Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022AE4926

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De kracht van handelspartnerschappen: samen voor groene en rechtvaardige groei (COM(2022) 409 final)

EESC 2022/04926

PB C 140 van 21.4.2023, p. 69–74 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.4.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/69


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De kracht van handelspartnerschappen: samen voor groene en rechtvaardige groei

(COM(2022) 409 final)

(2023/C 140/12)

Rapporteur:

Tanja BUZEK

Raadpleging

Europese Commissie, 26.7.2022

Rechtsgrond

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Besluit van de voltallige vergadering

13.7.2022

Bevoegde afdeling

Afdeling Externe Betrekkingen

Goedkeuring door de afdeling

20.12.2022

Goedkeuring door de voltallige vergadering

24.1.2023

Zitting nr.

575

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

158/3/4

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de mededeling, waarmee een belangrijke stap in de goede richting wordt gezet. Een open, op regels gebaseerd handelsstelsel wordt steeds belangrijker, maar tegelijk is het zaak het potentieel van de handel te benutten om duurzame ontwikkeling te bevorderen.

1.2.

Het is in de ogen van het EESC van cruciaal belang dat het handelsbeleid kan rekenen op de nodige politieke legitimiteit en steun om handelsovereenkomsten te kunnen afsluiten. Een gezond economisch herstel vereist dat met handelspartners uit alle uithoeken van de wereld wordt samengewerkt, en dat daarbij oog is voor duurzaamheid.

1.3.

Het EESC staat achter deze brede evaluatie waarin een nieuwe benchmark voor handel en duurzame ontwikkeling wordt vastgelegd en waardeert het dat de Commissie een aantal van zijn aanbevelingen heeft verwerkt in de actiepunten, met name wat betreft de versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld en de interne adviesgroepen.

1.4.

Het EESC is van mening dat de interne adviesgroepen nog verder kunnen worden versterkt, zowel op het niveau van de overeenkomst als van de uitvoering. Het betreurt evenwel dat er geen stappen worden gezet om het maatschappelijk middenveld nauwer bij het onderhandelingsproces te betrekken.

1.5.

Het EESC benadrukt dat duidelijkere en gedetailleerdere bepalingen inzake handel en duurzame ontwikkeling nodig zijn zodat het gemakkelijker wordt om routekaarten vast te stellen en de handelspartners beter begrijpen wat van hen wordt verwacht. Het betreurt dat een rechtvaardige transitie niet wordt uitgeroepen tot overkoepelend concept.

1.6.

Het EESC is ingenomen met de nieuwe beleidsoriëntatie, waarbij wordt uitgegaan van een meer resultaatgerichte aanpak, meer transparantie, een grotere rol voor het maatschappelijk middenveld en meer gerichte steun, en waarbij tegelijkertijd de inzet wordt verhoogd door handelssancties mogelijk te maken als laatste redmiddel.

1.7.

Het EESC is van mening dat deze elementen deel moeten uitmaken van alle overeenkomsten en via een gerichte en landspecifieke aanpak met op maat gesneden doelstellingen moeten worden ingezet. De Commissie dient erop toe te zien dat de bepalingen in het kader van de verschillende handelsstelsels en de verschillende handelsovereenkomsten ten uitvoer worden gelegd en dat daarbij zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met bestaande overeenkomsten.

1.8.

Het EESC is ingenomen met de doelstelling om duurzaamheid in toekomstige handelsovereenkomsten te integreren en beklemtoont het belang van zowel ecologische als sociale duurzaamheidsoverwegingen in overheidsopdrachten. Het erkent dat het van cruciaal belang is deze aanpak af te stemmen op andere autonome instrumenten, dit met het oog op de samenhang en een wederzijds versterkend effect.

1.9.

De Commissie zou meer moeten inzetten op multilateraal overleg en zou waar mogelijk met de partners moeten samenwerken bij de uitvoering van de strategie inzake handel en duurzame ontwikkeling.

