Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02007D0182-20080812

    Consolidated text: Beschikking van de Commissie van 19 maart 2007 betreffende een onderzoek naar Chronic Wasting Disease bij hertachtigen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 860) (Voor de EER relevante tekst) (2007/182/EG)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/182/2008-08-12

    2007D0182 — NL — 12.08.2008 — 001.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 19 maart 2007

    betreffende een onderzoek naar Chronic Wasting Disease bij hertachtigen

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 860)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2007/182/EG)

    (PB L 084, 24.3.2007, p.37)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date

    ►M1

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 1 augustus 2008

      L 215

    8

    12.8.2008




    ▼B

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 19 maart 2007

    betreffende een onderzoek naar Chronic Wasting Disease bij hertachtigen

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 860)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2007/182/EG)



    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën ( 1 ), en met name op artikel 6, lid 1,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Chronic Wasting Disease is een overdraagbare spongiforme encefalopathie (TSE) bij hertachtigen, die in Noord-Amerika wijdverbreid is maar tot op heden nog niet in de Gemeenschap is gemeld.

    (2)

    Op 3 juni 2004 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een advies uitgebracht waarin wordt aanbevolen gerichte bewaking onder hertachtigen in de Gemeenschap uit te voeren. Die bewaking is bedoeld om eventuele TSE’s bij hertachtigen op te sporen. Er moet dan ook voor worden gezorgd dat de lidstaten zulke onderzoeken overeenkomstig dat advies uitvoeren.

    (3)

    Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van TSE’s bij dieren. Die verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1923/2006, bevat bepalingen inzake toezichtsprogramma’s in verband met TSE’s bij hertachtigen. Daarom kan bij deze beschikking worden bepaald dat de lidstaten onderzoeken naar TSE’s bij hertachtigen moeten uitvoeren.

    (4)

    Die onderzoeken moeten zowel op wilde als op gekweekte hertachtigen betrekking hebben. Aangezien wilde herten hoofdzakelijk bemonsterd moeten worden gedurende het jachtseizoen, dat van beperkte duur is, moet deze beschikking van toepassing worden na de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1923/2006, zodat de lidstaten voldoende tijd hebben om de streefaantallen monsters te nemen.

    (5)

    De lidstaten moeten jaarlijks een verslag over de resultaten van die onderzoeken onder hertachtigen indienen. Positieve TSE-gevallen bij hertachtigen moeten onmiddellijk aan de Commissie worden gemeld.

    (6)

    De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hertachtigen die op TSE’s getest zijn, pas in de commerciële voedselketen terechtkomen als een negatieve testuitslag is verkregen.

    (7)

    De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:



    Artikel 1

    Toepassingsgebied

    Deze beschikking bevat voorschriften voor een onderzoek naar de aanwezigheid van Chronic Wasting Disease (CWD) bij hertachtigen (hierna „het onderzoek” genoemd).

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze beschikking gelden de definities in bijlage I.

    Artikel 3

    Reikwijdte van het onderzoek

    1.  De lidstaten voeren een onderzoek uit naar de aanwezigheid van CWD bij hertachtigen overeenkomstig de minimumcriteria in bijlage II.

    2.  De lidstaten voltooien het onderzoek uiterlijk aan het eind van het jachtseizoen van ►M1  2008 ◄ .

    Artikel 4

    Door de lidstaten te nemen maatregelen na de uitvoering van tests op CWD

    Na de uitvoering van tests op CWD nemen de lidstaten de in bijlage III vermelde maatregelen.

    Artikel 5

    Rapportage van de lidstaten aan de Commissie

    De lidstaten rapporteren de Commissie:

    a) onverwijld elke positieve of twijfelachtige uitslag met betrekking tot een overdraagbare spongiforme encefalopathie bij een hertachtige;

    b) jaarlijks de resultaten van de onderzoeken overeenkomstig bijlage IV.

    Artikel 6

    Door de Commissie aan de lidstaten te verstrekken samenvatting van de verslagen

    De Commissie verstrekt de lidstaten een samenvatting van de in artikel 5 bedoelde verslagen.

    Artikel 7

    Adressaten

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.




