EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01970L0156-20060704

Consolidated text: Richtlijn van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (70/156/EEG)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1970/156/2006-07-04

1970L0156 — NL — 04.07.2006 — 023.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 6 februari 1970

inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

(70/156/EEG)

(PB L 042, 23.2.1970, p.1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

 M1

RICHTLIJN VAN DE RAAD 78/315/EEG van 21 december 1977

  L 81

1

28.3.1978

 M2

RICHTLIJN VAN DE RAAD 78/547/EEG van 12 juni 1978

  L 168

39

26.6.1978

 M3

RICHTLIJN VAN DE RAAD 80/1267/EEG van 16 december 1980

  L 375

34

31.12.1980

 M4

RICHTLIJN VAN DE RAAD 87/358/EEG van 25 juni 1987

  L 192

51

11.7.1987

 M5

RICHTLIJN VAN DE RAAD 87/403/EEG van 25 juni 1987

  L 220

44

8.8.1987

►M6

RICHTLIJN 92/53/EEG VAN DE RAAD van 18 juni 1992

  L 225

1

10.8.1992

 M7

RICHTLIJN 93/81/EEG VAN DE COMMISSIE van 29 september 1993

  L 264

49

23.10.1993

 M8

RICHTLIJN 95/54/EG VAN DE COMMISSIE van 31 oktober 1995

  L 266

1

8.11.1995

 M9

RICHTLIJN 96/27/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 mei 1996

  L 169

1

8.7.1996

 M10

RICHTLIJN 96/79/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 december 1996

  L 18

7

21.1.1997

 M11

RICHTLIJN 97/27/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 22 juli 1997

  L 233

1

25.8.1997

►M12

RICHTLIJN 98/14/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 6 februari 1998

  L 91

1

25.3.1998

 M13

RICHTLIJN 98/91/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 14 december 1998

  L 11

25

16.1.1999

 M14

RICHTLIJN 2000/40/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 juni 2000

  L 203

9

10.8.2000

 M15

RICHTLIJN 2001/92/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 30 oktober 2001

  L 291

24

8.11.2001

 M16

RICHTLIJN 2001/56/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 september 2001

  L 292

21

9.11.2001

►M17

RICHTLIJN 2001/116/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 20 december 2001

  L 18

1

21.1.2002

►M18

RICHTLIJN 2001/85/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 november 2001

  L 42

1

13.2.2002

►M19

VERORDENING (EG) Nr. 807/2003 VAN DE RAAD van 14 april 2003

  L 122

36

16.5.2003

►M20

RICHTLIJN 2003/102/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 november 2003

  L 321

15

6.12.2003

►M21

RICHTLIJN 2003/97/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 10 november 2003

  L 25

1

29.1.2004

 M22

RICHTLIJN 2004/3/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 11 februari 2004

  L 49

36

19.2.2004

►M23

RICHTLIJN 2004/78/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 29 april 2004

  L 231

69

30.6.2004

►M24

RICHTLIJN 2004/104/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 14 oktober 2004

  L 337

13

13.11.2004

►M25

RICHTLIJN 2005/49/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 25 juli 2005

  L 194

12

26.7.2005

►M26

RICHTLIJN 2005/64/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 oktober 2005

  L 310

10

25.11.2005

►M27

RICHTLIJN 2005/66/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 oktober 2005

  L 309

37

25.11.2005

►M28

RICHTLIJN 2006/28/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 6 maart 2006

  L 65

27

7.3.2006

►M29

RICHTLIJN 2006/40/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 17 mei 2006

  L 161

12

14.6.2006


Gewijzigd bij:

 A1

Toetredingsakte van Denemarken, Ierland, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

  L 73

14

27.3.1972

 

(aangepast door Besluit van de Raad van 1 januari 1973)

  L 002

1

..

 A2

Toetredingsakte van Griekenland

  L 291

17

19.11.1979

 A3

  L 302

23

15.11.1985

 A4

Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden

  C 241

21

29.8.1994

 

(aangepast door Besluit 95/1/EG, Euratom, EGKS van de Raad)

  L 001

1

..

►A5

Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond

  L 236

33

23.9.2003


Gerectificeerd bij:

 C1

Rectificatie, PB L 265, 19.9.1981, blz. 28  (80/1267)

 C2

Rectificatie, PB L 102, 19.4.1997, blz. 46  (96/27)

►C3

Rectificatie, PB L 145, 15.5.1998, blz. 63  (92/53)

 C4

Rectificatie, PB L 059, 4.3.2000, blz. 22  (98/14)




▼B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 6 februari 1970

inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

(70/156/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

Overwegende dat motorvoertuigen die bestemd zijn voor het vervoer van goederen of personen in iedere Lid-Staat aan bepaalde dwingend vastgestelde technische voorschriften moeten voldoen; dat deze voorschriften van land tot land verschillen; dat zij daardoor het handelsverkeer binnen de Europese Economische Gemeenschap belemmeren;

Overwegende dat deze belemmeringen voor de totstandbrenging en de werking van de gemeenschappelijke markt kunnen worden beperkt en zelfs opgeheven, wanneer alle Lid-Staten dezelfde voorschriften aanvaarden ter aanvulling of in de plaats van hun huidige wetgeving;

Overwegende dat de controle op de naleving van de technische voorschriften door de Lid-Staten gewoonlijk wordt verricht voordat de voertuigen waarop deze voorschriften van toepassing zijn, in de handel worden gebracht; dat deze controle betrekking heeft op typen voertuigen;

Overwegende dat de geharmoniseerde technische voorschriften voor elk der verschillende onderdelen of kenmerken van voertuigen in bijzondere richtlijnen dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat op communautair vlak voor de controle op de naleving van deze voorschriften, alsmede voor de erkenning door elke Lid-Staat van de door de andere Lid-Staten verrichte controle voor ieder type voertuig een communautaire goedkeuringsprocedure moet worden ingevoerd;

Overwegende dat deze procedure het voor iedere Lid-Staat mogelijk moet maken, vast te stellen dat ieder type voertuig de controles, bedoeld in de bijzondere richtlijnen en vermeld in een goedkeuringsformulier heeft ondergaan; dat deze procedure voorts de fabrikanten in staat moet stellen een certificaat van overeenstemming op te stellen voor alle voertuigen die in overeenstemming zijn met een goedgekeurd type; dat een voertuig dat van dit certificaat is voorzien, door alle Lid-Staten als in overeenstemming met hun eigen wetgeving moet worden beschouwd; dat iedere Lid-Staat de overige Lid-Staten in kennis dient te stellen van deze vaststelling door hun een afschrift toe te zenden van het goedkeuringsformulier dat voor elk goedgekeurd type voertuig is opgesteld;

Overwegende dat de goedkeuring bij wijze van overgang moet kunnen geschieden op de grondslag van de communautaire voorschriften, naarmate de bijzondere richtlijnen betreffende de verschillende onderdelen of kenmerken van voertuigen in werking treden, en voor het overige op de grondslag van de nationale voorschriften;

Overwegende dat het, onverminderd de artikelen 169 en 170 van het Verdrag, wenselijk is om in het kader van de samenwerking tussen de bevoegde instanties van de Lid-Staten bepalingen vast te stellen, waardoor geschillen van technische aard betreffende het in overeenstemming zijn van de produktie met het goedgekeurde type gemakkelijker kunnen worden opgelost;

Overwegende dat een voertuig, ook al is het in overeenstemming met het goedgekeurde type, niettemin nadelen kan blijken te hebben die de veiligheid van het wegverkeer in gevaar kunnen brengen, en dat het derhalve wenselijk is te voorzien in een passende procedure om dit gevaar te ondervangen;

Overwegende dat de vooruitgang van de techniek een snelle aanpassing van de technische voorschriften der bijzondere richtlijnen vereist; dat men, om de tenuitvoerlegging van de daartoe benodigde maatregelen te vergemakkelijken, dient te voorzien in een procedure waarbij een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht in het „Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijnen voor de opheffing van de technische handelsbelemmeringen in de sector motorvoertuigen”,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



▼M6

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze richtlijn is van toepassing op de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, die in een of meer fasen zijn opgebouwd, alsmede van systemen, onderdelen en technische eenheden die zijn bedoeld voor gebruik op deze voertuigen en aanhangwagens.

Zij is niet van toepassing:

 op de goedkeuring van afzonderlijke voertuigen. De Lid-Staten die dergelijke goedkeuringen verlenen aanvaarden evenwel iedere geldige goedkeuring van een systeem, onderdeel, technische eenheid of niet-compleet voertuig die krachtens deze richtlijn in plaats van krachtens de desbetreffende nationale voorschriften is verleend;

 op vierwielers in de zin van artikel 1, lid 3, van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen ( 3 ).

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

 typegoedkeuring: de handeling waarbij door een Lid-Staat wordt verklaard dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid voldoet aan de desbetreffende technische voorschriften van deze richtlijn of van een van de in de uitputtende lijst van bijlage IV of van bijlage XI opgesomde bijzondere richtlijnen;

 meerfasentypegoedkeuring: de handeling waarbij een of meer Lid-Staten verklaren dat een niet-compleet of voltooid type voertuig, naar gelang van de staat van voltooiing, aan de desbetreffende technische voorschriften van deze richtlijn voldoet;

 voertuig: ieder voor deelname aan het wegverkeer bestemd compleet of niet-compleet motorvoertuig op ten minste vier wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die zich over rails voortbewegen, landbouw- en bosbouwtrekkers en alle mobiele machines;

 basisvoertuig: ieder niet-compleet voertuig dat gedurende de volgende fasen van de meerfasentypegoedkeuringsprocedure zijn voertuigidentificatienummer behoudt;

 niet-compleet voertuig: ieder voertuig waarvan de afwerking nog minstens één fase vergt voordat aan de desbetreffende technische voorschriften van deze richtlijn is voldaan;

 voltooid voertuig: een voertuig dat na de meerfasentypegoedkeuringsprocedure te hebben doorlopen aan alle desbetreffende voorschriften van deze richtlijn voldoet;

 type voertuig: alle tot een categorie behorende voertuigen die ten minste op de in bijlage II onder B vermelde essentiële punten niet van elkaar verschillen. Een typevoertuig kan varianten en uitvoeringen omvatten (zie bijlage II onder B);

 systeem: ieder voertuigsysteem, zoals remmen, inrichtingen voor emissiebeperking, binneninrichting enzovoort, dat aan de voorschriften van een bijzondere richtlijn moet voldoen;

 onderdeel: een als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, zoals een lamp, die aan de eisen van een bijzondere richtlijn moet voldoen en ►C3  voor een typegoedkeuring afzonderlijk van het voertuig mogelijk is ◄ , indien de bijzondere richtlijn hierin uitdrukkelijk voorziet;

 technische eenheid: een als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, zoals de beschermingsinrichting tegen klemrijden van achteren, die aan de eisen van een bijzondere richtlijn moet voldoen en waarvoor afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk is, maar alleen in samenhang met een of meer welbepaalde voertuigtypen, indien de bijzondere richtlijn hierin uitdrukkelijk voorziet;

 fabrikant: de persoon of organisatie die tegenover de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en instaat voor de overeenstemming van de produktie. Het is niet noodzakelijk dat deze persoon of organisatie rechtstreeks betrokken is bij alle fasen van de bouw van het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid waarop de typegoedkeuringsprocedure betrekking heeft;

 goedkeuringsinstantie: de bevoegde instantie van een Lid-Staat die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuring van een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid, die goedkeuringsformulieren afgeeft en desnoods intrekt, die als contactpunt dient voor de goedkeuringsinstanties van de andere Lid-Staten en die de door de fabrikant genomen maatregelen inzake de overeenstemming van de produktie verifieert;

 technische dienst: de organisatie of instantie die tot taak heeft gekregen om als beproevingslaboratorium namens de goedkeuringsinstantie van een Lid-Staat beproevingen of inspecties te verrichten. Deze functie kan ook door de goedkeuringsinstantie zelf worden vervuld;

 inlichtingenformulier: de formulieren bedoeld in bijlage I of III bij deze richtlijn of de overeenkomstige bijlagen bij een bijzondere richtlijn, waarin staat vermeld welke gegevens door de aanvrager moeten worden verstrekt;

 informatiedossier: de map of het dossier met alle gegevens, tekeningen, foto's enzovoort, die door de aanvrager overeenkomstig de instructies van het inlichtingenformulier aan de technische dienst of de goedkeuringsinstantie zijn verstrekt;

 informatiepakket: het informatiedossier plus alle beproevingsrapporten of andere stukken die de technische dienst of de goedkeuringsinstantie tijdens de uitvoering van hun taken aan het informatiedossier hebben toegevoegd;

 inhoudsopgave bij het informatiepakket: het document waarin een opsomming wordt gegeven van de inhoud van het informatiepakket met een passende nummering of andere tekens voor een duidelijke aanduiding van alle bladzijden.

Artikel 3

De aanvraag van een typegoedkeuring

▼M12

1.  De aanvraag voor een voertuigtypegoedkeuring wordt door de fabrikant ingediend bij de goedkeuringsinstantie van een lidstaat. De aanvraag gaat vergezeld van een informatiedossier dat de in bijlage III voorgeschreven gegevens bevat, en van de typegoedkeuringsformulieren die overeenkomen met de bijzondere richtlijnen die volgens bijlage IV of XI van toepassing zijn. Tevens dient het informatiepakket bij de typegoedkeuring van een systeem en technische eenheden met betrekking tot elke bijzondere richtlijn ter beschikking tot aan het tijdstip van afgifte of weigering van de goedkeuring van de goedkeuringsinstantie te worden gesteld.

▼M6

 

2.  Wanneer er voor geen enkele ◄ relevante bijzondere richtlijn goedkeuringsformulieren kunnen worden overgelegd, gaat de aanvraag in afwijking van lid 1 onder meer vergezeld van een informatiedossier dat de gegevens bevat die in bijlage I in verband met de in bijlage IV of XI vermelde richtlijnen, en in voorkomend geval in deel II van bijlage III, worden verlangd.

3.  In geval van een meerfasentypegoedkeuring omvat de te verstrekken informatie:

 in fase 1: de delen van het informatiedossier en van de goedkeuringsformulieren die voor een compleet voertuig zijn vereist en die relevant zijn voor de bouwfase waarin het basisvoertuig zich bevindt;

 in de tweede en daaropvolgende fasen: de delen van het informatiedossier en de goedkeuringsformulieren die relevant zijn voor de lopende bouwfase en een afschrift van het in de vorige bouwfase voor het niet-complete voertuig afgegeven goedkeuringsformulier. Voorts verschaft de fabrikant alle gegevens over de door hem in het niet-complete voertuig aangebrachte wijzigingen en toevoegingen.

4.  De aanvraag voor een typegoedkeuring van een systeem, onderdeel of technische eenheid wordt door de fabrikant ingediend bij de goedkeuringsinstantie van een Lid-Staat. De aanvraag gaat vergezeld van een informatiedossier, waarvan de inhoud wordt bepaald door het inlichtingenformulier van de desbetreffende bijzondere richtlijn.

5.  Voor een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid mag in niet meer dan één Lid-Staat een aanvraag worden ingediend. Voor ieder goed te keuren type wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend.

Artikel 4

Typegoedkeuringsproces

1.  Iedere Lid-Staat verleent

a) typegoedkeuring voor

 de typen voertuigen die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en voldoen aan de technische voorschriften van de in bijlage IV genoemde relevante bijzondere richtlijnen;

 de typen voertuigen voor speciale doelen genoemd in bijlage XI, die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en voldoen aan de technische voorschriften van de bijzondere richtlijnen vermeld in de desbetreffende kolom van bijlage XI.

In dit geval worden de in bijlage V beschreven procedures gevolgd;

b) meerfasentypegoedkeuring van basis-, niet-complete of voltooide voertuigtypen die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en die voldoen aan de technichse voorschriften van de relevante bijzondere richtlijnen vermeld in bijlage IV of XI, naar gelang van de bouwfase waarin het voertuigtype zich bevindt.

In dit geval worden de in bijlage XIV beschreven procedures gevolgd;

c) typegoedkeuring van een systeem voor alle voertuigtypen de in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en voldoen aan de technische voorschriften van ►M12  de relevante bijzondere richtlijn als genoemd in bijlage IV of XI ◄ ;

d) typegoedkeuring van alle typen onderdeel of technische eenheid die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en voldoen aan de technische voorschriften van ►M12  de relevante bijzondere richtlijn als genoemd in bijlage IV of XI ◄ die dienaangaande uitdrukkelijke bepalingen bevat.

▼M12

In geval van een voertuigtypegoedkeuring in het kader van bijlage XI of van artikel 8, lid 2, onder c), of in geval van typegoedkeuring van een systeem, onderdeel, of technische eenheid in het kader van bijlage XI of van artikel 8, lid 2, onder c), waarin beperkingen van of uitzonderingen op een aantal bepalingen van de relevante bijzondere richtlijn zijn opgenomen, bevat het typegoedkeuringscertificaat de beperkingen van de geldigheid en de toegekende uitzonderingen ►M17  ————— ◄ .

