Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02005R1174-20050722

    Consolidated text: Verordening (EG) n r. 1174/2005 van de Raad van 18 juli 2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van handpallettrucks en essentiële delen daarvan uit de Volksrepubliek China

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/1174/2005-07-22

    2005R1174 — NL — 22.07.2005 — 000.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    VERORDENING (EG) Nr. 1174/2005 VAN DE RAAD

    van 18 juli 2005

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van handpallettrucks en essentiële delen daarvan uit de Volksrepubliek China

    (PB L 189, 21.7.2005, p.1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date

    ►M1

    VERORDENING (EG) Nr. 684/2008 VAN DE RAAD van 17 juli 2008

      L 192

    1

    19.7.2008




    ▼B

    VERORDENING (EG) Nr. 1174/2005 VAN DE RAAD

    van 18 juli 2005

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van handpallettrucks en essentiële delen daarvan uit de Volksrepubliek China



    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap ( 1 ) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 9,

    Gelet op het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:VOORLOPIGE MAATREGELEN

    (1)

    De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 128/2005 ( 2 ) (hierna „de voorlopige verordening” genoemd) voorlopige antidumpingrechten ingesteld op handpallettrucks en essentiële delen daarvan, dat wil zeggen chassis en hydraulische onderdelen, ingedeeld onder de GN-codes ex842790 00 en ex843120 00, uit de Volksrepubliek China.

    (2)

    Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 (hierna „het onderzoektijdvak” genoemd). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2000 tot het einde van het onderzoektijdvak (hierna „de beoordelingsperiode” genoemd).

    VERVOLGPROCEDURE

    (3)

    Na de instelling van de voorlopige rechten op de invoer van handpallettrucks en essentiële delen daarvan werden door enkele belanghebbenden schriftelijke opmerkingen ingediend. Alle belanghebbenden die verzochten te worden gehoord, werden daartoe in de gelegenheid gesteld.

    (4)

    De Commissie heeft alle voor de definitieve vaststelling benodigde gegevens verzameld en gecontroleerd. Na de instelling van de voorlopige maatregelen is een controlebezoek ter plaatse uitgevoerd bij de importeurs Jungheinrich AG in Duitsland en TVH Handling Equipment NV in België.

    (5)

    Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de essentiële feiten en overwegingen op grond waarvan werd overwogen de instelling van definitieve antidumpingrechten en de definitieve inning van de uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid gestelde bedragen aan te bevelen. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

    (6)

    De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de belanghebbenden zijn in aanmerking genomen en waar nuttig zijn de bevindingen aangepast.

    BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCTBetrokken product

    (7)

    Het betrokken product betreft handpallettrucks zonder eigen beweegkracht, die gebruikt worden voor het hanteren van materialen die gewoonlijk op pallets worden geplaatst, en essentiële onderdelen daarvan, zoals het chassis en de hydraulische onderdelen, uit de Volksrepubliek China (hierna „het betrokken product” genoemd), doorgaans ingedeeld onder de GN-codes ex842790 00 en ex843120 00.

    (8)

    Enkele belanghebbenden herhaalden hun bezwaren tegen het feit dat het chassis en de hydraulische onderdelen tot het betrokken product worden gerekend, zoals aangegeven in overweging 11 van de voorlopige verordening, zonder echter aanvullende informatie te verstrekken of een aanvullende motivering te geven. Deze bezwaren zijn reeds beantwoord in de overwegingen 12, 13 en 14 van de voorlopige verordening. Door de betrokkenen werden tegen deze onderdelen van de voorlopige verordening geen verdere bezwaren geuit.

    (9)

    Zij voerden voorts aan dat a) chassis en hydraulische onderdelen, enerzijds, en handpallettrucks, anderzijds, onderscheiden producten zijn en dat voor het chassis en de hydraulische onderdelen geen dumping- en schadebeoordeling is uitgevoerd, en dat daardoor geen antidumpingrechten kunnen worden ingesteld; b) het meerekenen van onderdelen zonder de procedure van artikel 13 van de basisverordening te volgen, assembleurs van handpallettrucks in de Gemeenschap onevenredig zou benadelen; en c) chassis en hydraulische onderdelen ook voor onderhoudsdoeleinden worden ingevoerd, waardoor instelling van antidumpingrechten op chassis en hydraulische onderdelen de huidige gebruikers onevenredig zou benadelen.

    (10)

    Ten aanzien van het argument dat chassis en hydraulische onderdelen andere producten zijn dan handpallettrucks en dat voor chassis en hydraulische onderdelen geen dumping- en schadeonderzoek is verricht, wordt aangetekend dat in het kader van dit onderzoek alle typen handpallettrucks en essentiële delen daarvan als één product worden beschouwd, en wel om de redenen die zijn vermeld in overweging 10 van de voorlopige verordening, namelijk dat alle typen dezelfde fysieke basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Er is tegen deze bevindingen geen sluitend bezwaar ingebracht. Ten aanzien van het argument dat voor chassis en hydraulische onderdelen geen dumping- en schadeonderzoek is verricht, wordt erop gewezen dat deze essentiële delen binnen de definitie van het betrokken product vallen, ten aanzien waarvan dumping en schade voor de EG-producenten van het soortgelijke product naar behoren is vastgesteld. Wat met name de beoordeling van dumping betreft, werd vastgesteld dat de invoer van chassis en hydraulische onderdelen in het onderzoektijdvak te gering van omvang was om representatief te zijn. Het werd bijgevolg passend geacht de dumpingmarge voor het betrokken product vast te stellen aan de hand van handpallettrucks, waarvoor representatieve en betrouwbare gegevens beschikbaar waren.

    (11)

    Wat het argument betreft dat essentiële delen alleen in de definitie van het betrokken product konden worden opgenomen uit hoofde van artikel 13 van de basisverordening, zulks teneinde onnodige problemen voor assembleurs van handpallettrucks in de Gemeenschap te voorkomen, wordt opgemerkt dat artikel 13 voor de definitie van het betrokken product niet relevant is. Artikel 13 van de basisverordening betreft allerlei ontduikingspraktijken, zoals assemblage van onderdelen die onder de definitie van het betrokken product vallen, waarvan hier geen sprake is. Dit argument kon daarom niet worden aanvaard.

    (12)

    Ten aanzien van het argument dat chassis en hydraulische onderdelen ook worden ingevoerd voor onderhoudsdoeleinden en dat instelling van rechten op chassis en hydraulische onderdelen de huidige gebruikers onevenredig zou benadelen, wordt opgemerkt dat geen van de gebruikers tijdens het onderzoek klaagde dat maatregelen een dergelijk effect zouden hebben. Bovendien is de omvang van de invoer van chassis en hydraulische onderdelen uit China tijdens het onderzoektijdvak verwaarloosbaar in vergelijking met de omvang van de invoer van handpallettrucks uit China. Het eventuele effect op het onderhoud van oude handpallettrucks zou slechts gering zijn en het argument kan derhalve niet worden aanvaard.

