvangen regionale lijsten en na inaanmerkingneming van het advies van het Agentschap, een beheersbaar aantal zou overschrijden, overweegt de Commissie of zij het, na raadpleging van iedere betrokken groep, al dan niet raadzaam acht in de Unielijst geen projecten op te nemen die door de betrokken groep als laagste zijn gerangschikt op de overeenkomstig artikel 4, lid 4, vastgestelde ranglijst.
BIJLAGE IV
REGELS EN INDICATOREN BETREFFENDE CRITERIA VOOR PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG
1. Een project met een aanzienlijk grensoverschrijdend effect is een op het grondgebied van een lidstaat uit te voeren project dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
bij elektriciteitstransmissie: het project versterkt de transmissiecapaciteit van het netwerk, dan wel de voor commerciële stromen beschikbare capaciteit, aan de grens van die lidstaat met één of meer andere lidstaten of aan elke relevante dwarsdoorsnede van diezelfde transmissiecorridor — waardoor deze grensoverschrijdende nettransmissiecapaciteit wordt verhoogd — met minimaal 500 megawatt ten opzichte van de situatie zonder uitvoering van het project;
bij elektriciteitsopslag: het project voorziet in een geïnstalleerde capaciteit van minimaal 225 megawatt en heeft een opslagcapaciteit die een jaarlijkse elektriciteitsopwekking van ten minste 250 gigawattuur/jaar mogelijk maakt;
bij gastransmissie: het project betreft een investering in bidirectionele capaciteit of een wijziging van de capaciteit om gas te transporteren over de grenzen van de betrokken lidstaten heen met minimaal 10 % ten opzichte van de situatie voorafgaand aan de uitvoering van het project;
bij gasopslag of vloeibaar/gecomprimeerd aardgas: het project heeft tot doel om op directe of indirecte wijze ten minste twee lidstaten van gas te voorzien of om te voldoen aan de infrastructuurnorm (de „N-1-regel”) op regionaal niveau overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 994/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 );
bij slimme netwerken: het project is ontworpen voor apparatuur en installaties op hoogspannings- en middenspanningsniveau ontworpen voor een spanning van minimaal 10 kV. Bij het project zijn transmissie- en distributiesysteembeheerders van ten minste twee lidstaten betrokken, die minimaal 50 000 gebruikers bedienen die elektriciteit opwekken of verbruiken of die beide doen in een verbruiksgebied van minimaal 300 gigawattuur/jaar en waarvan ten minste 20 % wordt opgewekt door variabele hernieuwbare bronnen.
2. Wat projecten betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, onder a) tot en met d), worden de criteria van artikel 4 als volgt geëvalueerd:
de marktintegratie, mededinging en systeemflexibiliteit worden bepaald in lijn met de in het laatste beschikbare tienjarige netontwikkelingsplan voor elektriciteit voor de gehele Unie gemaakte analyse, meer bepaald door:
de transmissie van hernieuwbare energie naar belangrijke verbruikscentra en opslagfaciliteiten wordt afgewogen in lijn met de in het laatste beschikbare tienjarige netontwikkelingsplan voor elektriciteit gemaakte analyse, met name:
de voorzieningszekerheid, de interoperabiliteit en de veilige uitbating van het systeem worden afgewogen in lijn met de in het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit gemaakte analyse, met name door evaluatie van de effecten van het project op de Loss-of-Load-Expectation (de probabiliteit dat niet aan de vraag kan worden voldaan) voor het analysegebied als gedefinieerd in punt 10 van bijlage V in termen van adequaatheid van opwekking en transmissie voor een reeks karakteristieke belastingsperiodes, rekening houdend met de verwachte wijzigingen op het gebied van klimaatgerelateerde extreme weersomstandigheden en het effect daarvan op de veerkracht van de infrastructuur. Voor zover van toepassing dient ook de impact van het project in termen van onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van systeembeheer en dienstverlening te worden gemeten.
3. Wat projecten betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 2, worden de criteria van artikel 4 als volgt geëvalueerd:
de marktintegratie en de interoperabiliteit worden bepaald door berekening van de aanvullende waarde van het project voor de integratie van marktgebieden en de tariefconvergentie, alsook voor de algemene flexibiliteit van het systeem, inclusief het aangeboden niveau van capaciteit voor bidirectionele stromen bij diverse scenario's;
de mededinging wordt gemeten aan de hand van de diversificatie, met inbegrip van de vergemakkelijking van de toegang tot inheemse voorzieningsbronnen, rekening houdend met achtereenvolgens: de diversificatie van de bronnen; de diversificatie van de tegenpartijen; de diversificatie van de routes; het effect van de nieuwe capaciteit op de Herfindahl-Hirschmann HHI-index berekend op capaciteitsniveau voor het analysegebied als gedefinieerd in punt 10 van bijlage V;
de gasvoorzieningszekerheid wordt bepaald door berekening van de extra waarde van het project voor de korte- en langetermijnveerkracht van het gassysteem van de Unie en voor de versterking van de resterende flexibiliteit van het systeem om het hoofd te bieden aan onderbrekingen van de voorziening van de lidstaten in diverse scenario's, alsmede de extra capaciteit die dankzij het project wordt geboden wanneer wordt gekeken naar de infrastructuurnorm (de „N-1-regel”) op regionaal niveau overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 994/2010;
de duurzaamheid wordt gemeten als de bijdrage van een project aan de vermindering van de emissies, de ondersteuning van de back-up van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen of het transport van elektriciteit-naar-gas en biogas, rekening houdend met de verwachte wijziging van de klimatologische omstandigheden.