Wanneer bijzonderheden in het informatiedossier als bedoeld in de punten a), b), c) en d) betrekking hebben op voorschriften voor voertuigen voor speciale doeleinden als aangegeven in de desbetreffende kolommen van bijlage XI en van de aanhangsels daarvan, worden op het typegoedkeuringsformulier eveneens die bepalingen en uitzonderingen vermeld.

▼M6

2.  Indien een Lid-Staat echter van oordeel is dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid hoewel het aan de bepalingen van lid 1 voldoet toch een ernstig gevaar voor de verkeersveiligheid betekent, kan hij de goedkeuring weigeren. Hij stelt de overige Lid-Staten en de Commissie hiervan onverwijld in kennis onder opgave van de redenen voor zijn besluit.

3.  Iedere Lid-Staat vult alle van toepassing zijnde rubrieken van het goedkeuringsformulier in (hiervan worden modellen gegeven in bijlage VI bij deze richtlijn en in een bijlage bij elke bijzondere richtlijn) voor ieder type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid dat hij goedkeurt en vult bovendien de desbetreffende rubrieken van het aan het goedkeuringsformulier van het voertuig gehechte formulier met beproevingsresultaten in (zie model in bijlage VIII) en stelt de inhoudsopgave bij het informatiepakket samen of controleert deze. De goedkeuringsformulieren worden genummerd volgens het systeem van bijlage VII. Het ingevulde formulier en de bijlagen worden aan de aanvrager toegezonden.

4.  Indien het goed te keuren onderdeel of de goed te keuren technische eenheid zijn functie slechts vervult of een bijzonder kenmerk slechts vertoont in combinatie met andere onderdelen van het voertuig en daarom de naleving van een of meer voorschriften slechts kan worden geverifieerd wanneer de/het goed te keuren technische eenheid of onderdeel in combinatie met andere gesimuleerde of echte onderdelen van het voertuig functioneert, moet de geldigheid van de typegoedkeuring van het onderdeel of de technische eenheid dienovereenkomstig worden beperkt. In het goedkeuringsformulier voor een onderdeel of technische eenheid worden de eventuele beperkingen van het gebruik vermeld, alsmede eventuele voorwaarden waaraan bij montage moet worden voldaan. Op het tijdstip van typegoedkeuring van het voertuig wordt nagegaan of aan deze beperkingen en voorschriften de hand is gehouden.

5.  De goedkeuringsinstantie van iedere Lid-Staat zendt binnen een maand aan de goedkeuringsinstanties van de overige Lid-Staten een afschrift toe van het typegoedkeuringsformulier (met bijlagen) voor ieder type voertuig waarvoor zij de goedkeuring heeft verleend, geweigerd dan wel ingetrokken.

6.  De goedkeuringsinstantie van iedere Lid-Staat zendt maandelijks aan de goedkeuringsinstanties van de overige Lid-Staten een lijst (die de in bijlage XIII vermelde gegevens bevat) van de goedkeuringen van systemen, onderdelen of technische eenheden die zij die maand heeft verleend, geweigerd of ingetrokken. Op verzoek van de goedkeuringsinstantie van een andere Lid-Staat zendt zij voorts onverwijld een kopie van het typegoedkeuringsformulier en/of het informatiepakket voor ieder type systeem, onderdeel of technische eenheid waarvan zij de goedkeuring heeft verleend, geweigerd dan wel ingetrokken.

▼M12

Artikel 5

Wijzigingen van de typegoedkeuringen

1.  De lidstaat die de typegoedkeuring heeft verleend, neemt de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat hij van eventuele wijzigingen van de gegevens in het informatiepakket in kennis wordt gesteld.

2.  De aanvraag voor wijziging van een typegoedkeuring wordt uitsluitend bij die lidstaat ingediend die de oorspronkelijke typegoedkeuring heeft verleend.

3.  Indien in het geval van typegoedkeuringen van systemen, onderdelen of technische eenheden bepaalde gegevens in het informatiepakket zijn gewijzigd, zorgt de goedkeuringsinstantie van de betrokken lidstaat voor de nodige herziene bladzijde(n) van het informatiepakket; op iedere herziene bladzijde worden duidelijk de aard van de wijziging en de datum van de heruitgave aangegeven. Een geconsolideerde, bijgewerkte versie van het informatiepakket, vergezeld van een nadere beschrijving van de wijziging, wordt geacht aan deze eis te voldoen.

Bij iedere uitgave van herziene bladzijden of van een geconsolideerde, bijgewerkte versie wordt voor de betrokken bladzijden ook in de inhoudsopgave bij het informatiepakket (die bij het typegoedkeuringsformulier wordt gevoegd) de datum van de laatste herziening of die van de geconsolideerde, bijgewerkte versie vermeld.

Indien bovendien bepaalde gegevens op het typegoedkeuringsformulier (met uitzondering van de bijlagen ervan) of de verreisten van de richtlijn sedert de datum die op de typegoedkeuring staat vermeld zijn gewijzigd, wordt de wijziging als „uitbreiding” aangeduid en geeft de typegoedkeuringsinstantie van de desbetreffende lidstaat een herzien typegoedkeuringsformulier af (voorzien van een uitbreidingsnummer), waarop duidelijk de reden voor de uitbreiding en de afgiftedatum worden vermeld.

Indien de goedkeuringsinstantie van de desbetreffende lidstaat van oordeel is dat een wijziging in een informatiepakket reden is voor nieuwe proeven of controles, stelt zij de fabrikant daarvan in kennis en geeft zij de in de eerste, tweede en derde alinea genoemde documenten eerst af nadat met goed gevolg nieuwe proeven of controles zijn verricht.

4.  Indien in het geval van voertuigtypegoedkeuring gegevens in het informatiepakket zijn gewijzigd, zorgt de goedkeuringsinstantie van de betrokken lidstaat voor de nodige herziene bladzijde(n) van het informatiepakket; op iedere herziene bladzijde worden duidelijk de aard van de wijziging en de datum van de heruitgave aangegeven. Een geconsolideerde, bijgewerkte versie van het informatiepakket, vergezeld van een nadere beschrijving van de wijziging, wordt geacht aan deze eis te voldoen.

Bij iedere uitgave van herziene bladzijden of een geconsolideerde, bijgewerkte versie wordt voor de betrokken bladzijden ook in de inhoudsopgave bij het informatiepakket (die bij het typegoedkeuringsformulier wordt gevoegd) de datum van de laatste herziening of die van de geconsolideerde, bijgewerkte versie vermeld.

Indien bovendien ofwel verdere inspecties ofwel gegevens op het typegoedkeuringsformulier (met uitzondering van de bijlagen ervan) zijn vereist of de vereisten van een der bijzondere richtlijnen die van toepassing zijn tot de datum vanwaaraf het voor het eerst in het verkeer brengen wordt verboden, sedert de op de goedkeuring van het voertuigtype vermelde datum zijn gewijzigd, wordt de wijziging als „uitbreiding” aangeduid en geeft de goedkeuringsinstantie van de desbetreffende lidstaat een herzien typegoedkeuringsformulier af (voorzien van een uitbreidingsnummer), waarop duidelijk de reden voor uitbreiding en de afgiftedatum worden vermeld.

Indien de goedkeuringsinstantie van de betreffende lidstaat van oordeel is dat de wijziging van een informatiepakket reden is voor nieuwe inspecties, stelt zij de fabrikant daarvan in kennis en geeft zij in de eerste, tweede en derde alinea genoemde documenten eerst af, nadat met goed gevolg nieuwe inspecties zijn verricht. De herziene documenten worden binnen een maand aan alle overige goedkeuringsinstanties toegezonden.

5.  Indien duidelijk wordt dat een voertuigtypegoedkeuring op korte termijn ongeldig wordt omdat een of meer van de in het informatiepakket ervan vermelde typegoedkeuringen krachtens een bijzondere richtlijn op korte termijn ongeldig wordt, respectievelijk worden of wegens de invoering van een nieuwe bijzondere richtlijn in bijlage IV, deel I, deelt de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die die typegoedkeuring heeft verleend, dit feit uiterlijk binnen een maand voordat de voertuigtypegoedkeuring haar geldigheid verliest, aan de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten mede, onder vermelding van de desbetreffende datum of van het voertuigidentificatienummer van het laatste, in overeenstemming met het oude formulier gefabriceerde voertuig.

6.  Voor voertuigcategorieën die niet onder wijzigingen van de vereisten in de bijzondere richtlijnen of in de onderhavige richtlijn zijn begrepen, wordt geen wijziging van de typegoedkeuring vereist.

▼M6

Artikel 6

Certificaat van overeenstemming

1.  Als houder van de typegoedkeuring van een voertuig verstrekt de fabrikant een certificaat van overeenstemming. Ieder al dan niet compleet voertuig dat is vervaardigd in overeenstemming met het goedgekeurde type voertuig gaat vergezeld van dit certificaat, waarvan een model in bijlage IX staat. In geval van een niet-compleet of een voltooid type voertuig vult de fabrikant alleen de punten op bladzijde 2 van het certificaat van overeenstemming in die in de lopende fase van goedkeuring toegevoegd of gewijzigd zijn, en voegt hij in voorkomend geval alle in de vorige fase(n) afgegeven certificaten van overeenstemming bij dit certificaat.

▼M12

Het certificaat van overeenkomst moet zodanig zijn vervaardigd dat vervalsing wordt voorkomen. Hiertoe wordt het op door een beeldmerk in kleur of door een watermerk met het identificatiemerkteken van de fabrikant beschermd papier gedrukt.

▼M6

2.  De Lid-Staten kunnen echter met het oog op de belasting of de registratie van de voertuigen, na de Commissie en de overige Lid-Staten hiervan ten minste drie maanden van tevoren in kennis te hebben gesteld, verlangen dat niet in bijlage IX vermelde gegevens aan het certificaat worden toegevoegd, mits deze gegevens uitdrukkelijk in het informatiepakket staan vermeld of daaruit door een eenvoudige berekening kunnen worden afgeleid.

De Lid-Staten kunnen ook verlangen dat het certificaat van overeenstemming van bijlage IX zo wordt ingevuld dat de noodzakelijke en toereikende gegevens met het oog op belasting en registratie door de bevoegde nationale instanties beter naar voren komen.

3.  De fabrikant brengt als houder van een typegoedkeuring van een onderdeel of technische eenheid op ieder onderdeel of iedere eenheid dat of die in overeenstemming is met het goedgekeurde type, de handelsnaam of het handelsmerk, de typeaanduiding en/of, indien de bijzondere richtlijn dit voorschrijft, het typegoedkeuringsmerk of -nummer aan. In dat laatste geval staat het de fabrikant echter vrij om de handelsnaam of het handelsmerk en de typeaanduiding niet aan te brengen.

4.  Als houder van een typegoedkeuringsformulier voor het gebruik waarvan overeenkomstig artikel 4, lid 4, beperkingen gelden, verstrekt de fabrikant bij ieder(e) gefabriceerd(e) onderdeel of eenheid gedetailleerde gegevens over deze beperkingen en vermeldt hij eventuele voorwaarden waaraan bij montage moet worden voldaan.

Artikel 7

Registratie en in het verkeer brengen

1.  Iedere Lid-Staat registreert nieuwe voertuigen en staat de verkoop of het in het verkeer brengen daarvan op grond van hun constructie en werking enkel en alleen toe, indien die voertuigen vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming. In het geval van niet-complete voertuigen staat iedere Lid-Staat de verkoop toe, maar kan hij de definitieve registratie en het in het verkeer brengen weigeren zolang zij nog niet voltooid zijn.

2.  Iedere Lid-Staat staat de verkoop of het in gebruik nemen van onderdelen of technische eenheden enkel en alleen toe, indien zij voldoen aan de voorschriften van de betrokken bijzondere richtlijn en de in artikel 6, lid 3, bedoelde voorschriften, met dien verstande dat het voorgaande niet van toepassing is op onderdelen en technische eenheden die bestemd zijn voor gebruik op voertuigen die geheel of gedeeltelijk zijn vrijgesteld van of niet vallen onder deze richtlijn.

3.  Indien een Lid-Staat constateert dat voertuigen, onderdelen of technische eenheden van een bepaald type een ernstig gevaar betekenen voor de verkeersveiligheid, hoewel ze vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming of naar behoren van een merkteken zijn voorzien, dan mag die Lid-Staat voor een periode van ten hoogste zes maanden weigeren deze voertuigen te registreren of mag hij de verkoop of het in het verkeer brengen op zijn grondgebied van deze voertuigen, onderdelen of technische eenheden verbieden. Hij stelt de overige Lid-Staten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis onder opgave van de redenen voor zijn besluit. Indien de Lid-Staat die de goedkeuring heeft verleend het gevaar voor de verkeersveiligheid waarvan bij hem melding is gemaakt betwist, trachten de betrokken Lid-Staten het geschil bij te leggen. De Commissie wordt op de hoogte gehouden en organiseert indien nodig passend overleg om tot een vergelijk te komen.

Artikel 8

Ontheffingen en alternatieve procedures

1.  De voorschriften van artikel 7, lid 1, zijn niet van toepassing op

 voertuigen bestemd voor gebruik door het leger, de burgerbescherming, de brandweer en de ordediensten;

 overeenkomstig lid 2 goedgekeurde voertuigen.

2.  Op verzoek van de fabrikant kan iedere Lid-Staat de volgende voertuigen vrijstellen van de toepassing van een of meer bepalingen van een of meer bijzondere richtlijnen:

a)  In kleine series gefabriceerde voertuigen

In dat geval wordt het aantal voertuigen van een familie van typen die jaarlijks in die Lid-Staat worden geregistreerd, verkocht of in het verkeer gebracht, beperkt tot ten hoogste het in bijlage XII vermelde aantal exemplaren. De Lid-Staten zenden de Commissie jaarlijks een lijst van deze goedkeuringen toe. De Lid-Staat die een dergelijke goedkeuring verleent zendt een afschrift van het goedkeuringsformulier met de bijbehorende bijlagen toe aan de goedkeuringsinstanties van de door de fabrikant aangewezen andere Lid-Staten, met vermelding van de aard van de verleende vrijstellingen. Deze Lid-Staten beslissen binnen drie maanden of zij de typegoedkeuring voor op hun grondgebied te registreren voertuigen aanvaarden en zo ja voor hoeveel exemplaren. Op de aldus verleende goedkeuringen zijn de voorschriften van de artikelen 3, 4, 5, 6, 10 en 11 slechts in zoverre van toepassing als zij door de goedkeuringsinstantie relevant worden geacht. Indien overeenkomstig dit punt a) een vrijstelling is verleend, mag de Lid-Staat andere passende maatregelen verlangen.

b)  Restantvoorraden van voertuigen

1. Binnen de in bijlage XII, afdeling B, aangegeven ►M12  beperkingen ◄ mogen de Lid-Staten gedurende een beperkte periode nieuwe voertuigen die in overeenstemming zijn met een type voertuig waarvan de goedkeuring overeenkomstig artikel 5, lid 5, niet meer geldig is, registreren en de verkoop of het in het verkeer brengen ervan toestaan.

►C3  Deze bepaling is slechts van toepassing ◄ op voertuigen die, op het moment dat de goedkeuring van het betrokken type voertuig nog geldig was:

 zich op het grondgebied van de Europese Gemeenschap bevonden, en

 vergezeld gingen van een al eerder afgegeven geldig certificaat van overeenstemming,

maar die nog niet waren registreerd of in het verkeer gebracht toen die goedkeuring haar geldigheid verloor.

Deze mogelijkheid blijft beperkt tot twaalf maanden voor ►C3  complete voertuigen ◄ en tot achttien maanden voor voertuigen die worden voltooid nadat de goedkeuring haar geldigheid heeft verloren.

▼M12

2. Om punt 1 op een of meer typen van een bepaalde categorie van toepassing te doen zijn, moet de fabrikant bij de bevoegde instantie van elke bij de ingebruikneming van dergelijke typen betrokken lidstaat een verzoek indienen. In het verzoek worden de technische en/of economische redenen vermeld waarop het is gebaseerd.

Deze lidstaten besluiten binnen drie maanden of en voor welk aantal eenheden zij het desbetreffende voertuigtype aanvaarden om te worden geregistreerd op hun grondgebied.

Elke bij de ingebruikname van dergelijke typen betrokken lidstaat draagt ervoor zorg dat de fabrikant de bepalingen van bijlage XII B naleeft.

De lidstaten doen de Commissie jaarlijks een lijst van de toegestane uitzonderingen toekomen.

c)  Voertuigen, onderdelen en technische eenheden waarin technologieën of concepten zijn toegepast die vanwege de specifieke aard ervan niet aan een of meer vereisten van bijzondere richtlijnen kunnen voldoen.