    (13)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de conclusies inzake de definitie van het betrokken product, zoals die in de overwegingen 10 tot en met 15 van de voorlopige verordening zijn uiteengezet, bevestigd.

    Soortgelijk product

    (14)

    Aangezien geen commentaar werd ontvangen, worden de overwegingen 16 tot en met 18 van de voorlopige verordening inzake het soortgelijke product bevestigd.

    DUMPINGStatus van marktgericht bedrijf

    (15)

    Na de instelling van de voorlopige maatregelen beweerden drie medewerkende producenten/exporteurs dat hen de status van marktgericht bedrijf had moeten worden toegekend. Twee van hen herhaalden eenvoudigweg de argumenten die zij reeds eerder hadden aangevoerd en waarop de Commissie al had gereageerd in de overwegingen 19 tot en met 34 van de voorlopige verordening.

    (16)

    Ten aanzien van één van deze twee producenten/exporteurs, die in feite twee verbonden ondernemingen omvat, bleek uit het onderzoek dat bepaalde activa in de rekeningen van een van de ondernemingen geboekt waren tegen een aanzienlijk hogere waarde dan de daadwerkelijk betaalde aankoopprijs. De conclusie luidde dat dit in strijd was met IAS 1 (de jaarrekening moet een getrouw beeld geven) en IAS 16 (materiële vaste activa moeten bij de boeking worden gewaardeerd). Bij de andere onderneming bleek er bovendien sprake te zijn van schending van IAS 21 (transacties in buitenlandse valuta moeten bij eerste boeking worden geregistreerd) en IAS 32 (toelichting en presentatie van financiële instrumenten). Aan deze vraagstukken werd bovendien door de accountants van de ondernemingen geen aandacht besteed in de financiële rekeningen, wat de verdenking sterker maakt dat de accountantscontroles niet volgens de IAS zijn verricht. Er werd geen nieuwe bewijsmateriaal verstrekt dat de eerdere bevindingen zou kunnen wijzigen en er wordt derhalve bevestigd dat deze producent/exporteur niet voldoet aan het tweede criterium van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening.

    (17)

    Ten aanzien van een andere producent/exporteur bleek uit het onderzoek dat de afschrijving van een lening niet correct in de rekeningen van de onderneming was geboekt, waardoor de financiële resultaten aanzienlijk werden beïnvloed. De conclusie luidde dat dit in strijd was met IAS 1 (de jaarrekening moet een getrouw beeld geven). Bovendien wijzigde de onderneming haar boekhoudmethode voor oninbare schulden, zonder deze wijziging met terugwerkende kracht toe te passen, wat eveneens aanzienlijke gevolgen had voor de financiële resultaten. De conclusie luidde dat dit in strijd was met IAS 8 (wijzigingen van de grondslagen). De accountant wees er weliswaar op dat de wijziging van de verrekening van oninbare schulden ook in strijd was met de Chinese boekhoudnormen, maar zweeg over het probleem met de lening. Er werd geen bewijsmateriaal verstrekt dat de eerdere bevindingen zou kunnen wijzigen en er wordt derhalve bevestigd dat ook deze producent/exporteur niet voldoet aan het tweede criterium van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening.

    (18)

    De derde producent/exporteur die na de instelling van de voorlopige maatregelen nogmaals verzocht om toekenning van de status van marktgericht bedrijf, Zhejiang Noblelift Equipment Joint Stock Co. Ltd, verstrekte bewijsmateriaal dat zijn werkwijze met betrekking tot de boeking van transacties in buitenlandse valuta, hoewel in bepaalde gevallen niet geheel conform IAS 21, niet van invloed was op zijn financiële resultaten. Wat betreft de rekeningen van de onderneming werden geen andere problemen met de naleving van de IAS geconstateerd. Het werd daarom passend geacht de conclusies betreffende de naleving van het tweede criterium van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening door deze producent/exporteur aan te passen en de onderneming de status van marktgericht bedrijf toe te kennen. Voor het overige worden de bevindingen in de overwegingen 19 tot en met 34 van de voorlopige verordening bevestigd.

    (19)

    Een niet-medewerkende producent/exporteur uit China en de met dit bedrijf verbonden importeur in de Gemeenschap maakten na de instelling van de voorlopige maatregelen opmerkingen over de voorlopige bevindingen en verzochten om behandeling als marktgericht bedrijf of, voor het geval dat die niet zou worden toegekend, om individuele behandeling. Deze bedrijven werd meegedeeld dat producenten/exporteurs die geen medewerking verlenen, dat wil zeggen bedrijven die zich niet bekend hebben gemaakt, hun standpunten niet schriftelijk kenbaar hebben gemaakt en niet binnen de gestelde termijn informatie hebben verstrekt, geen aanspraak kunnen maken op behandeling als marktgericht bedrijf of individuele behandeling volgens artikel 2, lid 7, artikel 5, lid 10, artikel 9, lid 5, en artikel 18, lid 1, van de basisverordening.

    Individuele behandeling

    (20)

    Aangezien geen commentaar werd ontvangen, worden de overwegingen 35 tot en met 37 van de voorlopige verordening inzake individuele behandeling bevestigd.

    Normale waardeVaststelling van de normale waarde voor de producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf worden beschouwd

    (21)

    Bij de vaststelling van de voorlopige maatregelen werd Canada gekozen als referentieland met een markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor de producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf worden beschouwd. Na de instelling van de voorlopige maatregelen herhaalden twee producenten/exporteurs en een importeur hun bezwaren tegen deze keuze (zie overweging 41 van de voorlopige verordening). Zij verstrekten echter geen aanvullend controleerbaar bewijsmateriaal ter staving van hun bezwaren.

    (22)

    Zij voerden voorts aan dat de keuze van Canada als referentieland met een markteconomie onterecht was, omdat de Canadese producenten van handpallettrucks veel hogere kosten hebben dan hun Chinese tegenhangers, met name arbeidskosten. In dit verband verzocht één producent/exporteur om een bijkomende correctie voor verschillen in productiekosten tussen zijn eigen productie in de Volksrepubliek China en de productie in Canada, terwijl de andere producent/exporteur aanvoerde dat de zeer ingrijpende correcties die reeds waren toegepast, erop wezen dat de Canadese en de Chinese handpallettrucks niet vergelijkbaar zijn.

