This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 01978L0855-20091022
Third Council Directive of 9 October 1978 based on Article 54 (3) (g) of the Treaty concerning mergers of public limited liability companies (78/855/EEC)
Consolidated text: Derde richtlijn van de Raad van 9 oktober 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende fusies van naamloze vennootschappen (78/855/EEG)
Derde richtlijn van de Raad van 9 oktober 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende fusies van naamloze vennootschappen (78/855/EEG)
No longer in force
)
1978L0855 — NL — 22.10.2009 — 005.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
DERDE RICHTLIJN VAN DE RAAD van 9 oktober 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende fusies van naamloze vennootschappen (PB L 295, 20.10.1978, p.36) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
No |
page |
date |
||
L 363 |
137 |
20.12.2006 |
||
RICHTLIJN 2007/63/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 13 november 2007 |
L 300 |
47 |
17.11.2007 |
|
RICHTLIJN 2009/109/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 september 2009 |
L 259 |
14 |
2.10.2009 |
Gewijzigd bij:
L 291 |
17 |
19.11.1979 |
||
L 302 |
23 |
15.11.1985 |
||
C 241 |
21 |
29.8.1994 |
||
|
(aangepast door Besluit 95/1/EG, Euratom, EGKS van de Raad) |
L 001 |
1 |
.. |
L 236 |
33 |
23.9.2003 |
DERDE RICHTLIJN VAN DE RAAD
van 9 oktober 1978
op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende fusies van naamloze vennootschappen
(78/855/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 54, lid 3, sub g),
Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),
Gezien het advies van het Europese (SIC! Europees) Parlement ( 2 ),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),
Overwegende dat de coördinatie als bedoeld in artikel 54, lid 3, sub g), en in het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging ( 4 ) is begonnen met Richtlijn 68/151/EEG ( 5 );
Overwegende dat deze coördinatie met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van het kapitaal is voortgezet met Richtlijn 77/91/EEG ( 6 ) en met betrekking tot de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen met Richtlijn 78/660/EEG ( 7 );
Overwegende dat het ter bescherming van de belangen van deelnemers en derden nodig is de wettelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake fusies van naamloze vennootschappen te coördineren, en dat de rechtsfiguur van de fusie in de wetgeving van alle Lid-Staten dient te worden ingevoerd;
Overwegende dat het in het kader van deze coördinatie van bijzonder belang is dat de aandeelhouders van de vennootschappen die de fusie aangaan behoorlijk en zo objectief mogelijk worden voorgelicht en dat een passende bescherming van hun rechten wordt gewaarborgd;
Overwegende dat de bescherming van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan thans wordt geregeld bij Richtlijn 77/187/EEG ( 8 );
Overwegende dat de schuldeisers, met inbegrip van de obligatiehouders, alsook de houders van andere effecten van de vennootschappen die een fusie aangaan moeten worden beschermd tegen benadeling door de fusie;
Overwegende dat de bij Richtlijn 68/151/EEG voorgeschreven openbaarmaking moet worden uitgebreid tot de rechtshandelingen betreffende fusies zodat derden hierover voldoende worden ingelicht;
Overwegende dat het noodzakelijk is de waarborgen die bij het tot stand brengen van de fusie aan deelnemers en derden worden geboden, uit te breiden tot bepaalde andere rechtshandelingen, die op wezenlijke punten soortgelijke kenmerken vertonen als de fusie, ten einde (SIC! teneinde) ontduiking van de bescherming te voorkomen;
Overwegende dat om rechtszekerheid in de betrekkingen tussen de betreffende vennootschappen, tussen dezen en derden, alsook tussen de aandeelhouders te waarborgen, de gevallen van nietigheid moeten worden beperkt, waarbij enerzijds moet worden uitgegaan van het beginsel dat gebreken zoveel mogelijk worden hersteld, en anderzijds voor het inroepen van nietigheid een korte termijn moet worden gesteld,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Werkingssfeer
1. De in deze richtlijn voorgeschreven coördinatiemaatregelen zijn van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten die betrekking hebben op vennootschappen met de volgende rechtsvorm:
— in Duitsland:
— die Aktiengesellschaft
— in België:
— de naamloze vennootschapla société anonyme
— in Denemarken:
— aktieselskaber
— in Frankrijk:
— la société anonyme
— in Ierland:
— public companies limited by shares, en
— public companies limited by guarantee having a share capital
— in Italië:
— la società per azioni
— in Luxemburg:
— la société anonyme
— in Nederland:
— de naamloze vennootschap
— in het Verenigd Koninkrijk:
— public companies limited by shares, en
— public companies limited by guarantee having a share capital
— voor Griekenland:
— η ανώνυμη εταιρία
— voor Spanje:
— la sociedad anónima
— voor Portugal:
— a sociedade anónima de responsabilidade limitada
— in Oostenrijk:
— die Aktiengesellschaft
— in Finland:
— julkinen osakeyhtiö / publikt aktiebolag
— in Zweden:
— aktiebolag.