4. Wat projecten betreft die vallen binnen de categorie van bijlage II, punt 1, onder e), wordt elke in artikel 4 genoemde functie afgemeten aan de volgende criteria:
a) |
duurzaamheidsniveau : de inachtneming van dit criterium wordt gemeten door evaluatie van de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en evaluatie van de milieueffecten van de elektriciteitsnetwerkinfrastructuur; |
b) |
capaciteit van de transmissie- en distributienetwerken om te koppelen met en elektriciteit te brengen naar en van de gebruiker : dit criterium wordt gemeten door een raming te maken van de geïnstalleerde capaciteit van verspreide energiebronnen in de distributienetwerken, de toegestane maximale injectie van elektriciteit zonder het risico te lopen van congestie in de transmissienetwerken, en de energie die niet uit de hernieuwbare bronnen kan worden gehaald ten gevolge van congestie- en/of veiligheidsrisico's; |
c) |
netwerkconnectiviteit en toegang tot alle categorieën van netwerkgebruikers : dit criterium wordt afgewogen door een evaluatie van de methoden die zijn vastgesteld om heffingen en tarieven te berekenen, en door een evaluatie van hun structuur, voor producenten, consumenten en personen die beide doen, en van de operationele flexibiliteit die wordt verkregen dankzij dynamische balancering van elektriciteit in het netwerk; |
d) |
veiligheid en kwaliteit van de voorziening : dit criterium wordt gemeten door evaluatie van de verhouding van de betrouwbare beschikbare opwekkingscapaciteit ten opzichte van de piekvraag, het aandeel van uit hernieuwbare energiebronnen geproduceerde elektriciteit, de stabiliteit van het elektriciteitssysteem, de duur en frequentie van stroomonderbrekingen per klant, inclusief klimaatgerelateerde storingen, en de prestaties op het gebied van de kwaliteit van de spanning; |
e) |
efficiëntie en kwaliteit van de dienst bij elektriciteitsvoorziening en uitbating van het netwerk : dit criterium wordt gemeten door een evaluatie te maken van de verliezen in de transmissie- en distributienetwerken, de verhouding tussen minimum- en maximumelektriciteitsvraag binnen een bepaald tijdsbestek, de door de vraag gestuurde deelname aan de elektriciteitsmarkten en aan energie-efficiëntiemaatregelen, het percentage gebruik (d.w.z. de gemiddelde belasting) van elektriciteitsnetwerkcomponenten, de beschikbaarheid van netwerkcomponenten (gerelateerd aan al dan niet geplande onderhoudswerkzaamheden) en het effect daarvan op de netwerkprestaties, en de feitelijke beschikbaarheid van de netwerkcapaciteit ten opzichte van de standaardwaarde daarvoor; |
f) |
bijdrage tot grensoverschrijdende elektriciteitsmarkten door load-flow-controle teneinde loop-flows te voorkomen en de interconnectiecapaciteit te vergroten : dit criterium wordt gemeten door een raming te maken van de verhouding tussen de interconnectiecapaciteit van een lidstaat en de elektriciteitsvraag daarvan, de uitbating van de interconnectiecapaciteit en de congestieheffingen bij de relevante interconnecties. |
5. Wat olietransportprojecten betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 3, worden de criteria van artikel 4 als volgt geëvalueerd:
de olievoorzieningszekerheid wordt bepaald via een evaluatie van de extra waarde van de nieuwe door het project geleverde capaciteit voor de veerkracht op korte en lange termijn van het systeem en de resterende flexibiliteit van het systeem om het hoofd te bieden aan onderbrekingen van de voorziening in diverse scenario's;
de interoperabiliteit wordt gemeten door een evaluatie te maken van de mate waarin het project de functionering van het olienetwerk verbetert, met name door te voorzien in de mogelijkheid van bidirectionele stromen;
het efficiënt en duurzaam gebruik van hulpbronnen wordt gemeten door een evaluatie te maken van de mate waarin het project gebruik maakt van reeds bestaande infrastructuur en bijdraagt tot een minimalisering van de milieubelasting, de klimaatverandering en de desbetreffende risico's.
BIJLAGE V
KOSTEN-BATENANALYSE VOOR HET GEHELE ENERGIESYSTEEM
De methodologie voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem voor projecten van gemeenschappelijk belang moet voldoen aan de in deze bijlage opgenomen beginselen.
1. De methodologie is gebaseerd op een gemeenschappelijke gegevensverzameling met betrekking tot de elektriciteits- en gassystemen van de Unie in de jaren n+5, n+10, n+15 en n+20, waarbij n het jaar is waarin de analyse is uitgevoerd. Bedoelde gegevensverzameling omvat minimaal:
a) |
voor de elektriciteitssector : scenario's voor de vraag, de productiecapaciteit per brandstoftype (biomassa, geothermisch, waterkracht, gas, kernenergie, olie, vaste brandstoffen, wind, fotovoltaïsch, geconcentreerde zonne-energie, andere hernieuwbare energiebronnen) en de geografische spreiding ervan, brandstofprijzen (inclusief voor biomassa, steenkool, gas en olie), koolstofdioxidetarieven, de samenstelling van het transmissie- en, wanneer relevant, het distributienetwerk en de ontwikkeling daarvan, rekening houdend met alle nieuwe belangrijke projecten voor opwekking (inclusief capaciteit toegerust voor de afvang van koolstofdioxide), opslag en transmissie waarvoor een definitief investeringsbesluit genomen is en die zullen worden opgeleverd aan het eind van het jaar n+5; |
b) |
voor de gassector : scenario's voor de vraag, invoer, brandstofprijzen (inclusief kolen, gas en olie), koolstofdioxidetarieven, de samenstelling van het transmissienetwerk en de ontwikkeling daarvan, rekening houdend met alle nieuwe projecten waarvoor een definitief investeringsbesluit genomen is en die zullen worden opgeleverd aan het eind van het jaar n+5; |
2. De gegevensverzameling vormt een weerspiegeling van het recht van de Unie en het nationale recht die van kracht zijn op de datum van de analyse. De voor elektriciteit, respectievelijk gas, gebruikte gegevensverzamelingen moeten vergelijkbaar zijn, in het bijzonder wat de aannamen betreft inzake tarieven en volumes op elke markt. De gegevensverzameling wordt uitgewerkt na formele raadpleging van de lidstaten en de organisaties die de relevante belanghebbenden vertegenwoordigen. De Commissie en het Agentschap waarborgen de toegang tot de eventueel vereiste commerciële gegevens van derde partijen.
3. De methodologie vormt een leidraad voor de ontwikkeling en het gebruik van de voor de kosten-batenanalyse vereiste netwerk- en marktmodellering.
4. De kosten-batenanalyse wordt gebaseerd op een geharmoniseerde evaluatie van de kosten en baten van de verschillende categorieën projecten en heeft minimaal betrekking op de in punt 1 bedoelde periode.
5. In de kosten-batenanalyse wordt minimaal rekening gehouden met de volgende kosten: kapitaaluitgaven, operationele en onderhoudskosten gedurende de hele levensloop van het project en, wanneer van toepassing, ontmantelings- en afvalbeheerkosten. De methodologie vormt een leidraad voor de bij de berekeningen te gebruiken discontovoeten.
6. Bij elektriciteitstransmissie en -opslag wordt in de kosten-batenanalyse minimaal rekening gehouden met het effect en de vergoedingen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 714/2009, de effecten op de in bijlage IV omschreven indicatoren en de volgende effecten:
broeikasgasemissies en transmissieverliezen over de technische levensloop van het project;
toekomstige kosten van investeringen voor productie en transmissie over de technische levensloop van het project;
operationele flexibiliteit, inclusief optimalisering van de vermogenregeling en ondersteunende diensten;
veerkracht van het systeem, met inbegrip van bestandheid tegen rampen en klimaatomstandigheden, en systeemveiligheid, met name voor Europese kritische infrastructuur als omschreven in Richtlijn 2008/114/EG.