    (23)

    Uit het onderzoek was echter al gebleken dat Canada een concurrerende en representatieve markt heeft voor handpallettrucks, dat de productiefaciliteiten en -methoden van de Chinese en de Canadese producenten soortgelijk zijn en dat Chinese en Canadese handpallettrucks over het algemeen vergelijkbaar zijn aan de hand van de criteria die ten behoeve van dit onderzoek zijn vastgesteld (zie de overwegingen 40, 43 en 44 van de voorlopige overweging). Uit het onderzoek is bovendien gebleken dat de productie van handpallettrucks niet arbeidsintensief is (de arbeidskosten in Canada bedragen niet meer dan 15 % van de totale productiekosten) en dat verschillen in arbeidskosten tussen Canada en China derhalve de totale productiekosten niet sterk kunnen beïnvloeden. Het argument dat kostverschillen die voornamelijk verband houden met arbeidskosten de keuze van Canada als referentieland ongeschikt maken, kan derhalve niet worden aanvaard.

    (24)

    Ten aanzien van het argument dat de Canadese producenten voor het vervaardigen van handpallettrucks aanzienlijk hogere kosten maken dan Chinese producenten, en dat daarom een correctie van de normale waarde zou moeten worden toegepast voor het kostenverschil tussen de productie in Canada en de eigen productie van het bedrijf, moet worden opgemerkt dat de gegevens over de productiekosten van de producent/exporteur van wie dit argument afkomstig is, niet werden aanvaard, omdat dit bedrijf niet de status van marktgericht bedrijf had. Dit argument wordt daardoor sterk ondermijnd. Het verzoek moest daarom worden afgewezen.

    (25)

    Ten aanzien van het argument dat de ingrijpende correcties die al worden toegepast erop wijzen dat Canadese en Chinese handpallettrucks niet vergelijkbaar zijn, wordt opgemerkt dat de met elkaar te vergelijken producttypen zijn gekozen aan de hand van criteria die binnen de betrokken bedrijfstak redelijk worden geacht. De producttypen werden vergeleken aan de hand van bepaalde technische basiskenmerken die door alle bedrijven op de markt worden gehanteerd, en daarbij is niet gebleken dat deze vergelijkingsmethode ongeschikt was (zie overweging 43 van de voorlopige verordening). Dit argument kon bijgevolg niet worden aanvaard.

    (26)

    Aangezien er geen argumenten werden voorgelegd met betrekking tot de vaststelling van de normale waarde, worden de bevindingen in de overwegingen 38 tot en met 48 van de voorlopige verordening bevestigd.

    Vaststelling van de normale waarde voor producenten/exporteurs die als marktgericht bedrijf worden beschouwd

    (27)

    Aangezien aan één producent/exporteur de status van marktgericht bedrijf werd toegekend (zie overweging 18), werd de normale waarde als volgt vastgesteld overeenkomstig artikel 2, leden 1 tot en met 6, van de basisverordening.

    Algemene representativiteit van de binnenlandse verkoop

    (28)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening, werd eerst onderzocht of de binnenlandse verkoop van handpallettrucks aan onafhankelijke afnemers representatief was, dat wil zeggen of de totale binnenlandse verkoop tenminste 5 % uitmaakte van de totale uitvoer van de producent naar de Gemeenschap. Dit was voor de betrokken producent/exporteur het geval.

    Specifieke representativiteit van het producttype

    (29)

    Vervolgens werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van producttypen die vergelijkbaar zijn met de uitgevoerde producttypen als representatief konden worden beschouwd. Hiertoe werd eerst vastgesteld welke vergelijkbare typen op de binnenlandse markt werden verkocht. Typen handpallettrucks die op de binnenlandse markt werden verkocht, werden beschouwd als identiek of rechtstreeks vergelijkbaar met de typen die naar de Gemeenschap werden uitgevoerd, wanneer de hefcapaciteit, het materiaal van het chassis, de afmeting van de vorken, het type hydraulische onderdelen en het type wielen gelijk waren.

    (30)

    De binnenlandse verkoop van een bepaald producttype werd voldoende representatief geacht wanneer de totale binnenlandse verkoop van dat type aan onafhankelijke afnemers gedurende het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van de totale export van het vergelijkbare producttype naar de Gemeenschap. Dit was het geval voor sommige van de uitgevoerde producttypen.

    Normale handelstransacties

    (31)

    Eerst werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van de genoemde producttypen door de producent/exporteur kon worden geacht te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

    (32)

    Hiertoe werd voor elk uitgevoerd producttype vastgesteld welk percentage gedurende het onderzoektijdvak met winst werd verkocht op de binnenlandse markt aan onafhankelijke afnemers.

    a) Wanneer voor een producttype meer dan 80 % van het verkoopvolume op de binnenlandse markt niet onder de kostprijs per eenheid werd verkocht en de gewogen gemiddelde verkoopprijs niet onder de gewogen gemiddelde productiekosten lag, werd de normale waarde per producttype berekend als het gewogen gemiddelde van alle binnenlandse verkoopprijzen gedurende het onderzoektijdvak, betaald of te betalen aan onafhankelijke afnemers, ongeacht of de verkoop winstgevend was.

    b) Wanneer voor een producttype ten minste 10 % doch niet meer dan 80 % van het verkoopvolume op de binnenlandse markt niet onder de kostprijs per eenheid werd verkocht, werd de normale waarde per producttype berekend als het gewogen gemiddelde van de binnenlandse verkoopprijzen voor het betrokken type die gelijk waren aan de kostprijs per eenheid of daarboven lagen.

    c) Wanneer voor een producttype minder dan 10 % van het verkoopvolume op de binnenlandse markt niet onder de kostprijs per eenheid werd verkocht, werd ervan uitgegaan dat dat producttype niet in het kader van normale handelstransacties was verkocht, en werd de normale waarde geconstrueerd.

    Normale waarde gebaseerd op werkelijke binnenlandse prijs

    (33)

    Wanneer aan de voorwaarden van de overwegingen 30, 31 en 32 a) en b), was voldaan, werd de normale waarde voor het betrokken producttype gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt van het land van uitvoer in het onderzoektijdvak werden betaald of dienden te worden betaald, zulks overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening.

    Normale waarde gebaseerd op de geconstrueerde waarde

    (34)

    Voor producttypen die aan de omschrijving van overweging 32, onder c), voldoen, alsmede voor producttypen die op de binnenlandse markt niet in representatieve hoeveelheden werden verkocht (zie overweging 30), moest de normale waarde worden geconstrueerd.

    (35)

    Voor het bepalen van de geconstrueerde normale waarden overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening werden de productiekosten vermeerderd met de verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten en de gewogen gemiddelde winst die door de producent/exporteur werd behaald op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product tijdens het onderzoektijdvak in het kader van normale handelstransacties.