— Tsjechië:
— akciová společnost
— Estland:
— aktsiaselts
— Cyprus:
— Δημόσιες εταιρείες περιορισμένης ευθύνης με μετοχές, δημόσιες εταιρείες περιορισμένης ευθύνης με εγγύηση που διαθέτουν μετοχικό κεφάλαιο
— Letland:
— akciju sabiedrība
— Litouwen:
— akcinė bendrovė
— Hongarije:
— részvénytársaság
— Malta:
— kumpannija pubblikapublic limited liability company, kumpanija privataprivate limited liability company
— Polen:
— spółka akcyjna
— Slovenië:
— delniška družba
— Slowakije:
— akciová spoločnosť.
— Bulgarije:
— акционерно дружество
— Roemenië:
— societate pe acțiuni.
2. De Lid-Staten behoeven deze richtlijn niet toe te passen op coöperatieve verenigingen welke in een van de in lid 1 vermelde vennootschapsvormen zijn opgericht. Voor zover in de wetgevingen van de Lid-Staten van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, zijn deze vennootschappen verplicht de woorden „coöperatieve vereniging” te vermelden in alle in artikel 4 van Richtlijn 68/151/EEG genoemde stukken.
3. De Lid-Staten behoeven het bepaalde in deze richtlijn niet toe te passen, wanneer een of meer vennootschappen die worden overgenomen of verdwijnen zijn gewikkeld in een faillissement, akkoord of andere soortgelijke procedure.
HOOFDSTUK I
Regeling van de fusie door overneming van een of meer vennootschappen door een andere en van de fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap
Artikel 2
De Lid-Staten regelen voor de onder hun wetgeving vallende vennootschappen de fusie door overneming van een of meer vennootschappen door een andere en de fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap.
Artikel 3
1. In de zin van deze richtlijn wordt onder fusie door overneming verstaan de rechtshandeling waarbij het vermogen van een of meer vennootschappen, zowel rechten als verplichtingen, als gevolg van ontbinding zonder vereffening in zijn geheel op een andere vennootschap overgaat tegen uitreiking van aandelen in de overnemende vennootschap aan de aandeelhouders van de overgenomen vennootschap of vennootschappen, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van de uitgereikte aandelen.
2. In de wetgeving van een Lid-Staat kan worden bepaald dat fusie door overneming ook kan plaatsvinden wanneer een of meer van de overgenomen vennootschappen in vereffening zijn, mits deze mogelijkheid wordt beperkt tot vennootschappen die nog geen begin hebben gemaakt met de verdeling van hun vermogen onder hun aandeelhouders.
Artikel 4
1. In de zin van deze richtlijn wordt onder fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap verstaan de rechtshandeling waarbij het vermogen van verscheidene vennootschappen, zowel rechten als verplichtingen, als gevolg van hun ontbinding zonder vereffening, in zijn geheel op een door hen opgerichte vennootschap overgaat tegen uitreiking van aandelen in de nieuwe vennootschap aan de aandeelhouders van de verdwijnende vennootschappen, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van de uitgereikte aandelen.
2. In de wetgeving van een Lid-Staat kan worden bepaald dat fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap ook kan plaatsvinden wanneer een of meer van de verdwijnende vennootschappen in vereffening zijn, mits deze mogelijkheid wordt beperkt tot vennootschappen die nog geen begin hebben gemaakt met de verdeling van hun vermogen onder hun aandeelhouders.
HOOFDSTUK II
Fusie door overneming
Artikel 5
1. De bestuurs- of leidinggevende organen van de vennootschappen die de fusie aangaan, stellen een schriftelijk fusievoorstel op.
2. In het fusievoorstel worden ten minste vermeld:
a) de rechtsvorm, de naam en de zetel van de vennootschappen die de fusie aangaan;
b) de ruilverhouding van de aandelen en, in voorkomend geval, het bedrag van de bijbetaling;
c) op welke wijze de aandelen in de overnemende vennootschap worden uitgereikt;
d) vanaf welke datum deze aandelen recht geven te delen in de winst alsmede elke bijzondere regeling betreffende dit recht;
e) vanaf welke datum de handelingen van de overgenomen vennootschap boekhoudkundig geacht worden te zijn verricht voor rekening van de overnemende vennootschap;
f) de rechten die de overnemende vennootschap toekent aan de houders van aandelen met bijzondere rechten en aan houders van andere effecten dan aandelen, of de jegens hen voorgestelde maatregelen;
g) ieder bijzonder voordeel dat wordt toegekend aan de deskundigen in de zin van artikel 10, lid 1, alsmede aan de leden van de organen die belast zijn met het bestuur of de leiding van of het toezicht of de controle op de vennootschappen die de fusie aangaan.
