EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document E2013C0464

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 464/13/COL van 27 november 2013 houdende de 91e wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door invoeging van een nieuw hoofdstuk betreffende de toepassing, vanaf 1 december 2013 , van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis ( „De bancaire richtsnoeren van 2013” )

PB L 264 van 4.9.2014, p. 6–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2013/464/oj

4.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/6


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

nr. 464/13/COL

van 27 november 2013

houdende de 91e wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door invoeging van een nieuw hoofdstuk betreffende de toepassing, vanaf 1 december 2013, van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis („De bancaire richtsnoeren van 2013”)

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA („DE AUTORITEIT”),

Gezien artikel 5, lid 2, onder b), van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie („de Toezichtsovereenkomst”),

Overwegende hetgeen volgt:

De Autoriteit acht het noodzakelijk om richtsnoeren te publiceren betreffende de toepassing van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis.

In juli 2013 heeft de Europese Commissie een mededeling vastgesteld betreffende de toepassing, vanaf 1 augustus 2013, van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis („de bankenmededeling van 2013”) (1).

Deze mededeling is ook voor de Europese Economische Ruimte relevant.

Een eenvormige toepassing van de EER-staatssteunregels in de hele Europese Economische Ruimte dient te worden verzekerd overeenkomstig de homogeniteitsdoelstelling die in artikel 1 van de EER-overeenkomst is vastgesteld.

De Autoriteit dient, ingevolge punt II onder de titel „ALGEMEEN” op bladzijde 11 van bijlage XV bij de EER-overeenkomst, na overleg met de Commissie, besluiten vast te stellen die met de besluiten van de Commissie overeenstemmen.

De Autoriteit heeft in dat verband de Europese Commissie op 14 augustus 2013 en de EVA-staten geraadpleegd bij brieven van 14 november 2013,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De richtsnoeren staatssteun worden gewijzigd door een nieuw hoofdstuk in te voegen betreffende de toepassing, vanaf 1 december 2013, van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis („de bancaire richtsnoeren van 2013”).

Het nieuwe hoofdstuk is in de bijlage bij dit besluit opgenomen.

Artikel 2

Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek.

Gedaan te Brussel, 27 november 2013.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Oda Helen SLETNES

De voorzitter

Sverrir Haukur GUNNLAUGSSON

Lid van het College


(1)  PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1.


BIJLAGE

DEEL VIII — TIJDELIJKE REGELS BETREFFENDE DE FINANCIËLE CRISIS

Richtsnoeren betreffende de toepassing, vanaf 1 december 2013, van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis („bancaire richtsnoeren van 2013”)  (1)

1.   INLEIDING

1.

Sinds het uitbreken van de financiële crisis heeft de Autoriteit vijf staatssteunrichtsnoeren en verlengingsrichtsnoeren voor 2011 en 2012 vastgesteld (2) (hierna tezamen „de crisisrichtsnoeren” genoemd). In die richtsnoeren waren, wat staatssteun ten behoeve van de financiële sector tijdens de financiële crisis betreft, gedetailleerde aanwijzingen te vinden met betrekking tot de criteria voor de verenigbaarheid binnen de Europese Economische Ruimte („de EER”), op grond van artikel 61, lid 3, onder b), van de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”).

2.

De crisisrichtsnoeren bieden een omvattend raamwerk voor gecoördineerd optreden ter ondersteuning van de financiële sector om de financiële stabiliteit veilig te stellen, en tegelijk de verstoringen van de concurrentie tussen banken en tussen EER-staten tot een minimum te beperken. Deze richtsnoeren zetten de voorwaarden uiteen voor toegang tot staatssteun en de eisen waaraan voldaan moet worden om dit soort steun met de werking van de EER-overeenkomst verenigbaar te kunnen verklaren in het licht van de staatssteunbeginselen zoals die in de EER-overeenkomst zijn beschreven. Met deze crisisrichtsnoeren zijn de staatssteunregels voor overheidssteun aan de financiële sector regelmatig bijgewerkt wanneer het nodig bleek om deze, in het licht van het verloop van de crisis, aan te passen. Recente ontwikkelingen vergen een verdere bijwerking van de crisisrichtsnoeren.

Rechtsgrondslag

3.

De crisisrichtsnoeren, maar ook alle individuele beschikkingen over steunmaatregelen en steunregelingen die onder die richtsnoeren vallen, zijn vastgesteld met artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst als rechtsgrondslag; die bepaling staat, bij wijze van uitzondering, steun toe om een ernstige verstoring in de economie van een EVA-staat op te heffen.

4.

Sinds het uitbreken van de crisis is al heel wat werk verzet om de problemen van de financiële sector aan te pakken. Door het verloop van de crisis moest een aantal bepalingen van het steunkader voor het redden en herstructureren van ondernemingen in moeilijkheden worden aangepast, zonder dat de mogelijkheid wordt uitgesloten om, bij wijze van uitzondering, een beroep te doen op aanzienlijke steun van de overheid. Ondanks de uitzonderlijke inzet van budgettaire en monetaire instrumenten die hielpen te voorkomen dat de crisis verder zou uitdiepen, blijft het economische herstel zeer kwetsbaar en ongelijk in de EER. De financiële sector in een aantal EVA-staten staat, als gevolg van de economische terugval en het deleveragen van publieke of particuliere schulden, nog voor verdere uitdagingen wat betreft de toegang tot termijnfinanciering en de kwaliteit van activa. De druk op de financiële markten en het risico op ruimere negatieve overloopeffecten blijven aanhouden.

5.

De voortdurende spanningen op de staatsschuldmarkten maken de aanhoudende volatiliteit op de financiële markten pijnlijk duidelijk. De nauwe onderlinge verwevenheid en de sterke onderlinge afhankelijkheid binnen de financiële sector in de EER doet de markten verder voor besmetting vrezen. De hoge volatiliteit van financiële markten, de onzekere economische vooruitzichten en het daaruit voortvloeiende aanhoudende risico op een ernstige verstoring in de economie van EVA-staten rechtvaardigt dat EVA-staten, bij wijze van vangnet, de mogelijkheid moeten blijven houden om ten behoeve van de financiële sector crisissteun te verlenen op grond van artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst.

6.

Onder die omstandigheden van aanhoudende druk op financiële markten en gezien het risico op ruimere negatieve overloopeffecten is de Autoriteit van mening dat de voorwaarden om artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst te kunnen toepassen op staatssteun in de financiële sector, nog steeds vervuld zijn. De toepassing van die afwijking blijft echter alleen mogelijk zolang de crisissituatie blijft aanhouden die daadwerkelijk uitzonderlijke omstandigheden creëert waardoor de financiële stabiliteit in ruimere zin bedreigd wordt.

Financiële stabiliteit als overkoepelende doelstelling

7.

Bij de reactie op de financiële crisis, en in het kader van de crisisrichtsnoeren, was financiële stabiliteit steeds de overkoepelende doelstelling voor de Autoriteit; tegelijk werd ook geprobeerd om staatssteun en de verstoringen van de mededinging tussen banken en tussen EER-staten tot een minimum te beperken. Financiële stabiliteit houdt in dat moet worden voorkomen dat aanzienlijke negatieve overloopeffecten naar de rest van het bancaire systeem plaatsvinden die het gevolg kunnen zijn van het faillissement van een kredietinstelling, maar ook dat moet worden verzekerd dat het bancaire systeem als geheel voor voldoende kredietverlening aan de reële economie blijft zorgen. Financiële stabiliteit blijft centraal staan wanneer de Autoriteit staatssteun aan de financiële sector in het licht van deze richtsnoeren moet beoordelen. De Autoriteit zal bij het uitvoeren van die beoordeling rekening houden met het feit dat de crisis is uitgegroeid van een acute, systeembrede probleemsituatie naar een toestand van meer fundamentele economische moeilijkheden in delen van de EER, met daaraan verbonden een hoger risico op fragmentering van de EER-markt.

8.

Die overkoepelende doelstelling vindt haar neerslag niet alleen in de mogelijkheid voor banken in ademnood om toegang te krijgen tot staatssteun wanneer dat noodzakelijk is voor de financiële stabiliteit, maar ook in de wijze waarop herstructureringsplannen worden beoordeeld. In dat verband dient te worden beklemtoond dat zonder een gezonde financiële sector geen financiële stabiliteit kan worden verzekerd. Kapitaalversterkingsplannen moeten dus worden beoordeeld in nauwe samenspraak met de bevoegde toezichthouder, zodat de levensvatbaarheid binnen een redelijke termijn en op een stevige en houdbare basis kan worden hersteld; anders zou de faillerende instelling gecontroleerd moeten worden ontmanteld.

9.

Wanneer de Autoriteit de staatssteunregels op individuele zaken toepast, houdt zij niettemin rekening met de macro-economische randvoorwaarden die van invloed zijn op zowel de levensvatbaarheid van de banken als op de noodzaak voor de reële economie in een bepaalde EVA-staat om toegang te krijgen tot krediet van gezonde banken. Bij haar beoordeling van de herstructureringsplannen van banken zal de Autoriteit rekening blijven houden met de specifieke kenmerken van de betrokken instelling en de betrokken EVA-staat. Met name zal zij een evenredige beoordeling maken van de levensvatbaarheid van banken op lange termijn wanneer de behoefte aan staatssteun is ontstaan door de schuldencrisis en niet het gevolg is van het nemen van buitensporige risico's (3). Een en ander zal tot uiting komen in de beoordeling die de Autoriteit moet maken van de noodzaak om een gelijk speelveld in de hele EER in stand te houden, met name rekening houdende met de ontwikkeling van de lastendeling binnen de EER.

