Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02012A1013(01)-20220419

    Consolidated text: Monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco

    02012A1013(01) — NL — 19.04.2022 — 006.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    MONETAIRE OVEREENKOMST

    tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco

    (PB C 310 van 13.10.2012, blz. 1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

     M1

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 2 juli 2014 2014/C 211/04

      C 211

    3

    5.7.2014

     M2

    BESLUIT (EU) 2015/766 VAN DE COMMISSIE van 12 mei 2015

      L 120

    50

    13.5.2015

     M3

    BESLUIT (EU) 2015/2363 VAN DE COMMISSIE van 16 december 2015

      L 331

    37

    17.12.2015

     M4

    BESLUIT (EU) 2018/494 VAN DE COMMISSIE van 22 maart 2018

      L 81

    65

    23.3.2018

     M5

    BESLUIT (EU) 2019/512 VAN DE COMMISSIE van 26 maart 2019

      L 85

    31

    27.3.2019

     M6

    BESLUIT (EU) 2020/26 VAN DE COMMISSIE van 13 januari 2020

      L 8

    32

    14.1.2020

     M7

    BESLUIT (EU) 2021/144 VAN DE COMMISSIE van 5 februari 2021

      L 43

    25

    8.2.2021

    ►M8

    BESLUIT (EU) 2022/506 VAN DE COMMISSIE van 29 maart 2022

      L 102

    24

    30.3.2022




    ▼B

    MONETAIRE OVEREENKOMST

    tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco

    2012/C 310/01



    DE EUROPESE UNIE, vertegenwoordigd door de Franse Republiek en de Europese Commissie,

    en

    HET VORSTENDOM MONACO,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op grond van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 is met ingang van 1 januari 1999 de munteenheid van elke lidstaat die deelneemt aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, waaronder Frankrijk, vervangen door de euro.

    (2)

    Tussen Frankrijk en het Vorstendom Monaco bestonden reeds vóór de invoering van de euro bilaterale monetaire en bancaire overeenkomsten, in het bijzonder de Frans-Monegaskische overeenkomst inzake deviezencontrole van 14 april 1945 en de Nabuurschapsovereenkomst van 18 mei 1963.

    (3)

    Bij Besluit van de Raad van 31 december 1998 ( 1 ) is het Vorstendom Monaco het recht verleend om de euro vanaf 1 januari 1999 als zijn officiële munteenheid te gebruiken.

    (4)

    Op 24 december 2001 heeft de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Franse Republiek in samenwerking met de Commissie en de ECB, een monetaire overeenkomst met het Vorstendom Monaco gesloten. De Nabuurschapsovereenkomst tussen de Franse Republiek en het Vorstendom Monaco is dienovereenkomstig geactualiseerd.

    (5)

    Krachtens de voorliggende monetaire overeenkomst behoudt het Vorstendom Monaco het recht om de euro als zijn officiële munteenheid te gebruiken en om de status van wettig betaalmiddel toe te kennen aan eurobankbiljetten en -munten. De in de bijlage bij deze overeenkomst vermelde regelgeving van de Europese Unie geldt op zijn grondgebied onder de in deze overeenkomst vastgestelde voorwaarden.

    (6)

    Het Vorstendom Monaco moet erop toezien dat de communautaire bepalingen inzake de eurobankbiljetten en -munten gelden op zijn grondgebied. Deze biljetten en munten moeten op afdoende wijze tegen valsemunterij worden beschermd. Het is van belang dat het Vorstendom Monaco alle noodzakelijke maatregelen neemt om valsemunterij te bestrijden en op dit gebied samen te werken met de Commissie, de ECB, Frankrijk en de Europese Politiedienst (Europol).

    (7)

    Bij deze monetaire overeenkomst kunnen geen rechten worden verleend aan kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen die op het grondgebied van het Vorstendom Monaco gevestigd zijn, met betrekking tot de vrijheid van vestiging en de vrije dienstverrichting in de Europese Unie. Bij deze overeenkomst worden geen rechten verleend aan kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen die op het grondgebied van de Europese Unie gevestigd zijn, met betrekking tot de vrijheid van vestiging en de vrije dienstverrichting in het Vorstendom Monaco.

    (8)

    De ECB en de nationale centrale banken zijn niet op grond van deze monetaire overeenkomst verplicht om de financiële instrumenten van het Vorstendom Monaco op te nemen in de lijst(en) van effecten die voor de monetaire beleidstransacties van het Europees Stelsel van centrale banken in aanmerking komen.