Artikel 6
Het fusievoorstel moet voor elke vennootschap die de fusie aangaat uiterlijk een maand voor de datum van de algemene vergadering die over het fusievoorstel moet besluiten, openbaar worden gemaakt op de in de wetgeving van elke Lid-Staat vastgestelde wijze overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG.
Elke vennootschap die de fusie aangaat is van de in artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG neergelegde openbaarmakingsverplichting vrijgesteld indien zij gedurende een ononderbroken periode, die aanvangt ten minste een maand vóór de dag van de algemene vergadering waarop het besluit over het voorstel voor een fusie moet worden genomen en die niet eerder eindigt dan de sluiting van die vergadering, het voorstel voor deze fusie op haar website gratis openbaar maakt. De lidstaten mogen geen verplichtingen verbinden aan of beperkingen stellen aan deze vrijstelling, behalve om de veiligheid van de website en de authenticiteit van de documenten te waarborgen en alleen voor zover zij proportioneel zijn met de te verwezenlijken doelstellingen.
In afwijking van de tweede alinea, mogen de lidstaten verlangen dat de openbaarmaking geschiedt via het in artikel 3, lid 4, van Richtlijn 68/151/EEG, bedoelde centrale elektronische platform. Bij wijze van alternatief mogen de lidstaten verlangen dat die openbaarmaking geschiedt op een andere website die zij daartoe hebben aangewezen. Indien de lidstaten gebruikmaken van een van deze mogelijkheden zien zij erop toe dat er voor de vennootschappen geen specifieke kosten zijn verbonden aan deze openbaarmaking.
Indien een andere website wordt gebruikt dan het centrale elektronische platform, wordt ten minste een maand vóór de dag van de algemene vergadering een verwijzing die toegang biedt tot die website opgenomen op het centrale elektronische platform. De verwijzing bevat de datum van de openbaarmaking van het fusievoorstel op de website en is kosteloos toegankelijk voor het publiek. Voor de vennootschappen zijn geen specifieke kosten verbonden aan deze openbaarmaking.
Het in derde en vierde alinea neergelegde verbod om de vennootschappen specifieke kosten in rekening te brengen laat onverlet dat de lidstaten kosten met betrekking tot het centrale elektronische platform kunnen doorberekenen aan vennootschappen.
De lidstaten mogen van vennootschappen verlangen dat zij de informatie gedurende een specifieke periode na de algemene vergadering op hun website of, in het voorkomende geval, het centrale elektronische platform of de andere door de betrokken lidstaat aangewezen website laten staan. De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen voor het geval dat de toegang tot de website of het centrale elektronische platform om technische of andere redenen tijdelijk onderbroken is.
Artikel 7
1. Voor de fusie is ten minste de goedkeuring vereist van de algemene vergadering van elke vennootschap die de fusie aangaat. In de wetgeving van de Lid-Staten dient te worden bepaald dat dit besluit ten minste moet worden genomen met een meerderheid van niet minder dan twee derde van de stemmen verbonden aan de vertegenwoordigde effecten of aan het vertegenwoordigde geplaatste kapitaal.
In de wetgeving van een Lid-Staat kan echter worden bepaald dat een gewone meerderheid van de in de eerste alinea bedoelde stemmen voldoende is, indien ten minste de helft van het geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd. Voorts zijn, in voorkomend geval, de bepalingen inzake statutenwijzigingen van toepassing.
2. Indien er verschillende soorten aandelen zijn, is naast het besluit over de fusie een afzonderlijke stemming vereist, althans van elke groep van houders van aandelen van dezelfde soort aan wier rechten de fusie afbreuk doet.
3. Het te nemen besluit heeft betrekking op de goedkeuring van het fusievoorstel en op de statutenwijzigingen die eventueel voor de fusie nodig zijn.
Artikel 8
Een Lid-Staat behoeft in zijn wetgeving de goedkeuring van de fusie door de algemene vergadering van de overnemende vennootschap niet verplicht te stellen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de in artikel 6 voorgeschreven openbaarmaking geschiedt voor de overnemende vennootschap uiterlijk een maand vóór de datum van de algemene vergadering van de overgenomen vennootschap of vennootschappen, die over het fusievoorstel moet besluiten;
b) iedere aandeelhouder van de overnemende vennootschap heeft het recht om ten minste een maand vóór de sub a) genoemde datum, ten kantore van deze vennootschap kennis te nemen van de in artikel 11, lid 1, bedoelde bescheiden;
c) een of meer aandeelhouders van de overnemende vennootschap die aandelen bezitten die een minimumpercentage van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, moeten het recht hebben op bijeenroeping van een algemene vergadering van de overnemende vennootschap, die over het fusievoorstel moet besluiten. Dit minimumpercentage mag niet hoger zijn dan vijf. De Lid-Staten kunnen evenwel bepalen dat aandelen zonder stemrecht bij de berekening van dit percentage buiten beschouwing worden gelaten.