10.

Bovendien zal de Autoriteit, wanneer grote delen van de financiële sector in een EVA-staat moeten worden geherstructureerd, bij haar beoordeling van de herstructureringsplan van individuele banken, een gecoördineerde benadering proberen te hanteren, zodat er een systeembreed antwoord kan worden geboden. Meer bepaald heeft de Autoriteit die benadering al gevolgd voor de EVA-staten die in een economisch aanpassingsprogramma zitten. Daarbij dient de Autoriteit meer bepaald te laten meewegen wat de gecombineerde effecten van de herstructurering van individuele instellingen op sectoraal niveau (bijvoorbeeld in termen van marktstructuur) en voor de economie als geheel zijn, met name wat betreft de afdoende kredietverlening aan de reële economie op stevige en houdbare basis.

11.

Voorts toetst de Autoriteit, bij haar beoordeling van maatregelen voor de lastendeling en maatregelen om de concurrentieverstoringen te beperken, de voorgenomen maatregelen (zoals afstotingen) op hun haalbaarheid en op hun impact op de marktstructuur en de toegangsbarrières. Tegelijk dient de Autoriteit erop toe te zien dat oplossingen die in een specifieke zaak of voor een bepaalde EVA-staat zijn gekozen, sporen met de doelstelling dat moet worden voorkomen dat verregaande asymmetrieën tussen EER-staten gaan ontstaan, die de EER-markt verder zouden kunnen fragmenteren en voor financiële instabiliteit zouden kunnen zorgen, hetgeen het herstel binnen de EER zou belemmeren.

Ontwikkeling van het regelgevingskader en noodzaak van een herziening van de crisisrichtsnoeren

12.

Sinds de crisis is uitgebroken, heeft de Europese Unie op het gebied van instellingen en regelgeving een aantal veranderingen doorgevoerd die de veerkracht van de financiële sector moeten versterken en die de preventie, het beheer en de oplossing van bankencrises moeten verbeteren. De Europese Raad is het eens geworden om verdere initiatieven te ontplooien die de Economische en Monetaire Unie stevigere fundamenten moeten geven, door de oprichting van een Bankenunie, waarvoor de eerste stappen zijn gezet met een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism — SSM) en een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (Single Resolution Mechanism — SRM) voor kredietinstellingen die zijn gevestigd in een EU-lidstaat die deelneemt aan het SSM. EU-lidstaten zijn het ook eens geworden om een stabiliteitsmechanisme op te zetten waarmee, in geval van nood, financiële middelen kunnen worden verstrekt aan leden en hun banken. Op het tijdstip van de vaststelling van deze richtsnoeren was er nog geen besluit genomen over de mogelijke betrokkenheid van de EER-/EVA-staten in de initiatieven om de Bankenunie op te richten (4).

13.

De infasering van maatregelen neemt onvermijdelijk een zekere tijd in beslag, bijvoorbeeld om wetgeving van kracht te laten worden of om de afwikkelingsfondsen te kunnen opbouwen. Een aantal van die maatregelen blijft beperkt tot de eurozone. In afwachting daarvan hebben de steeds verder uiteenlopende mate van economisch herstel binnen de EER, de noodzaak om overheidsschulden en particuliere schulden af te bouwen en te consolideren, en het bestaan van kwetsbare punten in de financiële sector geleid tot aanhoudende spanningen op de financiële markten en tot een fragmentering die de werking van de EER-markt in toenemende mate verstoort. De integriteit van de EER-markt moet daarom worden beschermd, onder meer door een aanscherping van de staatssteunregels. Een aanpassing van de crisisrichtsnoeren kan, doordat de markten meer duidelijkheid geboden wordt, bijdragen tot een soepele overgang naar het nieuwe raamwerk zoals de Europese Commissie dat in haar voorstel voor een richtlijn voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen heeft uitgewerkt (5). De aanpassing van de crisisrichtsnoeren kan ook bijdragen aan een doortastendere herstructurering van en betere lastendeling voor alle staatssteun ontvangende banken in de hele EER-markt.

14.

Het staatssteuntoezicht op de financiële sector overlapt soms ook met de taken van toezichthouders in de EVA-Staten. Zo kunnen bijvoorbeeld toezichthouders eisen dat op het gebied van corporate governance en beloningspraktijken aanpassingen plaatsvinden, eisen die voor staatssteun ontvangende banken vaak ook in herstructureringsplannen zijn opgenomen. In dergelijke gevallen is, zonder afbreuk te doen aan de uitsluitende bevoegdheid van de Autoriteit op het gebied van staatssteuntoezicht, coördinatie tussen de Autoriteit en de bevoegde toezichthouders van belang. Gezien de ontwikkeling van het regelgevings- en toezichtskader in de EER, en met name in de eurozone, zal de Autoriteit — net als vandaag — nauw contact houden met toezichthouders, om ervoor te zorgen dat de verschillende taken en verantwoordelijkheid van alle betrokken autoriteiten soepel op elkaar aansluiten.

Lastendeling

15.

De crisisrichtsnoeren maken duidelijk dat, zelfs tijdens de crisis, de algemene beginselen van het staatssteuntoezicht van toepassing blijven. Met name dient, om de verstoring van de mededinging tussen banken en tussen EER-staten te beperken en om moral hazard aan te pakken, de steun tot het noodzakelijke minimum beperkt te blijven en dient de begunstigde van de steun een passende eigen bijdrage te leveren aan de kosten van de herstructurering. De bank en haar aandeelhouders dienen zo veel mogelijk uit eigen middelen aan de herstructurering bij te dragen (6). Steun van de overheid dient te worden verleend op voorwaarden waarmee investeerders in de bank op passende wijze in de lasten delen.

16.

Sinds de crisis is uitgebroken heeft de Autoriteit, wanneer zij steun aan banken op zijn verenigbaarheid beoordeelde, ten opzichte van het bedrag aan steun dat die banken ontvingen ten minste een minimumdeelname in de lasten geëist, met name door het beschikbare kapitaal verliezen te laten absorberen en door het betalen van een passende vergoeding voor overheidsmaatregelen. Voorts heeft zij, om te voorkomen dat middelen zouden wegvloeien, voor het inkopen van hybride instrumenten regels ingesteld en een verbod op couponbetalingen en dividenduitkeringen opgelegd. De Autoriteit heeft echter geen vooraf bepaalde drempels voor eigen bijdragen of verdere voorwaarden opgelegd (7).

17.

In de eerste fasen van de crisis gingen EER-staten doorgaans niet verder dan de minimumeisen van de staatssteunregels ten aanzien van ex-ante lastendeling, en werd ter wille van de financiële stabiliteit van crediteuren niet verlangd dat zij zouden bijdragen aan het redden van kredietinstellingen.

18.

De staatsschuldencrisis heeft echter duidelijk gemaakt dat dit soort beleid niet voor financiële stabiliteit op lange termijn kan zorgen, met name voor EER-staten die door de kosten van bail-outs van banken hun begrotingspositie sterk verzwakt zagen. Sommige EER-staten moesten immers verder gaan dan de minimumvoorwaarden in het kader van de staatssteunregels en moesten een nieuwe rechtskader creëren om vooraf strengere voorwaarden inzake lastendeling af te dwingen. Die ontwikkeling heeft ertoe geleid dat er, wat de benadering van de lastendeling betreft, verschillen zijn ontstaan tussen EER-staten, met name tussen EER-staten die zich beperkten tot de minimumvoorwaarden in het kader van de staatssteunregels, en EER-staten die verder zijn gegaan dan die voorwaarden en een bail-in van investeerders of crediteurs hebben geëist. Dit verschil tussen EER-staten in de aanpak van de lastendeling heeft geresulteerd in uiteenlopende fundingkosten voor banken, afhankelijk van hoe hoog de kans op een bail-in werd ingeschat op basis van de begrotingssterkte van een EER-Staat. Deze verschillen vormen een bedreiging voor de integriteit van de EER-markt en dreigen het gelijke speelveld te ondermijnen, dat het staatssteuntoezicht net wil veiligstellen.

19.

In het licht van de hierboven geschetste ontwikkelingen dienen de minimumeisen inzake lastendeling te worden verscherpt. Voordat een bank enige vorm van herstructureringssteun kan krijgen (of het nu gaat om een herkapitalisatiemaatregel of een maatregel ten behoeve van probleemactiva), moeten alle kapitaal genererende maatregelen — daaronder begrepen de omzetting van achtergestelde schuld — zijn uitgeput, zonder daarbij fundamentele rechten en de financiële stabiliteit in het gedrang te brengen. Aangezien herstructureringssteun nodig is om te voorkomen dat de ontmanteling van een bank ongecontroleerd plaatsvindt, dienen, om de steun tot het minimum te beperken, die maatregelen inzake lastendeling te worden nageleefd, ongeacht de initiële solvabiliteit van de bank. Daarom zullen EVA-staten, voordat zij een bank herstructureringssteun verlenen, ervoor moeten zorgen dat de aandeelhouders en houders van achtergesteld kapitaal voor de vereiste bijdrage zorgen of moeten zij het nodige rechtskader creëren om dit soort bijdragen te kunnen krijgen.

20.

