Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02009R0443-20170915

    Consolidated text: Verordening (EG) n r. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO 2 -emissies van lichte voertuigen te beperken (Voor de EER relevante tekst)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/443/2017-09-15

    02009R0443 — NL — 15.09.2017 — 004.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    VERORDENING (EG) Nr. 443/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 23 april 2009

    tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken

    (Voor de EER relevante tekst)

    (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    VERORDENING (EU) Nr. 397/2013 VAN DE COMMISSIE van 30 april 2013

      L 120

    4

    1.5.2013

    ►M2

    VERORDENING (EU) Nr. 333/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 maart 2014

      L 103

    15

    5.4.2014

    ►M3

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/6 VAN DE COMMISSIE van 31 oktober 2014

      L 3

    1

    7.1.2015

    ►M4

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/1502 VAN DE COMMISSIE van 2 juni 2017

      L 221

    4

    26.8.2017




    ▼B

    VERORDENING (EG) Nr. 443/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 23 april 2009

    tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken

    (Voor de EER relevante tekst)



    Artikel 1

    Onderwerp en doel

    In deze verordening worden CO2-emissievereisten voor nieuwe personenauto's vastgesteld om de goede werking van de interne markt te garanderen en om de algemene doelstelling van de Europese Gemeenschap van een gemiddelde CO2-emissie van 120 g/km voor nieuwe auto's te bereiken. In deze verordening is vastgesteld dat, door verbeteringen van de motortechnologie en innoverende technologie, de CO2-emissies van nieuwe personenauto's moeten worden beperkt tot 130 g/km, gemeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

    ▼M2

    Met toepassing van 2020, wordt in deze verordening een doelstelling bepaald van een gemiddelde emissies van 95 g CO2/km voor nieuwe wagens, zoals gemeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 en bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 en de uitvoeringsbepalingen ervan, en met behulp van innoverende technologie.

    ▼B

    Deze verordening zal worden aangevuld met aanvullende maatregelen om een extra verlaging van de CO2-emissies met 10 g CO 2 /km te bewerkstelligen, in het kader van de geïntegreerde benadering van de Gemeenschap.

    Artikel 2

    Werkingssfeer

    1.  Deze verordening is van toepassing op motorvoertuigen van categorie M1, zoals gedefinieerd in bijlage II bij Richtlijn 2007/46/EG („personenauto's”), die voor het eerst in de Gemeenschap worden geregistreerd en niet eerder buiten de Gemeenschap zijn geregistreerd („nieuwe personenauto's”).

    2.  Als een voertuig, alvorens in de Gemeenschap te worden geregistreerd, minder dan drie maanden daarvoor buiten de Gemeenschap is geregistreerd, wordt met deze eerdere registratie geen rekening gehouden.

    3.  Deze verordening is niet van toepassing op voertuigen voor speciale doeleinden, zoals gedefinieerd in punt 5 van bijlage II, deel A, bij Richtlijn 2007/46/EG.

    ▼M2

    4.  Met ingang van 1 januari 2012 zijn artikel 4, artikel 8, lid 4, onder b) en c), artikel 9 en artikel 10, lid 1, onder a) en c), niet van toepassing op een fabrikant die samen met alle met hem verbonden ondernemingen, verantwoordelijk is voor minder dan 1 000 in het voorgaande kalenderjaar in de Unie geregistreerde nieuwe personenauto’s.

    ▼B

    Artikel 3

    Definities

    1.  In deze verordening wordt verstaan onder:

    a) „gemiddelde specifieke CO2-emissies” van een fabrikant: het gemiddelde van de specifieke CO2-emissies van alle nieuwe personenauto's die door deze fabrikant worden gebouwd;

    b) „certificaat van overeenstemming”: het in artikel 18 van Richtlijn 2007/46/EG vermelde certificaat;

    c) „fabrikant”: de persoon of instantie die tegenover de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuringsprocedure overeenkomstig Richtlijn 2007/46/EG en die instaat voor de overeenstemming van de productie;

    d) „massa”: massa van het voertuig in rijklare toestand met carrosserie, zoals vermeld in het certificaat van overeenstemming en gedefinieerd in punt 2.6 van bijlage I bij Richtlijn 2007/46/EG;

    e) „voetafdruk”: de spoorbreedte vermenigvuldigd met de wielbasis, zoals aangegeven in het certificaat van overeenstemming en gedefinieerd in de afdelingen 2.1 en 2.3 van bijlage I bij Richtlijn 2007/46/EG;

    f) „specifieke CO2-emissies”: de CO2-emissies van een personenauto, gemeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 en op het certificaat van overeenstemming vermeld als de CO2-massa-emissies (gemengd). Voor personenauto's zonder typegoedkeuring overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 betekenen „specifieke CO2-emissies” de CO2-emissies gemeten overeenkomstig dezelfde meetprocedure als gespecificeerd voor personenauto's in Verordening (EG) nr. 692/2008, of overeenkomstig de procedures die door de Commissie zijn vastgesteld om de CO2-emissies voor deze personenauto's te bepalen;

    g) „specifieke emissiedoelstelling”: inzake een fabrikant, het gemiddelde van de specifieke CO2-emissies die elk nieuw voertuig van deze fabrikant overeenkomstig bijlage I mag uitstoten of, indien de fabrikant een afwijking uit hoofde van artikel 11 geniet, de specifieke emissiedoelstelling die overeenkomstig deze afwijking is bepaald.