7. Voor de gassector wordt bij de kosten-batenanalyse minimaal rekening gehouden met de marktonderzoeken, het effect op de in bijlage IV omschreven indicatoren en de volgende effecten:
bestandheid tegen rampen en klimaatomstandigheden, en systeemveiligheid, met name voor Europese kritische infrastructuur als omschreven in Richtlijn 2008/114/EG;
congestie op het gasnetwerk.
8. Bij slimme netwerken wordt in de kosten-batenanalyse rekening gehouden met de effecten op de in bijlage IV omschreven indicatoren.
9. De gedetailleerde methode die wordt gebruikt om rekening te houden met de in de punten 6 t/m 8 bedoelde indicatoren wordt uitgewerkt na formele raadpleging van de lidstaten en de organisaties die alle relevante belanghebbenden vertegenwoordigen.
10. In de methodologie wordt de uit te voeren, op de relevante gegevensverzameling te baseren analyse omschreven die moet bestaan uit het bepalen van de effecten van de kosten-batenanalyse met en zonder het project. Het analysegebied van een specifiek project omvat alle lidstaten en derde landen op het grondgebied waarvan het project wordt uitgevoerd, alle directe naburige lidstaten en alle andere lidstaten die op aanzienlijke wijze de effecten van het project voelen.
11. Uit de analyse moet blijken op welke lidstaten het project een positieve impact heeft (begunstigden) en op welke lidstaten het project een negatieve impact heeft (kostendragers). Elke kosten-batenanalyse omvat gevoeligheidsanalysen inzake de inputgegevensverzameling, de opleveringsdatum van verschillende projecten in hetzelfde analysegebied en andere relevante parameters.
12. De beheerders van transmissiesystemen, opslagsystemen, terminals voor gecomprimeerd en vloeibaar gemaakt aardgas en distributiesystemen wisselen de informatie uit die vereist is voor de uitwerking van de methodologie, met inbegrip van de relevante netwerk- en marktmodellering. Elke transmissie- of distributiesysteembeheerder die informatie verzamelt namens andere transmissie- of distributiesysteembeheerders verstrekt de deelnemende transmissie- en distributiesysteembeheerders de resultaten met betrekking tot de gegevensverzameling.
13. Voor de interne markt voor elektriciteit en gas en het in artikel 11, lid 8, bedoelde netwerkmodel heeft de in punt 1 bedoelde inputgegevensverzameling betrekking op de jaren n+10, n+20 en n+30 en maakt het model een volledige beoordeling mogelijk van de economische, maatschappelijke en milieueffecten, in het bijzonder door opname van de externe kosten zoals die in verband met de uitstoot van broeikasgassen en conventionele verontreinigende stoffen of de voorzieningszekerheid.
BIJLAGE VI
RICHTSNOEREN VOOR TRANSPARANTIE EN INSPRAAK VAN HET PUBLIEK
1. In de in artikel 9, lid 1, bedoelde handleiding betreffende de procedures worden minimaal de volgende elementen gespecificeerd:
het desbetreffende recht waarop de besluiten en adviezen zijn gebaseerd voor de verschillende types projecten van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van het milieurecht;
de desbetreffende besluiten en in te winnen adviezen;
de namen en contactgegevens van de bevoegde instantie, andere autoriteiten en voornaamste betrokken partijen;
de workflow, met een overzicht van alle fasen van het proces, met inbegrip van een indicatief tijdschema en een beknopt overzicht van het besluitvormingsproces;
informatie over de omvang, structuur en gedetailleerdheid van de documenten die samen met de aanvragen voor besluiten moeten worden ingediend, inclusief een checklist;
de fasen en middelen voor het grote publiek om deel te nemen aan het proces.
2. Het in artikel 10, lid 4, onder b), bedoelde gedetailleerde schema vermeldt ten minste:
de vast te stellen besluiten en in te winnen adviezen;
de waarschijnlijk bij de zaak te betrekken autoriteiten, belanghebbenden en bevolking;
de diverse fasen van de procedure en de duur daarvan;
de belangrijkste mijlpalen en de desbetreffende termijnen met het oog op het vast te stellen raambesluit;
de door de autoriteiten voorziene middelen en de eventuele behoefte aan extra middelen.
3. Om de inspraak van het publiek bij het vergunningverleningsproces te vergroten en om voorafgaand daaraan voor informatievoorziening en dialoog met het publiek te zorgen, worden de volgende beginselen toegepast:
De bij een project van gemeenschappelijk belang betrokken partijen, inclusief de betrokken nationale, regionale en locale autoriteiten, landbezitters en in de omgeving van het project wonende burgers, het algemene publiek en de associaties, organisaties of groepen daarvan worden in een vroege fase van het project, wanneer met potentiële bezwaren bij het publiek nog rekening kan worden gehouden, uitvoerig geïnformeerd en geraadpleegd op een open en transparante manier. Wanneer van toepassing ondersteunt de bevoegde instantie op actieve wijze de door de projectpromotor opgezette activiteiten.
De bevoegde instanties waken erover dat de openbare raadplegingsprocedures voor projecten van gemeenschappelijk belang zo mogelijk worden gegroepeerd. Elke openbare raadpleging moet betrekking hebben op alle aspecten die relevant zijn voor de desbetreffende specifieke fase van de procedure. Een aspect dat relevant is voor een specifieke fase van het project wordt niet behandeld in meer dan één openbare raadpleging; een individuele openbare raadpleging kan echter in meer dan één geografische locatie plaatsvinden. In de kennisgeving van openbare raadpleging worden de bij die raadpleging behandelde aspecten duidelijk omschreven.
Opmerkingen en bezwaren worden uitsluitend ingewonnen van bij het begin van de openbare raadpleging tot het verstrijken van de vastgestelde termijn.
4. Het ontwerp met betrekking tot de inspraak van het publiek bevat minimaal informatie over:
de bij de zaak te betrekken belanghebbenden;
de geplande maatregelen, waaronder de voorgestelde algemene locaties en data van de geplande bijeenkomsten;
de tijdlijn;
de personele middelen die voor de respectieve taken worden vrijgemaakt.