In beginsel is de toepassing van maatregelen om concurrentieverstoringen te beperken, afhankelijk van de mate van lastendeling, waarbij ook rekening wordt gehouden met de evolutie van de mate van lastendeling bij gesteunde banken over de hele EER. In verder gelijke omstandigheden betekent een versterkte lastendeling dat er minder maatregelen nodig zijn om concurrentieverstoringen aan te pakken. Hoe dan ook moeten maatregelen ter beperking van de concurrentieverstoring zo zijn afgeregeld dat daarmee zoveel mogelijk de marktsituatie wordt benaderd die zich had voorgedaan indien de begunstigde van de steun de markt had verlaten als hij geen steun had ontvangen.

Een procedure voor een daadwerkelijke herstructurering en de verdere modernisering van het raamwerk

21.

Hoewel bepaalde steunfaciliteiten voor banken behouden dienen te blijven zodat een antwoord kan worden geboden op de aanhoudende onrust op de financiële markten, dienen bepaalde procedures en voorwaarden te worden aangescherpt en verder te worden ontwikkeld. Ook moet het rechtskader verder op de ontwikkeling van de markt worden afgestemd, een proces dat in juni 2010 werd ingezet met het optrekken van de garantiepremie (8) en met de verlengingsrichtsnoeren van 2011 werd voortgezet (9).

22.

Dankzij de bancaire richtsnoeren van 2008 konden EVA-staten reddingsregelingen opzetten, zonder daarmee echter de beschikbaarheid van ad-hocmaatregelen uit te sluiten. Gezien de omvang van de crisis en het volledige wegspoelen van het vertrouwen binnen de hele financiële sector in de EER — waardoor onder meer de interbancaire markt ging opdrogen — had de Autoriteit besloten dat zij alle maatregelen zou goedkeuren die EVA-staten nodig hadden om de stabiliteit van het financiële systeem veilig te stellen, onder meer ook reddingsmaatregelen en herkapitalisatieregelingen. Door de tijdelijke goedkeuring van reddingssteun in de vorm van zowel garanties als herkapitalisatiemaatregelen en maatregelen ten behoeve van probleemactiva kon — met succes — paniek worden afgewend en het vertrouwen van de markten worden hersteld.

23.

Nu de marktomstandigheden echter zijn gewijzigd, is er minder behoefte aan structurele reddingsmaatregelen die uitsluitend worden toegekend na een voorlopige beoordeling die ervan uitgaat dat nagenoeg alle banken moeten worden gered, en die de beoordeling ten gronde van het herstructureringsplan uitstelt tot een later stadium. Die aanpak hielp weliswaar mee te voorkomen dat de hele financiële sector onherstelbare schade zou oplopen en zou instorten, maar vertraagde vaak ook de herstructureringsinspanningen van individuele begunstigden. Het feit dat pas laat werd ingegrepen om de problemen van banken aan te pakken, heeft er in een aantal gevallen toe geleid dat de rekening voor de belastingbetaler uiteindelijk hoger uitviel. In deze richtsnoeren wordt het beginsel geformuleerd dat herkapitalisatiemaatregelen en maatregelen ten behoeve van probleemactiva pas zullen worden toegestaan nadat het herstructureringsplan van de bank is goedgekeurd. Deze benadering biedt de garantie dat het steunbedrag veel nauwkeuriger is bepaald, dat de oorzaken van de problemen van de banken al zijn opgespoord en in een vroeg stadium zijn aangepakt, en dat de financiële stabiliteit verzekerd wordt. Garantieregelingen zullen nog steeds beschikbaar blijven om banken aan liquide middelen te helpen. Dit soort regelingen kan echter alleen dienen om liquide middelen te verschaffen aan banken zonder kapitaaltekort, volgens de definitie van de bevoegde toezichthouder (10).

24.

In deze richtsnoeren wordt uiteengezet welke wijzigingen aan de parameters voor de verenigbaarheid van crisissteun aan banken vanaf 1 december 2013 nodig zijn. Meer bepaald betekent dit dat deze richtsnoeren:

a)

de bancaire richtsnoeren van 2008 vervangen en het nodige houvast bieden wat betreft de verenigbaarheidscriteria voor liquiditeitssteun;

b)

de herkapitalisatierichtsnoeren en de richtsnoeren probleemactiva aanpassen en aanvullen;

c)

de herstructureringsrichtsnoeren aanvullen met meer gedetailleerde aanwijzingen over de lastendeling door aandeelhouders en achtergestelde crediteuren;

d)

het beginsel vastleggen dat geen maatregel inzake herkapitalisatie of activabescherming kan worden verleend zonder dat vooraf een herstructureringsplan is goedgekeurd, en een procedure voorstellen voor de permanente goedkeuring van dit soort maatregelen;

e)

het nodige houvast bieden betreffende de verenigbaarheidsvoorwaarden voor liquidatiesteun.

2.   TOEPASSINGSGEBIED

25.

De Autoriteit zal de beginselen die in deze richtsnoeren en in alle crisisrichtsnoeren zijn geformuleerd, toepassen op alle kredietinstellingen (11) (hierna ook „banken” genoemd) (12). Kredietinstellingen zijn onderling nauw verweven, zodat het ongecontroleerde faillissement van één kredietinstelling bijzonder negatief kan uitwerken op het financiële systeem als geheel. Het vertrouwen in kredietinstellingen kan plots volledig verdwijnen, hetgeen zware gevolgen kan hebben voor hun liquiditeit en solvabiliteit. Eén complexe instelling die in ademnood geraakt, kan tot systemische stress leiden in de financiële sector, hetgeen dan weer ook zeer negatieve effecten kan hebben op de economie als geheel — bijvoorbeeld door de rol van kredietinstellingen bij de kredietverlening aan de reële economie — en zo de financiële stabiliteit mogelijk in gevaar kan brengen.

26.

De Autoriteit zal de in deze richtsnoeren en in alle crisisrichtsnoeren geformuleerde beginselen, in voorkomend geval, op overeenkomstige wijze toepassen op verzekeringsondernemingen in de zin van artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG van de Raad (13), artikel 4 van Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad (14) of artikel 1, onder b), van Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad (15).

27.

Alle steun aan dit soort instellingen die in een EVA-staat zijn opgericht, daaronder begrepen dochterondernemingen van die instellingen, en met activiteiten van betekenis in een EVA-staat of EU-lidstaat, zullen op basis van deze richtsnoeren worden onderzocht.

3.   HERKAPITALISATIEMAATREGELEN EN MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN PROBLEEMACTIVA

28.

Herkapitalisatiemaatregelen en maatregelen ten behoeve van probleemactiva (zoals activagaranties) worden meestal verleend om een kapitaaltekort op te vangen. Voor de toepassing van deze richtsnoeren wordt onder „kapitaaltekort” verstaan een kapitaaltekort dat is geconstateerd bij een kapitaaltest, een stresstest, een doorlichting van de kwaliteit van activa of een vergelijkbare exercitie op het niveau van de EER, de eurozone of op nationaal niveau, in voorkomend geval bevestigd door de bevoegde toezichthouder. Dit soort steun van de overheid is doorgaans permanent en kan niet eenvoudig worden teruggedraaid.

29.

Gezien het in de praktijk onomkeerbare karakter van dit soort maatregelen en de begrotingsgevolgen voor de EVA-staten die deze toekennen en gelet op de beschikkingspraktijk van de Autoriteit tijdens de crisis, kan de Autoriteit in beginsel voor dit soort maatregelen pas toestemming verlenen wanneer de betrokken EVA-staat aantoont dat alle maatregelen om dit soort steun tot het noodzakelijke minimum te beperken, maximaal zijn benut. Met het oog daarop wordt EVA-staten verzocht een kapitaalversterkingsplan in te dienen, vóór of in het kader van de indiening van een herstructureringsplan. Een kapitaalversterkingsplan dient met name maatregelen te bevatten waarmee banken hun kapitaal versterken en mogelijke maatregelen om de aandeelhouders en achtergestelde crediteuren van de bank in de lasten te doen delen.

30.

Met een kapitaalversterkingsplan, gecombineerd met een grondige doorlichting van de kwaliteit van de activa van de bank en een vooruitziend kapitaaltoereikendheidsonderzoek, zou de EVA-staat, in samenspraak met de Autoriteit en de bevoegde toezichthouder, nauwkeurig moeten kunnen bepalen hoe groot het kapitaaltekort van een bank (nog) is dat door staatssteun moet worden gedekt. Wanneer er nog een kapitaaltekort is dat met staatssteun moet worden gedekt, dient een herstructureringsplan te worden ingediend.

31.

Voor het beoordelen van het herstructureringsplan dat herstructureringssteun omvat, blijven de herstructureringsrichtsnoeren als basis dienen, behalve wat betreft de voorwaarden inzake kapitaalversterking en lastendeling die moeten zijn opgenomen in het kapitaalversterkingsplan dat vóór of als onderdeel van het herstructureringsplan wordt ingediend (zie de punten 32, 33 en 34).

3.1.   EEN KAPITAALTEKORT AANPAKKEN — PRENOTIFICATIE EN AANMELDING VAN HERSTRUCTURERINGSSTEUN

32.

Zodra is komen vast te staan dat een kapitaaltekort waarschijnlijk zal leiden tot een verzoek om staatssteun, dienen alle maatregelen te worden getroffen om de kosten voor het wegwerken van dat tekort voor de EVA-staat tot een minimum te beperken. Met het oog daarop wordt EVA-staten verzocht prenotificatiecontacten aan te gaan met de Autoriteit. Tijdens die vrijwillige prenotificatiecontacten zal de Autoriteit bijstand verlenen met betrekking tot de vraag hoe de verenigbaarheid van de herstructureringssteun te garanderen, en met name de vraag hoe de voorwaarden inzake lastendeling in overeenstemming met de staatssteunregels toe te passen. Als basis voor die prenotificatie dient een kapitaalversterkingsplan dat de EVA-staat en de bank hebben uitgewerkt en dat door de bevoegde toezichthouder wordt gesteund. Dit plan dient te bevatten:

a)

een lijst van de kapitaalversterkende maatregelen die de bank moet nemen, en van de (potentiële) maatregelen om aandeelhouders en achtergestelde crediteuren in de lasten te doen delen;

b)

mechanismen die moeten beletten dat middelen uit de bank wegvloeien, zoals bijvoorbeeld wanneer de bank een belang verwerft in andere ondernemingen, dividend uitkeert of coupons betaalt.