    (9)

    Het Vorstendom Monaco heeft op zijn grondgebied beheermaatschappijen die werkzaam zijn op het gebied van het beheer voor rekening van derden of de doorgifte van orders en wier diensten uitsluitend onder het Monegaskisch recht vallen, zulks onverminderd de in artikel 11, lid 6, genoemde verplichtingen. Deze maatschappijen kunnen geen toegang krijgen tot betalings- en effectenafwikkelingssystemen.

    (10)

    In aansluiting op de historische banden tussen Frankrijk en het Vorstendom Monaco en op de beginselen van de monetaire overeenkomst van 24 december 2001 verbinden de Europese Unie en het Vorstendom Monaco zich ertoe te goeder trouw samen te werken om een goede werking van deze overeenkomst als zodanig te waarborgen.

    (11)

    Er wordt een gemengd comité bestaande uit vertegenwoordigers van het Vorstendom Monaco, de Franse Republiek, de Europese Commissie en de ECB ingesteld om de toepassing van deze overeenkomst te analyseren, om het jaarlijkse plafond voor de uitgifte van munten onder de in artikel 3 bepaalde voorwaarden vast te stellen, om te onderzoeken of het minimumaandeel van de munten dat tegen nominale waarde in omloop zal worden gebracht, toereikend is, en om de door het Vorstendom Monaco genomen maatregelen tot uitvoering van de relevante EU-wetgeving te beoordelen.

    (12)

    Het Hof van Justitie van de Europese Unie moet worden belast met de beslechting van geschillen die verband houden met de niet-nakoming van een verplichting of met de schending van een bepaling zoals opgenomen in deze overeenkomst, en ten aanzien waarvan is vastgesteld dat de partijen niet tot onderlinge overeenstemming konden komen,

    HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT HETGEEN VOLGT:



    Artikel 1

    Het Vorstendom Monaco heeft het recht de euro als zijn officiële munteenheid te gebruiken, in overeenstemming met de Verordeningen (EG) nr. 1103/97 en (EG) nr. 974/98, als gewijzigd. Het Vorstendom Monaco kent de status van wettig betaalmiddel toe aan eurobankbiljetten en -munten.

    Artikel 2

    Het Vorstendom Monaco geeft geen bankbiljetten of munten uit, tenzij de voorwaarden voor de uitgifte daarvan met de Europese Unie zijn overeengekomen. De voorwaarden voor de uitgifte van euromunten vanaf 1 januari 2011 worden in de navolgende artikelen vastgelegd.

    Artikel 3

    1.  

    Het jaarlijkse plafond, in waardetermen, voor de uitgifte van euromunten door het Vorstendom Monaco omvat:

    een vast deel, waarvan het initiële bedrag voor 2011 op 2 340 000 EUR wordt vastgesteld,
    een variabel deel dat, in waardetermen, overeenstemt met de gemiddelde muntuitgifte per hoofd van de bevolking van de Franse Republiek in het jaar n-1, vermenigvuldigd met het aantal inwoners van het Vorstendom Monaco.

    Het gemengd comité kan het vaste deel jaarlijks herzien om rekening te houden met de inflatie — op basis van de HICP-inflatie van de Franse Republiek in het jaar n-1 — en met eventuele belangrijke ontwikkelingen die de verzamelaarsmarkt voor euromunten beïnvloeden.

    2.  
    Het Vorstendom Monaco mag ook een speciale herdenkingsmunt en/of munten voor verzamelaars uitgeven naar aanleiding van gebeurtenissen die voor het Vorstendom een bijzondere betekenis hebben. Indien de totale uitgifte als gevolg van deze speciale uitgifte het in lid 1 vastgelegde plafond overschrijdt, wordt de waarde van deze uitgifte verantwoord door het overblijvende deel van het plafond van het voorgaande jaar te gebruiken, en/of in mindering gebracht op het plafond van het volgende jaar.

    Artikel 4

    1.  
    De door het Vorstendom Monaco uitgegeven euromunten zijn, wat de nominale waarde, de wettigheid als betaalmiddel, de technische specificaties, de artistieke kenmerken van de gemeenschappelijke zijde en de gemeenschappelijke artistieke kenmerken van de nationale zijde betreft, identiek aan de euromunten die worden uitgegeven door de lidstaten van de Europese Unie die de euro hebben aangenomen.
    2.  
    Het Vorstendom Monaco brengt de ontwerpen van de nationale zijde van zijn euromunten vooraf ter kennis van de Commissie, die verifieert of de EU-voorschriften in acht zijn genomen.