5. In de context van de openbare raadpleging die moet plaatsvinden voordat het aanvraagdossier wordt ingediend, doen de betrokken partijen minimaal het volgende:
zij publiceren een informatiefolder van maximaal 15 bladzijden waarin op een duidelijke en beknopte wijze een overzicht wordt gegeven van het doel van het project met een voorlopig tijdschema voor de uitvoering, het nationale netwerkontwikkelingsplan, de bestudeerde alternatieve routes, de verwachte effecten, inclusief van grensoverschrijdende aard, en eventuele matigingsmaatregelen, die voor het begin van de raadpleging moeten worden gepubliceerd; De informatiefolder dient voorts een lijst te bevatten van de internetadressen van het in artikel 18 bedoelde transparantieplatform, alsmede de handleiding voor de in punt 1 bedoelde procedures.
zij informeren alle betrokken belanghebbenden over het project via de in artikel 9, lid 7, bedoelde website en andere geschikte informatiebronnen;
zij nodigen de betrokken belanghebbenden schriftelijk uit op specifieke bijeenkomsten waarop de bekommernissen van die belanghebbenden worden besproken.
6. Op de website van het project wordt minimaal de volgende informatie verstrekt:
de in punt 5 bedoelde informatiefolder;
een niet-technische en op gezette tijden geactualiseerde samenvatting van maximaal 50 bladzijden, met een beeld van de huidige stand van het project en, in het geval van een actualisering, een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van de vorige versies;
de planning voor het project en voor de openbare raadpleging, met duidelijke opgave van datum en plaats van openbare raadplegingen en hoorzittingen, en de voorgestelde onderwerpen die waarschijnlijk voor die hoorzittingen relevant zijn;
contactgegevens met het oog op het verkrijgen van het volledige stel aanvraagdocumenten;
contactgegevens met het oog op het toezenden van opmerkingen en bezwaren tijdens de openbare raadplegingen;
BIJLAGE VII
UNIELIJST VAN PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG („UNIELIJST”),
zoals bedoeld in artikel 3, lid 4
A. BEGINSELEN DIE ZIJN TOEGEPAST BIJ HET VASTSTELLEN VAN DE UNIELIJST
1) Clusters van PGB’s
Sommige PGB’s maken deel uit van een cluster omdat zij onderling afhankelijk zijn of potentieel of daadwerkelijk met elkaar concurreren. De volgende typen clusters van PGB’s worden gehanteerd:
een cluster van onderling afhankelijke PGB’s wordt gedefinieerd als een „Cluster X waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:”. Een dergelijk cluster wordt gevormd om PGB’s vast te stellen die allemaal nodig zijn om hetzelfde grensoverschrijdende knelpunt aan te pakken en die tot synergie leiden als zij samen worden uitgevoerd. In dit geval moeten alle betrokken PGB’s worden uitgevoerd om de voordelen op EU-schaal te bewerkstelligen;
een cluster van potentieel concurrerende PGB’s wordt gedefinieerd als een „Cluster X waarvan een of meer van de volgende PGB’s deel uitmaken:”. Een dergelijk cluster wordt gevormd als niet zeker is wat de omvang van het grensoverschrijdende knelpunt is. In dit geval hoeven niet alle in de clusters opgenomen PGB’s te worden uitgevoerd. Het wordt aan de markt overgelaten of slechts één, verschillende of alle PGB’s worden uitgevoerd, mits de nodige goedkeuringen inzake ruimtelijke ordening, vergunningen e.d. kunnen worden verkregen. Of de PGB’s noodzakelijk zijn, wordt opnieuw beoordeeld in het kader van een daaropvolgend PGB-selectieproces, waarin o.a. naar de benodigde capaciteit wordt gekeken; alsmede
een cluster van concurrerende PGB’s wordt gedefinieerd als een „Cluster X waarvan een van de volgende PGB’s deel uitmaakt:”. Een dergelijk cluster heeft betrekking op één specifiek knelpunt. De omvang van het knelpunt is echter zekerder dan bij een cluster van potentieel concurrerende PGB’s, en slechts één van de PGB’s moet daarom worden uitgevoerd. Het wordt aan de markt overgelaten te bepalen welk PGB wordt uitgevoerd, mits de nodige goedkeuringen inzake ruimtelijke ordening, vergunningen e.d. kunnen worden verkregen. Zo nodig wordt de noodzakelijkheid van de PGB’s opnieuw beoordeeld in het kader van een daaropvolgend PGB-selectieproces.
Voor alle PGB’s gelden dezelfde, bij Verordening (EU) nr. 347/2013 vastgestelde rechten en plichten.
2) Behandeling van onderstations en compressorstations
Onderstations, rug-aan-rug-elektriciteitsstations en gascompressorstations worden beschouwd als onderdeel van PGB’s indien zij geografisch op transmissielijnen liggen. Onderstations, rug-aan-rug-stations en compressorstations worden beschouwd als op zichzelf staande PGB’s en zijn expliciet opgenomen op de Unielijst indien hun geografische locatie geen deel uitmaakt van transmissielijnen. Hiervoor gelden de bij Verordening (EU) nr. 347/2013 vastgestelde rechten en plichten.
3) Projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd en projecten die zijn opgegaan in andere PGB’s
Verschillende projecten die deel uitmaken van de bij Verordening (EU) nr. 1391/2013, Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/89, Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/540 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/389 vastgestelde Unielijst worden om een of meer van de onderstaande redenen niet meer als PGB’s beschouwd:
Deze projecten (met uitzondering van de opgeleverde projecten en de projecten die uiterlijk in maart 2022 worden opgeleverd) kunnen in aanmerking komen om in de volgende Unielijst te worden opgenomen indien de redenen die ertoe hebben geleid dat zij niet op de huidige lijst staan, niet meer van toepassing zijn.
Dergelijke projecten zijn geen PGB’s, maar zijn om redenen van transparantie en duidelijkheid met hun oorspronkelijke PGB-nummers opgenomen in bijlage VII, punt C, als „Projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd”.
Daarnaast zijn sommige projecten die deel uitmaken van de bij Verordening (EU) nr. 1391/2013 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/89 vastgestelde Unielijst tijdens de uitvoering ervan een integraal onderdeel geworden van delen van andere (clusters van) PGB’s.
Dergelijke projecten worden niet meer als onafhankelijke PGB’s beschouwd, maar zijn om redenen van transparantie en duidelijkheid met hun oorspronkelijke PGB-nummers opgenomen in bijlage VII, punt C, als „Projecten die thans integrale delen van andere PGB’s zijn”.