    2.  Met het oog op de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: een „groep van onderling verbonden fabrikanten”: een fabrikant en de met hem verbonden ondernemingen. Ten aanzien van een fabrikant wordt verstaan onder „onderling verbonden ondernemingen”:

    a) ondernemingen waar de fabrikant direct of indirect:

    ▼M2

     de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen, of

    ▼B

     de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de leden te benoemen van de raad van toezicht, de beheerraad of de organen die de onderneming juridisch vertegenwoordigen, of

     het recht heeft de zaken van de onderneming te beheren;

    b) ondernemingen die direct of indirect de onder a) vermelde rechten of bevoegdheden hebben over de fabrikant;

    c) ondernemingen waarin een onder b) bedoelde onderneming direct of indirect de onder a) vermelde rechten of bevoegdheden heeft;

    d) ondernemingen waarin de fabrikant samen met een of meer onder a), b) of c) bedoelde ondernemingen, of waarin twee of meer onder a), b) of c) bedoelde ondernemingen samen de onder a) vermelde rechten of bevoegdheden hebben;

    e) ondernemingen waarbij de onder a) vermelde rechten of bevoegdheden gezamenlijk in handen zijn van de fabrikant of een of meer van de onder a) tot en met d) bedoelde met hem verbonden ondernemingen en een of meer derde partijen.

    Artikel 4

    Specifieke emissiedoelstellingen

    Voor het kalenderjaar dat begint op 1 januari 2012 en elk daaropvolgend kalenderjaar moet elke fabrikant van personenauto's ervoor zorgen dat zijn specifieke gemiddelde CO2-emissies niet hoger liggen dan zijn specifieke emissiedoelstelling die overeenkomstig bijlage I is vastgesteld of die, wanneer de fabrikant een afwijking krachtens artikel 11 geniet, overeenkomstig die afwijking is vastgesteld.

    ▼M2

    Om de gemiddelde specifieke CO2-emissies van elke fabrikant te bepalen, wordt rekening gehouden met de volgende percentages van de nieuwe personenauto’s van elke fabrikant die in het jaar in kwestie zijn geregistreerd:

     65 % in 2012,

     75 % in 2013,

     80 % in 2014,

     100 % van 2015 tot en met 2019,

     95 % in 2020,

     100 % vanaf eind 2020.

    ▼B

    Artikel 5

    Superkrediet

    Bij de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies telt elke nieuwe personenauto met specifieke CO2-emissies van minder dan 50 g CO2/km als:

     3,5 auto's in 2012,

     3,5 auto's in 2013,

     2,5 auto's in 2014,

     1,5 auto in 2015,

     1 auto vanaf 2016.

    ▼M2

    Artikel 5 bis

    Superkredieten voor de doelstelling van 95 g CO2/km

    Bij de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies telt elke nieuwe personenauto met specifieke CO2-emissies van minder dan 50 g CO2/km als:

     2 personenauto’s in 2020,

     1,67 personenauto’s in 2021,

     1,33 personenauto’s in 2022,

     1 personenauto vanaf 2023,

    voor het jaar waarin hij is geregistreerd in de periode van 2020 tot en met 2022, met een maximum van 7,5 g CO2/km over deze periode voor elke fabrikant.

    ▼B

    Artikel 6

    Specifieke emissiedoelstelling voor voertuigen die op een alternatieve brandstof rijden

    Om te bepalen of een fabrikant de in artikel 4 bedoelde specifieke emissiedoelstelling heeft gehaald, worden de specifieke CO2-emissies van elk voertuig dat is ontworpen om te kunnen rijden op een mengsel van benzine met 85 % ethanol („E85”) dat aan de desbetreffende communautaire wetgeving of Europese technische normen voldoet, tot 31 december 2015 verminderd met 5 %, als erkenning van het feit dat rijden op biobrandstoffen meer mogelijkheden inzake technologie en emissievermindering biedt. Deze vermindering wordt alleen toegepast, als ten minste 30 % van de tankstations in de lidstaat waar het voertuig is geregistreerd, de genoemde alternatieve brandstof die aan de in de desbetreffende Gemeenschapswetgeving bepaalde duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen voldoet, aanbiedt.

    Artikel 7

    Groepsvorming

    1.  Fabrikanten die geen afwijking krachtens artikel 11 genieten mogen een groep vormen om aan hun verplichtingen uit hoofde van artikel 4 te voldoen.

    2.  Een groepsovereenkomst kan betrekking hebben op een of meer kalenderjaren, voor zover de totale duur van elke overeenkomst niet langer is dan vijf jaar, en moet worden gesloten op uiterlijk 31 december van het kalenderjaar waarin de emissies worden gegroepeerd. Fabrikanten die een groep vormen, moeten de volgende informatie bij de Commissie indienen:

    a) de fabrikanten die deel uitmaken van de groep;

    b) de fabrikant die is aangesteld als beheerder van de groep. Deze beheerder treedt op als contactpersoon voor de groep en is verantwoordelijk voor het betalen van eventuele bijdragen voor overtollige emissies die overeenkomstig artikel 9 aan de groep worden opgelegd, en

    c) informatie waaruit blijkt dat de beheerder van de groep in staat is de onder b) vermelde verplichtingen na te komen.

    3.  Als de voorgestelde beheerder van de groep niet voldoet aan de eis van het betalen van eventuele bijdragen voor overtollige emissies die overeenkomstig artikel 9 aan de groep worden opgelegd, stelt de Commissie de fabrikanten hiervan in kennis.

    4.  Fabrikanten die een groep vormen, stellen de Commissie gezamenlijk in kennis van eventuele wijzigingen van de groepsbeheerder of van zijn financiële toestand, indien dit een invloed kan hebben op zijn vermogen om te voldoen aan de eis van het betalen van eventuele bijdragen voor overtollige emissies die overeenkomstig artikel 9 aan de groep worden opgelegd, en van wijzigingen van het lidmaatschap van de groep of van de ontbinding van de groep.