33.

De EVA-staat dient een gedetailleerde methodiek mee te delen en de — door de bevoegde toezichthouder gevalideerde — inputdata die werden gebruikt om het kapitaaltekort te bepalen. Die methodiek dient te worden gepresenteerd per bedrijfssegment.

34.

Nadat het kapitaalversterkingsplan is ingediend en daarin de uitkomsten zijn verwerkt van de doorlichting van de kwaliteit van de activa van de bank en een vooruitziend kapitaaltoereikendheidsonderzoek, moet de EVA-staat het resterende kapitaaltekort bepalen dat door staatssteun zou moeten worden gedekt. De Autoriteit zal de EVA-staten voorstellen om te overleggen over het herstructureringsplan voordat het wordt aangemeld. Zodra over het herstructureringsplan overeenstemming is bereikt, kan de EVA-staat het herstructureringsplan formeel aanmelden. De Autoriteit zal herkapitalisatiemaatregelen of maatregelen ten behoeve van probleemactiva pas als herstructureringssteun goedkeuren nadat overeenstemming over het herstructureringsplan is bereikt.

3.1.1.   Maatregelen van de bank om haar kapitaal te versterken

35.

In het door de bevoegde toezichthouder goedgekeurde kapitaalversterkingsplan dient de begunstigde aan te geven en, voor zover mogelijk, zonder evenwel zijn levensvatbaarheid in gedrang te brengen, alle kapitaalversterkende maatregelen ten uitvoer te leggen die ten uitvoer kunnen worden gelegd. Bij dit soort maatregelen dient het name te gaan om:

a)

rechtenemissies;

b)

vrijwillige omzetting van achtergestelde schuldinstrumenten in eigen vermogen, op basis van een risicoafhankelijke prikkel;

c)

liability management-exercities (LME's) die in beginsel 100 % kapitaal moeten genereren indien het kapitaaltekort niet volledig kan worden opgevangen en dus staatssteun nodig is;

d)

kapitaal opleverende verkopen van activa en portefeuilles;

e)

de effectisering van portefeuilles om kapitaal te genereren uit niet-kernactiviteiten;

f)

het inhouden van winst, en

g)

andere maatregelen die de kapitaalbehoeften doen afnemen.

36.

Indien de aangegeven maatregelen in het kapitaalversterkingsplan zijn vermeld als maatregelen die niet binnen zes maanden na de indiening van dat plan ten uitvoer kunnen worden gelegd, zal de Autoriteit de bevoegde toezichthouder raadplegen om na te gaan of zij die voorgenomen maatregelen als kapitaalversterkende maatregelen in aanmerking moet nemen.

37.

Het management van banken moet de nodige prikkels krijgen om in goede tijden ingrijpend te herstructureren — en zodoende de behoefte aan een beroep op staatssteun tot een minimum te beperken. Daarom dient, wanneer een beroep op staatssteun redelijkerwijs had kunnen worden vermeden indien het management snel en passend had gehandeld, iedere entiteit die voor haar herstructurering of voor de gecontroleerde ontmanteling een beroep doet op staatssteun, in de regel de president-directeur van de bank te vervangen, en zo nodig ook leden van de raad van bestuur.

38.

Om diezelfde redenen dient dit soort entiteiten een strikt beleid te voeren inzake de beloning van het management. Daartoe moet er een plafond komen voor de beloning van het management, gecombineerd met prikkels die ervoor zorgen dat de bank haar herstructureringsplan ten uitvoer legt met houdbare langetermijndoelstellingen van de onderneming voor ogen. Daarom dient een bank die staatssteun ontvangt in de vorm van herkapitalisatiemaatregelen of maatregelen ten behoeve van probleemactiva, het totale beloningsvolume voor haar personeelsleden, onder wie leden van de raad van bestuur en het hoger management, tot een passend niveau te beperken. Dat plafond voor de totale beloningen dient ook alle mogelijke vaste en variabele bestanddelen en pensioenen te omvatten en dient in overeenstemming te zijn met de artikelen 93 en 94 van de EU-richtlijn kapitaaltoereikendheid (CRD IV) (16).

De totale beloning van een van deze personen mag dus niet meer dan vijftienmaal hoger liggen dan het landelijke gemiddelde salaris in de EVA-staat waar de begunstigde onderneming is opgericht (17), of meer dan tienmaal hoger dan het gemiddelde salaris van werknemers bij de begunstigde bank.

Beloningsbeperkingen moeten gelden tot het eind van de herstructureringsperiode of totdat de bank de staatssteun heeft terugbetaald, naargelang wat als eerste plaatsvindt.

39.

Een bank die staatssteun ontvangt in de vorm van herkapitalisatiemaatregelen of maatregelen ten behoeve van probleemactiva, mag in beginsel geen ontslagvergoedingen betalen die hoger liggen dan wat wettelijk of contractueel bepaald is.

3.1.2.   Lastendeling door de aandeelhouders en de achtergestelde crediteuren

40.

Staatssteun kan moral hazard doen ontstaan en kan de tucht van de markt ondergraven. Om moral hazard te beperken, mag steun alleen worden verleend op voorwaarden waarmee bestaande investeerders op passende wijze in de lasten delen.

41.

Een passende lastendeling houdt normaal gesproken in dat, nadat de verliezen eerst zijn geabsorbeerd door het eigen vermogen, de houders van hybride kapitaal en van achtergestelde schuld een bijdrage leveren. Houders van hybride kapitaal en van achtergestelde schuld moeten bijdragen om het kapitaaltekort maximaal terug te brengen. Dit soort bijdragen kan de vorm aannemen van ofwel een omzetting in tier 1-kernkapitaal (18) of een afschrijving van de hoofdsom van de instrumenten. Hoe dan ook moet, voor zover dat wettelijk mogelijk is, worden voorkomen dat financiële middelen wegvloeien van de begunstigde naar de houders van die effecten.

42.

De Autoriteit zal, bij de toepassing van de staatssteunregels, niet eisen dat houders van senior schulden (met name gegarandeerde deposito's, niet-gegarandeerde deposito's, obligaties en alle overige senior schulden) verplicht bijdragen in de lastendeling, noch door omzetting in kapitaal, noch door afwaardering van de instrumenten.

43.

Wanneer de kapitaalratio van de bank met het vastgestelde kapitaaltekort boven het verplichte EER-minimum blijft, zou de bank doorgaans in staat moeten zijn om haar kapitaalpositie op eigen kracht te herstellen, met name door kapitaalversterkende maatregelen zoals die in punt 35 zijn beschreven. Indien er geen andere mogelijkheden voorhanden zijn (onder meer andere maatregelen van de toezichthouder zoals vroegtijdige interventiemaatregelen of andere remediërende maatregelen) om het kapitaaltekort weg te werken zoals dat door de bevoegde toezichthouder of afwikkelingsautoriteit is vastgesteld, moet die achtergestelde schuld worden omgezet in eigen vermogen, in beginsel voordat staatssteun wordt verleend.

44.

In gevallen waarin de bank niet lager voldoet aan de minimumeisen inzake toetsingsvermogen, moet de achtergestelde schuld worden omgezet of afgeschreven, in beginsel voordat staatssteun wordt verleend. Staatssteun mag niet worden verleend voordat eigen vermogen, hybride kapitaal en achtergestelde schuld volledig hebben bijgedragen in het compenseren van verliezen.

45.

Een uitzondering op de vereisten van de punten 43 en 44 kan worden gemaakt wanneer de tenuitvoerlegging van die maatregelen de financiële stabiliteit in gevaar zou brengen of tot onevenredige resultaten zou leiden. Deze uitzondering zou kunnen gelden voor zaken waarin het te ontvangen steunbedrag gering is in vergelijking met de risicogewogen activa van de bank en het kapitaaltekort aanzienlijk is teruggebracht, met name via kapitaalversterkende maatregelen zoals die in punt 35 zijn beschreven. Voor onevenredige resultaten of risico's voor de financiële stabiliteit kan ook een herschikking van de maatregelen om het kapitaaltekort aan te pakken, een mogelijke oplossing bieden.

46.

In het kader van de toepassing van de punten 43 en 44 dient ook de hand te worden gehouden aan het beginsel „geen crediteur slechter af” (19). Op die wijze zouden achtergestelde crediteuren, financieel gezien, niet minder ontvangen dan wat hun instrument waard was geweest indien geen staatssteun was verleend.

3.1.3.   Voorkomen dat middelen wegvloeien vóór een herstructureringsbesluit

47.