2.   Achtergrond

2.1.

Sinds de sluiting van de Economische Partnerschapsovereenkomst EU-Cariforum en de vrijhandelsovereenkomst EU-Korea neemt de EU bepalingen inzake handel en duurzame ontwikkeling op in haar handelsovereenkomsten. Alle handelsovereenkomsten van de “nieuwe generatie” bevatten sindsdien specifieke hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling, waarvan het toepassingsgebied geleidelijk aan is verruimd.

2.2.

Een mechanisme voor monitoring door het maatschappelijk middenveld is voor deze overeenkomsten bijzonder nuttig. De interne adviesgroepen van de EU en de partnerlanden, waarin de expertise van milieu-, arbeids- en bedrijfsorganisaties wordt samengebracht, adviseren de partijen over de tenuitvoerlegging van de hoofdstukken over duurzame ontwikkeling; sinds de overeenkomst tussen de EU en het VK spreken zij zich uit over alle onderdelen van handelsovereenkomsten. Het EESC, dat fungeert als secretariaat voor alle interne adviesgroepen van de EU, heeft zijn steun zowel op organisatorisch als op politiek vlak vergroot, onder meer met de organisatie van een jaarlijkse vergadering van alle interne adviesgroepen. De Europese Commissie erkende de rol van het EESC in haar Jaarverslag over de tenuitvoerlegging en handhaving 2022.

2.3.

In juni 2022 heeft de Commissie, na een openbare raadpleging, haar nieuwe strategie voor duurzame ontwikkeling uiteengezet in de mededeling “De kracht van handelspartnerschappen: samen voor groene en rechtvaardige groei”. In deze evaluatie wordt prioriteit gegeven aan een proactievere samenwerking met partners, een gerichte en landspecifieke aanpak van handel en duurzame ontwikkeling, de integratie van duurzaamheid ook buiten de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling, meer toezicht op de uitvoering van de verbintenissen inzake handel en duurzame ontwikkeling, de versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld en betere handhaving van de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling door handelssancties mogelijk te maken. De Commissie bevestigt in alle hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling dezelfde bindende toezeggingen, maar pleit er daarnaast voor de uitvoering van haar doelstellingen inzake handel en duurzame ontwikkeling beter af te stemmen op de verschillende uitdagingen, behoeften en capaciteiten.

2.4.

Het Europees Parlement (EP) en de Raad hebben hun steun uitgesproken voor de nieuwe aanpak en hebben meer in detail aangegeven wat zij verwachten (1). In de EP-resolutie wordt expliciet verwezen naar het advies van het EESC over “De volgende generatie hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling — Herziening van het 15-puntenactieplan” (2).

3.   Een nieuwe benchmark voor handel en duurzame ontwikkeling

3.1.

Dat een geïntegreerde aanpak van handel en duurzaamheid de nieuwe norm is, blijkt al uit een aantal internationale handelsovereenkomsten, ook buiten het handelsnetwerk van de EU. Het EESC is voorstander van een evenwichtig en transparant handelsbeleid dat eerlijke concurrentie tussen internationale marktdeelnemers ondersteunt en ervoor zorgt dat voor iedereen dezelfde regels en sociale, arbeids- en milieunormen gelden en het handelskader beide partijen ten goede komt.

3.2.

Het EESC dringt er al lang op aan dat duurzaamheid een van de aanjagers van het handelsbeleid wordt, aangezien handel een belangrijke rol moet spelen bij het verwezenlijken van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG’s). Het is ermee ingenomen dat de Commissie heeft gekozen voor een alomvattende evaluatie die vergezeld gaat van een openbare raadpleging, en een vergelijkend overzicht biedt van de bepalingen en goede praktijken inzake handel en duurzame ontwikkeling in de vrijhandelsovereenkomsten van een aantal derde landen; ook is het een goede zaak dat tijdens het hele proces bilaterale en bredere bijeenkomsten met het maatschappelijk middenveld worden gehouden. Deze grondige aanpak toont duidelijk aan dat de Commissie vast voornemens is de evaluatie dit keer tot een goed einde te brengen.