    Exportprijs

    (36)

    Er werden na de instelling van de voorlopige maatregelen geen opmerkingen ontvangen inzake de vaststelling van de exportprijs voor de rechtstreekse verkoop aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. De bevindingen in overweging 49 van de voorlopige verordening inzake de vaststelling van de exportprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening worden derhalve bevestigd.

    (37)

    Voor twee producenten/exporteurs werd de exportprijs voorlopig geconstrueerd ten aanzien van hun verkoop aan importeurs met wie zij een compensatieregeling hebben getroffen zoals bedoeld in artikel 2, lid 9, van de basisverordening (zie overweging 49 van de voorlopige verordening).

    (38)

    Een van de producenten/exporteurs en de met hem verbonden importeur, voor wie bepaalde exportprijzen werden geconstrueerd, voerden aan dat de relatie tussen hen niet van zodanige aard was dat de exportprijs moest worden geconstrueerd en dat de werkelijke door de importeur aan de producent/exporteur betaalde prijzen als grondslag zouden moeten dienen voor de vaststelling van de exportprijs. Uit het onderzoek bleek echter dat de exportprijzen werden beïnvloed door een overeenkomst tussen de partijen die inhield dat bepaalde productontwikkelingskosten door de importeur worden betaald. Daardoor waren de gemiddelde exportprijzen voor de importeur aanzienlijk hoger dan die welke golden voor andere onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. De prijzen die de producent/exporteur aan de importeur berekende, werden daarom niet aanvaard als grondslag voor de vaststelling van de exportprijzen. Bovendien gingen de producent/exporteur en de importeur voor het eind van het onderzoektijdvak een associatie aan. Normalerwijze zouden in dergelijke omstandigheden de exportprijzen worden geconstrueerd op basis van de wederverkoopprijzen aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. Het aantal wederverkooptransacties was in dit geval in het onderzoektijdvak echter zeer klein; de reële transactieprijzen werden door de importeur niet tijdig meegedeeld en konden niet worden geverifieerd. Met deze verkopen werd daarom geen rekening gehouden bij de definitieve berekening van de exportprijzen.

    (39)

    Deze producent/exporteur verrichtte overigens in ruime mate rechtstreekse verkopen aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap, die dan ook zijn gebruikt voor de vaststelling van de exportprijs (zie overweging 36).

    (40)

    De andere producent/exporteur voor wie bepaalde exportprijzen werden geconstrueerd, alsmede de betrokken importeur, voerden in hun opmerkingen over de voorlopige bevindingen aan dat er tussen hen geen regeling was getroffen of overeenkomst was gesloten zoals bedoeld met de termen „associatie” en „compensatieregeling” in artikel 2, lid 9, van de basisverordening en artikel 2.3 van de antidumpingovereenkomst van de WTO. Constructie van de exportprijzen op basis van de wederverkoopprijs die de importeur aan onafhankelijke afnemers berekende, zou daarom volgens hen onjuist zijn.

    (41)

    Dit argument kan niet worden aanvaard, omdat de informatie van de exporteur en die van de importeur niet met elkaar in overeenstemming konden worden gebracht. Tijdens het controlebezoek ter plaatse bij de producent/exporteur werd de onderzoekers meegedeeld dat de exportprijzen die de partijen onderling toepasten veel hoger waren dan normaal, omdat tussen de producent/exporteur en de importeur een speciale regeling was getroffen of overeenkomst was gesloten. Bovendien werd op alle exportfacturen voor de details naar deze overeenkomst verwezen. De producent/exporteur ontkende dat er sprake was van een schriftelijke overeenkomst, maar verklaarde dat de betrokken importeur bereid was dergelijke hogere prijzen te betalen om zo voor bepaalde markten de alleenverkoop te krijgen en te behouden van bepaalde producten van de producent/exporteur. De importeur ontkende ook dat er een speciale relatie bestond en verklaarde tijdens het controlebezoek ter plaatse dat de prijzen die hij de producent/exporteur betaalt hoger zijn vanwege de hoge kwaliteit van de betrokken producten. De exportprijzen werden om deze redenen onbetrouwbaar geacht en moesten worden gecorrigeerd, ofwel uit hoofde van artikel 2, lid 9, van de basisverordening, omdat er een zekere vorm van compensatieregeling bestond, ofwel uit hoofde van artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening, omdat er verschillen waren in fysieke kenmerken, namelijk de beweerde hogere kwaliteit van de producten. De bewering betreffende de kwaliteit werd niet met bewijsmateriaal gestaafd en was bovendien in tegenspraak met de bevindingen van het onderzoek. Aangezien er geen andere informatie beschikbaar was, werden de exportprijzen geconstrueerd zoals omschreven in overweging 49 van de voorlopige verordening.

    (42)

    Volgens dezelfde producent/exporteur en importeur zou ook de berekening van de geconstrueerde exportprijzen onjuist zijn, omdat de bij de berekening gebruikte winstmarge aanzienlijk hoger was dan de winstmarges die in andere gevallen in het verleden voor hetzelfde doel waren gebruikt, en daarom onredelijk zou zijn. Wat dit betreft wordt aangetekend dat ieder geval op zijn eigen merites wordt beoordeeld en dat de bevindingen van het ene onderzoek niet simpelweg in een ander onderzoek kunnen worden toegepast. De winstmarge die in dit geval bij de berekening werd gebruikt, was het gewogen gemiddelde van de werkelijke nettowinsten op de verkoop van het betrokken product, zoals tijdens het onderzoek meegedeeld door elf niet-verbonden importeurs. Er is geen bewijsmateriaal aangedragen dat aanleiding geeft tot wijziging van deze gegevens. De bewering moet daarom worden afgewezen.

    (43)

    Er moet echter worden opgemerkt dat na het controlebezoek ter plaatse bij de betrokken importeur de berekening van de geconstrueerde exportprijzen werd herzien in verband met enkele noodzakelijke correcties van bepaalde wederverkoopprijzen en de verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten van de importeur.