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), is artikel 11, leden 2, 3 en 4, van toepassing.
Artikel 9
1. De bestuurs- of leidinggevende organen van elke vennootschap die de fusie aangaat, stellen een uitgewerkt schriftelijk verslag op waarin het fusievoorstel, en met name de ruilverhouding van de aandelen, uit juridisch en economisch oogpunt worden toegelicht en verantwoord.
In het verslag worden bovendien de bijzondere moeilijkheden vermeld die zich eventueel bij de waardering hebben voorgedaan.
2. De bestuurs- of leidinggevende organen van elke vennootschap die de fusie aangaat, lichten de algemene vergadering van hun vennootschap in, alsook de bestuurs- of leidinggevende organen van de overige betrokken vennootschappen opdat deze laatste hun respectieve algemene vergaderingen op de hoogte kunnen stellen van iedere belangrijke wijziging die zich in de activa en de passiva van het vermogen heeft voorgedaan tussen de datum van opstelling van het fusievoorstel en de datum van de algemene vergaderingen die zich over het fusievoorstel moeten uitspreken.
3. Lidstaten mogen bepalen dat het in lid 1 bedoelde verslag en/of de in lid 2 bedoelde inlichtingen niet vereist zijn indien alle aandeelhouders en houders van andere effecten waaraan stemrecht is verbonden van alle vennootschappen die aan de fusie deelnemen, hiermee hebben ingestemd.
Artikel 10
1. Voor elke vennootschap die de fusie aangaat, onderzoeken een of meer van de vennootschap onafhankelijke deskundigen die door de overheid of de rechter zijn aangewezen of toegelaten, het fusievoorstel; zij stellen een schriftelijk verslag voor de aandeelhouders op. In de wetgeving van een Lid-Staat kan echter worden bepaald dat een of meer onafhankelijke deskundigen worden aangewezen voor alle vennootschappen die de fusie aangaan, indien die aanwijzing, op gezamenlijk verzoek van deze vennootschappen, door de overheid of de rechter geschiedt. Deze deskundigen kunnen, naar gelang (SIC! naargelang) van de wetgeving van elke Lid-Staat, natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen zijn.
2. In het in lid 1 bedoelde verslag moeten de deskundigen in ieder geval verklaren of de ruilverhouding naar hun mening al dan niet redelijk is. In deze verklaring moet tenminste worden aangegeven:
a) volgens welke methode of methoden de voorgestelde ruilverhouding is vastgesteld;
b) of deze methode of methoden in het betreffende geval passen en tot welke waarden deze methoden leiden, en moet een oordeel worden gegeven over het betrekkelijke gewicht dat bij de vaststelling van de in aanmerking genomen waarde aan deze methoden is gehecht.
In het verslag worden bovendien de bijzondere moeilijkheden vermeld die zich eventueel bij de waardering hebben voorgedaan.
3. Elke deskundige is gerechtigd van de vennootschappen die de fusie aangaan te verlangen dat hem alle dienstige inlichtingen en bescheiden worden verstrekt. Hij is tevens gerechtigd alle nodige controles te verrichten.
4. Indien alle aandeelhouders en houders van andere effecten waaraan stemrecht is verbonden van alle vennootschappen die aan de fusie deelnemen hiermee hebben ingestemd, is noch een onderzoek van het fusievoorstel, noch een deskundigenverslag vereist.
Artikel 11
1. Iedere aandeelhouder heeft het recht ten minste een maand vóór de datum van de algemene vergadering die over het fusievoorstel moet besluiten, ten kantore van de vennootschap kennis te nemen van ten minste de volgende bescheiden:
a) het fusievoorstel;
b) de jaarrekeningen en de jaarverslagen over de laatste drie boekjaren van de vennootschappen die de fusie aangaan;
c) in voorkomend geval, indien de laatste jaarrekening betrekking heeft op een boekjaar dat meer dan zes maanden voor de datum van het fusievoorstel is afgesloten: tussentijdse cijfers omtrent de stand van het vermogen op ten vroegste de eerste dag van de derde maand die aan die datum voorafgaat;
d) in voorkomend geval, de in artikel 9 bedoelde verslagen van de bestuurs- of leidinggevende organen van de vennootschappen die de fusie aangaan;
e) in voorkomend geval, de in artikel 10 bedoelde verslagen.
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder c), zijn geen tussentijdse cijfers vereist indien de vennootschap een halfjaarlijks financieel verslag als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2004/109/EG bekendmaakt, en dit conform dit lid aan de aandeelhouders beschikbaar stelt. Bovendien kunnen lidstaten bepalen dat geen tussentijdse cijfers vereist zijn indien alle aandeelhouders en houders van andere effecten waaraan stemrecht is verbonden van alle vennootschappen die aan de fusie deelnemen hiermee hebben ingestemd.
