Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02012D0138-20221120

    Consolidated text: Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 1 maart 2012 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 1310) (2012/138/EU)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2012/138/2022-11-20

    02012D0138 — NL — 20.11.2022 — 002.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 1 maart 2012

    tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 1310)

    (2012/138/EU)

    (PB L 064 van 3.3.2012, blz. 38)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE van 12 juni 2014

      L 175

    38

    14.6.2014

    ►M2

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/2095 VAN DE COMMISSIE van 28 oktober 2022

      L 281

    53

    31.10.2022




    ▼B

    UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 1 maart 2012

    tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 1310)

    (2012/138/EU)



    ▼M2 —————

    ▼B

    Artikel 2

    Invoer van de nader omschreven planten van oorsprong uit derde landen, met uitzondering van China

    Wat betreft de invoer van oorsprong uit derde landen waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, met uitzondering van China, mogen de nader omschreven planten alleen in de Unie worden binnengebracht als zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

    a) 

    zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften, vastgesteld in punt 1 van sectie 1, onder A, van bijlage I;

    b) 

    bij binnenkomst in de Unie zijn zij door het verantwoordelijke officiële orgaan overeenkomstig punt 2 van sectie 1, onder A, van bijlage I geïnspecteerd op de aanwezigheid van het nader omschreven organisme en er zijn geen tekenen van dat organisme gevonden.

    Artikel 3

    Invoer van de nader omschreven planten van oorsprong uit China

    1.  

    Wat de invoer van oorsprong uit China betreft, mogen de nader omschreven planten alleen in de Unie worden binnengebracht, als zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

    a) 

    zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften van punt 1 van sectie 1, onder B, van bijlage I;

    b) 

    bij binnenkomst in de Unie zijn zij door het verantwoordelijke officiële orgaan overeenkomstig punt 2 van sectie 1, onder B, van bijlage I geïnspecteerd op de aanwezigheid van het nader omschreven organisme en er zijn geen tekenen van dat organisme gevonden;

    c) 

    de plaats van productie van die planten:

    i) 

    is aangeduid door één registratienummer dat door de nationale plantenziektekundige dienst van China is toegekend;

    ii) 

    is opgenomen in de meest recente versie van het register dat door de Commissie aan de lidstaten overeenkomstig lid 3 is meegedeeld;

    iii) 

    is in de voorgaande twee jaren niet het onderwerp geweest van een mededeling door de Commissie aan de lidstaten betreffende de verwijdering uit het register overeenkomstig lid 3, en

    iv) 

    is in de voorgaande twee jaren niet het onderwerp geweest van een mededeling door de Commissie aan de lidstaten, als bedoeld in lid 4 of lid 5.

    2.  
    Planten van Acer spp. mogen echter tot en met 30 april 2012 niet in de Unie worden binnengebracht.

    Vanaf 1 mei 2012 is lid 1 op planten van Acer spp. van toepassing.

    3.  
    De Commissie deelt de lidstaten het register van de plaatsen van productie in China mee, dat de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig punt 1, onder b), van sectie 1, onder B, van bijlage I heeft opgesteld.

    Wanneer die dienst het register bijwerkt door de verwijdering van een plaats van productie, omdat die dienst heeft geconstateerd dat de plaats van productie niet langer voldoet aan punt 1, onder b), van sectie 1, onder B, van bijlage I of omdat de Commissie China in kennis heeft gesteld van bewijsmateriaal over de aanwezigheid van het nader omschreven organisme bij invoer van nader omschreven planten uit die plaats van productie, en China de bijgewerkte versie van het register ter beschikking van de Commissie stelt, deelt de Commissie de bijgewerkte versie van het register aan de lidstaten mee.

    Wanneer die dienst het register bijwerkt door opneming van een plaats van productie, omdat die dienst heeft geconstateerd dat die plaats van productie voldoet aan punt 1, onder b), van sectie 1, onder B, van bijlage I stelt China de bijgewerkte versie van het register tezamen met de nodige toelichting ter beschikking van de Commissie. De Commissie deelt die bijgewerkte versie en, zo nodig, de toelichting aan de lidstaten mee.