B. UNIELIJST VAN PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG
1) Prioritaire corridor offshore-elektriciteitsnetwerk in de noordelijke zeeën („NSOG”)
Nr. |
Omschrijving |
1.6 |
Interconnectie Frankrijk-Ierland tussen La Martyre (FR) en Great Island of Knockraha (IE) (momenteel bekend als „Celtic Interconnector”) |
1.19 |
Een of meer hubs in de Noordzee met interconnectoren naar aangrenzende Noordzeelanden (Denemarken, Duitsland, Nederland) (momenteel bekend als „North Sea Wind Power Hub”) |
1.21 |
Groene waterstofhub persluchtopslag (DK) |
2) Prioritaire corridor noord-zuid elektriciteitsverbindingen in West-Europa („NSI West Electricity”)
Nr. |
Omschrijving |
2.4 |
Interconnectie tussen Codrongianos (IT), Lucciana (Corsica, FR) en Suvereto (IT) (momenteel bekend als „SACOI 3”) |
2.7 |
Interconnectie tussen Aquitaine (FR) en het Baskenland (ES) (momenteel bekend als „Biscay Gulf”) |
2.9 |
Interne lijn tussen Osterath en Philippsburg (DE) om de capaciteit in het westelijk grensgebied te vergroten (momenteel bekend als „Ultranet”) |
2.10 |
Interne lijn tussen Brunsbüttel/Wilster en Grοßgartach/Bergrheinfeld-West (DE) om de capaciteit in het noordelijk en het zuidelijk grensgebied te vergroten (momenteel bekend als „Suedlink”) |
2.14 |
Interconnectie tussen Thusis/Sils (CH) en Verderio Inferiore (IT) (momenteel bekend als „Greenconnector”) |
2.16 |
Cluster van interne lijnen in Portugal, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken: 2.16.1 Interne lijn tussen Pedralva en Sobrado (PT), voorheen aangeduid als Pedralva en Alfena (PT) 2.16.3 Interne lijn tussen Vieira do Minho, Ribeira de Pena en Feira (PT), voorheen aangeduid als Frades B, Ribeira de Pena en Feira (PT) |
2.17 |
Interconnectie Portugal-Spanje tussen Beariz-Fontefría (ES), Fontefría (ES)-Ponte de Lima (PT) (voorheen Vila Fria/Viana do Castelo) en Ponte de Lima-Vila Nova de Famalicão (PT) (voorheen Vila do Conde) (PT), met inbegrip van onderstations in Beariz (ES), Fontefría (ES) en Ponte de Lima (PT) |
2.18 |
Capaciteitsvergroting van pompopslag van elektriciteit in Kaunertal, Tirol (AT) |
2.23 |
Interne lijnen bij de noordelijke grens van België tussen Zandvliet en Lillo-Liefkenshoek (BE), en tussen Liefkenshoek en Mercator, met inbegrip van een onderstation in Lillo (BE) (momenteel bekend als „BRABO II + III”) |
2.27 |
2.27.1 Interconnectie tussen Aragón (ES) en Atlantische Pyreneeën (FR) (momenteel bekend als „Pyrenean crossing 2”) 2.27.2 Interconnectie tussen Navarra (ES) en Landes (FR) (momenteel bekend als „Pyrenean crossing 1”) |
2.28 |
2.28.2 Pompopslag van elektriciteit Navaleo (ES) 2.28.5 Zuiverende pompopslag van waterkracht Velilla del Río Carrión (ES) |
2.29 |
Waterkrachtcentrale Silvermines (IE) |
2.30 |
Pompopslag van elektriciteit Riedl (DE) |
2.31 |
Cluster van interne lijnen in Duitsland, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken: 2.31.1 Interne lijn tussen Emden-oost en Osterath om de capaciteit van Noord-Duitsland naar het Rijnland te vergroten 2.31.2 Interne lijnen tussen Heide/West en Polsum om de capaciteit van Noord-Duitsland naar het Roergebied te vergroten 2.31.3 Interne lijnen tussen Wilhelmshaven en Uentrop om de capaciteit van Noord-Duitsland naar het Roergebied te vergroten |
2.32 |
Interconnectie tussen Lonny (FR) en Gramme (BE) |
2.33 |
Interconnectie tussen Sicilië (IT) en knooppunt Tunesië (TU) (moment bekend als „ELMED”) (nr. 3.27 op de vierde PGB-lijst) |
3) Prioritaire corridor noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa („NSI East Electricity”)
Nr. |
Omschrijving |
3.1 |
Cluster Oostenrijk-Duitsland, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken: 3.1.1 Interconnectie tussen St. Peter (AT) en Isar (DE) 3.1.2 Interne lijn tussen St. Peter en Tauern (AT) 3.1.4 Interne lijn tussen Westtirol en Zell-Ziller (AT) |
3.10 |
Cluster Israël-Cyprus-Griekenland (momenteel bekend als „EUROASIA-interconnector”), waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken: 3.10.1 Interconnectie tussen Hadera (IL) en Kofinou (CY) 3.10.2 Interconnectie tussen Kofinou (CY) en Korakia op Kreta (EL) |
3.11 |
Cluster van interne lijnen in Tsjechië, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken: 3.11.1 Interne lijn tussen Vernerov en Vitkov (CZ) 3.11.2 Interne lijn tussen Vitkov en Prestice (CZ) 3.11.3 Interne lijn tussen Prestice en Kocin (CZ) 3.11.4 Interne lijn tussen Kocin en Mirovka (CZ) |
3.12 |
Interne lijn in Duitsland tussen Wolmirstedt en Isarto om de interne transmissiecapaciteit noord-zuid te vergroten (momenteel bekend als „SuedOstLink”) |
3.14 |
Interne versterkingen in Polen (onderdeel van het cluster dat momenteel bekendstaat als „GerPol Power Bridge”), waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken: 3.14.2 Interne lijn tussen Krajnik en Baczyna (PL) 3.14.3 Interne lijn tussen Mikułowa en Świebodzice (PL) 3.14.4 Interne lijn tussen Baczyna en Plewiska (PL) |
3.22 |
Cluster Roemenië-Servië (momenteel bekend als „Mid Continental East Corridor”), waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken: 3.22.1 Interconnectie tussen Resita (RO) en Pancevo (RS) 3.22.2 Interne lijn tussen Portile de Fier en Resita (RO) 3.22.3 Interne lijn tussen Resita en Timisoara/Sacalaz (RO) 3.22.4 Interne lijn tussen Arad en Timisoara/Sacalaz (RO) |
|
|
3.24 |
Pompopslag van elektriciteit in Amfilochia (EL) |
3.28 |
Interne lijn in Oostenrijk tussen Lienz en Obersielach |
4) Prioritaire corridor voor het interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied („BEMIP Electricity”)
Nr. |
Omschrijving |
4.4 |
4.4.2 Interne lijn tussen Ekhyddan en Nybro/Hemsjö (SE) |
4.5 |
4.5.2 Interne lijn tussen Stanisławów en Ostrołęka (PL) |
4.6 |
Pompopslag van elektriciteit in Estland |
4.8 |