    5.  Fabrikanten mogen groepsafspraken maken voor zover deze in overeenstemming zijn met de artikelen 81 en 82 van het Verdrag en voor zover ze elke fabrikant die daarom verzoekt de mogelijkheid bieden op open, transparante, niet-discriminerende en commercieel redelijke voorwaarden lid te worden van de groep. Onverminderd de algemene toepasselijkheid van de communautaire mededingingsregels op dergelijke groepen, dienen alle leden van een groep ervoor te zorgen dat in het kader van hun groepsovereenkomst alleen ten aanzien van de volgende informatie gegevens gemeenschappelijk worden gebruikt of informatie wordt uitgewisseld:

    a) de gemiddelde specifieke CO2-emissies;

    b) de specifieke emissiedoelstelling;

    c) het totale aantal geregistreerde voertuigen.

    6.  Lid 5 is niet van toepassing als alle fabrikanten in de groep deel uitmaken van dezelfde groep van onderling verbonden fabrikanten.

    7.  Behalve wanneer kennisgeving wordt gedaan overeenkomstig lid 3 worden de fabrikanten die deel uitmaken van een groep waarover informatie is ingediend bij de Commissie, met het oog op de naleving van hun verplichtingen uit hoofde van artikel 4 als één fabrikant beschouwd. Informatie inzake monitoring en rapportering voor individuele fabrikanten alsmede voor groepen wordt geregistreerd, medegedeeld en beschikbaar gemaakt in het centrale register bedoeld in artikel 8, lid 4.

    Artikel 8

    Monitoring van en rapportering over gemiddelde emissies

    1.  Voor het kalenderjaar dat begint op 1 januari 2010 en elk daaropvolgend kalenderjaar moeten alle lidstaten de in bijlage II, deel A, vermelde gegevens registreren voor elke nieuwe personenauto die op hun grondgebied wordt geregistreerd. Deze gegevens worden ter beschikking gesteld van de fabrikanten en hun aangewezen importeurs of vertegenwoordigers in de verschillende lidstaten. De lidstaten stellen alles in het werk om ervoor te zorgen dat de rapporteringsorganen op een transparante manier werken. Elke lidstaat zorgt ervoor dat de specifieke CO2-emissies van personenauto's zonder typegoedkeuring overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 worden gemeten en in het certificaat van overeenstemming vermeld.

    2.  Uiterlijk 28 februari van elk jaar, en beginnende in 2011, moet elke lidstaat de in bijlage II, deel B, vermelde gegevens met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar vaststellen en aan de Commissie doorgeven. De gegevens moeten worden doorgegeven in het in bijlage II, deel C, gespecificeerde formaat.

    3.  Op verzoek van de Commissie moet een lidstaat ook alle overeenkomstig lid 1 geregistreerde gegevens doorgeven.

    4.  De Commissie houdt een centraal register bij van alle gegevens die de lidstaten overeenkomstig dit artikel doorgeven. Uiterlijk 30 juni van elk jaar, en beginnende in 2011, zal de Commissie voor elke fabrikant een voorlopige berekening maken van het volgende:

    a) de gemiddelde specifieke CO2-emissies tijdens het voorafgaande kalenderjaar;

    b) de specifieke emissiedoelstelling in het voorafgaande kalenderjaar, en

    c) het verschil tussen de gemiddelde specifieke CO2-emissies tijdens het voorafgaande kalenderjaar en de specifieke emissiedoelstelling voor dat jaar.

    De Commissie stelt elke fabrikant in kennis van haar voorlopige berekening voor die fabrikant. De kennisgeving bevat gegevens voor elke lidstaat over het aantal geregistreerde nieuwe personenwagens en hun specifieke CO2-emissies.

    Het register wordt openbaar gemaakt.

    5.  Binnen de drie maanden na in kennis te zijn gesteld van de in lid 4 vermelde voorlopige berekening mogen fabrikanten eventuele fouten in de gegevens aan de Commissie meedelen, met vermelding van de lidstaat waarop de fout betrekking heeft.

    De Commissie zal alle meegedeelde fouten onderzoeken en uiterlijk 31 oktober de in lid 4 vermelde voorlopige berekeningen bevestigen of wijzigen.

    6.  Als de Commissie op basis van de in lid 5 vermelde berekeningen met betrekking tot het kalenderjaar 2010 of 2011 vaststelt dat de gemiddelde specifieke CO2-emissies van een fabrikant in dat jaar hoger liggen dan de specifieke emissiedoelstelling van die fabrikant voor dat jaar, stelt de Commissie de fabrikant daarvan in kennis.

    7.  De lidstaten stellen een instantie aan die bevoegd is voor het verzamelen en meedelen van de krachtens deze verordening vereiste controlegegevens en delen uiterlijk 8 december 2009 aan de Commissie mee welke instantie zij hebben aangesteld. De Commissie licht vervolgens het Europees Parlement en de Raad hierover in.

    8.  Voor elk kalenderjaar waarin artikel 6 van toepassing is, verstrekken de lidstaten de Commissie informatie over het percentage tankstations en de duurzaamheidscriteria in verband met de in dat artikel bedoelde E85.

    ▼M2

    9.  De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen gedetailleerde regels vast inzake de procedures voor de monitoring van en de rapportering over de in dit artikel vermelde gegevens en voor de toepassing van bijlage II. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

    De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 14 bis vast te stellen tot wijziging van de in bijlage II vervatte gegevensvereisten en gegevensparameters.

    ▼B

    Artikel 9

    Bijdrage voor overtollige emissies

    1.  Wanneer de gemiddelde specifieke CO2-emissies van een fabrikant in 2012 en elk daaropvolgend kalenderjaar hoger liggen dan zijn specifieke emissiedoelstelling voor het desbetreffende jaar, zal de Commissie een bijdrage voor overtollige emissies opleggen aan de fabrikant of, in het geval van een groep, aan de beheerder van de groep.