    Via haar internetinformatiepagina’s maakt de Commissie het register en de bijwerkingen daarvan aan het publiek bekend.

    4.  
    Wanneer de Chinese plantenziektekundige dienst tijdens een inspectie op een geregistreerde plaats van productie, als vastgesteld in de punten ii), iii) en iv) van punt 1, onder b), van sectie 1, onder B, van bijlage I, bewijsmateriaal vindt van de aanwezigheid van het nader omschreven organisme en de Commissie door China van die bevinding in kennis wordt gesteld, deelt de Commissie die bevinding onmiddellijk aan de lidstaten mee.

    Via haar internetinformatiepagina’s maakt de Commissie deze informatie ook aan het publiek bekend.

    5.  
    Wanneer de Commissie beschikt over bewijsmateriaal uit andere bronnen dan die bedoeld in de leden 3 en 4 waaruit blijkt dat een in het register opgenomen plaats van productie niet voldoet aan punt 1, onder b), van sectie 1, onder B, van bijlage I of dat het nader omschreven organisme is aangetroffen op nader omschreven planten ingevoerd uit een dergelijke plaats van productie, deelt zij de informatie betreffende die plaats van productie aan de lidstaten mee.

    Via haar internetinformatiepagina’s maakt de Commissie deze informatie ook aan het publiek bekend.

    ▼M2 —————

    ▼B




    BIJLAGE I

    1.    Specifieke invoervoorschriften

    A.    Invoer van oorsprong uit derde landen, met uitzondering van China

    1. Onverminderd de bepalingen van bijlage III, deel A, punten 9, 16 en 18, en bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 14, 15, 17, 18, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1, 23.2, 32.1, 32.3, 33, 34, 36.1, 39, 40, 43, 44 en 46, bij Richtlijn 2000/29/EG, moeten de nader omschreven planten van oorsprong uit andere derde landen dan China waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, vergezeld gaan van een certificaat, als bedoeld in artikel 13, lid 1, van die richtlijn waarin onder de rubriek „aanvullende verklaring” wordt aangegeven:

    a) 

    dat de planten permanent zijn geteeld in een plaats van productie die is geregistreerd en wordt gecontroleerd door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong en is gelegen in een ziektevrij gebied dat door die dienst is vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen. De naam van het ziektevrije gebied wordt vermeld onder de rubriek „plaats van oorsprong”, of

    ▼M1

    b) 

    de planten gedurende een periode van ten minste twee jaar vóór de uitvoer zijn geteeld, of wat planten jonger dan twee jaar betreft permanent zijn geteeld, in een plaats van productie die vrij van Anoplophora chinensis (Forster) is verklaard overeenkomstig de internationale normen voor fytosanitaire maatregelen en:

    ▼B

    i) 

    die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong, en

    ii) 

    die jaarlijks is onderworpen aan ten minste twee officiële zorgvuldige inspecties naar tekenen van Anoplophora chinensis (Forster), die op geëigende tijdstippen zijn uitgevoerd en waarbij geen tekenen van het organisme zijn gevonden, en

    iii) 

    waar de planten zijn geteeld op een terrein:

    — 
    dat volledig fysiek is beschermd tegen het binnenbrengen van Anoplophora chinensis (Forster), of
    — 
    waar passende preventieve behandelingen worden toegepast en dat is omgeven door een bufferzone met een straal van minstens twee km, waar jaarlijks op geëigende tijdstippen officiële onderzoeken naar de aanwezigheid of tekenen van Anoplophora chinensis (Forster) worden uitgevoerd. Ingeval tekenen van Anoplophora chinensis (Forster) worden gevonden, worden onmiddellijk uitroeiingsmaatregelen genomen om de bufferzone opnieuw ziektevrij te maken, en
    iv) 

    waar de zendingen van de planten onmiddellijk vóór de uitvoer zijn onderworpen aan een officiële zorgvuldige inspectie naar de aanwezigheid van het nader omschreven organisme, met name in de wortels en de stammen van de planten. Deze inspectie moet een doelgerichte destructieve bemonstering omvatten. Het monster voor inspectie moet zodanig groot zijn dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt, of

    c) 

    dat de planten zijn geteeld uit wortelstokken die voldoen aan de voorschriften van punt b) en zijn geënt met enten die aan de volgende vereisten voldoen:

    i) 

    bij uitvoer is de diameter van de geënte enten niet meer dan 1 cm op het dikste punt;

    ii) 

    de geënte planten zijn geïnspecteerd overeenkomstig punt b) iv).

