Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02003L0091-20061228

    Consolidated text: Richtlijn 2003/91/EG van de Commissie van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/55/EG van de Raad wat betreft de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van groentegewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek (Voor de EER relevante tekst)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2003/91/2006-12-28

    2003L0091 — NL — 28.12.2006 — 001.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    RICHTLIJN 2003/91/EG VAN DE COMMISSIE

    van 6 oktober 2003

    houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/55/EG van de Raad wat betreft de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van groentegewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek

    (Voor de EER relevante tekst)

    (PB L 254, 8.10.2003, p.11)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date

    ►M1

    RICHTLIJN 2006/127/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 7 december 2006

      L 343

    82

    8.12.2006




    ▼B

    RICHTLIJN 2003/91/EG VAN DE COMMISSIE

    van 6 oktober 2003

    houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/55/EG van de Raad wat betreft de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van groentegewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek

    (Voor de EER relevante tekst)



    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad ( 1 ), gewijzigd bij Richtlijn 2003/61/EG ( 2 ), en met name op artikel 7, lid 2, onder a) en b),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Richtlijn 72/168/EEG van de Commissie van 14 april 1972 betreffende de vastlegging van kenmerken en minimumeisen aangaande het onderzoek bij groentegewassen ( 3 ), gewijzigd bij Richtlijn 2002/8/EG ( 4 ), zijn, met het oog op de officiële toelating van de rassen en de vermelding daarvan in de rassenlijsten van de lidstaten, de kenmerken vastgesteld waartoe het onderzoek zich voor de verschillende soorten ten minste moet uitstrekken, alsmede de minimumeisen betreffende het verrichten van het onderzoek.

    (2)

    De raad van bestuur van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP), dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht ( 5 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1650/2003 ( 6 ), heeft ten aanzien van bepaalde gewassen testrichtsnoeren inzake de eisen voor het onderzoek van de rassen gegeven.

    (3)

    Op internationaal niveau bestaan testrichtsnoeren waarin de eisen voor het onderzoek van de rassen worden vastgesteld. De Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten (UPOV) heeft testrichtsnoeren ontwikkeld.

    (4)

    Richtlijn 72/168/EEG is gewijzigd bij Richtlijn 2002/8/EG om ervoor te zorgen dat de testrichtsnoeren van het CBP en de eisen voor het onderzoek van de rassen met het oog op de opneming in de nationale rassenlijsten van de lidstaten met elkaar overeenstemmen, voorzover er CBP-testrichtsnoeren waren opgesteld. Het CBP heeft sindsdien richtsnoeren voor een aantal andere soorten opgesteld.

    (5)

    Er moet voor worden gezorgd dat de CBP-testrichtsnoeren en de eisen die aan de rassen worden gesteld met het oog op de opneming in de nationale rassenlijsten van de lidstaten met elkaar overeenstemmen.

    (6)

    Het communautaire stelsel dient te worden gebaseerd op de UPOV-testrichtsnoeren, voorzover het CBP nog geen specifieke richtsnoeren heeft ontwikkeld. Voor gewassen die niet onder deze richtlijn vallen, geldt de nationale wetgeving.

    (7)

    Richtlijn 72/168/EEG dient derhalve te worden ingetrokken.

    (8)

    De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



    Artikel 1

    1.  De lidstaten nemen rassen van groentegewassen die voldoen aan de eisen van lid 2, op in een nationale rassenlijst in de zin van artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2002/55/EG.

    2.  Ten aanzien van onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit:

    a) voldoen de in bijlage I opgenomen gewassen aan de eisen van de in die bijlage opgenomen „Protocollen inzake het onderzoek op onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid” van de raad van bestuur van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP);

    b) voldoen de in bijlage II opgenomen gewassen aan de in die bijlage opgenomen testrichtsnoeren voor het uitvoeren van tests inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten (UPOV).

    Artikel 2

    Alle raskenmerken in de zin van artikel 1, lid 2, onder a), en alle met een asterisk (*) aangegeven kenmerken in de in artikel 1, lid 2, onder b), vermelde testrichtsnoeren worden in aanmerking genomen, tenzij de waarneming van een bepaald kenmerk onmogelijk wordt gemaakt door de expressie van een ander kenmerk, of de expressie van een kenmerk wordt verhinderd door de omstandigheden waaronder de test plaatsvindt.

    Artikel 3

    De lidstaten zorgen ervoor dat bij het onderzoek van de in de bijlagen I en II opgenomen gewassen wordt voldaan aan de minimumeisen betreffende het verrichten van het onderzoek met betrekking tot proefopzet en teeltomstandigheden, die zijn opgenomen in de in die bijlagen bedoelde testrichtsnoeren.

    Artikel 4

    Richtlijn 72/168/EEG wordt ingetrokken.

    Artikel 5

    1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 maart 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2.  De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 6

    1.  Wanneer bij de inwerkingtreding van deze richtlijn bepaalde rassen nog niet zijn toegelaten tot de gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen en het officieel onderzoek is begonnen vóór die datum, overeenkomstig

    a) Richtlijn 72/168/EEG, of

    b) de in bijlage I opgenomen CBP-richtsnoeren of de in bijlage II opgenomen UPOV-richtsnoeren, afhankelijk van het gewas,

    worden de betrokken rassen geacht aan de voorschriften van deze richtlijn te voldoen.

    2.  Lid 1 geldt alleen als op basis uit de proeven blijkt dat de rassen voldoen aan de voorschriften van

    a) Richtlijn 72/168/EEG, of

    b) de in bijlage I opgenomen CBP-richtsnoeren of de in bijlage II opgenomen UPOV-richtsnoeren, afhankelijk van het gewas.

