EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02009D0470-20130701

Consolidated text: Beschikking van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (gecodificeerde versie) (2009/470/EG)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/470/2013-07-01

2009D0470 — NL — 01.07.2013 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

▼C1

BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied

(gecodificeerde versie)

(2009/470/EG)

▼B

(PB L 155, 18.6.2009, p.30)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EU) Nr. 517/2013 VAN DE RAAD van 13 mei 2013

  L 158

1

10.6.2013


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 196, 28.7.2010, blz. 27  (470/2009)




▼B

▼C1

BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied

(gecodificeerde versie)

(2009/470/EG)

▼B



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement ( 1 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied ( 2 ) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd ( 3 ). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze beschikking te worden overgegaan.

(2)

Levende dieren en producten van dierlijke oorsprong zijn opgenomen in de lijst van producten in bijlage I bij het Verdrag. Voor een groot deel van de landbouwbevolking zijn de veehouderij en de verkoop van producten van dierlijke oorsprong een bron van inkomsten.

(3)

Met het oog op de rationele ontwikkeling van de betrokken sector en van de verbetering van de productiviteit, moeten veterinaire maatregelen ten uitvoer worden gelegd om de volks- en de diergezondheid in de Gemeenschap te beschermen en te verbeteren.

(4)

Daartoe moet worden voorzien in een bijdrage van de Gemeenschap voor reeds vastgestelde of nog vast te stellen maatregelen.

(5)

De Gemeenschap dient, middels een financiële bijdrage, tot een zo snel mogelijke uitroeiing van alle uitbraken van ernstige besmettelijke ziekten bij te dragen.

(6)

Het uitbreken van zoönosen die een bedreiging vormen voor de gezondheid van de mens moet door middel van daartoe geëigende controlemaatregelen zoveel mogelijk worden voorkomen.

(7)

In het licht van de aanneming van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren ( 4 ) moet de communautaire financiële bijdrage eveneens worden toegekend voor uitroeiingsmaatregelen die de lidstaten ter bestrijding van andere, onder communautaire bepalingen inzake bestrijding vallende ziekten bij aquacultuurdieren toepassen.

(8)

Bij de toewijzing van financiële bijdragen uit de Gemeenschapsbegroting ten behoeve van de ziektebestrijding bij aquacultuurdieren moet volgens dezelfde procedures als die welke voor de controle en bestrijding van bepaalde ziekten bij terrestrische dieren van toepassing zijn, worden gecontroleerd of de in Richtlijn 2006/88/EG vastgelegde bepalingen inzake ziektebestrijding worden nageleefd.

(9)

Voor de werking van de interne markt is een controlestrategie nodig die de harmonisatie van de controleregeling voor producten uit derde landen impliceert. De tenuitvoerlegging van deze strategie moet worden vergemakkelijkt door voor de invoering en de verdere ontwikkeling ervan in financiële bijstand van de Gemeenschap te voorzien.

(10)

Met het oog op de harmonisatie van de essentiële voorschriften inzake bescherming van de gezondheid van mens en dier en de bescherming van de dieren, moeten communautaire coördinatie- en referentielaboratoria worden aangewezen en moeten acties op technisch en wetenschappelijk vlak worden ondernomen. Het is dienstig daartoe in een financiële bijdrage van de Gemeenschap te voorzien. Het is nuttig, met name in de sector van de dierbescherming, voor het verzamelen en opslaan en de verspreiding van de nodige informatie een database te creëren.

(11)

Het is zaak informatie in te winnen met het oog op een betere ontwikkeling en uitvoering van de wetgeving inzake diergezondheid en voedselveiligheid. Bovendien moet de informatie over de wetgeving inzake diergezondheid en voedselveiligheid dringend op zo groot mogelijke schaal in de Gemeenschap worden verspreid. Het is daarom wenselijk diergezondheid en voedselveiligheid van producten van dierlijke oorsprong in de financiering van het voorlichtingsbeleid inzake dierenbescherming op te nemen.

(12)

Voor communautaire acties voor de uitroeiing van bepaalde dierziekten wordt reeds financiële steun van de Gemeenschap verleend. In dit verband dienen te worden vermeld: Richtlijn 77/391/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende een gemeenschappelijke actie met het oog op de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen ( 5 ), Richtlijn 82/400/EEG van de Raad van 14 juni 1982 tot wijziging van Richtlijn 77/391/EEG en tot instelling van een aanvullende gemeenschappelijke actie voor de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen ( 6 ), Beschikking 80/1096/EEG van de Raad van 11 november 1980 betreffende een financiële actie van de Gemeenschap met het oog op de uitroeiing van klassieke varkenspest ( 7 ), en Beschikking 89/455/EEG van de Raad van 24 juli 1989 tot instelling van een communautaire actie betreffende het opzetten van proefprojecten voor de bestrijding van rabies met het oog op de uitroeiing of de voorkoming daarvan ( 8 ). De financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing van de onderscheiden voornoemde ziekten moet verder in de desbetreffende beschikking geregeld blijven.

(13)

Het is van belang dat een financiële maatregel van de Gemeenschap wordt vastgesteld inzake de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten. Alle financiële maatregelen van de Gemeenschap met betrekking tot de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen die tot verplichte uitgaven op de begroting van de Gemeenschap leiden, moeten in één hoofdstuk worden ondergebracht.

(14)

Gezien de aard van deze uitgaven is het wenselijk dat de Commissie op grond van deze beschikking te financieren uitgaven rechtstreeks beheert.