    2.  De in lid 1 vermelde bijdrage voor overtollige emissies wordt berekend aan de hand van de volgende formules:

    a) van 2012 tot 2018:

    i) als de gemiddelde specifieke CO2-emissies van de fabrikant de specifieke emissiedoelstelling met meer dan 3 g CO2/km overschrijden:

    ((overtollige emissies — 3 g CO2/km) × 95 EUR/g CO2/km + 1 g CO2/km × 25 EUR/g CO2/km + 1 g CO2/km × 15 EUR/g CO2/km + 1 g CO2/km × 5 EUR/g CO2/km) × aantal nieuwe personenauto's;

    ii) als de gemiddelde specifieke CO2-emissies van de fabrikant de specifieke emissiedoelstelling met meer dan 2 g CO2/km, maar niet meer dan 3 g CO2/km overschrijden:

    ((overtollige emissies — 2 g CO2/km) × 25 EUR/g CO2/km + 1 g CO2/km × 15 EUR/g CO2/km + 1 g CO2/km × 5 EUR/g CO2/km) × aantal nieuwe personenauto's;

    iii) als de gemiddelde specifieke CO2-emissies van de fabrikant de specifieke emissiedoelstelling met meer dan 1 g CO2/km, maar niet meer dan 2 g CO2/km overschrijden:

    ((overtollige emissies — 1 g CO2/km) × 15 EUR/g CO2/km + 1 g CO2/km × 5 EUR/g CO2/km) × aantal nieuwe personenauto's;

    iv) als de gemiddelde specifieke CO2-emissies van de fabrikant de specifieke emissiedoelstelling met niet meer dan 1 g CO2/km overschrijden:

    (overtollige emissies × 5 EUR/g CO2/km) × aantal nieuwe personenauto's;

    b) vanaf 2019:

    (overtollige emissies × 95 EUR/g CO2/km) × aantal nieuwe personenauto's.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „overtollige emissies”, bepaald overeenkomstig artikel 4, verstaan: het aantal gram per kilometer dat de gemiddelde specifieke emissies van de fabrikant — rekening houdend met de vermindering van de CO2-emissies als gevolg van goedgekeurde innoverende technologie — hoger ligt dan zijn specifieke emissiedoelstelling voor dat kalenderjaar, afgerond tot drie cijfers na de komma; en wordt onder „aantal nieuwe personenauto's” verstaan: het aantal door de fabrikant geproduceerde nieuwe personenauto's die in dat jaar zijn geregistreerd overeenkomstig de in artikel 4 uiteengezette introductiecriteria.

    ▼M2

    3.  De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de middelen voor het innen van de bijdragen voor overtollige emissies op grond van lid 1. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

    ▼B

    4.  De bijdragen voor overtollige emissies vloeien terug naar de algemene begroting van de Europese Unie.

    Artikel 10

    Publicatie van de prestaties van de fabrikanten

    1.  Uiterlijk 31 oktober van elk jaar en beginnende in 2011 publiceert de Commissie een lijst waarin voor elke fabrikant het volgende wordt vermeld:

    a) zijn specifieke emissiedoelstelling voor het voorafgaande kalenderjaar;

    b) zijn gemiddelde specifieke CO2-emissies in het voorafgaande kalenderjaar;

    c) het verschil tussen zijn gemiddelde specifieke CO2-emissies in het voorafgaande kalenderjaar en zijn specifieke emissiedoelstelling voor dat jaar;

    d) de gemiddelde specifieke CO2-emissies voor alle nieuwe personenauto's in de Gemeenschap tijdens het voorafgaande kalenderjaar, en

    e) de gemiddelde massa van alle nieuwe personenauto's in de Gemeenschap tijdens het voorafgaande kalenderjaar.

    2.  Met ingang van 31 oktober 2013 moet op de in lid 1 vermelde lijst ook worden vermeld of de fabrikant tijdens het voorafgaande kalenderjaar heeft voldaan aan de eisen van artikel 4.

    Artikel 11

    Afwijkingen voor bepaalde fabrikanten

    1.  Een afwijking van de overeenkomstig bijlage I berekende specifieke emissiedoelstelling kan worden aangevraagd door een fabrikant, waarvan per kalenderjaar minder dan 10 000 nieuwe personenauto's in de Gemeenschap worden geregistreerd, en

    a) die geen deel uitmaakt van een groep van onderling verbonden fabrikanten, of

    b) die deel uitmaakt van een groep van verbonden ondernemingen die in totaal goed is voor minder dan 10 000 in de Gemeenschap geregistreerde nieuwe personenauto's per kalenderjaar, of

    c) die deel uitmaakt van een groep van onderling verbonden fabrikanten, maar zijn eigen productiefaciliteiten en ontwerpcentrum beheert.

    2.  De op grond van lid 1 aangevraagde afwijking kan hoogstens voor vijf kalenderjaren worden toegekend. De aanvraag moet bij de Commissie worden ingediend en de volgende informatie bevatten:

    a) de naam en de contactpersoon van de fabrikant;

    b) bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de fabrikant in aanmerking komt voor de in lid 1 vermelde afwijking;

    c) bijzonderheden betreffende de door de fabrikant geproduceerde personenauto's, inclusief de massa en de specifieke CO2-emissies van die personenauto's, en

    d) een specifieke emissiedoelstelling die overeenstemt met het reductiepotentieel van de fabrikant, inclusief het economische en technologische potentieel om zijn specifieke CO2-emissies te beperken, rekening houdend met de kenmerken van de markt voor het geproduceerde type van auto.

    3.  Als de Commissie van oordeel is dat de fabrikant in aanmerking komt voor de op grond van lid 1 aangevraagde afwijking en dat de door de fabrikant voorgestelde specifieke emissiedoelstelling overeenstemt met zijn reductiepotentieel, inclusief van het economische en technologische potentieel om zijn specifieke CO2-emissies te beperken, rekening houdend met de kenmerken van de markt voor het geproduceerde type van auto, kent de Commissie een afwijking toe aan de fabrikant. ►M2  ————— ◄

    4.  Een aanvraag voor een afwijking van de overeenkomstig bijlage I berekende specifieke emissiedoelstelling mag worden ingediend door een fabrikant die samen met alle met hem verbonden ondernemingen per kalenderjaar goed is voor 10 000 tot 300 000 in de Gemeenschap geregistreerde nieuwe personenauto's.