Integratie en synchronisatie van het elektriciteitssysteem van de Baltische staten met de Europese netten, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken: 4.8.1 Interconnectie tussen Tartu (EE) en Valmiera (LV) 4.8.2 Interne lijn tussen Balti en Tartu (EE) 4.8.3 Interconnectie tussen Tsirguliina (EE) en Valmiera (LV) 4.8.4 Interne lijn tussen Viru en Tsirguliina (EE) 4.8.7 Interne lijn tussen Paide en Sindi (EE) 4.8.8 Interne lijn tussen Vilnius en Neris (LT) 4.8.9 Verdere infrastructuuraspecten van de synchronisatie van het elektriciteitssysteem van de Baltische staten met het Europese continentale netwerk 4.8.10 Interconnectie tussen Litouwen en Polen (momenteel bekend als „Harmony Link”) 4.8.13 Nieuw 330kV-onderstation Mūša (LT) 4.8.14 Interne lijn tussen Bitenai en KHAE (LT) 4.8.15 Nieuw 330kV-onderstation Darbėnai (LT) 4.8.16 Interne lijn tussen Darbenai en Bitenai (LT) 4.8.18 Interne lijn tussen Dunowo en Żydowo Kierzkowo (PL) 4.8.19 Interne lijn tussen Piła Krzewina en Żydowo Kierzkowo (PL) 4.8.20 Interne lijn tussen Krajnik en Morzyczyn (PL) 4.8.21 Interne lijn tussen Morzyczyn-Dunowo-Słupsk-Żarnowiec (PL) 4.8.22 Interne lijn tussen Żarnowiec-Gdańsk/Gdańsk Przyjaźń-Gdańsk Błonia (PL) 4.8.23 Synchrone condensatoren voor inertie, spanningsstabiliteit, frequentiestabiliteit en kortsluitvermogen in Litouwen, Letland en Estland |
4.10 |
Cluster Finland-Zweden (momenteel bekend als „derde interconnectie Finland-Zweden”), waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken: 4.10.1 Interconnectie tussen het noorden van Finland en het noorden van Zweden 4.10.2 Interne lijn tussen Keminmaa en Pyhänselkä (FI) |
4.11 |
Interconnectie tussen Letland en Zweden (momenteel bekend als „LaSGo Link”) |
5) Prioritaire corridor noord-zuid gasinterconnecties in West-Europa („NSI West Gas”)
Nr. |
Omschrijving |
5.19 |
Connectie van Malta met het Europese gasnet — pijpleidinginterconnectie met Italië te Gela |
6) Prioritaire corridor noord-zuid gasinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa („NSI East Gas”)
Nr. |
Omschrijving |
6.2 |
6.2.13 Ontwikkeling en versterking van de transmissiecapaciteit van de Slowaaks-Hongaarse interconnector |
6.8 |
Cluster ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur die de gashub van de Balkan mogelijk maakt, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken: 6.8.1 Interconnectie Griekenland-Bulgarije (momenteel bekend als „IGB”) tussen Komotini (EL) en Stara Zagora (BG) en compressorstation bij Kipi (EL) 6.8.2 Sanering, modernisering en uitbreiding van het Bulgaarse transmissiesysteem 6.8.3 Gasinterconnectie Bulgarije-Servië (momenteel bekend als „IBS”) |
6.20 |
Cluster vergroting opslagcapaciteit in Zuidoost-Europa, waarvan een of meer van de volgende PGB’s deel uitmaken: 6.20.2 Uitbreiding ondergrondse gasreservoirs in Chiren (BG) 6.20.3 Ondergrondse gasreservoirfaciliteit Zuid-Kavala en meet- en regelstation (EL) en een van de volgende PGB’s: 6.20.4 Opslag in Depomures in Roemenië 6.20.7 Bilciuresti ondergrondse gasopslag |
6.24 |
Capaciteitsvergroting tussen Roemenië en Hongarije (momenteel bekend als „ROHU/BRUA”) om een bidirectionele capaciteit van 4,4 miljard kubieke meter per jaar mogelijk te maken, met inbegrip van nieuwe hulpbronnen uit de Zwarte Zee: 6.24.4 ROHU/BRUA — tweede fase, waaronder: — Uitbreiding van de transmissiecapaciteit in Roemenië van Recas tot Horia in de richting van Hongarije naar 4,4 miljard kubieke meter per jaar en uitbreiding van de compressorstations in Podisor, Bibesti en Jupa — Pijpleiding kust van de Zwarte Zee-Podișor (RO) voor overname van gas uit de Zwarte Zee — Roemeens-Hongaarse bidirectionele stroom: Hongaars gedeelte tweede fase compressorstation in Csanádpalota (HU) |
6.26 |
6.26.1 Cluster Kroatië-Slovenië te Rogatec, waaronder: — Interconnectie Kroatië-Slovenië (Lučko-Zabok-Rogatec) — Compressorstation Kidričevo, tweede fase van de modernisering (SI) — Modernisering van interconnectie Rogatec |
6.27 |
LNG Gdansk (PL) |
7) Prioritaire corridor zuidelijke gascorridor („SGC”)
Nr. |
Omschrijving |
7.3 |
PGB-cluster infrastructuur waarmee nieuw gas uit de gasreserves in de oostelijke Middellandse Zee wordt vervoerd, waaronder: 7.3.1 Pijpleiding van de gasreserves in de oostelijke Middellandse Zee naar het vasteland van Griekenland via Cyprus en Kreta (momenteel bekend als „EastMed Pipeline”), met meet- en regelstation in Megalopoli en daarvan afhankelijk de volgende PGB’s: 7.3.3 Offshore gaspijpleiding die Griekenland en Italië met elkaar verbindt (momenteel bekend als „Poseidon Pipeline”) 7.3.4 Versterking van de interne transmissiecapaciteit in Italië, waaronder de versterking van de interne transmissiecapaciteit zuid-noord (momenteel bekend als „Adriatica Line”) en de versterking van de interne transmissiecapaciteit in de regio Apulië (Matagiola-Massafra-pijpleiding) |
7.5 |
Ontwikkeling van gasinfrastructuur in Cyprus (momenteel bekend als „Cyprus Gas2EU”) |
8) Prioritaire corridor voor het interconnectieplan voor de gasmarkt in het Oostzeegebied („BEMIP Gas”)
Nr. |
Omschrijving |
8.2 |
Cluster modernisering infrastructuur in het oostelijke deel van het Oostzeegebied, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken: 8.2.1 Versterking van de interconnectie Letland-Litouwen 8.2.4 Versterking van de ondergrondse gasreservoirs in Inčukalns (LV) |
8.3 |
Cluster infrastructuur, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken (momenteel bekend als “Baltic Pipe): 8.3.1 Versterking van de interconnectie Nybro-Polen/Denemarken 8.3.2 Interconnectie Polen-Denemarken |
9) Prioritaire corridor olievoorzieningsverbindingen in centraal Oost-Europa („OSC”)
Er zijn geen olieprojecten ingediend voor de lijst van projecten van gemeenschappelijk belang.