    Artikel 7

    Deze richtlijn treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 8

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    ▼M1




    BIJLAGE I



    Lijst van de in artikel 1, lid 2, onder a), bedoelde gewassen die moeten voldoen aan de CBP-testprotocollen

    Wetenschappelijke naam

    Gewone naam

    CBP-protocol

    Allium cepa L. (Cepa-groep)

    Ui en echalion

    TP 46/1 van 14.6.2005

    Allium cepa L. (Aggregatum-groep)

    Sjalot

    TP 46/1 van 14.6.2005

    Allium porrum L.

    Prei

    TP 85/1 van 15.11.2001

    Allium sativum L.

    Knoflook

    TP 162/1 van 25.3.2004

    Asparagus officinalis L.

    Asperge

    TP 130/1 van 27.3.2002

    Brassica oleracea L.

    Bloemkool

    TP 45/1 van 15.11.2001

    Brassica oleracea L.

    Broccoli

    TP 151/1 van 27.3.2002

    Brassica oleracea L.

    Spruitkool

    TP 54/2 van 1.12.2005

    Brassica oleracea L.

    Koolrabi

    TP 65/1 van 25.3.2004

    Brassica oleracea L.

    Savooiekool, wittekool en rodekool

    TP 48/2 van 1.12.2005

    Capsicum annuum L.

    Paprika of Spaanse peper

    TP 76/1 van 27.3.2002

    Cichorium endivia L.

    Krulandijvie en andijvie

    TP 118/2 van 1.12.2005

    Cichorium intybus L.

    Cichorei voor de industrie

    TP 172/2 van 1.12.2005

    Cichorium intybus L.

    Witlof

    TP 173/1 van 25.3.2004

    Cucumis melo L.

    Meloen

    TP 104/1 van 27.3.2002

    Cucumis sativus L.

    Komkommer en augurk

    TP 61/1 van 27.3.2002

    Cucurbita pepo L.

    Courgette

    TP 119/1 van 25.3.2004

    Cynara cardunculus L.

    Artisjok en kardoen

    TP 184/1 van 25.3.2004

    Daucus carota L.

    Wortel en voederwortel

    TP 49/2 van 1.12.2005

    Foeniculum vulgare Mill.

    Knolvenkel

    TP 183/1 van 25.3.2004

    Lactuca sativa L.

    Sla

    TP 13/2 van 1.12.2005

    Lycopersicon esculentum Mill.

    Tomaat

    TP 44/2 van 15.11.2001

    Phaseolus vulgaris L.

    Stamboon en stokboon

    TP 12/2 van 1.12.2005

    Pisum sativum L. (partim)

    Kreukzadige doperwt, rondzadige doperwt en peul

    TP 07/1 van 6.11.2003

    Raphanus sativus L.

    Radijs

    TP 64/1 van 27.3.2002

    Spinacia oleracea L.

    Spinazie

    TP 55/1 van 27.3.2002

    Valerianella locusta (L.) Laterr.

    Veldsla

    TP 75/1 van 27.3.2002

    Vicia faba L. (partim)

    Tuinboon

    TP Broadbean/1 van 25.3.2004

    Zea mays L. (partim)

    Suikermais en pofmais

    TP 2/2 van 15.11.2001

    De tekst van deze protocollen is te vinden op de website van het CBP (www.cpvo.europa.eu).




    BIJLAGE II



    Lijst van de in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde gewassen die moeten voldoen aan de UPOV-testrichtsnoeren

    Wetenschappelijke naam

    Gewone naam

    UPOV-richtsnoer

    Allium fistulosum L.

    Stengelui

    TG/161/3 van 1.4.1998

    Allium schoenoprasum L.

    Bieslook

    TG/198/1 van 9.4.2003

    Apium graveolens L.

    Bleekselderij

    TG/82/4 van 17.4.2002

    Apium graveolens L.

    Knolselderij

    TG/74/4 corr. van 17.4.2002 + 5.4.2006

    Beta vulgaris L.

    Snijbiet

    TG/106/4 van 31.3.2004

    Beta vulgaris L.

    Rode biet, inclusief Cheltenham beet

    TG/60/6 van 18.10.1996

    Brassica oleracea L.

    Boerenkool

    TG/90/6 van 31.3.2004

    Brassica rapa L.

    Chinese kool

    TG/105/4 van 9.4.2003

    Brassica rapa L.

    Meiraap/stoppelknol

    TG/37/10 van 4.4.2001

    Cichorium intybus L.

    Bladcichorei

    TG/154/3 van 18.10.1996

    Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai

    Watermeloen

    TG/142/4 van 31.3.2004

    Cucurbita maxima Duchesne

    Pompoen

    TG/155/3 van 18.10.1996

    Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill

    Peterselie

    TG/136/5 van 6.4.2005

    Phaseolus coccineus L.

    Pronkboon

    TG/9/5 van 9.4.2003

    Raphanus sativus L.

    Rammenas

    TG/63/6 van 24.3.1999

    Rheum rhabarbarum L.

    Rabarber

    TG/62/6 van 24.3.1999

    Scorzonera hispanica L.

    Schorseneer

    TG/116/3 van 21.10.1988

    Solanum melongena L.

    Aubergine

    TG/117/4 van 17.4.2002

    De tekst van deze richtsnoeren is te vinden op de website van de UPOV (www.upov.int).



    ( 1 ) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 23.

    ( 2 ) PB L 165 van 3.7.2003, blz. 23.

    ( 3 ) PB L 103 van 2.5.1972, blz. 6.

    ( 4 ) PB L 37 van 7.2.2002, blz. 7.

    ( 5 ) PB L 227 van 1.9.1994, blz. 1.

    ( 6 ) PB L 245 van 29.9.2003, blz. 28.

    Top