(15)

De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 9 ),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:



HOOFDSTUK I

ONDERWERP EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Deze beschikking bepaalt op welke wijze de Gemeenschap financieel bijdraagt aan:

 gerichte veterinaire maatregelen,

 controlemaatregelen op veterinair gebied,

 programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen.

Deze beschikking is niet van invloed op de mogelijkheden voor bepaalde lidstaten om een financiële bijdrage van de Gemeenschap van meer dan 50 % uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds ( 10 ) te ontvangen.



HOOFDSTUK II

GERICHTE VETERINAIRE MAATREGELEN



AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 2

De gerichte veterinaire maatregelen behelzen:

 urgente maatregelen,

 de bestrijding van mond-en-klauwzeer,

 voorlichtingsbeleid inzake diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid,

 acties op technisch en wetenschappelijk gebied,

 de bijdrage voor maatregelen van de lidstaten voor de uitroeiing van bepaalde ziekten.



AFDELING 2

Urgente maatregelen

Artikel 3

1.  Dit artikel is van toepassing wanneer zich op het grondgebied van een lidstaat een van de volgende ziekten voordoet:

 runderpest,

 pest bij kleine herkauwers,

 vesiculaire varkensziekte,

 bluetongue,

 Teschener-ziekte,

 schaapspokken en geitenpokken,

 Riftvalleykoorts,

 nodulaire dermatose,

 paardenpest,

 vesiculaire stomatitis (pseudomond-en-klauwzeer),

 Venezolaanse virale paardenencefalomyelitis,

 enzoötische hemorragische ziekte bij herten,

 klassieke varkenspest,

 Afrikaanse varkenspest,

 besmettelijke runderperipneumonie.

 epizoötische hematopoïetische necrose bij vissen (EHN),

 epizootic ulcerative syndrome bij vissen (EUS),

 besmetting met Bonamia exitiosa,

 besmetting met Perkinsus marinus,

 besmetting met Microcytos mackini,

 Taura syndrome bij schaaldieren,

 Yellowhead disease bij schaaldieren.

2.  De betrokken lidstaat komt voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing van de ziekte in aanmerking, op voorwaarde dat de onverwijld toegepaste maatregelen ten minste de isolering van het bedrijf bij vermoedelijke ziekte omvatten, alsmede, direct na de officiële bevestiging van de ziekte:

 het slachten van de dieren van de voor de ziekte vatbare soorten die lijden aan de ziekte of ermee besmet zijn, dan wel er vermoedelijk aan lijden of ermee besmet zijn, en destructie van die dieren,

 destructie van besmet voer of van besmet materiaal, voor zover dat niet overeenkomstig het derde streepje kan worden ontsmet,

 reiniging en ontsmetting van het bedrijf en van het aldaar aanwezige materieel, alsook insectenverdelging op het bedrijf en op het materieel,

 instelling van beschermingsgebieden,

 toepassing van voorschriften waarmee het risico van verspreiding van de infecties kan worden voorkomen,

 vaststelling van een termijn die in acht moet worden genomen vóór het opnieuw opnemen van dieren op het bedrijf na het slachten,

 onmiddellijke en passende schadeloosstelling van de veehouders.

3.  De betrokken lidstaat komt eveneens voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking wanneer bij het uitbreken van een van de in lid 1 genoemde ziekten twee of meer lidstaten nauw samenwerken bij de beheersing van die epizoötie, met name bij de tenuitvoerlegging van het epizoötiologisch onderzoek en van de maatregelen inzake het toezicht op de ziekte. Over de specifieke financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt, onverminderd de in het kader van de desbetreffende gemeenschappelijke marktordeningen vastgestelde maatregelen, een besluit genomen volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure.

4.  De betrokken lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten, overeenkomstig de communautaire wetgeving, onverwijld in kennis van de toegepaste maatregelen inzake kennisgeving en uitroeiing en de resultaten daarvan. De situatie wordt in het kader van het in artikel 40, lid 1, bedoelde Comité, hierna „Comité” te noemen, zo spoedig mogelijk onderzocht. Over de specifieke financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt, onverminderd de in het kader van de desbetreffende gemeenschappelijke marktordeningen vastgestelde maatregelen, een besluit genomen volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure.

5.  Indien voortzetting van de in lid 2 en in artikel 4 bedoelde maatregelen gezien de ontwikkeling van de situatie in de Gemeenschap wenselijk blijkt, kan volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure een nieuw besluit inzake de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden genomen, die meer kan bedragen dan 50 % als bepaald in lid 6, eerste streepje, van dit artikel. Bij de goedkeuring van dat besluit kan ook worden bepaald welke maatregelen, naast de in lid 2 van dit artikel bedoelde, door de betrokken lidstaat dienen te worden genomen om het welslagen van de actie te waarborgen.

6.  Onverminderd de in het kader van de gemeenschappelijke ordeningen der markten te nemen maatregelen ter ondersteuning van de markten, beloopt de zo nodig in verschillende tranches verdeelde financiële bijdrage van de Gemeenschap:

 50 % van de kosten die door de lidstaat zijn gemaakt voor de schadeloosstelling van de eigenaars voor het slachten en de destructie van de dieren en, eventueel, van de producten ervan, het reinigen, de insectenverdelging en het ontsmetten van het bedrijf en het materiaal, en de destructie van besmet voer en materiaal, als bedoeld in lid 2, tweede streepje;

 100 % van de kosten van het geleverde vaccin en 50 % van de kosten voor het verrichten van de inenting, indien overeenkomstig lid 5 tot inenting is besloten.