In dit geval mag de lidstaat een typgoedkeuring verlenen die alleen op zijn grondgebied geldig is, maar dan moet die lidstaat binnen een maand na aldus te hebben gehandeld, een kopie van typegoedkeuringscertificaat met bijlagen aan de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en aan de Commissie doen toekomen. Terzelfder tijd dient hij een verzoek in bij de Commissie om typegoedkeuring te mogen verlenen overeenkomstig deze richtlijn. Het verzoek moet vergezeld gaan van een dossier waarin het volgende is opgenomen:

 de redenen waarom de desbetreffende technologieën of concepten beletten dat het voertuig, het onderdeel of de technische eenheid niet aan de vereisten van een of meer van de relevante bijzondere richtlijnen voldoet;

 een beschrijving van de betrokken veiligheids- en milieubeschermingsaspecten en van de genomen maatregelen;

 een beschrijving van de proeven en van de resultaten daarvan die op een minstens gelijkwaardig veiligheids- en milieubeschermingsniveau wijzen als dat, wat door de vereisten van een of meer van de relevante bijzondere richtlijnen wordt geboden;

 voorstellen voor wijzigingen van de relevante bijzondere richtlijnen of van (een) nieuwe bijzondere richtlijn(en), naar gelang van het geval.

De Commissie legt binnen drie maanden na ontvangst van het volledige dossier een ontwerpbeschikking voor aan het in artikel 13 bedoelde comité. De Commissie besluit overeenkomstig de procedure van artikel 13 of de lidstaat al dan niet de typegoedkeuring overeenkomstig deze richtlijn mag verlenen.

Alleen het verzoek om typegoedkeuring te mogen verlenen en de ontwerpbeschikking worden aan de lidstaten in hun nationale ta(a)l(en) gezonden, maar de lidstaten mogen verzoeken alle elementen in het dossier in de oorspronkelijke taal te ontvangen als voorwaarde voor het geven van de beschikking overeenkomstig de procedure van artikel 13.

Indien een beschikking wordt gegeven waarbij het verzoek wordt ingewilligd, mag de lidstaat een typegoedkeuring afgeven overeenkomstig deze richtlijn. In dergelijke gevallen moet in de beschikking ook worden vastgesteld of er beperkingen op de geldigheid (bijvoorbeeld een termijn) van toepassing zijn. In geen geval mag de geldigheidsduur van de typegoedkeuring minder dan 36 maanden bedragen.

Wanneer de relevante bijzondere richtlijn(en) zodanig is, respectievelijk zijn aangepast aan de technische vooruitgang dat de voertuigen, onderdelen of technische eenheden waarvoor typegoedkeuring werd verleend krachtens de bepalingen van het onderhavige punt c), aan de gewijzigde richtlijn(en) voldoen, zetten de lidstaten dergelijke typegoedkeuringen om in gewone goedkeuringen waarbij de noodzakelijke soepelheid wordt betracht ten aanzien van de benodigde tijd om bijvoorbeeld fabrikanten in de gelegenheid te stellen de typegoedkeuringsmerktekens op onderdelen te wijzigen. Een en ander omvat schrapping van elke vermelding van beperkingen of van uitzonderingen ►M17  ————— ◄ .

Indien de nodige stappen om de bijzondere richtlijn(en) aan te passen niet zijn genomen, mag de geldigheidsduur van een krachtens de bepalingen van het onderhavige punt c) verleende typegoedkeuring op verzoek van de lidstaat die deze goedkeuring heeft verleend, door een aanvullende beschikking volgens de procedure van artikel 13 worden verlengd.

▼M6

3.  Overeenkomstig lid 2 afgegeven goedkeuringsformulieren, waarvan het model in bijlage VI staat, mogen niet als titel hebben „EEG-goedkeuringsformulier voor een type voertuig”, behalve in het in lid 2, onder c), bedoelde geval wanneer de Commissie het rapport heeft goedgekeurd.

Artikel 9

Aanvaarding van gelijkwaardige goedkeuringen

1.  In het kader van multilaterale of bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de gelijkwaardigheid erkennen van de bij deze richtlijn vastgestelde voorwaarden of bepalingen inzake de goedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden en de bij internationale reglementen of reglementeringen van derde landen vastgestelde procedures.

2.  De gelijkwaardigheid van de in bijlage IV, deel II, vermelde internationale reglementen met de corresponderende bijzondere richtlijnen wordt erkend. De goedkeuringsinstanties van de Lid-Staten aanvaarden de overeenkomstig deze reglementen afgegeven goedkeuringen en, in voorkomend geval, de bijbehorende goedkeuringsmerken in plaats van de goedkeuringen en/of goedkeuringsmerken van de daarmee gelijkwaardige bijzondere richtlijnen. Deze internationale reglementen worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 10

Maatregelen inzake de overeenstemming van de produktie

1.  Een Lid-Staat die een typegoedkeuring verleent neemt met betrekking tot die goedkeurig de nodige maatregelen overeenkomstig bijlage X om, indien nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige Lid-Staten, te controleren of afdoende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat de produktie van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in overeenstemming is met het goedgekeurde type.

2.  Een Lid-Staat die een typegoedkeuring heeft verleend neemt met betrekking tot die goedkeuring de nodige maatregelen overeenkomstig bijlage X om, indien nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige Lid-Staten, te controleren of de in lid 1 bedoelde maatregelen nog steeds afdoende zijn en of de produktie van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden nog steeds in overeenstemming is met het goedgekeurde type. ►M12  De verificatie inzake de overeenstemming van de producten met het goedgekeurde type wordt beperkt tot de procedures van bijlage X, punten 2 en 3, en van die bijzondere richtlijnen die specifieke vereisten bevatten. ◄

Artikel 11

Gebrek aan overeenstemming met het goedgekeurde type

1.  Er is gebrek aan overeenstemming met het goedgekeurde type, indien er afwijkingen worden geconstateerd van de gegevens op het typegoedkeuringsformulier en/of in het informatiepakket en indien deze afwijkingen niet door de Lid-Staat die de typegoedkeuring heeft verleend zijn toegestaan op grond van artikel 5, leden 3 en 4. Een voertuig wordt niet geacht af te wijken van het goedkeurde type, indien er door bijzondere richtlijnen toleranties zijn toegestaan en deze toleranties niet zijn overschreden.

2.  Indien de Lid-Staat die de typegoedkeuring heeft verleend constateert dat voertuigen, onderdelen of technische eenheden die van een certificaat van overeenstemming of een goedkeuringsmerk zijn voorzien niet in overeenstemming zijn met het door hem goedgekeurde type, neemt hij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de produktie van, naar gelang van het geval, de voertuigen, onderdelen of technische eenheden opnieuw in overeenstemming is met het goedgekeurde type. De goedkeuringsinstantie van deze Lid-Staat stelt de goedkeuringsinstanties van de overige Lid-Staten in kennis van de genomen maatregelen, die kunnen gaan tot intrekking van de typegoedkeuring.

3.  Indien een Lid-Staat aantoont dat voertuigen, onderdelen of technische eenheden die van een certificaat van overeenstemming of het goedkeuringsmerk zijn voorzien niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type, kan hij de Lid-Staat die de typegoedkeuring heeft verleend verzoeken te controleren of de produktie van de voertuigen, onderdelen of technische eenheden in overeenstemming is met het goedgekeurde type. Deze controle moet zo spoedig mogelijk, en in elk geval binnen zes maanden na de datum van het verzoek worden uitgevoerd.

4.  In het geval van

 een typegoedkeuring van een voertuig waarbij het gebrek aan overeenstemming van een voertuig uitsluitend voortvloeit uit het gebrek aan overeenstemming van een systeem, onderdeel of technische eenheid, of

 een meerfasentypegoedkeuring waarbij het gebrek aan overeenstemming van een voltooid voertuig uitsluitend voortvloeit uit het gebrek aan overeenstemming van een systeem, onderdeel of technische eenheid die deel uitmaakt van het niet-complete voertuig, of uit het gebrek aan overeenstemming van het niet-complete voertuig zelf,

verzoekt de instantie die de goedkeuring voor het voertuig heeft verleend, de Lid-Staten die een typegoedkeuring hebben verleend van een systeem, onderdeel, technische eenheid of niet-compleet voertuig, de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de produktie van de voertuigen opnieuw in overeenstemming is met het goedgekeurde type. Deze maatregel moet zo spoedig mogelijk, en in elk geval binnen zes maanden na de datum van het verzoek worden genomen, indien nodig in samenwerking met de Lid-Staat die het verzoek heeft gedaan.

Wanneer een gebrek aan overeenstemming wordt vastgesteld, nemen de goedkeuringsinstanties van de Lid-Staten die de typegoedkeuring van het systeem, onderdeel of technische eenheid dan wel de goedkeuring van het niet-complete voertuig hebben verleend, de in lid 2 vermelde maatregelen.

5.  De goedkeuringsinstanties van de Lid-Staten stellen elkaar binnen een maand in kennis van de intrekking van een goedkeuring en van de redenen daarvoor.

6.  Indien de Lid-Staat die de typegoedkeuring heeft verleend het hem ter kennis gebrachte gebrek aan overeenstemming betwist, trachten de betrokken Lid-Staten het geschil op te lossen. De Commissie wordt op de hoogte gehouden. Zij pleegt voor zover nodig het dienstige overleg ten einde tot een oplossing te komen.

Artikel 12

Kennisgeving van beschikkingen en rechtsmiddelen

Elk besluit tot weigering of intrekking van een typegoedkeuring, weigering van de registratie of verbod van de verkoop, genomen uit hoofde van de bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn, wordt nauwkeurig met redenen omkleed. Het besluit wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende onder vermelding van de rechtsmiddelen waarover hij krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de Lid-Staten beschikt en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

Artikel 13

Aanpassing van de bijlagen

▼M19

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang, hierna het „comité” genoemd.

▼M6

2.  Alle wijzigingen die nodig zijn voor de aanpassing van

 de bijlagen bij deze richtlijn of

 de bepalingen van de bijzondere richtlijnen, tenzij daarin anders is bepaald,

worden overeenkomstig de procedure van lid 3 aangenomen. Deze procedure geldt ook voor het opnemen in de bijzondere richtlijnen van bepalingen betreffende de typegoedkeuring van technische eenheden.

▼M19

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG ( 4 ) van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

▼M6

4.  Indien de Raad op voorstel van de Commissie een nieuwe bijzondere richtlijn aanneemt, neemt hij op grond van hetzelfde voorstel de passende wijzigingen van de desbetreffende bijlagen bij de onderhavige richtlijn aan.

▼M12

5.  Indien de Commissie wijzigingen op een bijzondere richtlijn vaststelt, stelt zij op basis van dezelfde wijzigingen passende wijzigingen voor de desbetreffende bijlagen van de onderhavige richtlijn vast.

▼M19

6.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

▼M6

Artikel 14

Aanmelding van goedkeuringsinstanties en technische diensten

1.  De Lid-Staten stellen de Commissie en de overige Lid-Staten in kennis van de namen en de adressen van

 de typegoedkeuringsinstanties en, indien van toepassing, de gebieden waarvoor deze instanties verantwoordelijk zijn en

 de door hen aangewezen technische diensten, met vermelding van de beproevingsprocedures waarvoor elk van deze diensten is aangewezen. De aangemelde diensten moeten voldoen aan de geharmoniseerde normen inzake de werking van beproevingslaboratoria (EN 45001), onder de volgende voorwaarden:

 

i) een fabrikant kan niet als technische dienst worden erkend, tenzij een bijzondere richtlijn dit uitdrukkelijk bepaalt;

ii) in deze richtlijn wordt het niet als uitzonderlijk beschouwd, wanneer een technische dienst met toestemming van de goedkeuringsinstantie apparatuur van derden gebruikt.

2.  Een aangemelde dienst wordt geacht aan de geharmoniseerde norm te voldoen, maar de Commissie kan de Lid-Staten zo nodig verzoeken het bewijs daarvan te leveren.

Diensten in derde landen kunnen alleen als aangewezen technische dienst worden aangemeld in het kader van een bilaterale of multilaterale overeenkomst tussen de Gemeenschap en het derde land.

▼M17




LIJST VAN BIJLAGEN



Bijlage I

Volledige lijst met gegevens ten behoeve van de EG-typegoedkeuring van voertuigen

Bijlage II

Definitie van voertuigcategorieën en voertuigtypen

Bijlage III

Inlichtingenformulier voor de EG-typegoedkeuring van voertuigen

Bijlage IV

Lijst van voorschriften met betrekking tot de EG-typegoedkeuring van voertuigen

Bijlage V

Procedures voor de EG-typegoedkeuring van voertuigen

Bijlage VI

EG-typegoedkeuringsformulier

Bijlage VII

Nummeringssysteem voor EG-typegoedkeuringsformulieren

Bijlage VIII

Testresultaten

Bijlage IX

EG-certificaat van overeenstemming

Bijlage X

Procedures met betrekking tot de overeenstemming van de productie

Bijlage XI

Aard van en bepalingen inzake voertuigen voor speciale doeleinden

Bijlage XII

Beperkingen voor kleine series en restantvoorraden

Bijlage XIII

Lijst van op grond van bijzondere richtlijnen afgegeven EG-typegoedkeuringen

Bijlage XIV

Procedures voor de meerfasen-EG-typegoedkeuring

Bijlage XV

Certificaat van oorsprong van het voertuig — Verklaring van de fabrikant van basisvoertuigen/niet-volledige voertuigen van andere categorieën dan M1




BIJLAGE I (a)

image

►(4) M18  

►(4) M18  

►(4) M18  

►(4) M24  

image

image

image

►(2) M18  

►(2) M18  

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

►(1) M21  

image

image

image

►(2) M23  

►(2) M23  

image

image

image

image

image

image

►(2) M20  

►(2) M27  

image

image

image

►(5) M18  

►(5) M24  

►(5) M25  

►(5) M28  

►(5) M28  

image

image

►(1) M26  

image

►(1) M26  

image




BIJLAGE II

DEFINITIE VAN VOERTUIGCATEGORIEËN EN VOERTUIGTYPEN

A.   DEFINITIE VAN DE VOERTUIGCATEGORIE

De voertuigcategorieën worden gedefinieerd overeenkomstig onderstaande classificatie.

(Wanneer in de volgende definities de term „maximummassa” wordt gebezigd, wordt hieronder verstaan de „technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand” zoals aangegeven in bijlage I, punt 2.8.)

1.

Categorie M

:

Voor het vervoer van personen ontworpen en gebouwde motorvoertuigen met ten minste vier wielen.

Categorie M1

:

Voor het vervoer van personen ontworpen en gebouwde voertuigen met ten hoogste acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend.

M2

:

Voor het vervoer van personen ontworpen en gebouwde voertuigen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en met een maximummassa van ten hoogste 5 ton.

Categorie M3

:

Voor het vervoer van personen ontworpen en gebouwde voertuigen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en met een maximummassa van meer dan 5 ton.

De carrosserietypen en de codes behorende bij voertuigen van categorie M zijn gedefinieerd in deel C, punt 1 (voertuigen van categorie M1) en punt 2 (voertuigen van de categorieën M2 en M3), en dienen te worden gebruikt voor het in dat deel aangegeven doel.

2.

Categorie N

:

Voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwde motorvoertuigen met ten minste vier wielen.

Categorie N1

:

Voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwde voertuigen met een maximummassa van ten hoogste 3,5 ton.

Categorie N2

:

Voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwde voertuigen met een maximummassa van meer dan 3,5 ton, doch niet meer dan 12 ton.

Categorie N3

:

Voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwde voertuigen met een maximummassa van meer dan 12 ton.

In het geval van een voor koppeling aan een oplegger of middenasaanhangwagen bestemde trekker is de voor indeling van het voertuig geldende massa de massa van de trekker in rijklare toestand, vermeerderd met de massa die overeenkomt met de maximale statische verticale belasting die op de trekker wordt overgebracht door de oplegger of de middenasaanhangwagen en, indien van toepassing, met de maximummassa van de eigen belasting van de trekker.

De carrosserietypen en de codes behorende bij voertuigen van categorie N zijn gedefinieerd in deel C, punt 3, en dienen te worden gebruikt voor het in dat deel aangegeven doel.

3.

Categorie O

:

Aanhangwagens (inclusief opleggers).

Categorie O1

:

Aanhangwagens en opleggers met een maximummassa van ten hoogste 0,75 ton.

Categorie O2

:

Aanhangwagens en opleggers met een maximummassa van meer dan 0,75 ton, doch niet meer dan 3,5 ton.

O3

:

Aanhangwagens en opleggers met een maximummassa van meer dan 3,5 ton, doch niet meer dan 10 ton.

Categorie O4

:

Aanhangwagens en opleggers met een maximummassa van meer dan 10 ton.