2. De in lid 1, sub c), bedoelde tussentijdse cijfers worden opgemaakt volgens dezelfde methoden en dezelfde opstelling als de laatste jaarbalans.
In de wetgeving van een Lid-Staat kan evenwel worden bepaald:
a) dat het niet nodig is de aanwezige vermogensbestanddelen opnieuw op te nemen;
b) dat de in de laatste balans voorkomende waarderingen slechts worden gewijzigd in samenhang met verrichte boekingen; er moet echter rekening worden gehouden met:
— tussentijdse afschrijvingen en voorzieningen;
— belangrijke wijzigingen van de werkelijke waarde die niet uit de boeken blijken.
3. Aan iedere aandeelhouder moet op zijn verzoek kosteloos een volledig of, desgewenst, gedeeltelijk afschrift van de in lid 1 bedoelde bescheiden worden verstrekt.
Wanneer een aandeelhouder ermee heeft ingestemd dat de vennootschap inlichtingen langs elektronische weg verstrekt, mogen deze afschriften per elektronische post worden toegezonden.
4. Een vennootschap is vrijgesteld van het vereiste dat zij de in lid 1 bedoelde bescheiden ten kantore beschikbaar stelt indien zij deze gedurende een ononderbroken periode, die aanvangt ten minste één maand vóór de dag van de algemene vergadering waarop het besluit over het fusievoorstel moet worden genomen en die niet eerder eindigt dan de sluiting van die vergadering, op haar website openbaar maakt. De lidstaten mogen geen verplichtingen verbinden aan of beperkingen stellen aan deze vrijstelling, behalve om de veiligheid van de website en de authenticiteit van de documenten te waarborgen en alleen voor zover zij proportioneel zijn met de te verwezenlijken doelstellingen.
Lid 3 is niet van toepassing indien de website aandeelhouders gedurende de gehele in de eerste alinea van dit lid bedoelde periode de mogelijkheid biedt de in lid 1 bedoelde bescheiden te downloaden en af te drukken. In dat geval mogen de lidstaten evenwel bepalen dat de vennootschap deze documenten ten kantore beschikbaar stelt voor raadpleging door de aandeelhouders.
De lidstaten mogen van vennootschappen verlangen dat zij de informatie gedurende een specifieke periode na de algemene vergadering op hun website laten staan. De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen voor het geval dat de toegang tot de website om technische of andere redenen tijdelijk onderbroken is.
Artikel 12
De bescherming van de rechten van de werknemers van elke vennootschap die de fusie aangaat wordt geregeld volgens de voorschriften van Richtlijn 77/187/EEG.
Artikel 13
1. De wetgevingen der Lid-Staten moeten een passende bescherming bieden van de belangen der schuldeisers van de vennootschappen die een fusie aangaan, wier vorderingen voor de openbaarmaking van het fusievoorstel zijn ontstaan en ten tijde van die openbaarmaking nog niet opeisbaar zijn.
2. Daartoe bepalen de wetgevingen van de lidstaten ten minste dat deze schuldeisers recht hebben op passende waarborgen wanneer de financiële toestand van de vennootschappen die de fusie aangaan, deze bescherming nodig maakt en deze schuldeisers niet reeds over dergelijke waarborgen beschikken.
De lidstaten stellen de voorwaarden vast voor de in lid 1 en in de eerste alinea van dit lid bedoelde bescherming. De lidstaten dragen er in elk geval zorg voor dat de bovenbedoelde schuldeisers zich tot de bevoegde administratieve of gerechtelijke instantie kunnen wenden om adequate waarborgen te verkrijgen, mits zij op geloofwaardige wijze kunnen aantonen dat de voldoening van hun vorderingen als gevolg van de fusie in het gedrang is, en dat van de vennootschap geen adequate waarborgen zijn verkregen.
3. De bescherming voor de schuldeisers van de overnemende vennootschap kan verschillen van de bescherming voor de schuldeisers van de overgenomen vennootschap.
Artikel 14
Onverminderd de regels met betrekking tot de gemeenschappelijke uitoefening van hun rechten, is artikel 13 van toepassing op de houders van obligaties van de vennootschappen die de fusie aangaan, tenzij de fusie is goedgekeurd door een vergadering van obligatiehouders, wanneer de nationale wetgeving een dergelijke vergadering kent, of door de afzonderlijke obligatiehouders.
Artikel 15
De houders van effecten waaraan bijzondere rechten verbonden zijn maar die geen aandelen zijn, moeten in de overnemende vennootschap over rechten beschikken die ten minste gelijkwaardig zijn aan die waarover zij in de overgenomen vennootschap beschikten (SIC! beschikten,) tenzij of wel (SIC! ofwel) de wijziging van deze rechten is goedgekeurd door een vergadering van de houders van deze effecten, wanneer de nationale wetgeving een dergelijke vergadering kent, of door de afzonderlijke houders, of wel (SIC! ofwel) deze houders recht hebben op inkoop van hun effecten door de overnemende vennootschap.