Artikel 4

1.  Dit artikel en artikel 3, leden 4 en 5, zijn van toepassing wanneer zich op het grondgebied van een lidstaat aviaire influenza voordoet.

2.  De betrokken lidstaat komt voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing van aviaire influenza in aanmerking, als de minimale bestrijdingsmaatregelen van Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza ( 11 ) volledig en doeltreffend overeenkomstig de relevante communautaire wetgeving zijn uitgevoerd en — bij het doden van de dieren van de voor de ziekte vatbare soorten die lijden aan de ziekte of ermee besmet zijn, dan wel er vermoedelijk aan lijden of ermee besmet zijn — de veehouders onmiddellijk op passende wijze zijn schadeloosgesteld.

3.  De zo nodig in verschillende tranches verdeelde financiële bijdrage van de Gemeenschap beloopt:

 50 % van de kosten van de lidstaat voor de schadeloosstelling van de veehouders voor het doden van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels en voor de waarde van de vernietigde eieren;

 50 % van de kosten van de lidstaat voor de destructie van de dieren, de destructie van de dierlijke producten, het reinigen en het ontsmetten van het bedrijf en het materiaal, de destructie van besmet voer en de destructie van besmet materiaal, voor zover het materiaal niet kan worden ontsmet;

 100 % van de kosten van het geleverde vaccin en 50 % van de kosten voor het verrichten van de vaccinatie, indien overeenkomstig artikel 54 van Richtlijn 2005/94/EG tot noodvaccinatie is besloten.

Artikel 5

De lidstaten kunnen volgens de procedures van artikel 3, leden 4, 5 en 6, van deze beschikking in het kader van de overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds ( 12 ) opgestelde operationele programma’s middelen bestemmen voor de uitroeiing van de in artikel 3, lid 1, van deze beschikking vermelde exotische ziekten bij aquacultuurdieren, mits aan de in afdeling 3 van hoofdstuk V van Richtlijn 2006/88/EG vastgestelde minimale maatregelen betreffende bestrijding en uitroeiing wordt voldaan.

Artikel 6

1.  Artikel 3 is ook van toepassing wanneer het hoofd moet worden geboden aan voor de Gemeenschap nadelige situaties op gezondheidsgebied ten gevolge van de in lid 1 van dat artikel bedoelde ziekten, ook indien het grondgebied waar de ziekte zich ontwikkelt onderworpen is aan een bestrijdingsprogramma overeenkomstig artikel 27.

2.  Artikel 3 is van toepassing wanneer op het grondgebied van een lidstaat pseudovogelpest (Newcastle Disease) uitbreekt.

Behoudens besluit van de Commissie, genomen volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure, waarbij wordt toegestaan dat er, op bepaalde voorwaarden en voor een beperkte tijdsduur en een beperkt gebied, inenting plaatsvindt, zal geen financiële bijdrage van de Gemeenschap worden verleend voor de levering van het vaccin of het uitvoeren van de inentingen.

3.  Artikel 3, met uitzondering van lid 2, vierde streepje, en lid 6, tweede streepje, is van toepassing wanneer een in Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers ( 13 ) bedoelde zoönose uitbreekt, mits er onmiddellijk gevaar bestaat voor de volksgezondheid. Op grond van het in artikel 3, lid 4, van deze beschikking bedoelde besluit zal worden beslist of dit het geval is.

Artikel 7

1.  Volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure voegt de Commissie, op verzoek van een lidstaat, aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde lijst een exotische ziekte toe die verplicht moet worden aangemeld en die een gevaar voor de Gemeenschap kan opleveren.

2.  De in artikel 3, lid 1, bedoelde lijst van ziekten kan, afhankelijk van de ontwikkeling van de situatie, volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure worden aangevuld met ziekten die volgens Richtlijn 82/894/EEG van de Raad van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap ( 14 ) moeten worden gemeld en ziekten die op aquacultuurdieren kunnen worden overgedragen. De lijst kan ook worden gewijzigd of ingekort in verband met de vooruitgang die is geboekt in het kader van de op communautair niveau vastgestelde maatregelen ter bestrijding van sommige ziekten.

3.  De bepalingen van artikel 3, lid 2, kunnen volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure worden aangevuld of gewijzigd, met name in verband met het opnemen van nieuwe ziekten in de in artikel 3, lid 1, bedoelde lijst, in het licht van opgedane ervaring of in verband met de aanneming van communautaire bepalingen met betrekking tot bestrijdingsmaatregelen.

Artikel 8

1.  Indien een lidstaat rechtstreeks door het uitbreken of de verspreiding van een van de ziekten als bedoeld in artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 1, artikel 6, leden 1 en 2, artikel 14, lid 1, of in bijlage I, op het grondgebied van een derde land of een lidstaat, wordt bedreigd, stelt hij de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de maatregelen die hij voornemens is te treffen om zich te beschermen.

2.  De situatie wordt zo spoedig mogelijk in het kader van het Comité onderzocht. Volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure kan worden besloten de in dat geval adequate maatregelen vast te stellen, met name de instelling van een bufferzone door middel van inenting en te voorzien in een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de bijzondere maatregelen die nodig worden geacht met het oog op het welslagen van de desbetreffende actie.

3.  In het in lid 2 bedoelde besluit worden de voor steun in aanmerking komende uitgaven en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld.