In het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen is de voor indeling van de aanhangwagen of oplegger geldende maximummassa de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen van de oplegger of middenasaanhangwagen, wanneer die aan de trekker gekoppeld is en de maximumlast draagt.

De carrosserietypen en de codes behorende bij voertuigen van categorie O zijn gedefinieerd in deel C, punt 4, en dienen te worden gebruikt voor het in dat deel aangegeven doel.

4.

TERREINVOERTUIGEN (symbool G)

4.1.

Elk voertuig van categorie N1 met een maximummassa van ten hoogste 2 ton en elk voertuig van categorie M1 wordt als terreinvoertuig beschouwd, indien het voorzien is van:

 ten minste één vooras en ten minste één achteras die ontworpen zijn om gelijktijdig te worden aangedreven, met inbegrip van voertuigen waarvan de aandrijving op één van de assen kan worden ontkoppeld;

 ten minste één differentieelblokkeringsmechanisme of ten minste één mechanisme waarmee een soortgelijk effect wordt bewerkstelligd, en indien met het voertuig een helling van 30 % kan worden overwonnen, berekend voor het voertuig afzonderlijk.

Voorts dient het voertuig aan ten minste vijf van de volgende zes eisen te voldoen:

 het moet een oploophoek hebben van ten minste 25o;

 het moet een afloophoek hebben van ten minste 20o;

 het moet een hellingshoek hebben van ten minste 20o;

 het moet onder de vooras een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 180 mm;

 het moet onder de achteras een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 180 mm;

 het moet tussen de assen een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 200 mm.

4.2.

Elk voertuig van categorie N1 met een maximummassa van meer dan 2 ton of van de categorie N2, M2 of M3 met een maximummassa van ten hoogste 12 ton wordt als een terreinvoertuig beschouwd, indien het ofwel voorzien is van wielen die ontworpen zijn om gelijktijdig te worden aangedreven, met inbegrip van voertuigen waarvan de aandrijving op één van de assen kan worden ontkoppeld, ofwel aan de volgende drie eisen voldoet:

 het voertuig moet uitgerust zijn met ten minste één vooras en ten minste één achteras die ontworpen zijn om gelijktijdig te worden aangedreven, ook wanneer de aandrijving op één van de assen kan worden ontkoppeld;

 het voertuig moet uitgerust zijn met ten minste één differentieelblokkeringsmechanisme of met ten minste één mechanisme waarmee een soortgelijk effect wordt bewerkstelligd;

 het voertuig moet een helling kunnen overwinnen van 25 %, berekend voor het voertuig afzonderlijk.

4.3.

Elk voertuig van categorie M3 met een maximummassa van meer dan 12 ton of van categorie N3 wordt als een terreinvoertuig beschouwd, indien het ofwel is uitgerust met wielen die zijn ontworpen om gelijktijdig te worden aangedreven, ook wanneer de aandrijving op één as kan worden ontkoppeld, ofwel aan de volgende eisen voldoet:

 minimaal de helft van het aantal wielen moet aangedreven zijn;

 het voertuig moet uitgerust zijn met ten minste één differentieelblokkeringsmechanisme of ten minste één mechanisme waarmee een soortgelijk effect wordt bewerkstelligd;

 het voertuig moet een helling kunnen overwinnen van 25 %, berekend voor het voertuig afzonderlijk;

het voertuig moet aan ten minste vier van de volgende zes eisen voldoen:

 het moet een oploophoek hebben van ten minste 25o,

 het moet een afloophoek hebben van ten minste 25o,

 het moet een hellingshoek hebben van ten minste 25o,

 het moet onder de vooras een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 250 mm,

 het moet tussen de assen een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 300 mm,

 het moet onder de achteras een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 250 mm.

4.4.

Beladings- en controlevoorschriften

4.4.1.

Voertuigen van categorie N1 met een maximummassa van ten hoogste 2 ton en van categorie M1 moeten gebruiksklaar zijn, dat wil zeggen met inbegrip van koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, gereedschap, reservewiel en bestuurder (zie voetnoot (o) in bijlage I).

4.4.2.

Motorvoertuigen die niet vallen onder punt 4.4.1, moeten tot hun technisch toelaatbare maximummassa overeenkomstig fabrieksopgave zijn beladen.

4.4.3.

Of een voertuig in staat is de vereiste hellingen (25 % en 30 %) te overwinnen, wordt alleen door middel van berekeningen gecontroleerd. In uitzonderlijke gevallen kan de keuringsdienst echter om terbeschikkingstelling van een voertuig van het desbetreffende type verzoeken teneinde een test onder reële omstandigheden uit te voeren.

4.4.4.

Bij meting van de oploop-, afloop- en hellingshoek worden de beveiligingsvoorzieningen tegen klemrijden buiten beschouwing gelaten.

4.5.

Definities en tekeningen van vrije hoogte boven de grond (Voor definities van oploop-, afloop- en hellingshoek wordt verwezen naar bijlage I, voetnoten (na), (nb) en (nc).)

4.5.1.

Onder „vrije hoogte boven de grond tussen de assen” wordt verstaan de kleinste afstand tussen het steunvlak en het laagste vaste punt van het voertuig. Meerassige wielstellen worden als één enkele as beschouwd.

image

4.5.2.

Onder „vrije hoogte boven de grond onder een as” wordt verstaan de afstand bepaald door het hoogste punt van een cirkelboog die loopt door het midden van het draagvlak van de wielen van een as (bij uitvoeringen met dubbele banden de binnenwielen) en welk punt het laagste vaste deel van het voertuig tussen de wielen raakt.

Geen enkel stijf voertuigdeel mag uitsteken in het gearceerde segment op de tekening. De vrije hoogte boven de grond voor verschillende assen kan, overeenkomstig de hoogte van die assen, bijvoorbeeld worden aangegeven met 280/250/250.

image

4.6.

Gecombineerde aanduiding

Het symbool „G” wordt gecombineerd met het symbool „M” of „N”. Een voertuig van categorie N1 dat geschikt is voor gebruik in het terrein, wordt bijvoorbeeld met N1G aangeduid.

5.

Voertuig voor speciale doeleinden: een voertuig van categorie M, N of O voor het vervoer van passagiers of goederen en voor het verrichten van speciale diensten waarvoor een bijzondere carrosserie-uitvoering en/of uitrusting noodzakelijk is.

5.1.

Kampeerwagen: onder „kampeerwagen” wordt een voertuig van categorie M voor speciale doeleinden verstaan waarvan de constructie woonaccommodatie omvat die ten minste uit de volgende uitrusting bestaat:

 zitplaatsen en tafel,

 slaapaccommodatie die met behulp van de zitplaatsen kan worden gecreëerd,

 kookgelegenheid en

 opbergfaciliteiten.

Deze uitrusting moet vast in de woonafdeling bevestigd zijn; de tafel mag echter zodanig zijn ontworpen dat hij gemakkelijk kan worden verwijderd.

5.2.

Gepantserde voertuigen: voertuigen bestemd voor de bescherming van te vervoeren passagiers en/of goederen die voldoen aan de voorschriften inzake kogelwerende bepantsering.

5.3.

Ambulances: motorvoertuigen van categorie M die bestemd zijn voor het vervoer van zieken of gewonden en hiertoe een speciale uitrusting hebben.

5.4.

Lijkwagens: motorvoertuigen van categorie M die bestemd zijn voor het vervoer van overledenen en hiertoe een speciale uitrusting hebben.

5.5.

Caravans: zie ISO-norm 3833:1977, benaming nr. 3.2.1.3.

5.6.

Mobiele kranen: voertuigen voor speciale doeleinden van categorie N3 die niet zijn uitgerust voor het vervoer van goederen, maar zijn voorzien van een kraan waarvan het hefmoment ten minste 400 kNm bedraagt.

5.7.

Overige voertuigen voor speciale doeleinden, d.w.z. voertuigen zoals gedefinieerd in punt 5, die niet zijn genoemd in de punten 5.1 tot en met 5.6.

De codes behorende bij „voertuigen voor speciale doeleinden” worden gedefinieerd in deel C, punt 5, en dienen te worden gebruikt voor het in dat deel aangegeven doel.

B.   DEFINITIE VAN HET VOERTUIGTYPE

1.

Met betrekking tot categorie M1

Een „type” bestaat uit voertuigen die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

 de fabrikant;

 de typeaanduiding van de fabrikant;

 essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:

 

 chassis/bodemplaat (duidelijke en fundamentele verschillen),

 motor (verbranding/elektrisch/hybride).

Onder „variant” van een type worden tot een type behorende voertuigen verstaan die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

 carrosserietype (bijvoorbeeld sedan, hatchback, coupé, cabriolet, stationwagen en MPV);

 motor:

 

 werkingsbeginsel (zoals in bijlage III, punt 3.2.1.1),

 aantal en opstelling van de cilinders,

 vermogensverschillen van meer dan 30 % (het hoogste vermogen is meer dan 1,3-maal het laagste vermogen),

 verschillen in cilinderinhoud van minder dan 20 % (de grootste cilinderinhoud is meer dan 1,2-maal de kleinste);

 aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen);

 gestuurde assen (aantal en plaats).

Onder „uitvoering” van een variant worden voertuigen verstaan die bestaan uit een combinatie van punten in het informatiepakket overeenkomstig de voorschriften van bijlage VIII.

Er mogen geen meervoudige gegevens voor de volgende parameters binnen één uitvoering worden gecombineerd:

 technisch toelaatbare maximummassa;

 cilinderinhoud;

 nettomaximumvermogen;

 type versnellingsbak en aantal versnellingen;

 maximumaantal zitplaatsen zoals omschreven in deel C.

2.

Met betrekking tot de categorieën M2 en M3

Een „type” bestaat uit voertuigen die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

 de fabrikant;

 de typeaanduiding van de fabrikant;

 categorie;

 essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:

 

 chassis / zelfdragende carrosserie, enkel-/dubbeldeks, geleed/ongeleed (duidelijke en fundamentele verschillen),

 aantal assen,

 motor (verbranding/elektrisch/hybride).

Onder „variant” van een type worden tot een type behorende voertuigen verstaan die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

 klasse zoals gedefinieerd in Richtlijn …/…/EG betreffende bussen en toerbussen (alleen voor volledige voertuigen);

 constructiestaat (bv. volledig/onvolledig);

 motor:

 

 werkingsbeginsel (zoals in bijlage III, punt 3.2.1.1),

 aantal en opstelling van de cilinders,

 vermogensverschillen van meer dan 50 % (het hoogste vermogen is meer dan 1,5-maal het laagste vermogen),

 verschillen in cilinderinhoud van minder dan 50 % (de grootste cilinderinhoud is meer dan 1,5-maal de kleinste),

 plaats (voor, midden, achter);

 verschillen in de technisch toelaatbare maximummassa van meer dan 20 % (de grootste is meer dan 1,2-maal de kleinste);

 aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen);

 gestuurde assen (aantal en plaats).

Onder „uitvoering” van een variant worden voertuigen verstaan die bestaan uit een combinatie van punten in het informatiepakket overeenkomstig de voorschriften van bijlage VIII.

3.

Met betrekking tot de categorieën N1, N2 en N3

Een „type” bestaat uit voertuigen die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

 de fabrikant;

 de typeaanduiding van de fabrikant;

 categorie;

 essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:

 

 chassis/bodemplaat (duidelijke en fundamentele verschillen),

 aantal assen;

 motor (verbranding/elektrisch/hybride).

Onder „variant” van een type worden tot een type behorende voertuigen verstaan die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

 carrosserievorm (bv. platformwagen/kipwagen/tankwagen/trekker) (alleen voor volledige voertuigen);

 constructiestaat (bv. volledig/onvolledig);

 motor:

 

 werkingsbeginsel (zoals in bijlage III, punt 3.2.1.1),

 aantal en opstelling van de cilinders,

 vermogensverschillen van meer dan 50 % (het hoogste vermogen is meer dan 1,5-maal het laagste vermogen),

 verschillen in cilinderinhoud van minder dan 50 % (de grootste cilinderinhoud is meer dan 1,5-maal de kleinste);

 verschillen in de technisch toelaatbare maximummassa van meer dan 20 % (de grootste is meer dan 1,2-maal de kleinste);

 aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen);

 gestuurde assen (aantal en plaats).

Onder „uitvoering” van een variant worden voertuigen verstaan die bestaan uit een combinatie van punten in het informatiepakket overeenkomstig de voorschriften van bijlage VIII.

4.

Met betrekking tot de categorieën O1, O2, O3 en O4

Een „type” bestaat uit voertuigen die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

 de fabrikant;

 de typeaanduiding van de fabrikant;

 categorie;

 essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:

 

 chassis/zelfdragende carrosserie (duidelijke en fundamentele verschillen),

 aantal assen,

 aanhangwagen/oplegger/middenasaanhangwagen,

 type remsysteem (bv. niet-beremd/inertie/bekrachtigd).

Onder „variant” van een type worden tot een type behorende voertuigen verstaan die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

 constructiestaat (bv. volledig/onvolledig);

 carrosserievorm (bv. caravans, platformwagens en tankwagens) (alleen voor volledige/voltooide voertuigen);

 verschillen in technisch toelaatbare maximummassa van meer dan 20 % (de grootste maximummassa is meer dan 1,2-maal de kleinste);

 gestuurde assen (aantal en plaats).

Onder „uitvoering” van een variant worden voertuigen verstaan die bestaan uit een combinatie van punten in het informatiepakket.

5.

Voor alle categorieën

De volledige identificatie van een voertuig door middel van alleen maar de aanduidingen van het type, de variant en de uitvoering moet corresponderen met een enkele nauwkeurige definitie van alle technische kenmerken die nodig zijn voor het in verkeer brengen van het voertuig.

C.   DEFINITIE VAN HET TYPE CARROSSERIE

(Alleen voor volledige/voltooide voertuigen)

Het type carrosserie in bijlage I, bijlage III, deel I, punt 9.1, en bijlage IX, punt 37, wordt aangegeven met de volgende code:

1.

Personenauto's (M1)

AA Sedan

ISO-norm 3833:1977, benaming nr. 3.1.1.1, maar met inbegrip van voertuigen met meer dan vier zijramen.

AB Hatchback

Sedan (AA) met een derde/vijfde deur (klep) aan de achterzijde van het voertuig.

AC Stationwagen

ISO-norm 3833:1977, benaming nr. 3.1.1.4 (stationcar).

AD Coupé

ISO-norm 3833:1977, benaming nr. 3.1.1.5.

AE Cabriolet

ISO-norm 3833:1977, benaming nr. 3.1.1.6.

AF MPV

Andere motorvoertuigen dan die genoemd onder AA tot en met AE, bestemd voor het vervoer van personen en hun bagage of goederen, in een enkele ruimte. Indien dergelijke voertuigen echter voldoen aan de volgende twee voorwaarden:

i) Het aantal zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, bedraagt niet meer dan zes.

Een „zitplaats” wordt als aanwezig beschouwd indien het voertuig met „toegankelijke” zitplaatsverankeringen is uitgerust.

Onder „toegankelijke zitplaatsverankeringen” worden verstaan verankeringen die kunnen worden gebruikt. Om te voorkomen dat verankeringen „toegankelijk” zijn, moet de fabrikant het gebruik ervan fysiek onmogelijk maken, door bijvoorbeeld de afdekplaten vast te lassen of door soortgelijke vaste bevestigingen aan te brengen die niet met behulp van gewoonlijk beschikbaar gereedschap kunnen worden verwijderd, en

ii) P - (M + N × 68) > N × 68

waarbij:

P

=

technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand in kg,

M

=

massa in rijklare toestand in kg,

N

=

aantal zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend,

dan wordt dit voertuig niet beschouwd als een voertuig van categorie M1.

2.

Motorvoertuigen van categorie M2 of M3

Voertuigen van klasse I (zie Richtlijn …/…/EG betreffende bussen en toerbussen)

CA

Enkeldeks

CB

Dubbeldeks

CC

Geleed enkeldeks

CD

Geleed dubbeldeks

CE

Enkeldeks met lage vloer

CF

Dubbeldeks met lage vloer

CG

Geleed enkeldeks met lage vloer

CH

Geleed dubbeldeks met lage vloer

Voertuigen van klasse II (zie Richtlijn …/…/EG betreffende bussen en toerbussen)

CI

Enkeldeks

CJ

Dubbeldeks

CK

Geleed enkeldeks

CL

Geleed dubbeldeks

CM

Enkeldeks met lage vloer

CN

Dubbeldeks met lage vloer

CO

Geleed enkeldeks met lage vloer

CP

Geleed dubbeldeks met lage vloer

Voertuigen van klasse III (zie Richtlijn …/…/EG betreffende bussen en toerbussen)

CQ

Enkeldeks

CR

Dubbeldeks

CS

Geleed enkeldeks

CT

Geleed dubbeldeks

Voertuigen van klasse A (zie Richtlijn …/…/EG betreffende bussen en toerbussen)

CU

Enkeldeks

CV

Enkeldeks met lage vloer

Voertuigen van klasse B (zie Richtlijn ../…/EG betreffende bussen en toerbussen)

CW

Enkeldeks.