Artikel 16
1. Indien de wetgeving van een Lid-Staat voor fusies geen preventief toezicht door de overheid of de rechter op de rechtmatigheid voorschrijft of indien zodanig toezicht niet op alle voor de fusie noodzakelijke rechtshandelingen betrekking heeft, worden de notulen van de algemene vergaderingen waarin tot de fusie wordt besloten en, in voorkomend geval, de na deze algemene vergaderingen te sluiten fusieovereenkomst, bij authentieke akte verleden. In de gevallen waarin de fusie niet behoeft te worden goedgekeurd door de algemene vergaderingen van alle vennootschappen die de fusie aangaan, moet het fusievoorstel bij authentieke akte worden verleden.
2. De notaris of de instantie die bevoegd is de authentieke akte op te maken moet na onderzoek bevestigen dat het fusievoorstel en de rechtshandelingen en formaliteiten waartoe de vennootschap waarbij hij of zij optreedt gehouden is, op wettige wijze tot stand zijn gekomen.
Artikel 17
De Lid-Staten bepalen in hun wetgeving op welke datum de fusie van kracht wordt.
Artikel 18
1. De fusie moet openbaar worden gemaakt op de in de wetgeving van elke Lid-Staat vastgestelde wijze, overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG, voor elke vennootschap die de fusie aangaat.
2. De overnemende vennootschap kan zelf de formaliteiten voor de openbaarmaking betreffende de overgenomen vennootschap of vennootschappen verrichten.
Artikel 19
1. De fusie heeft van rechtswege en gelijktijdig de volgende rechtsgevolgen:
a) zowel tussen de overgenomen en de overnemende vennootschap als ten aanzien van derden gaat het vermogen van de overgenomen vennootschap, zowel rechten als verplichtingen, in zijn geheel onder algemene titel over op de overnemende vennootschap;
b) de aandeelhouders van de overgenomen vennootschap worden aandeelhouders van de overnemende vennootschap;
c) de overgenomen vennootschap houdt op te bestaan.
2. Er vindt geen omwisseling plaats van aandelen van de overnemende vennootschap tegen aandelen van de overgenomen vennootschap die worden gehouden
a) door de overnemende vennootschap zelf of door een persoon die in eigen naam, maar voor rekening van de vennootschap handelt, of
b) door de overgenomen vennootschap zelf of door een persoon die in eigen naam, maar voor rekening van de vennootschap handelt.
3. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de wetgevingen van de Lid-Staten die bijzondere formaliteiten voorschrijven om de overgang van bepaalde door de overgenomen vennootschap aangebrachte goederen, rechten en verplichtingen aan derden te kunnen tegenwerpen. De overnemende vennootschap kan zelf deze formaliteiten verrichten; de wetgeving van de Lid-Staten mag de overgenomen vennootschap evenwel toestaan deze formaliteiten te blijven verrichten gedurende een beperkt tijdvak dat, behalve in uitzonderlijke gevallen, niet mag worden vastgesteld op meer dan zes maanden na de datum waarop de fusie van kracht wordt.
Artikel 20
De wetgevingen van de Lid-Staten regelen ten minste de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de leden van het bestuurs- of leidinggevende orgaan van de overgenomen vennootschap jegens de aandeelhouders van deze vennootschap wegens fouten die leden van dit orgaan bij de voorbereiding en de totstandkoming van de fusie hebben begaan.
Artikel 21
De wetgevingen van de Lid-Staten regelen ten minste de civielrechtelijke aansprakelijkheid jegens de aandeelhouders van de overgenomen vennootschap van de deskundigen die voor deze vennootschap belast zijn met de opstelling van het in artikel 10, lid 1, bedoelde verslag wegens fouten die deze deskundigen bij het vervullen van hun taak hebben begaan.
Artikel 22
1. In de wetgevingen van de Lid-Staten kan de nietigheid van fusies slechts met inachtneming van de volgende voorwaarden worden geregeld:
a) de nietigheid moet door de rechter worden uitgesproken;
b) de nietigheid van een in de zin van artikel 17 van kracht geworden fusie kan slechts worden uitgesproken wegens het ontbreken van het preventieve toezicht door de rechter of de overheid op de rechtmatigheid of van een authentieke akte, dan wel omdat is vastgesteld dat het besluit van de algemene vergadering krachtens het nationale recht nietig of vernietigbaar is;
c) de vordering tot nietigverklaring kan niet meer worden ingediend nadat zes maanden zijn verstreken na de datum sedert welke de fusie kan worden tegengeworpen aan degene die de nietigheid inroept, noch indien het gebrek inmiddels is hersteld;
d) wanneer herstel van het gebrek dat tot de nietigverklaring van de fusie kan leiden mogelijk is, verleent de bevoegde rechter daartoe aan de betrokken vennootschappen een termijn;
e) de beslissing waarbij de nietigheid van de fusie wordt uitgesproken, wordt openbaar gemaakt op de in de wetgeving van elke Lid-Staat vastgestelde wijze overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG;
f) wanneer de wetgeving van een Lid-Staat derdenverzet toestaat, is dit niet meer ontvankelijk nadat zes maanden zijn verstreken sedert de openbaarmaking van de beslissing overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 68/151/EEG;
g) de beslissing waarbij de nietigheid van de fusie wordt uitgesproken, doet op zichzelf geen afbreuk aan de geldigheid van de verbintenissen die voor de openbaarmaking van de beslissing, doch na de in artikel 17 bedoelde datum ten laste of ten gunste van de overnemende vennootschap zijn ontstaan;
h) de vennootschappen die aan de fusie hebben deelgenomen, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de sub g) bedoelde verbintenissen van de overnemende vennootschap.