Om de steun tot het noodzakelijke minimum te beperken, moet zo snel mogelijk worden voorkomen dat middelen wegvloeien. Daarom is de Autoriteit van mening dat de bank, zodra zij weet of had moeten weten wat haar kapitaalbehoeften zijn, alle maatregelen dient te nemen die nodig zijn om haar middelen te behouden. Met name betekent dit dat vanaf dat tijdstip instellingen die kapitaalbehoeften hebben vastgesteld of hadden moeten vaststellen:

a)

geen dividend mogen uitkeren op aandelen of geen coupons mogen betalen op hybride kapitaalinstrumenten (of andere instrumenten waarvoor de couponbetaling discretionair is);

b)

zolang de herstructureringsperiode loopt, hun eigen aandelen niet mogen inkopen of geen hybride kapitaalinstrumenten mogen terugbetalen zonder voorafgaande toestemming van de Autoriteit;

c)

geen hybride kapitaalinstrumenten mogen inkopen, tenzij de instelling dankzij dit soort maatregel, eventueel in combinatie met andere maatregelen, haar kapitaaltekort volledig kan absorberen, en deze maatregel voldoende nauw aansluit bij de huidige marktprijzen (20) en tegen niet meer dan 10 % boven de marktprijs plaatsvindt. Iedere inkoopoperatie moet vooraf goedkeuring krijgen van de Autoriteit;

d)

geen kapitaalmanagementtransactie mag doorvoeren zonder voorafgaande goedkeuring van de Autoriteit;

e)

zich niet mag inlaten met agressieve commerciële praktijken;

f)

geen belang in een onderneming mag verwerven, via de overdracht van activa of aandelen. Die voorwaarde geldt niet voor: i) overnames die plaatsvinden in het kader van de normale bancaire activiteiten bij het beheer van bestaande vorderingen op noodlijdende bedrijven; ii) de verwerving van een belang in ondernemingen, mits de overnameprijs die wordt betaald, minder dan 0,01 % bedraagt van de laatst beschikbare balansomvang van de instelling op dat tijdstip en dat het totaal van de overnameprijzen dat voor al die overnames is betaald vanaf dat tijdstip tot en met het eind van de herstructureringsperiode, minder dan 0,025 % van haar op dat tijdstip laatst beschikbare balanstotaal is, en iii) de overname van een activiteit, nà goedkeuring van de Autoriteit, indien die — in uitzonderlijke omstandigheden — noodzakelijk is om de financiële stabiliteit te herstellen of om een daadwerkelijke mededinging te verzekeren;

g)

bij het adverteren niet mag uitpakken met de steun van de overheid en geen agressieve commerciële praktijken mag hanteren die, zonder de steun van de EVA-staat, niet mogelijk waren geweest.

48.

Omdat dient te worden verzekerd dat de steun tot het noodzakelijke minimum beperkt blijft, zal de Autoriteit, indien een bank initiatieven ontplooit die niet sporen met de in punt 47 genoemde voorwaarden, op een tijdstip dat haar behoefte aan bijkomend kapitaal voor een goed gerund bedrijf voor de hand had moeten liggen, om te bepalen welke maatregelen nodig zijn om de concurrentieverstoringen te beperken, het steunbedrag verhogen met een bedrag dat overeenstemt met de weggevloeide middelen.

3.1.4.   Het resterende kapitaaltekort dekken met herstructureringssteun

49.

Indien er na het doorvoeren van de kapitaalversterkende maatregelen en de maatregelen inzake lastendeling een kapitaaltekort blijft bestaan, kan dit in beginsel worden gedekt door een herkapitalisatie door de overheid, door maatregelen ten behoeve van probleemactiva, of door een combinatie van beide. Wil dit soort steun verenigbaar zijn, dan moet een herstructureringsplan bij de Autoriteit worden ingediend dat dient te voldoen aan de betreffende onderdelen van de crisisrichtsnoeren.

3.2.   REDDINGSSTEUN IN DE VORM VAN HERKAPITALISATIEMAATREGELEN EN MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN PROBLEEMACTIVA

50.

Wanneer de Autoriteit de in deze richtsnoeren uiteengezette beginselen begint toe te passen, zal een EVA-staat een herstructureringsplan bij de Autoriteit moeten aanmelden en goedkeuring volgens de staatssteunregels moeten krijgen voordat herkapitalisatiemaatregelen of maatregelen ten behoeve van probleemactiva kunnen worden genomen. Bij wijze van uitzondering kan de Autoriteit een EVA-staat echter toestemming geven om dit soort maatregelen op tijdelijke basis als reddingssteun te verlenen voordat een herstructureringsplan is goedgekeurd, indien dit soort maatregelen nodig zijn om de financiële stabiliteit in stand te houden. Indien een EVA-staat een beroep doet op deze clausule in verband met financiële stabiliteit, zal de Autoriteit vragen dat de bevoegde toezichthouder vooraf een analyse uitvoert waarin wordt bevestigd dat er momenteel (en niet in de toekomst) een kapitaaltekort bestaat, waardoor de toezichthouder de bankvergunning van de instelling per direct zou moeten intrekken indien dit soort maatregelen niet werd genomen. Bovendien moet uit die analyse blijken dat het uitzonderlijke risico voor de financiële stabiliteit niet binnen voldoende korte tijd kan worden afgewend met particulier kapitaal of met ieder andere, minder verstorende tijdelijke maatregel zoals een staatsgarantie.

51.

Een reddingsmaatregel die onder punt 50 valt, moet bij de Autoriteit worden aangemeld. Om tijdelijke goedkeuring van de Autoriteit te kunnen krijgen, moet dit soort maatregel voldoen aan de regels inzake vergoeding en lastendeling bij dit soort maatregelen zoals die zijn uiteengezet in de herkapitalisatierichtsnoeren, de verlengingsrichtsnoeren van 2011 en, in voorkomend geval, de richtsnoeren probleemactiva.

52.

Bovendien mag reddingssteun in de vorm van herkapitalisatiemaatregelen en maatregelen ten behoeve van probleemactiva niet beletten dat de voorwaarden inzake lastendeling zoals die in deze richtsnoeren zijn beschreven, worden nageleefd. Bijgevolg moeten de maatregelen inzake lastendeling ten uitvoer worden gelegd in het kader van de reddingssteun, of moeten de herkapitalisatiemaatregelen of maatregelen ten behoeve van probleemactiva zo worden opgezet dat de maatregelen inzake lastendeling achteraf ten uitvoer kunnen worden gelegd. Deze tenuitvoerlegging achteraf kan bijvoorbeeld worden bereikt via een herkapitalisatie van het eigen vermogen in een vorm die voorrang heeft op de bestaande kapitaalinstrumenten en achtergestelde schuldinstrumenten, terwijl deze toch in overeenstemming is met het geldende regelgevings- en toezichtskader.

53.

Nadat toestemming is gegeven voor de reddingssteun, moet de EVA-staat, in overeenstemming met de herstructureringsrichtsnoeren, een herstructureringsplan indienen binnen twee maanden vanaf de datum van de beschikking waarmee tijdelijk toestemming werd verleend voor de steun. Het herstructureringsplan zal worden getoetst aan de herstructureringsrichtsnoeren, rekening houdende met de beginselen inzake lastendeling zoals die in deze richtsnoeren worden beschreven.

3.3.   REGELINGEN VOOR DE HERKAPITALISATIE EN HERSTRUCTURERING VAN KLEINE INSTELLINGEN

54.

Steun aan kleine banken beïnvloedt de mededinging meestal minder dan steun aan grotere banken. Daarom en om een evenredige administratieve behandeling te verzekeren, dient de mogelijkheid te worden geboden van een eenvoudigere procedure voor kleinere banken, terwijl er toch wordt over gewaakt dat de mededingingsdistorsies tot het minimum beperkt blijven. De Autoriteit is dan ook bereid toestemming te verlenen voor regelingen ten behoeve van de herkapitalisatie en herstructurering van kleine instellingen wanneer die regelingen een duidelijk omschreven doel dienen en beperkt zijn tot een periode van zes maanden, op voorwaarde dat deze regelingen de beginselen in acht nemen die in de crisisrichtsnoeren zijn vastgesteld en met name de voorwaarden inzake lastendeling zoals die in deze richtsnoeren zijn beschreven. De toepassing van dit soort regelingen moet daarenboven beperkt worden tot banken met een balanstotaal van maximaal 100 miljoen EUR. De som van het balanstotaal van de banken die in het kader van die regeling steun ontvangen, mag niet meer bedragen dan 1,5 % van alle door banken op de binnenlandse markt van de betrokken EVA-staat gehouden activa.

55.

De Autoriteit zal elk van deze regelingen onderzoeken om na te gaan of die haar doelstelling bereikt en of zij correct ten uitvoer wordt gelegd. Met het oog daarop moet de EVA-staat, vanaf de goedkeuring van de regeling, om de zes maanden een verslag indienen over het gebruik dat van de regeling wordt gemaakt.

4.   GARANTIES EN LIQUIDITEITSSTEUN NIET ZIJNDE DOOR CENTRALE BANKEN VERSCHAFTE LIQUIDITEIT

56.

Liquiditeitssteun en garanties voor verplichtingen kunnen tijdelijk voor stabiliteit zorgen aan de passiefzijde van de balans van een bank. Daarom kan de Autoriteit — anders dan bij herkapitalisatiemaatregelen of maatregelen ten behoeve van probleemactiva (waar de betrokken EVA-staat eerst een herstructureringsplan moet indienen en laten goedkeuren door de Autoriteit voordat die maatregelen kunnen worden verleend) — accepteren dat EVA-staten garanties en liquiditeitssteun die zij willen verlenen, aanmelden na een tijdelijke goedkeuring als reddingssteun maar voordat een herstructureringsplan is goedgekeurd.

57.

Garanties en liquiditeitssteun kunnen individueel bij de Autoriteit worden aangemeld; daarnaast kan de Autoriteit ook regelingen die in liquiditeitsmaatregelen voorzien, goedkeuren voor een periode van maximaal zes maanden.