3.3.

Het EESC steunt de ambitie van de Commissie om duurzaamheid in alle toekomstige handelsovereenkomsten te integreren en partnerlanden ertoe te bewegen verregaandere toezeggingen te doen met betrekking tot de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling. Dit houdt in dat handelspartners bij de verwezenlijking van de doelstellingen inzake handel en duurzame ontwikkeling moeten worden ondersteund via technische bijstand, capaciteitsopbouw, stimulansen, financiële bijstand en de ontwikkeling van beleidsinstrumenten in het algemeen.

3.4.

In de mededeling worden zes beleidsprioriteiten en belangrijke actiepunten belicht. Het EESC is van mening dat alle nieuwe elementen onderdeel moeten uitmaken van alle overeenkomsten en vakkundig moeten worden ingezet, via een gerichte en landspecifieke aanpak met op maat gesneden doelstellingen als leidend beginsel.

3.5.

Het EESC waardeert het dat de Commissie gevolg heeft gegeven aan een aantal van zijn aanbevelingen, met name waar het gaat om de mogelijkheid van handelssancties als laatste redmiddel, gedetailleerde en tijdgebonden routekaarten waarbij het maatschappelijk middenveld toezicht uitoefent, en collectieve horizontale monitoring door EU-diensten, institutionele en internationale actoren. Het EESC is vooral ingenomen met de versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld en met name van de interne adviesgroepen, waarnaar in verschillende actiepunten wordt verwezen.

3.6.

In alle toekomstige handelsovereenkomsten van de EU, met inbegrip van de overeenkomsten die nog op de onderhandelingstafel liggen, dient rekening te worden gehouden met de nieuwe benchmark voor handel en duurzame ontwikkeling. Daarnaast moet deze de basis vormen voor de modernisering van alle lopende vrijhandelsovereenkomsten, met name de overeenkomsten van de eerste generatie zonder hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling; daarbij moet zo snel mogelijk werk worden gemaakt van herzieningsclausules. Ook in al afgesloten maar nog niet volledig geratificeerde vrijhandelsovereenkomsten moet zo veel mogelijk rekening worden gehouden met deze nieuwe beginselen. Mocht het vanwege tijdsgebrek niet mogelijk zijn om een vrijhandelsovereenkomst opnieuw te openen, dan kunnen bepalingen worden opgenomen om het handelscomité in staat te stellen besluiten tot wijziging van het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling te nemen, zoals is gebeurd met het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling in de overeenkomst met Nieuw-Zeeland.

3.7.

Naar verwachting zal dit met name het geval zijn voor de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen de EU en Canada en de vroegtijdige herziening van het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling waarmee beide partijen in het gezamenlijk uitleggingsinstrument hebben ingestemd. Het EESC en de interne adviesgroepen van de EU en van Canada dringen er al lang bij de partijen op aan om de verbintenis in verband met een effectievere afdwingbaarheid van de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling na te komen, los van een eventuele verdere modernisering van de overeenkomst op een later tijdstip. Het EESC is ingenomen met het feit dat in het geval van Nieuw-Zeeland al werk wordt gemaakt van de nieuwe aanpak, onder meer in verband met het voornemen om de fundamentele beginselen en rechten op het werk van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) aan te vullen met het recht op een veilige en gezonde werkomgeving. Ook positief zijn de recente voorstellen van de EU in het kader van de lopende onderhandelingen met India.

3.8.