    BIJLAGE I

    Definities

    Voor de toepassing van deze beschikking gelden de onderstaande definities:

    a) „doelsoort”: wilde en gekweekte edelherten (Cervus elaphus) en wilde witstaartherten (Odocoileus virginianus);

    b) „betrokken lidstaten”: lidstaten waar de populaties van de doelsoorten voldoende groot zijn om de statistisch vereiste steekproefgrootten te halen; dit verschilt al naar gelang van de doelsoort en de vraag of het om wilde dan wel gekweekte doelsoorten gaat, zoals aangegeven in de tabellen 1 en 2 in bijlage II;

    c) „klinische/zieke hertachtigen”: hertachtigen met afwijkend gedrag en/of stoornissen van het bewegingsapparaat en/of een slechte algemene gezondheidstoestand;

    d) „in het verkeer gewonde of omgekomen hertachtigen”: hertachtigen die door wegvoertuigen geraakt zijn en waarvan de gezondheidstoestand vóór overlijden niet kan worden vastgesteld;

    e) „gestorven/gedode hertachtigen”: hertachtigen die op het bedrijf of in het wild zijn gestorven en hertachtigen die om gezondheidsredenen of vanwege hun leeftijd zijn gedood;

    f) „geslachte gezonde hertachtigen”: gezonde gekweekte hertachtigen die in het slachthuis of op het bedrijf zijn geslacht;

    g) „geschoten gezonde hertachtigen”: gezonde wilde hertachtigen die tijdens het jachtseizoen zijn geschoten;

    h) „doelgroepen”: de onder c) tot en met g) bedoelde hertachtigen.




    BIJLAGE II

    Minimumcriteria voor een onderzoek naar de aanwezigheid van Chronic Wasting Disease (CWD) bij hertachtigen

    1.   Bemonstering van doelsoorten door de betrokken lidstaten

    a) De betrokken lidstaten nemen monsters voor tests op CWD overeenkomstig tabel 1 voor wilde edelherten en witstaartherten en tabel 2 voor gekweekte edelherten op hun grondgebied.

    Die monsters mogen uit alle doelgroepen in de betrokken lidstaten worden genomen.

    b) De bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat neemt bij het samenstellen van de steekproeven van de doelsoorten de volgende criteria in aanmerking:

    i) alle hertachtigen moeten ouder zijn dan 18 maanden; de leeftijd wordt geschat aan de hand van het gebit, duidelijke tekenen van volgroeidheid of andere betrouwbare informatie;

    ii) van de geschoten gezonde hertachtigen worden in het bijzonder de mannelijke dieren bemonsterd;

    iii) van de geslachte gezonde hertachtigen worden in het bijzonder de oudere mannelijke en vrouwelijke dieren bemonsterd.

    c) De bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat neemt bij het samenstellen van de steekproeven van de doelsoorten de volgende risicofactoren in aanmerking:

    i) gebieden met een hoge hertenpopulatie;

    ii) een hoge scrapie-incidentie;

    iii) een hoge BSE-incidentie;

    iv) hertachtigen die voeder hebben gegeten dat mogelijk met een TSE besmet is;

    v) hertachtigen op bedrijven of in gebieden waarvan bekend is dat er in het verleden invoer van hertachtigen of producten daarvan heeft plaatsgevonden uit gebieden waar CWD heerst.

    d) De bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat bemonstert de doelsoorten aselect.

    2.   Bemonstering op CWD bij alle soorten hertachtigen in alle lidstaten

    Alle lidstaten nemen monsters voor CWD-tests van alle soorten hertachtigen, prioritair van klinische/zieke hertachtigen en gestorven/gedode hertachtigen en voorts van in het verkeer gewonde of omgekomen hertachtigen. De bevoegde autoriteit van elke lidstaat streeft naar maximale alertheid op deze hertachtigen, zodat een zo groot mogelijk aantal van deze dieren op CWD wordt getest.



    Tabel 1

    Wilde edelherten (Cervus elaphus) en witstaartherten (Odocoileus virginianus)

     

    Populatie doelsoort

    Steekproefgrootte

    Tsjechië

    25 000

    598

    Duitsland

    150 000

    598

    Spanje

    220 000-290 000

    598

    Frankrijk

    100 000

    598

    Italië

    44 000

    598

    Letland

    28 000

    598

    Hongarije

    74 000

    598

    Oostenrijk

    150 000

    598

    Polen

    600 000

    598

    Slowakije

    38 260

    598

    Finland

    30 000

    598

    Verenigd Koninkrijk

    382 500

    598



    Tabel 2

    Gekweekte edelherten (Cervus elaphus elaphus)

     

    Populatie doelsoort

    Steekproefgrootte

    Tsjechië

    > 9 000

    576

    Duitsland

    11 500

    598

    Frankrijk

    17 000

    598

    Ierland

    10 000

    581

    Oostenrijk

    10 000

    581

    Verenigd Koninkrijk

    28 000

    598

    3.   Bemonstering en laboratoriumonderzoek

    Van elke hertachtige van de in de punten 1 en 2 bedoelde groepen wordt een monster van de obex genomen. Van elk monster wordt een deel koel of ingevroren bewaard totdat een negatieve uitslag is verkregen, voor het geval dat een bioassay moet worden uitgevoerd.