    Deze aanvraag mag door een fabrikant worden ingediend voor zichzelf, of voor zichzelf samen met om het even welke van de met hem verbonden ondernemingen. De aanvraag wordt ingediend bij de Commissie en bevat de volgende informatie:

    a) alle in lid 2, onder a) en c), genoemde informatie, inclusief, indien van toepassing, informatie over verbonden ondernemingen;

    ▼M2

    b) als de toepassing geschiedt volgens bijlage I, punt 1, onder a) en b), een doelstelling die een vermindering met 25 % is van de gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2007 of, als één aanvraag wordt ingediend voor een aantal onderling verbonden ondernemingen, een vermindering met 25 % is van het gemiddelde van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van deze ondernemingen in 2007;

    ▼M2

    c) als de toepassing geschiedt volgens bijlage I, punt 1, onder c), een doelstelling die een vermindering met 45 % is van de gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2007 of, als één aanvraag wordt ingediend voor een aantal onderling verbonden ondernemingen, een vermindering met 45 % is van het gemiddelde van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van deze ondernemingen in 2007.

    ▼B

    Als geen informatie over de gemiddelde specifieke CO2-emissies van een fabrikant in 2007 bestaat, bepaalt de Commissie een equivalente verminderingsdoelstelling op basis van de best beschikbare technologie voor de vermindering van CO2-emissies die in personenauto's van vergelijkbare massa wordt ingezet, rekening houdend met de kenmerken van de markt voor het geproduceerde type van auto. Deze doelstelling wordt door de aanvrager voor de toepassing van punt b) gebruikt.

    De Commissie kent de fabrikant een afwijking toe wanneer is aangetoond dat de in dit lid bedoelde criteria voor de afwijking zijn vervuld.

    5.  Een fabrikant aan wie overeenkomstig dit artikel een afwijking is toegekend, stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van eventuele wijzigingen die een invloed (kunnen) hebben op de voorwaarden om voor de afwijking in aanmerking te komen.

    6.  Als de Commissie op basis van de in lid 5 vermelde kennisgeving of om andere redenen beslist dat een fabrikant niet langer in aanmerking komt voor de afwijking, trekt zij de afwijking in met ingang van 1 januari van het volgende kalenderjaar en stelt zij de fabrikant daarvan in kennis.

    7.  Als de fabrikant de specifieke emissiedoelstelling niet haalt, legt de Commissie de fabrikant de in artikel 9 bedoelde bijdrage voor overtollige emissie op.

    ▼M2

    8.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen houdende regels ter aanvulling van de leden 1 tot en met 7 van dit artikel, betreffende de interpretatie van de criteria om in aanmerking te komen voor een afwijking, de inhoud van de aanvragen, alsmede de inhoud en beoordeling van de programma’s voor de beperking van de specifieke CO2-emissies.

    ▼B

    9.  Aanvragen voor een afwijking met inbegrip van de informatie ter ondersteuning ervan, inkennisstellingen overeenkomstig lid 5, intrekkingen overeenkomstig lid 6 of oplegging van de bijdrage voor overtollige emissie overeenkomstig lid 7, alsmede maatregelen overeenkomstig lid 8, worden ter beschikking gesteld van het publiek, met inachtneming van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ( 1 ).

    Artikel 12

    Eco-innovaties

    ▼M2

    1.  Op aanvraag door een toeleverancier of een fabrikant wordt rekening gehouden met CO2-besparingen die worden gerealiseerd door gebruik van innoverende technologie of door een combinatie van innoverende technologieën („innoverende technologiepakketten”).

    Met deze technologieën wordt alleen rekening gehouden indien de methode die voor de beoordeling ervan wordt gebruikt, verifieerbare, reproduceerbare en vergelijkbare resultaten kan opleveren.

    De totale bijdrage van deze technologieën aan de vermindering van de specifieke emissiedoelstelling van een fabrikant kan tot 7 g CO2/km bedragen.

    ▼B

    2.   ►M2  De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandeling gedetailleerde bepalingen vast voor een procedure om de innoverende technologieën of innoverende technologiepakketten als bedoeld in lid 1 goed te keuren. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure. ◄ Deze gedetailleerde bepalingen zijn gebaseerd op de volgende criteria voor innoverende technologie:

    a) de CO2-besparingen die worden gerealiseerd door gebruik van innoverende technologie moeten aan de toeleverancier of de fabrikant zijn toe te schrijven;

    b) de innoverende technologie moet een geverifieerde bijdrage leveren aan de vermindering van de CO2-emissies;

    c) de innoverende technologie mag niet vallen onder de CO2-meting volgens de standaardtestcyclus, of onder bindende bepalingen als gevolg van aanvullende maatregelen om de in artikel 1 bedoelde extra vermindering met 10 g CO2/km te bewerkstelligen of mag niet verplicht zijn op grond van andere bepalingen in de Gemeenschapswetgeving.

    ▼M2

    3.  Een toeleverancier of fabrikant die een maatregel als innoverende technologie of als innoverend technologiepakket wil laten goedkeuren, dient bij de Commissie een rapport in, inclusief een verificatierapport van een onafhankelijke en gecertificeerde instantie. In geval van mogelijke interactie tussen de maatregel en een andere, reeds goedgekeurde innoverende technologie of een ander reeds goedgekeurd innoverend technologiepakket, wordt in het rapport melding van deze interactie gemaakt en wordt in het verificatierapport geëvalueerd in hoeverre de interactie gevolgen heeft voor de vermindering die met elke maatregel wordt gerealiseerd.