10) Prioritair thematisch gebied Invoering van slimme netwerken
Nr. |
Omschrijving |
10.4 |
ACON (CZ, SK) (Again COnnected Networks) bevordert de integratie van de Tsjechische en de Slowaakse elektriciteitsmarkten door de efficiëntie van distributienetwerken te verbeteren en de grensoverschrijdende capaciteit op DSB-niveau te verhogen |
10.7 |
Danube InGrid (HU, SK) bevordert de grensoverschrijdende coördinatie van het elektriciteitsnetbeheer, met nadruk op het slimmer verzamelen en uitwisselen van gegevens |
10.10 |
CARMEN (HU, RO) bevordert de efficiëntie van het distributienetwerkbeheer en de kwaliteit van de dienstverlening, en maakt zekere elektriciteitsstromen van nieuwe hernieuwbare opwekking mogelijk |
10.11 |
Gabreta (CZ, DE) verbetert de optimalisering van het systeem door realtime informatie op te vragen en uit te wisselen, het netwerk beter te meten en te monitoren, en biedt meer flexibiliteit en hostingcapaciteit voor hernieuwbare opwekking |
10.12 |
Green Switch (AT, HR, SI) optimaliseert het gebruik van de bestaande infrastructuur en combineert op efficiënte wijze nieuwe technologieën om de hostingcapaciteit te vergroten, integreert nieuwe loads efficiënt en verbetert de kwaliteit en de zekerheid van de voorziening |
11) Prioritair thematisch gebied Elektriciteitssnelwegen
Er zijn geen projecten met dubbele aanduiding als PGB’s met elektriciteitssnelwegen.
12) Prioritair thematisch gebied Grensoverschrijdend koolstofdioxidenetwerk
Nr. |
Omschrijving |
12.3 |
|
12.4 |
„Northern lights” — een commercieel grensoverschrijdend project voor CO2 -transportverbindingen tussen verschillende Europese afvanginitiatieven (Verenigd Koninkrijk, Ierland, België, Nederland, Frankrijk, Zweden) en transport van de afgevangen CO2 per schip naar een opslaglocatie op het Noors continentaal plat |
12.5 |
Project Athos biedt een infrastructuur voor het vervoer van CO2 uit industriële gebieden in Nederland en is beschikbaar voor aanvullende CO2 van andere landen, zoals Ierland en Duitsland. Het idee is om een vrij toegankelijke, grensoverschrijdende interoperabele structuur voor het transport van grote volumes te ontwikkelen |
12.7 |
Aramis — grensoverschrijdend project voor vervoer en opslag van CO2 (opname van emittenten in het achterland van het Rotterdamse havengebied en opslag naar locatie op het Nederlandse continentale plat) |
12.8 |
Dartagnan — multimodale hub voor de uitvoer van CO2 van Duinkerken en het achterland (emittenten uit het industriële cluster in de omgeving van Duinkerken (FR) met opslag waar mogelijk op het grondgebied van de Noordzeelanden) |
12.9 |
Polen — EU CCS Interconnector (emittenten uit het industriële cluster in de omgeving van Gdansk (PO) met opslag waar mogelijk op het grondgebied van de Noordzeelanden) |
C. LIJSTEN VAN „PROJECTEN DIE NIET MEER ALS PGB’S WORDEN BESCHOUWD” EN VAN „PROJECTEN DIE THANS INTEGRALE DELEN VAN ANDERE PGB’S ZIJN”
1) Prioritaire corridor offshore-elektriciteitsnetwerk in de noordelijke zeeën („NSOG”)
PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd |
1.1.1 |
1.1.2 |
1.1.3 |
1.2 |
1.3.1 |
1.3.2 |
1.4.1 |
1.4.2 |
1.4.3 |
1.5 |
1.7.1 |
1.7.2 |
1.7.3 |
1.7.4 |
1.7.5 |
1.8 |
1.9.1 |
1.9.2 |
1.9.3 |
1.9.4 |
1.9.5 |
1.9.6 |
1.10.1 |
1.10.2 |
1.11.1 |
1.11.2 |
1.11.3 |
1.11.4 |
1.12.1 |
1.12.2 |
1.12.3 |
1.12.4 |
1.12.5 |
1.13 |
1.14 |
1.15 |
1.16 |
1.17 |
1.18 |
1.20 |
2) Prioritaire corridor noord-zuid elektriciteitsverbindingen in West-Europa („NSI West Electricity”)
PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd |
2.1 |
2.2.1 |
2.2.2 |
2.2.3 |
2.3.1 |
2.3.2 |
2.5.1 |
2.5.2 |
2.6 |
2.8 |
2.11.1 |
2.11.2 |
2.11.3 |
2.12 |
2.13.1 |
2.13.2 |
2.14 |
2.15.1 |
2.15.2 |
2.15.3 |
2.15.4 |
2.16.2 |
2.19 |
2.20 |
2.21 |
2.22 |
2.24 |
2.25.1 |
2.25.2 |
2.26 |
2.28.3 |
2.28.4 |
Projecten die thans integrale delen van andere PGB’s zijn |
|
Oorspronkelijk PGB-nummer van het project |
Nummer van het PGB waarin het project thans is geïntegreerd |
2.1 |
3.1.4 |
3) Prioritaire corridor noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa („NSI East Electricity”)
PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd |
3.1.3 |
3.2.1 |
3.2.3 |
3.3 |
3.4 |
3.5.1 |
3.5.2 |
3.6.1 |
3.6.2 |
3.7 |
3.8 |
3.9 |
3.11.5 |
3.13 |
3.14.1 |
3.15.1 |
3.15.2 |
3.16 |
3.17 |
3.18.1 |
3.18.2 |
3.19.2 |
3.19.3 |
3.20.1 |
3.20.2 |
3.21 |
3.23 |
3.25 |
3.26 |
Projecten die thans integrale delen van andere PGB’s zijn |
|
Oorspronkelijk PGB-nummer van het project |
Nummer van het PGB waarin het project thans is geïntegreerd |
3.27 |
2.33 |
4) Prioritaire corridor voor het interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied („BEMIP Electricity”)
PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd |
4.1 |
4.2 |
4.4.1 |
4.5.1 |
4.5.3 |
4.5.4 |
4.5.5 |
4.7 |
4.8.6 |
4.8.11 |
4.8.12 |
4.8.17 |
Projecten die thans integrale delen van andere PGB’s zijn |