2. In afwijking van lid 1, sub a), kan de wetgeving van een Lid-Staat ook bepalen dat de nietigheid van de fusie wordt uitgesproken door een overheidsinstantie, indien tegen een dergelijke beslissing beroep mogelijk is bij de rechter. Het bepaalde sub b), d), e), f), g) en h), is van overeenkomstige toepassing op de overheidsinstantie. Deze procedure tot nietigverklaring kan niet meer worden begonnen nadat zes maanden zijn verstreken sedert de in artikel 17 bedoelde datum.
3. Aan de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de nietigheid van een fusie die wordt uitgesproken ingevolge een ander toezicht op de fusie dan het preventieve toezicht door de rechter of de overheid op de rechtmatigheid, wordt geen afbreuk gedaan.
HOOFDSTUK III
Fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap
Artikel 23
1. De artikelen 5, 6, 7 en 9 tot en met 22 zijn van toepassing op de fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap, onverminderd de artikelen 11 en 12 van Richtlijn 68/151/EEG. Daarbij wordt onder „vennootschappen die de fusie aangaan” of „overgenomen vennootschap” verstaan de vennootschappen die verdwijnen, en onder „overnemende vennootschap” de nieuwe vennootschap.
2. Artikel 5, lid 2, sub a), is eveneens van toepassing op de nieuwe vennootschap.
3. Het fusievoorstel, alsmede, indien daarvan een afzonderlijke akte wordt opgemaakt, de akte van oprichting of de ontwerp-akte van oprichting en de statuten of de ontwerp-statuten van de nieuwe vennootschap worden goedgekeurd door de algemene vergadering van elke verdwijnende vennootschap.
▼M3 —————
HOOFDSTUK IV
Overneming van een vennootschap door een andere vennootschap die ten minste 90 % van de aandelen in de overgenomen vennootschap houdt
Artikel 24
De Lid-Staten regelen voor de onder hun wetgeving vallende vennootschappen de rechtshandeling waarbij het vermogen van een of meer vennootschappen, zowel rechten als verplichtingen, als gevolg van ontbinding zonder vereffening, in zijn geheel overgaat op een andere vennootschap die houdster is van alle aandelen van de overgenomen vennootschap of vennootschappen en van de andere effecten waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden. ►M3 Hoofdstuk II is op deze rechtshandeling van toepassing. ◄ ►M3 De lidstaten mogen de verplichtingen van artikel 5, lid 2, onder b), c) en d), de artikelen 9 en 10, artikel 11, lid 1, onder d) en e), artikel 19, lid 1, onder b), en de artikelen 20 en 21, echter niet opleggen. ◄
Artikel 25
De lidstaten passen artikel 7 niet toe op de in artikel 24 omschreven rechtshandelingen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de in artikel 6 voorgeschreven openbaarmaking geschiedt voor elke aan de rechtshandeling deelnemende vennootschap uiterlijk een maand voordat de overneming van kracht wordt;
b) iedere aandeelhouder van de overnemende vennootschap heeft het recht ten minste een maand voordat de overneming van kracht wordt, ten kantore van de vennootschap kennis te nemen van de in artikel 11, lid 1, sub a), b) en c), genoemde bescheiden ►M3 ————— ◄ ;
c) artikel 8, sub c), is van toepassing.
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), is artikel 11, leden 2, 3 en 4, van toepassing.
Artikel 26
De Lid-Staten kunnen de artikelen 24 en 25 toepassen op rechtshandelingen waarbij het vermogen van een of meer vennootschappen, zowel rechten als verplichtingen, als gevolg van ontbinding zonder vereffening, in zijn geheel overgaat op een andere vennootschap, indien alle aandelen en andere in artikel 24 bedoelde effecten van de overgenomen vennootschap of vennootschappen worden gehouden door de overnemende vennootschap zelf en/of door personen die deze aandelen en effecten in eigen naam, maar voor rekening van de overnemende vennootschap houden.