3.

Motorvoertuigen van categorie N



BA

Vrachtwagen

Zie bijlage I, punt 2.1.1, van Richtlijn 97/27/EG betreffende de massa en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

BB

Bestelwagen

Vrachtwagen met in de carrosserie geïntegreerde cabine

BC

Opleggertrekkend voertuig (opleggertrekker)

Zie bijlage I, punt 2.1.1, van Richtlijn 97/27/EG betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

BD

Aanhangwagen trekkend voertuig (aanhangwagentrekker)

Zie bijlage I, punt 2.1.1, van Richtlijn 97/27/EG betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan.

 Indien echter een als BB geclassificeerd voertuig met een technisch toelaatbare maximummassa van niet meer dan 3 500 kg:

 

 meer dan zes zitplaatsen heeft, die van de bestuurder niet meegerekend, of

 aan beide hierna genoemde voorwaarden voldoet:

 

i) het aantal zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, bedraagt niet meer dan zes en

ii) P − (M + N × 68) ≤ N × 68,

 dan wordt dit voertuig niet beschouwd als een voertuig van categorie N.

 Indien echter een voertuig dat geclassificeerd is als BA, BC of BD, of als BB met een technisch toelaatbare maximummassa van meer dan 3 500 kg, aan ten minste een van onderstaande voorwaarden voldoet:

 

i) het aantal zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, bedraagt meer dan acht, of

ii) P − (M + N × 68) ≤ N × 68,

 dan wordt dit voertuig niet beschouwd als een voertuig van categorie N.

Zie punt 1 voor de definities van zitplaatsen, P, M en N.

4.

Voertuigen van categorie O



DA

Oplegger

Zie bijlage I, punt 2.2.2, van Richtlijn 97/27/EG betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

DB

Autonome aanhangwagen

Zie bijlage I, punt 2.2.3, van Richtlijn 97/27/EG betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

DC

Middenasaanhangwagen

Zie bijlage I, punt 2.2.4, van Richtlijn 97/27/EG betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan.

5.

Voertuigen voor speciale doeleinden



SA

Kampeerwagens

(Zie deel A, punt 5.1)

SB

Gepantserde voertuigen

(Zie deel A, punt 5.2)

SC

Ambulances

(Zie deel A, punt 5.3)

SD

Lijkwagens

(Zie deel A, punt 5.4)

SE

Caravans

(Zie deel A, punt 5.5)

SF

Mobiele kranen

(Zie deel A, punt 5.6)

SG

Overige voertuigen voor speciale doeleinden

(Zie deel A, punt 5.7).




BIJLAGE III

image

►(1) M24  

image

image

image

image

image

►(1) M21  

image

►(2) M20  

►(2) M27  

image

►(4) M18  

►(4) M25  

►(4) M28  

►(4) M28  

image

image

image




BIJLAGE IV

LIJST VAN VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN

DEEL I



Onderwerp

Richtlijn

Publicatieblad

Van toepassing op

M1

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

1. Geluidsniveau

70/157/EEG

L 42 van 23.2.1970, blz. 16

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

2. Emissies

70/220/EEG

L 76 van 6.4.1970, blz. 1

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

3. Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde

70/221/EEG

L 76 van 6.4.1970, blz. 23

(5)

(5)

(5)

(5)

(5)

(5)

X

X

X

X

4. Plaats voor de achterste kentekenplaat

70/222/EEG

L 76 van 6.4.1970, blz. 25

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

5. Stuurinrichting

70/311/EEG

L 133 van 8.6.1970, blz. 10

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

6. Hang- en sluitwerk van deuren

70/387/EEG

L 176 van 10.8.1970, blz. 5

X

 
 

X

X

X

 
 
 
 

7. Geluidssignaalinrichting

70/388/EEG

L 176 van 10.8.1970, blz. 12

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

8. Inrichtingen voor indirect zicht

2003/97/EG

L 25 van 29.1.2004

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

9. Reminrichtingen

71/320/EEG

L 202 van 6.9.1971, blz. 37

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

10. Onderdrukking radiostoring

72/245/EEG

L 152 van 6.7.1972, blz. 15

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

11. Verontreiniging door dieselmotoren

72/306/EEG

L 190 van 20.8.1972, blz. 1

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

12. Binneninrichting

74/60/EEG

L 38 van 11.2.1974, blz. 2

X

 
 
 
 
 
 
 
 
 

13. Alarminstallaties en startonderbrekers

74/61/EEG

L 38 van 11.2.1974, blz. 22

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

14. Gedrag stuurinrichting bij botsingen

74/297/EEG

L 165 van 20.6.1974, blz. 16

X

 
 
 
 
 
 
 
 
 

15. Sterkte van de zitplaatsen

74/408/EEG

L 221 van 12.8.1974, blz. 1

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

16. Naar buiten uitstekende delen

74/483/EEG

L 256 van 2.10.1974, blz. 4

X

 
 
 
 
 
 
 
 
 

17. Snelheidsmeter en achteruitrijinrichtingen

75/443/EEG

L 196 van 26.7.1975, blz. 1

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

18. Voorgeschreven platen

76/114/EEG

L 24 van 30.1.1976, blz. 1

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

19. Bevestigingspunten veiligheidsgordels

76/115/EEG

L 24 van 30.1.1976, blz. 6

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

20. Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

76/756/EEG

L 262 van 27.9.1976, blz. 1

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

21. Retroreflectoren

76/757/EEG

L 262 van 27.9.1976, blz. 32

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

22. Markerings-, breedte-, achter-, stop- en dagrijlichten

76/758/EEG

L 262 van 27.9.1976, blz. 54

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

23. Richtingaanwijzers

76/759/EEG

L 262 van 27.9.1976, blz. 71

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

24. Kentekenplaatverlichting

76/760/EEG

L 262 van 27.9.1976, blz. 85

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

25. Koplichten (met gloeilampen)

76/761/EEG

L 262 van 27.9.1976, blz. 96

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

26. Mistlichten vóór

76/762/EEG

L 262 van 27.9.1976, blz. 122

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

27. Sleepinrichtingen

77/389/EEG

L 145 van 13.6.1977, blz. 41

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

28. Mistlichten achter

77/538/EEG

L 220 van 29.8.1977, blz. 60

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

29. Achteruitrijlichten

77/539/EEG

L 220 van 29.8.1977, blz. 72

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

30. Parkeerlichten

77/540/EEG

L 220 van 29.8.1977, blz. 83

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

31. Veiligheidsgordels

77/541/EEG

L 220 van 29.8.1977, blz. 95

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

32. Zichtveld

77/649/EEG

L 267 van 19.10.1977, blz. 1

X

 
 
 
 
 
 
 
 
 

33. Identificatie van bedieningsorganen

78/316/EEG

L 81 van 28.3.1978, blz. 3

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

34. Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen

78/317/EEG

L 81 van 28.3.1978, blz. 27

X

 (1)

 (1)

 (1)

 (1)

 (1)

 
 
 
 

35. Ruitenwissers en -sproeiers

78/318/EEG

L 81 van 28.3.1978, blz. 49

X

 (2)

 (2)

 (2)

 (2)

 (2)

 
 
 
 

36. Verwarmingssystemen

…/…/EG

L … van …, blz. …

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

37. Wielafschermingen

78/549/EEG

L 168 van 6.6.1978, blz. 45

X

 
 
 
 
 
 
 
 
 

38. Hoofdsteunen

78/932/EEG

L 325 van 20.11.1978, blz. 1

X

 
 
 
 
 
 
 
 
 

39. CO2-emissies/brandstofverbruik

80/1268/EEG

L 375 van 31.12.1980, blz. 36

X

 
 

X

 
 
 
 
 
 

40. Motorvermogen

80/1269/EEG

L 375 van 1.12.1980, blz. 46

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

41. Emissies van dieselmotoren

88/77/EEG

L 36 van 9.2.1988, blz. 33

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

42. Zijdelingse afscherming

89/297/EEG

L 124 van 5.5.1989, blz. 1

 
 
 
 

X

X

 
 

X

X

43. Opspatafschermingssystemen

91/226/EEG

L 103 van 23.4.1991, blz. 5

 
 
 
 

X

X

 
 

X

X

44. Massa's en afmetingen (personenwagens)

92/21/EEG

L 129 van 14.5.1992, blz. 1

X

 
 
 
 
 
 
 
 
 

45. Veiligheidsglas

92/22/EEG

L 129 van 14.5.1992, blz. 11

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

46. Banden

92/23/EEG

L 129 van 14.5.1992, blz. 95

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

47. Snelheidsbegrenzers

92/24/EEG

L 129 van 14.5.1992, blz. 154

 
 

X

 

X

X

 
 
 
 

48. Massa's en afmetingen (andere voertuigen dan die in punt 44)

97/27/EG

L 233 van 28.8.1997, blz. 1

 

X

X

X

X

X

X

X

X

X

49. Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines

92/114/EEG

L 409 van 31.12.1992, blz. 17

 
 
 

X

X

X

 
 
 
 

50. Koppelingen

94/20/EG

L 195 van 29.7.1994, blz. 1

(3)

(3)

(3)

(3)

(3)

(3)

X

X

X

X

51. Ontvlambaarheid

95/28/EG

L 281 van 23.11.1995, blz. 1

 
 

X

 
 
 
 
 
 
 

52. Bussen en toerbussen

…/…/EG

L …

 

X

X

 
 
 
 
 
 
 

53. Frontale botsing

96/79/EG

L 18 van 21.1.1997, blz. 7

X

 
 
 
 
 
 
 
 
 

54. Zijdelingse botsing

96/27/EG

L 169 van 8.7.1996, blz. 1

X

 
 

X

 
 
 
 
 
 

55. Voertuigen bedoeld voor het vervoer van bepaalde dieren

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

56. Voertuigen bedoeld voor het vervoer van gevaarlijke goederen

98/91/EG

L 11 van 16.1.1999, blz. 25

 
 
 

(4)

(4)

(4)

(4)

(4)

(4)

(4)

57. Beschermingsinrichting aan de voorzijde

2000/40/EG

L 203 van 10.8.2000, blz. 9

 
 
 
 

X

X

 
 
 
 

58. Bescherming van voetgangers

2003/102/EG

L 321 van 6.12.2003, blz. 15

(6)

 
 

(6) (7)

 
 
 
 
 
 

▼M26

59. Recycleerbaarheid

2005/64/EG

L 310 van 25 november 2005, blz. 10

X

-

-

X

-

-

 
 
 
 

▼M27

60.Frontbeschermingsinrichting

2005/66/EG

L 309 van 25.11.2005, blz. 37.

(8)

-

-

X

-

-

 
 
 
 

▼M29

61. Klimaatregelingssysteem

2006/40/EG

L 161 van 14.6.2006, blz. 12

X

 
 

X

 
 
 
 
 
 

▼M17

(1)   Voertuigen van deze categorie moeten zijn voorzien van een geschikte ontdooiings- en ontwasemingsinrichting.

(2)   Voertuigen van deze categorie moeten zijn voorzien van geschikte ruitensproei- en ruitenwisinrichtingen.

(3)   De voorschriften van Richtlijn 94/20/EG zijn alleen van toepassing voor voertuigen die zijn uitgerust met koppelingen.

(4)   De voorschriften van Richtlijn 98/91/EG zijn alleen van toepassing indien de fabrikant EG-typegoedkeuring aanvraagt voor een voertuig dat bedoeld is voor het vervoer van gevaarlijke goederen.

(5)   Voor voertuigen op LPG of gecomprimeerd aardgas (CNG) is een goedkeuring overeenkomstig VN/ECE-reglement nr. 67-01 of 110 vereist in afwachting van de goedkeuring van de wijziging van Richtlijn 70/221/EEG met het oog op de opname van LPG- en CNG-tanks.

(6)   Met een maximummassa van 2,5 ton.

(7)   Afgeleid van voertuigen van categorie M1.

(8)   Met een toelaatbare totale massa van niet meer dan 3,5 ton.

(9)   Alleen voor voertuigen van categorie N1 en klasse I zoals omschreven in bijlage I, punt 5.3.1.4, eerste tabel, van Richtlijn 70/220/EEG, zoals ingevoegd bij Richtlijn 98/69/EG.

X Richtlijn van toepassing.

DEEL II



Onderwerp

Nummer VN/ECE-basisreglement

Reeks wijzigingen

1. Geluidsniveau

51

02

1. Dempersystemen als reserveonderdeel

59

00

2. Emissies

83

03

2. Katalysatoren als reserveonderdeel

103

00

3. Beschermingsinrichting aan de achterzijde

58

01

3. Brandstoftanks

34

01

3. Brandstoftanks

67

01

3. Brandstoftanks

110

00

5. Stuurinrichting

79

01

6. Hang- en sluitwerk deuren

11

02

7. Geluidssignaalinrichtingen

28

00

8. ►M21  Inrichtingen voor indirect zicht ◄

46

01

9. Reminrichting

13

09

9. Reminrichting

13 H

00

9. Remvoering

90

01

10. Onderdrukking radiostoring

10

02

11. Emissie van dieselmotoren

24

03

12. Binneninrichting

21

01

13. Beveiliging tegen diefstal

18

02

13. Startonderbreker

97

00

13. Alarminrichtingen

97

00

14. Gedrag stuurinrichting bij botsingen

12

03

15. Sterkte zitplaats

17

06

15. Sterkte zitplaats (bussen en toerbussen)

80

01

16. Naar buiten uitstekende delen

26

02

17. Snelheidsmeter

39

00

19. Bevestigingspunten veiligheidsgordels

14

04

20. Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

48

01

21. Retroreflectoren

3

02

22. Markerings-, breedte-, achter- en stoplichten

7

02

22. Dagrijlichten

87

00

22. Zijlichten

91

00

23. Richtingaanwijzers

6

01

24. Achterkentekenplaatverlichting

4

00

25. Koplichten (R2 en HS1)

1

01

25. Koplichten (sealed beam)

5

02

25. Koplichten (H1, H2, H3, HB3, HB4, H7 en/of H8)

8

04

25. Koplichten (H4)

20

02

25. Halogeenkoplichten (sealed beam)

31

02

25. Gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde lampeenheden

37

03

25. Koplichten met gasontladingslichtbronnen

98

00

25. Gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingslampeenheden

99

00

26. Mistlichten (vóór)

19

02

28. Mistlichten (achter)

38

00

29. Achteruitrijlichten

23

00

30. Parkeerlichten

77

00

31. Veiligheidsgordels

16

04

31. Kinderbeveiligingsmiddelen

44

03

38. Hoofdsteunen (met zitplaatsen gecombineerd)

17

06

38. Hoofdsteunen

25

04

39. Brandstofverbruik

101

00

40. Motorvermogen

85

00

41. Dieselemissies

49

02

42. Zijdelingse afscherming

73

00

45. Veiligheidsglas

43

00

46. Banden (motorvoertuigen en de aanhangwagens daarvan)

30

02

46. Banden (vrachtwagens en de aanhangwagens daarvan)

54

00

46. Reservewielen/banden voor tijdelijk gebruik

64

00

47. Snelheidsbegrenzers

89

00

52. Sterkte van de bovenbouw (bussen)

66

00

57. Beschermingsinrichting tegen frontaal onderrijden

93

00

(1)   Indien in de bijzondere richtlijnen installatievoorschriften zijn opgenomen, zijn deze eveneens van toepassing op overeenkomstig de reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN-ECE) goedgekeurde onderdelen en technische eenheden.

(2)   Zie de laatste versie van UN/ECE TRANS/WP.29/343 voor latere wijzigingen.




BIJLAGE V

PROCEDURES VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN

1.

Bij indiening van een aanvraag voor een typegoedkeuring van een volledig voertuig gaat de EG-typegoedkeuringsinstantie als volgt te werk:

a) zij controleert of alle bijzondererichtlijngoedkeuringen van toepassing zijn op de passende norm in de desbetreffende bijzondere richtlijn;

b) zij vergewist zich er met betrekking tot de verstrekte documenten van dat de voertuigspecificatie(s) en gegevens van deel 1 van het inlichtingenformulier voor het voertuig ook in de informatiepakketten en/of de goedkeuringsformulieren van de desbetreffende bijzondererichtlijngoedkeuringen zijn opgenomen. Wanneer een nummer van een punt van deel I van het inlichtingenformulier niet voorkomt in het informatiepakket bij een bijzondere richtlijn, vergewist zij zich ervan dat het desbetreffende onderdeel of kenmerk overeenkomt met de gegevens van het informatiedossier;

c) zij verricht inspecties, of laat deze verrichten, van onderdelen en systemen van een aantal representatieve exemplaren van het goed te keuren type voertuig om te controleren of het (de) voertuig(en) gebouwd is (zijn) overeenkomstig de desbetreffende gegevens in het gewaarmerkte informatiepakket met betrekking tot elke EG-typegoedkeuring in het kader van een bijzondere richtlijn;

d) zij controleert de installatie van technische eenheden, indien van toepassing, of laat deze controles verrichten;

e) zij verricht, indien van toepassing, de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de aanwezigheid van inrichtingen zoals bedoeld in de voetnoten (1) en (2) van bijlage IV, deel I.