58.

Dit soort regelingen moet beperkt blijven tot banken die geen kapitaaltekort vertonen. Wanneer een bank met een kapitaaltekort dringend liquide middelen nodig heeft, is een afzonderlijke aanmelding bij de Autoriteit vereist (21). Onder die omstandigheden zal de Autoriteit de in de punten 32, 33 en 34 beschreven procedure overeenkomstig toepassen, daaronder begrepen de eis dat er een herstructurerings- of ontmantelingsplan moet voorliggen, tenzij de steun binnen twee maanden wordt terugbetaald.

59.

Om door de Autoriteit te kunnen worden goedgekeurd, moeten garanties en liquiditeitssteun aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

garanties mogen alleen worden afgegeven voor nieuwe uitgiften van senior schuld van kredietinstellingen (achtergestelde schuld is uitgesloten);

b)

garanties mogen alleen worden afgegeven voor schuldinstrumenten met een looptijd van drie maanden tot vijf jaar (of, in het geval van gedekte obligaties, maximaal zeven jaar). Garanties met een looptijd van meer dan drie jaar moeten, behalve in goed onderbouwde gevallen, worden beperkt tot één derde van de uitstaande garanties die aan de individuele bank zijn verleend;

c)

het minimumniveau van de vergoedingen voor de staatsgaranties moet in overeenstemming zijn met de formule zoals die in de verlengingsrichtsnoeren van 2011 is beschreven;

d)

bij de Autoriteit moet binnen twee maanden een herstructureringsplan worden ingediend voor een kredietinstelling die garanties heeft gekregen voor nieuwe verplichtingen of voor verlengde verplichtingen waarvoor, op het tijdstip van de toekenning van de nieuwe garantie, het totale uitstaande bedrag aan gegarandeerde verplichtingen (met inbegrip van garanties die vóór de datum van dat besluit zijn verleend) hoger ligt dan zowel een ratio van 5 % van alle verplichtingen als een totaalbedrag van 500 miljoen EUR;

e)

voor kredietinstellingen waarbij de garantie moet worden uitgewonnen, moet een individueel herstructurerings- of ontmantelingsplan worden ingediend binnen twee maanden nadat de garantie werd geactiveerd;

f)

de begunstigden van garanties en liquiditeitssteun mogen bij het adverteren niet uitpakken met de steun van de overheid en mogen geen agressieve commerciële praktijken hanteren die, zonder de steun van de EVA-staat, niet mogelijk waren geweest.

60.

Voor regelingen voor garanties en liquiditeitssteun moeten daarnaast de volgende criteria vervuld zijn:

a)

de regeling moet beperkt blijven tot banken die geen kapitaaltekort hebben, zoals overeenkomstig punt 28 is bevestigd door de bevoegde toezichthouder;

b)

garanties met een looptijd van meer dan drie jaar moeten worden beperkt tot één derde van de totale garanties die aan de individuele bank zijn verleend;

c)

EVA-staten moeten bij de Autoriteit om de drie maand verslag uitbrengen over: i) het functioneren van de regeling; ii) de uitgiften van gegarandeerde schuld, en iii) de daadwerkelijk berekende vergoedingen;

d)

EVA-staten moeten hun verslagen over het functioneren van de regeling aanvullen met beschikbare geactualiseerde informatie over de kosten van vergelijkbare uitgiften van niet-gegarandeerde schuld (aard, volume, rating, valuta).

61.

In uitzonderlijke omstandigheden kan ook goedkeuring worden gegeven voor garanties ten behoeve van uitzettingen van de Europese Investeringsbank (EIB) op banken, met het oog op het herstel van de kredietverlening aan de reële economie in landen waar de voorwaarden op de kredietmarkt bijzonder krap zijn vergeleken met het EER-gemiddelde. Bij het beoordelen van die maatregelen zal de Autoriteit met name nagaan of die banken daarmee geen ongewenst voordeel verleend krijgen dat bijvoorbeeld zou kunnen dienen om andere zakelijke activiteiten van die banken uit te bouwen. Dit soort garanties mag slechts een looptijd van maximaal zeven jaar hebben. Indien deze garanties goedkeuring van de Autoriteit krijgen, doen zij voor de bank geen verplichting ontstaan om een herstructureringsplan in te dienen.

5.   LIQUIDITEITSVERSCHAFFING DOOR CENTRALE BANKEN EN MAATREGELEN VAN DEPOSITOGARANTIEREGELINGEN EN AFWIKKELINGSFONDSEN

62.

De normale activiteiten van centrale banken op het gebied van monetair beleid, zoals open markttransacties en permanente faciliteiten, vallen niet onder het toepassingsgebied van staatssteunregels. Specifieke steun voor een bepaalde kredietinstelling (doorgaans emergency liquidity assistance (ELA) genoemd) kan steun vormen, tenzij aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan (22):

a)

de kredietinstelling is tijdelijk illiquide, maar is solvabel op het tijdstip van de liquiditeitsverschaffing die in uitzonderlijke omstandigheden plaatsvindt, en deze maatregel maakt geen deel uit van een ruimer pakket steunmaatregelen;

b)

de faciliteit wordt volledig gedekt door zekerheden waarop passende reductiefactoren (haircuts) zijn toegepast, afhankelijk van de kwaliteit en de marktwaarde ervan;

c)

de centrale bank berekent de begunstigde een strafrente;

d)

de maatregel wordt genomen op initiatief van de centrale bank, en wordt met name niet door enige tegengarantie van de staat afgedekt.

63.

Maatregelen in het kader van depositogarantieregelingen om depositohouders terug te betalen in overeenstemming met de verplichtingen van EVA-staten uit hoofde van Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad (23), vormen geen staatssteun (24). Evenwel kan het gebruik van deze of vergelijkbare middelen om kredietinstellingen te helpen herstructureren, staatssteun vormen. Hoewel de betrokken middelen van de particuliere sector afkomstig kunnen zijn, kunnen zij toch steun vormen omdat zij onder de zeggenschap van de Staat komen te staan en het besluit over de aanwending van die middelen aan de Staat valt toe te rekenen (25). De Autoriteit zal staatssteun in de vorm van dit soort maatregelen op zijn verenigbaarheid beoordelen op grond van deze richtsnoeren.

64.

Staatssteun in de vorm van maatregelen van een afwikkelingsfonds zullen op grond van deze richtsnoeren worden beoordeeld, om deze op hun verenigbaarheid met de werking van de EER-overeenkomst te kunnen beoordelen.

6.   SPECIFIEKE OVERWEGINGEN MET BETREKKING TOT LIQUIDATIESTEUN

6.1.   ALGEMENE BEGINSELEN

65.

EVA-staten moeten aanmoedigen dat niet-levensvatbare marktdeelnemers van de markt verdwijnen, maar zij moeten dit exitproces wel gecontroleerd laten verlopen — in het belang van de financiële stabiliteit. De gecontroleerde liquidatie van een kredietinstelling in moeilijkheden dient steeds te worden overwogen wanneer de instelling niet geloofwaardig opnieuw levensvatbaar op lange termijn kan worden.

66.

De Autoriteit erkent dat het, gezien de specifieke kenmerken van kredietinstellingen en bij gebreke van mechanismen om kredietinstellingen af te wikkelen zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen, misschien niet doenbaar is om een kredietinstelling volgens de gewone insolventieprocedures te liquideren. Daarom kunnen overheidsmaatregelen ter ondersteuning van de liquidatie van faillerende kredietinstellingen als verenigbare steun worden beschouwd, mits de in punt 44 aangegeven voorwaarde in acht wordt genomen.

67.

Het doel van de gecontroleerde liquidatie moet de stopzetting zijn van de activiteit van de noodlijdende kredietinstelling binnen een beperkte tijdsspanne. Dat doel houdt in dat geen nieuwe activiteiten van derden mogen worden verricht. Een en ander belet echter niet dat bestaande activiteiten worden verricht, indien daarmee de liquidatiekosten kunnen worden verminderd. Bovendien moet het doel van liquidatie zoveel mogelijk zijn om delen van de activiteiten of activa te verkopen via een concurrerend proces. Bij de procedure voor een gecontroleerde liquidatie moeten de opbrengsten van de verkoop van activa bijdragen in de kosten van de liquidatie.

68.

EVA-staten kunnen ook kiezen uit een aantal instrumenten om de liquidatie van noodlijdende kredietinstellingen te organiseren. Staatssteunmaatregelen die ter ondersteuning van dit soort liquidatie ten uitvoer worden gelegd, moeten voldoen aan de in de punten 69 tot en met 82 uitgewerkte beginselen.

6.2.   VOORWAARDEN VOOR DE GOEDKEURING VAN LIQUIDATIESTEUN

69.

EVA-staten moeten met een plan komen voor de gecontroleerde liquidatie van de kredietinstelling.

70.

De Autoriteit zal de verenigbaarheid van steunmaatregelen ter afwikkeling van kredietinstellingen, mutatis mutandis, volgens dezelfde lijnen beoordelen als die in de onderdelen 2, 3 en 4 van de herstructureringsrichtsnoeren ten aanzien van herstructureringssteun werden uitgezet.

71.

Het specifieke karakter van een gecontroleerde liquidatie geeft aanleiding tot de volgende overwegingen (de punten 72 tot en met 78).

6.2.1.   De liquidatiekosten beperken

72.