Het EESC is ingenomen met het streven om duurzaamheid op te nemen in alle overeenkomsten, en om met name duurzaamheidsoverwegingen op te nemen in overheidsopdrachten, waarbij zowel ecologische als sociale aspecten centraal moeten staan. Daarnaast is het een goede zaak dat prioriteit wordt gegeven aan markttoegang voor milieugoederen en -diensten en voor grondstoffen en energiegoederen die essentieel zijn voor de werking van een koolstofneutrale economie. Wel betreurt het dat amper aandacht uitgaat naar de bredere dimensie van ecologisch duurzame handel en de gevolgen voor arbeid en mensenrechten. Ook betreurt het dat een rechtvaardige transitie niet wordt uitgeroepen tot overkoepelend concept, aangezien in de Overeenkomst van Parijs zelf wordt verwezen naar de vereisten van een rechtvaardige transitie voor de beroepsbevolking en het scheppen van fatsoenlijk werk en hoogwaardige banen. In de recente gezamenlijke conclusies van het Forum van het maatschappelijk middenveld EU-Korea (3) wordt erkend dat de taskforce voor een rechtvaardige transitie in de zeevaart van de sociale partners uit de internationale maritieme sector moet worden aangemerkt als beste praktijk.

3.9.

EU-handelsovereenkomsten worden in toenemende mate aangevuld met autonome EU-maatregelen op het gebied van ecologische, economische en sociale duurzaamheid. De meest recente voorbeelden zijn het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM) en de voorstellen inzake passende zorgvuldigheid, ontbossing en een verbod op producten die met behulp van dwangarbeid zijn vervaardigd. Het is een goede zaak dat het interne en het handelsbeleid op elkaar worden afgestemd om echte veranderingen in de praktijk teweeg te brengen. Het EESC is het ermee eens dat de EU bij het ontwerpen van aanvullende autonome instrumenten ter ondersteuning van duurzaamheid de nodige ambitie aan de dag moet leggen. Met het oog op een coherent handelsbeleid in het belang van het bedrijfsleven, de werknemers en het maatschappelijk middenveld, is het belangrijk dat de instrumenten in hun geheel worden bekeken. Deze autonome maatregelen mogen er echter niet toe leiden dat de lat lager wordt gelegd waar het gaat om het goedkeuren, uitvoeren en handhaven van de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling; bedoeling is dat er een wederzijds versterkend effect is.

3.10.

Ook neemt de EU duurzaamheidsbepalingen op in de unilaterale preferenties in het kader van haar stelsel van algemene preferenties (SAP). Het EESC is ingenomen met het recente voorstel van de Commissie voor een nieuwe EU-verordening en moedigt de medewetgevers aan de mededeling over handel en duurzame ontwikkeling in de nieuwe verordening te integreren. Het EESC is van mening dat het SAP-stelsel transparanter moet zijn en baat zou hebben bij openbare routekaarten op basis van een analyse van de lacunes. Voorts moet de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld worden vergroot en moet de bijlage worden bijgewerkt, nu ook veiligheid en gezondheid op het werk zijn opgenomen in de fundamentele IAO-verdragen.

3.11.

Duurzaamheid werd voor het eerst opgenomen in de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) tijdens de 12e Ministeriële Conferentie; zo worden schadelijke visserijsubsidies wereldwijd aan banden gelegd en ligt de focus op milieuduurzaamheid. Het EESC pleit al langer voor nauwere samenwerking tussen de WTO en de IAO, om zo fatsoenlijk werk en arbeidsnormen te bevorderen door middel van handelsinstrumenten. Het zou graag zien dat de nieuwe strategie inzake handel en duurzame ontwikkeling binnen de WTO meer aandacht krijgt en dat allianties worden aangegaan om de samenwerking met betrekking tot de doelstellingen van de strategie te verdiepen. Als eerste stap in die richting zou de EU verder moeten gaan dan bilaterale verbintenissen en een plurilaterale conferentie over handel en duurzame ontwikkeling moeten houden met partners bij de vrijhandelsovereenkomsten en gelijkgestemde landen, om ervaringen met de uitvoering en handhaving van de bepalingen inzake handel en duurzame ontwikkeling in de verschillende handelsovereenkomsten uit te wisselen en gezamenlijk na te denken over bepalingen van de nieuwe generatie.