    Artikel 5

    Frankrijk stelt het Hôtel de la Monnaie de Paris ter beschikking voor het slaan van de munten van het Vorstendom Monaco, overeenkomstig artikel 18 van de Nabuurschapsovereenkomst tussen Frankrijk en het Vorstendom Monaco van 18 mei 1963.

    Artikel 6

    1.  
    De door het Vorstendom Monaco uitgegeven hoeveelheid euromunten wordt opgeteld bij de door Frankrijk uitgegeven hoeveelheid munten met het oog op de goedkeuring door de Europese Centrale Bank van de totale omvang van de uitgifte van Frankrijk overeenkomstig artikel 128, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
    2.  
    Het Vorstendom Monaco deelt de Franse Republiek elk jaar uiterlijk op 1 september de hoeveelheid en de nominale waarde mee van de euromunten die het voornemens is het volgende jaar uit te geven. Ook deelt het de Commissie mee welke de beoogde uitgiftevoorwaarden van zijn munten zijn.
    3.  
    Het Vorstendom Monaco deelt de in lid 2 bedoelde informatie voor het jaar 2011 mee bij de ondertekening van deze overeenkomst.
    4.  
    Zonder afbreuk te doen aan de uitgifte van munten voor verzamelaars, brengt het Vorstendom Monaco ten minste 80 % van de euromunten die het jaarlijks uitgeeft, tegen nominale waarde in omloop. Het gemengd comité onderzoekt om de vijf jaar of het minimumaandeel van de munten dat tegen nominale waarde in omloop zal worden gebracht, voldoende is en kan eventueel besluiten dit aandeel te wijzigen.

    Artikel 7

    1.  
    Het Vorstendom Monaco mag euromunten voor verzamelaars uitgeven. Deze worden meegerekend voor het in artikel 3 bedoelde jaarlijkse plafond. De uitgifte van euromunten voor verzamelaars door het Vorstendom Monaco geschiedt in overeenstemming met de EU-richtsnoeren voor euromunten voor verzamelaars, die met name het gebruik van technische specificaties, artistieke kenmerken en denominaties inhouden op grond waarvan euromunten voor verzamelaars van voor de circulatie bestemde munten kunnen worden onderscheiden.
    2.  
    Door het Vorstendom Monaco uitgegeven munten voor verzamelaars zijn in de Europese Unie geen wettig betaalmiddel.

    Artikel 8

    Het Vorstendom Monaco neemt alle noodzakelijke maatregelen om valsemunterij te bestrijden en op dit gebied samen te werken met de Commissie, de ECB, Frankrijk en de Europese Politiedienst (Europol).

    Artikel 9

    Het Vorstendom Monaco verbindt zich ertoe:

    a) 

    de in bijlage A vermelde rechtsbesluiten en regelgeving van de Europese Unie die onder de werkingssfeer van artikel 11, lid 2, vallen en rechtstreeks door Frankrijk worden toegepast, alsmede de bepalingen die door Frankrijk zijn vastgesteld ter omzetting van deze rechtsbesluiten en regelgeving, toe te passen overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, leden 2 en 3;

    b) 

    overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, leden 4, 5 en 6, en op de volgende gebieden maatregelen te nemen die gelijkwaardig zijn met de in bijlage B vermelde rechtsbesluiten en regelgeving van de Europese Unie die rechtstreeks of na omzetting ervan door de lidstaten worden toegepast:

    — 
    het bancair en financieel recht, alsmede de voorkoming van het witwassen van geld op de gebieden en overeenkomstig het bepaalde in artikel 11;
    — 
    preventie van fraude met en vervalsing van contante en girale betaalmiddelen, medailles en penningen;
    c) 

    de rechtsbesluiten en regelgeving van de Europese Unie inzake de eurobankbiljetten en -munten, alsmede de op basis van artikel 133 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genomen maatregelen die nodig zijn voor het gebruik van de euro als eenheidsmunt, rechtstreeks op zijn grondgebied toe te passen, tenzij in deze overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald. De Commissie houdt de Monegaskische autoriteiten via het gemengd comité op de hoogte van de besluiten en regelgeving in kwestie.