    Vergelijking

    (44)

    Na instelling van de voorlopige maatregelen verzocht één producent/exporteur om correctie van bepaalde exportprijzen voor verschillen in handelsstadium tussen directe exportverkoop aan de Gemeenschap en verkoop voor export naar de Gemeenschap via handelaars in de Volksrepubliek China, zulks overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder d), onder i), van de basisverordening. Hij voerde aan dat de exportverkoop via Chinese handelaars verdere verkoop omvatte aan handelaars, die normaal gezien niet noodzakelijkerwijs plaatsvindt in gevallen van directe export naar de Gemeenschap. In dit verband wordt opgemerkt dat bovengenoemd artikel van de basisverordening voorziet in correctie voor verschillen in handelsstadium wanneer wordt aangetoond dat er permanente en duidelijke verschillen zijn tussen de functies die de verkoper vervult en de prijzen die hij hanteert in de onderscheiden handelsstadia op de binnenlandse markt van het land van export. In dit geval voerde de producent/exporteur aan en trachtte hij aan te tonen dat een correctie nodig was door te verwijzen naar de omstandigheden waarin zijn exportverkoop plaatshad in plaats van zijn binnenlandse verkoop. Dit is ontoereikend als grondslag voor een correctie omwille van het handelsstadium. Verder werd in het onderzoek vastgesteld dat alle export van de betrokken producent/exporteur, alsmede de binnenlandse verkoop in het referentieland, bestemd was voor handelaars, dat wil zeggen dat er geen verschil in handelsstadium was tussen exportprijs en normale waarde.

    Dumpingmarges

    (45)

    Bij de berekening van de dumpingmarge voor alle andere producenten/exporteurs (zie overweging 53 van de voorlopige verordening) is niet langer rekening gehouden met de producent/exporteur die behandeling als marktgericht bedrijf kreeg. Er werden geen andere opmerkingen ingediend met betrekking tot de bevindingen van de overwegingen 52 en 53 van de voorlopige verordening, die derhalve worden bevestigd. Voor de producent/exporteur die behandeling als marktgericht bedrijf kreeg, werd de dumpingmarge vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde voor elk producttype dat hij, zoals omschreven in de overwegingen 28 tot en met 35, naar de Gemeenschap exporteerde, met de gewogen gemiddelde exportprijs van het overeenkomstige producttype, overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening. De dumpingmarges die uiteindelijk werden vastgesteld na toepassing van bovengenoemde wijzigingen, uitgedrukt als percentage van de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn:



    Ningbo Liftstar Material Transport Equipment Factory

    32,2 %

    Ningbo Ruyi Joint Stock Co. Ltd

    28,5 %

    Ningbo Tailong Machinery Co. Ltd

    39,9 %

    Zhejiang Noblelift Equipment Joint Stock Co. Ltd

    7,6 %

    Alle overige ondernemingen

    46,7 %

    BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAPProductie van de Gemeenschap

    (46)

    Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen betreffende de productie van de Gemeenschap, zoals uiteengezet in de overwegingen 55 en 56 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    Omschrijving van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (47)

    Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen betreffende de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals uiteengezet in overweging 57 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    SCHADEVerbruik in de Gemeenschap

    (48)

    Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen betreffende het verbruik van de Gemeenschap, zoals uiteengezet in de overwegingen 58 en 59 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    Invoer van handpallettrucks uit China in de Gemeenschap

    (49)

    Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen betreffende de invoer van handpallettrucks uit China in de Gemeenschap, zoals uiteengezet in de overwegingen 60 tot en met 64 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (50)

    Na de instelling van de voorlopige maatregelen plaatste één van de producenten/exporteurs vraagtekens bij de schadelijke gevolgen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap door op de volgende punten te wijzen: de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in de beoordelingsperiode gestegen, de ontwikkeling van de voorraden na 2001 kan niet worden gezien als een aanwijzing voor schade, maar is juist een teken dat er verbetering komt in de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de verkoopprijzen van handpallettrucks die worden verkocht door de producenten van de Gemeenschap en hun marktaandeel zijn in 2003 en tijdens het onderzoektijdvak stabiel gebleven, de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in het tijdvak 2000-2001 toegenomen, de investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn meer dan verdubbeld, wat erop wijst dat er geen problemen waren om kapitaal aan te trekken, en de stabiliteit van de lonen moet worden gezien als een positieve indicator.

    (51)

    Wat het argument betreft dat de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap gestegen is, hetgeen niet wijst op schade, moet worden opgemerkt dat de algemene stijging van de productiecapaciteit in de beoordelingsperiode weliswaar 3 % bedroeg, maar dat de productiecapaciteit met bijna 2 % afnam in de periode 2002-onderzoektijdvak. In feite nam de productiecapaciteit slechts toe in 2001 en 2002, toen er investeringen werden gedaan. Dit mag niet worden gezien als aanwijzing dat de bedrijfstak van de Gemeenschap geen schade ondervindt, vooral omdat het verbruik in dezelfde periode met 17 % steeg.

    (52)

    Wat het argument betreft dat de ontwikkeling van de voorraden na 2001 niet kan worden gezien als een aanwijzing voor schade, maar juist een teken is dat er verbetering komt in de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, moet worden gewezen op de verklaring in overweging 67 van de voorlopige verordening, namelijk dat deze factor niet beschouwd wordt als een bijzonder relevante indicator van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Daarnaast moet eraan worden herinnerd dat de voorraden in het algemeen met 14 % zijn toegenomen in de beoordelingsperiode. Het feit dat er een piek was in 2001 verandert niets aan de bevinding dat de voorraden tenminste gedeeltelijk hebben bijgedragen tot de schadelijke situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (53)

    Wat het argument betreft dat de verkoopprijzen en het marktaandeel van de handpallettrucks die worden verkocht door de producenten van de Gemeenschap in 2003 en tijdens het onderzoektijdvak stabiel zijn gebleven, moet worden opgemerkt dat het onderzoektijdvak ook negen maanden van 2003 beslaat. Er moet op worden gewezen dat de analyse van de schade een periode van enkele jaren beslaat en dat zowel het marktaandeel als de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode fors zijn gedaald. Dit wordt niet aangevochten.

    (54)

    Wat het argument betreft dat de stijging van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet wijst op schade, moet worden opgemerkt dat de winstgevendheid marginaal toenam, namelijk van 0,28 % in 2000 tot 0,51 % in 2001, en daarna constant daalde en in het onderzoektijdvak uiteindelijk – 2,31 % was. Dit wijst heel duidelijk op schade.

    (55)

    Wat het argument betreft dat de investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap meer dan verdubbeld zijn en dit erop wijst dat er geen problemen waren om kapitaal aan te trekken, wordt eraan herinnerd dat, zoals uiteengezet in overweging 76 van de voorlopige verordening, in 2001 en 2002 grote investeringen zijn gedaan om de verouderde productiefaciliteiten te vervangen en de concurrentiepositie van de bedrijfstak van de Gemeenschap op peil te houden. De investeringen zijn in de periode 2002-onderzoektijdvak met 40 % afgenomen, parallel met de afname van de winstgevendheid; dit wijst op problemen met het aantrekken van kapitaal. Dit wijst er heel duidelijk op dat er sprake was van schade.