4.   Van plan tot actie: Invoering van de nieuwe aanpak inzake handel en duurzame ontwikkeling en opvullen van de lacunes

Naar een resultaatgerichte en op prioriteiten gebaseerde samenwerking met partnerlanden

4.1.

Het EESC is ingenomen met de aanpak op maat van de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling, met inbegrip van een vroegtijdige analyse van de lacunes om landspecifieke prioriteiten en routekaarten voor de uitvoering vast te stellen. Ook moet in het kader van deze aanpak worden ingezet op samenwerking met de relevante organen, waaronder EU-instellingen, internationale organisaties zoals de IAO en de VN, maar ook het maatschappelijk middenveld en de interne adviesgroepen.

4.2.

Voorbeelden van routekaarten op maat zijn het “duurzaamheidspact EU-Bangladesh” en de routekaarten van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Vietnam; in beide gevallen was de IAO in een vroeg stadium bij een en ander betrokken en werd aangetoond dat een institutionele speler die met beide handelspartijen samenwerkt en ter plaatse inlichtingen verstrekt unieke voordelen biedt. In het geval van Vietnam heeft dit tot een gunstig overloopeffect geleid: de interne adviesgroepen hebben namelijk opgeroepen tot de uitwerking van een vergelijkbaar stappenplan voor de uitvoering van de milieuverbintenissen.

4.3.

Het EESC wijst nogmaals op het belang van sterkere routekaarten, die de inspanningen voorafgaand aan de uitvoering kunnen ondersteunen en die specifiek, concreet, openbaar en tijdgebonden moeten zijn en moeten worden vastgesteld in overeenstemming met de handelspartner; bedoeling is namelijk dat de routekaarten dienen als instrument voor een betere monitoring, uitvoering en eventueel handhaving van de verbintenissen inzake handel en duurzame ontwikkeling.

4.4.

Als het publiek beter op de hoogte wordt gebracht van onder meer de routekaarten en de uitvoering daarvan, zal dat een constructieve en bredere betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld mogelijk maken.

Sterkere nadruk op uitvoering en handhaving

4.5.

De versterking van de uitvoering en handhaving van de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling is een welkome stap voorwaarts, waarmee wordt tegemoetgekomen aan de verwachtingen van bedrijven en andere handelspartners in verband met een gelijk speelveld, alsook aan het streven van zowel bedrijven, vakbonden, het maatschappelijk middenveld als consumenten om duurzaamheid te bevorderen via handel.

4.6.

Hoe een ander in de praktijk uitwerkt zal echter worden bepaald door de nauwkeurigheid van die hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling. Routekaarten kunnen weliswaar een steun in de rug zijn, maar het is evenzeer belangrijk de verplichtingen op het niveau van de overeenkomst te verduidelijken. Al tijdens de eerste inbreukprocedure met betrekking tot handel en duurzame ontwikkeling tegen Korea bleek dat de term “niet-aflatende en aanhoudende inspanningen” te vaag is. Duidelijkere en gedetailleerde verbintenissen maken dat de partijen ook beter begrijpen wat van hen wordt verwacht en helpt hen gedurende het hele uitvoeringsproces.

4.7.

In het kader van de lopende hervorming van het douanewetboek van de Unie merkt het EESC in het algemeen op dat handelsregels voornamelijk worden uitgevoerd door nationale douaneautoriteiten; het daarmee samenhangende gebrek aan uniforme uitvoering, middelen en capaciteitsopbouw dreigt de concurrentie te verstoren en een doeltreffende handhaving in het gedrang te brengen.

4.8.