EVA-staten dienen aan te tonen dat dankzij de steun de kredietinstelling daadwerkelijk gecontroleerd kan worden ontmanteld, terwijl het steunbedrag toch beperkt blijft tot het minimum dat noodzakelijk is om de instelling tijdens de liquidatie in bedrijf te houden, met het oog op de met deze richtsnoeren nagestreefde doelstelling en om te voldoen aan de daarin geformuleerde eisen ten aanzien van lastendeling.

6.2.2.   De concurrentieverstoringen beperken

73.

Om buitensporige concurrentieverstoringen te vermijden, dient de ontmantelingsfase beperkt te blijven tot de periode die strikt noodzakelijk is voor een gecontroleerde liquidatie.

74.

Zolang de begunstigde kredietinstelling actief blijft, mag zij op de markt niet actief concurreren of nieuwe activiteiten ontplooien. Haar activiteiten moeten in beginsel beperkt blijven tot het voortzetten en afronden van de nog lopende activiteiten ten behoeve van bestaande cliënten. Nieuwe activiteiten met bestaande cliënten moeten beperkt blijven tot het aanpassen van de voorwaarden van bestaande contracten en het herstructureren van bestaande leningen, op voorwaarde dat dit soort aanpassingen de netto contante waarde van het betrokken actief ten goede komt.

75.

Het tariefbeleid van de te ontmantelen kredietinstelling moet zo zijn vormgegeven dat cliënten worden aangemoedigd om op zoek te gaan naar aantrekkelijkere alternatieven.

76.

Wanneer een bankvergunning nodig is — bijvoorbeeld voor een rompbank of een tijdelijke instelling die wordt opgericht uitsluitend met het oog op een gecontroleerde liquidatie van een kredietinstelling („brugbank”) — dient deze beperkt te blijven tot de activiteiten die strikt noodzakelijk zijn voor de ontmanteling. De bankvergunning dient zo snel mogelijk door de bevoegde toezichthouder te worden ingetrokken.

6.2.3.   Lastendeling

77.

In het kader van een gecontroleerde liquidatie, dient erover te worden gewaakt dat de moral hazard zo klein mogelijk blijft, met name door te beletten dat bijkomende steun wordt verleend ten behoeve van de aandeelhouders en houders van achtergestelde schuld. Daarom mogen de vorderingen van aandeelhouders en houders van achtergestelde schuld niet worden overgedragen op economische activiteiten die blijven doorgaan.

78.

De onderdelen 3.1.2 en 3.1.3 moeten overeenkomstig worden toegepast.

6.3.   VERKOOP VAN EEN KREDIETINSTELLING TIJDENS EEN GECONTROLEERDE LIQUIDATIE

79.

De verkoop van een kredietinstelling tijdens een gecontroleerde liquidatie kan staatssteun voor de koper inhouden, tenzij de verkoop plaatsvindt via een open en onvoorwaardelijke biedprocedure en de activa aan de hoogste bieder worden verkocht. Dit soort biedprocedure dient, in voorkomend geval, de mogelijkheid te bevatten om delen van de instelling aan verschillende bieders te verkopen.

80.

Met name zal de Autoriteit, wanneer zij moet bepalen of er sprake is van staatssteun aan de koper van de kredietinstelling (of delen daarvan), nagaan of:

a)

de verkoopprocedure open, onvoorwaardelijk en niet-discriminerend is;

b)

de verkoop op marktvoorwaarden plaatsvindt, en

c)

de kredietinstelling of de overheid, afhankelijk van de gekozen structuur, voor de betrokken activa en verplichtingen een zo hoog mogelijke verkoopprijs probeert te krijgen.

81.

Wanneer de Autoriteit tot de bevinding komt dat er sprake is van steun voor de koper, zal zij de verenigbaarheid van die steun afzonderlijk beoordelen.

82.

Indien steun wordt verleend aan de te verkopen economische activiteit (in plaats van aan de koper van die activiteit), zal de verenigbaarheid van die steun afzonderlijk worden onderzocht in het licht van deze richtsnoeren. Indien de liquidatieprocedure de verkoop inhoudt van een economische entiteit met een aanzienlijk marktaandeel, zal de Autoriteit nagaan in hoeverre maatregelen nodig zijn ter beperking van de concurrentieverstoringen die door de steun aan die economische activiteit worden veroorzaakt, en zal zij nagaan of de uit de verkoop ontstane entiteit levensvatbaar kan zijn. Bij deze beoordeling van de levensvatbaarheid zal de Autoriteit afdoende rekening houden met de omvang en de sterkte van de koper ten opzichte van de omvang en de sterkte van de over te nemen activiteiten.

6.4.   VOORWAARDEN VOOR DE GOEDKEURING VAN REGELINGEN VOOR GECONTROLEERDE LIQUIDATIE

83.

Wanneer EVA-staten regelingen ten uitvoer leggen om een oplossing te bieden voor kredietinstellingen in ademnood, kan dat ook de mogelijkheid inhouden dat steun wordt verleend om de gecontroleerde liquidatie van kredietinstellingen in ademnood te verzekeren, terwijl de negatieve overloopeffecten voor de sector en de economie als geheel beperkt worden.

84.

De Autoriteit is van mening dat regelingen inzake liquidatiesteun voor kredietinstellingen van beperkte omvang (26) kunnen worden goedgekeurd, mits deze regelingen goed zijn ontworpen zodat de in punt 44 uiteengezette voorwaarden inzake lastendeling door de aandeelhouders en de houders van achtergestelde schuld worden nageleefd en om de problemen inzake moral hazard en andere mededingingsbezwaren uit de weg te ruimen.

85.

De verenigbaarheid van dit soort regelingen zal worden beoordeeld in het licht van de voorwaarden beschreven in deel 3. Wanneer EVA-staten een regeling bij de Autoriteit aanmelden, moeten zij dus gedetailleerde informatie verschaffen over de hele procedure en over de voorwaarden voor de maatregelen ten behoeve van de begunstigde instellingen.

86.

Aangezien de mate waarin de mededinging wordt verstoord, kan verschillen naargelang van de aard van de begunstigde instelling en haar positie op de markt, is misschien een individuele beoordeling nodig om ervoor te zorgen dat de procedure geen ongewenste mededingingsdistorsies veroorzaakt. Daarom moeten steunmaatregelen die in het kader van een goedgekeurde regeling worden verleend aan kredietinstellingen met activa van in totaal meer dan 3 000 miljoen EUR, afzonderlijk worden aangemeld met het oog op goedkeuring.

6.5.   MONITORING

87.

De EVA-staten moeten regelmatig — ten minste eenmaal per jaar — verslagen indienen over het functioneren van regelingen die overeenkomstig onderdeel 6.4 zijn goedgekeurd. Die verslagen moeten ook informatie bevatten voor elke kredietinstelling die overeenkomstig onderdeel 6.4 wordt geliquideerd.

88.

Ten einde de Autoriteit in staat te stellen het verloop van de gecontroleerde liquidatie en de impact daarvan op de mededinging te monitoren, moeten EVA-staten regelmatig (ten minste eenmaal per jaar) verslagen indienen over het verloop van de liquidatieprocedure voor elke bank die wordt geliquideerd, alsmede een eindverslag wanneer de ontmantelingsprocedure is afgerond. In bepaalde gevallen kan een monitoring trustee en/of een met de afstoting belaste trustee worden aangesteld die ervoor moet zorgen dat alle voorwaarden en verplichtingen waarvan de goedkeuring van de steun afhankelijk is gesteld, worden nageleefd.

7.   DATUM VAN TOEPASSING EN TOEPASSINGSDUUR

89.

De Autoriteit zal de in deze richtsnoeren uiteengezette beginselen toepassen vanaf 1 december 2013.

90.

Aanmeldingen die door de Autoriteit vóór 1 december 2013 zijn geregistreerd, zullen worden getoetst aan de criteria die gelden op het tijdstip van de aanmelding.

91.

De Autoriteit zal onderzoeken of steun die zonder haar toestemming — en dus in strijd met artikel 1, lid 3, van deel I van Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie — is toegekend, verenigbaar is met de werking van de EER-overeenkomst op basis van deze richtsnoeren indien die steun geheel of gedeeltelijk na de bekendmaking van deze richtsnoeren in het Publicatieblad van de Europese Unie en het EER-Supplement is toegekend.

92.

In alle overige gevallen zal zij het onderzoek verrichten op basis van de op het tijdstip van de toekenning van de steun geldende crisisrichtsnoeren.

93.

De Autoriteit zal deze richtsnoeren opnieuw bezien wanneer dat passend wordt geacht, met name om in te spelen op veranderingen in marktomstandigheden of in het regelgevingskader die invloed kunnen hebben op de regels zoals die in deze richtsnoeren zijn uiteengezet.

94.

De bancaire richtsnoeren van 2008 worden ingetrokken met ingang van 30 november 2013.

95.

In de richtsnoeren probleemactiva worden punt 47 en bijlage 5 geschrapt.

96.

De herstructureringsrichtsnoeren worden als volgt gewijzigd:

 

In punt 4 komt de eerste zin als volgt te luiden: „Wanneer een financiële instelling staatssteun heeft ontvangen, dient de EVA-staat een herstructureringsplan in te dienen, om de levensvatbaarheid van individuele banken op lange termijn te bevestigen of te herstellen zonder dat nog een beroep op staatssteun hoeft te worden gedaan.”.

 

Voetnoot 6 bij punt 4 wordt geschrapt.

 

Punt 7, derde streepje, komt als volgt te luiden: „wanneer de Autoriteit het basisbeginsel van een passende verdeling van de lasten tussen EVA-staten en de begunstigde banken toepast, zal zij de algemene toestand van de financiële sector voor ogen houden;”.