    Artikel 10

    1.  
    Kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen waaraan vergunning is verleend om op het grondgebied van het Vorstendom Monaco werkzaam te zijn, kunnen onder de in artikel 11 gestelde voorwaarden deelnemen aan interbancaire betalingssystemen en effectenafwikkelingssystemen in de Europese Unie, zulks volgens dezelfde uitvoeringsbepalingen als kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen die op het grondgebied van Frankrijk gevestigd zijn, mits zij voldoen aan de voorwaarden die gelden voor het verkrijgen van toegang tot deze systemen.
    2.  
    Kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen die op het grondgebied van het Vorstendom Monaco zijn gevestigd worden, onder de in artikel 11 gestelde voorwaarden, door de Banque de France aan dezelfde bepalingen voor de uitvoering van de door de ECB vastgestelde voorschriften voor monetaire beleidsinstrumenten en -procedures onderworpen als kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen die op het grondgebied van Frankrijk gevestigd zijn.

    Artikel 11

    1.  
    Rechtsbesluiten welke door de Raad worden aangenomen op basis van artikel 129, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, juncto artikel 5, lid 4, artikel 19, lid 1, of artikel 34, lid 3, van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de Statuten genoemd), of welke door de ECB worden aangenomen op basis van bovengenoemde rechtsbesluiten van de Raad, dan wel op basis van de artikelen 5, 16, 18, 19, 20 en 22, alsmede artikel 34, lid 3, van de Statuten, of welke door de Banque de France worden aangenomen ter uitvoering van de rechtsbesluiten van de ECB, zijn van toepassing op het grondgebied van het Vorstendom Monaco. Hetzelfde geldt voor eventuele wijzigingen van deze besluiten.
    2.  
    Het Vorstendom Monaco past de bepalingen toe die door Frankrijk zijn vastgesteld ter omzetting van de in bijlage A vermelde EU-besluiten inzake de werkzaamheden van en de controle op kredietinstellingen en inzake de voorkoming van systeemrisico's in betalings- en effectenafwikkelingssystemen. Daartoe past het Vorstendom Monaco in de eerste plaats de bepalingen toe van de Franse monetaire en financiële wetgeving inzake de werkzaamheden van en de controle op kredietinstellingen, alsmede van de ter uitvoering daarvan vastgestelde regelgeving, zoals overeengekomen bij de Frans-Monegaskische overeenkomst inzake deviezencontrole van 14 april 1945 en de briefwisselingen tussen de regering van de Franse Republiek en de regering van Zijne Doorluchtigheid de Vorst van Monaco van 18 mei 1963, 10 mei 2001, 8 november 2005 en 20 oktober 2010 inzake de bancaire regelgeving, en past het in de tweede plaats de bepalingen toe van de Franse monetaire en financiële wetgeving inzake de voorkoming van systeemrisico's in betalings- en effectenafwikkelingssystemen.
    3.  
    De lijst van bijlage A wordt telkens door de Commissie aangepast wanneer de teksten gewijzigd worden en wanneer een nieuwe tekst wordt aangenomen door de Europese Unie, met inachtneming van de datum van inwerkingtreding van de omzetting van de teksten. Het Vorstendom Monaco past de in bijlage A vermelde rechtsbesluiten en regelgeving na de opname ervan in het Franse recht toe overeenkomstig het bepaalde in lid 2. Bij elke aanpassing wordt de geactualiseerde lijst bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (PBEU).
    4.  
    Het Vorstendom Monaco treft maatregelen die gelijkwaardig zijn met de maatregelen die de lidstaten nemen uit hoofde van de in bijlage B vermelde EU-besluiten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst. Het in artikel 13 bedoelde gemengd comité gaat volgens een door dat comité te bepalen procedure na of de door Monaco genomen maatregelen gelijkwaardig zijn met die welke de lidstaten nemen uit hoofde van de hierboven bedoelde EU-besluiten.
    5.  
    Onverminderd de in lid 9 bedoelde procedure wordt de lijst van bijlage B bij besluit van het gemengd comité gewijzigd. Daartoe stelt de Commissie, zodra zij een nieuw wetgevingsbesluit op een door deze overeenkomst bestreken gebied heeft vastgesteld, en zij van mening is dat dit besluit in de lijst van bijlage B moet worden opgenomen, het Vorstendom Monaco daarvan in kennis. Het Vorstendom Monaco ontvangt een afschrift van de in de verschillende stadia van de wetgevingsprocedure door de instellingen en organen van de Europese Unie opgestelde documenten. De Commissie maakt de aldus aangepaste bijlage B in het PBEU bekend.