Artikel 9

1.  De Gemeenschap kan op verzoek van een lidstaat besluiten dat de lidstaten voorraden biologische producten moeten aanleggen voor de bestrijding van de ziekten als bedoeld in artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 1, artikel 6, lid 1, (vaccins, aangepaste virusstammen, sera voor diagnostisch gebruik), en, onverminderd het in artikel 69, lid 1, van Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond-en-klauwzeer ( 15 ) bedoelde besluit, in artikel 14, lid 1, van deze beschikking.

2.  De in lid 1 bedoelde maatregel en de uitvoeringsbepalingen, met name met betrekking tot keuze, productie, opslag, vervoer en gebruik van deze voorraden en inzake de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap, worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 10

1.  Indien het uitbreken of de verspreiding van een van de ziekten als bedoeld in artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 1, artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 1, en artikel 14, lid 1, in een derde land voor de Gemeenschap een gevaar kan vormen, kan de Gemeenschap dat derde land bij de bestrijding van die ziekte steunen door vaccin te leveren of de aankoop van vaccin te financieren.

2.  De in lid 1 bedoelde maatregel, de bepalingen ter uitvoering daarvan, de desbetreffende voorwaarden en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 11

1.  De Commissie verricht, in samenwerking met de bevoegde nationale instanties, controles ter plaatse om zich uit veterinair oogpunt van de uitvoering van de vastgestelde maatregelen te vergewissen.

2.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de in lid 1 bedoelde controles te vergemakkelijken en met name om te waarborgen dat de deskundigen op hun verzoek kunnen beschikken over alle informatie en alle bescheiden die zij nodig hebben om de uitvoering van de maatregelen te beoordelen.

3.  De algemene bepalingen ter uitvoering van dit artikel, met name met betrekking tot de frequentie en de wijze van uitvoering van de in lid 1 bedoelde controles, de aanwijzing van de veterinaire deskundigen, alsmede de procedure die deze in acht moeten nemen voor het opstellen van hun verslag, worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 12

Voor de in deze afdeling vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.

Artikel 13

De financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt niet verleend wanneer met de maatregel een totaalbedrag is gemoeid van minder dan 10 000 EUR.



AFDELING 3

Bestrijding van mond-en-klauwzeer

Artikel 14

1.  Dit artikel is van toepassing wanneer op het grondgebied van een lidstaat mond-en-klauwzeer uitbreekt.

2.  Aan de betrokken lidstaat wordt door de Gemeenschap financiële bijstand voor de uitroeiing van mond-en-klauwzeer verleend, op voorwaarde dat de in artikel 3, lid 2, bedoelde maatregelen en de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2003/85/EG, onmiddellijk worden toegepast.

3.  Artikel 3, lid 4, is van toepassing.

4.  Onverminderd de maatregelen die in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen moeten worden genomen om de markt te ondersteunen, is de specifieke financiële bijdrage uit hoofde van deze beschikking gelijk aan 60 % van de door de lidstaat gemaakte kosten voor:

a) de schadeloosstelling van de veehouders voor:

i) het slachten en de destructie van de dieren,

ii) de destructie van de melk,

iii) het reinigen en ontsmetten van het bedrijf,

iv) de destructie van besmet voer en, voor zover dat niet kan worden ontsmet, van besmet materiaal,

v) de door de veehouders geleden verliezen ingevolge de beperkingen op de handel in fokdieren en mestvee ingevolge de wederinvoering van de noodvaccinatie overeenkomstig artikel 50, lid 3, van Richtlijn 2003/85/EG;

b) het eventuele vervoer van de geslachte dieren naar de verwerkingsfabrieken;

c) alle andere maatregelen die nodig zijn om de ziekte in de haard uit te roeien.

De Commissie stelt volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure de aard vast van de in punt c) van dit lid bedoelde andere maatregelen die voor dezelfde financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking komen, alsmede de gevallen waarin punt a), onder v), van dit lid van toepassing is.

5.  De situatie moet in het Comité voor de eerste maal uiterlijk 45 dagen nadat de eerste haard van mond-en-klauwzeer officieel is bevestigd, opnieuw worden bezien, en daarna afhankelijk van de wijze waarop de toestand zich ontwikkelt. Daarbij wordt niet alleen de situatie op veterinair gebied onderzocht, maar worden ook de reeds gedane en de verwachte uitgaven geraamd. Op grond van dit onderzoek kan volgens de in artikel 40, lid 3, bedoelde procedure een nieuw besluit ten aanzien van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden genomen, die meer kan bedragen dan 60 % als bepaald in lid 4 van dit artikel. In dat besluit worden de voor steun in aanmerking komende uitgaven en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld. Bij de goedkeuring van dat besluit kan bovendien worden bepaald welke maatregelen, naast de in lid 2 van dit artikel bedoelde, door de betrokken lidstaat moeten worden genomen om het welslagen van de actie te waarborgen.

Artikel 15

Door de Gemeenschap vastgestelde maatregelen ter bestrijding van mond-en-klauwzeer buiten de Gemeenschap, met name acties uit hoofde van de artikelen 8 en 10, kunnen in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap.

Artikel 16

De in artikel 15 bedoelde maatregelen en de bepalingen ter uitvoering daarvan, de desbetreffende voorwaarden en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 3, bedoelde procedure.

Artikel 17

De communautaire reserves van mond-en-klauwzeervaccins, gevormd bij Beschikking 91/666/EEG van de Raad van 11 december 1991 betreffende de vorming van communautaire reserves van mond-en-klauwzeervaccins ( 16 ), kunnen in aanmerking komen voor steun van de Gemeenschap.

De hoogte van de communautaire bijdrage en de voorwaarden waaronder deze kan worden verstrekt, worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 3, bedoelde procedure.