2.

Het aantal in de zin van punt 1, onder c), te inspecteren voertuigen moet voldoende zijn om een behoorlijke controle volgens de hiernavolgende criteria mogelijk te maken van de verschillende goed te keuren combinaties:



Voertuigcategorie

M1

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

Criteria

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Motor

X

X

X

X

X

X

-

-

-

-

Versnellingsbak

X

X

X

X

X

X

-

-

-

-

Aantal assen

-

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen)

X

X

X

X

X

X

-

-

-

-

Gestuurde assen (aantal en plaats)

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Carrosserievormen

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Aantal deuren

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Kant van het stuur

X

X

X

X

X

X

-

-

-

-

Aantal zitplaatsen

X

X

X

X

X

X

-

-

-

-

Uitrustingsniveau

X

X

X

X

X

X

-

-

-

-

3.

Als er geen goedkeuringsformulier overeenkomstig een van de relevante bijzondere richtlijnen beschikbaar is, gaat de EG-typegoedkeuringsinstantie als volgt te werk:

a) zij zorgt ervoor dat de nodige tests en controles volgens de voorschriften van elk van de relevante bijzondere richtlijnen plaatsvinden;

b) zij controleert of het voertuig in overeenstemming is met de gegevens van het informatiedossier van het voertuig en of het voldoet aan de technische voorschriften van elk van de relevante bijzondere richtlijnen;

c) zij verricht, indien van toepassing, geschikte controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de installatie van technische eenheden;

d) zij verricht, indien van toepassing, de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de aanwezigheid van inrichtingen zoals bedoeld in voetnoot (1) en (2) van bijlage IV, deel I.




BIJLAGE VI

image

image

image




BIJLAGE VII

NUMMERINGSSYSTEEM VOOR EG-TYPEGOEDKEURINGSFORMULIEREN ( 5 )

1.

Het EG-typegoedkeuringsnummer bestaat bij typegoedkeuring van het volledige voertuig uit vier delen en bij typegoedkeuring van systemen, onderdelen en afzonderlijke technische eenheden uit vijf delen, zoals hieronder is aangegeven. In alle gevallen worden de delen gescheiden door het teken „*”.

Deel 1

:

De kleine letter „e” gevolgd door het kengetal van de lidstaat die de EG-typegoedkeuring verleent:

▼A5

1 voor Duitsland;

2 voor Frankrijk;

3 voor Italië;

4 voor Nederland;

5 voor Zweden;

6 voor België;

7 voor Hongarije;

8 voor Tsjechië;

9 voor Spanje;

11 voor het Verenigd Koninkrijk;

12 voor Oostenrijk;

13 voor Luxemburg;

17 voor Finland;

18 voor Denemarken;

20 voor Polen;

21 voor Portugal;

23 voor Griekenland;

24 voor Ierland;

26 voor Slovenië;

27 voor Slowakije;

29 voor Estland;

32 voor Letland;

36 voor Litouwen;

CY voor Cyprus;

MT voor Malta.

▼M17

Deel 2

:

Het nummer van de basisrichtlijn.

Deel 3

:

Het nummer van de laatste wijzigingsrichtlijn die op de EG-typegoedkeuring van toepassing is.

 Bij EG-typegoedkeuringen van volledige voertuigen is dit de laatste richtlijn waarbij een of meer artikelen van Richtlijn 70/156/EEG gewijzigd zijn.

 Bij typegoedkeuringen krachtens bijzondere richtlijnen is dit de laatste richtlijn waarin de bepalingen zijn opgenomen waaraan het systeem, het onderdeel of de technische eenheid voldoet.

 Mochten er in een richtlijn verschillende data voor de tenuitvoerlegging voorkomen voor verschillende technische normen, dan wordt een letter uit het alfabet toegevoegd om aan te geven overeenkomstig welke norm de goedkeuring werd verleend.

Deel 4

:

Een uit vier cijfers bestaand volgnummer (zo nodig met nullen beginnend) voor EG-typegoedkeuringen van volledige voertuigen of een uit vier of vijf cijfers bestaand volgnummer voor EG-typegoedkeuringen krachtens een bijzondere richtlijn, om het basisgoedkeuringsnummer te vormen. Het volgnummer van elke basisrichtlijn begint bij 0001.

Deel 5

:

Een uit twee cijfers bestaand volgnummer (eventueel met een nul als eerste cijfer) om de uitbreiding aan te geven. De volgnummers beginnen voor elk basisgoedkeuringsnummer bij 00.

2.

Bij de EG-typegoedkeuring van een volledig voertuig wordt deel 2 weggelaten.

3.

Alleen op de verplichte plaat (platen) van het voertuig wordt deel 5 weggelaten.

4.

Voorbeeld van de derde goedkeuring (vooralsnog zonder uitbreidingen) afgegeven door Frankrijk overeenkomstig de richtlijn betreffende reminrichtingen:

e2*71/320*98/12*0003*00

of

e2*88/77*91/542A*0003*00 in het geval van een richtlijn die in twee fasen (A en B) van toepassing wordt.

5.

Voorbeeld van de tweede uitbreiding van de vierde typegoedkeuring van een voertuig, afgegeven door het Verenigd Koninkrijk:

e11*98/14*0004*02

waarbij Richtlijn 98/14/EG de laatste richtlijn tot wijziging van de artikelen van Richtlijn 70/156/EEG is.

6.

Voorbeeld van het EG-typegoedkeuringsnummer dat op de verplichte plaat (platen) van het voertuig wordt gestempeld:

e11*98/14*0004.




BIJLAGE VIII

image

image

image




BIJLAGE IX

image

image

image

image

image

►(5) A5  

►(5) M25  

►(5) M28  

►(5) M28  

►(5) M28  

image

image

►(5) A5  

►(5) M25  

►(5) M28  

►(5) M28  

►(5) M28  

image

image

image

image

►(5) A5  

►(5) M25  

►(5) M28  

►(5) M28  

►(5) M28  

image

►(1) A5  

image

►(4) M25  

►(4) M28  

►(4) M28  

►(4) M28  

image

image

image

►(5) A5  

►(5) M25  

►(5) M28  

►(5) M28  

►(5) M28  

image

image

►(5) A5  

►(5) M25  

►(5) M28  

►(5) M28  

►(5) M28  

image

image

►(1) A5  

image

►(4) M25  

►(4) M28  

►(4) M28  

►(4) M28  

image

►(1) A5  

image

►(4) M25  

►(4) M28  

►(4) M28  

►(4) M28  




BIJLAGE X

PROCEDURES MET BETREKKING TOT DE OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

0.   OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

Overeenstemming van de productie om te zorgen voor overeenstemming met het goedgekeurde type, waaronder beoordeling van kwaliteitsbewakingssystemen zoals hierna bedoeld onder „eerste beoordeling” ( 6 ), en controle van het goedgekeurde object en productgerelateerde controles zoals hierna bedoeld onder „maatregelen betreffende de overeenstemming van de productie”.

1.   EERSTE BEOORDELING

1.1.

Vóór de EG-typegoedkeuring gaat de EG-typegoedkeuringsinstantie van een lidstaat na of er adequate maatregelen en procedures zijn getroffen voor een effectieve controle, zodat de geproduceerde onderdelen, systemen, technische eenheden en voertuigen met het goedgekeurde type overeenstemmen.

1.2.

De EG-typegoedkeuringsinstantie controleert of aan het vereiste in punt 1.1 is voldaan. Zij moet tevreden zijn over de eerste beoordeling en de initiële maatregelen betreffende de overeenstemming van de productie van punt 2, waarbij zo nodig rekening gehouden wordt met een van de in de punten 1.2.1 tot en met 1.2.3 beschreven maatregelen of — naar gelang van het geval — een volledige of onvolledige combinatie daarvan.

1.2.1.

De feitelijke eerste beoordeling en/of controle van de maatregelen betreffende de overeenstemming van de productie mogen/mag worden uitgevoerd door de EG-typegoedkeuringsinstantie die de EG-typegoedkeuring heeft verleend of door een technische dienst namens de EG-typegoedkeuringsinstantie.

1.2.1.1.

Voor het bepalen van de omvang van de uit te voeren eerste beoordeling mag de EG-typegoedkeuringsinstantie gebruikmaken van de beschikbare informatie met betrekking tot:

 de in punt 1.2.3 beschreven certificering van de fabrikant, die krachtens dat punt niet als voldoende wordt beschouwd of wordt erkend;

 in het geval van een EG-typegoedkeuring van een onderdeel of afzonderlijke technische eenheid, de beoordeling van de kwaliteitsbewaking die door de voertuigfabrikant(en) wordt uitgevoerd in het bedrijf van de fabrikant waar de onderdelen en de technische eenheden worden vervaardigd overeenkomstig één of meer specificaties van de bedrijfstak die voldoen aan de voorschriften van de geharmoniseerde norm EN ISO 9002:1994 of EN ISO 9001:2000, eventueel met uitzondering van de in punt 7.3 „Customer Satisfaction and Continual Improvement” genoemde eisen met betrekking tot het concept van het ontwerp.

1.2.2.

De feitelijke eerste beoordeling en/of controle van de maatregelen betreffende de overeenstemming van de productie mag ook worden uitgevoerd door de EG-typegoedkeuringsinstantie van een andere lidstaat of de technische dienst die voor dit doel door de EG-typegoedkeuringsinstantie is aangewezen. In dat geval stelt de EG-typegoedkeuringsinstantie van de andere lidstaat een verklaring van overeenstemming op waarin de gebieden en productiefaciliteiten staan vermeld die van belang worden geacht voor het (de) goed te keuren product(en) en voor de richtlijnen krachtens welke deze producten worden goedgekeurd ( 7 ). Na ontvangst van een aanvraag voor een verklaring van overeenstemming van de EG-typegoedkeuringsinstantie van een lidstaat die de EG-typegoedkeuring heeft verleend, stuurt de EG-typegoedkeuringsinstantie van de andere lidstaat onverwijld de verklaring van overeenstemming of deelt zij mee dat zij geen verklaring kan afgeven. De verklaring van overeenstemming moet ten minste het volgende omvatten:



Groep of onderneming:

(bv. XYZ Automobielen)

Organisatie:

(bv. Europese afdeling)

Fabrieken/vestigingsplaatsen:

(bv. motorenfabriek 1 (Verenigd Koninkrijk); voertuigfabriek 2 (Duitsland)

Voertuig/onderdelenserie:

(bv. alle modellen van categorie M1)

Beoordeelde afdelingen:

(bv. motorenassemblageafdeling, carrosserieperserij en assemblageafdeling, voertuigassemblage)

Onderzochte documenten:

(bv. kwaliteitshandboek en -procedures van het bedrijf ter plaatse)

Beoordeling

(bv. uitgevoerd: 18 − 30.9.2001)

(bv. gepland controlebezoek: maart 2002).

1.2.3.

De EG-typegoedkeuringsinstantie aanvaardt ook dat aan de initiële beoordelingsvereisten van punt 1.2 is voldaan wanneer de fabrikant over een betrouwbaar certificaat beschikt volgens hetwelk hij aan de geharmoniseerde norm EN ISO 9002:1994 (waaronder de productielocaties en het (de) goed te keuren product(en) vallen) of EN ISO 9001:2000, eventueel met uitzondering van de in punt 7.3 „Customer Satisfaction and Continual Improvement” genoemde eisen met betrekking tot het concept van het ontwerp, of aan een daarmee gelijkstaande geharmoniseerde norm voldoet. De fabrikant verschaft gegevens over het certificaat en verbindt zich ertoe de EG-typegoedkeuringsinstantie op de hoogte te brengen wanneer de geldigheid of het toepassingsgebied ervan wordt gewijzigd.

„Betrouwbaar” betekent afgegeven door een certificatie-instelling die voldoet aan de geharmoniseerde norm EN 45012 en ofwel als zodanig bevoegd is verklaard door de EG-typegoedkeuringsinstantie van een lidstaat zelf, ofwel als zodanig is geaccrediteerd door een nationale accrediteringsorganisatie van een lidstaat en is erkend door de EG-typegoedkeuringsinstantie van die lidstaat.

De goedkeuringsinstanties van de lidstaat stellen elkaar op de hoogte van de certificatie-instellingen die zij op bovenstaande wijze bevoegd hebben verklaard of hebben erkend, en van alle wijzigingen ten aanzien van de geldigheid of het werkterrein van deze instanties.

1.3.

Bij de EG-typegoedkeuring van een volledig voertuig hoeven de eerste beoordelingen die uitgevoerd zijn voor de verlening van de goedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden van het voertuig niet te worden herhaald, maar dienen deze te worden uitgevoerd in de vorm van een beoordeling van de locaties en activiteiten die betrekking hebben op de samenstellende delen van het volledige voertuig die niet eerder zijn beoordeeld.

2.   MAATREGELEN BETREFFENDE DE OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

2.1.

Elk voertuig, systeem of onderdeel of elke technische eenheid waarvoor krachtens deze richtlijn of een bijzondere richtlijn goedkeuring is verleend, moet zo zijn vervaardigd dat het/zij in overeenstemming is met het type dat is goedgekeurd, en met name voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn of aan een op de volledige lijst van bijlage IV of bijlage XI voorkomende bijzondere richtlijn.

2.2.

De EG-typegoedkeuringsinstantie van een lidstaat controleert bij het verlenen van EG-typegoedkeuring of er behoorlijke afspraken en gedocumenteerde plannen zijn, die bij elke goedkeuring in overleg met de fabrikant moeten worden opgesteld, om op gezette tijden die tests of bijbehorende controles uit te voeren die nodig zijn om na te gaan of er nog steeds overeenstemming is met het goedgekeurde type, waartoe, indien van toepassing, ook de in de bijzondere richtlijnen vermelde tests behoren.

2.3.

De houder van de EG-typegoedkeuring dient in het bijzonder:

2.3.1.

ervoor te zorgen dat er procedures voor een doeltreffende controle van de overeenstemming van producten (voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden) met het goedgekeurde type zijn en worden toegepast;

2.3.2.

toegang te hebben tot de test- of andere geschikte apparatuur die nodig is om de overeenstemming met elk goedgekeurd type te controleren;

2.3.3.

ervoor te zorgen dat de resultaten en gegevens van tests en controles worden vastgelegd en dat bijgevoegde documenten gedurende een in overleg met de typegoedkeuringsinstantie vastgestelde periode beschikbaar blijven. Deze periode duurt ten hoogste tien jaar;

2.3.4.

de resultaten van elk soort test of controle te analyseren teneinde na te gaan en te garanderen dat de eigenschappen van het product stabiel blijven, daarbij rekening houdend met de variaties van een industriële productie;

2.3.5.

ervoor te zorgen dat voor elk soort product ten minste de in deze richtlijn voorgeschreven controles worden verricht, alsmede de tests die voorgeschreven zijn in de van toepassing zijnde bijzondere richtlijnen van de volledige lijst van bijlage IV of XI;

2.3.6.

ervoor te zorgen dat wanneer een aantal monsters of proefstukken bij het desbetreffende soort test niet in overeenstemming blijkt te zijn, er verdere bemonstering en tests of controles volgen. Alle nodige stappen dienen te worden genomen om de overeenstemming van de desbetreffende productie te herstellen.

2.3.7.

In het geval van EG-typegoedkeuring van een volledig voertuig blijven de controles van punt 2.3.5 beperkt tot het controleren van de juistheid van de bouwspecificaties met betrekking tot de goedkeuring en met name tot het typegoedkeuringsformulier zoals opgenomen in bijlage III, en de voor het certificaat van overeenstemming, zoals opgenomen in bijlage IX, benodigde gegevens.

3.   VERVOLGMAATREGELEN AANGAANDE DE CONTROLE

3.1.

De instantie die de EG-typegoedkeuring heeft verleend, kan te allen tijde in elk productiebedrijf de aldaar toegepaste methoden voor het toezicht op de overeenstemming controleren.

3.1.1.

De normale regeling is de blijvende effectiviteit van de procedures van punt 1.2 (eerste beoordeling en overeenstemming van de productie) van deze bijlage te controleren.

3.1.1.1.

Toezicht door een (overeenkomstig punt 1.2.3 bevoegde of erkende) certificatie-instelling wordt als toereikend beschouwd voor wat betreft de naleving van de vereisten van punt 3.1.1 met betrekking tot de procedures die voor de eerste beoordeling (punt 1.2.3) zijn vastgesteld.

3.1.1.2.