    (56)

    Wat het argument betreft dat de stabiliteit van de lonen moet worden gezien als een positieve indicator, moet worden opgemerkt dat deze factor geanalyseerd moet worden in de context van de ontwikkeling van de lonen en de werkgelegenheid. De verzwakking van de bedrijfstak is duidelijk afleesbaar aan de vermindering van het aantal werknemers. Het feit dat de producenten van de Gemeenschap de lonen in de beoordelingsperiode door oneerlijke mededinging niet konden aanpassen aan het inflatiepercentage, moet worden gezien als een negatieve indicator.

    (57)

    De in de overwegingen 50 tot en met 56 geanalyseerde argumenten van deze producent/exporteur moeten derhalve worden afgewezen.

    (58)

    Bepaalde importeurs voerden aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap handpallettrucks ten verkoop heeft aangeboden tegen prijzen die ver onder de Chinese lagen, en dat dit erop wijst dat er absoluut geen sprake is van schade. Dit argument wordt niet ondersteund door de bevinding van significante prijsonderbieding, namelijk ruim 55 % (zie overweging 64 van de voorlopige verordening), en kan derhalve niet worden aanvaard.

    (59)

    Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals uiteengezet in de overwegingen 65 tot en met 84 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    Conclusie in verband met de schade

    (60)

    Samenvattend, zoals reeds uiteengezet in de voorlopige verordening, luidt de conclusie dat alle relevante schade-indicatoren negatieve trends vertoonden. Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen betreffende de schade, zoals uiteengezet in de overwegingen 85 tot en met 87 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    OORZAAK VAN DE SCHADEInleiding

    (61)

    Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen met betrekking tot de inleiding over de oorzaak van de schade, zoals uiteengezet in overweging 88 van de voorlopige verordening, wordt de verklaring bevestigd.

    Gevolg van de invoer met dumping

    (62)

    Eén producent/exporteur en bepaalde importeurs voerden aan dat het gebruik van de invoergegevens van Eurostat niet gepast was voor de vaststelling van het volume en het marktaandeel van de invoer van het betrokken product, aangezien er geen afzonderlijke GN-code voor bestaat. Zij voerden aan dat andere producten ook onder de twee GN-codes in kwestie vielen, waarvan de ene betrekking had op het volledige product en de andere op delen ervan, zodat de gegevens van Eurostat geen accuraat beeld geven van het gevolg van de invoer met dumping. Er wordt op gewezen dat er geen bewijs is verstrekt dat erop wijst dat significante hoeveelheden van andere producten mogelijk zijn ingedeeld onder GN-code 8427 90 00, die betrekking heeft op het volledige product en gebruikt werd voor de vaststelling van het volume van de invoer met dumping. In feite gebruikten dezelfde belanghebbenden invoergegevens van Eurostat over dezelfde GN-code om hun eis te onderbouwen met betrekking tot de trends voor de invoer van handpallettrucks uit andere derde landen. Ook werd erop gewezen dat, gezien de krappe definitie van de GN-code, de overgrote meerderheid van de producten die via deze rubriek in de Gemeenschap werden ingevoerd, invoer van het betrokken product betreft. Wat de andere GN-code 8431 20 00 betreft, die betrekking heeft op onderdelen die uitsluitend of hoofdzakelijk gebruikt worden voor machines vallende onder post 8427, moet worden opgemerkt dat de invoer die door Eurostat voor deze code wordt geregistreerd, gering is en niet is meegeteld bij de vaststelling van het volume en het marktaandeel van de invoer van het betrokken product. Dit argument kon derhalve niet worden aanvaard.

    (63)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen betreffende het gevolg van de invoer met dumping, zoals uiteengezet in de overwegingen 89 tot en met 91 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    Gevolgen van andere factorenExportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (64)

    Na de instelling van de voorlopige maatregelen beweerde één producent/exporteur dat de exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap verkeerd waren beoordeeld. De exportverkoop bleek in de periode 2000-onderzoektijdvak met bijna 50 % te zijn gedaald, hetgeen een significante impact had op de prestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Er moet op worden gewezen dat, zelfs indien de export in absolute termen is gedaald, deze gemiddeld slechts 11 % vertegenwoordigde van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de beoordelingsperiode. De verkoop in de Gemeenschap was weliswaar verliesgevend, maar de export leverde in het onderzoektijdvak nog altijd winst op. De afname van de export kan derhalve niet worden gezien als een factor die de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade berokkende. De argumenten kunnen bijgevolg niet worden aanvaard en de bevindingen in de overwegingen 92 en 93 van de voorlopige verordening worden derhalve bevestigd.

    Investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (65)

    Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen betreffende de investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals uiteengezet in overweging 94 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    Invoer uit andere derde landen

    (66)

    Twee producenten/exporteurs en enkele importeurs beweerden dat, in tegenstelling tot de bevindingen waarvan sprake is in overweging 95 van de voorlopige verordening, andere landen dan China, met name Brazilië en India, gebruik hebben gemaakt van de sterke euro om hun verkoop op de markt van de Gemeenschap fors te vergroten. Aangezien de invoer uit derde landen als Brazilië en India slechts ongeveer 1 % vertegenwoordigt van de Chinese invoer van het betrokken product, is de impact daarvan op de oorzaak van de schade nihil of verwaarloosbaar. Dit argument wordt derhalve van de hand gewezen.

    (67)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen betreffende de invoer uit andere derde landen, zoals uiteengezet in de overwegingen 95 en 96 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    Wisselkoers euro/dollar (USD)

    (68)

    Eén producent/exporteur en enkele importeurs beweerden dat een deel van de vastgestelde prijsonderbieding toe te schrijven is aan de zwakte van de dollar ten opzichte van de euro en niet aan de prijs van de invoer met dumping. Zij hebben echter geen bewijzen voorgelegd ter indicatie van het volume van de invoer uit China die in dollar is gefactureerd, op basis waarvan een algemene evaluatie van de eventuele impact van de wisselkoers op de prijzen mogelijk zou zijn. Hoe dan ook, zelfs als de volledige invoer uit China plaatshad in dollar, hetgeen niet kan worden gestaafd door de bevindingen van het onderzoek, dan zouden de invoerprijzen van het betrokken product in de beoordelingsperiode met 25 % zijn gedaald in plaats van 34 % (verlies van de waarde van de dollar ten opzichte van de euro). Ten slotte moet worden opgemerkt dat, met uitzondering van twee afzonderlijke gevallen met duidelijke verwaarloosbare invoervolumes, de totale invoer uit andere landen dan China, die ook hebben geprofiteerd van de waardevermeerdering van de euro, is afgenomen. Dit wijst erop dat koersschommelingen geen substantiële oorzaak kunnen zijn geweest van de forse toename van de invoer met dumping uit China. Dit argument werd bijgevolg verworpen en de bevindingen in overweging 98 van de voorlopige verordening worden derhalve bevestigd.