    2. De overeenkomstig punt 1 ingevoerde nader omschreven planten moeten zorgvuldig worden geïnspecteerd op de plaats van binnenkomst of de plaats van bestemming, vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie ( 1 ). De toegepaste inspectiemethoden moeten ervoor zorgen dat alle tekenen van het nader omschreven organisme, met name in de wortels en de stammen van de planten, worden opgespoord. Deze inspectie moet een doelgerichte destructieve bemonstering omvatten. Het monster voor inspectie moet zodanig groot zijn dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt.

    B.    Invoer van oorsprong uit China

    1. Onverminderd de bepalingen van bijlage III, deel A, punten 9, 16 en 18, en bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 14, 15, 17, 18, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1, 23.2, 32.1, 32.3, 33, 34, 36.1, 39, 40, 43, 44 en 46, bij Richtlijn 2000/29/EG, moeten de nader omschreven planten van oorsprong uit China vergezeld gaan van een certificaat, als bedoeld in artikel 13, lid 1, van die richtlijn waarin onder de rubriek „aanvullende verklaring” wordt aangegeven dat:

    a) 

    de planten permanent zijn geteeld in een plaats van productie die is geregistreerd en wordt gecontroleerd door de nationale plantenziektekundige dienst van China en is gelegen in een ziektevrij gebied dat door die dienst is vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen. De naam van het ziektevrije gebied wordt vermeld onder de rubriek „plaats van oorsprong”, of

    ▼M1

    b) 

    de planten gedurende een periode van ten minste twee jaar vóór de uitvoer zijn geteeld, of wat planten jonger dan twee jaar betreft permanent zijn geteeld, in een plaats van productie die vrij van Anoplophora chinensis (Forster) is verklaard overeenkomstig de internationale normen voor fytosanitaire maatregelen en:

    ▼B

    i) 

    die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van China, en

    ii) 

    die jaarlijks is onderworpen aan ten minste twee officiële inspecties naar tekenen van Anoplophora chinensis (Forster), die op geëigende tijdstippen zijn uitgevoerd en waarbij geen tekenen van het organisme zijn gevonden, en

    iii) 

    waar de planten zijn geteeld op een terrein:

    — 
    dat volledig fysiek is beschermd tegen het binnenbrengen van Anoplophora chinensis (Forster), of
    — 
    waar passende preventieve behandelingen worden toegepast en dat is omgeven door een bufferzone met een straal van minstens twee km, waar jaarlijks op geëigende tijdstippen officiële onderzoeken naar de aanwezigheid of tekenen van Anoplophora chinensis (Forster) worden uitgevoerd. Ingeval tekenen van Anoplophora chinensis (Forster) worden gevonden, worden onmiddellijk uitroeiingsmaatregelen genomen om de bufferzone opnieuw ziektevrij te maken, en
    iv) 

    waar de zendingen van de planten onmiddellijk vóór de uitvoer zijn onderworpen aan een officiële zorgvuldige inspectie, inclusief een doelgerichte destructieve bemonstering van elke partij, naar de aanwezigheid van Anoplophora chinensis (Forster), met name in de wortels en de stammen van de planten.

    Het monster voor inspectie is zodanig groot dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt, of

    c) 

    dat de planten zijn geteeld uit wortelstokken die voldoen aan de voorschriften van punt b) en zijn geënt met enten die aan de volgende vereisten voldoen:

    i) 

    bij uitvoer is de diameter van de geënte enten niet meer dan 1 cm op het dikste punt;

    ii) 

    de geënte planten zijn geïnspecteerd overeenkomstig punt b) iv);

    d) 

    het registratienummer van de plaats van productie.