Artikel 18

Voor de in de artikelen 15, 16 en 17 vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.

Indien bij het uitbreken van een ernstige epidemie van mond-en-klauwzeer uit hoofde van deze afdeling uitgaven moeten worden verricht die de overeenkomstig de eerste alinea vastgestelde bedragen overschrijden, treft de Commissie in het kader van haar bestaande bevoegdheden de nodige maatregelen of doet zij de nodige voorstellen aan de begrotingsautoriteit, om te garanderen dat aan de in artikel 14 bedoelde financiële verplichtingen wordt voldaan.



AFDELING 4

Voorlichtingsbeleid inzake diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid

Artikel 19

De Gemeenschap levert een financiële bijdrage aan de ontwikkeling van een voorlichtingsbeleid met betrekking tot diergezondheid, dierenwelzijn en de voedselveiligheid van producten van dierlijke oorsprong, onder meer door:

a) de installatie en ontwikkeling van voorlichtingsinstrumenten, met inbegrip van een adequate database voor:

i) het verzamelen en opslaan van alle informatie over de communautaire wetgeving inzake diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid van producten van dierlijke oorsprong,

ii) de verspreiding van de onder i) vermelde informatie bij de bevoegde autoriteiten, de producenten en de consumenten, in voorkomend geval rekening houdend met interfaces van nationale gegevensbestanden;

b) de uitvoering van de nodige studies ter voorbereiding en ontwikkeling van wetgeving inzake dierenwelzijn.

Artikel 20

De in artikel 19 bedoelde maatregelen, de bepalingen ter uitvoering daarvan en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 21

Voor de in deze afdeling vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.



AFDELING 5

Acties op technisch en wetenschappelijk gebied

Artikel 22

De Gemeenschap kan de nodige technische en wetenschappelijke maatregelen nemen voor de ontwikkeling van communautaire wetgeving en voor de ontwikkeling van voorlichting en opleiding op veterinair gebied, of kan de lidstaten of internationale organisaties daarin bijstaan.

Artikel 23

De in artikel 22 bedoelde maatregelen, de bepalingen ter uitvoering daarvan en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 24

Voor de in deze afdeling vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.



HOOFDSTUK III

PROGRAMMA’S VOOR DE UITROEIING, BESTRIJDING EN BEWAKING VAN DIERZIEKTEN EN ZOÖNOSEN

Artikel 25

De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen wordt — onverminderd het bepaalde in artikel 28, lid 1 — vastgesteld bij Richtlijn 77/391/EEG en Richtlijn 82/400/EEG.

Artikel 26

1.  De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van klassieke varkenspest wordt vastgesteld bij Beschikking 80/1096/EEG.

2.  De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van brucellose bij schapen wordt vastgesteld bij Beschikking 90/242/EEG van de Raad van 21 mei 1990 inzake een financiële actie van de Gemeenschap voor de uitroeiing van schapen- en geitenbrucellose ( 17 ).

Artikel 27

1.  Er wordt voorzien in een financiële maatregel van de Gemeenschap om de onkosten van de lidstaten voor de financiering van nationale programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van de in bijlage I vermelde dierziekten en zoönosen (hierna „programma’s” te noemen) te vergoeden.

De lijst in bijlage I kan overeenkomstig de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure worden gewijzigd, vooral wanneer er sprake is van nieuwe dierziekten die een risico voor de diergezondheid en indirect voor de volksgezondheid vormen, of in het licht van nieuwe epizoötiologische of wetenschappelijke gegevens.

2.  De lidstaten dienen jaarlijks uiterlijk 30 april bij de Commissie de jaar- of meerjarenprogramma’s in die het volgende jaar beginnen en waarvoor zij een financiële bijdrage van de Gemeenschap wensen te ontvangen.

Na 30 april ingediende programma’s komen het volgende jaar niet in aanmerking voor financiering.

De door de lidstaten ingediende programma’s bevatten ten minste de volgende elementen:

a) een beschrijving van de epizoötiologische situatie van de ziekte vóór de begindatum van het programma;

b) een beschrijving en afbakening van het geografische en bestuurlijke gebied waar het programma wordt uitgevoerd;

c) de vermoedelijke duur van het programma, de te treffen maatregelen en de op de einddatum van het programma te verwezenlijken doelstelling;

d) een kosten-batenanalyse van het programma.

De nadere criteria, waaronder criteria die betrekking hebben op meer dan een lidstaat, worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure.

In elk door een lidstaat ingediend meerjarenprogramma wordt de informatie die overeenkomstig de in dit lid vermelde criteria is vereist reeds voor elk programmajaar verstrekt.

3.  De Commissie kan een lidstaat verzoeken een meerjarenprogramma in te dienen of de duur van een ingediend jaarprogramma eventueel te verlengen als een meerjarenprogramma noodzakelijk wordt geacht voor een efficiëntere en doeltreffendere uitroeiing, bestrijding en bewaking van een ziekte, vooral wanneer er potentiële gevaren voor de diergezondheid en indirect voor de volksgezondheid bestaan.

De Commissie kan de regionale programma’s die betrekking hebben op meer dan een lidstaat in samenwerking met de betrokken lidstaten coördineren.

4.  De Commissie beoordeelt de door de lidstaten ingediende programma’s uit zowel veterinair als financieel oogpunt.

De lidstaten delen de Commissie alle toepasselijke informatie mee die zij nodig heeft om het programma te beoordelen.

De periode voor het verzamelen van alle informatie over de programma’s loopt jaarlijks op 15 september af.