    Het gemengd comité beslist daarna ook over passende en redelijke termijnen voor de tenuitvoerlegging door het Vorstendom Monaco van de nieuwe rechtsbesluiten en regelgeving die aan bijlage B zijn toegevoegd.

    6.  
    Het Vorstendom Monaco treft maatregelen van gelijke werking als die van de in bijlage B vermelde EU-richtlijnen inzake de bestrijding van het witwassen van geld, overeenkomstig de aanbevelingen van de internationale Financiële Actiegroep Witwassen van Geld (FATF). Over de opname, in bijlage B, van de EU-verordeningen inzake de bestrijding van het witwassen van geld beslist het gemengd comité op ad-hocbasis. De financiële inlichtingeneenheid van het Vorstendom Monaco en die van de lidstaten van de Europese Unie zetten hun samenwerking op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld actief voort.
    7.  
    Kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen en andere informatieplichtigen die op het grondgebied van het Vorstendom Monaco gevestigd zijn, zijn onderworpen aan de sancties en tuchtprocedures die worden toegepast indien de in de vorige leden bedoelde rechtsbesluiten worden geschonden. Het Vorstendom Monaco ziet toe op de toepassing van de door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig het onderhavige artikel opgelegde sancties.
    8.  
    Rechtsbesluiten, zoals bedoeld in lid 1, treden in het Vorstendom Monaco op dezelfde datum in werking als in de Europese Unie voor wat betreft de besluiten die worden bekendgemaakt in het PBEU, en op dezelfde datum als in Frankrijk voor wat betreft de besluiten die worden bekendgemaakt in de staatscourant van de Franse Republiek (Journal officiel de la République Française). Rechtsbesluiten met algemene draagwijdte, zoals bedoeld in lid 1, die in het PBEU noch in de staatscourant van de Franse Republiek worden bekendgemaakt, treden in werking op de datum waarop ze aan de Monegaskische autoriteiten worden meegedeeld. Besluiten met individuele draagwijdte, zoals bedoeld in lid 1, zijn toepasselijk met ingang van de datum van kennisgeving aan de adressaten.
    9.  
    Voordat vergunningen worden verleend aan beleggingsondernemingen die zich op het grondgebied van het Vorstendom Monaco willen vestigen en er mogelijk andere beleggingsdiensten zouden aanbieden dan het beheer voor rekening van derden en de doorgifte van orders, en onverminderd de in lid 6 genoemde verplichtingen verbindt het Vorstendom Monaco zich ertoe maatregelen van gelijke werking te treffen als die van de vigerende EU-rechtsbesluiten inzake deze diensten. In afwijking van de procedure van lid 5 worden deze besluiten dan door de Commissie opgenomen in bijlage B.

    Artikel 12

    1.  
    Het Hof van Justitie van de Europese Unie is de rechterlijke instantie die de exclusieve bevoegdheid heeft voor de beslechting van alle geschillen tussen de partijen die verband houden met de niet-nakoming van een verplichting of met een schending van een bepaling zoals opgenomen in deze overeenkomst, en die niet in het gemengd comité konden worden opgelost. De partijen verbinden zich ertoe alles in het werk te stellen om in het gemengd comité tot een minnelijke schikking te komen.
    2.  
    Als binnen dit kader geen minnelijke schikking kan worden getroffen, kan de Europese Unie op aanbeveling van de Commissie na advies van Frankrijk en van de ECB over de aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen, of het Vorstendom Monaco de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie indien uit het voorafgaande onderzoek door het gemengd comité blijkt dat de andere partij een verplichting niet is nagekomen of een bepaling heeft geschonden zoals opgenomen in deze overeenkomst. Het arrest van het Hof is bindend voor de partijen, die gehouden zijn de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest binnen de termijn die het Hof in zijn arrest heeft vastgesteld.
    3.  
    Ingeval de Europese Unie of het Vorstendom Monaco nalaat om binnen de gestelde termijn de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest, kan de andere partij de overeenkomst onmiddellijk opzeggen.
    4.  
    Alle aangelegenheden die verband houden met de geldigheid van conform deze overeenkomst genomen besluiten van de instellingen en organen van de Europese Unie, vallen onder de uitsluitende bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie. In het bijzonder kan elke natuurlijke of rechtspersoon die op het grondgebied van het Vorstendom Monaco woont, de rechtsmiddelen instellen die aan op het grondgebied van Frankrijk wonende natuurlijke of rechtspersonen tegen rechtsbesluiten ter beschikking staan, ongeacht de vorm en de aard van het voor deze persoon bestemde besluit.