De normale frequentie van de (andere dan de in punt 1.3.1.1 bedoelde) controles door de EG-typegoedkeuringsinstantie moet zodanig zijn dat de relevante, overeenkomstig de punten 1 en 2 uitgevoerde controles geëvalueerd worden over een periode die past bij het door de typegoedkeuringsinstantie gestelde vertrouwen.

3.2.

Bij elke evaluatie moeten de test- of controle- en productiegegevens ter beschikking worden gesteld van de inspecteur. Met name moeten dossiers van die tests of controles worden overgelegd die vereist zijn volgens punt 2.2.

3.3.

Indien de aard van de test zich hiervoor leent, mag de inspecteur willekeurig monsters nemen, die in het laboratorium van de fabrikant (of door de technische dienst, indien de bijzondere richtlijn dit voorschrijft) moeten worden getest. Het minimumaantal monsters mag worden bepaald aan de hand van de resultaten van de door de fabriek zelf verrichte keuring.

3.4.

Indien het niveau van de controle onvoldoende blijkt, of indien het nodig blijkt de geldigheid van de op grond van punt 3.2 uitgevoerde tests te controleren, selecteert de inspecteur monsters, die naar de technische dienst moeten worden gezonden die de EG-typegoedkeuringstests heeft verricht.

3.5.

De EG-typegoedkeuringsinstantie mag elke controle of test uitvoeren die is voorgeschreven in deze richtlijn dan wel in de van toepassing zijnde bijzondere richtlijnen van de volledige lijst van bijlage IV of XI.

3.6.

Wanneer de tijdens een inspectie of controle verkregen resultaten onbevredigend zijn, zorgt de EG-typegoedkeuringsinstantie ervoor dat alle maatregelen worden genomen die nodig zijn om de overeenstemming van de productie zo snel mogelijk te herstellen.




BIJLAGE XI

AARD VAN EN BEPALINGEN INZAKE VOERTUIGEN VOOR SPECIALE DOELEINDEN




Aanhangsel 1

Kampeerwagens, ambulances en lijkwagens



Nr.

Onderwerp

Richtlijn

M1 ≤ 2 500 (1)

kg

M1>2 500 (1)

kg

M2

M3

1

Geluidsniveau

70/157/EEG

H

G + H

G + H

G + H

2

Emissies

70/220/EEG

Q

G + Q

G + Q

G + Q

3

Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde

70/221/EEG

F

F

F

F

4

Plaats voor de achterste kentekenplaat

70/222/EEG

X

X

X

X

5

Stuurinrichting

70/311/EEG

X

G

G

G

6

Hang- en sluitwerk van deuren

70/387/EEG

B

G + B

 
 

7

Geluidssignaalinrichting

70/388/EEG

X

X

X

X

8

►M21  Inrichtingen voor indirect zicht ◄

71/127/EEG

X

G

G

G

9

Reminrichtingen

71/320/EEG

X

G

G

G

10

Onderdrukking radiostoring

72/245/EEG

X

X

X

X

11

Verontreiniging door dieselmotoren

72/306/EEG

H

H

H

H

12

Binneninrichting

74/60/EEG

C

G + C

 
 

13

Alarminstallaties en startonderbrekers

74/61/EEG

X

G

G

G

14

Gedrag stuurinrichting bij botsingen

74/297/EEG

X

G

 
 

15

Sterkte van de zitplaatsen

74/408/EEG

D

G + D

G + D

G + D

16

Naar buiten uitstekende delen

74/483/EEG

X voor de cabine, A voor het overige deel

G voor de cabine, A voor het overige deel

 
 

17

Snelheidsmeter en achteruitrijinrichtingen

75/443/EEG

X

X

X

X

18

Voorgeschreven platen

76/114/EEG

X

X

X

X

19

Bevestigingspunten veiligheidsgordels

76/115/EEG

D

G + L

G + L

G + L

20

Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

76/756/EEG

A + N

A+G+N voor de cabine, A+N voor het overige deel

A+G+N voor de cabine, A+N voor het overige deel

A+G+N voor de cabine, A+N voor het overige deel

21

Retroreflectoren

76/757/EEG

X

X

X

X

22

Markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten

76/758/EEG

X

X

X

X

23

Richtingaanwijzers

76/759/EEG

X

X

X

X

24

Kentekenplaatverlichting

76/760/EEG

X

X

X

X

25

Koplichten (met gloeilampen)

76/761/EEG

X

X

X

X

26

Mistlichten vóór

76/762/EEG

X

X

X

X

27

Sleepinrichtingen

77/389/EEG

E

E

E

E

28

Mistlichten achter

77/538/EEG

X

X

X

X

29

Achteruitrijlichten

77/539/EEG

X

X

X

X

30

Parkeerlichten

77/540/EEG

X

X

X

X

31

Veiligheidsgordels

77/541/EEG

D

G + M

G + M

G + M

32

Zichtveld

77/649/EEG

X

G

 
 

33

Identificatie van bedieningsorganen

78/316/EEG

X

X

X

X

34

Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen

78/317/EEG

X

G + O

O

O

35

Ruitenwissers en -sproeiers

78/318/EEG

X

G + O

O

O

▼M23

36

Verwarmingssystemen

2001/56/EG

X

X

X

X

▼M17

37

Wielafschermingen

78/549/EEG

X

G

 
 

38

Hoofdsteunen

78/932/EEG

D

G + D

 
 

39

CO2-emissies/brandstofverbruik

80/1268/EEG

N/A

N/A

 
 

40

Motorvermogen

80/1269/EEG

X

X

X

X

41

Emissies van dieselmotoren

88/77/EEG

H

G + H

G + H

G + H

44

Massa's en afmetingen (personenwagens)

92/21/EEG

X

X

 
 

45

Veiligheidsglas

92/22/EEG

J

G + J

G + J

G + J

46

Banden

92/23/EEG

X

G

G

G

47

Snelheidsbegrenzers

92/24/EEG

 
 
 

X

48

Massa's en afmetingen (andere voertuigen dan die van punt 44)

97/27/EG

 
 

X

X

50

Koppelingen

94/20/EG

X

G

G

G

51

Ontvlambaarheid

95/28/EG

 
 
 

G voor de cabine, X voor het overige deel

52

Bussen en toerbussen

…/…/EG

 
 

A

A

53

Frontale botsing

96/79/EG

N/A

N/A

 
 

54

Zijdelingse botsing

96/27/EG

N/A

N/A

 
 

58

Bescherming van voetgangers

2003/102/EG

X

 
 
 

▼M26

59

Recycleerbaarheid

2005/64/EG

N/A

N/A

-

-

▼M27

60

Frontbeschermingsinrichting

2005/66/EG

X

(2)

-

-

▼M29

61

Klimaatregelingssysteem

2006/40/EG

X

X

 
 

▼M17

(1)   Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand.

(2)   Met een toelaatbare totale massa van niet meer dan 3,5 ton.




Aanhangsel 2

Gepantserde voertuigen



Nr.

Onderwerp

Richtlijn

M1

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

1

Geluidsniveau

70/157/EEG

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

2

Emissies

70/220/EEG

A

A

A

A

A

A

 
 
 
 

3

Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde

70/221/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

4

Plaats voor de achterste kentekenplaat

70/222/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

5

Stuurinrichting

70/311/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

6

Hang- en sluitwerk van deuren

70/387/EEG

X

 
 

X

X

X

 
 
 
 

7

Geluidssignaalinrichting

70/388/EEG

A + K

A + K

A + K

A + K

A + K

A + K

 
 
 
 

8

►M21  Inrichtingen voor indirect zicht ◄

71/127/EEG

A

A

A

A

A

A

 
 
 
 

9

Reminrichtingen

71/320/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

10

Onderdrukking radiostoring

72/245/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

11

Verontreiniging door dieselmotoren

72/306/EEG

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

12

Binneninrichting

74/60/EEG

A

 
 
 
 
 
 
 
 
 

13

Alarminstallaties en startonderbrekers

74/61/EEG

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

14

Gedrag stuurinrichting bij botsingen

74/297/EEG

N/A

 
 

N/A

 
 
 
 
 
 

15

Sterkte van de zitplaatsen

74/408/EEG

X

D

D

D

D

D

 
 
 
 

16

Naar buiten uitstekende delen

74/483/EEG

A

 
 
 
 
 
 
 
 
 

17

Snelheidsmeter en achteruitrij-inrichtingen

75/443/EEG

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

18

Voorgeschreven platen

76/114/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

19

Bevestigingspunten veiligheidsgordels

76/115/EEG

A

A

A

A

A

A

 
 
 
 

20

Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

76/756/EEG

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

21

Retroreflectoren

76/757/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

22

Markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten

76/758/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

23

Richtingaanwijzers

76/759/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

24

Kentekenplaatverlichting

76/760/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

25

Koplichten (met gloeilampen)

76/761/EEG

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

26

Mistlampen vóór

76/762/EEG

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

27

Sleepinrichtingen

77/389/EEG

A

A

A

A

A

A

 
 
 
 

28

Mistlichten achter

77/538/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

29

Achteruitrijlichten

77/539/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

30

Parkeerlichten

77/540/EEG

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

31

Veiligheidsgordels

77/541/EEG

A

A

A

A

A

A

 
 
 
 

32

Zichtveld

77/649/EEG

S

 
 
 
 
 
 
 
 
 

33

Identificatie van bedieningsorganen

78/316/EEG

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

34

Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen

78/317/EEG

A

O

O

O

O

O

 
 
 
 

35

Ruitenwissers en -sproeiers

78/318/EEG

A

O

O

O

O

O

 
 
 
 

▼M23

36

Verwarmingssystemen

2001/56/EG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

▼M17

37

Wielafschermingen

78/549/EEG

X

 
 
 
 
 
 
 
 
 

38

Hoofdsteunen

78/932/EEG

X

 
 
 
 
 
 
 
 
 

39

CO2-emissies/brandstofverbruik

80/1268/EEG

N/A

 
 
 
 
 
 
 
 
 

40

Motorvermogen

80/1269/EEG

X

X

X

X

X

X

 
 
 
 

41

Emissies van dieselmotoren

88/77/EEG

A

X

X

X

X

X

 
 
 
 

42

Zijdelingse bescherming

89/297/EEG

 
 
 
 

X

X

 
 

X

X

43

Opspatafschermingssystemen

91/226/EEG

 
 
 
 

X

X

 
 

X

X

44

Massa's en afmetingen (personenwagens)

92/21/EEG

X

 
 
 
 
 
 
 
 
 

45

Veiligheidsglas

92/22/EEG

N/A

N/A

N/A

N/A

N/A

N/A

N/A

N/A

N/A

N/A

46

Banden

92/23/EEG

A

A

A

A

A

A

A

A

A

A

47

Snelheidsbegrenzers

92/24/EEG

 
 

X

 

X

X

 
 
 
 

48

Massa's en afmetingen (andere voertuigen dan de in punt 44 genoemde)

97/27/EG

 

X

X

X

X

X

X

X

X

X

49

Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines

92/114/EEG

 
 
 

A

A

A

 
 
 
 

50

Koppelingen

94/20/EG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

51

Ontvlambaarheid

95/28/EG

 
 

X

 
 
 
 
 
 
 

52

Bussen en toerbussen

…/…/EG

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

53

Frontale botsing

96/79/EG

N/A

 
 
 
 
 
 
 
 
 

54

Zijdelingse botsing

96/27/EG

N/A

 
 

N/A

 
 
 
 
 
 

56

Voertuigen bedoeld voor het vervoer van gevaarlijke goederen

98/91/EG

 
 
 

(1)

(1)

(1)

(1)

(1)

(1)

(1)

57

Beschermingsinrichtingen aan de voorzijde

2000/40/EG

 
 
 
 

X

X

 
 
 
 

58

Bescherming van voetgangers

2003/102/EG

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

▼M26

59

Recycleerbaarheid

2005/64/EG

N/A

-

-

N/A

-

-

-

-

-

-

▼M27

60

Frontbeschermingsinrichting

2005/66/EG

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

▼M29

61

Klimaatregelingssysteem

2006/40/EG

X

 
 

W

 
 
 
 
 
 

▼M17

(1)   De voorschriften van Richtlijn 98/91/EG zijn alleen van toepassing indien de fabrikant EG-typegoedkeuring aanvraagt voor een voertuig dat bedoeld is voor het vervoer van gevaarlijke goederen.




Aanhangsel 3

Overige voertuigen voor speciale doeleinden (inclusief caravans)



Nr.

Onderwerp

Richtlijn

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

1

Geluidsniveau

70/157/EEG

H

H

H

H

H

 
 
 
 

2

Emissies

70/220/EEG

Q

Q

Q

Q

Q

 
 
 
 

3

Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde

70/221/EEG

F

F

F

F

F

X

X

X

X

4

Plaats voor de achterste kentekenplaat

70/222/EEG

A + R

A + R

A + R

A + R

A + R

A + R

A + R

A + R

A + R

5

Stuurinrichting

70/311/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

6

Hang- en sluitwerk van deuren

70/387/EEG

 
 

B

B

B

 
 
 
 

7

Geluidssignaalinrichting

70/388/EEG

X

X

X

X

X

 
 
 
 

8

Achteruitkijkspiegels

71/127/EEG

X

X

X

X

X

 
 
 
 

9

Reminrichtingen

71/320/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

10

Onderdrukking radiostoring

72/245/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

11

Verontreiniging door dieselmotoren

72/306/EEG

H

H

H

H

H

 
 
 
 

13

Alarminstallaties en startonderbrekers

74/61/EEG

X

X

X

X

X

 
 
 
 

14

Gedrag stuurinrichting bij botsingen

74/297/EEG

 
 

X

 
 
 
 
 
 

15

Sterkte van de zitplaatsen

74/408/EEG

D

D

D

D

D

 
 
 
 

17

Snelheidsmeter en achteruitrij-inrichtingen

75/443/EEG

X

X

X

X

X

 
 
 
 

18

Voorgeschreven platen

76/114/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

19

Bevestigingspunten veiligheidsgordels

76/115/EEG

D

D

D

D

D

 
 
 
 

20

Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

76/756/EEG

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

21

Retroreflectoren

76/757/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

22

Markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten

76/758/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

23

Richtingaanwijzers

76/759/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

24

Kentekenplaatverlichting

76/760/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

25

Koplichten (met gloeilampen)

76/761/EEG

X

X

X

X

X

 
 
 
 

26

Mistlampen

76/762/EEG

X

X

X

X

X

 
 
 
 

27

Sleepinrichtingen

77/389/EEG

A

A

A

A

A

 
 
 
 

28

Mistlichten achter

77/538/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

29

Achteruitrijlichten

77/539/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

30

Parkeerlichten

77/540/EEG

X

X

X

X

X

 
 
 
 

31

Veiligheidsgordels

77/541/EEG

D

D

D

D

D

 
 
 
 

33

Identificatie van bedieningsorganen

78/316/EEG

X

X

X

X

X

 
 
 
 

34

Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen

78/317/EEG

O

O

O

O

O

 
 
 
 

35

Ruitenwissers en -sproeiers

78/318/EEG

O

O

O

O

O

 
 
 
 

▼M23

36

Verwarmingssystemen

2001/56/EG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

▼M17

40

Motorvermogen

80/1269/EEG

X

X

X

X

X

 
 
 
 

41

Emissies van dieselmotoren

88/77/EEG

H

H

H

H

H

 
 
 
 

42

Zijdelingse bescherming

89/297/EEG

 
 
 

X

X

 
 

X

X

43

Opspatafschermingssystemen

91/226/EEG

 
 
 

X

X

 
 

X

X

45

Veiligheidsglas

92/22/EEG

J

J

J

J

J

J

J

J

J

46

Banden

92/23/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

47

Snelheidsbegrenzers

92/24/EEG

 

X

 

X

X

 
 
 
 

48

Massa's en afmetingen

97/27/EG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

49

Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines

92/114/EEG

 
 

X

X

X

 
 
 
 

50

Koppelingen

94/20/EG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

51

Ontvlambaarheid

95/28/EG

 

X

 
 
 
 
 
 
 

52

Bussen en toerbussen

…/…/EG

X

X

 
 
 
 
 
 
 

54

Zijdelingse botsing

96/27/EG

 
 

A

 
 
 
 
 
 

56

Voertuigen bedoeld voor het vervoer van gevaarlijke goederen

98/91/EG

 
 
 

X

X

X

X

X

X

57

Beschermingsinrichtingen aan de voorzijde

2000/40/EG

 
 
 

X

X

 
 
 
 

58

Bescherming van voetgangers

2003/102/EG

 
 
 
 
 
 
 
 
 

▼M26

59

Recycleerbaarheid

2005/64/EG

-

-

N/A

-

-

-

-

-

-

▼M27

60

Frontbeschermingsinrichting

2005/66/EG

-

-

-

-

-

-

-

-

-

▼M29

61

Klimaatregelingssysteem

2006/40/EG

 
 

W

 
 
 
 
 
 

▼M17




Aanhangsel 4

Mobiele kranen



Nr.