5.  De volgende zaken worden jaarlijks uiterlijk 30 november goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 40, lid 3, bedoelde procedure:

a) de programma’s, eventueel gewijzigd in het licht van de in lid 4 van dit artikel vastgestelde beoordeling;

b) het bedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap;

c) de bovengrens van de financiële bijdrage van de Gemeenschap;

d) de voorwaarden waaraan de financiële bijdrage van de Gemeenschap eventueel onderworpen is.

Programma’s worden voor hoogstens zes jaar goedgekeurd.

6.  Wijzigingen van de programma’s worden goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 40, lid 3, bedoelde procedure.

7.  Voor elk goedgekeurd programma dienen de lidstaten de volgende verslagen bij de Commissie in:

a) tussentijdse technische en financiële verslagen;

b) jaarlijks uiterlijk 30 april een gedetailleerd technisch jaarverslag met onder meer een beoordeling van de resultaten en een gedetailleerd verslag van de uitgaven van het voorafgaande jaar.

8.  De betalingsaanvragen met betrekking tot de uitgaven van een lidstaat in het kader van een programma tijdens het voorafgaande jaar, worden uiterlijk 30 april bij de Commissie ingediend.

Bij te laat ingediende betalingsaanvragen wordt de financiële bijdrage van de Gemeenschap op 1 juni, 1 augustus, 1 september en 1 oktober van dat jaar respectievelijk met 25 %, 50 %, 75 % en 100 % verlaagd.

De Commissie beslist jaarlijks uiterlijk 30 oktober over de betalingen van de Gemeenschap en houdt daarbij rekening met de overeenkomstig lid 7 door de lidstaten ingediende technische en financiële verslagen.

9.  Deskundigen van de Commissie kunnen ter plekke en in samenwerking met de bevoegde autoriteiten controles uitvoeren voor zover het noodzakelijk is een uniforme toepassing van deze beschikking te waarborgen overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn ( 18 ).

De deskundigen van de Commissie kunnen bij deze controles worden bijgestaan door een overeenkomstig de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure opgerichte groep deskundigen.

10.  De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure.

11.  De lidstaten kunnen in het kader van de overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 opgestelde operationele programma’s middelen bestemmen voor de uitroeiing van de in bijlage I genoemde ziekten bij aquacultuurdieren.

Die middelen worden overeenkomstig de in dit artikel vastgelegde procedures toegewezen, met de volgende aanpassingen:

a) het steunpercentage is in overeenstemming met de in Verordening (EG) nr. 1198/2006 vastgestelde steunpercentages;

b) lid 8 van dit artikel is niet van toepassing.

De uitroeiing vindt plaats overeenkomstig artikel 38, lid 1, van Richtlijn 2006/88/EG of in het kader van een uitroeiingsprogramma.

▼M1

12.  Voor de door Kroatië in 2013 uit te voeren programma's gelden niet de in lid 2 vermelde datum van 30 april, de in lid 4 vermelde datum van 15 september en de in lid 5 vermelde datum van 30 november.

▼B

Artikel 28

1.  Niettegenstaande de artikelen 25, 26 en 27 wordt het niveau van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor programma’s betreffende de in deze artikelen bedoelde ziekten volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure door de Commissie vastgesteld op 50 % van de kosten die in de lidstaat zijn gemaakt om de eigenaars wier vee wegens de betrokken ziekte is geslacht, schadeloos te stellen.

2.  Op verzoek van een lidstaat beziet de Commissie de situatie opnieuw in het Comité wat betreft de ziektes waarvoor de artikelen 25, 26 en 27 gelden. Daarbij betrekt zij zowel de veterinaire situatie als de raming van de reeds gedane en de verwachte uitgaven. Daarna wordt elk nieuw besluit inzake de financiële bijdrage van de Gemeenschap, die meer kan bedragen dan 50 % van de kosten die de lidstaten hebben gemaakt om de veehouders schadeloos te stellen voor het slachten van dieren ingevolge de betrokken ziekte, genomen volgens de in artikel 40, lid 3, bedoelde procedure.

Bij de aanneming van dit besluit kunnen alle door de betrokken lidstaat uit te voeren maatregelen worden vastgesteld die voor het welslagen van de actie nodig zijn.

Artikel 29

De communautaire vastleggingen voor de medefinanciering van de programma’s worden jaarlijks vastgesteld. De vastleggingen voor de meerjarenprogramma’s worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 76, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen ( 19 ). Voor meerjarenprogramma’s volgt de eerste vastlegging na de goedkeuring van de programma’s. Alle volgende vastleggingen gebeuren door de Commissie op basis van de in artikel 27, lid 5, van deze beschikking vermelde beslissing tot het verlenen van een bijdrage.



HOOFDSTUK IV

VETERINAIRE CONTROLES



AFDELING 1

Inleidende bepaling

Artikel 30

De Gemeenschap draagt ertoe bij de doeltreffendheid van de veterinaire controles te verbeteren door:

 financiële steun te verlenen aan de coördinatie- en referentielaboratoria;

 financieel bij te dragen in het verrichten van controles met het oog op de preventie van zoönosen;

 financieel bij te dragen in de toepassing van de controlestrategie die nodig is voor de werking van de interne markt.



AFDELING 2

Coördinatie- en referentielaboratoria

Artikel 31

1.  Elk laboratorium dat overeenkomstig de communautaire veterinaire wetgeving als coördinatie- of referentielaboratorium is aangewezen en dat de taken vervult en aan de eisen voldoet die daarin zijn vastgesteld, kan voor financiële steun van de Gemeenschap in aanmerking komen.