    Artikel 13

    1.  
    Het gemengd comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van het Vorstendom Monaco en de Europese Unie. Het gemengd comité houdt gedachtewisselingen, wisselt informatie uit en neemt de in de artikelen 3, 6 en 11 bedoelde besluiten. Het comité onderzoekt de door het Vorstendom Monaco genomen maatregelen en tracht eventuele geschillen die uit de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst voortvloeien, op te lossen. Het stelt zijn reglement van orde vast.
    2.  
    De delegatie van de Europese Unie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Franse Republiek, die tevens voorzitter is, de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank. De delegatie van de Europese Unie stelt haar reglement van orde bij consensus vast.
    3.  
    De Monegaskische delegatie is samengesteld uit vertegenwoordigers die zijn aangewezen door de Ministre d’Etat en heeft als voorzitter de Conseiller de Gouvernement pour les Finances et l’Economie dan wel diens vertegenwoordiger.
    4.  
    Het Comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen, alsmede telkens wanneer een van zijn leden het, met name in verband met wetgevingsontwikkelingen op Europees, Frans of Monegaskisch niveau, nodig acht dat het comité bijeenkomt om de taken te vervullen waarmee het in het kader van deze overeenkomst is belast. Het voorzitterschap wordt door de voorzitter van de delegatie van de Europese Unie en de voorzitter van de Monegaskische delegatie bij toerbeurt uitgeoefend voor de periode van één jaar. Het gemengd comité neemt zijn besluiten met eenparigheid van stemmen.
    5.  
    Het secretariaat van het comité is samengesteld uit twee personen, van wie de een wordt benoemd door de voorzitter van de Monegaskische delegatie en de ander door de voorzitter van de delegatie van de Europese Unie. Het secretariaat neemt ook deel aan de vergaderingen van het comité.

    Artikel 14

    Elke overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst opzeggen met een opzegtermijn van een jaar.

    Artikel 15

    Deze overeenkomst is gesteld in het Frans en kan eventueel worden vertaald in de andere talen van de Europese Unie. Rechtsgeldig blijft echter alleen de Franse versie.

    Artikel 16

    Deze overeenkomst treedt in werking op 1 december 2011.

    Artikel 17

    De monetaire overeenkomst van 24 december 2001 wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst ingetrokken. Verwijzingen naar de overeenkomst van 24 december 2001 worden gelezen als verwijzingen naar deze overeenkomst.

    Gedaan te Brussel, in drie in het Frans gestelde oorspronkelijke exemplaren.

    Voor de Europese Unie

    Olli REHN

    Vicevoorzitter van de Europese Commissie, bevoegd voor economische en monetaire aangelegenheden

    François BAROIN

    Minister van Economische Zaken, Financiën en Industrie van de Republiek Frankrijk

    Voor het Vorstendom Monaco

    Michel ROGER

    Minister van staat

    ▼M8

    BIJLAGE A



     

    Wetgeving inzake de werkzaamheden van en de controle op kredietinstellingen en inzake de voorkoming van systeemrisico’s in betalings- en effectenafwikkelingssystemen

    1

    De op kredietinstellingen toepasselijke bepalingen van:

    Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1)

     

    gewijzigd bij:

    2

    Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28)

    3

    Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, banken en andere financiële instellingen, en verzekeringsondernemingen (PB L 178 van 17.7.2003, blz. 16)

    4

    Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, 83/349/EEG van de Raad betreffende de geconsolideerde jaarrekening, 86/635/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen (PB L 224 van 16.8.2006, blz. 1)

    5

    Richtlijn 89/117/EEG van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de verplichtingen inzake openbaarmaking van jaarstukken voor in een lidstaat gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen die hun hoofdkantoor buiten deze lidstaat hebben (PB L 44 van 16.2.1989, blz. 40)

    6

    Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45)

     

    gewijzigd bij:

    7

    Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (PB L 146 van 10.6.2009, blz. 37)

    8

    Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120)

    9

    Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1)

    10

    Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1)

    11

    Richtlijn (EU) 2019/879 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU met betrekking tot de verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en Richtlijn 98/26/EG (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 296) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