De creatie van de functie van hoge ambtenaar voor handhaving van de handelsregels en van het nieuwe centrale toegangspunt (SEP) is een goede zaak; het gaat namelijk om belangrijke stappen in de verbetering van de uitvoering van de verbintenissen inzake handel en duurzame ontwikkeling en de organisatie van klachten. Het EESC is dan ook ingenomen met het feit dat de Commissie heeft toegezegd evenveel gewicht te zullen toekennen aan vermeende inbreuken op de bepalingen inzake handel en duurzame ontwikkeling. Samen met de bovengenoemde invoering van routekaarten met benchmarks kan het SEP een belangrijk instrument worden om de verbintenissen van het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling beter te doen naleven.

4.9.

Het EESC verwelkomt ook de herziening van de operationele richtsnoeren voor het SEP, maar dringt wel aan op verdere verduidelijking. Het blijft onduidelijk wat de bewijsnormen zijn, in welke mate het SEP bewijsmateriaal over beschuldigingen zal verzamelen en welke rechtsmiddelen klagers kunnen verwachten. Tot nog toe is via het SEP slechts één klacht over inbreuken op het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling ingediend, en het EESC stelt vast dat de voorlopige beoordeling vertraging heeft opgelopen. Dit toont aan dat het SEP in toekomstige hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling moet worden verankerd; geactualiseerde richtsnoeren zouden toekomstige klagers kunnen helpen.

4.10.

Het EESC merkt op dat de sancties beperkt blijven tot ernstige schendingen van de belangrijkste verbintenissen inzake handel en duurzame ontwikkeling, namelijk de fundamentele IAO-beginselen en -rechten op het werk en de Overeenkomst van Parijs. Wel dient de Commissie te verduidelijken hoe wordt bepaald wat een ernstige schending is en hoe de sancties worden vastgesteld; het EESC stelt voor dat zij nagaat of deze aspecten aan de routekaarten kunnen worden gekoppeld.

4.11.

Het EESC roept de Commissie nogmaals op om samen met de handelspartners te bekijken of innovatieve instrumenten voor snelle respons kunnen worden ingezet bij concrete inbreuken op bedrijfsniveau, zoals dat momenteel met succes gebeurt in het kader van de vrijhandelsovereenkomst tussen de VS, Mexico en Canada (USMCA).

5.   Mogelijkheden om de interne adviesgroepen verder te versterken

5.1.

Interne adviesgroepen zijn van cruciaal belang voor de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling en dragen bij tot een positieve dynamiek in de samenwerking en dialoog tussen handelspartners. De leden van interne adviesgroepen vertegenwoordigen organisaties die contacten hebben gelegd met hun tegenhangers uit het maatschappelijk middenveld in partnerlanden. Anders dan politici en ambtenaren beschikken zij daarmee over waardevolle praktijkervaring. Ook zijn interne adviesgroepen een vooralsnog ongebruikte bron van knowhow over horizontale kwesties op het gebied van handel en duurzame ontwikkeling die ten volle benut moet worden.

5.2.

Het EESC heeft altijd fel gepleit voor een versterking van de rol van de interne adviesgroepen en heeft concrete voorstellen van het maatschappelijk middenveld overgenomen (4). Het is dan ook voorstander van meer betrokkenheid van de interne adviesgroepen bij alle fasen van de levenscyclus van handelsovereenkomsten. Een eerste stap in dit verband is meer aandacht voor de oprichting van interne adviesgroepen, met name in partnerlanden waar het maatschappelijk middenveld weinig ruimte inneemt en waar samenwerking tussen de regering en het maatschappelijk middenveld niet voor de hand ligt.

5.3.

Handelspartners kunnen de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld op verschillende manieren aanpakken. Het EESC merkt echter op dat in de SDG’s, en met name in doelstelling 17, die door alle VN-lidstaten — waaronder de handelspartners van de EU — zijn aangenomen, wordt erkend dat de maatschappelijke organisaties een cruciale rol spelen bij de verwezenlijking van het wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling. Deze verwachting moet duidelijk tot uiting komen in de geest en het institutionele kader van de overeenkomsten.

5.4.