    De bevoegde autoriteit van elke lidstaat raadpleegt hoofdstuk C, punt 3, van bijlage X bij Verordening (EG) nr. 999/2001 voor de te gebruiken methoden en protocollen.

    Snelle tests zoals bedoeld in hoofdstuk C, punt 4, van bijlage X bij Verordening (EG) nr. 999/2001, die worden gebruikt voor het aantonen van TSE’s in de obex van runderen of kleine herkauwers, worden geschikt geacht voor de in de punten 1 en 2 bedoelde bemonstering. De lidstaten mogen voor screeningsdoeleinden ook gebruikmaken van immunohistochemische tests, indien zij aan een proficiency test van het communautaire referentielaboratorium voor TSE’s voldoen. Indien een lidstaat een positieve uitslag van een snelle test niet kan bevestigen, zendt hij voor de bevestiging het nodige weefsel naar het communautaire referentielaboratorium. Indien een positief TSE-geval wordt geconstateerd, is het protocol van hoofdstuk C, punt 3.2, onder c), i) en ii), van bijlage X bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van toepassing.

    4.   Genotypering

    Voor elke positieve TSE-uitslag bij een hertachtige wordt het prioneiwitgenotype bepaald overeenkomstig de richtsnoeren van het communautaire referentielaboratorium voor TSE’s.




    BIJLAGE III

    Maatregelen naar aanleiding van het testen van hertachtigen

    1. De lidstaten zorgen ervoor dat, indien een CWD-test wordt uitgevoerd op een hertachtige die bestemd is om voor menselijke consumptie in de handel te worden gebracht, het karkas traceerbaar is en pas voor de verkoop wordt vrijgegeven als de snelle test een negatieve uitslag heeft opgeleverd.

    2. Ingeval punt 1 van toepassing is, wordt — voor zover mogelijk en indien bekend — de jager, jachtopziener of veehouder ervan op de hoogte gesteld dat er monsters voor tests op CWD worden ingestuurd en worden positieve uitslagen van de snelle test zo snel mogelijk op geautoriseerde wijze meegedeeld.

    3. De lidstaat behoudt zich het recht voor om materiaal voor nadere diagnose- of onderzoeksdoeleinden te bewaren totdat bij de snelle test op CWD een negatieve uitslag is verkregen.

    4. Voor zover mogelijk worden, afgezien van materiaal dat voor nadere diagnose- of onderzoeksdoeleinden wordt bewaard, alle delen van het kadaver van een met een snelle test positief bevonden hertachtige, met inbegrip van de huid, rechtstreeks verwijderd overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a), b) of e), van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ).




    BIJLAGE IV

    Vereisten inzake rapportage en registratie

    1.   Vereisten voor de lidstaten

    Door de lidstaten in hun jaarverslag over de resultaten van het onderzoek naar CWD op te nemen gegevens:

    a) Het aantal monsters van hertachtigen waarop tests zijn uitgevoerd, per doelgroep al naar gelang van de volgende criteria:

     diersoort,

     gekweekte of wilde hertachtigen,

     doelgroep,

     geslacht,

     leeftijd.

    b) De uitslagen van de snelle tests en bevestigingstests (aantal positieve en negatieve uitslagen) en van de onderscheidende tests, waar van toepassing, het bemonsterde weefsel en de voor de tests gebruikte methoden.

    c) De geografische ligging, met inbegrip van het land van oorsprong, indien dat niet de rapporterende lidstaat is, van positieve TSE-gevallen.

    d) Het genotype en de diersoort van elke TSE-positief bevonden hertachtige.

    2.   Rapportagetermijnen

    De resultaten van de bemonstering op CWD worden in een jaarverslag opgenomen.

    Dat verslag wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk zes maanden na afloop van elk onderzoeksjaar, ingediend.

    Het verslag over 2007 omvat de resultaten van het jachtseizoen van 2007, ook al zijn enkele monsters in 2008 genomen.

    ▼M1

    Het verslag over 2008 omvat de resultaten van het jachtseizoen van 2008, ook al zijn enkele monsters in 2009 genomen.



    ( 1 ) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1923/2006 (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 1).

    ( 2 ) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.

    Top