Artikel 27
In geval van fusie door overneming door een andere vennootschap die niet alle, maar ten minste 90 % bezit van de aandelen van elke overgenomen vennootschap en van de andere effecten waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden, stellen de lidstaten de goedkeuring van de fusie door de algemene vergadering van de overnemende vennootschap niet verplicht indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de in artikel 6 voorgeschreven openbaarmaking geschiedt voor de overnemende vennootschap uiterlijk een maand vóór de datum van de algemene vergadering van de overgenomen vennootschap of vennootschappen die over het fusievoorstel moet besluiten;
b) iedere aandeelhouder van de overnemende vennootschap heeft het recht ten minste een maand voor de onder a) genoemde datum ten kantore van deze vennootschap kennis te nemen van de in artikel 11, lid 1, onder a), b) en, in voorkomend geval, onder c), d) en e), genoemde bescheiden;
c) artikel 8, sub c), is van toepassing.
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), is artikel 11, leden 2, 3 en 4, van toepassing.
Artikel 28
In geval van een fusie als bedoeld in artikel 27 mogen de lidstaten de verplichtingen van de artikelen 9, 10 en 11 niet opleggen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de aandeelhouders met een minderheidsbelang in de overgenomen vennootschap kunnen de overnemende vennootschap verplichten hun aandelen te verwerven;
b) alsdan hebben zij recht op een tegenprestatie die overeenkomt met de waarde van hun aandelen;
c) indien er geen overeenstemming is over de tegenprestatie moet deze kunnen worden vastgesteld door de rechter ►M3 of door een administratieve instantie die daartoe is aangewezen door de lidstaat ◄ .
Een lidstaat hoeft het eerste lid niet toe te passen als de wetgeving van die lidstaat de overnemende vennootschap toestaat, zonder voorafgaand openbaar overnamebod, alle houders van effecten van de over te nemen vennootschap of vennootschappen ertoe te verplichten die effecten voor de fusie te verkopen tegen een billijke prijs.
Artikel 29
De Lid-Staten kunnen de artikelen 27 en 28 toepassen op rechtshandelingen waarbij het vermogen van een of meer vennootschappen, zowel rechten als verplichtingen, als gevolg van ontbinding zonder vereffening, in zijn geheel overgaat op een andere vennootschap, indien niet alle maar ten minste 90 % van de aandelen en andere in artikel 27 bedoelde effecten van elke overgenomen vennootschap worden gehouden door de overnemende vennootschap zelf en/of door personen die deze aandelen en effecten in eigen naam, maar voor rekening van de overnemende vennootschap houden.
HOOFDSTUK V
Andere met fusie gelijkgestelde rechtshandelingen
Artikel 30
Wanneer de wetgeving van een Lid-Staat voor een in artikel 2 bedoelde rechtshandeling een bijbetaling in geld toestaat welke groter is dan 10 %, zijn de hoofdstukken II en III en de artikelen 27, 28 en 29 van toepassing.
Artikel 31
Wanneer de wetgeving van een Lid-Staat een van de in de artikelen 2, 24 of 30 bedoelde rechtshandelingen toestaat zonder dat alle overdragende vennootschappen ophouden te bestaan, zijn onderscheidenlijk hoofdstuk II, met uitzondering van artikel 19, lid 1, sub c), en de hoofdstukken III en IV van toepassing.
HOOFDSTUK VI
Slotbepalingen
Artikel 32
1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen drie jaar na kennisgeving van deze richtlijn hieraan te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
2. Voor de toepassing van de in lid 1 bedoelde bepalingen op de „unregistered companies” in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, kan evenwel een termijn worden gesteld van vijf jaar na het in werking treden van die bepalingen.
3. De Lid-Staten behoeven de artikelen 13, 14 en 15 niet toe te passen ten aanzien van de houders van in aandelen converteerbare obligaties en andere effecten, indien bij de inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde bepalingen de positie van deze houders in geval van fusie vooraf in de emissievoorwaarden is geregeld.
4. De Lid-Staten behoeven deze richtlijn niet toe te passen op fusies of met fusies gelijkgestelde rechtshandelingen indien voor de voorbereiding of de verwezenlijking daarvan een door het nationale recht voorgeschreven handeling of formaliteit reeds is verricht ten tijde van de inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde bepalingen.
Artikel 33
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
( 1 ) PB nr. C 89 van 14.7.1970, blz. 20.
( 2 ) PB nr. C 129 van 11.12.1972, blz. 50;
PB nr. C 95 van 28.4.1975, blz. 12.
( 3 ) PB nr. C 88 van 6.9.1971, blz. 18.
( 4 ) PB nr. 2 van 15.1.1962, blz. 36/62.
( 5 ) PB nr. L 65 van 14.3.1968, blz. 8.
( 6 ) PB nr. L 26 van 31.1.1977, blz. 1.
( 7 ) PB nr. L 222 van 14.8.1978, blz. 11.
( 8 ) PB nr. L 61 van 5.3.1977, blz. 26.