    ▼B

    4.  De Commissie attesteert de gerealiseerde vermindering op basis van de in lid 2 vastgestelde criteria.

    Artikel 13

    Beoordeling en rapportering

    1.  In 2010 dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in waarin de voortgang wordt beoordeeld die geboekt is bij de tenuitvoerlegging van de communautaire geïntegreerde benadering ter beperking van de CO2-emissies van lichte voertuigen.

    2.  Uiterlijk 31 oktober 2014, en vervolgens om de drie jaar, worden maatregelen vastgesteld om bijlage I te wijzigen om de M0 waarnaar hierin wordt verwezen aan te passen aan de gemiddelde massa van nieuwe personenauto's in de voorafgaande drie kalenderjaren.

    Deze maatregelen treden voor het eerst in werking op 1 januari 2016 en vervolgens om de drie jaar.

    ▼M2

    De Commissie neemt deze maatregelen aan door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 14 bis.

    ▼B

    3.  Vanaf 2012 voert de Commissie een impactbeoordeling uit om uiterlijk in 2014 overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 715/2007 de procedures voor de meting van CO2-emissies als bepaald in die Verordening te herzien. De Commissie dient met name passende voorstellen in om deze procedures aan te passen, opdat deze de reële prestaties van auto's op het gebied van CO2-emissies adequaat weerspiegelen en om de goedgekeurde innoverende technologieën als gedefinieerd in artikel 12, die in de testcyclus kunnen worden weerspiegeld, op te nemen. De Commissie zorgt ervoor dat de procedures vervolgens geregeld worden herzien.

    ▼M2 —————

    ▼B

    4.  Uiterlijk in 2010 herziet de Commissie Richtlijn 2007/46/EG, zodat elk(e) type/variant/uitvoering overeenkomt met een uniek pakket innoverende technologie.

    ▼M2

    5.  Uiterlijk op 31 december 2015 evalueert de Commissie de specifieke emissiedoelstellingen, en de daarin vervatte modaliteiten, alsook de andere elementen van deze verordening, met inbegrip van de vraag of een nutsparameter nog nodig is en of de massa dan wel de voetafdruk de meest duurzame nutsparameter is, teneinde de CO2-emissiedoelstellingen voor nieuwe personenauto’s vast te stellen voor de periode na 2020. De beoordeling van het vereiste reductiepercentage is in dat opzicht in overeenstemming met de langetermijnklimaatdoelstellingen van de Unie en de gevolgen voor de ontwikkeling van kosteneffectieve CO2-reductietechnologieën voor voertuigen. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met het resultaat van die evaluatie. Dat verslag bevat passende voorstellen voor het wijzigen van deze verordening, met inbegrip van het mogelijk vaststellen van een realistische en haalbare doelstelling, op basis van een alomvattende effectbeoordeling die het blijvend concurrentievermogen van de autoindustrie en de daarvan afhangende bedrijfstakken mee in rekening brengt. Bij het opstellen van de desbetreffende voorstellen zorgt de Commissie ervoor dat zij uit mededingingsoogpunt zo neutraal mogelijk, sociaal billijk en duurzaam zijn.

    ▼B

    6.  De Commissie publiceert uiterlijk in 2014, aansluitend op een effectbeoordeling, een rapport over de beschikbaarheid van gegevens over de voetafdruk en zijn gebruik als parameter om het nut van een voertuig te beschrijven voor de vaststelling van specifieke emissiedoelstellingen en dient, indien nodig, bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in om bijlage I te wijzigen.

    ▼M2

    7.  De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de correlatieparameters die nodig zijn om eventuele veranderingen weer te geven in de regelgevende testprocedure voor de meting van specifieke CO2-emissies bedoeld in in Verordening (EG) nr. 715/2007 en Verordening (EG) nr. 692/2008. Deze uitvoeringshandelingen wordenvastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.

    De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 14 bis, tot aanpassing van de formules in bijlage I, met gebruikmaking van de krachtens de eerste alinea vastgestelde methode, waarbij wordt gewaarborgd dat de reductievereisten voor fabrikanten en voertuigen van verschillend nut onder de oude en nieuwe testprocedure van vergelijkbare strengheid zijn.

    Artikel 14

    Comitéprocedure

    1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 9 van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) ingestelde Comité klimaatverandering. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ).

    2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    3.  Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    ▼M2

    Artikel 14 bis

    Uitoefening van de delegatie

    1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.  De in artikel 8, lid 9, tweede alinea, artikel 11, lid 8, artikel 13, lid 2, derde alinea, en artikel 13, lid 7, tweede alinea, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar met ingang van 8 april 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

    3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikel 8, lid 9, tweede alinea, artikel 11, lid 8, artikel 13, lid 2, derde alinea, en artikel 13, lid 7, tweede alinea, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    5.  Een overeenkomstig artikel 8, lid 9, tweede alinea, artikel 11, lid 8, artikel 13, lid 2, derde alinea, en artikel 13, lid 7, tweede alinea, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    ▼B

    Artikel 15

    Intrekking

    Beschikking nr. 1753/2000/EG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2010.

    De artikelen 4, 9 en 10 van Beschikking nr. 1753/2000/EG blijven echter van kracht tot de Commissie een verslag over de controlegegevens voor het kalenderjaar 2009 heeft ingediend bij het Europees Parlement.

    Artikel 16

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks van toepassing in elke lidstaat.




    BIJLAGE I

    SPECIFIEKE EMISSIEDOELSTELLINGEN

    1.

    Voor de berekeningen in deze bijlage worden de specifieke CO2-emissies van alle nieuwe personenauto's, gemeten in gram per kilometer, vastgesteld overeenkomstig de volgende formule:

    a) Van 2012 tot en met 2015:

    Specifieke CO2-emissie = 130 + a × (M – M0)

    waarin:

    M

    =

    de massa van het voertuig in kilogram (kg)

    M0

    =

    1 372,0

    a

    =

    0,0457

    ▼M3

    b) Vanaf 2016:

    Specifieke CO2-emissie = 130 + a × (M – M0)

    waarin:

    M = de massa van het voertuig in kilogram (kg)

    M0 = 1 392,4

    a = 0,0457

    ▼M2

    c) vanaf 2020:

    image

    waarbij:

    M = de massa van het voertuig in kilogram (kg)

    M0 = de overeenkomstig artikel 13, lid 2, vastgestelde waarde

    a = 0,0333

    ▼B

    2.