 

Punt 8 wordt geschrapt.

 

Voetnoot 28 bij de eerste zin van punt 21 komt als volgt te luiden: „Zie deel 6 van de bancaire richtsnoeren van 2013.”.

 

Punt 25 komt als volgt te luiden: „Iedere afwijking van een passende lastendeling vooraf die met het oog op financiële stabiliteit bij wijze van uitzondering vóór een herstructureringsplan wordt verleend, moet worden gecompenseerd door een verdere bijdrage in een latere fase van de herstructurering, bijvoorbeeld in de vorm van terugvorderingsclausules en/of door een ingrijpendere herstructurering, met verdere maatregelen om de concurrentievervalsing te beperken.”.


(1)  Deze richtsnoeren stemmen overeen met de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis („Bankenmededeling”) (PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1).

(2)  Richtsnoeren voor de toepassing en uitlegging van de artikelen 61 en 62 van de EER-overeenkomst en artikel 1 van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, op 19 januari 1994 vastgesteld en uitgevaardigd door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, bekendgemaakt in PB L 231 van 3.9.1994, blz. 1 en EER-Supplement nr. 32 van 3.9.1994, blz. 1, hierna „de richtsnoeren staatssteun” genoemd. Deze richtsnoeren werden laatstelijk gewijzigd op 23 oktober 2013. Een geactualiseerde versie van de richtsnoeren staatssteun is beschikbaar op de website van de Autoriteit onder: http://www.eftasurv.int/state-aid/legal-framework/state-aid-guidelines/. Deel VIII van de richtsnoeren staatssteun bevat de tijdelijke regels met betrekking tot de financiële crisis, met de volgende reeks crisisrichtsnoeren:

1

de toepassing van de staatssteunregels op maatregelen genomen met betrekking tot financiële instellingen („de bancaire richtsnoeren”) (PB L 17 van 20.1.2011, blz. 1 en EER-Supplement nr. 3 van 20.1.2011, blz. 1);

2

de herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis („de herkapitalisatierichtsnoeren”) (PB L 17 van 20.1.2011, blz. 1 en EER-Supplement nr. 3 van 20.1.2011, blz. 1);

3

de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis („de tijdelijk-steunkaderichtsnoeren”) (PB L 17 van 20.1.2011, blz. 1 en EER-Supplement nr. 3 van 20.1.2011, blz. 1);

4

de behandeling van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa in de EER-banksector („de richtsnoeren probleemactiva”) (PB L 23 van 27.1.2011, blz. 31 en EER-Supplement nr. 4 van 27.1.2011, blz. 1);

5

het herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels („de herstructureringsrichtsnoeren”) (PB L 282 van 24.10.2013, blz. 72 en EER-Supplement nr. 58 van 24.10.2013, blz. 1).

De richtsnoeren met betrekking tot de financiële crisis werden nadien tweemaal verlengd, een eerste maal in 2011 („de verlengingsrichtsnoeren van 2011”) (PB L 332 van 15.12.11, blz. 20 en EER-Supplement nr. 67 van 15.12.2011, blz. 7) en vervolgens in 2012 („de verlengingsrichtsnoeren van 2012”) (PB L 282 van 24.10.2013, blz. 72 en EER-Supplement nr. 58 van 24.10.2013, blz. 1).

(3)  Zie punt 14 van de verlengingsrichtsnoeren van 2011.

(4)  De initiatieven voor het oprichten van de Bankenunie werden in eerste instantie opgezet voor de eurozone, omdat de leden van de eurozone over verschillende gemeenschappelijke instrumenten beschikken, maar niet over een gedeeld toezicht. EU-lidstaten buiten de eurozone zullen echter de mogelijkheid hebben om deel te nemen indien zij dat willen. Momenteel is niet duidelijk in hoeverre EU-lidstaten van buiten de eurozone kunnen beslissen deel te nemen aan deze initiatieven. Wat de EER-/EVA-staten betreft, de EFTA Working Group on Financial Services heeft de ontwikkelingen bij de EU met grote belangstelling gevolgd en heeft van EU-zijde informatie gekregen over de Bankenunie. Tot dusver heeft nog geen overleg plaatsgevonden over de mogelijke betrokkenheid van de EVA-staten.

(5)  Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, COM(2012) 280 final van 6 juni 2012. De EFTA Working Group on Financial Services volgt de ontwikkelingen bij de EU van nabij. Het ziet ernaar uit dat dit voorstel geacht kan worden voor de EER relevant te zijn en dat het dus waarschijnlijk in de EER-overeenkomst zal worden opgenomen zodra het in de EU is aangenomen.

(6)  Zie bv. punt 22 van de herstructureringsrichtsnoeren.

(7)  Zie punt 24 van diezelfde herstructureringsrichtsnoeren.

(8)  Zie onderdeel 1.2. van de tijdelijk-steunkaderrichtsnoeren van de Autoriteit en de verwijzing daarin naar het werkdocument van DG Concurrentie van 30 april 2010„The application of state aid rules to government guarantee schemes covering bank debt to be issued after 30 June 2010”.

(9)  In die richtsnoeren wordt de eis geformuleerd dat, ongeacht het steunbedrag, een herstructureringsplan moet worden ingediend voor alle banken die staatssteun ontvangen in de vorm van kapitaal of maatregelen ten behoeve van probleemactiva.

(10)  Met „bevoegde toezichthouders” wordt iedere nationale bevoegde autoriteit bedoeld die door de deelnemende EER-staten is aangewezen overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1), als aangepast aan de EER-overeenkomst bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 65/2008 (PB L 257 van 25.9.2008, blz. 27 en EER-Supplement nr. 58 van 25.9.2008, blz. 9), of de Europese Centrale Bank in het kader van de toezichtstaken zoals die haar voor in een aan het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (SSM) deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstellingen zijn opgedragen in artikel 1 van het voorstel van de Commissie voor een Verordening van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen. Wat het genoemde voorstel van de Commissie voor een Raadsverordening betreft, de EFTA Working Group on Financial Services volgt de ontwikkelingen bij de EU met grote belangstelling.

(11)  Zie voetnoot 2.

(12)  In de zin van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2006/48/EG, als aangepast aan de EER-overeenkomst bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 65/2008 (reeds aangehaald in voetnoot 10).

(13)  Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3), als aangepast aan de EER-overeenkomst bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 78/2011 (PB L 262 van 6.10.2011, blz. 45 en EER-Supplement nr. 54 van 6.10.2011, blz. 57).

(14)  Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1), als aangepast aan de EER-overeenkomst bij Besluit nr. 60/2004 van het Gemengd Comité van de EER (PB L 277 van 26.8.2004, blz. 172 en EER-Supplement nr. 43 van 26.8.2004, blz. 156).

(15)  Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1), als aangepast aan de EER-overeenkomst bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 95/1999 van 16 juli 1999 (PB L 296 van 23.11.2000, blz. 61 en EER-Supplement nr. 55 van 23.11.2000, blz. 160).

(16)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338). Deze handeling is nog niet in de EER-overeenkomst opgenomen.

(17)  Zoals door de OESO op haar website bekendgemaakt op http://stats.oecd.org/Index.aspx, onder de rubriek Average Annual Wages (in constante prijzen voor het laatst beschikbare jaar).

(18)  In de zin van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1). Momenteel wordt bij de EVA gewerkt aan de opneming van deze handeling in de EER-overeenkomst.

(19)  Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door een holdingmaatschappij op te richten. Het eigendom van de bank zou worden geboekt aan de activazijde van de holdingmaatschappij, terwijl het eigen vermogen, de hybride kapitaalinstrumenten en de achtergestelde schuld die de bank aanhield voordat de staatssteun werd verleend, bij de holdingmaatschappij aan de passivazijde zouden worden geboekt, met dezelfde voorrangsstructuur als die welke bij de bank vóór de interventie bestond.

(20)  Bijvoorbeeld indien de inkoop plaatsvindt tegen een korting van dubbele cijfers in procentpunt van de nominale waarde van de marktprijs (of, bij gebreke van een markt, een alternatieve maatstaf van de marktprijs) om winst te genereren, of indien de terugkoop deel uitmaakt van een afruil waardoor de kredietinstelling het kapitaaltekort verkleint door kapitaal van een hogere kwaliteit.

(21)  Banken die reeds goedgekeurde reddingssteun hebben ontvangen op de datum van de inwerkintreding van deze richtsnoeren, maar die nog geen definitieve goedkeuring hebben gekregen voor de herstructureringssteun, kunnen in het kader van een liquiditeitsregeling steun ontvangen zonder dat er individuele aanmelding vereist is.

(22)  In die gevallen zullen de maatregelen nadien worden beoordeeld in het kader van het herstructureringsplan.

(23)  Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5), als bedoeld in punt 19a van hoofdstuk II (ii) van bijlage IX bij de EER-overeenkomst.

(24)  Zie, per analogiam, arrest van 5 april 2006, zaak T-351/02, Deutsche Bahn AG/Commissie, Jurispr. 2006, blz. II-1047, punt 114, en arrest van 23 april 2009, zaak C-460/07, Sandra Puffer/Unabhängiger Finanzsenat, Außenstelle Linz, Jurispr. 2009, blz. I-3251, punt 70.

(25)  Zie het besluit betreffende steunmaatregel N 407/10 — Denemarken — Danish winding-up scheme (PB C 312 van 17.11.2010, blz. 5).

(26)  Zie bv. het besluit betreffende steunmaatregel N 407/10 — Denemarken — Danish winding-up scheme (PB C 312 van 17.11.2010, blz. 7).


Top