    Verkoopgedrag

    (69)

    Eén producent/exporteur en enkele importeurs herhaalden dat de indieners van de klacht grote bedrijven zijn die goederen vervoeren en verplaatsen. Handpallettrucks zijn voor hen slechts een bijkomend product: die worden namelijk bij de verkoop ingezet om grotere en duurdere producten te verkopen. Aangezien geen nieuw bewijs werd ingediend, worden de bevindingen in de overwegingen 99 en 100 van de voorlopige verordening bevestigd; het verzoek wordt afgewezen.

    Strategische fouten van de producenten van de Gemeenschap, zoals producten van lage kwaliteit en productie van eigen onderdelen

    (70)

    Eén producent/exporteur herhaalde dat de producenten van de Gemeenschap de schade over zichzelf hebben afgeroepen door zich te concentreren op de productie van producten van lage kwaliteit en door de productie van onderdelen uit te besteden. Er werd echter geen bewijs overgelegd om deze bewering te ondersteunen. Dit verzoek is reeds onderzocht en expliciet aan de orde gekomen in de overwegingen 101 tot en met 103 van de voorlopige verordening. De bevindingen in die overwegingen worden bevestigd.

    Conclusie met betrekking tot het oorzakelijk verband

    (71)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen die eventueel van invloed kunnen zijn op de voorlopige vaststelling, worden de voorlopige bevindingen betreffende de schade, zoals uiteengezet in de overwegingen 104 en 105 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    BELANG VAN DE GEMEENSCHAPAlgemene opmerkingen

    (72)

    Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen, worden de algemene opmerkingen betreffende het belang van de Gemeenschap, zoals uiteengezet in overweging 106 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (73)

    Eén importeur beweerde na de instelling van de voorlopige maatregelen dat eerder gesloten productiecentra in de Gemeenschap niet opnieuw zullen worden geopend en dus geen nieuwe werkgelegenheid zullen creëren, en dit was volgens deze importeur een gevolg van de antidumpingmaatregelen. Deze verklaring werd echter niet met enig bewijsmateriaal gestaafd. Zelfs als de gesloten fabrieken niet opnieuw worden geopend, bedraagt de capaciteitsbenutting van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak slechts 46 %. Dat is een duidelijke aanwijzing dat de productie en de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap kunnen worden verhoogd als op de markt van de Gemeenschap sprake zou zijn van eerlijke concurrentie. Het verzoek wordt derhalve van de hand gewezen.

    (74)

    Eén producent/exporteur en enkele importeurs verklaarden dat de handpalletactiviteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap met name in termen van werkgelegenheid verwaarloosbaar zijn ten opzichte van de totale activiteiten en het belang van deze bedrijfstak bij dergelijke maatregelen derhalve beperkt is vergeleken met dat van de andere marktdeelnemers. Ten eerste wordt eraan herinnerd dat het niet aan de producenten/exporteurs is om verzoeken in te dienen met betrekking tot een onderzoek naar het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Hetzelfde geldt met betrekking tot het hieronder onderzochte belang van leveranciers, handelaars of gebruikers. De verzoeken werden desondanks onderzocht. In dit verband moet eraan worden herinnerd dat in de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak ongeveer 434 personen werkten aan handpallettrucks, terwijl de medewerkende importeurs bijvoorbeeld in dat segment ongeveer 74 personen tewerkstelden. Verder wordt erop gewezen dat enkele producenten van de Gemeenschap bijna exclusief afhankelijk zijn van de productie en verkoop van handpallettrucks. Dit verzoek kan derhalve niet worden aanvaard.

    (75)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen betreffende het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals uiteengezet in de overwegingen 107 tot en met 109 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    Belang van leveranciers uit de Gemeenschap

    (76)

    Eén producent/exporteur verklaarde dat het feit dat de leveranciers in de Gemeenschap geen enkele opmerking hebben gemaakt, erop wijst dat de invoer uit China hun activiteiten niet negatief heeft beïnvloed. Dit argument kon niet worden aanvaard. De bedrijfstak van de Gemeenschap is voor bepaalde onderdelen afhankelijk van de leveranciers in de Gemeenschap, en het is niet redelijk om aan te nemen dat er geen negatieve gevolgen zijn geweest voor hun activiteiten. Verdere sluitingen van fabrieken in de Gemeenschap kunnen wel degelijk gevolgen hebben voor hun activiteiten. Aangezien er geen nieuwe opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen betreffende het belang van de leveranciers in de Gemeenschap, zoals uiteengezet in overweging 110 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    Belang van niet-verbonden importeurs/handelaren

    (77)

    Eén producent/exporteur verklaarde dat in het onderzoek geen rekening is gehouden met de belangen van kleine importeurs, die hun activiteiten voornamelijk concentreren op handpallettrucks. Hierbij moet worden opgemerkt dat bij het onderzoek rekening is gehouden met de opmerkingen van importeurs die zichzelf tijdig bekend hebben gemaakt en die voldoende gegevens hebben verstrekt. Onder de medewerkende niet-verbonden importeurs bevonden zich bedrijven met twee en drie werknemers. Verder moet worden opgemerkt dat de medewerkende importeurs verklaarden dat hun activiteiten met handpallettrucks zeer winstgevend waren (nettowinsten tot 50 % van de omzet). Derhalve mag redelijkerwijs worden aangenomen dat de impact van de instelling van antidumpingmaatregelen op hun activiteiten relatief gering zijn. Het verzoek kan dan ook niet worden gehonoreerd en de bevindingen in de overwegingen 111 tot en met 114 van de voorlopige verordening worden derhalve bevestigd.

    Belang van de gebruikers

    (78)

    Twee producenten/exporteurs en enkele importeurs verklaarden dat de prijsstijging van Chinese handpallettrucks na de instelling van de maatregelen onmiddellijke en onevenredige gevolgen heeft voor de honderdduizenden winkels en fabrieken die in de Gemeenschap gebruikmaken van handpallettrucks. Er wordt echter op gewezen dat geen enkele gebruiker van handpallettrucks in de Gemeenschap opmerkingen heeft gemaakt naar aanleiding van de bevindingen in de voorlopige verordening. Aangezien dit verzoek niet is onderbouwd met bewijzen, wordt het afgewezen.