    12

    Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (PB L 125 van 5.5.2001, blz. 15)

     

    gewijzigd bij:

    13

    Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190)

    14

    Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43)

     

    gewijzigd bij:

    15

    Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (PB L 146 van 10.6.2009, blz. 37)

    16

    Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190)

    17

    Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365 en Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PB L 22 van 22.1.2021, blz. 1)

    18

    Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

     

    gewijzigd bij:

    19

    Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 92/49/EEG en 93/6/EEG van de Raad en de Richtlijnen 94/19/EG, 98/78/EG, 2000/12/EG, 2001/34/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële diensten (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9)

    20

    Richtlijn 2008/25/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 40)

    21

    Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120)

    22

    Richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 113)

    23

    Met uitzondering van titel V:

    Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338)

    24

    Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 64)

    25

    Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7)

     

    gewijzigd bij:

    26

    Met uitzondering van titel V:

    Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338)

    27

    Met uitzondering van de titels III en IV:

    Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35)

    28

    Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12)

     

    gewijzigd bij:

    29

    Verordening (EU) nr. 1022/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 5)

    30

    Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34)

    31

    Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190)

    32

    Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1)

    33

    Met uitzondering van de titels III en IV:

    Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35)

    34

    Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 1)

    35

    Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

     

    gewijzigd bij:

    36

    Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1)

    37

    Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190)

    38

    Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

     

    gewijzigd bij:

    39

    Verordening (EU) 2016/1033 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2016 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) nr. 596/2014 betreffende marktmisbruik en Verordening (EU) nr. 909/2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (PB L 175 van 30.6.2016, blz. 1)

    40

    Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) (nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73)

    41

    Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1) wat kredietinstellingen betreft

    42

    Verordening (EU) 2019/834 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de clearingverplichting, de opschorting van de clearingverplichting, de rapportagevereisten, de risicolimiteringstechnieken voor otc-derivatencontracten die niet door een centrale tegenpartij worden gecleard, de registratie van het toezicht op transactieregisters en de vereisten voor transactieregisters (PB L 141 van 28.5.2019, blz. 42)

    43

    Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 1) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

    44

    Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365 en Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PB L 22 van 22.1.2021, blz. 1)

    45

    Verordening (EU) 2021/168 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1011 wat betreft de vrijstelling van bepaalde benchmarks voor contante wisselkoersen van valuta’s van derde landen en de aanwijzing van vervangingen voor bepaalde benchmarks die worden stopgezet, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 49 van 12.2.2021, blz. 6)

    46

    Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

     

    gewijzigd bij:

    47

    Verordening (EU) 2017/2395 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de overgangsregelingen ter beperking van de gevolgen van de invoering van IFRS 9 voor het eigen vermogen en ter behandeling als grote risicoblootstellingen van blootstellingen met betrekking tot bepaalde overheidsinstanties welke in de nationale valuta van een lidstaat luiden (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 27)

    48

    Verordening (EU) 2017/2401 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 1)

    49

    Verordening (EU) 2019/630 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 4)

    50

    Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 1) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

    51

    Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 1)

    52

    Verordening (EU) 2020/873 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2020 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 575/2013 en (EU) 2019/876 wat betreft bepaalde aanpassingen in respons op de COVID-19-pandemie (PB L 204 van 26.6.2020, blz. 4)

    53

    Verordening (EU) 2021/558 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft aanpassingen aan het securitisatiekader ter ondersteuning van het economisch herstel in respons op de COVID-19-crisis (PB L 116 van 6.4.2021, blz. 25)

    54

    Met uitzondering van titel V:

    Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

     

    gewijzigd bij:

    55

    Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190)

    56

    Richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 253) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

    57

    Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 64)

    58

    Richtlijn (EU) 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2021 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, productgovernance en positielimieten, en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/878 wat betreft de toepassing daarvan op beleggingsondernemingen, om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-crisis (PB L 68 van 26.2.2021, blz. 14)

    59

    Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (herschikking) (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149)

    60

    Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

     

    gewijzigd bij:

    61

    Richtlijn (EU) 2017/2399 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU wat betreft de rang van ongedekte schuldinstrumenten in de insolventierangorde (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 96)

    62

    Richtlijn (EU) 2019/879 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU met betrekking tot de verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en Richtlijn 98/26/EG (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 296) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

    63

    Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 64)

    64

    Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365 en Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PB L 22 van 22.1.2021, blz. 1)