    2. De overeenkomstig punt 1 ingevoerde nader omschreven planten moeten zorgvuldig worden geïnspecteerd op de plaats van binnenkomst of de plaats van bestemming, vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 2004/103/EG. De toegepaste inspectiemethoden, inclusief doelgerichte destructieve bemonstering van elke partij, moeten ervoor zorgen dat alle tekenen van het nader omschreven organisme, met name in de wortels en de stammen van de planten, worden opgespoord. Het monster voor inspectie moet zodanig groot zijn dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt.

    De in de eerste alinea bedoelde destructieve bemonstering wordt uitgevoerd op het in de volgende tabel vastgestelde niveau:



    Aantal planten in de partij

    Niveau destructieve bemonstering (aantal te snijden planten)

    1-4 500

    10 % van de partijgrootte

    > 4 500

    450

    2.    Vervoersvoorwaarden

    ▼M1

    1. De nader omschreven planten van oorsprong ( 2 ) uit afgebakende gebieden in de Unie mogen alleen binnen de Unie worden vervoerd als zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat is opgesteld en afgegeven overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie ( 3 ) en gedurende een periode van minstens twee jaar vóór het vervoer zijn geteeld, of wat planten jonger dan twee jaar betreft permanent zijn geteeld, in een plaats van productie:

    ▼B

    i) 

    die is geregistreerd overeenkomstig Richtlijn 92/90/EEG van de Commissie ( 4 ), en

    ii) 

    die jaarlijks is onderworpen aan ten minste twee officiële zorgvuldige inspecties naar tekenen van het nader omschreven organisme, die op geëigende tijdstippen zijn uitgevoerd en waarbij geen tekenen van het nader omschreven organisme zijn gevonden; zo nodig moet deze inspectie een doelgerichte destructieve bemonstering van de wortels en stammen van de planten omvatten; het monster voor inspectie moet zodanig groot zijn dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt, en

    iii) 

    die is gelegen in een afgebakend gebied waar de planten zijn geteeld op een terrein:

    — 
    dat volledig fysiek is beschermd tegen het binnenbrengen van het nader omschreven organisme, of
    — 
    waar passende preventieve behandelingen worden toegepast of een doelgerichte destructieve bemonstering op elke partij van de nader omschreven planten, vóórdat zij worden vervoerd, wordt uitgevoerd op het niveau dat is vastgesteld in de tabel in punt 2 van deel B van sectie 1 en waar in elk geval jaarlijks op geëigende tijdstippen binnen een straal van minstens één km rond het terrein officiële onderzoeken naar de aanwezigheid of tekenen van het nader omschreven organisme worden uitgevoerd en het nader omschreven organisme of tekenen daarvan niet zijn gevonden.

    Wortelstokken die aan de voorschriften van lid 1 voldoen, mogen worden geënt met enten die niet onder deze omstandigheden zijn geteeld, maar waarvan de diameter op het dikste punt niet groter is dan 1 cm.

    2. Nader omschreven planten niet van oorsprong ( 5 ) uit afgebakende gebieden, maar binnengebracht in een plaats van productie in dergelijke gebieden, mogen binnen de Unie worden vervoerd op voorwaarde dat deze plaats van productie voldoet aan de voorschriften van punt 1, onder iii) en alleen als de planten vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat is opgesteld en afgegeven overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG.

    3. Nader omschreven planten die zijn ingevoerd uit derde landen waarvan overeenkomstig sectie 1 bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, mogen binnen de Unie alleen worden vervoerd, als zij vergezeld gaan van het in punt 1 bedoelde plantenpaspoort.

    ▼M2 —————



    ( 1 ) PB L 313 van 12.10.2004, blz. 16.

    ( 2 ) Glossary of Phytosanitary Terms — Reference Standard ISPM No. 5 and Phytosanitary certificates — Reference Standard ISPM No. 12 by the Secretariat of the International Plant Protection Convention, Rome.

    ( 3 ) PB L 4 van 8.1.1993, blz. 22.

    ( 4 ) PB L 344 van 26.11.1992, blz. 38.

    ( 5 ) Glossary of Phytosanitary Terms — Reference Standard ISPM No. 5 and Phytosanitary certificates — Reference Standard ISPM No. 12 by the Secretariat of the International Plant Protection Convention, Rome.

    Top