Onderwerp

Richtlijn

Mobiele kraan van categorie N3

1

Geluidsniveau

70/157/EEG

T

2

Emissies

70/220/EEG

X

3

Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde

70/221/EEG

X

4

Plaats voor de achterste kentekenplaat

70/222/EEG

X

5

Stuurinrichting

70/311/EEG

X krabbengang toegestaan

6

Hang- en sluitwerk van deuren

70/387/EEG

A

7

Geluidssignaalinrichting

70/388/EEG

X

8

Achteruitkijkspiegels

71/127/EEG

X

9

Reminrichtingen

71/320/EEG

U

10

Onderdrukking radiostoring

72/245/EEG

X

11

Verontreiniging door dieselmotoren

72/306/EEG

X

12

Binneninrichting

74/60/EEG

X

13

Alarminstallaties en startonderbrekers

74/61/EEG

X

15

Sterkte van de zitplaatsen

74/408/EEG

D

17

Snelheidsmeter en achteruitrij-inrichtingen

75/443/EEG

X

18

Voorgeschreven platen

76/114/EEG

X

19

Bevestigingspunten veiligheidsgordels

76/115/EEG

D

20

Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

76/756/EEG

A + Y

21

Retroreflectoren

76/757/EEG

X

22

Markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten

76/758/EEG

X

23

Richtingaanwijzers

76/759/EEG

X

24

Kentekenplaatverlichting

76/760/EEG

X

25

Koplichten (met gloeilampen)

76/761/EEG

X

26

Mistlampen

76/762/EEG

X

27

Sleepinrichtingen

77/389/EEG

A

28

Mistlichten achter

77/538/EEG

X

29

Achteruitrijlichten

77/539/EEG

X

30

Parkeerlichten

77/540/EEG

X

31

Veiligheidsgordels

77/541/EEG

D

33

Identificatie van bedieningsorganen

78/316/EEG

X

34

Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen

78/317/EEG

O

35

Ruitenwissers en -sproeiers

78/318/EEG

O

▼M23

36

Verwarmingssystemen

2001/56/EG

X

▼M17

40

Motorvermogen

80/1269/EEG

X

41

Emissies van dieselmotoren

88/77/EEG

V

42

Zijdelingse bescherming

89/297/EEG

X

43

Opspatafschermingssystemen

91/226/EEG

X

45

Veiligheidsglas

92/22/EEG

J

46

Banden

92/23/EEG

A, mits aan de voorschriften van ISO 10571:1995 (E) of van het ETRTO Standards Manual 1998 wordt voldaan

47

Snelheidsbegrenzers

92/24/EEG

X

48

Massa's en afmetingen

97/27/EEG

X

49

Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines

92/114/EEG

X

50

Koppelingen

94/20/EG

X

57

Beschermingsinrichtingen aan de voorzijde

2000/40/EG

X

Betekenis van de letters

X

Geen afwijkingen behalve die welke in de bijzondere richtlijn zijn vermeld.

N/A

Deze richtlijn is niet van toepassing op dit voertuig (geen voorschriften).

A

Afwijking toegestaan omdat volledige inachtneming niet mogelijk is vanwege speciale doeleinden. De fabrikant moet tot tevredenheid van de typegoedkeuringsinstantie aantonen dat het voertuig niet aan de voorschriften kan voldoen als gevolg van de speciale doeleinden.

B

Toepassing beperkt tot deuren die toegang geven tot de zitplaatsen bestemd voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt en wanneer de afstand tussen het R-punt van de zitplaats en het gemiddelde vlak van het deuroppervlak, loodrecht gemeten op het middenlangsvlak van het voertuig, niet meer dan 500 mm bedraagt.

C

Toepassing beperkt tot het gedeelte van het voertuig vóór de achterste zitplaats die bestemd is voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt, en eveneens beperkt tot de trefzone van het hoofd zoals gedefinieerd in Richtlijn 74/60/EEG.

D

Toepassing beperkt tot zitplaatsen die bestemd zijn voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt.

E

Alleen aan de voorzijde.

F

Wijziging van de plaats en lengte van de vulpijp en een andere plaats voor de inwendige tank is toegestaan.

G

Voorschriften overeenkomstig de categorie van het basis-/onvolledige voertuig (waarvan het chassis gebruikt is om het voertuig voor speciale doeleinden te bouwen). In het geval van onvolledige/voltooide voertuigen is het aanvaardbaar wanneer er wordt voldaan aan de voorschriften voor voertuigen van de overeenkomstige categorie N (uitgaande van de maximummassa).

H

Wijziging van de lengte van het uitlaatsysteem achter de laatste demper met niet meer dan 2 m is toegestaan zonder nieuwe tests.

▼M23 —————

▼M17

J

Voor alle andere vensterbeglazing dan de beglazing van de bestuurderscabine (voor- en zijruiten) mag het materiaal van veiligheidsglas of van harde kunststof zijn.

K

Extra noodalarmsystemen zijn toegestaan.

L

Toepassing beperkt tot zitplaatsen die bestemd zijn voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt. Voor alle achterzitplaatsen zijn als minimum bevestigingspunten voor heupgordels voorgeschreven.

M

Toepassing beperkt tot zitplaatsen die bestemd zijn voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt. Voor alle achterzitplaatsen zijn minimaal heupgordels verplicht.

N

Op voorwaarde dat alle verplichte verlichtingsinrichtingen geïnstalleerd zijn en dat de geometrische zichtbaarheid niet wordt beïnvloed.

O

Het voertuig moet aan de voorzijde uitgerust worden met een adequaat systeem.

▼M23 —————

▼M17

Q

Wijziging van de lengte van het uitlaatsysteem achter de laatste demper met niet meer dan 2 m is toegestaan zonder nieuwe tests. Een voor het meest representatieve basisvoertuig afgegeven EG-typegoedkeuring blijft geldig, ongeacht veranderingen van het referentiegewicht.

R

Op voorwaarde dat de kentekenplaten van alle lidstaten gemonteerd kunnen worden en goed zichtbaar blijven.

S

De lichtdoorlatendheidsfactor bedraagt ten minste 60 %; bovendien is de blinde hoek van de A-stijl niet meer dan 10o.

T

Uitsluitend met het volledige/voltooide voertuig uit te voeren test. Het voertuig kan worden getest overeenkomstig Richtlijn 70/157/EEG. Met betrekking tot bijlage I, punt 5.2.2.1, van Richtlijn 70/157/EEG gelden de volgende grenswaarden:

81 dB(A) voor voertuigen met een motorvermogen van minder dan 75 kW;

83 dB(A) voor voertuigen met een motorvermogen van 75 kW of meer, maar minder dan 150 kW;

84 dB(A) voor voertuigen met een motorvermogen van 150 kW of meer.

U

Uitsluitend met het volledige/voltooide voertuig uit te voeren test. Voertuigen met niet meer dan vier assen moeten aan alle voorschriften van Richtlijn 71/320/EEG voldoen. Voor voertuigen met meer dan vier assen zijn afwijkingen toegestaan, mits:

 deze door de bijzondere constructie worden gerechtvaardigd;

 aan alle remprestaties in verband met het parkeer-, bedrijfs- en hulpremsysteem, zoals voorgeschreven bij Richtlijn 71/320/EEG, is voldaan.

V

De naleving van Richtlijn 97/68/EG kan worden aanvaard.

▼M29

W

Alleen voor voertuigen van categorie N1, klasse I, zoals omschreven in bijlage I, punt 5.3.1.4, eerste tabel, van Richtlijn 70/220/EEG, zoals ingevoegd bij Richtlijn 98/69/EG.

▼M17

Y

Mits alle verplichte verlichtingsinrichtingen zijn geïnstalleerd.




BIJLAGE XII

BEPERKINGEN VOOR KLEINE SERIES EN RESTANTVOORRADEN

A.   BEPERKINGEN VOOR KLEINE SERIES



Categorie

Aantal voertuigen

M1

500

M2, M3

250

N1

500

N2, N3 (1)

250

O1, O2

500

O3, O4

250

(1)   Voor mobiele kranen bedraagt het aantal 20.

Een „familie van typen” bestaat uit voertuigen die op onderstaande essentiële punten niet van elkaar verschillen:

1. Met betrekking tot categorie M1:

 de fabrikant;

 essentiële constructie- en ontwerpaspecten:

 

 chassis/bodemplaat (duidelijke en fundamentele verschillen);

 motor (verbranding/elektrisch/hybride).

2. Met betrekking tot de categorieën M2 en M3:

 de fabrikant;

 categorie;

 essentiële constructie- en ontwerpaspecten:

 

 chassis/zelfdragende carrosserie (duidelijke en fundamentele verschillen);

 motor (verbranding/elektrisch/hybride);

 aantal assen.

3. Met betrekking tot de categorieën N1, N2 en N3:

 de fabrikant;

 categorie;

 essentiële constructie- en ontwerpaspecten:

 

 chassis/bodemplaat (duidelijke en fundamentele verschillen);

 motor (verbranding/elektrisch/hybride);

 aantal assen.

4. Met betrekking tot de categorieën O1, O2, O3 en O4:

 de fabrikant;

 categorie;

 essentiële constructie- en ontwerpaspecten:

 

 chassis/zelfdragende carrosserie (duidelijke en fundamentele verschillen);

 aantal assen;

 aanhangwagen/oplegger/middenasaanhangwagen;

 type remsysteem (bv. niet-beremd/inertie/bekrachtigd).

B.   BEPERKINGEN VOOR RESTANTVOORRADEN

Het maximumaantal volledige en voltooide voertuigen dat in een lidstaat in het verkeer wordt gebracht overeenkomstig de „restantvoorraad”-procedure, wordt op één van de volgende wijzen — naar keuze van de lidstaat — beperkt:

1. Het maximumaantal voertuigen van een of meer typen mag in het geval van categorie M1 niet meer bedragen dan 10 % en in het geval van alle andere categorieën niet meer dan 30 % van alle desbetreffende voertuigtypen die in de lidstaat in het voorgaande jaar in het verkeer zijn gebracht.

Mocht 10 %, respectievelijk 30 %, minder zijn dan 100 voertuigen, dan mag de lidstaat maximaal 100 voertuigen in het verkeer brengen, of

2. voertuigen van een bepaald type worden beperkt tot die waarvoor op of na de fabricagedatum een geldig certificaat van overeenstemming is afgegeven dat ten minste drie maanden na de datum van afgifte geldig is geweest maar vervolgens zijn geldigheid heeft verloren vanwege het van kracht worden van een bijzondere richtlijn.

Op het certificaat van overeenstemming van voertuigen die volgens deze procedure in het verkeer gebracht zijn, wordt een speciale aantekening gemaakt.




BIJLAGE XIII

image




BIJLAGE XIV

PROCEDURES VOOR DE MEERFASEN-EG-TYPEGOEDKEURING

1.   ALGEMEEN

1.1.

Het goede verloop van een meerfasen-EG-typegoedkeuring hangt af van samenwerking door alle betrokken fabrikanten. Met het oog hierop zorgen de goedkeuringsinstanties ervoor dat er, voordat goedkeuring aan de eerste of latere fase wordt verleend, goede afspraken zijn gemaakt tussen de desbetreffende fabrikanten wat betreft de levering en uitwisseling van documenten en gegevens, zodat het voltooide voertuigtype voldoet aan de technische voorschriften van alle desbetreffende bijzondere richtlijnen zoals voorgeschreven in bijlage IV of XI. Dergelijke informatie omvat gegevens met betrekking tot relevante goedkeuringen van systemen, onderdelen en afzonderlijke technische eenheden, alsmede van voertuigdelen die bij het niet-volledige voertuig behoren, maar nog niet zijn goedgekeurd.

1.2.

De overeenkomstig deze bijlage verleende EG-typegoedkeuringen zijn afgestemd op de staat van voltooiing van het type voertuig en omvatten alle voor eerdere fasen verleende goedkeuringen.

1.3.

Iedere bij een meerfasen-EG-typegoedkeuring betrokken fabrikant is verantwoordelijk voor de goedkeuring en overeenstemming van de productie van alle systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden die door hem zijn vervaardigd dan wel door hem aan de vorige bouwfase zijn toegevoegd. Hij is niet verantwoordelijk voor aspecten die in een vroegere fase goedgekeurd zijn, behalve wanneer hij de desbetreffende delen zo sterk wijzigt dat de eerder verleende goedkeuring ongeldig wordt.

2.   PROCEDURES

De typegoedkeuringsinstantie gaat als volgt te werk:

a) Zij controleert of alle relevante EG-typegoedkeuringen op grond van bijzondere richtlijnen van toepassing zijn op de juiste normen in de desbetreffende bijzondere richtlijn.

b) Zij zorgt ervoor dat alle relevante gegevens, al naar gelang van de staat van voltooiing van het voertuig, opgenomen worden in het informatiedossier.

c) Zij vergewist zich er aan de hand van de verstrekte documentatie van dat de specificatie(s) en gegevens van deel I van het voertuiginformatiedossier zich ook bij de gegevens van de informatiepakketten en/of de goedkeuringsformulieren van de desbetreffende EG-typegoedkeuringen op grond van bijzondere richtlijnen bevinden. Indien bij een voltooid voertuig een nummer van een punt van deel I van het informatiedossier niet vermeld is in de informatiedossiers voor de bijzondere richtlijnen, vergewist zij zich ervan dat het desbetreffende onderdeel of kenmerk in overeenstemming is met de gegevens van het informatiedossier.

d) Zij inspecteert van een aantal voertuigen van het goed te keuren type delen en systemen, of laat deze inspecteren, om na te gaan of het (de) voertuig(en) gebouwd is (zijn) overeenkomstig de desbetreffende gegevens van het gewaarmerkte informatiepakket met betrekking tot alle in dit verband van belang zijnde EG-typegoedkeuringen op grond van bijzondere richtlijnen.

e) Zij controleert (indien van toepassing) de installatie van afzonderlijke technische eenheden of laat deze controles verrichten.

3.

Het aantal in de zin van punt 2, onder d), te inspecteren voertuigen moet voldoende zijn om, rekening houdend met de staat van voltooiing van het voertuig en volgens onderstaande criteria, een adequate controle mogelijk te maken van de verschillende combinaties waarvoor EG-typegoedkeuring moet worden verleend:

 motor,

 versnellingsbak,

 aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen),

 gestuurde assen (aantal en plaats),

 carrosserievormen,

 aantal deuren,

 kant van het stuur,

 aantal zitplaatsen,

 niveau van de uitrusting.

4.

IDENTIFICATIE VAN HET VOERTUIG

In de tweede en latere fasen bevestigt iedere fabrikant ter aanvulling van de bij Richtlijn 76/114/EEG (laatste versie) voorgeschreven plaat nog een plaat op het voertuig, waarvan in het aanhangsel bij deze bijlage een model wordt gegeven. Deze plaat wordt vast bevestigd op een in het oog springende en gemakkelijk toegankelijke plaats op een onderdeel dat normaal niet wordt vervangen. Hierop moeten duidelijk en onuitwisbaar in onderstaande volgorde de volgende gegevens worden vermeld:

 naam van de fabrikant,

 de delen 1, 3 en 4 van het EG-typegoedkeuringsnummer,

 goedkeuringsfase,

 voertuigidentificatienummer,

 toelaatbare maximummassa van het voertuig ( 8 ),

 toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie (indien het voertuig een aanhangwagen mag trekken) (8) ,

 toelaatbare maximummassa op iedere as; assen in volgorde van voren naar achteren vermelden (8) ,

 in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de toelaatbare maximummassa op de koppelinrichting (8) .

Tenzij hierboven anders vermeld, moet de plaat aan de eisen van Richtlijn 76/114/EEG voldoen.




Aanhangsel

Model van de extra fabrieksplaat

Onderstaand voorbeeld dient uitsluitend ter indicatie.

image




BIJLAGE XV

image



( 1 ) PB nr. C 160 van 18. 12. 1969, blz. 7.

( 2 ) PB nr. C 48 van 16. 4. 1969, blz. 14.

( 3 ) PB nr. L 225 van 10. 8. 1992, blz. 72.

( 4 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

( 5 ) Aan onderdelen en afzonderlijke technische eenheden wordt een merkteken toegekend overeenkomstig de bepalingen van de desbetreffende bijzondere richtlijn.

( 6 ) Aanwijzingen voor de planning van en de werkwijze bij de beoordeling zijn te vinden in de geharmoniseerde norm ISO 10011, delen 1, 2 en 3, van 1991.

( 7 ) D.w.z. de relevante bijzondere richtlijn wanneer het goed te keuren product een systeem, onderdeel of technische eenheid is, en Richtlijn 70/156/EEG wanneer het over een volledig voertuig gaat.

( 8 ) Alleen vermelden wanneer deze waarde tijdens de lopende goedkeuringsfase is veranderd.

Top