    65

    De op kredietinstellingen toepasselijke bepalingen, met uitzondering van de artikelen 34, 35 en 36 en van titel III, van:

    Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (herschikking) (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

     

    gewijzigd bij:

    66

    Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1)

    67

    Richtlijn (EU) 2016/1034 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2016 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten (PB L 175 van 30.6.2016, blz. 8)

    68

    Met uitzondering van artikel 64, lid 5:

    Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 64)

    69

    Richtlijn (EU) 2019/2177 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2019 tot wijziging van Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II), Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten, en van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (PB L 334 van 27.12.2019, blz. 155)

    70

    Richtlijn (EU) 2020/1504 van het Europees Parlement en de Raad van woensdag 7 oktober 2020 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten (PB L 347 van 20.10.2020, blz. 50)

    71

    Richtlijn (EU) 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2021 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, productgovernance en positielimieten, en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/878 wat betreft de toepassing daarvan op beleggingsondernemingen, om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-crisis (PB L 68 van 26.2.2021, blz. 14)

    72

    Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1)

     

    gewijzigd bij:

    73

    Verordening (EU) 2016/1033 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2016 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) nr. 596/2014 betreffende marktmisbruik en Verordening (EU) nr. 909/2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (PB L 175 van 30.6.2016, blz. 1)

    74

    De op kredietinstellingen toepasselijke bepalingen van:

    Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84)

     

    gewijzigd bij:

    75

    Verordening (EU) 2016/1033 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2016 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) nr. 596/2014 betreffende marktmisbruik en Verordening (EU) nr. 909/2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (PB L 175 van 30.6.2016, blz. 1)

    76

    Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 1)

    77

    Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365 en Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PB L 22 van 22.1.2021, blz. 1)

    78

    Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1) wat kredietinstellingen betreft

     

    gewijzigd bij:

    79

    Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365 en Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PB L 22 van 22.1.2021, blz. 1)

    ▼B

    BIJLAGE B

    Voorkoming van witwassen van geld

    Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15)

    Gewijzigd bij:

    Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1): de bepalingen van de titels I en II van Richtlijn 2007/64/EG.

    Richtlijn 2008/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2005/60/EG tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (PB L 76 van 19.3.2008, blz. 46)

    Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7): de gehele richtlijn met uitzondering van titel III.

    Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120)

    Aangevuld met:

    Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie van 1 augustus 2006 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van politiek prominente personen en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteit (PB L 214 van 4.8.2006, blz. 29)

    Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler (PB L 345 van 8.12.2006, blz. 1)

    Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 9)

    Preventie van fraude en vervalsing

    Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten (PB L 149 van 2.6.2001, blz. 1)

    Verordening (EG) nr. 2182/2004 van de Raad van 6 december 2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen (PB L 373 van 21.12.2004, blz. 1)

    Gewijzigd bij:

    Verordening (EG) nr. 46/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2182/2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen (PB L 17 van 22.1.2009, blz. 5)

    Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PB L 181 van 4.7.2001, blz. 6)

    Gewijzigd bij:

    Verordening (EG) nr. 44/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PB L 17 van 22.1.2009, blz. 1)

    Kaderbesluit 2000/383/JBZ van de Raad van 29 mei 2000 tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro (PB L 140 van 14.6.2000, blz. 1)

    Gewijzigd bij:

    Kaderbesluit 2001/888/JBZ van de Raad van 6 december 2001 tot wijziging van Kaderbesluit 2000/383/JBZ tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro (PB L 329 van 14.12.2001, blz. 3)

    Besluit 2001/887/JBZ van de Raad van 6 december 2001 inzake de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PB L 329 van 14.12.2001, blz. 1)

    Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37)

    Besluit 2001/923/EG van de Raad van 17 december 2001 tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”) (PB L 339 van 21.12.2001, blz. 50)

    Gewijzigd bij:

    Besluit 2006/75/EG van de Raad van 30 januari 2006 tot wijziging en uitbreiding van de werking van Besluit 2001/923/EG tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”) (PB L 36 van 8.2.2006, blz. 40)

    Besluit 2006/849/EG van de Raad van 20 november 2006 tot wijziging en uitbreiding van de werking van Besluit 2001/923/EG tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”) (PB L 330 van 28.11.2006, blz. 28)

    Bancaire en financiële wetgeving

    Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels (PB L 84 van 26.3.1997, blz. 22)



    ( 1 ) PB L 30 van 4.2.1999, blz. 31.

    Top