2.  De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde steun, de voorwaarden voor de verlening van de steun en de hoogte van de steun worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 40, lid 2.

3.  Voor de in deze afdeling vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.



AFDELING 3

Controlestrategie

Artikel 32

1.  Elke lidstaat stelt een programma vast voor de uitwisseling van voor de veterinaire sector bevoegde ambtenaren.

2.  De uitwisselingsprogramma’s worden in het Comité door de Commissie samen met de lidstaten gecoördineerd.

3.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de uitvoering mogelijk te maken van de gecoördineerde uitwisselingsprogramma’s.

4.  In het Comité wordt jaarlijks aan de hand van de door de lidstaten ingediende verslagen de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de uitwisselingsprogramma’s besproken.

5.  De lidstaten maken van de opgedane ervaring gebruik om de uitwisselingsprogramma’s te verbeteren en meer inhoud te geven.

6.  De Gemeenschap kan financiële steun verlenen met het oog op de efficiënte uitvoering van de uitwisselingsprogramma’s — met name via de in artikel 34, lid 1, bedoelde bijscholingsstages. De hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap en de eventuele voorwaarden voor de verlening ervan worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure.

7.  De artikelen 23 en 24 zijn in het kader van dit artikel van toepassing.

Artikel 33

Het bepaalde in artikel 32, leden 6 en 7, is van toepassing op de programma’s die zijn opgesteld in het kader Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht ( 20 ) en Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht ( 21 ) met het oog op de organisatie van veterinaire controles aan de buitengrenzen op producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht.

Artikel 34

1.  De Commissie kan, rechtstreeks dan wel door bemiddeling van de bevoegde nationale instanties, bijscholingsstages of -bijeenkomsten voor personeel in de lidstaten organiseren, met name voor degenen die met de in artikel 33 bedoelde veterinaire controles zijn belast.

Deze bijscholingsstages of -bijeenkomsten staan, indien er plaatsen beschikbaar zijn, op verzoek van de bevoegde autoriteiten en na instemming van de Commissie, open voor personeel van derde landen, die met de Gemeenschap een samenwerkingsovereenkomst op het gebied van veterinaire controles hebben gesloten, alsmede voor personen met een wetenschappelijke veterinaire opleiding die hun kennis op het gebied van de communautaire regelgeving wensen aan te vullen.

2.  De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de organisatie van de in lid 1 bedoelde acties en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden door de Commissie volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

Artikel 35

1.  Voor de invoering van systemen voor de identificatie van dieren en de kennisgeving van ziekten in het kader van de voorschriften inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in levende dieren in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt, kan financiële steun van de Gemeenschap worden verstrekt.

2.  De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de organisatie van de in lid 1 bedoelde actie en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden door de Commissie vastgesteld nadat zij het Comité heeft geraadpleegd.

Artikel 36

1.  De Gemeenschap kan financiële steun verlenen voor de informatisering van de veterinaire procedures inzake:

a) de intracommunautaire handel in en de invoer van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong;

b) de hosting, het beheer en het onderhoud van geïntegreerde veterinaire computersystemen, in voorkomend geval rekening houdend met interfaces van nationale gegevensbestanden.

2.  De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de organisatie van de in lid 1 bedoelde actie en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 37

1.  Indien een lidstaat bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe controlestrategie ingevolge de werking van de interne markt voor het handelsverkeer in levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, uit structureel of geografisch oogpunt moeilijkheden ondervindt op het gebied van personeel en infrastructuur, kan door de Gemeenschap tijdelijk een degressieve financiële bijdrage worden verleend.

2.  De betrokken lidstaat dient, met het oog op de verbetering van de controleregeling, bij de Commissie een nationaal programma in, samen met de nodige financiële gegevens.

3.  De leden 3 tot en met 11 van artikel 27 zijn in het kader van dit artikel van toepassing.

Artikel 38

Voor de in deze afdeling bedoelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.



HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 39

De op grond van deze beschikking te financieren uitgaven worden rechtstreeks beheerd door de Commissie overeenkomstig artikel 148, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

Artikel 40

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, ingesteld bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden ( 22 ).

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee weken.

Artikel 41

De Commissie dient om de vier jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de gezondheidssituatie van dieren en een kosten-batenanalyse van de uitvoering van de programma’s in de diverse lidstaten, met inbegrip van een uitleg van de toegepaste criteria.

Artikel 42

Beschikking 90/424/EEG wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken beschikking gelden als verwijzingen naar de onderhavige beschikking en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 43

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE I

DIERZIEKTEN EN ZOÖNOSEN

 Rundertuberculose

 Runderbrucellose

 Schapen- en geitenbrucellose (B. melitensis)

 Bluetongue in gebieden waar de ziekte enzoötisch is, of in hoogrisicogebieden

 Afrikaanse varkenspest

 Vesiculaire varkensziekte

 Klassieke varkenspest

 Infectieuze hematopoëtische necrose

 Infectieuze anemie bij zalm

 Miltvuur

 Besmettelijke boviene pleuropneumonie

 Vogelgriep (aviaire influenza)

 Hondsdolheid

 Echinokokkose

 Overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE)

 Campylobacteriose

 Listeriose

 Salmonellose (zoönotische salmonella)

 Trichinellose

 Verocytotoxine-producerende E. coli

 Virale hemorragische septikemie (VHS)

 Koi-herpesvirus (KHV)