Het is van cruciaal belang dat met meer kennis van zaken wordt onderhandeld over de bepalingen van het kader voor de interne adviesgroepen. Zonder voldoende duidelijke bepalingen in de overeenkomst zullen de interne adviesgroepen het de komende jaren lastig hebben. De rol van interne adviesgroepen moet specifieker worden beschreven en het is aan de partijen ervoor te zorgen dat de organen van de adviesgroepen geschikt zijn voor het beoogde doel, met name wanneer bestaande organen die rol toebedeeld krijgen. Op basis van de lessen die zijn getrokken uit de oprichting van interne adviesgroepen, zoals in de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan, moet een kader voor samenwerking tussen interne adviesgroepen en hun interactie met het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling worden ondersteund en gefaciliteerd. Wat niet uitdrukkelijk in de overeenkomst wordt vermeld, zal in de praktijk moeilijker te realiseren zijn. De vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Korea toont aan dat de participatie van de academische wereld, met name in interne adviesgroepen van partnerlanden, nog steeds te wensen overlaat wat betreft representativiteit en de geest van echte betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld.

5.5.

Het EESC is voorts van mening dat de aan de interne adviesgroepen toegewezen toezichthoudende rol met betrekking tot de concrete uitvoering gericht moet zijn op alle aspecten die van invloed zijn op de duurzaamheid van vrijhandelsovereenkomsten. Een dergelijke rol moet altijd hand in hand gaan met het toezicht op de routekaarten voor de uitvoering en daadwerkelijke toegang tot de gemengde comités. Het betrekken van de interne adviesgroepen bij de vaststelling van landspecifieke prioriteiten en de werkprogramma’s inzake handel en duurzame ontwikkeling zal de praktische uitvoering van de taken vergemakkelijken. Wel dienen de maatschappelijke organisaties tijdige, goed onderbouwde en op feiten gebaseerde bijdragen te leveren, die essentieel zijn voor het vaststellen, prioriteren en aanpakken van kwesties op het gebied van handel en duurzame ontwikkeling.

5.6.

Voortdurende uitwisselingen en contacten moeten de dialoog tussen leden van de interne adviesgroepen uit de EU en de partnerlanden aanzwengelen. Het is van cruciaal belang dat de interne EU-adviesgroepen onderling alsook de interne adviesgroepen van de EU en de partnerlanden meer vergaderen; daarbij moet worden overwogen om te werken via specifieke thematische subgroepen of gerichte workshops. Ook tussentijdse bijeenkomsten van de regeringen van de handelspartners, die verder gaan dan de jaarlijkse fora van het maatschappelijk middenveld, zouden een stap in de goede richting zijn. Deze gezamenlijke vergaderingen zouden de interne adviesgroepen in staat moeten stellen het forum van het maatschappelijk middenveld en het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling van de partijen informatie te verschaffen en een nuttige bijdrage te leveren door middel van gezamenlijke verklaringen; ook zouden de voorzitters en vicevoorzitters van de interne adviesgroepen hun standpunten kunnen presenteren in het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling, zoals al gebruikelijk is in het kader van de CETA en de overeenkomst met Korea.

5.7.

De interne adviesgroepen en de ondersteunende secretariaten van de interne adviesgroepen van het EESC moeten voldoende financiële middelen en technische bijstand krijgen om hen in staat te stellen hun taken naar behoren uit te voeren en aan de verwachtingen te voldoen. Ook zullen de diensten van de Commissie voldoende middelen moeten uittrekken om werk te maken van de versterkte aanpak inzake handel en duurzame ontwikkeling. Het is zaak nauwgezet een voorlopige balans op te maken van de ervaringen met duurzaamheidsbepalingen die verder gaan dan het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling en in de hele handelsoverkomst zijn geïntegreerd, zoals het geval is in de handels- en samenwerkingsovereenkomst met het VK. Uitbreiding van de samenstelling van de interne adviesgroep zodat de hele handelsovereenkomst bestreken wordt, kan onbedoelde gevolgen hebben voor de vereiste knowhow van de interne adviesgroep op het gebied van handel en duurzame ontwikkeling.