    De specifieke emissiedoelstelling van een fabrikant voor een kalenderjaar wordt berekend als het gemiddelde van de specifieke CO2-emissies van alle nieuwe personenauto's die in dat kalenderjaar zijn geregistreerd, waarvan hij de fabrikant is.

    ▼M4

    3.

    De specifieke emissiereferentiedoelstelling voor een fabrikant in 2021 wordt als volgt berekend:

    image

    waarin:

    image

    =

    de gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2020, bepaald overeenkomstig bijlage XXI bij Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie ( 4 ) en berekend volgens artikel 4, tweede alinea, zesde streepje, van deze verordening, exclusief de CO2-besparingen als gevolg van de toepassing van de artikelen 5 bis en 12 van deze verordening;

    image

    =

    de gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2020, bepaald overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1153 van de Commissie ( 5 ) en berekend volgens artikel 4, tweede alinea, zesde streepje, van deze verordening, exclusief de CO2-besparingen als gevolg van de toepassing van de artikelen 5 bis en 12 van deze verordening;

    NEDC2020target

    =

    de specifieke emissiedoelstelling voor 2020, berekend overeenkomstig punt 1, onder c), van deze bijlage.

    4.

    Met ingang van 2021 wordt de specifieke emissiedoelstelling voor een fabrikant als volgt berekend:

    Specifieke emissiedoelstelling = WLTPreference target + a [(Mø – M0) – (Mø2020 – M0,2020)]

    waarin:

    WLTPreference target

    =

    de specifieke emissiereferentiedoelstelling voor 2021, berekend overeenkomstig punt 3;

    a

    =

    zoals gedefinieerd in punt 1, onder c);

    =

    het gemiddelde van de massa (M) zoals gedefinieerd in punt 1, van de nieuwe geregistreerde voertuigen in het doeljaar in kilogrammen (kg);

    M0

    =

    zoals gedefinieerd in punt 1;

    2020

    =

    het gemiddelde van de massa (M) zoals gedefinieerd in punt 1, van de nieuwe geregistreerde voertuigen in 2020, in kilogrammen (kg);

    M0,2020

    =

    de M0-waarde die van toepassing is in het referentiejaar 2020.

    5.

    Voor een fabrikant aan wie in 2021 een afwijking met betrekking tot een specifieke op de NEDC gebaseerde emissiedoelstelling is toegestaan, wordt de op de WLTP gebaseerde afwijking als volgt berekend:

    image

    waarin:

    image

    =

    zoals gedefinieerd in punt 3;

    image

    =

    zoals gedefinieerd in punt 3;

    NEDC2021target

    =

    de specifieke emissiedoelstelling voor 2021, waarvoor de Commissie overeenkomstig artikel 11 van deze verordening een afwijking heeft toegestaan.

    ▼M1




    BIJLAGE II

    MONITORING VAN EN RAPPORTERING OVER EMISSIES

    DEEL A —    Het verzamelen van gegevens over nieuwe personenauto’s en het vaststellen van informatie voor de monitoring van de CO2-emissies

    ▼M4

    1. De lidstaten vermelden voor elk kalenderjaar voor elke nieuwe personenauto die op hun grondgebied wordt geregistreerd, de volgende gedetailleerde gegevens:

    a) fabrikant;

    b) typegoedkeuringsnummer met extensie;

    c) type, variant en uitvoering (al naargelang);

    d) merk en handelsbenaming;

    e) voertuigcategorie volgens typegoedkeuring;

    f) totaal aantal nieuwe registraties;

    g) massa in rijklare toestand;

    h) specifieke CO2-emissies (NEDC en WLTP);

    i) draagvlak van de wielen: wielbasis, spoorbreedte gestuurde as en spoorbreedte andere as;

    j) brandstoftype en brandstofmodus;

    k) cilinderinhoud van de motor;

    l) elektriciteitsverbruik;

    m) code voor de innovatieve technologie of groep innovatieve technologieën en de daaruit voortvloeiende CO2-emissiereductie (NEDC en WLTP);

    n) maximaal nettovermogen;

    o) voertuigidentificatienummer;

    p) WLTP-testmassa;

    q) afwijking en verificatiefactoren zoals bedoeld in punt 3.2.8 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1153;

    r) categorie van het geregistreerde voertuig.

    Voor het kalenderjaar 2017 mogen de onder g) bedoelde gegevens wat de WLTP-CO2-emissiewaarden betreft, de onder l) bedoelde gegevens wat de WLTP-eco-innovatiebesparingen betreft, alsmede de onder n), o) en q) bedoelde gegevens echter op vrijwillige basis worden gerapporteerd.

    Vanaf het kalenderjaar 2018 verstrekken de lidstaten de Commissie overeenkomstig artikel 8 alle in dit punt vermelde parameters in het formaat dat is aangegeven in sectie 2 van deel C.

    De lidstaten verstrekken de onder f) bedoelde gegevens voor de kalenderjaren 2017 en 2018.

    ▼M1

    2. De in punt 1 bedoelde gegevens worden overgenomen uit het certificaat van overeenstemming of stemmen overeen met het door de fabrikant van de desbetreffende personenauto afgegeven certificaat van overeenstemming. Wanneer de gegevens van het certificaat van overeenstemming niet worden overgenomen, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om voldoende nauwkeurigheid van de monitoringprocedure te waarborgen. Wanneer voor een personenauto zowel een minimum- als een maximumwaarde is gespecificeerd voor de massa of het draagvlak van de wielen als bedoeld in punt 1, onder i), nemen de lidstaten voor deze verordening alleen de hoogste waarde over. Voor voertuigen met twee brandstoffen (benzine/gas) waarbij op de certificaten van overeenstemming voor beide brandstoffen specifieke CO2-emissies staan vermeld, nemen de lidstaten alleen de waarde voor gas over.