 Besmetting met Bonamia ostreae

 Besmetting met Marteilia refringens

 White spot disease bij schaaldieren




BIJLAGE II



INGETROKKEN BESCHIKKING MET OVERZICHT VAN DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

Beschikking 90/424/EEG van de Raad

(PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19)

 

Beschikking 91/133/EEG van de Raad

(PB L 66 van 13.3.1991, blz. 18)

 

Verordening (EEG) nr. 3763/91 van de Raad

(PB L 356 van 24.12.1991, blz. 1)

uitsluitend artikel 10, lid 1

Beschikking 92/337/EEG van de Raad

(PB L 187 van 7.7.1992, blz. 45)

 

Beschikking 92/438/EEG van de Raad

(PB L 243 van 25.8.1992, blz. 27)

uitsluitend artikel 11

Richtlijn 92/117/EEG van de Raad

(PB L 62 van 15.3.1993, blz. 38)

uitsluitend artikel 9, lid 2

Richtlijn 92/119/EEG van de Raad

(PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69)

uitsluitend artikel 23, lid 2

Beschikking 93/439/EEG van de Commissie

(PB L 203 van 13.8.1993, blz. 34)

 

Beschikking 94/77/EG van de Commissie

(PB L 36 van 8.2.1994, blz. 15)

 

Beschikking 94/370/EG van de Raad

(PB L 168 van 2.7.1994, blz. 31)

 

Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad

(PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103)

uitsluitend artikel 17

Beschikking 2001/12/EG van de Raad

(PB L 3 van 6.1.2001, blz. 27)

 

Beschikking 2001/572/EG van de Raad

(PB L 203 van 28.7.2001, blz. 16)

 

Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad

(PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

uitsluitend bijlage III, punt 9

Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31)

uitsluitend artikel 16

Beschikking 2006/53/EG van de Raad

(PB L 29 van 2.2.2006, blz. 37)

 

Beschikking 2006/782/EG van de Raad

(PB L 328 van 24.11.2006, blz. 57)

 

Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad

(PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1)

uitsluitend wat de verwijzing naar Beschikking 90/424/EEG in artikel 1, lid 2, tweede streepje, en de bijlage, deel 5B, punt I, 3, betreft

Beschikking 2006/965/EG van de Raad

(PB L 397 van 30.12.2006, blz. 22)

uitsluitend artikel 1

Beschikking 2008/685/EG van de Commissie

(PB L 224 van 22.8.2008, blz. 11).

 




BIJLAGE III



CONCORDANTIETABEL

Beschikking 90/424/EEG

De onderhavige beschikking

Artikelen 1 en 2

Artikelen 1 en 2

Artikel 3, leden 1 en 2

Artikel 3, leden 1 en 2

Artikel 3, lid 2 bis

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 5

Artikel 3, lid 5

Artikel 3, lid 6

Artikel 3 bis

Artikel 4

Artikel 3 ter

Artikel 5

Artikel 4

Artikel 6

Artikel 5

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 9

Artikel 8

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 11

Artikel 10

Artikel 12

Artikel 10 bis

Artikel 13

Artikel 11, leden 1 tot en met 5

Artikel 14, leden 1 tot en met 5

Artikel 11, lid 6

Artikel 12

Artikel 15

Artikel 13

Artikel 16

Artikel 14

Artikel 17

Artikel 15

Artikel 18

Artikel 16

Artikel 19

Artikel 17

Artikel 20

Artikel 18

Artikel 21

Artikel 19

Artikel 22

Artikel 20

Artikel 23

Artikel 21

Artikel 24

Artikel 22, lid 1

Artikel 25

Artikel 22, lid 2

Artikel 23, lid 1

Artikel 26, lid 1

Artikel 23, lid 2

Artikel 23, lid 3

Artikel 26, lid 2

Artikel 23, lid 4

Artikel 24

Artikel 27

Artikel 25, leden 1 en 2

Artikel 28, leden 1 en 2

Artikel 25, lid 3

Artikel 25, lid 4

Artikel 26

Artikel 29

Artikel 27

Artikel 30

Artikel 28

Artikel 31

Artikel 34

Artikel 32

Artikel 35

Artikel 33

Artikel 36

Artikel 34

Artikel 37

Artikel 35

Artikel 37 bis

Artikel 36

Artikel 38

Artikel 37

Artikel 39

Artikel 38

Artikel 40 bis

Artikel 39

Artikel 41, lid 1

Artikel 40, lid 1

Artikel 41, lid 2

Artikel 40, lid 2

Artikel 42, lid 1

Artikel 42, lid 2

Artikel 40, lid 3

Artikel 41, lid 3

Artikel 40, lid 4

Artikel 43, lid 1

Artikel 43, lid 2

Artikel 43 bis

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 44

Artikel 43

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III



( 1 ) Advies van 16 december 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

( 2 ) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

( 3 ) Zie bijlage II.

( 4 ) PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.

( 5 ) PB L 145 van 13.6.1977, blz. 44.

( 6 ) PB L 173 van 19.6.1982, blz. 18.

( 7 ) PB L 325 van 1.12.1980, blz. 5.

( 8 ) PB L 223 van 2.8.1989, blz. 19.

( 9 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

( 10 ) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

( 11 ) PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

( 12 ) PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

( 13 ) PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31.

( 14 ) PB L 378 van 31.12.1982, blz. 58.

( 15 ) PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1.

( 16 ) PB L 368 van 31.12.1991, blz. 21.

( 17 ) PB L 140 van 1.6.1990, blz. 123.

( 18 ) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

( 19 ) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

( 20 ) PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.

( 21 ) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

( 22 ) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

Top