|
Oorspronkelijk PGB-nummer van het project |
Nummer van het PGB waarin het project thans is geïntegreerd |
4.3 |
4.8.9 |
4.9 |
4.8.9 |
5) Prioritaire corridor noord-zuid gasinterconnecties in West-Europa („NSI West Gas”)
PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd |
5.1.1 |
5.1.2 |
5.1.3 |
5.2 |
5.3 |
5.4.1 |
5.4.2 |
5.5.1 |
5.5.2 |
5.6 |
5.7.1 |
5.7.2 |
5.9 |
5.12 |
5.13 |
5.14 |
5.15.1 |
5.15.2 |
5.15.3 |
5.15.4 |
5.15.5 |
5.16 |
5.17.1 |
5.17.2 |
5.18 |
5.20 |
5.21 |
Projecten die integrale delen van andere PGB’s zijn geworden |
|
Oorspronkelijk PGB-nummer van het project |
Nummer van het PGB waarin het project thans is geïntegreerd |
5.8.1 |
5.5.2 |
5.8.2 |
5.5.2 |
6) Prioritaire corridor noord-zuid gasinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa („NSI East Gas”)
PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd |
6.2.1 |
6.2.2 |
6.3 |
6.5.1 |
6.5.3 |
6.5.4 |
6.5.5 |
6.7 |
6.8.3 |
6.9.1 |
6.9.2 |
6.9.3 |
6.11 |
6.12 |
6.16 |
6.17 |
6.19 |
6.20.1 |
6.20.5 |
6.20.6 |
6.21 |
6.22.1 |
6.22.2 |
6.23 |
6.24.1 |
6.25.2 |
Projecten die thans integrale delen van andere PGB’s zijn |
|
Oorspronkelijk PGB-nummer van het project |
Nummer van het PGB waarin het project thans is geïntegreerd |
6.1.1 |
6.2.10 |
6.1.2 |
6.2.11 |
6.1.3 |
6.2.11 |
6.1.4 |
6.2.11 |
6.1.5 |
6.2.11 |
6.1.6 |
6.2.11 |
6.1.7 |
6.2.11 |
6.1.8 |
6.2.2 |
6.1.9 |
6.2.11 |
6.1.10 |
6.2.2 |
6.1.11 |
6.2.2 |
6.1.12 |
6.2.12 |
6.2.3 |
6.2.2 |
6.2.4 |
6.2.2 |
6.2.5 |
6.2.2 |
6.2.6 |
6.2.2 |
6.2.7 |
6.2.2 |
6.2.8 |
6.2.2 |
6.2.9 |
6.2.2 |
6.5.2 |
6.5.6 |
6.6 |
6.26.1 |
6.8.4 |
6.25.4 |
6.13.1 |
6.24.4 |
6.13.2 |
6.24.4 |
6.13.3 |
6.24.4 |
6.14 |
6.24.1 |
6.15.1 |
6.24.10 |
6.15.2 |
6.24.10 |
6.18 |
7.3.4 |
6.24.2 |
6.24.1 |
6.24.3 |
6.24.1 |
6.24.5 |
6.24.4 |
6.24.6 |
6.24.4 |
6.24.7 |
6.24.4 |
6.24.8 |
6.24.4 |
6.24.9 |
6.24.4 |
6.25.3 |
6.24.10 |
6.26.2 |
6.26.1 |
6.26.3 |
6.26.1 |
6.26.4 |
6.26.1 |
6.26.5 |
6.26.1 |
6.26.6 |
6.26.1 |
7) Prioritaire corridor zuidelijke gascorridor („SGC”)
PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd |
7.1.1 |
7.1.2 |
7.1.3 |
7.1.5 |
7.1.7 |
7.2.1 |
7.2.2 |
7.2.3 |
7.4.1 |
7.4.2 |
Projecten die thans integrale delen van andere PGB’s zijn |
|
Oorspronkelijk PGB-nummer van het project |
Nummer van het PGB waarin het project thans is geïntegreerd |
7.1.6 |
7.1.3 |
7.1.4 |
7.3.3 |
7.3.2 |
7.5 |
8) Prioritaire corridor voor het interconnectieplan voor de gasmarkt in het Oostzeegebied („BEMIP Gas”)
PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd |
8.1.2.1 |
8.1.2.2 |
8.1.2.3 |
8.1.2.4 |
8.2.3 |
8.4 |
8.5 |
8.6 |
8.8 |
9) Prioritaire corridor olievoorzieningsverbindingen in centraal Oost-Europa („OSC”)
PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd |
9.1 |
9.2 |
9.3 |
9.4 |
9.5 |
9.6 |
10) Prioritair thematisch gebied Invoering van slimme netwerken
PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd |
10.1 |
10.2 |
10.3 |
10.5 |
10.6 |
10.8 |
10.9 |
11) Prioritair thematisch gebied Elektriciteitssnelwegen
PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd |
1.3 |
1.5 |
1.6 |
1.7 |
1.8 |
1.10 |
1.14 |
1.15 |
1.16 |
1.20 |
2.13 |
12) Prioritair thematisch gebied Grensoverschrijdend koolstofdioxidenetwerk
PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd |
12.1 |
12.2 |
12.6 |
Verklaring van de Europese Commissie betreffende de subsidiabiliteit van projecten van gemeenschappelijk belang met financiële steun van de EU in het kader van trans-Europese energie-infrastructuur (hoofdstuk V van Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ).
De Commissie benadrukt dat zij het belangrijk vindt dat de EU-steun en de nationale steun worden uitgebreid tot subsidies voor werkzaamheden, opdat projecten van gemeenschappelijk belang kunnen worden uitgevoerd die zorgen voor grotere diversificatie van leveringsbronnen, leveringsroutes en tegenpartijen voor levering van energie. De Commissie behoudt zich het recht voor daartoe voorstellen te doen, op basis van de lering die is getrokken uit het toezicht op de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang in het kader van het verslag bedoeld in artikel 17 van de verordening betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur.
( 1 ) Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57).
( 2 ) Verordening (EG) nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 1).
( 3 ) PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1.
( 4 ) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.
( *1 ) PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39.”.
( 5 ) Onder voorbehoud van toetreding en vanaf de toetredingsdatum van Kroatië.
( 6 ) Onder voorbehoud van toetreding en vanaf de toetredingsdatum van Kroatië.
( 7 ) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114.
( 8 ) PB L 295 van 12.11.2010, blz. 1.
( 9 ) Zie bladzijde 39 van dit Publicatieblad.