    3. De lidstaten bepalen voor elk kalenderjaar:

    a) de bronnen die gebruikt zijn voor het verzamelen van de in punt 1 bedoelde gedetailleerde gegevens;

    b) het totaal aantal nieuwe registraties van nieuwe personenauto’s die zijn onderworpen aan EG-typegoedkeuring;

    c) het totaal aantal nieuwe registraties van personenauto’s met individuele goedkeuring;

    d) het totaal aantal nieuwe registraties van nieuwe personenauto’s met een nationale goedkeuring van kleine series;

    e) het percentage van alle tankstations op hun grondgebied waar E85-brandstof verkrijgbaar is.

    DEEL B —    Methode voor het vaststellen van informatie voor de monitoring van de CO2-emissies van nieuwe personenauto’s

    De lidstaten moeten de overeenkomstig punt 1 en punt 3 van deel A vereiste monitoringinformatie vaststellen volgens de in dit deel uiteengezette methode.

    1. Aantal geregistreerde nieuwe personenauto’s.

    De lidstaten stellen het aantal nieuwe personenauto’s dat op hun grondgebied is geregistreerd vast in het respectieve jaar waarop de monitoring betrekking heeft, verdeeld in voertuigen die aan EG-typegoedkeuring zijn onderworpen, met individuele goedkeuring en met nationale goedkeuring van kleine series.

    2. De opsplitsing per uitvoering van nieuwe personenauto’s

    Voor elke uitvoering van elke variant van elk type van nieuwe personenauto’s worden het aantal nieuw geregistreerde personenauto’s en de in punt 1 van deel A bedoelde gedetailleerde gegevens opgenomen.

    3. De tankstations op hun grondgebied waar E85-brandstof verkrijgbaar is, worden overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1014/2010 van de Commissie ( 6 ) vermeld.

    ▼M4

    DEEL C —    Formaat voor het doorsturen van de gegevens

    Voor elk jaar rapporteren de lidstaten de in deel A, punten 1 en 3, gespecificeerde informatie in de volgende vorm:

    Sectie 1 — Geaggregeerde monitoringgegevens



    Lidstaat (1)

     

    Jaar

     

    Gegevensbron

     

    Totaal aantal nieuwe registraties van nieuwe personenauto's die aan EG-typegoedkeuring zijn onderworpen

     

    Totaal aantal nieuwe registraties van nieuwe personenauto's met individuele goedkeuring

     

    Totaal aantal nieuwe registraties van nieuwe personenauto's met nationale goedkeuring als kleine serie

     

    (1)   ISO 3166-Alfa 2-codes, met uitzondering van Griekenland en het Verenigd Koninkrijk waarvoor de code „EL”, respectievelijk „UK” is.

    Sectie 2 — Gedetailleerde monitoringgegevens — één bestand per voertuig



    Verwijzing naar punt 1 van deel A

    Gedetailleerde gegevens per geregistreerd voertuig

    a)

    Naam fabrikant volgens EU-standaardaanduiding

    Naam fabrikant volgens OEM-verklaring

    Naam fabrikant in het register van de lidstaat (1)

    b)

    Typegoedkeuringsnummer met extensie

    c)

    Type

    Variant

    Uitvoering

    d)

    Merk en handelsbenaming

    e)

    Voertuigcategorie volgens typegoedkeuring

    f)

    Totaal aantal nieuwe registraties (voor 2017 en 2018)

    g)

    Massa in rijklare toestand

    h)

    Specifieke CO2-emissies (gecombineerd)

    NEDC-waarde

    Specifieke CO2-emissies (gecombineerd)

    WLTP-waarde (vanaf 2019)

    i)

    Wielbasis

    Spoorbreedte gestuurde as (as 1)

    Spoorbreedte andere as (as 2)

    j)

    Brandstoftype

    Brandstofmodus

    k)

    Cilinderinhoud motor (cm3)

    l)

    Elektriciteitsverbruik (Wh/km)

    m)

    Code van de eco-innovatie(s)

    Totale NEDC-CO2-emissiebesparingen dankzij de eco-innovatie(s)

    Totale WLTP-CO2-emissiebesparingen dankzij de eco-innovatie(s) (vanaf 2019)

    n)

    Maximaal nettovermogen

    o)

    Voertuigidentificatienummer (vanaf 2019)

    p)

    WLTP-testmassa (vanaf 2019)

    q)

    Afwijkingsfactor De (indien beschikbaar)

    Verificatiefactor (indien beschikbaar)

    r)

    Categorie van het geregistreerde voertuig

    (1)   Bij nationale goedkeuringen van kleine series (National Small Series, NSS), respectievelijk individuele voertuiggoedkeuringen (Individual Vehicle Approvals, IVA) moet de naam van de fabrikant in de kolom „Naam fabrikant in het register van de lidstaat” worden vermeld en moet in de kolom „Naam fabrikant volgens EU-standaardaanduiding” de vermelding „AA-NSS”, respectievelijk „AA-IVA” worden opgenomen.



    ( 1 ) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

    ( 2 ) Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 1).

    ( 3 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

    ( 4 ) Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie van 1 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie en Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (PB L 175 van 7.7.2017, blz. 1).

    ( 5 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1153 van de Commissie van 2 juni 2017 tot vaststelling van een methode voor het bepalen van de correlatieparameters die nodig zijn om veranderingen in de regelgevende testprocedure weer te geven, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1014/2010 (PB L 175 van 7.7.2017, blz. 679).

    ( 6 ) PB L 293 van 11.11.2010, blz. 15.

    Top