5.8.

Het is een goede zaak dat de deskundigengroep handel en duurzame ontwikkeling nauwere contacten onderhoudt met de lidstaten en dat het EP streeft naar nauwere samenwerking met de interne adviesgroepen, wat onder meer inhoudt dat een jaarlijks debat zal worden gehouden met vertegenwoordigers van de interne adviesgroepen. Ook beschouwt het EESC regelmatige nauwe contacten tussen de monitoringgroepen en de vaste rapporteurs van het EP enerzijds en de respectieve interne adviesgroepen anderzijds als een essentieel onderdeel van het collectieve toezicht.

5.9.

Het EESC wijst op een belangrijke lacune in de levenscyclus van de overeenkomsten: het maatschappelijk middenveld zou veel nauwer moeten worden betrokken bij het onderhandelingsproces. Het EESC heeft voorstellen gedaan in verband met een nieuwe onderhandelingsmethode (5), waarbij een nieuwe routekaart wordt opgesteld om ervoor te zorgen dat de maatschappelijke organisaties en sociale partners daadwerkelijk bij de onderhandelingen worden betrokken. Dit voorstel heeft tot doel de transparantie en tegelijk ook de vertrouwelijkheid van het onderhandelingsproces te waarborgen.

5.10.

Het EESC betreurt in dit verband dat de mededeling voorbij gaat aan zijn herhaalde oproep om de deskundigengroep inzake vrijhandelsovereenkomsten weer in te stellen, en verzoekt de Commissie met klem alsnog stappen in die richting te nemen. De oprichting van deze groep werd beschouwd als een cruciale stap in de strategie van de Commissie om het maatschappelijk middenveld nauwer bij het handelsbeleid te betrekken en de transparantie te vergroten en was een logische voortzetting van de TTIP-adviesgroep. De leden uit het Europese bedrijfsleven, de vakbonden en het maatschappelijk middenveld kregen zo de kans om de onderhandelingen over alle EU-handelsovereenkomsten in een bepaalde richting te sturen en input te leveren voor belangrijke EU-voorstellen, onder meer in verband met de hervorming van de WTO; als permanent forum kon de groep zinvolle en degelijke standpunten over het EU-handelsbeleid formuleren en zo de verschillende belangengroepen die zij vertegenwoordigde helpen bij het aanpakken van de uitdagingen en kansen in het kader van handelsovereenkomsten; zij kon daarmee meer bereiken dan met de ad-hocbijeenkomsten in het kader van de dialoog met het maatschappelijk middenveld mogelijk was. Met de toegenomen aandacht voor de uitvoering en handhaving van de handelsagenda van de EU zou een vernieuwde deskundigengroep als permanent orgaan ook waardevolle sturing en advies kunnen geven.

Brussel, 24 januari 2023.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  Resolutie van het Europees Parlement van 6 oktober 2022 over het resultaat van de herziening door de Commissie van het actieplan van 15 punten inzake handel en duurzame ontwikkeling (2022/2692(RSP)) en Conclusies van de Raad over de evaluatie van de hoofdstukken inzake handel en duurzaamheid, 17 oktober 2022.

(2)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de volgende generatie hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling — Herziening van het 15-puntenactieplan (initiatiefadvies) (PB C 105 van 4.3.2022, blz. 40).

(3)  Gezamenlijke conclusies van de interne adviesgroep Korea en de interne adviesgroep van de EU, september 2022.

(4)  Non-Paper over de interne adviesgroepen van de EU, oktober 2021.

(5)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over een nieuw kader voor vrijhandels-, economische partnerschaps- en investeringsovereenkomsten dat daadwerkelijke betrokkenheid van maatschappelijke organisaties en de sociale partners garandeert en zorgt voor publiek bewustzijn (initiatiefadvies) (PB C 290 van 29.7.2022, blz. 11).


Top