    (79)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen betreffende het belang van de gebruikers in de Gemeenschap, zoals uiteengezet in de overwegingen 115 en 116 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    Conclusie in verband met het belang van de Gemeenschap

    (80)

    Gezien het bovenstaande worden de conclusies betreffende het belang van de Gemeenschap, zoals vervat in de overwegingen 117 tot en met 119 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELENSchademarge

    (81)

    Aangezien er geen met bewijsmateriaal gestaafde opmerkingen werden gemaakt, wordt de methode voor het vaststellen van de schademarge, zoals beschreven in de overwegingen 120 tot en met 123 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    (82)

    Aan de hand van deze methode werd de schademarge berekend om de hoogte van de definitieve maatregelen vast te stellen.

    Vorm en hoogte van het recht

    (83)

    Gelet op het voorgaande en overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening moeten de definitieve antidumpingrechten worden afgestemd op de dumpingmarges, daar deze voor alle betrokken producenten/exporteurs lager waren dan de schademarges.

    (84)

    Op basis van het bovenstaande zijn de definitieve rechten als volgt:



    Onderneming

    Recht

    Ningbo Liftstar material Transport Equipment Factory

    32,2 %

    Ningbo Ruyi Joint Stock Co. Ltd

    28,5 %

    Ningbo Tailong Machinery Co. Ltd

    39,9 %

    Zhejiang Noblelift Equipment Joint Stock Co. Ltd

    7,6 %

    Alle overige ondernemingen

    46,7 %

    (85)

    De in deze verordening genoemde individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen in het kader van dit onderzoek. Zij zijn in overeenstemming met de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het recht dat voor „alle overige ondernemingen” in het land geldt) zijn dus uitsluitend van toepassing op producten uit het betrokken land die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn geproduceerd. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor dit recht in aanmerking. Op deze ondernemingen is het voor „alle overige ondernemingen” geldende recht van toepassing.

    (86)

    Aanvragen in verband met de toepassing van een specifiek voor een bepaald bedrijf geldend antidumpingrecht (bijvoorbeeld na naamswijziging van een bedrijf of na oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie ( 3 ) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van het bedrijf op het gebied van productie en verkoop in binnen- en buitenland. Indien de aanvraag gerechtvaardigd is, zal de verordening worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

    Inning van het voorlopige recht

    (87)

    Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, wordt het noodzakelijk geacht de uit hoofde van de bij de voorlopige verordening ingestelde voorlopige antidumpingrechten als zekerheid gestelde bedragen definitief te innen tot het bedrag van het bij deze verordening ingestelde definitieve recht. Indien de definitieve rechten hoger zijn dan de voorlopige rechten, worden slechts de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werden gesteld, definitief geïnd.

    Verbintenissen

    (88)

    Na de instelling van de voorlopige antidumpingmaatregelen verklaarden twee producenten/exporteurs zich bereid prijsverbintenissen aan te bieden overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening. De mogelijkheid van contractuele oplossingen in de vorm van prijsverbintenissen is onderzocht. Eén van deze producenten/exporteurs heeft echter geen medewerking verleend aan het onderzoek en, aangezien hij geen behandeling kreeg als marktgericht bedrijf en ook geen individuele behandeling (zie overweging 19 hierboven), konden geen minimumprijzen worden vastgesteld. Verder werd vastgesteld dat er een groot aantal (honderden) producttypes zijn van het betrokken product, die regelmatig worden bijgewerkt of anderszins gewijzigd. De producenten/exporteurs hebben ook rechtstreeks dan wel via aangesloten importeurs andere producten verkocht aan dezelfde klanten. In die gevallen is het uitoefenen van toezicht op de prijsverbintenissen vrijwel onmogelijk. Derhalve luidde de conclusie dat de acceptatie van prijsverbintenissen in dit specifieke onderzoek niet praktisch was; het aanbod werd derhalve afgewezen. De producenten/exporteurs werden hiervan in kennis gesteld en konden hierover opmerkingen maken. Hun opmerkingen hebben geen aanleiding gegeven tot aanpassing van de bovenstaande conclusie,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



    Artikel 1

    ▼M1

    1.  Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, dat wil zeggen chassis en hydraulische onderdelen, ingedeeld onder de GN-codes ex842790 00 en ex843120 00 (Taric-codes 8427900010 en 8431200010) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China. In deze verordening worden onder handpallettrucks toestellen verstaan met een door wielen ondersteunde hefvork die gebruikt worden om pallets te verplaatsen en die door een persoon te voet met behulp van een beweegbare dissel manueel geduwd, getrokken en gestuurd worden op een glad, vlak en hard oppervlak. De handpallettrucks zijn uitsluitend bestemd om ladingen met behulp van de als pomp gebruikte dissel hoog genoeg op te heffen om ze te kunnen verplaatsen. Ze hebben geen andere extra functies of gebruiksdoeleinden, zoals bijvoorbeeld i) ladingen verplaatsen en heffen om ze hoger te plaatsen of te helpen opslaan (hoogheffende pallettrucks), ii) pallets boven elkaar stapelen (stapelaars), iii) ladingen tot een werkplatform heffen (schaarpallettrucks) of iv) ladingen heffen en wegen (weegpallettrucks).

    ▼B

    2.  Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt:



    Volksrepubliek China

    Recht (%)

    Aanvullende Taric-code

    Ningbo Liftstar Material Transport Equipment Factory, Zhouyi Village, Zhanqi Town, Yin Zhou District, Ningbo City, Zhejiang Province, 315144, Volksrepubliek China

    32,2

    A600

    Ningbo Ruyi Joint Stock Co. Ltd, 656 North Taoyuan Road, Ninghai, Zhejiang Province, 315600, Volksrepubliek China

    28,5

    A601

    Ningbo Tailong Machinery Co. Ltd, Economic Developing Zone, Ninghai, Ningbo City, Zhejiang Province, 315600, Volksrepubliek China

    39,9

    A602

    Zhejiang Noblelift Equipment Joint Stock Co. Ltd, 58, Jing Yi Road, Economy Development Zone, Changxin, Zhejiang Province, 313100, Volksrepubliek China

    7,6

    A603

    Alle overige ondernemingen

    46,7

    A999

    3.  Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    De bedragen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 128/2005 van de Commissie uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht als zekerheid zijn gesteld bij de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, ingedeeld onder GN-codes ex842790 00 en ex843120 00 (Taric-codes 8427900010 en 8431200010), uit de Volksrepubliek China, worden definitief geïnd op de hierna aangegeven wijze. De bedragen die als zekerheid werden gesteld en die het bedrag van het definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden vrijgegeven. Indien de definitieve rechten hoger zijn dan de voorlopige rechten worden slechts de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werden gesteld, definitief geïnd.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



    ( 1 ) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

    ( 2 ) PB L 25 van 28.1.2005, blz. 16.

    ( 3 ) Commissie, directoraat-generaal Handel, Directoraat B, J-79 5/17, Wetstraat 200, B-1049 Brussel.

    Top